Handleiding%20lage%20resolutie

Page 1

H et regenboogpad

1


Het regenboogpad is een natuurwandeling voor kleuters van 4 jaar. Tijdens de wandeling doen de kleuters allerlei opdrachten waarbij alle zintuigen aan bod komen. Ook wordt af en toe een zintuig uitgeschakeld. De kinderen exploreren en observeren de omgeving. Tijdens de wandeling leren de kleuters op een leuke manier weetjes over insecten: hoe ziet een insect eruit, hoe zijn de ogen, hoe hoort een insect, hoe voelt een insect, ‌ . De rode draad doorheen de wandeling zijn de kleuren van de regenboog. Kalle de bostrol heeft de kleuren van de regenboog per ongeluk kapot gemaakt. Hij vraagt de kleuters om te helpen bij het herstel van de regenboog. Door allerlei opdrachtjes te doen kan de regenboog hersteld worden (iedere keer een kleurtje erbij). Als beloning is er op het einde een schat, nl. bellenblazers. In de bellen zien de kleuters de kleuren van de regenboog, en voilà , het bewijs dat de kleuren hersteld zijn.

Ontwikkeling: Patricia Willems, natuureducatief medewerker Limburgs Landschap vzw. Erna Vandoren , natuureducatief medewerker Orchis vzw Els Boonen, natuureducatief medewerker Werkgroep Isis vzw Annemie Nouters, natuurgids Werkgroep Isis vzw

Tekst: Els Boonen, juni 2012.

Het regenboogpad is een project van de natuurverenigingen:

2


INHOUD INHOUD

3

KADER

4

CONCEPT

5

ALLE KLEUREN EN OPDRACHTEN

6

Rood

zintuig:kijken, ruiken.

6

Oranje

zintuig: kijken, ruiken

7

Blindemannetje spelen

8

Geel

zintuig: proeven, ruiken

8

Groen

zintuig: gehoor

10

Blauw

zintuig: kijken

11

Indigo

zintuig: voelen

12

Violet

zintuig: horen.

13

SLOT

14

LEERDOELEN

15

DIDACTIEK

16

ONTWIKKELINGSDOELEN

17

BIJLAGE 1: hulpkaarten voor de begeleiders

18

BIJLAGE 2 achtergrondinformatie: insecten & zintuigen

21

BIJLAGE 3: tips voor het begeleiden van het regenboogpad

30

BIJLAGE 4: inventaris van de materialen

31

3


KADER De wandeling wordt gekaderd in een fantasieverhaal en ingeleid door een brief. Brief van Kalle de bostrol aan de klas: Lieve mensenkinderen, Ik ben Kalle. Ik ben een bostrol en ik woon in de bossen samen met mijn vriendjes, de insecten. Gisteren is er iets vreselijks gebeurd. Ik wandelde in het bos en keek niet zo goed waar ik liep. Toen botste ik met een geweldige smak tegen de regenboog. De regenboog spatte uiteen en alle kleuren zijn nu weg. Dat is spijtig, want de regenboog is zo mooi. Als jullie helpen, kunnen we de regenboog herstellen. Willen jullie dat doen? Spijtig genoeg kan ik zelf niet naar jullie toe komen, want als een mens me aankijkt verander ik in een steen. Daarom vind je onderweg foto's van mij. Bij iedere foto is er een leuke opdracht. Als de opdracht lukt, krijgt de regenboog er weer een kleurtje bij. Even checken of jullie alles bij hebben wat je nodig hebt. Zo niet, dan kan je het nog even gaan nemen. Je hebt nodig: •

je neus om te .......... ruiken

je ogen om te ........... zien

je handen om te ........... voelen

Je oren om te ............... horen

je tong om te ............. proeven.

Super. Dan kunnen we nu op pad. Onderweg leer je ook mijn vriendjes, de insecten, kennen en hoe zij ruiken, zien, voelen, horen en proeven. Hopelijk hebben we straks alle kleuren van de regenboog weer samen. Als dat lukt, heb ik een verrassing voor jullie. Veel succes, trolgroetjes Kalle.

4


CONCEPT Voor iedere kleur van de regenboog is er een opdracht. Tijdens de wandeling zijn er dus 7 stopplaatsen die aangeduid worden met een tekening van de bostrol. De bostrol draagt kleren in de kleur die hersteld wordt ĂŠn hij beeldt ook de opdracht uit. Op de achterkant van de tekening staat een briefje van de bostrol. Aan de hand van dit briefje wordt de opdracht aan de kinderen (en begeleiders) gegeven en wat info over insecten. Bij een aantal kleuren hoort ook een geur die de kinderen mogen raden. Op het einde van de opdracht krijgen de kinderen de betreffende kleur getekend op hun hand/arm, zodat ze op het einde van de wandeling een tekening van de regenboog op zich hebben en er thuis over kunnen vertellen. De klas wordt ingedeeld in 4 groepen. Per groepje is er een volwassenen begeleider. De leerkracht zorgt ervoor dat er voldoende begeleiders zijn. Zij hoeven zich niet voor te bereiden, alles wordt tijdens de wandeling door de gids uitgelegd. Zij krijgen opdrachtkaartjes zodat ze weten wat de bedoeling is. Ook krijgt iedere begeleider een pennenzakje met 7 stiften in de kleuren van de regenboog.

5


ALLE KLEUREN EN OPDRACHTEN Rood

zintuig: kijken, ruiken. Lieve mensenkinderen, Insecten zijn mijn vriendjes. Ze zijn zo mooi. In het rode zakje zitten speelgoedinsecten. Straks krijg je er eentje. Bekijk het diertje maar eens goed. Hoeveel pootjes heeft het? Zijn er vleugels? Zie je oogjes? Om de rode kleur te herstellen, moeten jullie ook de naam kunnen raden van de geur in het potje. Doe je best. Succes! Trolgroetjes, Kalle.

Opdracht 1: •

Deel de speelgoedinsecten uit en laat de kinderen deze goed bekijken.

Zeg de kinderen dat deze diertjes allemaal insecten zijn.

Vragen die gesteld worden door de begeleider de tekening van het lieveheersbeestje kan gebruikt worden om iets te verduidelijken •

Heeft de insect meer, minder of evenveel pootjes dan een hond? -> insecten hebben altijd 6 pootjes, dus meer

Wie heeft een insect met vleugels? -> niet alle insecten hebben vleugels

Zoek het hoofd met de oogjes. -> soms grote ogen, soms zeer kleine

Zoek het buikje. -> niet altijd duidelijk

Heeft jouw insect iets wat wij niet hebben?

Hebben wij iets wat jouw insect niet heeft?

Opdracht 2: •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'rood' ruiken. Herkennen ze de geur van een aardbei?

Beloning De rode kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een grote rode boog op de hand getekend. Materiaal: rode zak met doos met speelgoedinsecten, grote afbeelding van insect (1 per groepje), potjes met geur van aardbei, rode stift. 6


Oranje

zintuig: kijken, ruiken Lieve mensenkinderen, Ik heb voor jullie mooie foto's van vlinders. Probeer voor jouw vlinder een plekje te vinden met dezelfde kleur als de vleugels van de vlinder. Zou dat lukken voor alle vlinders? Wat denk je? Om de oranje kleur te herstellen, moeten jullie ook de naam kunnen raden van de geur in het potje. Doe je best. Succes! Trolgroetjes, Kalle.

