VOORUITBOEREN OVERIJSSEL 1950-2000
T I U R O VO
BOEREN OV
-2000
L 1950 ERIJSSE
Het paard maakte plaats voor de trekker, de melkbus voor de koeltank en het agrarisch familiebedrijf voor grootschalige ondernemingen. De oudere generatie boeren heeft het leven en werken op de boerderij revolutionair zien veranderen. In een periode van enkele decennia kreeg het platteland een volledig ander aanzien. Rondom historische boerderijen schoten nieuwe bedrijfsgebouwen als paddenstoelen uit de grond. Snijmaïs en gras verdrongen het graan en de akkertjes met aardappels of suikerbieten. Historici Ewout van der Horst en Martin van der Linde van de IJsselacademie spraken zestig boeren en boerinnen en andere vertegenwoordigers uit de agrarische sector in Overijssel. Wat bepaalde de ontwikkeling van de boerenbedrijven? Waarom bouwde de één een ligboxenstal en de ander niet? En hoe hebben ze alle veranderingen ervaren? Met een mengeling van weemoed en trots vertellen de mensen over zaken als grond, opleiding, fokkerij, coöperaties en veemarkten. Over hoe ze met hard werken beetje bij beetje konden vooruitboeren.
T I U R VOO
N E R E O B S S J I R E OV
Ewout van der Horst Martin van der Linde
ijsselacademie
0 0 0 2 0 EL 195
T I U R O O V
N E R E BO S S J I R E OV
0 0 0 2 0 5 9 1 L E
Ewout van der Horst Martin van der Linde met foto’s van
Albert Bartelds
INHOUD
4
Inleiding
10
Familie
15
Grond
18
Bedrijf
22
Jeugd
27
Onderwijs
31
Huwelijk
33
Boerin
35
Bedrijfsovername
43
Inwoning
47
Personeel
Veehandel
148
Voederwinning
191
Bedrijfsverbreding
55
Akkerbouw
103
Fokkerij
155
Financiën
195
Bedrijfsbeëindiging
59
Tuinbouw
111
Landbouwcoöperatie
159
Pacht
198
Bedrijfsopvolging
65
Fruitteelt
114
Zuivelfabriek
165
Landbouwquota
203
Terugblik
67
Melkvee
119
Standsorganisaties
169
Milieu
206
Besluit
75
Kippen
125
Landbouwvoorlichting
172
Natuur
209
Bronnen
79
Varkens
129
Streekverbetering
179
Gezin
210
Geïnterviewden
83
Paarden
132
Ruilverkaveling
181
Huishouden
214
Illustraties
86
Trekkers
139
Bedrijfsverbetering
183
Vrijetijdsbesteding
215
Dankwoord
95
Diergezondheid
143
Ligboxenstal
185
Naoberschap
99
Luchtfoto van de boerderij van familie Oldehinkel, ca. 2015.
4
INLEIDIN
G
De historische boerderij van Mina Oldehinkel in Collendoorn te Hardenberg verdwijnt in het niet bij de stallen die erachter staan. Een ligboxenstal voor 180 koeien, twee kalverschuren voor in totaal 1.500 mestkalveren en een oude varkensschuur met een zeventigtal meststieren omsluiten het erf. Beide zoons van Oldehinkel zijn werkzaam op het bedrijf, met de hulp van twee medewerkers. Het contrast met haar ouderlijk huis kon bijna niet groter zijn.
Oldehinkel komt van een kleine boerderij in het naburige Heemse. In het achterhuis stonden vier koeien, wat varkens en een paard. De kippen zaten boven de koeienstal op de hilde. In driekwart eeuw heeft de boerin ongelofelijk veel zien veranderen. Voor haar betekent het vooruitgang. Hoewel ze haar hart weleens vasthoudt, is ze maar wat trots op haar ondernemende zoons.
MODERNISERING In 1947 telde Overijssel bijna 25.000 agrarische bedrijven, tegenwoordig amper 8.000. Het aantal bedrijven nam dus met ruim twee derde af. Achter deze kille cijfers gaat een wereld aan lief en leed
De zoons van Mina Oldehinkel in Collendoorn bouwden het familiebedrijf uit tot een modern agrarisch complex.
5
In een oude boerderij te Azelo is een zogenaamde Hollandse stal met brand vrije zolder gemaakt, 1955.
