BEEKPLEZIER
Help de waterkoning !
HANDLEIDING LEERKRACHT 1e GRAAD BASISONDERWIJS
VERENIGING VOOR NATUUR -EN MILIEUBESCHERMING
INHOUD INLEIDING ......................................................................................................................... 3
WAT HOUDT HET BEEKONDERZOEK IN? ...................................................................... 4 A. B. C. D.
PRAKTISCH BEKEKEN ............................................................................................ 4 BEGELEIDING, EEN NOODZAAK? .......................................................................... 6 PROGRAMMA 1E GRAAD ......................................................................................... 8 DIDACTIEK, EINDTERMEN EN LEERDOELEN.......................................................18
NAVERWERKING IN DE KLAS ........................................................................................23 KRINGGESPREK .............................................................................................................23 KLEURBLAD ....................................................................................................................23 WATERKWARTET ...........................................................................................................23
BIJLAGEN ........................................................................................................................24 VERHAAL ‘DE WATERKONING’ ..................................................................................24 BRIEF VAN DE WATERKONING ..................................................................................25 WATERRAPPORT POST 1...........................................................................................26 WATERRAPPORT POST 2...........................................................................................27
2
INLEIDING
Een van de activiteiten in ons natuur –en milieueducatie (N&ME) aanbod is BEEKONDERZOEK. Beekonderzoek is een buitenactiviteit waarbij de kinderen op een ervaringsgerichte manier leren over de ecologie van een beek. Is het water gezond? Welke waterdiertjes en –planten leven in het water? Hoe diep is de beek? Op al deze en andere vragen ontdekken de kinderen zelf een antwoord.
Voor alle graden van het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs bieden wij afzonderlijke – op maat gesneden – programma’s aan rond beekonderzoek. Met een handleiding, een waterkist onder de arm en wat hulp van andere leerkrachten of ouders kan u als leerkracht het programma rond beekonderzoek met de klas volledig zelfstandig doen. U kunt echter ook beroep doen op onze deskundigheid en onze gidsen. U kunt bij ons ook terecht voor achtergrondinformatie, voor posters en spellen voor de naverwerking in de klas.
In deze brochure vindt u zowel praktische als inhoudelijke informatie rond het beekonderzoek voor de 1e graad basisonderwijs. Lees het rustig door. Voor vragen en bedenkingen kunt u altijd bij ons terecht.
Adres
Werkgroep Isis vzw Dorpsstraat 8 bus 1 3990 Peer (Grote – Brogel)
Telefoon
011 – 63.37.05
Fax
011 – 66.30.22
werkgroep.isis@scarlet.be
Website
www.werkgroepisis.be
VEEL BEEKPLEZIER !
3
WAT HOUDT HET BEEKONDERZOEK IN?
A. PRAKTISCH BEKEKEN OPZET Het beekonderzoek verloopt als volgt. De kinderen met begeleiders komen aan bij de beek. Eén leerkracht of onze gids ontvangt de kinderen en doet de inleiding. Het verhaal van de waterkoning wordt voorgelezen (zie bijlage). De kinderen gaan vervolgens op zoek naar de brief van de waterkoning, die verstopt zit in een koker die in of nabij de beek is verstopt (zie bijlage). Uit die brief blijkt dat de kinderen waterproefjes (zie bjilage) moeten doen en een rapport moeten invullen. De waterproefjes worden uitgevoerd in 2 posten. De kinderen worden meteen in 2 groepjes opgedeeld. Ze krijgen een sticker waarop ze hun naam schrijven. Dan gaan ze met hun groepje aan de slag in een van de twee posten. Post 1: WATERPLANTEN EN -DIERTJES Post 2: WATERKENMERKEN De posten worden begeleid door gidsen en de leerkrachten. Ouders mogen ook meehelpen. Na 45 minuten houden we een korte pauze. Na de pauze wisselen de groepjes van post. Na het afmaken van de tweede post komt de hele groep terug samen. Dan wordt de activiteit klassikaal afgerond. Elk groepje heeft de resultaten van de proefjes bijgehouden in het rapport en stelt deze aan de andere kinderen voor. Ook de gevangen diertjes worden aan elkaar getoond. TIP: Als de kinderen klaar zijn bij een post, zorg er dan voor dat ze het materiaal opruimen en netjes klaarzetten voor de volgende groep. Stop liever 5 minuten voor de tijd zodat alle materiaal rustig kan opgeruimd worden!