Opdracht 1: •

Deel de vlinderkaartjes uit en laat de kinderen een verstopplek voor de vlinder zoeken. o

dit lukt niet voor alle vlinders. Sommige vlinders hebben schutkleuren zodat ze niet opvallen. Andere vlinders hebben felle kleuren om andere dieren af te schrikken.

Sommige vlinders hebben vlekken op hun vleugels en die vlekken lijken op ogen. Als de vlinder rust, zijn de vlekken niet te zien. Maar bij gevaar spreidt de vlinder zijn vleugels en dan komen de vlekken tevoorschijn. Veel dieren die graag vlinders eten zoals vogels, denken dat ze worden aangekeken door twee grote ogen en vluchten snel weg.

Opdracht 2 •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'oranje' ruiken

Herkennen ze de geur van een appelsien?

Beloning De oranje kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een oranje boog onder de rode boog op de hand getekend. Materiaal: oranje zak met doosje met vlinderkaartjes, potjes met geur van appelsien, oranje stift.

7


Blindemannetje spelen Een dier of mens dat niet kan zien, is .... blind. We gaan nu geblinddoekt of met de oogjes dicht het touw volgen (richting de volgende opdracht). (Deze opdracht gebeurt op een geschikte plaats op een geschikt moment tijdens de activiteit.) Materiaal: touw (2x 10m), blinddoeken of geblindeerde duikbrilletjes

Geel zintuig: proeven, ruiken Lieve mensenkinderen, (toon een speelgoedvlieg aan de kinderen) Wist je dat een vlieg niet proeft met zijn tong, maar wel met zijn pootjes? Echt waar, en als zijn pootjes iets zoets proeven, dan gaat de vlieg met de tong beginnen likken. Kennen jullie iets wat zoet is? ... honing, snoep Proef maar een keer. (1 druppel op tong) Kennen jullie iets wat zout is? ... chips Proef maar een keer. (1 druppel op tong) Kennen jullie iets wat bitter is? ... pompelmoes Proef maar een keer. (1 druppel op tong) Kennen jullie iets wat zuur is? ... citroen, zure appel. Proef maar een keer. (1 druppel op tong) Mijn vriendjes zorgen ervoor dat jullie lekker eten hebben. Wil je weten hoe ze dat doen? Dan moet je puzzelen. Zoek per groepje een houten doos en een doosje met puzzelstukjes. Op de puzzel zie je hoe mijn vriendjes zorgen voor lekkere groentjes en fruit. Als je ook nog kan raden wat de geur is in het potje, is ook de gele kleur hersteld. Doe je best. Succes. Trolgroetjes, Kalle.

8


Opdracht 1: •

Neem van iedere smaak (zoet, zuur, bitter, zout) een druppelflesje

Doe 1 druppel op de tong van ieder kind als de gids het vraagt: 1 druppel uit het flesje zoet, zout, bitter, zuur.

Opdracht 2: •

Per groep gaan de kinderen op zoek naar 1 houten doos en 1 zakje.

Schuif de doos open. Verdeel de puzzelstukken onder de kinderen en laat ze de puzzel maken.

Bespreek de tekening.

o

Wie is de man in dat witte pak? Imker, hij haalt de honing uit de bijenkasten.

o

Wat doen de bijen op de bloemen? Nectar drinken, de stuifmeel van de bloem blijft dan aan de bij hangen en zo verspreiden ze stuifmeel van de ene bloem naar de andere. Als dat gebeurt is, groeit er op de plek waar de bloem zit een vrucht.

o

Welke vruchten zie je? tomaat, aardbei, peer, courgette, rozenbottel

o

Ken je vruchtjes die hier niet op staan? braambessen, rode besjes, stekelbessen, bosbessen

o

Welke insecten zien je? bijen, vlinder, hommel.

Opdracht 3: •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'geel' ruiken

Herkennen ze de geur van een citroen?

Beloning De gele kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een gele boog onder de oranje boog op de hand getekend. Materiaal: puzzeldoosjes gele zak met doosjes met puzzelstukjes, 5x druppelteller per smaak (zoet, zuur, zout, bitter), geurpotjes geel, gele stift.

9


Groen

zintuig: gehoor Lieve mensenkinderen, Met wat kan je horen? ... oren. En waar zitten je oren? ... wijzen naar oren. Mijn vriendjes hebben hun oortjes niet aan hun kopje zitten? Neen, maar wel aan de buik, hun achterwerk of aan de poten. Maar ze hebben geen oorschelpen, het zijn gewoon hele kleine gaatjes. Jullie gaan nu heel stil zijn en goed luisteren. Probeer te onthouden wat je hoort. Als de zandloper leeg is, mag je in je groepje vertellen wat je gehoord hebt. In het potje zit een lekkere frisse geur. Heb je die al eens eerder geroken? Doe je best. Succes. Trolgroetjes, Kalle.

Opdracht 1: •

Nadat de zandloper doorgelopen is, ga je met je groepje apart zitten/staan.

Laat de kinderen om de beurt vertellen wat ze gehoord hebben. Zorg ervoor dat ze naar elkaar luisteren.

Luister nog eens in groep naar geluiden en bespreek deze.

Opdracht 2 •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'groen' ruiken. (LET OP: sterke geur. NEUSJES NIET TE KORT BIJ POTJE)

Hierin zit de geur van eucalyptus. Herkennen ze dit?

Beloning De groene kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een groene boog onder de gele boog op de hand getekend. Materiaal: 1 grote zandloper, geurpotjes groen, groene stift.

10


Blauw

zintuig: kijken

Lieve mensenkinderen, De ogen van mijn vriendjes, maar ook van andere dieren, zien er anders uit dan onze ogen. Bekijk met je groepje het ogenboek en ontdek van welk dier de ogen zijn? Als je dan ook nog een snoepje kan grijpen terwijl je kijkt door de vlinderbril, dan wordt ook de blauwe kleur hersteld. Doe je best. Succes. Trolgroetjes, Kalle.

Opdracht 1: •

Bekijk met de kinderen het ogenboek.

Opdracht 2: •

Geef de kinderen een vlinderbril (of 1 vlinderbril per 2 à 3 kindjes).

Laat ze om de beurt een snoepje grijpen dat je vasthoudt. Sommige insecten hebben facetogen of samengestelde ogen. Het beeld dat je ziet door de vlinderbril is niet het beeld dat een insect ziet, maar deze oefening maakt de kinderen wel duidelijk dat een insect zijn omgeving anders waarneemt dan wij. Een insect ziet meestal zijn omgeving zeer slecht maar neemt wel zeer goed bewegingen waar.

Beloning De blauwe kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een blauwe boog onder de groene boog op de hand getekend. Materiaal: boeken 'van wie zijn die ogen', vlinderbrillen, potjes met blauwe snoepjes, blauwe stift.

