Uitnodigingsagenda mirt 2015 def

Page 1

INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015


Rijn

A73

A12

0

A5

Food Valley

A15

Betuweroute

Corridor

Campussen Nijmegen

A50

Campussen Arnhem

Nijmegen

A15

Betuweroute

ICE

Arnhem

A325

FIGUUR 1 | (Ruimtelijk) verbeelding Integrale MIRT-Agenda stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen

Waal

0 A5

A12

Corridor

48 A3

NRW


1 FOCUS OP DRIE ICONEN

1.1. INTRODUCTIE Voor u ligt de Uitnodigingsagenda MIRT 2015 van het ­stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen. Deze agenda is een uitwerking en ­concretisering van de Integrale MIRT-Agenda die in 2015 is v­ astgesteld in de Stads­ regio Arnhem-Nijmegen. In het n ­ ieuwe ­tijdperk zonder Stadsregio Arnhem-­Nijmegen, hebben de ­gemeenten Arnhem, Nijmegen en de provincie Gelderland, met hernieuwd elan, in samenspraak met de regio­ gemeenten, nauw samen­gewerkt aan een verder uitgewerkte MIRT-Agenda. Met recht kan gezegd worden dat hiermee een nieuwe en gedragen basis ligt onder de regionale samen­­ wer­king in het stedelijk netwerk Arnhem Nijmegen, ­waarbij we meer focus hebben aangebracht in de speerpunten en projecten voor de komende j­aren.

Met als uiteindelijk doel: het versterken van de ruimtelijk-­economische ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen. Kansen in het stedelijk netwerk Arnhem Nijmegen Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen is op de ­Gelderse en Nederlandse schaal een speler van formaat en er liggen veel kansen om de economische prestatie te verbeteren. Dat is ook nodig, omdat de econo­mische crisis zijn effect op het stedelijk netwerk heeft gehad. Er is een ruim aanbod aan educatie en kennis­ontwikkeling, waardoor het stedelijk netwerk een broedplaats is van innovatie en duurzaamheid. Dit kan verder worden uitgebouwd, in de sectoren waarmee we ons kunnen profileren (life sciences/health, energy, food) en op de locaties waar het ertoe doet. Denk aan de campussen zoals Heijendaal of Industriepark Kleefse Waard. 1


1

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

Het stedelijk netwerk functioneert als één stedelijke agglomeratie (ook wel ‘daily urban system’ genoemd). Inwoners van het stedelijk netwerk passeren vele malen per dag de gemeentegrenzen zonder dat ze dit zich realiseren. De verwevenheid van wonen, werken, alsook recreëren is een van de belangrijkste troeven van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen. In deze stedelijke agglomeratie zijn er veel gevarieerde woonmilieus te vinden (van grootstedelijk tot suburbaan), binnen een aantrekkelijke omgeving met volop mogelijkheden voor recreatie, zoals de fraaie parken ­(grootste landschapspark van West-Europa park ­Lingezegen), ­bossen (waaronder de Veluwe), dijken en uiterwaarden, p ­ lassen en weilanden, glooiende ­stuwwallen, m ­ oerassige graslanden en heidevelden. Onze binnensteden zijn een visitekaartje voor de r­ egio en trekken jaarlijks ca. 25 miljoen bezoekers. Het voorzieningenniveau in onze binnensteden, belangrijk voor de (boven)regionale aantrekkingskracht op bewoners, bezoekers en ‘creatieven’ staat echter onder druk. Wij willen deze ontwikkeling keren door juist in deze MIRT-Agenda hierop in te zetten. Uitnodigingsagenda: samen projecten ter hand nemen Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen heeft daarom deze Uitnodigingsagenda opgesteld. Deze Uitnodigings­agenda zal de leidraad voor de regio zijn voor de komende jaren. Maar de agenda biedt ook de gelegenheid aan het Rijk om te participeren in de uit te zetten processen. Een innovatieve en robuuste economie van het stedelijk netwerk Arnhem-­Nijmegen is immers in het belang van ons allen (regionaal en landelijk). Bewust is hier sprake van de u ­ itnodigingsin plaats van de uitvoeringsagenda. Met het woord 2

­ itnodigingsagenda benadrukken wij dat we samen U met de partners uit het onderwijs en b ­ edrijfsleven en met overheden in de Economic Board regio ­Arnhem-Nijmegen, de projecten ter hand nemen. Daarnaast gaan we de samenwerking aan met andere regio’s, zoals Food Valley (Ede-Wageningen), Brainport (Eindhoven), Rijnmond en onze Duitse buren. Maar wij nodigen ook graag breder uit om een bijdrage te leveren. Zo zien wij uit naar initiatieven van individuele ondernemers en burgergroepen. Samen maken we het stedelijk netwerk sterk. 1.2. DRIE ICOONPROGRAMMA’S In de BVNL-rapportage “Beleidsstrategieën ter ­ver­sterking van het ruimtelijk economisch vestigings­ klimaat in Regio Gelderland” wordt ons stedelijk netwerk opgeroepen te werken aan een herkenbaar economisch profiel, waarbij consistent langjarig beleid moeten worden gevoerd ter versterking van het vestigingsklimaat en de economische positie van de regio. In onze integrale MIRT-agenda wordt daarom een verdere focus aangebracht in het geheel van p ­ ro­jecten, zoals we die hebben opgenomen in onze nota ­“Samen bouwen aan een gezond en energiek stedelijk ­netwerk.” We kiezen in deze Uitnodigingsagenda bewust voor een drietal icoonprogramma’s, omdat we er van overtuigd zijn dat een geconcentreerde inzet te verkiezen is boven een brede benadering. We hebben gekozen voor icoonprogramma’s waarvan we verwachten dat investeringen hierin de grootste hefboomfunctie hebben voor het totale stedelijke netwerk en in nationaal en internationaal opzicht


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

verschil kunnen maken. Daarmee zullen de icoonprogramma’s bijdragen aan een herkenbaar economisch profiel van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen. Andere reden waarom we voor deze iconen kiezen is dat ze aansluiten op de aanwezige kwaliteiten in de regio en onze strategische ligging op de transportassen in de ­Rhine-Alpine én North Sea-Baltic Core Network ­Corridor. Én de iconen sluiten aan op belangrijke ­wereldwijde trends zoals het groeiende belang van kenniseconomie, de aantrekkingskracht van de steden en de duurzame toepassingen van energie en grondstoffen. Samenwerking is essentieel bij de uitwerking van de icoonprogramma’s. Het is nu zaak om dit ­verder uit te bouwen en vast te houden aan de koers! De drie icoonprogramma’s zijn: 1. Het versterken van de campusontwikkeling ­Arnhem-Nijmegen en de cross-overs tussen de ­verschillende campussen/bedrijfsleven. Het stedelijk netwerk beschikt over vele hogere ­onderwijsinstellingen: een universiteit en drie hbo-onderwijsinstellingen. In de regio zijn ook een aantal kennisclusters gevestigd zoals Campus Heijendaal (met Radboudumc, Radboud Universiteit en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) in N ­ ijmegen en in Arnhem/Rheden het cluster Van Hall Larenstein-Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en ArtEZ. Daarnaast zijn de Novio Tech Campus, Arnhems Buiten en Industriepark Kleefse Waard (ook wel IPKW genoemd) bij uitstek ondernemersgedreven locaties waar starters, bedrijven en innovatieve kennis bij elkaar komen en valorisatie plaatsvindt. (Sportcentrum) Papendal fungeert als kennislocatie waar food en health elkaar ont­ moeten. Het is zaak om deze sterke uitgangspositie

verder uit te bouwen door nog meer samenwerking te realiseren tussen kennis en het bedrijfsleven, business development, doorontwikkeling van het MKB, netwerkontwikkeling, een betere profi­ lering en internationale positionering en, a­ cquisitie, ­alsmede door de uitvoering van de volgende ­programmaonderdelen: Combinatie van ‘hard- en software’: niet-fysieke en fysieke investeringen gaan hand in hand: denk aan het verbeteren van de aansluiting onderwijsarbeidsmarkt, het faciliteren van startups, het stimuleren van business development, acquisitie, kennisdeling en aandacht voor de fysieke omgeving zoals infrastructuur en aantrekkelijke gebieden voor studenten en werknemers. het geven van een kwaliteitsimpuls aan Campus Heijendaal en het doorontwikkelen van Novio Tech Campus; het inhoudelijk en fysiek samenbrengen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en Van Hall Larenstein op Science Park Arnhem, daarvoor ­ voorzieningen toe te voegen en een verbinding te leggen met de omgeving; het opzetten van integraal programma voor startups en spin-offs en het inzetten op creatieve ontwikkelen experimenteerlocaties; de regionale uitwerking van het Techniek- en ­Zorgpact. De Economic Board regio Arnhem-Nijmegen zal hierbij een centrale rol vervullen. Hiermee sluiten we ook aan bij een belangrijke beleidsaanbeveling in de BVNL-rapportage: Koppel wetenschappelijk k­ ennis en het regionaal bedrijfsleven beter aan elkaar, fysiek en/of organisatorisch, met als doel een innovatievere en concurrerende (regionale) economie. 3


1

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

2. Het ontwikkelen van bruisende binnensteden aan de rivier. Arnhem en Nijmegen vormen de motor van de regionale en provinciale economie. Levendige binnensteden zijn hiervoor essentieel, het zijn de ontmoetingsplaatsen in stad en regio en verschaffen innovatievermogen. Juist hierdoor worden jonge en talentvolle mensen aangetrokken. De stedelijke voorzieningen zoals detailhandel en het onder­scheidende culturele aanbod dragen bij aan de aantrekkelijkheid; niet alleen voor de eigen inwoners van de regio, maar ook voor een groter gebied dat zich uitstrekt tot in Duitsland. Jaarlijks trekken de binnensteden van Arnhem en Nijmegen zo’n 25 miljoen bezoekers. De eerder genoemde BVNL-­rapportage stelt dat het voorzieningen­ niveau in onze binnensteden onder druk staat door het verdwijnen en uitblijven van vernieuwing. De rapportage beveelt een vergroting van de agglo­­­me­ ratiekracht van de voorzieningen aan. Het stedelijk netwerk zal zich richten op de (her)ontwikkeling en profilering tot levendige en leefbare steden, waarin gewoond, gewerkt en verbleven wordt. Wij willen de potenties van beide binnensteden vergroten door: – de complementariteit van de steden Arnhem en Nijmegen te benadrukken, door het versterken van een onderscheidend en aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen en karakter van de beide steden; – het versterken van het ondernemerschap in de ­binnensteden, o.a. door leegstand anders in te zetten, investeringsregelingen, gebiedsprofielen en het verder versterken van de creatieve industrie in de steden; – het versterken van de relatie tussen de rivier en de binnenstad (Waal – Nijmegen en Nederrijn – ­Arnhem). Met het gezicht naar de rivier, in plaats van met de rug; – het versterken van de relatie van tussen de stations en de binnensteden, als logische onderdelen daarvan en niet als te nemen barrières; – een transformatie te bewerkstelligen van de binnensteden van ‘place to buy’ (gericht op detailhandel) naar ‘place to meet’ (gericht op ontmoeten, beleven en verblijven); – een herijking van de regionale programmering van werklocaties (onder meer op het gebied van detailhandel en kantoren);

4

3. ‘Smart Energy’ Het stedelijk netwerk heeft bewezen een s­ tevige dosis ambitie en een goed vestigingsklimaat te ­hebben voor circulaire economie (biobased ­economy), duurzame (of smart) mobiliteit en ­energietransitie. Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen heeft ­volgens de BVNL-rapportage een nog niet heel groot, maar wel goed ingebed cluster ‘energie’, dat innovatief is. BVNL stelt dat er hier hard aan innovaties wordt gewerkt, waardoor het cluster juist tot groei kan komen. Het stedelijk netwerk ­Arnhem-Nijmegen wil zich ontwikkelen tot een ­omgeving waar de technologie ontwikkeld wordt, kan worden getest (proeftuin) en kan worden ­uitgerold. De regio als eigen launching customer. Energietransitie is een intrinsiek doel van de regio, maar het levert ons ook kennisontwikkeling en -export, werkgelegenheid en economische groei op. Belangrijke onderdelen zijn: – circulaire economie op innovatiehubs (campussen); – smart mobility (slimme en duurzame mobiliteit); – energietransitie (bijvoorbeeld de uitrol van ­warmtenetten); – cross-overs met andere sectoren. Daarmee geven we ons energieprogramma een onderscheidend profiel mee ten opzichte van andere regio’s. Logistiek Naast deze drie icoonprogramma’s die direct voortvloeien uit de MIRT studie Arnhem-Nijmegen, komt er in ons stedelijk netwerk steeds scherper een vierde icoonprogramma in beeld vanuit de MIRT-­studie ­Goederencorridor Oost en de Gelderse Corridor. In het verlengde hiervan is inmiddels in de regio ­Arnhem-Nijmegen en het Rivierengebied een kopgroep gevormd, die zich buigt over een nadere invulling van de visie op logistiek en een verdere invulling met deelprogramma’s en projecten. Hoewel de uitwerking van dit icoon­programma plaatsvindt vanuit de trajecten MIRT-studie Corridor Oost en de Gelderse Corridor – en daarmee verder in onze Uitnodigings­ agenda niet meer voorkomt – willen wij hier het belang van deze ontwik­keling op het gebied van logistiek voor de e­ conomische kracht van onze regio benadrukken. In de Gelderse Corridor komen ook ruimtelijke kwaliteit en recreatie en toerisme aan de orde.