BUITENACTIVITEIT Het beekonderzoek wordt buiten bij de beek uitgevoerd. Het handigste is als u met de klas zo dicht mogelijk in de buurt van de school de activiteit kan uitvoeren. Daarom spreekt u met ons samen een locatie af. Wij gaan dan op verkenning en berichten u over de mogelijkheden. TIP: Voorzie de kinderen altijd van aangepaste kledij, goed of slecht weer. Laat ze ‘slechte’ kleren en laarzen aandoen, eventueel regenkledij.
4
DUUR De activiteit duurt 2.5 uur (inclusief pauze). Voorzie in uw lesprogramma een ganse voor –of namiddag. De duur kan altijd ingekort en aangepast worden indien u dit wenst. Tijdsindeling: Inleiding:
15 minuten
Per post:
45 minuten
Pauze:
20 minuten
Afronding:
20 minuten
9.00 – 9.15:
inleiding
9.15 – 10.00:
1 post
10.00 – 10.20:
pauze
10.20 - 11.05:
1 post
11.05 – 11.25:
afronding
Bijvoorbeeld:
HOEVEEL LEERLINGEN? Aangezien het beekonderzoek een intensieve activiteit is, stellen wij voor om MAX 1 KLAS per keer het programma te laten doorlopen. 25 kinderen is de limiet. De kinderen worden ter plaatse in 2 groepjes verdeeld. VOORBEREIDING Wat moet u doen als voorbereiding op het beekonderzoek? Dit geldt zeker te meer indien u het beekonderzoek volledig zelfstandig uitvoert, zonder onze gidsen. •
Handleiding en eventueel achtergrondinformatie doornemen.
•
Bij voorkeur op voorhand de locatie verkennen.
•
Op locatie 2 geschikte plaatsen uitzoeken voor de 2 verschillende posten:
•
waterplanten –en diertjes o
De plaatsen mogen geen te diepe/steile oevers hebben. De kinderen moeten goed aan het water van de beek kunnen om planten te bekijken en diertjes te scheppen.
•
waterkenmerken o
Voor deze post is een beek met laag stromend water geschikt. Ideaal is het als de bodem stevig is zodat de kinderen in de beek kunnen staan en pootje baden. Dit zorgt voor een intense natuurbeleving. Is het water te koud, zorg er dan voor dat ze rubberen laarzen aan hebben.
5
De posten moeten ver genoeg –ook niet te ver- van elkaar verspreid liggen zodat de ene groep de andere niet stoort. •
Materiaal uitlenen bij Werkgroep Isis. Tijdig reserveren. Het nodige materiaal in 2 zakken opdelen (per post). In hoofdstuk ‘Programma’ staat uitgelegd wat u nodig heeft aan materiaal.
•
Begeleiders voorzien. U kunt andere leerkrachten en ouders vragen. Geef hen ook een kopie van de handleiding. Spreek af wie welke post voor zijn rekening neemt.
•
De kinderen krijgen eventueel een briefje mee naar huis met de aankondiging van de activiteit en met de vraag om geschikte kledij en een snack en drinken mee te brengen.
•
Het vervoer regelen. Is uw school een MOS-school, dan kan de klas gratis gebruik maken van de diensten van De Lijn met de Poppeleepas.
•
Na de activiteit dient u het materiaal schoon te maken en terug te brengen naar Werkgroep Isis.
Indien u een gids van ons inschakelt, hoeft u geen voorbereiding te doen. Wij zorgen dan voor een geschikte locatie, het materiaal en de begeleiding. Wij sturen u enkele weken voor de activiteit een brief met praktische informatie. Wij zijn ook bereid om een afspraak op school te maken om het programma met elkaar te bespreken.