6
schuil: ervaringen van noeste werkers die het niet meer konden bolwerken op hun bedrijf of boeren die bij gebrek aan een opvolger moesten stoppen. Aan de andere kant staan de succesverhalen van boerenbedrijven die steeds groter groeiden en tezamen nu een veelvoud produceren van al die boeren uit 1950 bij elkaar. In dit boek combineren we beide verhaallijnen tot een veelzijdige vertelling over de naoorlogse veranderingen op het Overijsselse platteland. De focus ligt op de periode van 1950 tot 2000. Als het gaat om landbouwgeschiedenis vervallen mensen vrij snel in nostalgische en statische termen. Kunstenaars, filmmakers en auteurs zetten meestal een weinig dynamisch beeld van de landbouw neer, als een verstilde opname van het platteland uit grootmoeders
tijd. Zij richten zich vaak op de meer traditionele, achtergebleven figuren, die als bakens van rust en vasthoudendheid in een veranderende wereld fungeren. De suggestie wordt gewekt alsof in de twintigste eeuw na vele eeuwen ineens een einde is gekomen aan de ‘oude landbouw’ van zelfvoorzienende familiebedrijfjes. Maar ze lijken daarbij te vergeten dat de landbouw altijd in ontwikkeling is geweest. Boeren hebben zich sinds het ontstaan van de landbouw beziggehouden met nieuwe technieken en verbetering van rassen en gewassen. Het boerenbedrijf is voortdurend gemoderniseerd. Vanaf de negentiende eeuw is het moderniseringsproces in een stroomversnelling gekomen. Er deden zich ingrijpende ontwikkelingen voor zoals de internationalisering van de landbouwmarkt, de stormachtige opkomst van coöperaties en de introductie van kunstmest, prikkeldraad en allerhande werktuigen. Zelfvoorzienend waren de boeren in de twintigste eeuw al lang niet meer. Hun bedrijven waren verweven geraakt met de internationale levensmiddelenmarkt, met alle consequenties van dien. De focus van dit boek ligt op de veranderingen in de Overijsselse landbouw in de tweede helft van de twintigste eeuw. Vooral in de jaren zestig en zeventig volgden de ontwikkelingen elkaar in rap tempo op. Ingrijpende processen als mechanisatie, schaalvergroting en specialisatie gingen hand in hand, waardoor gemengde, kleinschalige bedrijven in een mum van tijd uitgroeiden tot moderne gespecialiseerde ondernemingen. De nadruk kwam daarbij te liggen op melkvee, maar ook varkens- en pluimveehouderijen kregen in Overijssel stevig voet aan de grond. Over de economische achtergronden van deze ontwikkelingen zijn
talloze rapporten en boeken geschreven. Wij hebben ons in dit onderzoek meer gericht op de persoonlijke kant van het verhaal. Centraal staan de levenservaringen van de werkers in de agrarische sector.
ZESTIG LEVENSVERHALEN De afgelopen twee jaar spraken we met ruim zestig boeren en boerinnen plus andere betrokkenen uit de agrarische sector in Overijssel. Het ging primair om melkveehouders, maar ook om kippen- en varkensboeren en tuin- en akkerbouwers. Naast boeren interviewden we personen uit aanverwante beroepsgroepen als boerenknechten, landbouwvoorlichters, dierenartsen, veehandelaren en coöperatie medewerkers. Deze betrokkenen gaven prachtige aanvullingen op de schets van de boeren over de veranderingen binnen een specifiek vakgebied. Achter in het boek is een overzicht opgenomen van alle geïnterviewden. De werving van interviewkandidaten vond plaats via oproepen in diverse media en via ons cultuurhistorisch netwerk binnen de provincie. Daarbij hebben we strenge criteria gehanteerd om een goede afspiegeling van de boerenbevolking te krijgen. Er is nadrukkelijk geprobeerd om ook voldoende vrouwen aan het woord te laten. De interviews vonden plaats bij de mensen thuis: op de boerderij of in de nieuwbouwwoning in dorp of stad. Meer dan alleen over de werkzaamheden op het bedrijf gingen de gesprekken over de persoonlijke omstandigheden die zo bepalend zijn voor de ontwikkelingsgang van het boerenbedrijf. Werk en privé lopen binnen de landbouw nu eenmaal sterk in elkaar over. De interviews zijn letterlijk uitgewerkt, maar wel enigszins aan de schrijftaal aangepast en in een
logische volgorde geplaatst. Vervolgens zijn ze ter goedkeuring aan de geïnterviewden voorgelegd. De interviewverslagen hebben als belangrijkste bron voor dit boek gediend. De integrale teksten zijn te vinden op www.vooruitboeren.nl. In dit boek hebben we de belangrijkste lessen getrokken uit alle verzamelde levensverhalen. We realiseren ons dat deze samenvatting niet altijd volledig recht doet aan de complexiteit van de opgetekende verhalen. Na de interviewsessies kwamen we bij de mensen terug om foto’s van de boerderij en de werkzaamheden te bekijken en ter plekke te scannen. Er bleek een schat aan veelzijdig fotomateriaal bij de mensen thuis te liggen, waarvan we voor dit boek dankbaar gebruik hebben gemaakt. Bovendien heeft onze collega en fotograaf Albert Bartelds
INLEIDING
Historicus Ewout van der Horst in gesprek met Dik ter Keurs uit Rectum.