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

1.3. UITWERKING

1.4. HOE VERDER

In deze uitnodigingsagenda staan de drie icoonprogramma’s centraal. Verschillende facetten van de icoonprogramma’s worden belicht en ze krijgen inhoud door er projecten aan te verbinden. Deze projecten verschillen onderling sterk. Een aantal projecten is de komende jaren al zichtbaar (zijn soms al gestart); ­andere projecten verkeren nog in het onderzoeksstadium. Van belang is dat de projecten die hier naar voren komen allen reëel zijn. In de zin dat er partijen zijn die zich als trekker hebben opgeworpen en dat er draagvlak voor ontwikkeling bestaat. De financiële dekking is nog niet overal volledig, maar sluit goed aan bij de adaptieve agenda waaraan wij als stedelijk netwerk, samen met onze partners, zoals de Economic Board regio Arnhem-Nijmegen, werken. Van belang is bestuurlijke slagkracht te tonen, door als overheden gezamenlijk (Rijk, provincie en gemeenten), de icoonprogramma’s en projecten meerjarige conti­nuïteit te bieden, gericht op een uitnodigend vestigings­klimaat. Wij nodigen iedereen hierbij uit om met ons samen de opgaven, waar ons stedelijk ­netwerk voor staat, op en aan te pakken.

De MIRT-Agenda is het ruimtelijk-economische en infrastructurele kader voor het stedelijk netwerk ­Arnhem-Nijmegen en verbindt ons als Rijk, provincie, gemeenten in onze opgaven voor de komende jaren. De in de MIRT-Agenda opgenomen icoonprogramma zullen per project verder inhoudelijk (qua hard- en software), financieel, juridisch worden uitgewerkt. De ingestelde stuurgroep MIRT blijft functioneren en zal met name de taak krijgen de voortgang van de uitvoering te bewaken. De Economic Board regio Arnhem-Nijmegen speelt een belangrijke rol bij de uitvoering van de icoonprogramma’s. We denken dat het zinvol is dat de begeleidingsgroepen (met daarin medewerkers van de verschillende overheden) die zijn geformeerd rond de drie icoonprogramma’s in stand blijven en een rol krijgen bij de uitwisseling van de k­ ennis tussen de projecten en programma’s en ­afstemming in de regio te bevorderen.

5


2 BASISVOORWAARDEN

2.1. INLEIDING

2.2. BEREIKBAARHEID

Vanzelfsprekend is het benutten van de economische potentie ­alleen mogelijk wanneer aan de basisvoorwaarden is voldaan van een vlotte en veilige bereikbaarheid van en naar, en binnen het stedelijk netwerk, en wanneer de regio ‘deltaproof’ is. Hierbij speelt de Rijksoverheid een belangrijke rol met onder andere het MIRT- (onder meer Goederen­corridor Oost) en het Deltaprogramma. Een andere basisvoorwaarde voor een duurzame econo­mische ­ontwikkeling in het stedelijk netwerk is afstemming tussen de provincie en de gemeenten over de programmering van de woon- en werklocaties in de regio.

Een goede bereikbaarheid en doorstroming zijn van belang voor economische ontwikkeling. Dit geldt op internationaal (ligging op twee Ten-T-corridors, Trans-European Transport Network-assen), nationaal, regionaal en ook op lokaal niveau; binnen de steden en dorpen. De hoofdstructuur van wegen, water en spoor bepalen tezamen de bereikbaarheid van de regio. Bovendien is ook het onderliggende net van belang voor het verloop van verplaatsingen van personen en goederen. Bijzonder aan deze regio is de vervlechting van intraregionale of (inter)nationale verkeersstromen op zowel de weg als op het spoor, in combinatie met het beperkt aantal rivierovergangen; zie het kaartje hieronder.

6


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

Dit biedt economisch gezien kansen, maar behoeft ook extra aandacht om de aansluiting goed te borgen. De BVNL-rapportage “Beleidsstrategieën ter verster­ king van het ruimtelijk economisch vestigingsklimaat in Regio Gelderland” onderschrijft deze analyse en stelt dat het (inter)nationaal doorgaand en lokaal ­verkeer gebruik maken van dezelfde stukken infrastructuur, hetgeen leidt tot congestie, vertraging, overbelasting, waardoor het netwerk als geheel kwetsbaar is. De BVNL-rapportage geeft daarom ook de volgende aanbevelingen mee, die wij concreet vertalen in de volgende programma’s en projecten: 1. Verbeter de bereikbaarheid van het stedelijk ­netwerk. De doortrekking van de A15 en de verbreding van de A12 zijn gestart. Ook de spoorverbinding Arnhem­-Düsseldorf, waarvan de Duitse concessiehouder de trekker is, is in uitvoering en het station Arnhem C ­ entraal wordt dit jaar nog geopend. Belang­rijk voor het stedelijk netwerk Arnhem-­ Nijmegen is de ver­sterking van de internationale ICE-verbinding met de stedelijke regio, en specifiek de positie van Arnhem hierin. Deze projecten ­betekenen veel voor de bereikbaarheid van het stedelijk netwerk en de verbinding met het Duitse achterland. Elektrificatie van de Maaslijn is een ander project dat de bereikbaarheid van het stedelijk netwerk

en van de Campus Heijendaal in het bijzonder ­vergroot. De provincie Limburg is hiervan de initiatief­nemer, maar deze verbetering is voor het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen eveneens van grote betekenis. 2. Versterk het onderliggend wegennet als een ­onafhankelijk netwerk. Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen wil dit bereiken door een multimodale aanpak van (slimme en ‘groene’) spoor-, weg-, fiets- en OV-projecten: – verbetering van de stations en de kwaliteit van de openbare ruimte Nijmegen CS, Nijmegen Heijendaal, Arnhem Velperpoort en Arnhem Presikhaaf, alsmede de kwaliteit van de openbare ruimte bij de stations en de aanpak van Spoorknoop Oost; – het versterken van fietsverbindingen en -faciliteiten, zoals routing en fietsenstallingen bij de stations van Arnhem en Nijmegen, een fietsbrug over de Nederrijn, de pontverbindingen en diverse snelfietsroutes; – Trolley 2.0, proef met waterstofbussen, de uit­ voe­ring van de OV-visie en Green Deal (openbaar toegankelijke elektrische) laadinfrastructuur; – via Beter Benutten wordt ruimte gegeven aan slimme en duurzame distributie; – slimme verplaatsingen krijgen in deze regio veel aandacht. Innovaties als SLIM Reizen (samen ­leidend in mobiliteit), ITS (intelligente transport ­systemen, waarbij informatie- en communicatie-

FIGUUR 2 | Ten-T corridors in Europa

7


2

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

FIGUUR 3 | (Spoor)wegen en water in het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen

technologieën in voertuigen en de transport­infra­ structuur worden geïntegreerd om het verkeer veiliger, efficiënter, betrouwbaarder en milieuvriendelijker te maken), gedragsverandering van de reiziger, zelfrijdende voertuigen, multimodaal en dynamisch verkeersmanagement krijgen de ruimte. – 3. Onderzoek de mogelijkheden van ontvlechting van het internationaal en regionaal verkeer. Hiervoor is op korte termijn, met name het logistieke multimodale knooppunt A15-corridor van belang. Wat de goederencorridor betreft loopt het MIRT-onderzoek (Corridor Oost). Resultaten uit dit onderzoek zullen wederom op de regionale en landelijke agenda komen. Voor 2016 willen we het Rijk uitnodigen, om: – aan de hand van de nieuwe inzichten rond de bereikbaarheidsindicator nadere afspraken te ­maken over het hoofdwegennet met als s­ peciale aandachts­punten de bajonet A12-A50 en het knooppunt Bankhoef (A50); – op basis van de uitkomsten van de studie Versnel­ ling IJssellijn met ons na te denken en te besluiten 8

– – –

over vervolgstappen. Ook in relatie tot de kruisende lijnen, inclusief de spoorknoop Arnhem-Oost en de spoorbrug Ravenstein. De betrouwbaarheid van de spoorverbindingen blijft een opgave en maakt deel uit van de agenda van de Spoortafel en Lange Termijn Spoor Agenda Oost; kansen benutten tot synergie en meekoppeling van verbetering nationale netwerk (PHS) met lokale ingrepen; op basis van de uitkomsten van de studie Rail­ terminal Gelderland (RTG) na te denken en te ­besluiten over vervolg rond realisatie; te starten met de ontwikkeling van het nieuwe programma Beter Benutten Vervolg (2018-2022). te werken aan een verdere versterking van de ICE voor het stedelijk netwerk en voor Oost-Nederland als totaal; te participeren in de verbeteringen rond Station Nijmegen CS (besluitvorming in 2016); een verkennende studie rond de stations Nijmegen Heijendaal en Arnhem Presikhaaf op te starten. samen met het stedelijk netwerk te werken aan een succesvol Velocity (in 2017).


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

2.3. DELTAPROGRAMMA De ligging aan de rivieren heeft grote invloed op het landschap, de economische mogelijkheden, alsook de veiligheid. De waterveiligheid en het voorkomen van wateroverlast vraagt voortdurend actie en investeringen van Rijk, regio en waterschappen. In de afgelopen vijf jaar is in het rivierengebied gezamenlijk gewerkt aan het ontwikkelen van de Voorkeursstrategie ­Rivierengebied. Deze voorkeurstrategie maakt onderdeel uit van het Deltaprogramma en is tevens als strategisch kompas opgenomen in het Nationaal Waterplan. Nieuwe veiligheidsnormen moeten recht doen aan de aanzienlijke verstedelijking die de regio heeft door­ gemaakt en de komende jaren zal doormaken. Het vraagt forse investeringen in dijken en kades, in waterberging en -afvoer in het middengebied (zoals in Park Lingezegen). Waar mogelijk treffen wij maatregelen, gericht op waterveiligheid en stedelijke ontwikkeling, gecombineerd met andere projecten (‘meekoppelen’) om kosten te besparen en meerwaarde te creëren. Voor Rivierklimaatpark IJsselpoort is een separaat MIRT-traject gestart dat zijn eigen traject met het Rijk zal doorlopen. Wij verzoeken het Rijk om in aanpak en programmering samen op te trekken met de regio door: 1. De meekoppelkansen met regionale gebieds­­ont­ wikkeling maximaal te benutten. Door de water­schappen worden urgente dijk­­ver­ beteringstrajecten uit het HWBP (Hoogwater­ beschermings-programma) voortvarend uitgevoerd.

