DE EIK, EEN ALLEMANSVRIEND
IVN VERENIGING VOOR NATUUR- EN MILIEUEDUCATIE AFDELING VALKENSWAARD
DE EIK, EEN ALLEMANSVRIEND Project voor basisschoolleerlingen van 4 t/m 12 jaar in het IVN-gebouw ‘D’n Nieuwe Hof’ te Valkenswaard. Kalenderjaar 2008
Inhoud: Inleiding
3
Achtergrondinformatie 1. Mens en eik 2. Hotel-restaurant De Eik 3. Oei, ik groei! 4. Opruiming; op = op 5. De eik elk seizoen anders
4 6 8 11 13
Tot slot
15
Geraadpleegde literatuur
16
2
INLEIDING Een wereld zonder bomen kunnen wij ons niet voorstellen. Zo’n wereld zou ook niet kunnen bestaan. Zonder bomen geen leven! Zij zijn onze zuurstofleveranciers, ze zorgen voor schone lucht, ze houden het vocht vast en zorgen door hun schaduw voor een aangenamere temperatuur in de zomer. In dit project hebben wij gekozen voor één boom in het bijzonder: de zomereik. Bekend bij en bewonderd door Jan en alleman om zijn vorm, zijn pracht, zijn vruchten, zijn schaduw en alle leven op en om hem heen. Hij is dan ook terecht een allemansvriend! Het project begint zoals altijd met een algemene inleiding. Voor de midden- en bovenbouw is een Powerpoint-presentatie samengesteld. De onderbouw krijgt een aparte diaserie, er wordt dan bij elk plaatje verteld. Dat biedt de kinderen gelegenheid om ook zelf te reageren en het geeft ons de tijd om wat langer stil te staan bij een dia. Naast de inleiding bestaat het project uit vijf onderdelen. Hier volgt een korte beschrijving van iedere post: 1. Mens en eik Op heel veel manieren hebben mensen met eiken te maken (gehad): vroeger werden de bomen vereerd; ze leverden brandstof, bouwhout voor huizen, schepen en meubels, voer voor varkens, hulpstoffen voor de leerlooierij. Ook nu nog wordt eikenhout veel gebruikt. 2. Hotel-restaurant De Eik Allerlei soorten dieren vinden bij een eik onderdak en voedsel. O.a. galwespen, eikenbladrolkevers, eikelsnuitkevers en vele vogels wonen er. Bladluizen, bladmineerders, eekhoorns, gaaien enz. eten er van de sappen, het blad, de eikels en het hout. 3. Oei, ik groei! Niet ieder eikeltje wordt een grote boom. Hoe de eerste stapjes worden gezet, en wat daarbij de gevaren zijn komt aan bod. Daarnaast is er aandacht voor een plaag die de eiken in ons land steeds meer treft: de eikenprocessierups. 4. Opruiming: op = op Dode eiken zijn nuttig in de natuur, er valt heel wat aan te beleven. Allerlei planten, dieren en schimmels kunnen nog lang teren op de boom voordat hij echt ‘op’ is. Zieke en dode bomen bieden onderdak aan verschillende organismen en zijn dus beide op hun eigen manier belangrijk. 5. De eik elk seizoen anders Vier seizoenen lang is er van alles te beleven rond de eik. De boom verandert van uiterlijk: knoppen lopen uit of de bladeren vallen juist af. Het transport van water en voedsel in de boom komt hierbij aan de orde. Hoe dat verloopt wordt duidelijk uitgelegd. Op de volgende pagina’s vindt u uitgebreide achtergrondinformatie per post.
3
1. MENS EN EIK In Nederland groeiden tienduizenden jaren geleden zo’n 200 soorten eiken die hier allemaal van nature voorkwamen. Na de laatste ijstijd (ongeveer 10.000 jaar geleden) was ons land een boomloze toendra waarop langzaamaan weer bomen gingen groeien toen het klimaat warmer werd. Op den duur kwamen ook enkele soorten eiken terug vanuit Italië en Spanje: de zomereik en de wintereik. Tegenwoordig zijn er veel meer eikensoorten in ons land maar deze zijn aangeplant en niet op natuurlijke manier hier gekomen (d.w.z. verspreiding door dieren).