11


Indigo

zintuig: voelen

Lieve mensenkinderen, Waarmee voel je het beste? ... met je vingers. (toon een speelgoedsprinkhaan) Wist je dat vele insecten, ook de sprinkhaan, het beste voelt met zijn knieën? Dan voelen ze heel goed als wij aangestapt komen, want dan trilt de grond. In de zak zitten twee dingen die je hier of daar (wijs de plekken aan waar ze mogen zoeken) op de grond ook kan vinden. Voel in de zak en ga dan dezelfde twee dingen zoeken. Als jullie dit lukt, is ook de indigo kleur hersteld. Doe je best. Succes. Trolgroetjes, Kalle.

Opdracht 1: •

Laat de kinderen 1 voor 1 in de voelzak voelen (niet in kijken, niets uitnemen).

Daarna gaan ze in de omgeving dezelfde 2 voorwerpen zoeken (de vorm hoeft niet hetzelfde te zijn, bvb een tak met een andere vorm is ook goed.)

Opdracht 2: •

Wissel van zakje met een andere begeleider, zorg er voor dat er in het nieuwe zakje niet exact hetzelfde zit.

Laat het kind dat gaat voelen een sok over zijn/haar handje trekken

Daarna zoals bij opdracht 1 (maar voelen met hand in sok)

Beloning De indigo kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een indigo boog onder de blauwe boog op de hand getekend. materiaal: een indigo zak met (per groepje): 1 voelzak met 2 voorwerpen (te kiezen uit een tak, een steen, een noot, schors), takjes, stenen, noten, schors om op de grond te strooien, indigo stift.

12


Violet zintuig: horen. Lieve mensenkinderen, Jullie gaan je oortjes weer goed moeten gebruiken. Hebben de insecten hun oortjes ook aan hun hoofd? ... neen, aan de buik, de poten of het achterwerk. Schud met de potjes en luister goed. Zet de potjes die hetzelfde geluid maken bij elkaar. Als jullie dit lukt, is ook de violet kleur hersteld. Doe je best. Succes. Trolgroetjes, Kalle.

Opdracht 1: •

Gehoor-memory met potjes. o

Neem een set van 10 potjes met dezelfde kleur

o

Ga met je groepje op voldoende afstand van een ander groepje spelen.

o

Verdeel de potjes onder de kinderen.

o

Laat hen door te schudden en luisteren zoeken welke twee potjes hetzelfde geluid maken.

Opdracht 2 •

Schud met een potje en laat hen raden wat erin zit.

Open het potje en laat de kinderen de inhoud zien.

Beloning De violet kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een violet boog onder de indigo boog op de hand getekend. Materiaal: violet zak met 10 geluidspotjes per groepje (per 2 gevuld met zand, kiezel, knikkers, maïs en rijst)

13


SLOT Lieve mensenkinderen, Alle opdrachten zijn gedaan. Ik zie dat jullie een mooie regenboog op je hand hebben. Joepie, dan zijn de kleuren hersteld. Heel erg bedankt voor jullie hulp. Zoek een schatkist en daarin zit een kleurrijke verrassing voor iedereen. Lieve trolgroetjes, Kalle.

Materiaal: schatkist met bellenblazers.

14


LEERDOELEN Onderstaande leerdoelen worden nagestreefd in het programma 'het regenboogpad'. Ze zijn zo concreet mogelijk geformuleerd. Van de kleuters wordt verwacht dat ze met behulp van een volwassene: o nauwkeurig kunnen waarnemen o respect tonen voor elkaar en voor de leerkracht/begeleider o rekening houden met ieders mening o tot rust/bezinning willen komen o in groep kunnen samenwerken o zichtbaar enthousiast willen meedoen aan de activiteit o respect hebben voor het materiaal o respect hebben voor de natuur, vooral voor de insecten. o afspraken kunnen naleven o hun gevoelens en waardering over de activiteiten kunnen uiten o bereid zijn materiaal te delen met anderen o openstaan voor nieuwe ervaringen en ontdekkingen o weten dat de zintuiglijke waarnemingen bij insecten anders zijn dan bij de mens Rood: o verschillende soorten insecten kunnen herkennen o weten dat er insecten zijn met vleugels en zonder vleugels o weten dat insecten lichaamsdelen hebben die de mens niet heeft Oranje o weten dat er vlinders zijn die een camouflagekleur hebben (verstopkleur) o weten dat er vlinders zijn die vlekken op hun vleugels hebben als afschrikmiddel o weten dat vlinders door andere dieren, bvb vogels, opgegeten worden Blindemannetje o ervaren dat als je niet kan zien, je beter moet luisteren en/of voelen om vooruit te komen Geel o weten dat er verschillende soorten smaken zijn o weten dat insecten een rol spelen in onze voeding Groen o zich stil kunnen stil o kunnen luisteren naar de geluiden in de omgeving o kunnen verwoorden wat ze gehoord hebben of horen Blauw o weten dat ieder dier zijn vorm van ogen heeft. Indigo o weten dat we voelen met onze handen/vingers o ervaren dat het moeilijk is iets op gevoel te herkennen als het gevoel verminderd is Violet o op basis van het geluid de potjes met dezelfde inhoud bij elkaar kunnen zetten

15


DIDACTIEK De rode draad doorheen de activiteit is dat de kinderen in de eerste plaats plezier beleven aan hetgeen ze ervaren, ontdekken en leren. De kinderen in het kleuteronderwijs zijn sterk gericht op hun eigen leeromgeving (ik, thuis, klas). Het heeft daarom geen zin ze onmiddellijk alles te leren over insecten. Daarom stellen we voorop dat de kleuters vooral leren waarnemen, actief deelnemen en hun eigen zintuigen intens gebruiken. Het (zintuiglijk) waarnemen is direct en wordt gestimuleerd door te activeren en te variĂŤren. De betrokkenheid van de kleuter wordt gestimuleerd door het fantasieverhaal van Kalle, de bostrol. Het verhaal wordt geĂŻllustreerd door mooie, kindvriendelijke tekeningen. Kalle leert de kinderen dat insecten mooi, interessant en nuttig zijn. De kinderen helpen Kalle om zijn probleem op te lossen. Zo dragen ze een verantwoordelijkheid. De activiteitsgraad is zeer hoog voor de kleuters. Ze zijn voortdurend iets aan het doen. Door steeds een kleurtje van de regenboog bij te krijgen worden ze onmiddellijk beloond voor hun inspanningen. Dat stimuleert het concentratievermogen en zorgt ervoor dat de kinderen betrokken blijven.

16


ONTWIKKELINGSDOELEN Bron: www.ond.vlaanderen.be, geraadpleegd op 20 juni 2012.