Het gaat hier om t­ rajecten Nederrijn-Lek, Waal, IJssel en Maas. Er wordt daarbij al voorzichtig ­geanticipeerd op de nieuwe normering. Sommige dijkverbeteringsopgaven worden hierdoor urgenter. Bij andere dijkversterkingstrajecten wordt geanti­ cipeerd op de nieuwe normering door meer tijd te nemen voor een ruimere verkenningsfase en hierdoor ook ruimte te creëren voor een zorgvuldig gebiedsproces en een uitwerking van de samenhang met rivierver­ruiming en meekoppelkansen. Regionale partijen spannen zich in om meekoppelkansen bij regionale gebiedsontwikkelingen tijdig in beeld te hebben, zodat bij de grote versterkings­ opgaven geen kansen gemist worden. Kansen zijn aan de orde bij meerdere projecten: – Park Lingezegen in de Kop van de Betuwe. Vergroting van de waterberging en de waterveiligheid staat n ­ adrukkelijk op de agenda in de komende fase van het regionale Park Lingezegen. – Binnenstad van Arnhem. Bij noodzakelijke kade­ vernieuwing op de noordoever van de Nederrijn (Rijnkade) liggen kansen voor een combinatie van ­waterveiligheid en een kwaliteitsimpuls van het rivierfront van de binnenstad. – Soortgelijke meekoppelkansen liggen bij de verdere ontwikkeling van het stedelijke Waalfront en het zuidelijk deel van de Waalsprong (Hof van Holland, Veur-Lent, Hoge Bongerd, de Stelt) in Nijmegen. – Wijkvernieuwing in Malburgen (Arnhem) en aanpak van waterveiligheid op de zuidelijke oever van de Nederrijn.

9


2

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

– In Wijchen is sprake van meekoppelkansen van gebiedsontwikkelingsopgaven en infrastructuur (vergroting capaciteit spoorbrug; ‘flessenhals ­Ravenstein’ met de aanpak van waterveiligheid van de Maas. 2. Actieve participatie in regionale pilots. We vragen om actieve betrokkenheid van het Rijk bij een aantal verkenningen en pilots die de regio nu start, gericht op ‘water’, ‘klimaat’ en gebieds­ ontwikkeling. Het gaat hierbij om: – Analyse ‘Waterveiligheid Kop van de Betuwe’ (meerlaagse veiligheid); – Pilot Zoetwatervoorziening in de Kop van de ­Betuwe; – Klimaatbestendig Rijk van Nijmegen en Land van Maas en Waal; – Stresstest Arnhem; – Waterveiligheid Maas 2.4. PROGRAMMERING WERKLOCATIES De markt voor bedrijventerreinen, perifere detailhandel en kantoorlocaties is regionaal. Voor een duurzame economische ontwikkeling van het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen is het van belang dat de gemeenten samenwerken bij het aanboren van de markt voor werklocaties. Momenteel is er sprake van een over­ 10

aanbod in de regionale planvoorraad. Het weer in balans brengen van vraag en aanbod is een vraagstuk dat alleen in regionaal verband kan worden aangepakt en ruimtelijk en financiële consequenties heeft. De provincie en de gemeenten zijn samen, in het kader van onze MIRT-Agenda, bezig de bestaande afspraken te herijken. Om dit traject te laten slagen is commitment nodig van alle betrokkenen, maar ook volledige onderlinge transparantie over harde en zachte plannen, afspraken met derden en financiën. Commitment en bereidheid tot transparantie zijn door alle gemeenten en de provincie Gelderland naar elkaar toe uit­gesproken en er wordt momenteel constructief gewerkt om deze opgave gezamenlijk op te lossen. 2.5. OVERWEGING We hebben als stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen bewust gekozen voor een focus in onze Uitnodigings­ agenda op drie iconen. Er zijn natuurlijk nog andere projecten en programma’s belangrijk. Deze program­ ma’s, projecten en sectoren blijven voor ons wel ­de­gelijk van belang om het stedelijk netwerk in haar kracht te brengen, maar dragen minder bij aan de gewenste ‘hefboom’ en/of de herkenbaarheid van het economisch profiel van het stedelijk netwerk ­Arnhem-Nijmegen.


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

Denk bijvoorbeeld aan: – De sector maakindustrie (van Wijchen tot ­Nijmegen) en van Arnhem tot de Liemers; Deze sector biedt ook veel werkgelegenheid op VMBO en MBO niveau. Het bieden van ­voldoende werkgelegenheid op dit niveau is een opgave in de steden en de regio. Overigens is er sprake van een relatie tussen de icoonprogramma’s en de maak­industrie. Beide sectoren zijn onderling sterk verbonden en profiteren van elkaars succes; – Het belang van het tuinbouwcluster Lingewaard (Bergerden, Huissen-Angeren en Agropark ­samen). Het tuinbouwcluster is van groot belang voor de regio en ondersteunend aan de icoonprogram­ ma’s. Als productielocatie en proeftuin voor innovaties waar het gaat om de cross-overs tussen food en health, als grote leverancier en afnemer van ­duurzame energie (belangrijke schakel in het warmtenet Arnhem-Nijmegen) en als gebruiker/ leverancier van de logistieke corridor. Intensivering van de samenwerking met partijen binnen Nord­ rhein-Westfalen is vanwege de afzet belangrijk voor de verdere versterking van de tuinbouwsector; – wijkvernieuwing. Het stedelijk netwerk Arnhem-­ Nijmegen heeft, zowel in de twee steden alsook daarbuiten, een omvangrijk areaal van woningen in jaren 70- en 80-wijken, de zogenaamde ‘bloemkool-wijken’. Veel woningen en de wijken zijn niet

levensloopbestendig. Daarbij zijn de woningen energetisch vaak niet optimaal. Er ligt dus een ­opgave deze woningvoorraad te vernieuwen; – de sector toerisme en recreatie; als stedelijk ­netwerk, ingebed in een rijke landschappelijke ­setting, liggen hier aanzienlijke potenties. Op regionale en nationale schaal gaat het o.m. om nieuwe recreatie- en belevingsconcepten, zoals de Limes (door het Rijk voorgedragen voor de ­UNESCO werelderfgoedlijst) en de Liberation Route.

11


3 ICOONPROGRAMMA

CAMPUSONTWIKKELING

3.1. OPGAVE Het icoonprogramma campusontwikkeling is gericht op het ­versterken van de locaties die als aanjager voor de kennisont­wikkeling, (jong) talent en ondernemerszin werken. Het gaat hier in het bijzonder over de campussen van Arnhem en Nijmegen, die een sterk bovenregionale uitstraling kennen. In beide steden en de omliggende regio is van oudsher de ondernemerskracht sterk. Vanuit de overtuiging dat campusontwikkeling bij uitstek bijdraagt aan de economische groei en werkgelegenheid van onze regio willen wij hier sterk op inzetten. Bedrijven en kennisinstel­lingen profiteren direct van elkaar door kennisdeling en/of elkaars nabijheid. We zien campusontwikkeling als een combinatie van investeringen in ‘hard- en software’. Naast niet-fysieke in investeringen in bijvoorbeeld het 12

verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, het ­faciliteren van startups, het stimuleren van business ­development, acquisitie, kennisdeling, voorzieningen en dergelijke, moeten we ook aandacht hebben voor de fysieke ­omgeving zoals infrastructuur en aantrek­ke­ lijke stations­gebieden voor studenten en werknemers. 3.2. HEDEN Campussen: bron van innovatie-ontwikkeling De gemeenten en de provincie Gelderland bundelen met bedrijfsleven en de kennisinstellingen de k­ rachten voor de versterking van innovatieontwikkeling. De ­regio staat sterk met haar focus op health en energy, als onderdeel van het topsectorenbeleid van het Rijk. Er ligt een sterke verbinding met food, in de ­Wageningse regio. Health en energy (en daarbinnen


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

de campussen) worden gezien als katalysatoren voor de brede economie en voor innovatie in de (sterke) maakindustrie van de regio. We koesteren deze ­sectoren en de cross-overs hierbinnen, en met andere sectoren. De brede basiseconomie, zoals l­ogistiek, chemie, de creatieve sector en HTSM (high tech s­ ystemen en materialen), vormt het solide fundament en schept de randvoorwaarden om te kunnen excelleren. Daarmee vormt dit de motor van de regionale economie. Met de bestaande kennisnetwerken Health Valley, Green Tech Alliances, het business cluster S­ emicon, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Radboud Universiteit, Radboudumc, Van Hall Larenstein, ArtEZ, Novio Tech Campus BV, Industriepark Kleefse Waard en Arnhems Buiten en vooral met veel sterke bedrijven werken we samen aan een goed vestigingsklimaat én economische ontwikkeling. Deze gefocuste inzet is ook nodig. De volledige regio onderkent dat. De werkgelegenheid in het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen is geen vanzelfsprekendheid, evenals de positie van de kennisinstellingen. Ontwikkelingen als krimp in de Achterhoek en Limburg hebben effect op de instroom van studenten en bete­ kenen ook een verandering op de arbeidsmarkt. De instroom van studenten is niet alleen van belang voor de kennisinstellingen, maar ook voor de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de regio (de regio kent nu zo een 50.000 studenten). De human capital agenda vraagt (onder veranderende omstandigheden) voortdurend aandacht. Sterke kennislocaties Nijmegen heeft een sterke universitaire basis met de Radboud Universiteit en Arnhem een bijzondere positie met drie hoger onderwijsinstellingen. De regio kent een aantal echte kennislocaties: Heijendaal (Radboudumc, Radboud Universiteit en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), Van Hall Larenstein en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (Science Park Arnhem) en ArtEZ in Arnhem. Daarnaast zijn de Novio Tech Campus en Industriepark Kleefse Waard en Arnhems Buiten bij uitstek ondernemers-gedreven locaties waar starters, ­bedrijven en innovatieve kennis bij elkaar komen. Honig en Coehoorn Centraal zijn creatieve ontwikkelplekken: onontbeerlijk en kenmerkend in het totale regionale palet van innovatieve locaties. Papendal fungeert als living lab en kennislocatie waar rond topsport de onderwerpen food en health bij elkaar komen. Ook is de link tussen Heijendaal (cluster health) en Wage­ningen (food) belangrijk en kansrijk om cross-overs tussen beide topsectoren te ver­sterken

en daarmee nieuwe producten en markten aan te boren. Deze locaties en de ontwikkeling van de keten daartussen hebben potentie als versnellingscentra voor de ontwikkeling van innovaties en menselijk kapitaal in én buiten de regio. Koppel wetenschappelijke kennis en het regionaal bedrijfsleven beter aan elkaar, fysiek en/of organisatorisch, met als doel een innovatievere en concurrerende (regionale) economie. Dit is ook een aanbeveling uit het rapport van BVNL. 3.3. AMBITIE De basis van de innovatie verstevigen De campussen in de regio zijn bij uitstek de basis voor innovatie. Zij kennen een sterke dynamiek en zijn dus nooit af. Dit betekent dat we bereikbaarheid en a­ ndere randvoorwaarden voor deze locaties mee moeten laten groeien (qua hard- en software). Er is een verdere samenwerking en verbinding tussen verschillende ­concentraties van bedrijven en kennisinstellingen ­nodig. De ontwikkeling van een sterk dynamisch ­netwerk is daarvoor noodzakelijk. Werken aan structuurversterking voor economische ontwikkeling We werken aan drie subsporen om economische groei verder te realiseren. Het gaat om: – Het benutten van het potentieel van startups en spin-offs. – Het stimuleren van innovatie en business development bij het bestaande bedrijfsleven. Onder andere door het organiserend vermogen van het MKB verder te versterken, test- en innovatiefaciliteiten meer in gedeeld beheer en eigendom toe te voegen en de innovatie-agenda en vragen vanuit het bedrijfsleven te koppelen aan de Human Capital agenda (zie ook verderop). – Het toevoegen van bedrijvigheid door aansluitend op de nationale acquisitie strategie de sterke kanten van de campussen voor het voetlicht te brengen. Bouwen aan een Human Capital agenda Het op orde hebben én doorontwikkelen van ons sociaal kapitaal is randvoorwaarde voor economische ontwikkeling. Het gaat bijvoorbeeld over de (inter­ nationale) werving van studenten en werknemers, het op in kaart brengen van de ontwikkeling van de vraag naar arbeid op het vlak van energie/techniek en health en de aandacht voor vakmanschap. Hier ligt ook een opgave om de aansluiting te verbeteren tussen werk op niveau van VMBO en MBO en het onderwijs en het 13