B. BEGELEIDING, EEN NOODZAAK? De begeleiding doet de activiteit voor een groot deel al dan niet slagen. Het beekonderzoek is zo opgezet dat de kinderen in een kleinere groep zoveel mogelijk zelfstandig aan het werk zijn. Voor kinderen is 1 begeleider per groep absoluut noodzakelijk. U kunt daarvoor leerkrachten en ouders inschakelen. U spreekt met elkaar af wie welke post begeleidt. Het is beter dat de begeleider bij de post blijft en dat de kinderen doorschuiven. Zo hoeft u als begeleider maar 1 post voor te bereiden. Een nadeel is echter dat u dan als leerkracht niet het hele programma heeft kunnen doorlopen en niet volledig op de hoogte bent van wat de kinderen bij de andere post gedaan en geleerd hebben. Een uitwisseling tussen begeleiders onderling achteraf zou daarvoor een goede oplossing kunnen zijn. Het is goed dat kinderen zoveel mogelijk zelf doen en ondervinden. Zeker in het geval van natuuronderwijs, waarbij ze zelf be –en verwondering kunnen uiten bij alles wat ze ontdekken. U kunt het ook samen met de kinderen uitzoeken. Op die manier leren ze het meest intensief en zijn ze werkelijk betrokken.
6
Het is bovendien helemaal niet erg dat u als leerkracht/begeleider iets niet weet omtrent het leven in de beek: hoe een waterplant of diertje heet bijvoorbeeld. Er zit voldoende ondersteunend materiaal in het pakket zodat u samen met de kinderen op de zoekkaarten kunt herkennen welk diertje de kinderen gevangen hebben. Als begeleider gaat u vooral de activiteiten ondersteunen. Zorg ervoor dat de kinderen weten wat ze gaan doen, dat ze de opdrachten begrijpen. Zorg dat elk kind aan bod komt. Kortom, zie toe dat het vlot verloopt. Laat ze vooral veel ZELF doen.
Indien u beroep doet op een of meer gidsen van ons, zorgt de gids voor de ontvangst, de inleiding en de begeleiding van een of meer groepen. U als leerkracht of begeleider kunt uiteraard meehelpen. Ook ouders zijn van harte welkom om een handje toe te steken.
7
C. PROGRAMMA 1E GRAAD INLEIDING
KLASSIKAAL
1. Het verhaal van de waterkoning wordt verteld. 2. De kinderen worden uitgenodigd de brief van de waterkoning te zoeken die verstopt zit in een koker ergens in of nabij de beek. 3. De brief die de waterkoning aan de kinderen heeft geschreven, wordt voorgelezen. 4. We nemen het waterrapport, waarop ze de resultaten van de waterproefjes moeten invullen, uit de koker en tonen het aan de kinderen. Er zijn 2 waterrapporten, één voor post 1 en één voor post 2. 5. De klas wordt in 2 groepen verdeeld. Ze krijgen elk een sticker waarop ze hun naam schrijven. Deze plakken ze op hun jas of trui. 6. 1 begeleider gaat met 1 groep mee, neemt het materiaal en gaat naar de plek die voorzien is aan de beek. POST 1: WATERPLANTEN –EN DIERTJES
IN GROEP
Materiaal: schepnetten, witte bakjes, lepels, schaaltjes, loepen, potjes met schroefdeksel,aquarium, zoekkaarten waterdiertjes, zoekkaarten waterplanten, het ‘Waterrapport, kwaliteit van het water’, een potlood of pen, een schrijfplank.
In post 1 gaan de kinderen 2 dingen doen: 1. In en rond het water planten zoeken
WATERPLANTEN
2. In het water diertjes scheppen, bekijken en herkennen
WATERDIEREN
U ziet dat het waterrapport opgedeeld is in deze 2 delen: WATERPLANTEN en WATERDIEREN WATERPLANTEN In de eerste kolom duiden de kinderen aan of er •
Waterplanten ONDER water zijn
•
Waterplanten zijn die bloeien
•
Waterplanten zijn die aan de oever staan en groter struikgewas vormen
•
Bomen aan de oever staan die graag met de voeten in het water staan
8
Als de kinderen enkele van deze in en rond de beek zien staan, mag u in het waterrapport een kruisje zetten in het vierkantje.
WATERPLANTEN Neem een schepnet en probeer enkele onderwaterplanten te vinden. Enkele voorbeelden zijn hoornblad en waterpest. Neem een plantje uit het water en laat de kinderen eraan voelen, ruiken en het bekijken. Onderwaterplanten hebben meestal een functie om het water te zuiveren en zuurstof vrij te geven aan het water. Je ziet dat er luchtbelletjes aan de blaadjes hangen. Je ziet ook dat de blaadjes vuil opnemen: algen. Waterplanten die bloeien zijn bijvoorbeeld de dotterbloem, gele lis, watermunt, waterpeper, ‌. Laat de kinderen aan de watermunt ruiken. Neem een blaadje, wrijf het tussen je handen en ruik. De blaadjes van waterpeper proeven naar pikante peper.