7
De 95-jarige Bert Rakhorst op zijn praatstoel in zijn verbouwde boerderij te Enschede.
prachtige foto’s van alle geïnterviewden gemaakt. Een selectie van die beelden is bij de portretten van specifieke personen in dit boek afgedrukt. Tijdens de bezoeken zijn ook enkele onderwerpen uit de gesprekken voor de filmcamera herhaald. Deze opnames zijn samen met het fotomateriaal op de website te vinden.
ERVARINGSGERICHTE GESCHIEDENIS Veel boeken over landbouwgeschiedenis hebben een institutionele inslag. Ze zijn geschreven ter gelegenheid van een jubileum van een landbouworganisatie of richten zich op het landbouwbeleid van de overheid. Met ons interviewproject hebben we juist de boeren zelf zoveel mogelijk aan het woord willen laten. 8
Er zijn ons veel namen van vooraanstaande personen uit de landbouwwereld aangereikt, van wie een beperkt aantal is geïnterviewd. Zonder tekort te willen doen aan hun inspanningen en prestaties hebben wij toch vooral het leven op de boerderijen centraal gesteld. We wilden zo dicht mogelijk bij de belevingswereld van de boeren en boerinnen blijven. De betrouwbaarheid van het geheugen is aan hevige discussie onderhevig. De historische discipline van oral history wordt door velen dan ook wat argwanend bekeken. In hoeverre kunnen we ons baseren op ooggetuigen van lang vervlogen gebeurtenissen en ontwikkelingen? Voorop staat dat voor een feitelijke reconstructie van een geschiedenis je je beter kunt baseren
op geschreven bronnen. De meerwaarde van historische diepte-interviews ligt vooral in het geven van een stem aan mensen die in de archieven minder sporen hebben nagelaten. Bovendien kun je zo meer alledaagse, persoonlijke ervaringen registreren. Niettemin hebben wij ons erover verbaasd hoe scherp en gedetailleerd veel boeren zich het verleden voor de geest konden halen en dit regelmatig met documentatie konden onderbouwen. Uiteraard is elk verhaal gekleurd. In een terugblik op zijn leven benadrukt iemand vooral zijn successen. Een boer zal niet snel toegeven dat hij eigenlijk nogal conservatief ingesteld is. Vooruitgang is zozeer de norm geworden dat vroegere aarzelingen bij bepaalde veranderingen minder snel naar boven komen. Dat kan een evenwichtige beschrijving van de modernisering van de agrarische sector in de weg staan. Een andere complicatie is dat de oudere, naoorlogse generatie, die doorgaans wat huiveriger stond tegenover de veranderingen, niet meer in leven is. De geïnterviewden hebben een gemiddelde leeftijd van bijna tachtig jaar. Rond 1950 waren zij nog jong en veelal ambitieus. Toch hebben we geprobeerd ook de keerzijde van het vooruitgangsdenken zo goed mogelijk in beeld te krijgen: deels door geduldig door te vragen bij de boeren zelf, deels door externen die te maken hadden met de hele beroepsgroep hun verhaal te laten doen. Veranderen blijkt vaak wel degelijk pijn te doen. Elke verandering kent nu eenmaal winnaars en verliezers.