Leergebieden Lichamelijke opvoeding: 1.39 De kleuters kunnen gericht aandacht opbrengen voor verschillende sensorische prikkels en deze rustig laten inwerken. 1.16 De kleuters kunnen komen tot rustervaringen. Muzische vorming: 3.1 De kleuters kunnen eigen belevenissen, ervaringen, gedachten, gevoelens, handelingen verwoorden. 5.4 De kleuters kunnen bewuster luisteren en kijken naar de hoeveelheden geluiden en klanken. 6.1 De kleuters kunnen openstaan voor nieuwe dingen uit hun omgeving. Nederlands 1.1 De kleuters kunnen een mondelinge, voor hen bestemde boodschap, ondersteund door beeld en/of geluid begrijpen. 1.5 De kleuters kunnen een beluisterd verhaal, bestemd voor hun leeftijdsgroep, begrijpen. 1.6 De kleuters kunnen de bereidheid vertonen om naar elkaar te luisteren en om zich in te leven in een boodschap. 2.9 De kleuters kunnen de hulp of medewerking van andere inroepen. 3.4 De kleuters zijn bereid spontaan en zelfstandig voor hen bestemde boeken en andere infobronnen in te kijken. WereldoriÍntatie – natuur 1.1 De kleuters kunnen verschillen onderscheiden in geluid, geur, kleur, smaak en voelen. 1.2 De kleuters tonen een explorerende en experimenterende aanpak om meer te weten te komen over de natuur. 1.3 De kleuters kunnen met behulp van een volwassene, eenvoudige bronnen hanteren om meer te weten te komen over de natuur. 1.7 De kleuters kunnen bij zichzelf aangeven welk lichaamsdeel instaat voor het horen, zien, ruiken, proeven en voelen. 1.13 De kleuters tonen een houding van zorg en respect voor de natuur. 3.2 De kleuters kunnen in een eenvoudige taal een recent gebeurde situatie waarbij ze betrokken waren in dialoog met een volwassene beschrijven en vertellen hoe zij zich daarbij voelden. 5.1 De kleuters kunnen begrijpen dat 'gisteren' voorbij is.

Wiskunde 1.1 De kleuters kunnen handelend en verwoordend de ene concrete hoeveelheid dingen vergelijken met een andere hoeveelheid dingen. Bij het verwoorden gebruiken ze daarbij de passende hoeveelheidsbegrippen. (evenveel/ niet evenveel, veel/weinig, ...)

17


BIJLAGE 1: hulpkaarten voor de begeleiders ROOD Opdracht 1: kinderen bekijken de speelgoedinsecten Vragen die gesteld worden door de begeleider •

Heeft de insect meer, minder of evenveel pootjes dan een hond? -> insecten hebben altijd 6 pootjes, dus meer

Wie heeft een insect met vleugels? -> niet alle insecten hebben vleugels

Zoek het hoofd met de oogjes. -> soms grote ogen, soms zeer kleine

Zoek het buikje. -> niet altijd duidelijk

Heeft jouw insect iets wat wij niet hebben?

• Hebben wij iets wat jouw insect niet heeft? de tekening van het lieveheersbeestje kan gebruikt worden om iets te verduidelijken Opdracht 2 • Laat de kinderen aan het geurpotje 'rood' ruiken. Herkennen ze de geur van een aardbei? Beloning De rode kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een grote rode boog op de hand getekend.

ORANJE Opdracht 1: •

laat de kinderen een verstopplek voor de vlinder zoeken. o dit lukt niet voor alle vlinders. Sommige vlinders hebben schutkleuren zodat ze niet opvallen. Andere vlinders hebben felle kleuren om andere dieren af te schrikken.

Sommige vlinders hebben vlekken op hun vleugels en die vlekken lijken op ogen. Als de vlinder rust, zijn de vlekken niet te zien. Maar bij gevaar spreidt de vlinder zijn vleugels en dan komen de vlekken tevoorschijn. Veel dieren die graag vlinders eten zoals vogels, denken dat ze worden aangekeken door twee grote ogen en vluchten snel weg. Opdracht 2 •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'oranje' ruiken

• Herkennen ze de geur van een appelsien? Beloning De oranje kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een oranje boog onder de rode boog op de hand getekend.

18


GEEL Opdracht 1: •

neem van iedere smaak (zoet, zuur, bitter, zout) een druppelflesje

doe 1 druppel op de tong van ieder kind als de gids het vraagt: 1 druppel uit het flesje zoet, zout, bitter, zuur.

Opdracht 2: •

Per groep gaan de kinderen op zoek naar 1 houten doos en 1 zakje.

Schuif de doos open. Verdeel de puzzelstukken onder de kinderen en laat ze de puzzel maken.

Bespreek de tekening. o Wie is de man in dat witte pak? Imker, hij haalt de honing uit de bijenkasten. o Wat doen de bijen op de bloemen? Nectar drinken, de stuifmeel van de bloem blijft dan aan de bij hangen en zo verspreiden ze stuifmeel van de ene bloem naar de andere. Als dat gebeurt is, groeit er op de plek waar de bloem zit een vrucht. o Welke vruchten zie je? tomaat, aardbei, peer, courgette, rozenbottel o Ken je vruchtjes die hier niet op staan? braambessen, rode besjes, stekelbessen, bosbessen o Welke insecten zien je? bijen, vlinder, hommel. Opdracht 3 •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'geel' ruiken

Herkennen ze de geur van een citroen?

Beloning De gele kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een gele boog onder de oranje boog op de hand getekend.

GROEN Opdracht 1: •

nadat de zandloper doorgelopen is, ga je met je groepje apart zitten/staan.

Laat de kinderen om de beurt vertellen wat ze gehoord hebben. Zorg ervoor dat ze naar elkaar luisteren.

• luister nog eens in groep naar geluiden en bespreek deze. Opdracht 2 •

Laat de kinderen aan het geurpotje 'groen' ruiken. (LET OP: sterke geur. NEUSJES NIET TE KORT BIJ POTJE)

• Hierin zit de geur van eucalyptus. Herkennen ze dit? Beloning De groene kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een groene boog onder de gele boog op de hand getekend.

19


BLAUW Opdracht 1: • Bekijk met de kinderen het ogenboek. Opdracht 2 •

Geef de kinderen een vlinderbril (of 1 vlinderbril per 2 à 3 kindjes).

Laat ze om de beurt een snoepje grijpen dat je vasthoudt. Sommige insecten hebben facetogen of samengestelde ogen. Het beeld dat je ziet door de vlinderbril is niet het beeld dat een insect ziet, maar deze oefening maakt de kinderen wel duidelijk dat een insect zijn omgeving anders waarneemt dan wij. Een insect ziet meestal zijn omgeving zeer slecht maar neemt wel zeer goed bewegingen waar. Beloning De blauwe kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een blauwe boog onder de groene boog op de hand getekend.

INDIGO Opdracht 1: •

Laat de kinderen 1 voor 1 in de voelzak voelen (niet in kijken, niets uitnemen).

Daarna gaan ze in de omgeving dezelfde 2 voorwerpen zoeken (de vorm hoeft niet hetzelfde te zijn, bvb een tak met een andere vorm is ook goed.) Opdracht 2 •

wissel van zakje met een andere begeleider, zorg er voor dat er in het nieuwe zakje niet exact hetzelfde zit.

laat het kind dat gaat voelen een sok over zijn/haar handje trekken

• daarna zoals bij opdracht 1 (maar voelen met hun hand in de sok) Beloning De indigo kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een indigo boog onder de blauwe boog op de hand getekend.

VIOLET Opdracht 1: •

gehoor-memory met potjes. o neem een set van 10 potjes met dezelfde kleur o Ga met je groepje op voldoende afstand van een ander groepje spelen. o Verdeel de potjes onder de kinderen. o Laat hen door te schudden en luisteren zoeken welke twee potjes hetzelfde geluid maken. Opdracht 2 •

Schud met een potje en laat hen raden wat erin zit.