3

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

versterken van de werkgelegenheid in deze sectoren. Er ligt in de regio een opgave om de werkgelegenheid op dit niveau ook te stimuleren. De Internationale profilering verbeteren De campussen maken in toenemende mate deel uit van (inter)nationale netwerken. (Inter)nationale positionering en aansluiting is nodig. De regio heeft nationaal en internationaal veel te bieden en wil en kan dit beter doen. 3.4. PROCESSEN EN PROJECTEN De regio werkt voor haar sturing op de economische opgave samen in de Economic Board regio ArnhemNijmegen. Deze tripartite samenwerking is hét orgaan voor sturing, agendering en stimulans in de uitvoering. Maar daarnaast herhalen wij hier onze uitnodiging aan individuele burgergroepen en ondernemers, om met initiatieven te komen die onze gezamenlijke ­doel­stellingen versterken. Om de economische kracht van de campussen en het stedelijk netwerk te versterken is het de komende jaren urgent te investeren in lokale projecten die de innovatieve locaties versterken en in regionaal generieke projecten met een versterkend effect op de boven­ genoemde locaties. Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen ziet het als noodzakelijk om een sterk beeld te ontwikkelen voor de samenhang en complementariteit van verschillende locaties in beide steden en de maatregelen die nodig zijn om het stelsel van regionale innovatieve kennis14

en werklocaties te versterken. In komende tijd zal de regio daaraan, samen met haar partners, werken. Met het Rijk en de topcampussen verkennen wij graag op welke wijze we kunnen aansluiten bij de acht landelijke topcampussen en de City Deals. Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen heeft een bijzondere propositie met haar keten van WO en HBO kennisinstellingen, haar sterke inhoudelijke oriëntatie, haar krachtige bedrijven en haar unieke positionering tussen Randstad en Ruhr. • Partners: gemeenten Arnhem en Nijmegen, ­provincie Gelderland, kennisinstellingen, innovatie­ ve werklocaties, bedrijven • Financiering: onder meer regionale overheden • Planning: eerste kwartaal 2015 Op de locatie Heijendaal in Nijmegen zijn Radboud Universiteit, Radboudumc en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en (een deel) ROC Nijmegen geconcentreerd. De bereikbaarheid van de locatie vraagt naar de toekomst toe verdere verbetering. E­ lektrificatie van de Maaslijn en verbetering van het station zijn ­belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de ­campus. Daarvoor is een kwaliteitsimpuls van Station Nijmegen Heijendaal gewenst. Op Heijendaal zullen partijen blijvend investeren in het ontwikkelen van onderzoek en onderwijs. Dit vertaalt zich in aanpassing en verbetering van (bestaande) gebouwen en openbare ruimte. Het incubatoraanbod en facilitering door integrale ondersteunende programma´s daarbij vraagt verdere ontwikkeling. Specifiek aandachtspunt vraagt de internationale doelgroep van expats en studenten. Het gaat daarbij om wonen op de campus, specifieke voorzieningen zoals congres­


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

faciliteiten, een Global Lounge (een ontmoetingsplek voor de internationale gemeenschap), et cetera. • Partners: gemeente Nijmegen, Radboud Univer­ siteit, Radboudumc, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, provincie Gelderland, ProRail, Rijk ­(ministerie van IenM) • Financiering: divers. Voor de verbetering van het stationsgebied zal de haalbaarheidsstudie een beeld moeten geven. Daarnaast afhankelijk van ­beno­digde ingrepen en investeringen: kennisinstel­ lingen, gemeenten, provincie, Europese middelen • Planning: 2015-2025, studies naar stationsont­ wikkeling opstarten In Arnhem is de locatie Hogeschool van Arnhem en Nijmegen-Van Hall Larenstein (Science Park Arn­ hem) de spil waar grote aantallen studenten bij elkaar ­komen. De locatie is nu nog uit elkaar liggend: naar de toekomst toe is het aanbrengen van een sterke samenhang (zowel inhoudelijk als fysiek) op de locatie, het in context brengen van de andere onderwijsinstellingen in de nabije omgeving (onder meer ROC RijnIJssel, ROC A12, Helicon, Leerpark Presikhaaf) en het toevoegen en ontsluiten van voorzieningen het wensbeeld. Hiervoor is een haalbaarheidsstudie naar dit concept, inclusief de randvoorwaarden met betrekking tot infrastructuur en bereikbaarheid (verplaatsing en vergroting van het perron van Station Arnhem Presikhaaf) van belang. Het toekomstbeeld vraagt een kwaliteits­ impuls in het bestaande gebied. Verbindingen tussen de afzonderlijke delen van de locatie, toevoegen van

incubatorfaciliteiten en ondersteuning daarvan met integrale programma´s zijn nodig. Het aantal startups en spin-offs op deze locatie kan omhoog. Deze locatie huisvest in haar nabije omgeving een forse interna­tio­ nale populatie. Dit vraagt om het toevoegen en toegankelijke maken van passende voorzieningen (wonen, sport, leisure, werkruimten, etc.) op de locatie. Voor de inhoudelijke lijnen op de locatie is onder meer het onderzoeken op haalbaarheid van een uniek en aanvullend programma voor de hogescholen samen (zoals een master op het gebied van energie- en milieutechnologie; EMT) een op te pakken vraagstuk. • Partners: Partners: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Van Hall Larenstein, ArtEZ, ROC’s, gemeente Arnhem, provincie Gelderland, ProRail, Rijk (ministerie van IenM) • Financiering: Financiering: divers. Voor de ver­ be­tering van het stationsgebied zal de haalbaar­ heidsstudie een beeld moeten geven. Daarnaast ­af­hankelijk van benodigde ingrepen en investe­ ringen: kennis­instellingen, gemeenten, provincie, Europese middelen • Planning: 2015-2025, studies naar haalbaarheid stationsontwikkeling op te starten Industriepark Kleefse Waard en Novio Tech C ­ ampus en deels ook Arnhems Buiten (met hoogwaardige ­bedrijven) zijn krachtige ondernemersgedreven ­locaties. De regio neemt met deze locaties het rijksbeleid en de Agenda Stad ter harte: regio’s, cluster en profileer. Industriepark Kleefse Waard (IPKW) wordt het (inter)nationale centrum waar starters, onder­ nemers, ­docenten, onderzoekers van t­ echnische 15


3

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

universiteiten en de Hogeschool van Arnhem en ­Nijmegen en beleidsmakers elkaar vinden en versterken op e­ nergie en techniek vraagstukken. IPKW is een proeftuin voor circulaire economie en heeft als ambitie om het meest duurzame industriepark in ­Nederland te w ­ illen zijn. IPKW verbindt daarnaast maak – en ­creatieve industrie met elkaar en werkt daartoe ook ­samen met center of expertise Future Makers van ­ArtEZ: een mogelijke opmaat naar een proeftuin ­Design & ­Technology. De Novio Tech Campus is het centrum van de ontwikkelingen life science/health en Semiconductorindustrie. Het doel is het ontwikkelen van een (inter-) nationaal centrum waar starters, ondernemers, docenten, onderzoekers en beleidsmakers van Radboud Universiteit en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen elkaar vinden en versterken op de thema’s life sciences/health en semi-conductors en chemie. Deze sectoren zijn flink aan het groeien. Bedrijven, maar ook samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen (bijvoorbeeld het IJ5Lab) hebben zich recent gevestigd. Rockstart draait het acceleratorprogramma voor E-health. Het is nu het momentum voor de versnelling. Daar moet de ontwikkeling van de Business Generator Nijmegen bij gaan helpen. Deze campusontwikkelingen staan in de regio in een samenhangend geheel van werklocaties. De behoefte en noodzaak is om te werken aan een integraal ­programma voor startups en spin-offs, de doorgroei daarvan (business development) en regionale aan­ sluiting bij de rijksacquisitie-inzet. 16

Community building rond de inhoud (bijvoorbeeld ­circulaire economie op IPKW) blijft naar de toekomst toe essentieel, evenals de support voor showcases (bijvoorbeeld Global Lounge). • Partners: Industriepark Kleefse Waard, Novio Tech Campus, gemeente Arnhem, gemeente Nijmegen, provincie Gelderland, ProRail, Rijk, NFIA, Oost NV, Allego, MKB-bedrijven • Financiering: publiek-private financieringsarran­ gementen, conform de eerdere en actuele investe­ ringen in het gebied • Planning: divers voor de verschillende onderdelen In het totale palet aan locaties zet de regio ook bewust in op de creatieve ontwikkel- en experimenteerlocaties in en nabij de binnensteden zoals Coehoorn en Honig. In deze hotspots komen ondernemerschap, creativiteit en kennis bij elkaar. Deze locaties zetten met hun wijze van werken andere locaties op scherp. Arnhem en Nijmegen willen graag samen met de provincie verkennen in excellerende regio´s elders, hoe robuuste samenwerkingsvormen tussen provincies en andere partijen (kennisinstellingen) vorm kunnen krijgen. Met het oog op het bevorderen van duurzame kennisontwikkeling en innovatie. • Partners: Gemeenten Arnhem en Nijmegen, ­provincie Gelderland, Kennisinstellingen • Financiering: regionale overheden • Planning: 2016


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

Voor de regionale topsectoren werken wij aan een versterking van de aansluiting tussen vraag en aanbod met een regionale uitwerking van het Techniekpact en Zorgpact. Voor Energie betekent dit bijvoorbeeld dat we langs de lijnen kiezen voor techniek, leren in techniek en werken in techniek het aanbod scherp­stellen en witte vlekken invullen. Dit gebeurt samen met bedrijven en kennisinstellingen. Ook voor health/life science semiconductor wordt een dergelijke inventarisatie uitgevoerd. Dit betekent vervolgens dat de benodigde investeringen in de witte vlekken in beeld zijn. In de komende jaren zal vast en zeker het vraagstuk van internationale werving concreter te worden. Dat is dus nu een thema voor de regio om op te anticiperen. • Partners: basisonderwijs, VO, ROC´s, Hogescholen, universiteit, bedrijven, gemeente Arnhem, gemeente Nijmegen, provincie Gelderland • Financiering: onderwijspartijen, bedrijfsleven, ­overheden • Planning: in gang gezet Een van de belangrijkste zaken die de Economic Board regio Arnhem Nijmegen als haar doel heeft, is de profilering en internationale positionering van de regio. Voor een sterke ontwikkeling van de innovatieve kennis- en werklocaties en om optimaal te presteren met health en energy vraagt dit om ondersteuning. Een goed internationaal klimaat in de regio is essen­ tieel. De internationale school is straks gerealiseerd en we hebben als stedelijk netwerk eigen vertegenwoordigers in Düsseldorf en Brussel, maar de ontwikkeling van overige faciliteiten voor internationale kenniswerkers en studenten behoeft nog aandacht. Voor de positionering en profilering wil de regio zich gastvrij opstellen naar (inter)nationale congressen en seminars die aansluiten op de inhoudelijke focus van de regio. De regio hoopt op support te kunnen rekenen voor de Economic Board regio Arnhem Nijmegen, die een breed draagvlak kent in de regio, bijvoorbeeld door een aanvulling op het investeringsfonds.

