BEEKONDERZOEK
Sta eens stil bij de beek !
HANDLEIDING LEERKRACHT 2e GRAAD BASISONDERWIJS
VERENIGING VOOR NATUUR -EN MILIEUBESCHERMING
INHOUD INLEIDING ............................................................................................................................ 3
WAT HOUDT HET BEEKONDERZOEK IN? ......................................................................... 4 A.
PRAKTISCH BEKEKEN ............................................................................................ 4
B.
BEGELEIDING, EEN NOODZAAK? .......................................................................... 6
C.
DIDACTIEK, EINDTERMEN EN LEERDOELEN........................................................ 7
NAVERWERKING IN DE KLAS ...........................................................................................13 KRINGGESPREK .............................................................................................................13 KLEURBLAD ....................................................................................................................13 WATERKWARTET ...........................................................................................................13
2
INLEIDING
Een van de activiteiten in ons natuur –en milieueducatie (N&ME) aanbod is BEEKONDERZOEK. Beekonderzoek is een buitenactiviteit waarbij de kinderen op een ervaringsgerichte manier leren over de ecologie van een beek. Is het water gezond? Welke waterdiertjes en –planten leven in het water? Hoe diep is de beek? Op al deze en andere vragen ontdekken de kinderen zelf een antwoord.
Voor alle graden van het basisonderwijs en voor het secundair onderwijs bieden wij afzonderlijke – op maat gesneden – programma’s aan rond beekonderzoek. Met een handleiding, een waterkist onder de arm en wat hulp van andere leerkrachten of ouders kan u als leerkracht het programma rond beekonderzoek met de klas volledig zelfstandig doen. U kunt echter ook beroep doen op onze deskundigheid en onze gidsen. U kunt bij ons ook terecht voor achtergrondinformatie, voor posters en spellen voor de naverwerking in de klas.
In deze brochure vindt u zowel praktische als inhoudelijke informatie rond het beekonderzoek voor de 2e graad basisonderwijs. Lees het rustig door. Voor vragen en bedenkingen kunt u altijd bij ons terecht.
Adres
Werkgroep Isis vzw Dorpsstraat 8 bus 1 3990 Peer (Grote – Brogel)
Telefoon
011 – 63.37.05
Fax
011 – 66.30.22
werkgroep.isis@scarlet.be
Website
www.werkgroepisis.be
VEEL BEEKPLEZIER !
3
WAT HOUDT HET BEEKONDERZOEK IN?
A. PRAKTISCH BEKEKEN OPZET Het beekonderzoek verloopt als volgt. De kinderen met begeleiders komen aan bij een beek. Eén leerkracht of onze gids ontvangt de kinderen en doet de inleiding. Er wordt uitgelegd aan de kinderen wat ze gaan doen en leren. De werkboekjes worden uitgedeeld. Gebruik de werkboekjes als leidraad voor de inleiding. Daarin staan alle opdrachten die de kinderen tijdens het beekonderzoek uitvoeren. Dan wordt de klas opgedeeld in 2 groepjes. Het beekonderzoek bestaat uit 2 posten: 1. ONDERZOEK DE BEEK 2. HET WATER LEEFT! Elk groepje start bij een van de posten en na een korte pauze verwisselen de groepjes van post. TIP: Als de kinderen klaar zijn bij een post, zorg er dan voor dat ze het materiaal opruimen en netjes klaarzetten voor de volgende groep. Stop liever 5 minuten voor de tijd zodat alle materiaal rustig kan opgeruimd worden! Aan het einde is het goed dat er een klassikale afronding en evaluatie is.
BUITENACTIVITEIT Het beekonderzoek wordt buiten bij de beek uitgevoerd. Het handigste is als u met de klas zo dicht mogelijk in de buurt van de school de activiteit kan uitvoeren. Daarom spreekt u met ons samen een locatie af. Wij gaan dan op verkenning en berichten u over de mogelijkheden. TIP: Voorzie de kinderen altijd van aangepaste kledij, goed of slecht weer. Laat ze ‘slechte’ kleren en laarzen aandoen, eventueel regenkledij.
DUUR De activiteit duurt altijd 2.5 uur (inclusief een korte pauze). Met het verplaatsen van en naar de school kan u rekenen op 3 tot maximaal 3.5 uur. Voorzie in uw lesprogramma een ganse voor -of namiddag, liefst een ganse dag. Indien u terugkomt in de klas kunt u direct met de nabespreking en naverwerking aan de slag. TIP: Voorzie dat de kinderen een snack en drinken meenemen. Verwittig ook de ouders over de vertrek -en aankomsturen.