Oeverplanten staan in als een soort struikgewas langs de kant van het water. Voorbeelden zijn: riet, lisdodde, waterweegbree, ‌.
Bomen die graag met de voeten in het water staan, zijn bijvoorbeeld wilgen en els.
9
WATERDIEREN In de tweede kolom duiden de kinderen aan of er bepaalde soorten waterdiertjes in de beek voorkomen.
Hoe kan je het beste waterdiertjes scheppen? Tussen de planten aan de oever vind je meer waterdiertjes dan in het midden van de beek. Ook dieper bij de bodem vind je leuke diertjes. Schep niet in de modder – het slip op de bodem van de beek - want dan zie je bijna geen diertjes meer in je schepnet zitten. Geef per 3 kinderen 1 schepnet, 2 witte bakjes, enkele lepels, schaaltjes, potjes, loepjes en een zoekkaart. 1. Doe een beetje water in 2 witte bakjes. Eén bakje is het vuil bakje en één het proper bakje. 2. Doe je schepnet voorzichtig in het water. Schep heen en weer, ook tussen de planten. 3. Haal het schepnet terug uit het water en schep het om in het vuil bakje. 4. Neem een lepel en vis de diertjes uit het vuil bakje en zet ze om naar het proper bakje. 5. Bekijk goed wat je gevonden hebt. 6. neem een schaaltje en doe met je lepel een diertje van het proper bakje in het schaaltje. 7. Zet de loep erop en bekijk het diertje goed. 8. Je kunt de diertjes ook in potje doen, maar dan kan je ze niet met een loep bekijken. 9. Neem een zoekkaart en tracht het waterdiertje te herkennen. Als begeleider kan je helpen met het zoeken hoe het diertje heet.
Na een tijdje scheppen en diertjes vangen, roep je al de kinderen samen. Ze mogen hun vangst in de aquarium doen. Je bekijkt samen welke diertjes je gevangen hebt en kruist dit aan in het waterrapport. Dan ruim je samen alles op: schepnetten, bakjes, schaaltjes en potjes uitspoelen.
10
WATERDIEREN wormen, larven van vliegen en muggen
zoetwatervlokreeft en zoetwaterpissebed
nimf van glazenmakers (libellelarve)
waterkever (bv. Geelgerande waterkever)
slakken: posthoornslak en gewone poelslak
waterspin
kikkervisje of dikkopje
vissen (bv. Stekelbaars)
11
POST 2: WATERKENMERKEN
IN GROEP
Materiaal: Chronometer, thermometer, enkele stokjes, enkele jampotten, koffiefilter, trechter, voor je waterzuiveringsstation: plastic flessen, watten, fijn zand, grof zand (ter plaatse), fijne steentjes, grind.
In post 2 gaan de kinderen een aantal waterproefjes doen. De opdrachten staan in het waterrapport dat de kinderen invullen.
Inleiding Wordt het beekonderzoek gedaan met een klas van het 1e leerjaar bij de aanvang van het schooljaar, dan is het een goed idee om voor bepaalde opdrachten terug te vallen op de handleiding ‘Help de waterkoning’ voor het kleuteronderwijs. Een deuntje fluiten op een blokfluit is een kindvriendelijke manier om de kinderen te verzamelen en stil te krijgen. Opdracht 1 De kinderen staan naast de beek en kijken naar het verloop van de beek en vertellen of de beek recht of kronkelend loopt. In het waterrapport wordt het juiste omcirkeld.
Hoe loopt de beek?
Bijkomende opdracht: Laat de kinderen met hun arm aangeven in welke richting het water stroomt. Toon dan de stroomrichting van het water door iets op het water te leggen dat blijft drijven. (Laat de kinderen iets kiezen waarvan ze denken dat het blijft drijven.) Opdracht 2 Een groepje kinderen staat bij de startplaats en een ander groepje kinderen staat bij de stopplaats: 10 stappen verderop. Bij de start gooit een kind een stokje of iets anders (natuurlijk materiaal) in het water en roept start. Een kind start de chronometer. Iedereen telt hardop: 1…2…3….. Bij de stopplaats roept een kind ‘STOP’ als het stokje voorbij komt. De
12
chronometer wordt gestopt. Tot hoeveel is er geteld? Hoeveel seconden geeft de chronometer aan? De begeleider vult het aantal tellen of seconden in op het waterrapport. PS: Bij deze oefening kunt u ook de kinderen eerst leren welke materialen drijven en welke zinken. Om deze opdracht te kunnen doen, moeten ze dan iets gebruiken dat blijft drijven.