Met ruimhartige financiële steun van de provincie hebben deze instellingen in 2013 de handen ineengeslagen om de streektaal en regionale geschiedenis van Overijssel nadrukkelijker op de kaart te zetten. Het historische onderdeel kreeg daarbij onder meer vorm in het project Boeren in Overijssel. De IJA nam als onderzoekscentrum het inhoudelijke deel van het project voor rekening, met onder meer dit boek als resultaat. Het HCO bracht als archiefinstelling zijn expertise op het terrein van digitale ontsluiting in: via het cultuurhistorische platform MijnStadMijnDorp zijn de onderzoeksresultaten voor een breed publiek ontsloten. Museum TwentseWelle verzorgde ten slotte een reizende tentoonstelling, waarvan de realisatie samenvalt met de presentatie van dit boek. Als inhoudelijk betrokkenen hebben we met hart en ziel aan dit project gewerkt. Het was heel bijzonder om de levensverhalen van zo veel verschillende mensen vast te leggen. Hoezeer boeren ook ondernemers zijn geworden, het boerenbestaan blijft diep verbonden met de familie, het eigen erf en het buitenleven. Die passie hebben we gevoeld bij al onze bezoeken, de woorden en de tranen die vielen. Wij danken alle respondenten hartelijk voor hun medewerking en vertrouwen. We dragen dit boek aan hen op.
PROVINCIEBREED INITIATIEF Deze publicatie is één van de vruchten van een samenwerkingsprogramma van Historisch Centrum Overijssel (HCO), Stichting IJsselacademie (IJA) en Museum TwentseWelle.
INLEIDING
9
FAMILIE ‘Ik kom uit Brammelo, gemeente Haaksbergen, van boerderij de Belshof’, vertelt Johan te Lintelo. ‘Mijn vader had een gemengd bedrijf van 30 hectare. Hij had ook een paardenhandel en hengstenhouderij. Met de hengstenhouderij is hij begonnen toen hij achttien jaar was. Het heeft hem nog heel wat moeite gekost om daarvoor toestemming te krijgen van zijn vader. Hun buurman Harrink was ook hengstenhouder. Hij was in Neede verongelukt toen hij bij de val van een steigerende hengst zijn nek brak. Mijn opa was bang dat mijn vader ook een ongeluk zou krijgen. Toch is mijn vader rond 1882 met de hengstenhouderij begonnen.’ Pardon, 1882? ‘Ja, ik had een hele oude vader’, zegt Te Lintelo. ‘Hij was van 1864. Toen hij trouwde was hij 57 jaar, mijn moeder 27.’ Johan zelf werd in 1929 geboren, zijn vader dus ruim 150 jaar geleden.
De familie Roetert woont sinds 1880 op boerderij de Bloemendaal te Diepenveen.
10
OVERLEVERINGEN De meeste mensen die in dit boek aan het woord komen, zijn voor de oorlog geboren. De generatie van hun ouders zag rond 1900 het levenslicht. In de gesprekken komt regelmatig de frase voor: ‘Ik heb mijn moeder vaak horen vertellen dat…’ of: ‘Mijn vader zei altijd…’ Dan volgt een verhaal over het leven op het Overijsselse platteland van een eeuw geleden. Vaak gaat het daarbij om de familiegeschiedenis. Bijna alle respondenten weten haarfijn te duiden waar hun familie oorspronkelijk vandaan komt of hoe lang zij al op de boerderij wonen. ‘Ik kom uit Zuidloo, aan de andere kant van Bathmen’, vertelt Dine Willemink bijvoorbeeld. ‘Wij woonden op een hele oude boerderij. De boerderijnaam was Littink. Ze noemden mij ook wel Dine van Littink. De geschiedenis van de Littink begint al in 1700. De boerderij is altijd in de familie gebleven, maar niet onder dezelfde naam. Als er alleen meisjes waren, trouwde er een jongen bij in.’ Bijzonder zijn de verhalen over de traditionele landbouw. ‘Mijn grootouders kwamen van Tjoeneklooster aan de Schapenzandweg in Diepenveen’, vertelt Wim Roetert. ‘De straatnaam zegt het al. Daar werden tot circa 1870 schapen gehouden. Mijn grootmoeder heeft nog meegemaakt dat er schapen op de heide liepen. Zij was van 1850. Je kon Deventer in de verte zien liggen. Er stond vrijwel geen boom. De schapen hielden alles kaal. Toen kwam de schapenwol uit Nieuw-Zeeland en kwam er hier de klad in. Men is daarom overgegaan op het houden van koeien.’ Bij de familie Vedders in Haaksbergen hangt een prachtige foto aan de muur van overgrootvader Klein Buursink met zijn schapen op de heide. Jo Vedders: ‘Toen mijn opa trouwde, hadden ze hier één koe en een kudde schapen. Dat heeft mijn moeder altijd gezegd. De schapen liepen
op de heide, de koe was er voor de melk. Het gebouwtje aan het begin van ons erf is een oude schaapskooi. Die is al van begin 1900. Daarnaast hadden ze nog een beetje akkerbouw.’