• Open het potje en laat de kinderen de inhoud zien. Beloning De violet kleur is hersteld. Bij ieder kind wordt een violet boog onder de indigo boog op de hand getekend.

20


BIJLAGE 2

achtergrondinformatie: insecten & zintuigen Bronnen: Onmenselijke zintuigen, Hans van Maanen Beestjes, Nick Baker http//www.cals.nscu.edu Met zintuigen verzamelen we informatie over de buitenwereld, om voedsel te vinden, vijanden, voortplantingspartners. Het is dus van levensbelang. Maar niet alles wat waar te nemen valt, nemen we waar. Er is in de buitenwereld veel meer informatie beschikbaar dan die wij gebruiken. Bepaalde dieren kunnen tonen horen die voor ons onhoorbaar zijn, kunnen kleuren zien die wij niet kunnen zien of prikkels ontvangen waarvan wij het bestaan niet kennen.

Beter dan te spreken over de klassieke zintuigen (zien, horen, ruiken, proeven en voelen) spreekt men over lichtontvangers, mechanische receptoren, chemoreceptoren en warmtereceptoren. Lichtontvangers zijn meestal de ogen, maar het kunnen ook heel eenvoudige cellen zijn. Mechanische receptoren nemen beweging waar van lucht zoals geluid en wind, trillingen van de ondergrond en aanraking. Chemoreceptoren reageren op geur- en smaakstoffen, op CO2, op luchtvochtigheid en zuurtegraad. Warmtereceptoren detecteren temperatuurverschillen. Verder zijn er nog dieren die zintuigen hebben voor elektriciteit en voor magnetisme. En dan hebben we nog steeds niet alle mogelijk zintuigen gehad.

Het doel van het project ‘regenboogpad’ is kinderen hun leefomgeving zintuiglijk te laten waarnemen, ze te laten ervaren welke handicap het geeft als een zintuig niet of minder werkt en hoe het lichaam zich hieraan aanpast. Tevens doen ze kennis op over de zintuiglijke waarnemingen bij insecten. Om die reden is het toch aangewezen te vertrekken van de menselijke zintuigen, nl. zien, horen, ruiken, proeven en voelen.

Een onderzoek bij leerlingen, uitgevoerd door de Vlaamse overheid, wees uit dat kleuters beter en meer zintuiglijk waarnemen. In de lagere school gebeurt alles veel meer vanuit de boekjes. De klemtoon komt op het visuele te liggen, terwijl de andere zintuigen systematisch minder aan bod komen. Daardoor gebruiken de kinderen van de lagere school hun zintuigen ook minder, ook indien ze deze nodig hebben om problemen op te lossen of om zaken te onderzoeken. (uit: Peiling natuur (wereldoriĂŤntatie) in het basisonderwijs, 2007, Vlaamse overheid). Dit project zet de kinderen aan hun omgeving te exploreren door alle zintuigen te gebruiken.

21


ANATOMIE van INSECTEN

De basisvorm van een insect is zes pootjes en drie lichaamsdelen (kop, borststuk en achterlijf). Insecten zijn de enige ongewervelden met vleugels, maar niet iedere insect heeft vleugels.

Kop

Hierin bevinden zich de meeste zintuigen

Antennes

Of voelsprieten. voelen, aanraken, geur, smaak en trillingen

Ogen

Sommige nemen licht waar via de huid. De meeste hebben gespecialiseerde ogen.

Mond

-

Simpele, enkelvoudige ogen die waarschijnlijk alleen licht en donker onderscheiden

-

Heel ingewikkelde, samengestelde ogen met soms duizenden lenzen en heel gevoelig voor beweging. Waarschijnlijk zien ze goed details.

-

Sommige insecten zien goed kleuren en ook ultraviolet.

Sommige zonder mond (bepaalde nachtvlinders) Gans scala aan mondvormen en –structuren Om te eten, niet voor zintuiglijke waarneming

Borststuk

Deel waaraan pootjes en vleugels vastzitten

Poten

6, soms aangepast aan vliegen, zwemmen, graven, vechten Poten van veel insecten hebben haren die voelen, proeven, ruiken en horen

22


Voeten

Voorzien van heleboel stekels, borstels en haakjes om zodoende oppervlakten goed te kunnen voelen Houden antennes, ogen en lijf van insect schoon Sommige lijken op grijphaakjes Andere hebben aan de punt een speciaal kussentje, bedekt met duizenden piepkleine haartjes met afgeplat einden zodat insect aan oppervlak blijft kleven (principe van natte onderzetter dat aan glas blijft kleven)

Vleugels

Twee paar of geen Sommige baltsen met vleugels en maken er geluid mee

Achterlijf

Met de organen

Spiracula

Heleboel kleine buisjes ter ventilatie

ZINTUIGEN van INSECTEN

VOELEN Zowat over het ganse lichaam hebben insecten mechanoreceptoren. Deze receptoren detecteren bewegingen van objecten (red: door luchtverplaatsing?) in de omgeving maar ook geven ze informatie aan de hersenen over de positie van het lichaam of van lichaamsdelen. Het kan bestaan uit 1 tactiel haartje of uit een cluster van tactiele haartjes. Deze clusters zijn vaak achter het hoofd, op de poten en kortbij de gewrichten. Ook kan de receptor een ovaal schijfje zijn. Dit bevind zich op plaatsen waar het exoskelet buigt – poten, basis van vleugels, op naden van het exoskelet.

VERRADEN DOOR TRILLINGEN De groene sabelsprinkhaan, gemakkelijk te herkennen aan zijn hoge gesjirp, houdt zich stil zodra hij merkt dat hij beslopen wordt. Het maakt niet uit of we zichtbaar zijn of niet, geluid maken of niet, tegen de wind in lopen of niet: hij voelt de trillingen van de bodem zelfs als we meters van hem verwijderd zijn. Net als kakkerlakken en vele andere insecten heeft hij een trillingszintuig in zijn ‘knieën’. Het draaikevertje maakt gebruik van trillingen van het wateroppervlak. Draaikevertjes leven op het oppervlak van zoete wateren, ze zwemmen in grote kringen rond op zoek naar kleinere dieren. De ogen zijn in tweeën gedeeld, met een deel boven water en een deel eronder. Zodoende kan het dier

23


zowel in het water als in de lucht kijken. Toch is hun vibratiezin belangrijker, want ook in het donker of met geblindeerde ogen botsen ze nergens tegen aan, hoe snel ze ook zwemmen. Deze dieren hebben een Z-vormige voelspriet waarvan het voorste deel boven het water hangt en het deel bij de kop op het water ligt. Een golfje op het water wordt geregistreerd doordat de twee onderdelen van de antenne dan ten opzichte van elkaar draaien. In het schuine stuk van de Z zit het orgaan van Johnston, een verzameling zintuigcellen waarmee de onderlinge beweging van lichaamsdelen kan worden gemeten. Schaatsenrijders zijn gevoelig voor de trillingen van spartelende insecten. Hoe deze dieren de trillingen opvangen is niet helemaal duidelijk, waarschijnlijk hebben ze een vibratiezintuig in de poten. Dit zintuig is ook waargenomen bij de ruggezwemmer. Ze hebben kleine klauwtjes aan de poten, die de golfbeweging van het water overnemen en versterken.