Hoe snel stroomt het water? …….. tellen / seconden
Opdracht 2 alternatief Vraag aan de kinderen of zij sneller kunnen lopen dan het water. Laat hen bij een startlijn op de oever plaatsnemen. Als je start roept, leg je iets drijvend op het water. De kinderen rennen tot een afgesproken stoppunt. Wie was het snelst? Het water of de kinderen. Opdracht 3 Neem de rode stok. Hou deze in het water en duidt met een vinger het waterpeil aan. Houdt de stok naast een kind. Komt het water boven de knieën? Hou de stok op een andere plaats, waar het dieper is. Maak de kinderen duidelijk waar ze in het water mogen en waar het te diep is en ze dus niet mogen. Duidt in het waterrapport aan of de beek eerder ondiep of diep is.
Hoe diep is de beek?
Nu mogen de kinderen in het water. Laat hen even pootje baden, ervaren en genieten. Opdracht 4 Laat de kinderen raden onder hoeveel graden het water ijs wordt. (onder 0°C) Laat de kinderen raden bij hoeveel graden het water kookt. (bij 100 °C)
13
Laat de kinderen raden hoe warm het water in bad of in een douche meestal is? (tussen de 38°C en 40 °C) Laat de kinderen in het water met hun handen voelen hoe koud het is. Laat hen raden hoeveel graden het water is? (Onder 0 en boven 40°C kan niet, al de rest mag geraden worden.) Neem een thermometer en leg de werking uit. Het rode lijntje geeft de temperatuur aan, laag bij kouder, hoog bij warmen. Aan de hand van de streepjes en de cijfers kan je de temperatuur aflezen. Deze thermometer moet 1 minuut in het water liggen. Laat een kind een chronometer gebruken. Laat na 1 minuut de temperatuur aflezen. Zorg ervoor dat de thermometer juist gehanteerd wordt. Schrijf het resultaat op in het waterrapport.
Hoe koud is het water? …. graden
Opdracht 5 Er zijn twee soorten afval: afval van de natuur en afval van de mens. Laat de kinderen rondkijken of er afval ligt in en rond de beek. Teken het afval in de vuilniszak. Wijs hen ook op de afgevallen blaadjes, takjes, … . Moeten we dat ook opruimen? (Neen.) Wie ruimt dat dan op? (bodemdiertjes en paddestoelen.)
Ligt er afval in en rond de beek?
Opdracht 6 Kinderen vinden dat water de kleur ‘blauw’ heeft. Dat is niet zo bij natuurlijke beeklopen. Oceanen kunnen wel een blauwe of groenblauwe kleur hebben. Het water in de beken is
14
kleurloos maar ziet er zacht geel-bruin uit als de bodem zanderig is; het ziet er groen uit als er veel beplanting te vinden is of het ziet er rood-bruin uit als de bodem uit keien of roestig zand bestaat. Laat de kinderen de kleur raden. Schep dan een potje water uit de beek. Laat hen dan de kleur raden? Water heeft geen kleur maar is kleurloos. Breng hen het woord ‘kleurloos’ bij. Omcirkel de juiste kleur dat het water heeft in het waterrapport.
Welke kleur heeft het water?
Opdracht 6 Laat de kinderen enkele jampotten water uit de beek scheppen op verschillende plaatsen. De kinderen ruiken aan het water. Hoe ruikt het? Naar olie, rotte eieren, klei, aarde, neutraal? Ruikt het neutraal (naar niks), omcirkel dan 1 neus in het waterrapport. Ruikt het viezer, omcirkel dan 2 tot 3 neuzen naargelang de stank. Leer de kinderen dat een zuivere, gezonde beek een frisse geur heeft. Water met slib (troebel water) heeft vaak wel een slechte geur.
Welke geur heeft het water?