­ aatschappelijke betrokkenheid en politiek-­ m bestuur­lijke haalbaarheid bijeen te brengen rond een concrete opgave. Wij nodigen het Rijk uit om hierbij als partner op te treden en te faciliteren in het (tijdelijk) aanpassen van regelgeving om ruimte te maken voor innovatieve proeftuinen en regionaal maatwerk, het koppelen van bestaande financieringsstromen en het aanpassen van financieringsvoorwaarden, alsmede in het faciliteren van de uitwisseling van informatie (startups), het gebruik maken en inzetten van elkaars netwerken (acquisitie), het versterken van regionale investeringsfondsen. 2. De regio wil graag support bij het versterken van de basis van de campussen zeker waar het gaat om de stationsgebieden Heijendaal en Presikhaaf. Stedelijke bereikbaarheid is in Arnhem en Nijmegen een grote opgave. Wij zoeken naar slimme oplossingen en richten ons op het maximaal benutten van OV, fietsen en wandelen. Wij zien de inrichting van de stationsgebieden als belangrijke schakel. Het ver­groten van de stedelijke bereikbaarheid zien wij als een gedeelde verantwoordelijkheid. Ook van het Rijk vragen wij hiervoor support vanaf de eerste stap. Het doen van haalbaarheidsonderzoeken voor beide stationsgebieden. De elektrificatie van de Maaslijn is in de bereikbaarheid belangrijk voor de campus Heijendaal. 3. De regio wil versterking bij het aanjagen van ­nieuwe initiatieven op het gebied van human ­capital in de voor de regio sterke sectoren (bij­voorbeeld vanuit het techniekpact/zorgpact), maar ook een stimulans voor nieuwe ontwikkelingen zoals een EMT-master, langdurige support voor bijvoorbeeld de centers of expertise (vanuit de Human Capitalagenda bij de topsectoren), het ontwik­kelen van nieuwe arbeidsmarktconcepten en bij de ontwikkeling van inno­ vaties in de onderwijskolom, gekoppeld aan het bedrijfsleven.

3.5. RIJKSBIJDRAGE Wij nodigen de minister uit om met ons mee te denken over inhoud en financiering van de volgende onderwerpen: 1. Juist vanwege het karakteristieke regionale aanbod van innovatieve campussen wil regio Arnhem-­ Nijmegen verbinding met de acht topcampussen en City Deals. De toegevoegde waarde van City Deals is de impuls tot stedelijke transities door inno­vatiekracht, ondernemerschap, opschaling,

4. Experimenteerruimte op het vlak van life sciences/ health en energy. Innovaties hebben ook te maken met wet en regelgeving. Samen zoeken naar ruimtelijke, juridische en fiscale experimenteerruimte. 5. Verken mogelijkheden voor het wegnemen van barrières voor langdurig verblijf van internationaal talent (denk aan visaproblematiek e.d.)

17


4 ICOONPROGRAMMA

BRUISENDE BINNENSTEDEN AAN DE RIVIER

4.1. OPGAVE De binnensteden van Arnhem en Nijmegen zijn verschillend, maar beide aantrekkelijk en complementair. Zij staan aan de top van de voorzieningenstructuur in provincie en regio en trekken jaarlijks 25 miljoen bezoekers. Niet alleen uit de eigen steden, maar uit de gehele regio inclusief Duitsland. Naast een grote werkgelegenheidsbron voor de regio zijn de binnensteden een belangrijk visitekaartje. Versterking van de binnensteden richt zich op aspecten als profilering, versterking van de relatie met de rivieren en de stedelijke ontwikkeling, het transformatieproces naar ‘place to meet’ en benutting van het cultureel en creativiteits­ potentieel. Een sterke binnenstad is ook b ­ elangrijk voor het behalen van successen op het icoonprogramma

18

campusontwikkeling. Immers, een goed vestigings­ klimaat met een aantrekkelijke binnenstad is daarbij van groot belang. Net als bij het versterken campusontwikkeling gaat het bij de binnensteden niet alleen op ‘hardware’, maar ook de ‘software’. Daarmee wordt bedoeld dat beleid en investeringen in de binnensteden niet alleen gericht zijn om het aantrekkelijker te maken, maar ook om ondernemerschap te stimuleren in de binnensteden (zie ambitie). 4.2. HEDEN (Binnen)stad en regio met elkaar verbonden De binnensteden bieden een fors aanbod aan voorzieningen, zijn een belangrijke werkgelegenheidsbron


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

voor de regio en fungeren als visitekaartje. Hierin heeft de regio een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de leefomgeving. De aanwezigheid van aantrekkelijke, onderscheidende grote steden als Arnhem en ­Nijmegen vergroot de aantrekkelijkheid van het woonmilieu in omliggende gemeenten. Minder leegstand in de stadscentra is een investering in de regio als het bete­kent dat er werkgelegenheid mee gemoeid is en er meer mensen in de regio willen werken en wonen. Van beter bereikbare binnensteden profiteren alle inwoners in de regio. De regio biedt daarentegen aantrekkelijke, meer dorpse woonmilieus buiten de stad, die met snel OV verbonden zijn met de stad. Deze woonmilieus vergroten de draagkracht van de binnensteden. Zo versterken stad en ommeland elkaar en kunnen daarmee niet los van elkaar worden gezien.

Rivier is hart van de stad De binnensteden zijn beide gelegen aan de rivier. Rivieroevers met veel potentie. Niet voor niets spreekt men in Arnhem bijvoorbeeld over het ‘Rijngoud’ en in Nijmegen van het ‘omarmen van de Waal’. De ­culturele, economische en groene (her)ontwikkeling van de rivieroevers versterken de band tussen de stad en het groene karakter van de Waal- en Rijndelta. De rivier is het hart van de stad, de stad omarmt de rivier. Een uniek voorbeeld hiervan is te vinden in het Ruimte voor de Rivier project bij Nijmegen-Lent, waar waterveiligheid en ruimtelijke ontwikkeling elkaar versterken en een rivierpark is ontstaan midden in de stad. Het is belangrijk om nu met de verschillende overheden en ondernemers / initiatiefnemers na te denken over het toekomstig gebruik van dit rivierpark.

Levendigheid en creativiteit in de steden Het voorzieningenniveau in de binnensteden staat onder druk (door het verdwijnen en uitblijven van vernieuwing, maar ook door algemene trends). In het rapport BVNL wordt aanbevolen te zorgen voor een vergroting van de agglomeratiekracht van de voorzieningen en te werken aan de verdere complementariteit van de beide steden. Daarnaast staat het beleven van de steden steeds meer centraal. We kunnen dit ­duiden als een verandering van een ‘place to buy’ naar een ‘place to meet’. Naast winkelen worden andere functies als cultuur, evenementen en horeca steeds belangrijker. Het sociale en culturele karakter van de binnensteden verandert hierdoor. Dit stelt eisen aan de sociale, culturele en recreatieve beleving van de binnen­steden.

Complementariteit Het wordt steeds belangrijker om de complementariteit van de steden Arnhem en Nijmegen te benadrukken en elk een onderscheidend, aantrekkelijk aanbod en karakter behoudt. Een geïntegreerde aanpak kan juist de complementariteit bevorderen. Beide steden beschikken over een grote diversiteit aan hoogwaardige opleidingen, kennisinstellingen van nationaal en internationaal formaat, interessant ­cultureel erfgoed, een groot cultureel aanbod (Het ­Gelders Orkest, De Vereeniging, Introdans, Het Valkhof Museum, Toneelgroep Oostpool, Nederlands Openluchtmuseum, Doornroosje). Een regio met twee sterk verschillende gezichten trekt een groter publiek aan. In deze regio zien we ook een grote complementariteit tussen de beide steden en de overige gebieden. De regio biedt het beste van twee werelden. Immers, de steden Arnhem-Nijmegen hebben inwoners en onder­nemers veel te bieden, maar dit geldt ook voor de regiogemeenten.

Historisch gezien zijn het de steden waar de creativiteit ontstond. Arnhem en Nijmegen hebben grote kansen in de nieuwe economie. De regio zal meeprofiteren met de creatieve en innovatieve ontwikkeling van ­Arnhem en Nijmegen. Voor beide – stad en omgeving – liggen er kansen. Grote kansen, voor ondernemers, inwoners en nieuwkomers. De creatieve industrie (denk aan mode, media design en dergelijke) is sterk vertegenwoordigd in het stedelijk netwerk. Het verlevendigt de steden en levert innovatie en nieuwe kansen voor de economie. De bloeiende en groeiende creatieve sector is een aanjager van innovaties. ­Voorbeelden hiervan zijn Coehoorn als schakel in de creatieve corridor Rozet-Coehoorn-campus ArtEZ-­ museum Arnhem en het Waalfront (Honig-complex, Vasim) in Nijmegen.

Bij samenwerking en regionale planning ontstaan ook slimmere investeringen en een efficiënter ruimte­ gebruik. Een voorbeeld hiervan is het aanbod aan detailhandel. We weten dat de behoefte aan winkelruimte zal afnemen, in het land, in de regio en binnen onze gemeenten. Afstemming in de regio is noodzaak om te voorkomen dat het winkelbestand over de totale regio verzwakt. Ditzelfde geldt ook voor woningbouw, kantoorontwikkeling en bepaalde typen bedrijventerreinen; voorkom een overaanbod in een bepaalde sector op regionale schaal, want dat leidt onvermijdelijk tot leegstand. Bij het aanbod aan maatschappelijke voorzieningen zien we dezelfde spanning als gevolg

19


4

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

van de afnemende vraag. Hierin moet de regio nieuwe functies slim lokaliseren. Arnhem en Nijmegen nemen samen met de provincie hierin het voortouw. 4.3. AMBITIE Jong en talentvol: binden en boeien Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen huisvest een relatief jonge en hoogopgeleide bevolking. Deze r­ egio zit in de luxe positie dat de beroepsbevolking nog tot na 2040 in omvang toeneemt en dat zij de vele ­studenten (mbo, hbo en universitair) veel verschillende opleidingen kan aanbieden. Deze mooie uitgangspositie werpt zijn vruchten af wanneer we deze jongeren een carrière binnen ons gebied kunnen bieden. Hierdoor houden we de kennis en innovatiekracht vast. Behoud van het hoogwaardige en karakteristieke aanbod van opleidingsmogelijk­ heden is gewenst om inwoners te binden en boeien. Het ­versterken en verlevendigen van de binnensteden is nodig, bijvoorbeeld de kernwinkelgebieden en aanloopstraten. Niet alleen voor deze groep inwoners, maar voor allen moeten de stadscentra aantrekkelijk zijn. Basisvoorwaarden hiervoor zijn goed openbaar vervoer, aantrekkelijke stations en stationsomgevingen . Arnhem Centraal en Waalsprong/Waalfront Nijmegen geven steden smoel Levendigheid en een gezicht aan het water zijn hierbij de pijlers. Dit zijn nieuwe hoog stedelijke gebieden die ruimte bieden aan inwoners en ondernemers. Het ­stedelijk netwerk heeft twee majeure ontwikkelingen 20

die de steden versterken. Dit gaat om (de sleutel­ projecten) Arnhem Centraal/Zuidelijke binnenstad en Waalfront Nijmegen. Regio, provincie Gelderland, Rijk en vele private investeerders werken samen aan deze ontwikkelingen. Waalfront en Arnhem Centraal/­ Zuidelijke binnenstad vormen de verlengstukken van het centrale deel van de binnenstad. Het resultaat is een mix van wonen, werken, voorzieningen en een parkachtige ontwikkeling aan de rivier. Door het ­ontwikkelen van deze gebieden wordt de draagkracht van de binnensteden versterkt. In Nijmegen wordt een industrieterrein, grenzend aan de binnenstad en het water, getransformeerd tot een aantrekkelijke woonwijk met een mix aan functies. Stimuleren van ondernemerschap en werkgelegenheid in de binnensteden Het is belangrijk om niet alleen te investeren in ruimte­ lijke ontwikkelingen maar vooral ook aanpak in de ‘software’. Denk bijvoorbeeld aan het mogelijk maken van andere (economische) functies in leegstaande ­winkel- of kantoorpanden, het maken van plekken waar ondernemers zich kunnen vestigen. Bijvoorbeeld in het Waalfront, aan de Nevengeul in Nijmegen, ­gebied Rijngoud Arnhem, en het versterken van de creatieve sector (o.a. ArtEZ, Honig, Coehoorn, et cetera). Ook het opstellen van gebiedsprofielen is een middel, waarmee nieuwe concepten geacquireerd kunnen worden. Een transformatiefonds en transformatieteam kan bedrijven aanzetten en helpen tot i­nvesteringen of bedrijfsverplaatsing. Datzelfde geld voor een