STANDSVERSCHIL De boerenstand in Overijssel was in de eerste helft van de twintigste eeuw veel minder gelijksoortig dan tegenwoordig: het onderscheid tussen boeren onderling en tussen de regio’s was immens. Het maakte veel verschil of je van een ‘kleine’ of een ‘grote boer’ kwam. ‘Het Elferman was oorspronkelijk een bedrijf van 250 hectare’, weet Suze Boomkamp uit Denekamp. ‘Alle boerderijtjes hier in de omgeving hoorden bij de boerderij. Mijn opa zat in de gemeenteraad, was dominant, werkte niet, delegeerde alleen maar. Dat was een andere tak van sport. Hij had zes knechten.’ Aan de andere kant stonden de boerenzonen die zich van de grond af opwerkten tot zelfstandige ondernemers. ‘Mijn vader begon met niets, maar hij groeide uit tot middelgrote boer’, zegt Cobi Brinkhuis uit Raalte. ‘Dat komt omdat hij werkelijk heel hard werken kon. Hij pakte alles aan om geld te verdienen. Hij werkte als melkrijder, hielp voor de Heidemaatschappij mee met de ontginning van heidegronden en verdiende bij met stropen.’ De vader van Brinkhuis wist zijn woning onder in een steltenberg in de loop van de jaren uit te bouwen tot een volwaardige boerderij met 15 bunder ofwel hectare grond. Veel geïnterviewden benadrukken hoe knetterhard hun ouders hebben moeten werken. Ze deden bijna alles nog met de hand. Door de zware lichamelijke inspanningen waren ze op hun 65ste veelal krom en versleten. Het boeren was voor deze generatie meer een leefwijze of zelfs verplichting dan een roeping. Zo verhaalt Jaap Hammer over hoe zijn ouders een stadsboerderij
Het echtpaar Hamhuis in hun boerderij te Heemse, ca. 1980.
in Genemuiden overnamen van een kinderloze oom en tante: ‘Die oom was ook organist en muziekleraar en was meestal drukker met de muziek dan met de boerderij. Hij had een hekel aan het boerenwerk en zei altijd: “Mijn vrouw heeft het liefst koeien die zoveel mogelijk melk geven. Ik heb ze het liefst die zo min mogelijk melk geven.”’ Zo’n uitspraak is tegenwoordig ondenkbaar. Hoe hard is het boerenleven in de twintigste eeuw niet veranderd! 11
12
DIK TER KEURS:
EB H R A A J ‘NA 800 N PUNT I K E R E E G E Z E T’ ACHTER Aan het einde van een doodlopende weg richting de Regge, in de buurschap Rectum bij Wierden, wonen Dik en Irma ter Keurs. Hun erf vormt samen met de opstallen van de buren een cluster van bebouwing in het agrarische cultuurlandschap. Het gaat om oude grond, blijkt al gauw tijdens het gesprek met Ter Keurs. ‘Kijk’, wijst hij, ‘hierachter stond het Eshuis, een boerderij die al in 1224 beschreven staat.’ Bij de verbouwing van de naastgelegen schuur kwam in 1952 een houten kistje tevoorschijn met oude papieren van het voorgeslacht. De inhoud ligt binnen een mum van tijd op tafel. Het betreft waardepapieren van de gelijknamige familie Eshuis uit de achttiende en negentiende eeuw: aankoopbewijzen, trouwbrieven en andere officiële documenten.