Opdracht 8 Laat de kinderen enkele jampotten water uit de beek scheppen op verschillende plaatsen. De kinderen gaan met de pot water uit de beek. Laat de kinderen de potten van helder naar troebel rangschikken. Leer hen de woorden ‘helder’ en ‘troebel’. Het is niet zo dat troebel water betekent dat het water vuil of ongezond is. Het is ook niet persé zo dat klaar en helder water gezond is. Duidt in het waterrapport aan hoe klaar het water is. De vis zonder bril: helder water. De vis met bril en zonnebril: troebel tot zeer troebel water.
15
Is het water helder of troebel?
Opmerking: Het rapport kan ook ingevuld worden na het doen van de proefjes. Op die manier wordt de beleving niet telkens onderbroken.
16
De opdrachten in het waterrapport zijn gedaan. Nu gaan we een waterzuiveringsfabriekje bouwen. Zoals de verffabriek een machine moet bouwen om het water terug te zuiveren (verhaal ‘De waterkoning’), maken de kinderen een fabriekje.
Stap 1: het effect van een filter laten zien. Neem een bokaal water uit de beek. Neem een lege bokaal met daarop een trechter met koffiefilter. Giet het water door de filter. De kinderen helpen en zien dat het water zuiver door de filter loopt. Het vuil (zand …) blijft in de filter.
Stap 2: bouw een waterzuiveringsfabriekje a. Neem een plastic fles. Knip deze op 2/3e door. Draai het bovenste gedeelte om en zet dit omgekeerd in de fles. Plak met plakband de gedeeltes aan elkaar zodat het stevig is. (dit kan op voorhand klaar zijn) b. Laat de kinderen een voor een laagjes met materiaal in de fles leggen: i. In de opening een paar watten ii. Een laagje fijne zand iii. Een laagje grove zand (ter plaatse zoeken) iv. Een laagje fijne steentjes v. Een laagje grind c. Het waterfabriekje is klaar. Haal een pot troebel water uit de beek en giet dit heel langzaam in de fles. d. Hoe ziet het water eruit als het onder in de fles drupt? e. Het fabriekje is eigenlijk iets van de natuur dat het water voor ons zuivert. Waar in de natuur vinden we zand en stenen? (de grond bestaat uit zand en stenen en filtert het water.)
17
AFRONDING
KLASSIKAAL
Als de kinderen post 1 en post 2 gedaan hebben, brengen ze de ingevulde waterrapporten en de aquariums met gevangen diertjes mee naar de plaats waar de klassikale afronding plaatsvindt. Ook al het materiaal dat ter plaatse gebruikt is wordt meegebracht.
Tijdens de afronding mag elke groep vertellen. •
Welke diertjes hebben ze gevangen.
•
Wat zijn de resultaten van het waterrapport over post 1 en post 2.
•
o
Zijn er waterplanten aanwezig?
o
Zijn er veel soorten diertjes in het water aanwezig?
o
Kronkelt de beek?
o
Hoe snel stroomt het water?
o
Hoe diep is de beek?
o
Hoe koud is het water in de beek?
o
Ligt er afval in en rond de beek?
o
Stinkt het water?
o
Welke kleur heeft het water?
o
Is het water helder of troebel?
De kinderen laten elkaars waterzuiveringsfabriekje aan elkaar zien.
De ingevulde waterrapporten worden in de onderwaterkoker gestoken en terug in de beek gelegd voor de waterkoning.
De diertjes worden terug in het water van de beek gezet.
D. DIDACTIEK, EINDTERMEN EN LEERDOELEN DIDACTIEK De activiteit ‘Beekplezier’ heet niet voor niks zo. De rode draad doorheen de activiteit is dat de kinderen in de eerste plaats plezier beleven aan hetgeen ze ervaren, ontdekken en leren. De leerlingen in de eerste graad zijn sterk gericht op hun eigen leefomgeving (ik, thuis, klas). Meteen alles leren over een andere omgeving, zoals de beekbiotoop, heeft totaal geen zin. Daarom stellen we voorop dat de leerlingen vooral leren waarnemen en actief deelnemen. Het waarnemen is direct en vrij vanuit de beleving het kind zelf. Pas vanaf de 2e graad 18
moeten de leerlingen ordening leren brengen in de waarnemingen. Dan leren ze bewust waarnemen. Waarnemen en plezier beleven doen de kinderen het beste door even stil te staan bij enkele fenomenen in en rond de beek. Daarom heet de activiteit bovendien ‘Sta eens stil bij de beek’. Het beekonderzoek voor de 1e graad is zo uitgewerkt dat de leerlingen het waarnemingsvermogen leren ontwikkelen en actief leren deelnemen aan activiteiten.