4
Programma ter plaatse:
Inleiding
15 minuten
Per post
50 minuten
Pauze tussendoor
20 minuten
Afronding
15 minuten
HOEVEEL LEERLINGEN? Aangezien het beekonderzoek een intensieve activiteit is, stellen wij voor om MAX 1 KLAS per keer het programma te laten doorlopen. 25 kinderen is de limiet. De kinderen worden ter plaatse in 2 groepjes verdeeld.
VOORBEREIDING Wat moet u doen als voorbereiding op het beekonderzoek? Dit geldt zeker te meer indien u het beekonderzoek volledig zelfstandig uitvoert, zonder onze gidsen. •
Handleiding, werkboekje leerlingen en eventueel achtergrondinformatie doornemen
•
Bij voorkeur op voorhand de locatie verkennen.
•
Op locatie 2 geschikte plaatsen uitzoeken voor de 2 verschillende posten. De plaatsen mogen geen te diepe/steile oever hebben. De kinderen moeten goed aan het water van de beek kunnen om planten te bestuderen en diertjes te scheppen. De posten moeten ver genoeg – en ook niet te ver – van elkaar verspreid liggen.
•
Materiaal uitlenen bij Werkgroep Isis. Het nodige materiaal in 2 opdelen (per post). In de werkboekjes staat genoteerd wat u nodig heeft per post.
•
Begeleiders voorzien. U kunt andere leerkrachten vragen en ouders. Geef hen ook een kopie van de handleiding en het werkboekje. Spreek af of de begeleiders een post voor hun rekening nemen, of een groepje begeleiden door het hele traject.
•
De werkboekjes moeten gekopieerd worden.
•
De kinderen krijgen een briefje mee naar huis met de aankondiging van de activiteit en met de vraag om de geschikte kledij en een snack en drinken mee te brengen.
•
Het vervoer regelen. Is uw school een MOS-school, dan kan de klas gratis gebruik maken van de diensten van De Lijn met de Poppeleepas.
•
Na de activiteit dient u het materiaal schoon te maken en terug te brengen naar Werkgroep Isis.
Indien u een gids van ons inschakelt, hoeft u een deel voorbereiding niet te doen. Wij zorgen dan voor een geschikte locatie, het materiaal en de werkboekjes. Wij zorgen dan op de dag zelf ook voor begeleiding door 2 gidsen. Voor de voorbereiding van het beekonderzoek is het aanbevolen om minstens 1 keer samen met ons het programma door te spreken. Dat kan op de dienst van Werkgroep Isis te Grote-
5
Brogel. Dan ziet u tevens het materiaal en krijgt u alvast de handleiding, werkboekjes en posters voor in de klas mee. Wij zijn ook zeer bereid om naar de school te komen.
B. BEGELEIDING, EEN NOODZAAK? De begeleiding doet de activiteit voor een groot deel al dan niet slagen. Het beekonderzoek is zo opgezet dat de kinderen in groep zoveel mogelijk zelfstandig aan het werk zijn. Toch is het absoluut noodzakelijk dat er minstens 1 begeleider het groepje begeleidt. U kunt daarvoor leerkrachten en ouders inschakelen. Indien u beroep doet op een gids van ons, zorgt de gids voor de ontvangst, de inleiding en de begeleiding van de activiteit. De ideale situatie is 3 begeleiders voor 1 klas: 2 begeleiders voor elk groepje één en 1 begeleider om een extra oogje in het zeil te houden. Tijdens de activiteit zijn er 2 mogelijkheden: 1. ofwel blijven de begeleiders bij 1 groepje en doorlopen met dat groepje de 2 posten. 2. ofwel blijven de begeleiders bij 1 post en schuiven de leerlingen door. Indien de begeleiders bij de post blijven, hoeven ze maar 1 post voor te bereiden. Dat is een voordeel. Een nadeel is echter dat u dan als leerkracht niet het hele programma heeft kunnen doorlopen en niet volledig op de hoogte bent van wat de kinderen bij de andere post gedaan en geleerd hebben. Een uitwisseling tussen begeleiders onderling achteraf zou daarvoor een goede oplossing kunnen zijn.
Het is goed dat kinderen zoveel mogelijk zelf doen en ondervinden. Op die manier leren ze het meest intensief. Stel, ze hebben een diertje gevangen. Laat de kinderen dan zelf zoeken hoe het heet. Zeg het niet te snel voor. Of zoek het samen met de kinderen uit. Het is bovendien helemaal niet erg dat u als leerkracht/begeleider iets niet weet omtrent het leven in de beek: hoe een waterplant –of diertje heet, waarom iets zo zit. De bedoeling is dat de kinderen zoveel mogelijk zelf ontdekken. Als begeleider ga je vooral de activiteiten ondersteunen. Zorg ervoor dat de kinderen de opdracht in het werkboekje lezen. Verdeel taken. Geef verduidelijking waar nodig. Zorg dat elk kind aan bod komt. Kortom, zie toe dat het vlot verloopt en dat de kinderen weten wat ze doen. Laat ze vooral veel ZELF doen.