HOREN Als de lucht min of meer regelmatig in trilling wordt gebracht, neemt het oor dat waar als geluid. Een trillende snaar bijvoorbeeld, of het membraan van een luidspreker, gaat heen en weer en zorgt zo voor verdichtingen en verdunningen in de lucht. Die verdichtingen en verdunningen planten zich voort zoals de op-en-neer beweging van een touw zich voorplant. Vandaar dat men bij geluid van ‘golven’ spreekt, maar bij een touw is de trilling loodrechtop de richting – de golf beweegt naar voren, de touw op en neer – bij geluid gaan de moleculen in dezelfde richting als de golf. Hoe nauwer de verdichtingen en verdunningen in de lucht opeen liggen, hoe hoger we het geluid vinden. Het aantal trillingen per seconde, de frequentie, bepaalt de toonhoogte. De gevoeligheid van ons oor is verbazend: wij horen gemakkelijk tienduizend trillingen per seconde. Dat betekent dat ons trommelvlies tienduizend keer per seconde heen en weer gaat. Geluid dat te hoog (> 20 000 hertz) is om te horen door het menselijk oor noemt ultrageluid en te laag (< 20 hertz) noemt infrageluid. Horen gebeurt bij insecten met mechanoreceptoren, want deze receptoren registreren trillingen. De gehoororgaantjes zijn bij veel insecten te vinden in de poten. Het zijn eenvoudige orgaantjes. Waarschijnlijk hebben insecten weinig gespecialiseerde gehoororganen maar ze kunnen trillingen die zich voortplanten in substraat wel horen. Soms bestaat het gehoororgaan uit een membraam, zoals in het menselijk oor. Deze ‘oren’ zijn te vinden op het borststuk, of op het achterlijf of in de poten (red.: in de front-tibia. Bij de mens zit de tibia in de benen (onder de knie). Bij een insect?? Ik vermoed dat men bij alle poten van tibia spreekt. Indien zo, dan zal het de voorste stel poten bedoelen). ULTRAGELUID EN ECHOPEILING Nachtvlinders blijken een oor op de ‘heupen’ te hebben. Het is betrekkelijk primitief: niet meer dan een trommelvlies, een klankruimte en twee gehoorzenuwen die naar de hersenen leiden. Als een vleermuis binnen gehoorafstand van de vlinder komt, op een meter of dertig, en hij stoot zijn ultrasone schreeuw uit, neemt de vlinder dit waar. Dank zij het feit dat de vlinder twee oren heeft, kan hij ‘stereo’ horen, dus weet hij van welke richting de vleermuis komt. De vlinder vlucht in tegenovergestelde richting. Komt de vleermuis op minder dan zes meter van de vlinder, dan zit de vlinder binnen het bereik van de echopeiling van de vleermuis. De vleermuis gaat harder en sneller schreeuwen. Dat neemt de vlinder waar: zijn tweede gehoorzenuw wordt geprikkeld. Dat is voor de vlinder het sein om zijn vleugels in te trekken en zich als dood te laten vallen. 24


ZIEN De meeste insecten hebben een paar samengestelde ogen of facetogen. Het aantal facetten gaat van minder dan 6 tot meer dan 25000. Met facetogen ziet de omgeving eruit als mozaïek. Insecten kunnen geen echt beeld vormen van de omgeving. In vergelijking met gewervelden is hun zicht zeer beperkt. Maar anderzijds is het vermogen om bewegingen te zien bij insecten superieur aan dat van andere dieren. Ze maken tot 200 beelden per seconden, bij de mens is dit ongeveer 30 beelden per seconde. Insecten kunnen ook polarisatie patroon in zonlicht waarnemen. Sommige insecten hebben zeer eenvoudige ogen, ocelli. Dit zijn smalle convexe zwellingen op het hoofd. Deze ogen vormen geen of een zwak beeld van de omgeving, sommige detecteren bewegingen, ze zijn gevoelig aan een brede range van golflengtes, reageren op polarisatie van licht en reageren snel op veranderingen in lichtintensiteit. Sommige (waarschijnlijk de meeste) insecten reageren op veranderingen in lichtintensiteit ook wanneer de ‘ogen’ zijn uitgeschakeld. De huid bevat individuele zenuwcellen die reageren op licht.

VAN INFRAROOD TOT ULTRAVIOLET WARMTE ZIEN ALS INFRAROOD Warme voorwerpen zenden licht uit. Dat is bekend van hete kooltjes, van sterren en van gloeiende spijkers. Maar ook voorwerpen die koeler zijn zenden nog licht uit. Dat licht kunnen mensen echter niet zien. Lichtdeeltjes, fotonen, hebben een bepaalde energie, en hoe meer energie ze hebben hoe blauwer indruk ze op ons ook maken – volgens de kleuren van de regenboog: rood, oranje, geel, groen, blauw, violet. Een rood lichtdeeltje heeft een energie van 0.3 attojoule (een attojoule is een triljoenste joule , 10-18 joule), een violet lichtdeeltje heeft een energie van 1.5 attojoule. Lichtdeeltjes met een energie voorbij die grenzen bestaan wel, maar ze zijn voor onze ogen onzichtbaar. Vlak voorbij violet zit ultraviolet, vlak onder rood zit infrarood. Warme voorwerpen zenden licht uit met een energie die net iets te gering is om door het menselijk oog te worden waargenomen: we noemen het infraroodstraling. Een thermosfles spiegelt van binnen om de infrarood straling die van de hete vloeistof komt weer terug te sturen. Wandluizen kruipen over het plafond op zoek naar een warme plak onder hen, en laten zich in het donker trefzeker vallen op het warmste lichaamsdeel. Ze lopen, ook ‘geblinddoekt’, zonder aarzeling achter een warme vinger aan. Het ziet ernaar uit dat steekmuggen niet alleen afgaan op geur, maar ook op lichaamswarmte.

DE NIEUWE KLEUREN VAN INSECTEN

25


Kleuren zien we dank zij de kegeltjes in ons netvlies. We hebben in onze ogen drie soorten kegeltjes – een gevoelig voor rood, een voor groen en een voor blauw. Mengkleuren ontstaan als het aankomende licht fotonen van verschillende energie, dus verschillende kleur bevat. Als er weinig licht is, schakelen we automatisch over op de staafjes: die zijn niet gevoelig voor kleur maar ze hebben minder licht nodig om nog iets te zien. We zien in de schemering geen kleur, zodat alles grijs lijkt. De bloemen van het koolzaad zijn geel, die van het speenkruid zijn geel en die van de herik zijn geel. Ze lijken ook nog op elkaar. Voor het menselijk oog zijn ze bijzonder moeilijk te onderscheiden, maar niet voor het bijenoog. Voor de honingbij is alleen het koolzaad geel. De bloem van het speenkruid is lichtpaars met een donderpaars hart en van de herik diep purper. Bij mensen stopt de regenboog bij het violet, zoals het aan de andere kant begint bij het rood. Mensen onderscheiden geen ultraviolet en geen infrarood. Maar veel dieren zien nog kleur waar wij moeten passen. Speenkruid weerkaatst enig ultraviolet, de herik veel.

mens infrarood rood

oranje

geel

groen

blauw

violet

ultraviolet

vlinder bij

figuur 1: het kleurenzien bij mens, vlinder en bij.