EINDTERMEN Onderstaande eindtermen worden nagestreefd in het programma ‘Sta eens stil bij de beek’.
EINDTERMEN WERELDORIENTATIE WERELDORIENTATIE NATUUR LEVENDE NATUUR De leerlingen: 1.1
kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden.
1.2
kennen in hun omgeving een paar biotopen en kunnen erin enkele veel voorkomende dieren en planten herkennen en benoemen.
ALGEMENE VAARDIGHEDEN NATUUR De leerlingen: 1.12
kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren.
1.13
Kunnen minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoekje toetsen aan een hypothese.
ATTITUDES De leerlingen: 2.10
tonen zich bereid nauwkeurig en veilig te werken, geen materiaal te verkwisten en zorg te dragen voor hun gereedschap.
WERELDORIENTATIE MENS IK EN MEZELF
19
De leerlingen: 3.1
drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit.
3.3
tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen
IK EN DE ANDEREN: IN GROEP De leerlingen: 3.7
hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
LEERGEBIED-OVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN LEREN LEREN 1
De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren.
2
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.
3
De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie verwerven en gebruiken.
4
De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding: hun taken en opdrachten organiseren; hun eigen leerproces controleren en bijsturen
5
Houdingen en overtuigingen De leerlingen kunnen op hun niveau leren met: nauwkeurigheid efficiĂŤntie wil tot zelfstandigheid voldoende zelfvertrouwen voldoende weerbaarheid houding van openheid kritische zin
SOCIALE VAARDIGHEDEN 1. Sociale vaardigheden – domein relatiewijzen 1.1
De leerlingen kunnen zich op assertieve wijze voorstellen.
1.2
De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
1.3
De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
20
1.4
De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
1.5
De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken.
1.6
De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
1.7
De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn.
1.8
De leerlingen kunnen zich discreet opstellen.
1.9
De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.
3. Sociale vaardigheden – domein samenwerking De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
LEERDOELEN Onderstaande leerdoelen worden nagestreefd in het programma ‘Beekplezier: Sta eens stil bij de beek’. Ze zijn zo concreet mogelijk geformuleerd.
ALGEMEEN
Van de leerlingen wordt verwacht dat ze:
gegevens kunnen verzamelen over de kenmerken van de beek. nauwkeurig kunnen waarnemen. respect tonen voor elkaar en voor de leerkracht/begeleider. rekening houden met ieders mening. tot rust/bezinning willen komen. in groep kunnen samenwerken. zichtbaar enthousiast willen meedoen tijdens de activiteit. respect hebben voor het materiaal. respect hebben voor de natuur, vooral voor het leven in en rond de beek. afspraken kunnen naleven. hun gevoelens en waardering over de activiteiten kunnen uiten. bereid zijn materiaal te delen met anderen.
21
POST 1: WATERPLANTEN –EN DIERTJES Van de kinderen wordt verwacht dat ze: planten aan en in het water kunnen indelen in: onderwaterplanten, bloeiende planten, oeverplanten en bomen de kleur van de bloem van de plant juist kunnen benoemen de geur en smaak van bepaalde planten kunnen verwoorden en/of herkennen een schepnet kunnen hanteren bij het scheppen van waterdieren in de beek. een bakje water uit de beek kunnen scheppen met een lepel een diertje kunnen vangen in het bakje en omzetten naar een ander schaaltje met een loep kunnen werken waterdieren kunnen observeren en ev. herkennen op foto (zoekkaart). waterdieren kunnen onderscheiden van elkaar door zelf gevonden criteria: grootte, beweging, kleur, vorm‌
POST 2: WATERKENMERKEN Van de kinderen wordt verwacht dat ze: de loop van de beek kunnen omschrijven en vertellen of de beek recht of kronkelend loopt. een thermometer kunnen hanteren en de temperatuur van de beek meten; kunnen bepalen of de temperatuur in het water kouder of warmer is dan uit het water. (groter/kleiner) de diepte van de beek kunnen meten; kunnen bepalen of de diepte van de beek meer of minder dan 1 meter is. kunnen bepalen hoe het water stroomt: van links naar rechts of van rechts naar links. zelfstandig een chronometer kunnen hanteren. hun waarneming kunnen verwoorden. kunnen observeren of er onnatuurlijk afval langs en in de beek ligt en het afval kunnen benoemen. de geur en de kleur van het water kunnen verwoorden. een aantal stalen van het water uit de beek kunnen vergelijken op basis van de helderheid van het water. water kunnen filteren met een koffiefilter en verwoorden wat ze waarnemen voor en na de filtering. volgens aangegeven stappen een waterzuiveringsfabriekje kunnen bouwen
22
NAVERWERKING IN DE KLAS
KRINGGESPREK Van het moment dat u na het beekonderzoek terug in de klas bent, kunt u een klassikale nabespreking houden.