13
DIK TER KEURS
B
ij gebrek aan mannelijke erfgenamen is boerderij Eshuis zo’n 125 jaar geleden Snieders gaan heten. ‘Ik heet hier in de buurt nog altijd Dik van Sniederboer’, zegt Ter Keurs. Tot 1902 was het pand nog een los hoes, waarbij mens en vee in een ongedeelde ruimte samenleefden. Grootvader liet in genoemd jaar een woonkamer aftimmeren. Maar van de oude boerderij is niets meer te zien: enkele jaren geleden is deze gesloopt. Ter Keurs: ‘Het was een beeldbepalend erve, maar het pand was op. Het binnenwerk was oud, maar niemand wist hoe oud.’ Dik ter Keurs werd in 1942 geboren als jongste telg in een samengesteld gezin van tien kinderen. Zijn vader kwam van een huurboerderij uit het naburige Ypelo. ‘We hadden een klein bedrijf waar een groot gezin van moest leven’, aldus Ter Keurs. ‘We hadden amper 6 hectare land. In het verleden is de grond bij erfenissen verdeeld geraakt. Het was een armoedige toestand.’ Zijn vader moest erbij werken om enigszins rond te komen. ‘Je moest weleens even wachten op een stel nieuwe schoenen. Dan liep je nog een tijdje door op je oude schoenen met gekromde tenen.’ Veel foto’s uit zijn jeugdjaren heeft Ter Keurs niet: ‘Mijn moeders familie was erg reformatorisch. Je mocht geen beeltenis van jezelf maken. Van vaders kant zijn er wel wat foto’s. Zij waren wat minder streng in de leer.’ Na de lagere school kwam Dik zijn vader op de boerderij helpen. Zijn beide broers trouwden in op een boerderij elders in de streek, zodat hij op 27-jarige leeftijd de boerderij van zijn ouders overnam. In 1976 trouwde hij met de nietkerkelijke kleuterschooljuffrouw Irma Spaan uit Amsterdam. ‘Dat hadden ze maar te accepteren’, stelt Ter Keurs. ‘Ik zocht een partner en huisgenoot, geen boerenmeid.’ Ze bouwden een bungalow naast de boerderij, waar een jaar later hun dochter Marianne ter wereld kwam. Ter Keurs bouwde het familiebedrijfje uit tot een gecombineerde melkvee- en varkenshouderij. De grupstal maakte plaats voor drijfmestkelders en in diverse schuren hield hij in totaal tweehonderd 14
HEEFT N E W U O ‘H E T A F B P I J N G E D A A N ER VEEL ME ITENWERELD BU DAN DE W E E T’ mestvarkens. De koeien waren zijn grote liefhebberij. Hij bracht meer dan honderd zwartbonte Lenies groot. ‘We hadden een dochter van de beroemde stier Sunny Boy’, vertelt Ter Keurs trots. ‘Samen met haar dochter produceerde ze 100 liter per dag. Zij zat aan 55 liter en de dochter bijna aan 45 liter.’ Door nieuwe mestwetgeving kwam Ter Keurs steeds meer in de problemen met zijn intensieve veebedrijf. ‘Ik had op een zeker moment 49 stuks vee, van klein kalfje tot volwassen koe. Ik moest steeds meer geld toeleggen op de afvoer van mest. Dat kostte 25 gulden per kuub. De opbrengsten van de varkens liepen steeds verder terug. Ik zei altijd: “De coöperatie verdient, de handelaar verdient, de slachterij verdient, maar ik kan er nog geen nieuwe klompen van kopen.” Je werkte in feite voor een ander.’ Door alle gedoe kreeg hij hartritmestoornissen. Toen viel de beslissing om af te gaan bouwen. Hij verkocht zijn melk- en varkensrechten en 1,5 hectare grond en ging met vervroegd pensioen. In september 2000 zijn de laatste varkens weggegaan, de laatste koeien in april 2001. ‘Dat heeft veel meer pijn gedaan dan de buitenwereld weet’, bekent Ter Keurs. ‘Ik ben de laatste boer op deze plek. Na 800 jaar heb ik er een punt achter gezet. Ik had het graag anders gezien, maar dat lukte niet. Mijn schoonzoon is geen boer. Financieel gezien konden we er gelukkig zelf over beslissen.’ Ter Keurs heeft nog een paar hectare maïsland en een paar hectare grasland waarop hij nog wat jongvee houdt. ‘Het is goed zo’, besluit hij, ‘mijn leven heeft zo moeten zijn.’ Vergunning van Gerrit Eshuis voor het afgraven van turf in de marke Wierden, 1818.
GROND Overijssel biedt een gevarieerd palet aan landschappen. De oostelijke en zuidelijke delen bestaan hoofdzakelijk uit zandgronden, het noordwesten uit klei en laagveen en in het noordoosten komen veel afgegraven hoogveengronden voor. De zandgronden in Twente en Salland bedekken zo’n twee derde van de provincie. De oudste landbouwgronden bevinden zich hier op de hoger gelegen essen en kampen. Het besloten karakter van de zandgronden met zijn bossen en houtwallen contrasteert met het open landschap elders in de provincie.