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

inves­teringsregeling voor panden in de binnenstad. ­Samenwerking met partijen in de binnensteden is ­cruciaal. Nijmegen en Arnhem hebben transformatie­ teams in het leven geroepen, waarin belangrijke ­partijen rond vastgoed in de binnenstad deelnemen. Een experiment – provinciaal proefprogramma – is gestart met stedelijke herverkaveling in de Arnhemse binnenstad. Met het stimuleren van ondernemerschap in de binnen­steden kan ook werkgelegenheid worden ­gecreëerd op niveau van VMBO en MBO, waarin een opgave ligt in de regio. Ook het bestuurlijk-juri­ dische cluster is een grote werkgever in zowel Arnhem als Nijmegen (denk aan de rechtbank, de juridische faculteit van de Radboud). We willen kijken hoe we deze sector kunnen versterken en daarmee de werk­ gelegenheid vergroten. Leegstand benutten voor nieuwe initiatieven In de binnenstad is er sprake van leegstand van ­gebouwen, bijvoorbeeld ten gevolge van een ­krimpende vraag naar winkelvastgoed. Transformatie van dit vastgoed in de binnensteden is noodzakelijk vanwege de gevolgen voor op onze (boven)regionale aantrekkingskracht op inwoners en ondernemers. Naast de winkels en kantoren zien we ook leegstand bij Rijks­instellingen en Rijksvastgoed, zoals het Belasting­kantoor in N ­ ijmegen tegenover Nijmegen CS. We willen de binnensteden weerbaar maken voor ­veranderingen die gaande zijn, andere functies als cultuur stimuleren. Daarom pakken we de leegstand actief aan. Leegstand benutten voor nieuwe initia-

tieven werkt niet alleen op de sociale en ruimtelijke ­kwaliteit van de binnensteden, maar biedt ook ruimte voor starters en creatieve bedrijvigheid. Belangrijk is verder het voorkomen van nieuwe ­leegstand. We willen dat de toekomstige kantoren geconcentreerd worden, grenzend of op loopafstand van de stations Arnhem Centraal en Nijmegen CS. Rijk, ­provincie Gelderland en lokale overheid hebben ­tezamen voldoende kracht om dit aan te jagen. 4.4. PROGRAMMA’S EN PROJECTEN We nodigen de minister, andere overheden en indivi­ duele burgergroepen en ondernemers uit, om samen met de Economic Board Arnhem- Nijmegen, met ons mee te denken over het verder vorm geven van de ambities van het stedelijk netwerk Arnhem en ­Nijmegen. De regio zou graag in gesprek komen over de onderwerpen die de regio overstijgen. Delta­proofprojecten, stationsomgevingen en bereikbaarheid van (binnen)steden zijn bij uitstek onderwerpen waar gezamenlijke belangen en opgaven liggen. Aan de Economic Board partners willen we vragen bij te dragen aan mogelijkheden tot versterking van het ondernemerschap in de binnensteden. Verbindingsprojecten Nijmegen Centraal Station Ingrepen aan de buitenzijde van het Nijmegen CS, ­gericht op doorontwikkeling tot het mobiliteits­ knooppunt van Nijmegen en omgeving. Dit betreft onder meer de herinrichting van het Stationsplein, 21


4

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

de verbetering van de toegang van het station aan de westzijde en het vergroten van de stationshal. Grenzend aan het Stationsplein worden de beeldbepalende gebouwen Metterswane en Belastingkantoor (Rijksvastgoed) herontwikkeld. Daarnaast is de inzet om een volwaardige ingang Nijmegen CS West te realiseren met een doorgetrokken perrontunnel. Dit draagt eraan bij dat Waalfront en Nijmegen West beter aansluiten op het centrum van de stad. Het station wordt beter ontsloten met nieuwe radiale fietsverbindingen en fietsenstallin­gen. Wij zetten in op verbetering van looproutes in het centrum en de directe omgeving. Daarbij gaat het o ­ nder meer om een looproute van de Stadswaard tot aan het westelijk stadsdeel bij GDFSuez (via onder meer Waalkade), de looproute van het Centraal ­Station via de Bloemerstraat naar Plein 1944 en de verbinding van het centrum met het nieuwe Stadseiland. • Partners: gemeente Nijmegen, ProRail, provincie Gelderland, ministerie van IenM, NS stations, ­Bureau Spoorbouwmeester en alle vervoerders. • Planning: ontwikkelingsvisie Nijmegen CS is in 2012 vastgesteld en wordt met de nieuwste ­inzichten van 2015 (PHS; Programma Hoogfrequent Spoorvervoer) opgepakt en verder uitgewerkt. ­Uitvoering investeringsprogramma bevindt zich rond realisatieperiode PHS (2022-2023). • Financiering: Bijdragen worden gevraagd van gemeente Nijmegen, Rijk(bijdrage infrastructuur), provincie Gelderland, ProRail, NS Stations.

22

Binnenstad en Centraal Station Arnhem Projecten die de bereikbaarheid van station en binnenstad voor de toekomst moeten garanderen: – de versterking van de ICE-verbinding; – upgrading van de oostelijke entree van de binnenstad (station Arnhem Velperpoort), waar kansen liggen voor meekoppeling met nationale agenda’s (PHS, kruising Oost); – het verkorten en logischer te maken van de complexe aanrijroute bij het Roermondsplein (‘linksaffer’). Dit verbetert de bereikbaarheid van het Station Arnhem Centraal van de binnenstad naar de Rijn. Dit levert ruimte op voor de maak- en creatieve industrie en biedt kansen voor een intensievere koppeling met de creatieve opleidingen van onder andere ArtEZ. We verbinden en faciliteren de vele initiatieven langs de Rijn, die sociale en econo­ mische synergie opleveren. • Partners: gemeente Arnhem. • Planning: vastgesteld in februari 2015, ­voort­rollende agenda (nadere uitwerking). • Financiering: bijdragen worden gevraagd van ­gemeente Arnhem, provincie Gelderland, Rijk, private partijen. Transformatieprojecten Nijmegen en Arnhem hebben een uitgebreide visie op leegstand geformuleerd. Voorbeeldprojecten worden geëntameerd, proefprojecten gestart, prioriteits­­­ge­ bieden onderscheden en transformaties in teamverband integraal aangepakt.


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

Nijmegen is een van de eerste gemeenten die met een uitgebreide visie op en aanpak van leegstand komt en fungeert dan ook als voorbeeldproject in het kader van de Retailagenda van het Rijk. Nijmegen onderscheidt vier prioriteitsgebieden, te weten Waalkade, Bloemer­ straat-Smetiusstraat, Molenpoortpassage en Hertog­ straat-Kelfkensbos met een ‘Transformatiefonds’ voor gebiedsontwikkelingen en het verplaatsen van ­bedrijven en een investeringsregeling die pandeige­ naren aanzet om te investeren in leegstaande panden. Nijmegen ondersteunt het veranderingsproces in de binnenstad van ‘place to buy’ naar ‘place to be’ door te investeren in de culturele sector (o.a. De Vereniging). • Partners: gemeente Nijmegen, private partijen, provincie Gelderland. • Planning: visie vastgesteld in september 2015. Voortrollende agenda; plan van aanpak is in uit­ voering. • Financiering: bijdragen worden gevraagd van gemeente Nijmegen, provincie Gelderland, private partijen. In Arnhem krijgen Gele Rijdersplein en Koningsplein prioriteit. Het Gele Rijdersplein omvat een transfor­ matie van detailhandel naar wonen en vereist ingrepen van de vastgoedeigenaren in hun vastgoed, maar vraagt ook een kwalitatieve impuls in de openbare ruimte. Het autovrij maken van het plein in 2016 biedt kansen om dit om te vormen naar een prettig verblijfsgebied dat ruimte biedt voor stedelijk leven (‘place to be’). Het Koningsplein ligt in een luwtegebied in

de binnenstad. Aanpak van dit plein biedt kansen voor rustig wonen in het groen nabij voorzieningen en als broedplaats voor creativiteit. Samenwerking en ­programmering van de Rijksgezelschappen Toneelgroep Oostpool, Het Gelders Orkest en Introdans bevordert dit proces en schept mogelijkheden voor een eventuele gezamenlijke huisvestiging. • Partners: gemeente Arnhem. • Planning: vastgesteld in februari 2015, voort­ rollende agenda (nadere uitwerking). • Financiering: bijdragen worden gevraagd van gemeente Arnhem provincie Gelderland, private partijen. Ontwikkelingsprojecten Arnhem heeft een belangrijke ontwikkelopgave in het verbinden van de stad met de rivier; het project ‘Rijngoud’ (rivierzone museum-binnenstad-Coberco). Dit omvat: – De ‘creatieve corridor’ in Arnhem: Rozet – CASA – Coehoorn Centraal – campus ArtEZ-Museum ­Arnhem (via Onderlangs en verbinding Meinerswijk). – De kadevernieuwing/promenade ter hoogte van de binnenstad: meekoppeling stedelijke ontwikkeling en waterveiligheid. De hoge Rijnkade in Arnhem voldoet als waterkering niet aan de nieuwe delta­ normering. Vervanging van de kade biedt kansen voor de ontwikkeling van een aantrekkelijk horecagebied. – De Rijnkade moet een van de meest toonaan­ gevende verblijfs- en ontmoetingsplekken van 23


4

• •

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

­ rnhem worden en Arnhem (fysiek) verbinden A met de overkant van de Rijn en StadsblokkenMeinerswijk. Bruggebied: het gebied rondom de brug is een icoon voor Arnhem. De acties uit BAAK (Battle of Arnhem Aanbod Keten) moeten dit gebied duide­ lijker op de kaart zetten. Door de oversteekbaarheid rondom het Huis der Provincie en het ‘Slag om Arnhem’-paviljoen te verbeteren kan de historie beter zichtbaar worden gemaakt en de binnenstad verbonden worden met de Rijn. De kadevernieuwing/promenade, net oostelijk van de binnenstad; aansluitend bij de gebiedstrans­ formaties (Coberco, Rijnwijk, Fluvium). Partners: gemeente Arnhem, in samenwerking met Museum Arnhem, Alliander, ArtEZ, Coehoorn ­Centraal (burgerinitiatief), CASA. Planning: in 2015 geagendeerd als onderdeel ­stadsprogramma, verkennende fase. Financiering: bijdragen worden gevraagd van gemeente Arnhem, provincie Gelderland, Alliander, Rijk, particulier.