U houdt tot slot van het kringgesprek ook een evaluatiemoment. De kinderen kunnen dan reflecteren op de activiteiten en op wat ze geleerd hebben. Vond je het plezant? En heb je veel geleerd?
KLEURBLAD Thuis of in de klas kunnen de leerlingen een kleurblad inkleuren. In het centrum van Werkgroep Isis in Grote Brogel zijn kleurbladen aanwezig. Vraag ernaar.
WATERKWARTET U kan een zelfgemaakt waterkwartet uitlenen bij Werkgroep Isis. De kinderen spelen in groepjes van 5 leerlingen. Ze zoeken elk een kwartet (4 kaarten die bij elkaar horen) samen. Het spel bevat 5 kwartetten: Van eitje tot pad…, Waterplanten, Waterdiertjes, Wie eet wie? En vissen vangen … blub…. Het waterkwartet is eerder bedoeld als speelse aanvulling op het programma van het beekonderzoek. Het is niet zozeer een verwerking van de inhoud van het beekonderzoek.
VEEL SUCCES!
23
BIJLAGEN VERHAAL ‘DE WATERKONING’
In ons land kronkelen heel wat beken doorheen de prachtige weilanden en bossen. Ergens in een klein dorpje, … (naam gemeente), stroomt doorheen een prachtige vallei de … (naam beek) . De … (naam beek) is een hele hele lange beek met vele kleine beekjes, die allemaal vriendje zijn van de grote … (naam beek)! De … (naam beek) wordt goed bewaakt door de grote waterkoning, AQUA. Hij loopt elke dag doorheen de 30.000 meter lange tunnels diep onder het water. Met z’n onderwaterkijker telt hij elke dag het aantal vissen en diertjes. Op een dag beeft en kraakt de tunnel. Aqua, de waterkoning, klimt op zijn onderwatertoren omhoog. Door de grassprieten ver in de weilanden ziet hij een megagrote verffabriek. Er lopen buizen van de fabriek tot in de beek. In de beek loost de fabriek z’n afvalwater: groen, geel, paars,… alle kleuren. Het water van de beek krijgt alle kleuren en stinkt. De waterkoning is razend!!! Elke dag sterven meer en meer vissen, want zij krijgen geen lucht meer door die vieze vuile stank. En de bloedzuigers die van vies en vuil water houden, groeien en groeien. De bloedzuigers doden elke dag honderden vissen. De waterkoning is radeloos en schrijft een brief.
24
BRIEF VAN DE WATERKONING
Beste kinderen van de beek, Het water in mijn grote … (naam beek) is vervuild. Het stinkt en er sterven elke elke dag meer en meer vissen. Als jullie enkele waterproefjes kunnen doen, dan stuur ik de resultaten op naar het labo in de waterstraat. Als blijkt dat het water water ongezond en vuil is, moet de verffabriek een machine bouwen om het water terug te zuiveren. Doen jullie dat voor mij? (… ok, dat is dan afgesproken.) De waterproefjes die jullie moeten doen, zitten in de onderwaterkoker . Vul het waterrapport goed in en stuur het mij zo snel mogelijk terug. Ik kom vanavond de onderwaterkoker leegmaken. Veel Veel succes Ondergetekende, Aqua, de waterkoning van de … (naam beek) 25
WATERRAPPORT POST 1
Waterrapport Kwaliteit van het water WATERPLANTEN
WATERDIEREN
26
WATERRAPPORT POST 2
Waterrapport Kwaliteit van het water Hoe loopt de beek?
Hoe snel stroomt het water?
…….. tellen / seconden
Hoe diep is de beek?
Hoe koud is het water? …. graden
27
Ligt er afval in en rond de beek?
Welke kleur heeft het water?
Welke geur heeft het water?
Is het water helder of troebel?
HANDTEKENINGEN
28