Bij de honingbij is het kleurenzien in zijn geheel naar het paars verschoven. De bij heeft eveneens drie soorten kegeltjes, maar die zijn gevoelig voor geel, blauw en ultraviolet. Ook de bij ziet mengkleuren: geel plus blauw geeft groen, blauw plus ultraviolet geeft bijepaars, geel plus ultraviolet geeft bijepurper. De bij is niet gevoelig voor rood. Een bloem die uitsluitend rood licht terugkaatst, zoals de roos, maakt op de bij dus een zwarte indruk. Maar als de bloem ook ultraviolet uitzendt, zoals de klaproos, dan is de bij wel geïnteresseerd. Vlinders zijn wel gevoelig voor rood, en men kan dan ook aan de bloemkleur voorspellen of het de bedoeling is dat er een bij of een vlinder op af moet komen. Op soortgelijke manier zijn voor ons grasgroene bloemen, zoals die van verschillende soorten wolfsmelk, haast niet te zien in het gras. maar voor de bij is het gras grijs en steken de bloemen duidelijk af tegen de achtergrond. Voor ons zijn het mannetje en het vrouwtje van de langstaartige maanvlinder niet van elkaar te onderscheiden. De vlinder zelf ziet het mannetje als bruinig (want deze kaatst een weinig ultraviolet uit) en het vrouwtje als gelig (deze kaatst veel ultraviolet uit). De bloemen van het rode bosvogeltje en het blauwe klokje zijn voor ons zeer verschillend – de namen zeggen het al. Maar door de ogen van de bij zien ze er hetzelfde uit doordat de bij het rood niet ziet en de ultraviolettekening gelijk is. De bij denkt in beide gevallen met een

26


nectarproducerende bloem te maken te hebben, zodat het rode bosvogeltje, een orchidee, gratis wordt bestoven. Insecten die geen rood zien, worden bedrogen door de krabspin. Die zit op de kroonblaadjes van bloemen en neemt een schutkleur aan. Op het eerste gezicht doet hij dat onhandig want hij heeft twee helderrode vlekjes, waaraan wij en vogels hem direct herkennen. Insecten zien de vlekken niet, en zij lopen in de val.

RUIKEN ALS PRIMITIEF ZINTUIG Anders dan bijvoorbeeld bij het zien, waarvoor veel hersenwerk nodig is, hoeft het brein maar weinig informatie te verwerken bij het herkennen van geuren. Het is, evolutionair gezien, waarschijnlijk het eerste zintuig. Voordat levende organismen konden zien, horen of denken, moesten ze al chemische stoffen kunnen herkennen. Bacteriën trekken naar plaatsen toe waar de concentratie van bepaalde voedingsstoffen het hoogst is – dat kunnen ze alleen maar doen door op hun chemische receptoren, dus op ‘geuren’ af te gaan. Geur- en smaakzintuigen zijn molecule-detectoren. Is de molecule in gas-vorm, dan kan deze gedetecteerd worden als geur. Is de molecule in vaste vorm of opgelost dan kan het gedetecteerd worden als smaak. De reukreceptoren van insecten zitten meestal op speciale antennes en zijn altijd voorzien van poriën zodat de molecule kan indringen. Deze receptoren komen soms ook voor bij de mond of op externe genitaliën. Vastgesteld is dat geurreceptoren soms gevoelig genoeg zijn om een enkel molecule van een vluchtige stof te herkennen – in 1 liter lucht zitten 27000 triljoen moleculen. De kracht van etensgeuren kent iedereen, maar van de kracht van seksuele geurstoffen, feromonen, zijn we ons minder bewust. Het bekendste voorbeeld is de seksuele lokstof van de zijdevlinder. Het vrouwtje van de zijdevlinder scheidt een speciale stof af, bombycol genoemd. Het mannetje heeft echter op de antenne speciale receptoren die direct op dit bombycol reageren – een paar moleculen zijn voldoende. De mannetjes hebben, sinds ze uit de pop zijn gekropen, niets meer gedaan: ze eten niet, ze jagen niet, ze wachten slechts. Elke vlucht zou een verspilling van energie zijn, want op goed geluk is natuurlijk geen vrouwtje te vinden. Het mannetje wacht tot een paar moleculen bombycol op zijn pauwveerachtige antennes vallen. Dan stijgt hij op en gaat tegen de wind in vliegen, tot hij een vrouwtje tegenkomt of tot hij dood neervalt. Door deze gevoeligheid zijn de vlinders in staat elkaar over afstanden van meer dan tien kilometer te vinden. De geurstoffen zijn bovendien zeer specifiek: er hoeft chemisch maar iets aan het molecule te veranderen of ze herkennen het niet meer. Het zou ook lastig zijn als dat niet zo was, want dan zouden ze op weg gaan naar een wijfje van een andere soort, en daar hebben ze natuurlijk niets aan. Het blijkt zelfs dat op deze manier kruisingen worden voorkomen. Het fruitvliegje bijvoorbeeld telt rond de achthonderd soorten, die elk een verschillend feromoon hebben en daardoor gescheiden blijven. Vrouwtjes herkennen de mannetjes aan hun seksuele geuren: als de antenne van het vrouwtje in het ongerede raakt, herkennen ze hun soortgenoten niet meer en ontstaan er allerlei nieuwe kruisingen.

27


Geen mooie maatregel, of er wordt misbruik van gemaakt. De vliegenorchidee geurt met een stof die nauw verwant is aan de seksuele lokstof van vliegen. De bloem lijkt bovendien nogal op een insect. De mannetjes worden misleid, vliegen de bloem binnen en de orchidee wordt gratis bestoven.