Herman Oosterveld pauzeert tijdens het ploegen van zijn akker te Zenderen, ca. 2010.
‘De Hondeborg is een hele oude plek’, weet Herman Oosterveld uit Borne. ‘Er moet vroeger een of ander kasteel hebben gestaan. Maar er is nooit wat van archeologische waarde gevonden. Ene Eshuis uit Almelo heeft eens een gat van 2 meter diep gegraven, zonder resultaat. Die man was zo fanatiek! Mijn vader zei nog voor de grap: “Het lijkt wel alsof het hieronder hol is, als je eroverheen loopt.”’ Een gracht rondom de boerderij getuigt nog altijd van het strategische karakter van de plek in de middeleeuwen. Voor Oosterveld was de gracht nogal bewerkelijk: ‘Je kunt hem moeilijk glad houden. Ik moest er met de bosmaaier door. De gracht was vroeger veel dieper. Ik heb hem makkelijker toegankelijk gemaakt.’ Eeuwenlang lagen de boerderijen met hun landbouwgronden midden in uitgestrekte woestenijen. Het grootste deel van Overijssel bestond uit heide en moeras. Steeds knibbelden de boeren een stukje van deze woeste gronden af en brachten deze in cultuur. In het noordwestelijk laagveengebied leidde dit tot een verkaveling in langgerekte percelen, zoals in het slagenlandschap van Staphorst nog goed te zien is. Ook overheden en particuliere instellingen namen regelmatig initiatief tot ontginningen. ‘Deze omgeving is 200 jaar geleden door mensen van de bedelaarskolonie Ommerschans ontgonnen’, weet Henk Koonstra uit de Vinkenbuurt bij Ommen. ‘Het zijn allemaal blokken van 5 hectare: een kamp noemen ze dat. Om de 400 meter had je een wieke of een sloot. Een wijk is wat breder dan een sloot, omdat die vroeger bevaarbaar was. De ene boer had twee kampen, de andere drie. Die koloniegronden lopen een heel eind door richting de Vinkenbuurt. Het zijn goede gronden met een stevige bouwlaag, die niet snel uitdroogt.’ 15
COLOFO
N
Uitgave WBOOKS, Zwolle info@wbooks.com www.wbooks.com i.s.m.
ijsselacademie
Stichting IJsselacademie info@ijsselacademie.nl www.ijsselacademie.nl Tekst en beeldredactie Ewout van der Horst Martin van der Linde Fotografie Albert Bartelds Tekstredactie Kay-Leigh de Weerdt Vormgeving Frank de Wit, Zwolle Met dank aan:
© 2016 WBOOKS Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2016. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Deel 243 in de reeks Publicaties van de IJsselacademie. ISBN 978 94 625 8167 8 NUR 680, 693
T I U R O VO
BOEREN SEL OVERIJS
0
1950-200
VOORUITBOEREN OVERIJSSEL 1950-2000
T I U R O VO
BOEREN OV
-2000
L 1950 ERIJSSE
Het paard maakte plaats voor de trekker, de melkbus voor de koeltank en het agrarisch familiebedrijf voor grootschalige ondernemingen. De oudere generatie boeren heeft het leven en werken op de boerderij revolutionair zien veranderen. In een periode van enkele decennia kreeg het platteland een volledig ander aanzien. Rondom historische boerderijen schoten nieuwe bedrijfsgebouwen als paddenstoelen uit de grond. Snijmaïs en gras verdrongen het graan en de akkertjes met aardappels of suikerbieten. Historici Ewout van der Horst en Martin van der Linde van de IJsselacademie spraken zestig boeren en boerinnen en andere vertegenwoordigers uit de agrarische sector in Overijssel. Wat bepaalde de ontwikkeling van de boerenbedrijven? Waarom bouwde de één een ligboxenstal en de ander niet? En hoe hebben ze alle veranderingen ervaren? Met een mengeling van weemoed en trots vertellen de mensen over zaken als grond, opleiding, fokkerij, coöperaties en veemarkten. Over hoe ze met hard werken beetje bij beetje konden vooruitboeren.
T I U R VOO
N E R E O B S S J I R E OV
Ewout van der Horst Martin van der Linde
ijsselacademie
0 0 0 2 0 EL 195