TIP: Duidt één leerling (of meer leerlingen) per groepje aan die verantwoordelijk is voor de taakverdeling en tijdsbewaking. Hij of zij zal dan in uw plaats de opdrachten doorlopen met de rest van het groepje en in de gaten houden of de opdrachten goed volbracht worden. Op 6
die manier geeft u een stuk begeleiding door aan de kinderen zelf en krijgen zij op hun beurt de kans om te leren verantwoordelijk te nemen en andere vaardigheden te leren, zoals bvb. tijdsbewaking.
C. DIDACTIEK, EINDTERMEN EN LEERDOELEN DIDACTIEK De activiteit ‘Sta eens stil bij de beek!’ heet niet voor niks zo. De rode draad doorheen de activiteit is dat de kinderen iets leren over de beek door te ontdekken en waar te nemen. Dat leren ze nog het beste door even stil te staan en door te doen. In het leerplan ‘Wereldoriëntatie’ wordt erop gewezen hoe belangrijk ontdekkende activiteiten zijn in de ontwikkeling van de kinderen: “Eigen exploratie en experiment blijven de basis vormen om tot inzichten en functionele kennis te komen.”; “Via onderzoekende en ontdekkende activiteiten bouwen kinderen persoonlijke referentiekaders op die hen in staat stellen op een gezonde en respectvolle manier met de levende en niet-levende natuur rondom hen om te gaan.”. Het beekonderzoek is uitgewerkt, gebaseerd op volgende fundamentele uitgangspunten van goed onderwijs: LEREN IS … • • • • • • • • •
onderzoeken en experimenteren actief participeren leren uit eigen waarnemingen en ervaringen productief en niet reproductief beleven reflecteren op wat leerlingen doen, denken en voelen samenwerken ‘in het echt’ leren en beleven (authentiek leren) zowel inzichten, vaardigheden verwerven, attitudes ontwikkelen als feiten onthouden
EINDTERMEN Onderstaande eindtermen worden nagestreefd in het programma ‘Sta eens stil bij de beek’.
EINDTERMEN WERELDORIENTATIE WERELDORIENTATIE NATUUR LEVENDE NATUUR De leerlingen:
7
1.1
kunnen in een beperkte verzameling van mensen, dieren en planten gelijkenissen en verschillen ontdekken en op basis van minstens één criterium een eigen ordening aanbrengen en verantwoorden.
1.2
kennen in hun omgeving een paar biotopen en kunnen erin enkele veel voorkomende dieren en planten herkennen en benoemen.
ALGEMENE VAARDIGHEDEN NATUUR De leerlingen: 1.12
kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren.
1.13
Kunnen minstens één natuurlijk verschijnsel dat ze waarnemen via een eenvoudig onderzoekje toetsen aan een hypothese.
ATTITUDES De leerlingen: 2.10
tonen zich bereid nauwkeurig en veilig te werken, geen materiaal te verkwisten en zorg te dragen voor hun gereedschap.
WERELDORIENTATIE MENS IK EN MEZELF De leerlingen: 3.1
drukken in een niet-conflictgeladen situatie, eigen indrukken, gevoelens, verlangens, gedachten en waarderingen spontaan uit.
3.3
tonen in concrete situaties voldoende zelfvertrouwen, gebaseerd op kennis van het eigen kunnen
IK EN DE ANDEREN: IN GROEP De leerlingen: 3.7
hebben aandacht voor de onuitgesproken regels die de interacties binnen een groep typeren en zijn bereid er rekening mee te houden.
LEERGEBIED-OVERSCHRIJDENDE EINDTERMEN LEREN LEREN
8
1
De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren.
2
De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.
3
De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie verwerven en gebruiken.
4
De leerlingen kunnen, eventueel onder begeleiding: hun taken en opdrachten organiseren; hun eigen leerproces controleren en bijsturen
5
Houdingen en overtuigingen De leerlingen kunnen op hun niveau leren met: nauwkeurigheid efficiĂŤntie wil tot zelfstandigheid voldoende zelfvertrouwen voldoende weerbaarheid houding van openheid kritische zin
SOCIALE VAARDIGHEDEN 1. Sociale vaardigheden – domein relatiewijzen 1.1
De leerlingen kunnen zich op assertieve wijze voorstellen.
1.2
De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
1.3
De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
1.4
De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
1.5
De leerlingen kunnen bij groepstaken leiding geven en onder leiding van een medeleerling meewerken.