SMAAK Insecten hebben naast reukharen ook speciale smaakharen. Terwijl reukharen talloze kleine poriën over de gehele lengte hebben, hebben smaakharen een gat aan de onderkant. De smaakharen zitten, uiteraard, rond de monddelen maar ook elders zoals op de antennen, op de poten (voeten red: tarsi), en op de genitaliën (vnl. op de top van de vrouwelijke eilegger (red.:ovipositor). Iedere neuron lijkt te reageren op een range van smaken (vb. zoet, zout, water, eiwit, zuur, …). De onderkant van de poten van vliegen is dichtbehaard, en daar zitten eveneens smaakharen. Vliegen proeven dus direct de grond waarop zij lopen. Het ziet ernaar uit dat in de smaakharen van de vliegen speciale zintuigcellen zitten die alleen op suikers reageren. Zodra vliegen iets zoet proeven met hun poten, steken ze hun slurf erin en drinken ze het op. MAGNETISME, HET ZESDE ZINTUIG Het magnetisch veld van de aarde is sterk en permanent en is daarom goed te gebruiken voor oriëntatie. Als een dier ergens in het lichaam een scherfje vrijdraaiend magnetiet zou hebben en de richting daarvan zou aan de hersenen worden doorgegeven, dan wist het dier altijd precies waar het noorden was. De gedachte is niet zo gek, dus zijn geleerden op zoek gegaan naar het magnetisch zintuig. Een van de eerste diersoorten waarbij een magnetische gevoeligheid werd vastgesteld, was de termiet. In 1963 ontdekte de Duitse bioloog Günther Becker bij toeval dat deze dieren zich als kompasnaalden gedragen. Hij pakte op een avond een zending Afrikaanse termietenkoninginnen uit en legde de dieren op de bodem van een terrarium. De volgende ochtend bleek dat de dieren zich allemaal in dezelfde richting te slapen hadden gelegd: oost-west. De onderzoeker aarzelde niet, en draaide de bak negentig graden. Binnen een paar uur hadden de dieren zich eveneens gedraaid; zodat ze weer dwars op het magnetisch veld lagen. Nader onderzoek liet zien dat ze inderdaad uitsluitend van deze informatie gebruik maken, en een eerste verklaring liet niet lang op zich wachten. Kompastermieten leven in de Australische woestijn, en zij vertonen hetzelfde gedrag. Zij bouwen hun heuvel als een muur: vier meter hoog, drie meter lang en amper een meter breed. De muur staat altijd noord-zuid, en daardoor hebben ze het minste last van de hete middagzon. Moeilijker te verklaren is echter het gedrag van andere termieten, die hun heuvels bij voorkeur oostwest bouwen. Magnetiet is inmiddels aangetoond in talloze andere diersoorten. De honingbij, toch al niet slecht voorzien van zintuigen, heeft magnetische deeltjes op het borststuk. Bijen kunnen worden getraind een suikeroplossing te vinden in een kunstmatig aangelegd magnetisch veld. Onafhankelijk van alle andere zintuigindrukken kunnen ze de suikeroplossing terugvinden. Ook bij het bouwen van raten lijkt het magnetisch zintuig een rol te spelen. Een bijenkorf bestaat uit een aantal evenwijdige, verticale honingraten, en als een zwerm uitvliegt om samen met een koningin een nieuwe kolonie te stichten, dan worden de raten steeds in dezelfde richting gebouwd als in hun voormalige verblijfplaats. Ook hier blijkt weer dat de richting van de korf is te veranderen door het aanbrengen van een kunstmatig magnetisch veld. 28


Het aard-magnetisme komt waarschijnlijk ook de ‘monarch-vlinders’ van pas bij hun trektocht. Tenminste, dat neemt men aan, omdat de vlinders een uitzonderlijk grote hoeveelheid magnetiet in hun lichaam hebben. De trek van deze vlinders is een van de meest spectaculaire die men kent. De zomer brengen de vlinders door in Noord-Amerika, de winter in zuidelijker streken – de vlinders in de oostelijke staten trekken naar een gebied in Midden-Mexico, die in de westelijke gaan naar het zuiden van Californië. In beide gevallen wordt een afstand van een paar duizend kilometer overbrugd. De vlinders die naar het zuiden gaan, zijn verre nakomelingen van de vlinders die in het voorjaar naar het noorden kwamen. De insecten gebruiken de positie van de zon om hun richting te bepalen, maar daarnaast waarschijnlijk ook het magneetveld van de aarde. Elk jaar gaan ze, op vaste tijdstippen en ongeacht het weer, op weg en elk jaar komen ze bijna tot op de dag nauwkeurig weer terug. Magnetiet is aangetroffen bij zeer veel dieren en in zeer veel weefsels. Het aantreffen van magnetiet is geen voldoende reden om een magnetisch zintuig te veronderstellen. Dat er dieren zijn die zo’n zintuig bezitten, staat buiten kijf, maar of het zintuig steeds om magnetiet draait, wordt onwaarschijnlijker naarmate het onderzoek vordert.

29


BIJLAGE 3: tips voor het begeleiden van het regenboogpad

omgaan met 4-jarigen kleuters o Inleving, expressie en intonatie bij het vertellen zijn belangrijk. Doe gerust een beetje gek. o Alles moet zichtbaar zijn. o Deze kinderen kunnen zich maar kort concentreren en zwijgen niet. Daarom zijn de brieven van de bostrol zo kort.

begeleiders begeleiden o Geef hen bij aanvang de opdrachtkaartjes en het pennenzakje met de stiften. o Op de opdrachtkaartjes staan de opdrachten. Dit is bedoeld als spiekbriefje voor de begeleiders. Leg het hen ook altijd uit (bvb na het voorlezen van de brief). Hou je uitleg kort, anders geraken de kinderen afgeleid.

De activiteit wordt voorbereid door de tekeningen van de bostrol uit te hangen in het bos of park waar het doorgaat. Leg de rugzak met het materiaal bij de brief van de bostrol.

extra aandachtspunten o geel: druppeltellers: hygiëne in belangrijk. Altijd in het weekend uitwassen en hervullen. En vaker als het nodig is. Hervullen: zout = zout opgelost in water (lage concentratie) zoet = suiker opgelost in water bitter: bitter lemon, zonder prik zuur: citroensap, eventueel verdund o indigo: zorg ervoor dat de materialen in de voelzak ook in voldoende hoeveelheden liggen in de buurt van deze opdracht. o Verschillende materialen zijn niet regenbestendig, bvb flapboeken, puzzels, schatkist. Als het regent, probeer de boeken en de puzzels droog te houden door bvb de opdracht binnen of onder een afdak te doen. Laat eventueel deze opdracht weg of doe het op het einde in de klas of in een gebouw. Als het regent: doe de schatkist in een grote plastieken zak.

30


BIJLAGE 4: inventaris van de materialen Onthaal: - Brief van Kalle 4 sets van - 10 opdrachtkaartjes - 1 pennenzak met 7 stiften De rode post: - Brief met de rode Kalle - Rode zak - Doos met speelgoedinsecten - 4 grote afbeeldingen van lieveheersbeestje - 4 geurpotjes rood De oranje post: - Brief met de oranje Kalle - Oranje zak - Doosje met vlinderkaartjes - 4 geurpotjes oranje - 10 blinddoekjes - 2 touwen van 10 meter De gele post: - Brief met de gele Kalle - Gele zak - 4 doosjes met puzzelstukjes - 4 grote houten puzzels - 4 sets druppeltellers, 1 per smaak (zoet, zuur, zout, bitter) - 4 geurpotjes geel De groene post: - Brief met de groene Kalle - Groene zak - 1 grote zandloper - 4 geurpotjes groen De blauwe post: - Brief met de blauwe Kalle - Lichte blauwe zak - 4 boeken (van wie zijn die ogen) - 15 vlinderbrillen - 4 potjes met blauwe snoepjes De indigo post: - Brief met de indigo Kalle - Donker blauwe zak - 4 voelzakje met daarin: 2 voorwerpen & 1 sok - Takjes, stenen, noten, schors om op de grond te strooien De violet post: - Brief met de violet Kalle - Violet zak 31


-

Slot: -

40 geluidspotjes o 10 voor elke groep

Brief met Kalle en de regenboog Schatkist Bellenblazers

32


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.