Door herontwikkeling van de oostelijke Waalkade in Nijmegen en het verbinden via de Groene Loper ontstaat een relatie tussen de kade met de groene omgeving (Stadswaard en Ooijpolder). De aantrek­ kelijkheid van het gehele gebied wordt versterkt door de gebiedsontwikkeling van het Valkhofkwartier met de nieuwbouw van de Bastei en de nieuwe inrichting van de Lindenberghaven. • Partners: gemeente Nijmegen, provincie Gelder­ land, private partijen, Rijkswaterstaat, waterschap. • Planning: voortrollende agenda. • Financiering: bijdragen worden gevraagd van ­gemeente Nijmegen, provincie Gelderland. Voor de gebiedsontwikkeling Waalsprong staan nieuwe ontwikkelingen op de agenda. Aan de noordzijde van de Waal is, naar aanleiding van het project Ruimte voor de Rivier, de dijk verlegd en een nevengeul gegraven. Hierdoor is een langgerekt eiland in de Waal ontstaan. De planning gaat ervan uit dat deze projecten inclusief de bouw van de bruggen in 2016 klaar is. De ontwikkeling en inrichting van het eiland vindt in de jaren erna plaats. Het wordt een uniek stedelijk rivierpark in het hart van de stad. Het is de verbindende schakel tussen de historische binnenstad en het nieuwe stadsdeel De Waalsprong. Het wordt een uitgestrekt water- en recreatiegebied. Direct tegenover het stadscentrum, in de Waalsprong, ontstaat 24

een gebied met woningen, winkels, horeca en scholen. Naast infrastructuur vindt realisatie van een nieuw wijkwinkelcentrum plaats in Hof van Holland. Ook is er een nieuwe kade (Hoge Bongerd) aan de nevengeul die plaats biedt voor aantrekkelijke functies zoals horeca, recreatie en wonen. Langs de zuidelijke Waaloever, vindt de transformatie van een 33 hectare groot bedrijventerrein plaats. Het betreft de gebiedsontwikkeling van het sleutelproject Waalfront. Hier wordt – als een verlengstuk van de binnenstad – een mix van wonen, werken en voor­ zie­ningen gerealiseerd. Op een relatief klein oppervlak zal een gebied met een hoge binnenstedelijke woning­dichtheid ontstaan. Tegelijkertijd zal het gebied aansluitend op het Waalfront CP Kelco en het naast­ gelegen VASIM-gebouw tot het NYMA-kwartier ­ontwikkeld worden. • Partners: gemeente Nijmegen, provincie Gelder­ land, private investeerders, Waterschap, Rijks­ waterstaat, Rijk. • Planning: voortrollende agenda. • Financiering: bijdragen worden gevraagd van ­gemeente Nijmegen, provincie Gelderland, Rijk. 4.5. RIJKSBIJDRAGE Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen nodigt het Rijk uit mee te denken in de volgende onderwerpen: 1. Integrale opgave van het Station Nijmegen CS ­Nijmegen wil met de betrokken stakeholders ministerie van IenM, provincie Gelderland, ProRail, NS stations, Bureau Spoorbouwmeester en alle ­ver­voerders werken aan deze integrale opgave. Wat we vragen is een gezamenlijke ondersteuning van de centrale doelstellingen en missie. Dit vragen we vooral ook aan het ministerie IenM vanuit haar taakstelling met betrekking tot het PHS. Deze mogelijke bijdrage is een belangrijke succesfactor. De beschreven bouwstenen vergen, naast PHS, in een periode van tien jaar een investering van g ­ lobaal € 50 miljoen, waarbij de dekking gezamenlijk dient te ­worden gevonden in lokale begroting en exploitatie, het efficiënt inzetten van programma­bijdragen en beheergelden en gebiedsgerichte bijdragen. 2. Transformatie binnensteden Arnhem en Nijmegen We willen het Rijk vragen om het transformatie­ proces in de binnensteden van Arnhem en ­Nijmegen te ondersteunen. Graag sluiten Arnhem


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

en Nijmegen met het Rijk een retaildeal om samen met lokale stakeholders aan de slag te gaan om retail voor de toekomst klaar te maken. We vragen het Rijk bij besluitvorming over ver­ nieuwing en afstoting van Rijksvastgoed het gebiedsbelang van de binnenstad uitdrukkelijk mee te wegen en samen met stad en regio meekoppelkansen te verzilveren. Daarnaast vragen we actieve betrokkenheid bij het stimuleren van de culturele sector, transformatieprocessen in de (binnen)steden, ook in financiële zin, bij de opzet van instrumen­ tarium gericht op actieve aanpak van de leegstand. 3. Deltaprogramma en PHS We vragen het Rijk om samen met de Regio zich in te zetten om de opgaven voortvloeiend uit het Deltaprogramma, samen te laten gaan met aan­ trek­kelijke ruimtelijke ontwikkelingen, specifiek de ontwikkelgebieden aan het water (Waalfront, de Waalsprong, Rijngoud etc.). Daarnaast vragen wij het Rijk om opgaven rond het PHS samen te laten gaan met ruimtelijke ontwikkelingen (meekop­ pelen).

25


5 ICOONPROGRAMMA

SMART ENERGY

5.1. OPGAVE De mondiale energietransitie vraagt om innovatie en samenwerking en dat is en blijft de opgave voor de ­komende jaren. In het stedelijk netwerk Arnhem-­ Nijmegen is dat niet alleen een opgave maar ook een kans. Daarmee voegen we in één beweging waarde toe op drie maatschappelijke uitdagingen waar Nederland en Europa zich voor gesteld zien: een toekomstbestendige en betrouwbare energievoorziening, in combinatie met een gezonder klimaat (minder CO2 en fijnstof) en een concurrerende, vitale economie. Deze beweging moet vorm krijgen op innovatiehubs (bijvoorbeeld op de campussen) en in slimme samenwerkingsver­banden. De strategische ligging aan de infrastructuur met logistieke netwerken is daarbij een belangrijke factor. De overige vestigingsplaats­

26

factoren (assets) zijn goed woonklimaat, natuur- en landschappelijke waarden, arbeidspotentieel, innovatieve bedrijvigheid, kennis en arbeidspotentieel. 5.2. HEDEN Van oudsher innovatief in energiek In het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen vinden van oudsher grote energie-innovaties plaats. Op Arnhems Buiten (TenneT, Alliander, DNVGL) en Industriepark Kleefse Waard is een rijk geschakeerd MKB met inno­vatieve producten, zoals flexibele zonnecelfolie, (waterstof-)elektrische aandrijflijnen en E-laadinfrastructuur. Op de bedrijventerreinen in Duiven, Renkum en Nijmegen zijn de afval-, energie- en industriesector met de waterschappen een belangrijke speler in de


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

energietransitie en circulaire economie met onder meer de productie van biogas, warmte en grondstoffen in de biobased economy. Met het programma en samenwerkingsverband De Groene Hub verzilvert de regio de gunstige condities. De Groene Hub gaat voor het maximale multipliereffect: het hoogste rendement voor elke uitgegeven euro. Oude bedrijvigheid verdwijnt en er ontstaat perspectief in de groene economie. Hierdoor ontstaan cross-overs binnen de regio. We zijn complementair en zoeken samenwerking met onder meer de Stedendriehoek en Wageningen, maar ook daarbuiten in Noordrijn-Westfalen, Randstad, Brainport Eindhoven en het Groningse Energy Valley. Energietransitie zorgt voor innovatie, werkgelegenheid en economische groei in onze regio. Dit wordt een succes omdat het aansluit bij ons sociaal kapitaal en de regionale Economic Board dit thema agendeert. Binnen de regio bestaat smart energy uit diverse netwerken zoals Power 2 Nijmegen, Energie Made in Arnhem en Duurzaamheidsexpertise Centrum Liemers waar honderden instellingen, bedrijven, onderwijs en inwoners samenwerken aan de energietransitie ieder vanuit een eigen unieke rol. Smart mobility als vliegwiel Smart mobility is voor de regio van belang. De regio heeft de groenste OV-concessie van Nederland met 218 groengasbussen, met 17 gram CO2 per reizigerskilometer (vijf keer minder dan de op één na schoonste, CROW 2014). Deze groene concessie staat niet op zich, het is een vliegwiel geweest voor een grotere duurzame beweging en versterking van netwerken in de bio-economie en duurzame mobiliteit, zoals kansen en initiatieven voor bioraffinage, biomassa-overslag, waterstoftechnologie en Trolley 2.0. Voorbeelden van smart mobility zijn Green Deals zoals Zero Emissie stadslogistiek, aanleg van snelfietsroutes, Velo City 2017 en LNG voor scheepvaart. Vanwege deze koploper-rol op het gebied van ­E-mobility, met name Trolley 2.0 en E-cars, is de ­gemeente Arnhem gevraagd door het Polis-netwerk en het UITP om lid te worden van het ELTIPTICforum. Dit ELTIPTIC-forum is een besloten presti­gieus ­Europees forum waar onder andere ook de steden: Barcelona, Berlijn, Bremen, Brussel, Eberswalde, ­Gdynia, Leipzig, London, Szeged en Warsaw zijn ­aangesloten.

Energietransitie als economische kans door samenwerking Met de routekaart De Groene Kracht wordt op regionale schaal invulling gegeven aan landelijke en provinciale energiedoelstellingen door als stip aan de horizon te kiezen voor een energieneutrale regio in 2050. Als tussendoel streven de regiogemeenten naar 16% duurzame energieopwekking in 2020 en jaarlijks 1,5% energiebesparing. Deze gezamenlijke doelstelling sluit aan bij plannen van de regiogemeenten. Zij d ­ ragen bij aan de energietransitie door samenwerking van bedrijven met het stedelijke netwerken en opleidingsinstituten (papierindustrie Renkum, Huisman Druten, InnoFase Duiven). Stad en regio hebben elkaar nodig. Alleen vanuit deze relatie is het mogelijk de kansen voor inwoners, bedrijfsleven en milieu te benutten en invulling te geven aan de gezamenlijke opgave. De regio heeft al veel successen behaald op het gebied van energietransitie, circulaire economie (biobased ­economy) en heeft bewezen een goed vestigings­ klimaat te bieden. Het Industriepark Kleefse Waard is van diverse startups in de Clean Tech-sector. De successen zijn geboekt omdat de partners in de ­samenleving initiatief hebben getoond. In de regio zijn sterke topsectoren (Food, Health, Energy), innovatieve ­bedrijven, entrepreneurs en kennisinstituten (WUR, RU, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Van Hall Larenstein, ROC’s) gevestigd. Alle voor innovatie benodigde s­ pelers ­ontmoeten elkaar in de Green Tech Alliance. Dit is een door de provincie Gelderland ondersteund programma, dat mede uitgevoerd wordt door kiEMT, de netwerkstichting voor kennis en innovatie in de energie- en milieutechnologie. De regio heeft laten zien met samenwerking en procesinnovatie (contractvorming, financiering, aanbesteding) het verschil te maken. Baanbrekend in Nederland is de start van de realisatie van een regionaal warmtenet. De routekaart De Groene Kracht was aanleiding voor een onderzoek naar het aansluitpotentieel in het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen. Becijferd is dat er in deze regio een groei mogelijk is van aansluiting van 26.500 in 2014 naar 90.000 woningen (en woning­equivalenten) in 2030. Met de provincie, regiogemeenten en energieleveranciers is een convenant gesloten om dit aantal te realiseren. Hierdoor ontstaat een systeem met meerdere aanbieders die via openbare hoofdinfrastructuur duurzamer restwarmte aanbieden.

27


5

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

Enkele andere voorbeelden zijn het project Meters Maken met buurtprojecten voor energiebesparing bij woningen, Green Deals zoals Zero Emissie stadslogistiek, aanleg van snelfietsroutes, Velo City 2017, LNG voor scheepvaart, duurzame inkoop door gemeenten en gezamenlijke inkoop van zonnepanelen. De regio heeft Nijmegen ondersteund bij de aanvraag Green Capital 2016 en 2017 en binnenkort starten we aan Europees project Climate Active Neighbourhood, ­omdat ook daar belangstelling is voor vele initiatieven in onze woonwijken. 5.3. AMBITIE Vitale energievoorziening en vitale economie Een sterke economie in een energieneutrale regio met een grote betekenis voor de BV Nederland, lukt als wij smart energy prominent op de agenda zetten. Vele partners, waaronder VNO-NCW en bedrijvenverenigingen, vragen aan de overheden in de regio dit onderwerp nadrukkelijker op de bestuurlijke agenda te zetten. Achterliggende redenen zijn kostenbeheersing op grondstoffen en energie, versterking van internationale positie, innovatie, nieuwe bedrijvigheid door nieuwe producten/markten en het aantrekken van kenniswerkers in deze en hieraan gelieerde bedrijvigheid. Met de transitie in Oost-Nederland zijn circa 80.000 banen gemoeid, de potentie is hoog (€ 2 miljard).