1.6
De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
1.7
De leerlingen kunnen zich weerbaar opstellen naar leeftijdgenoten en volwassen toe door signalen te geven die voor anderen begrijpelijk en aanvaardbaar zijn.
1.8
De leerlingen kunnen zich discreet opstellen.
1.9
De leerlingen kunnen ongelijk of onmacht toegeven, kritiek beluisteren en eruit leren.
3. Sociale vaardigheden – domein samenwerking De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
9
LEERDOELEN Onderstaande leerdoelen worden nagestreefd in het programma ‘Sta eens stil bij de beek’. Ze zijn zo concreet mogelijk geformuleerd.
ALGEMEEN
Van de leerlingen wordt verwacht dat ze:
gegevens kunnen verzamelen over de kenmerken van de beek. nauwkeurig kunnen onderzoeken en gericht kunnen waarnemen. respect tonen voor elkaar en voor de leerkracht/begeleider. rekening houden met ieders mening. tot rust/bezinning willen komen. in groep kunnen samenwerken. zichtbaar enthousiast willen meedoen tijdens de activiteit. respect hebben voor het materiaal. respect hebben voor de natuur, vooral voor het leven in en rond de beek. afspraken kunnen naleven. hun gevoelens en waardering over de activiteiten kunnen uiten. bereid zijn materiaal te delen met anderen.
10
POST 1: ONDERZOEK DE BEEK
In deze post doorlopen ze de opdrachten van volgende onderdelen in het werkboekje: 1. Onderzoek de beek 2. Zuiver water? 4. Tot op de bodem
Van de leerlingen wordt verwacht dat ze: de naam van de beek kunnen achterhalen. vanuit vogelperspectief de loop van de beek kunnen schetsen. een thermometer kunnen hanteren en de temperatuur van de beek meten. de diepte van de beek kunnen meten. zelfstandig een chronometer kunnen hanteren. zelfstandig de stroomsnelheid van het water van de beek kunnen meten over een afstand van 10 meter. hun waarneming kunnen verwoorden. kunnen observeren of er onnatuurlijk afval langs en in de beek ligt en dit kunnen noteren. het verschil kunnen verwoorden tussen natuurlijk en onnatuurlijk afval. de geur en de kleur van het water kunnen verwoorden. een aantal stalen van het water uit de beek kunnen vergelijken op basis van de helderheid van het water. volgens aangegeven schema een waterzuiveringsstation kunnen bouwen. kunnen afleiden uit de werking van een zelfgemaakt waterzuiveringsstation hoe het water wordt gezuiverd. het materiaal goed kunnen hanteren.
11
POST 2: HET WATER LEEFT!
In deze post doorlopen ze de opdrachten van het onderdeel in het werkboekje: 3. Het water leeft!
Van de leerlingen wordt verwacht dat ze:
de 3 categorieën waterplanten (onderwaterplanten, drijvende planten en oeverplanten) kunnen herkennen in en rond de beek. eén plant van elk van de 3 categorieën kunnen herkennen en benoemen aan de hand van een zoektabel/ determinatietabel. waterdieren gericht kunnen observeren, herkennen en benoemen. waterdieren kunnen determineren met behulp van verschillende informatiebronnen. waterdieren kunnen onderscheiden van elkaar door zelf gevonden criteria. kunnen afleiden uit het soort waterdieren hoe gezond het water van de beek is. de tabel ‘waterkwaliteit’ kunnen lezen. gegevens kunnen aflezen uit een tabel.
12
NAVERWERKING IN DE KLAS
KRINGGESPREK Van het moment dat u na het beekonderzoek terug in de klas bent, kunt u een klassikale nabespreking houden. Aan de hand van het ingevuld werkboekje wordt het programma van het beekonderzoek overlopen en worden vragen beantwoord waar nodig. U houdt tot slot van het kringgesprek ook een evaluatiemoment. De kinderen kunnen dan reflecteren op de activiteiten en op wat ze geleerd hebben. Op het laatste blad van het werkboekje staan twee korte vraagjes (Vond je het plezant? En heb je veel geleerd?) ter illustratie.
KLEURBLAD Thuis of in de klas kunnen de leerlingen het kleurblad (in het werkboekje) inkleuren.
WATERKWARTET U kan een zelfgemaakt waterkwartet uitlenen bij Werkgroep Isis. De kinderen spelen in groepjes van 5 leerlingen. Ze zoeken elk een kwartet (4 kaarten die bij elkaar horen) samen. Het spel bevat 5 kwartetten: Van eitje tot pad…, Waterplanten, Waterdiertjes, Wie eet wie? En vissen vangen … blub…. Het waterkwartet is eerder bedoeld als speelse aanvulling op het programma van het beekonderzoek. Het is niet zozeer een verwerking van de inhoud van het beekonderzoek.
VEEL SUCCES!
13