28

De werkgelegenheid ontstaat deels door integratie in bestaande bedrijven en deels door nieuwe bedrijven en startups. In de regio wordt jaarlijks voor € 1,6 miljard aan energie uitgegeven. De uitdaging is om als regio te profiteren van deze opbrengst. We stellen het ­volgende voor: Energieneutraal met de roadmap Voor het stedelijk netwerk is een roadmap naar een energieneutrale regio vastgesteld: De Groene Kracht met als tussendoelen zijn respectievelijk 14% en 16% duurzame opwekking in 2020 en 2023. Wij doen dit door duurzame mobiliteit, een ‘mixed strategy’ van duurzame energiebronnen: zonne-energie, windenergie, biomassa en de koppeling van warmtenetten tot een regionaal warmtenet. Het gaat hierbij om ambities van formaat op de schaal van stad en regio, zoals het zuinig en energieneutraal maken van bestaand en ­toekomstig stedelijk gebied. De ambities hebben ook betrekking op duurzame mobiliteit en logistiek met de regionale implementatie van de nieuwe trolley­ systemen, waterstofelektrisch vervoer en de schoonste openbaar vervoersconcessie in Nederland door de ­toepassing van groengas en de uitrol van het project De Groene Hub (regionaal samenwerkingsverband voor biobased economy, innovatie en duurzame ­mobiliteit in het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen).


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

Cross-overs Met Energy ontstaan vele kansen voor cross-overs, het gezamenlijk met andere sectoren realiseren van groei en nieuwe producten, op het gebied van food (Wageningen UR), creatieve industrie en logistiek. Energietransitie zit in deze regio bij de mensen in de genen, in het onderwijs en in het bedrijfsleven. Dit biedt kans voor circulaire economy. Voor ons en Oost-Nederland kan dit een nieuw exportproduct ­vormen. Dit vereist een goede ontsluiting en logistiek. 5.4. PROGRAMMA’S EN PROJECTEN We nodigen de minister, andere overheden en individuele burgergroepen en ondernemers uit om met ons mee te denken om het icoonprogramma Smart energy verder vorm te geven, specifiek op de onderdelen ­circulaire economie, Smart mobility en energietransitie. Circulaire economie op innovatiehubs (vervolg De Groene Hub) Dit gaat over zowel grondstoffen als energie op hubs, waar ketens kunnen ontstaan. De innovatie­ hubs zijn: (1) IPKW Arnhem met Clean Tech (2) ­Nijmegen-West met omvorming ARN, GDF Suez voor biobased e­ conomy en energie/warmte. (3) InnoFase Duiven (AVR, Waterschap, Bruins en Kwast, SITA). (4) ­Papier­industrie Renkum (Parenco, Schut, Waterschap), (5) De kop van Overbetuwe en Lingewaard

langs A15 met b ­ io-­energie, logistiek, wind, zon), (6) de lob ­Nijmegen-Zuid/Wijchen/Beuningen/Druten met ­energiebedrijvigheid. De opgave is bestaande netwerken verstevigen, ­valoriseren (er zijn 50 bedrijven geselecteerd door ­Wageningen UR, Radboud Universiteit en de ­Hoge­school van Arnhem en Nijmegen) en onderzoek/­ opleiding. Initiatieven moeten nog verder worden uitgewerkt in De Groene Hub 3.0. Thema’s zijn: – afvalketen en warmte; – clean tech; – biobased economy; – financieringsconstructies. • Partners: trekker gemeente Nijmegen. Verder gemeenten Arnhem, Duiven, Renkum, Lingewaard, Overbetuwe, Wijchen, Beuningen, Druten, pro­ vincie Gelderland, kennisinstellingen (Wageningen UR, Radboud Universiteit, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Van Hall Larenstein), Rabobank en de bedrijven op de hot spots waar het gebeurt. Daarnaast Oost NV, VNO-NCW, BIC-ON (kiEMT en GTA). De Alliantie voor Circulaire Economie Delta Oost, kan de verbinding leggen tussen de netwerken, de initiatieven en de Economic Board regio Arnhem-Nijmegen. • Planning: 2016-2019. Valoriseren, bestaande net­ werken verstevigen en onderzoek. • Financiering: Financiering: pm.

29


5

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

Smart Mobility Onder Smart Mobility verstaan we hier, onder meer: – Versnellen aanleg infrastructuur voor alle alternatieve vormen van duurzame brandstoffen (laadpunten elektrisch, vulpunten CNG, LNG, waterstof). – Ontwikkelen marktvraag elektrische mobiliteit, inclusief waterstof-elektrisch. – Trolley 2.0 Arnhem. – E-mobiliteit in Gelderland. – Koppeling van uitrol laadinfra en innovatieve projecten (nieuwe laadoplossingen). – Zero emissie Stadslogistiek (Green Deal met ­ministerie van IenM. – Zwaar transport en binnenvaart op LNG. – Health programma Nijmegen, Arnhem, Duisburg, Düsseldorf (luchtkwaliteit). • Partners: trekker gemeente Arnhem. Alle regio­ gemeenten. Verder marktpartijen, provincie ­Gelderland. Projectgroep Gelderse gemeenten (regio Food Valley, regio Noord-Veluwe, gemeente Apeldoorn, gemeente Nijmegen, Economic Board regio Arnhem-Nijmegen, ministerie van IenM). • Planning: 2016-2019 Uitrol en opschaling ­faciliteren. • Financiering: pm. Energietransitie (vervolg op De Groene Kracht) In dit deelprogramma willen we het volgende ­uitwerken: – Vernieuwende inkoopstrategie voor gemeentelijk energie in combinatie met additioneel regionaal opgewekte duurzame energie.

30

– Verduurzaming woningvoorraad, door een regionaal aandeel aan de provinciale ambitie van 100.000 energiezuinige woningen te leveren. Inzet van het aanjagen van energiesprongen (energieneutraal renoveren en Nul-op-de-Meter) en het stimuleren en faciliteren van initiatieven van buurtbewoners rondom het verduurzamen van woningen (bundeling van vraag en aanbod). – Realisatie van windenergie. In Duiven zijn er windturbines gerealiseerd en in Nijmegen zijn er vergevorderde plannen (realisatie voorzien in 2016). Planontwikkeling speelt op diverse locaties in de ­regio, veelal in initiatieffase. Het is zaak om regionale mogelijkheden voor windenergie in een breed kader op te pakken. – Verdere uitrol regionaal warmtenet door vier grote projecten: noordtak Arnhem, westtak Nijmegen, verbinding Waalsprong-Bergerden en verbinding Arnhem-Nijmegen. • Trekker gemeente Wijchen. Partners: alle regiogemeenten, kennisinstellingen, burgerinitiatieven en b ­ edrijfsleven, Economic Board regio Arnhem-Nijmegen. • Planning: 2016-2019. • Financiering: pm. Voor het onderdeel warmtenet wordt de totale investering op circa 40 miljoen euro geschat. Uit het provinciale DENG-budget is 30 miljoen euro beschikbaar, met een marktcon­ form risicoprofiel. Echter een deel van de geraamde kosten zal een hoger risicoprofiel hebben, ca. 10 miljoen euro.


INTEGRALE MIRT-AGENDA STEDELIJK NETWERK ARNHEM-NIJMEGEN

5.5. RIJKSBIJDRAGE Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen nodigt het Rijk uit mee te denken in de volgende onderwerpen: 1. Experimenteerruimte om knelpunten op te lossen met de Gaswet, smart grids en afvalregelgeving Verplichtingen in de Gaswet maken het niet ­mogelijk om bij het vervangen van gasleidingen (ten behoeve van aansluitingen op warmtenetten) de vermeden investeringskosten voor het gasnet mee te kunnen nemen. Ook is het aansluiten van corporatiewoningen op warmtenetten een knelpunt omdat in deze sector warmte niet meegeteld wordt in het energielabel van de woning. Een knelpunt bij de uitrol van smart grids op ­bedrijventerreinen is dat bedrijven met een grootverbruikersaansluiting zijn uitgesloten in de Experimentenwet. Grondstoffen uit reststromen en transport van biomassa worden gezien als afvalstoffen. Dit levert veel administratieve lasten op en bemoeilijkt het bouwen aan een circulaire biobased economie. Daarom vragen wij aan het Rijk om aanpassing van regelgeving of het instellen van een regelvrije zone op bovengenoemde vlakken. 2. Verkenningen naar biobased economy Vanwege schommelende prijzen en korte contractduren zijn veel business cases in de biobased economy onrendabel. Wij vragen het ministerie van EZ om te verkennen in hoeverre Nederlandse bedrijven geholpen kunnen worden met het contracteren van

duurzaam gecertificeerde biomassa uit Europese en partner-/focuslanden. Omdat NGO’s soms kritisch staan tegenover de inzet van biomassa en wan­ trouwend tegenover bedrijven die actief zijn met (het verhandelen van) biomassa, vragen wij het Rijk door middel van een verkenning het voortouw te nemen in het dichten van deze kloof. Warmte in het stedelijk netwerk Arnhem-­Nijmegen is afkomstig van de afvalverbranders AVR en ARN. Bij sommige partijen bestaan zorgen over de ­continuïteit van deze warmtebron nu er steeds ­minder afval wordt geproduceerd. Wij vragen het Rijk om een langetermijnvisie te ontwikkelen over de ontwikkelingen op het gebied van afvalver­ werking. 3. SDE+ uitbreiden met power2gas methaan Om de versnelling van de power2gas methaan te bewerkstelligen is opname in de SDE+ bij de eerstvolgende actualisatie essentieel. Wij treden hierover graag in overleg met het Rijk. 4. Rijksinvesteringsimpuls voor de onrendabele top van het energieneutraal maken van de woningvoorraad Het Rijk kan door te investeren in de nu nog onrendabele top van het naar energieneutraal brengen van bestaande woningen (nu circa € 15.000 per woning volgens Stroomversnelling) de energietransitie versnellen. Wij vragen het Rijk om hierin mee te denken door bijvoorbeeld investeringen

31


5

UITNODIGINGSAGENDA MIRT 2015

van huiseigenaren aan te jagen c.q. te faciliteren tot het moment dat de marktprijzen zodanig zijn dat er voor bewoners een rendabele business case ontstaat. 5. Aanpassing energiebelastingstelsel ten faveure van het stimuleren van de energietransitie De lage energieprijs (belasting op energie) voor grootverbruikers verhindert dat dergelijke ver足 bruikers (bedrijven en overheden) gaan investeren in duurzame opwekking van energie. Dit blijft een hindernis bij de versnelling van de energie足 transitie, ook in onze regio. Wij vragen het Rijk om een 足herziening van het energiebelastingstelsel ten faveure van de energietransitie.

32



UITNODIGINGS­ AGENDA MIRT 2015 Colofon Deze Agenda is een uitgave van het Stedelijk Netwerk Arnhem-Nijmegen, een samenwerking van gemeenten, provincie en triple helix partijen. © November 2015 Tekst | Charlotte Nauta, BMC Tekstredactie | Gemeente Arnhem, Gemeente Nijmegen Grafische vormgeving | Wunderbar Fotografie | Bert Beelen, Scagliola Brakkee/Neutelings Riedijk Architecten, Johan Gundlach, RW Hermanus, Rutger Hollander, Erik van't Hullenaar, Luuk van der Lee, William Moore, Nldazuu, Johan Roerink, J­ ack Tillmans, Suzanne Valkenburg, Stefan Verkerk, Ben Vulkers, Stadsregio ­Arnhem-Nijmegen, g ­ emeente Arnhem, gemeente Nijmegen Digitaal druk | Coers & Roest


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.