Voor druïden was een eik heilig
Mythologie Volwassen eiken zijn imposante bomen en hebben daarom altijd tot de verbeelding van mensen gesproken. Voor veel West-Europese volkeren was de eik een heilige boom, vereerd om zichzelf of omdat de boom was toegewijd aan een godheid. Vaak was dit de dondergod omdat eiken meer dan gemiddeld door de bliksem worden getroffen. Daarnaast was bij de Germanen de eik aan Wodan gewijd (nu nog zijn er Wodanseiken bij Wolfheze). De eik was een symbool van waardigheid, wijsheid, en de band tussen hemel en aarde. Daarom werd recht gesproken onder de eikenboom; men verwachtte dat op deze plaats juiste beslissingen zouden worden genomen. Met de komst van het christendom was de verering van de eik niet voorbij. De kerkelijke leiders probeerden dit in goede banen te leiden door de boom aan Maria te wijden. Denk bijv. aan Onze Lieve Vrouw ter Eik in Meerveldhoven.
Gebruik in het dagelijks leven In de middeleeuwen werd de eik steeds meer gebruikt in het dagelijks leven. De boom levert goed en duurzaam bouwhout. Een geraamte van eiken balken geeft een huis stevigheid. Op de ‘plaetse’, het middenplein van een Brabants dorp, stonden vaak eiken die het gezamenlijk eigendom waren van de boeren in het dorp. Het hout was bedoeld voor de (ver)bouw van de boerderijen. Op Loon in Waalre is nog zo’n met eiken beplant plein. De eikels (‘mast’) zijn voedzaam. In de herfst dreef men de varkens de bossen in waar zij zich tegoed konden doen aan de vruchten. Zo werden de dieren ‘vetgemest’. Eikenbomen in bossen mochten om deze reden niet zomaar worden omgehakt. Er waren ook speciale eikenhakhoutbosjes. Eens in de 7 à 10 jaar werden de struiken afgezet. De bast van eiken bevat veel looizuur (tannine) en werd gebruikt bij het looien van leer. De rest van de takken – zonder bast – diende als brandhout. Tot slot werd vooral eikenhout gebruikt om er houtskool van te maken. Houtskool werd gebruikt als brandstof bij de ijzerproductie omdat met houtskool hogere temperaturen kunnen worden bereikt. Scheepsbouw In de 17e eeuw zorgde o.a. de scheepsvaart voor een groot tekort aan hout. Zeeoorlogen, walvisvaart en overzeese handel (de Verenigde Oostindische Compagnie) veroorzaakten een piek in de behoefte aan hout. Vissersschepen die dicht bij huis bleven werden ook wel gebouwd van het goedkopere grenenhout. De
4
grote (oorlogs)schepen moesten robuuster zijn en bestonden voornamelijk uit eikenhout. Dit hout werd geïmporteerd uit o.a. Duitsland en Denemarken. Veel hout werd in vlotten samengebonden over de grote rivieren aangevoerd. In Deventer en Dordrecht waren houthavens waar de stammen verzameld werden. Hout uit het Oostzeegebied werd vervoerd met speciale schepen waarop de stammen in hun geheel verstouwd konden worden. Voor een schip van 45 m lengte was netto ongeveer 1600 m³ hout nodig. Dit betekende 2000 bomen want ongeveer de helft van het hout viel af bij het verzagen van de stammen. Men probeerde het verlies te beperken door al in het bos bomen te snoeien en te buigen zodat ze door hun vorm (bijv. een gevorkte boom) geschikt werden voor bepaalde onderdelen. Voor de masten werd grenenhout gebruikt, van lange rechte dennen. Zulke bomen worden in het zuiden van Duitsland nog steeds ‘Hollanders’ genoemd. De bouw van een schip begon met het leggen van de kiel en het plaatsen van de voor- en achtersteven. Deze scheepsonderdelen bestonden gewoonlijk uit De Zeven Provinciën meerdere stukken die zorgvuldig werden gelast. Aan de kiel kwamen de spanten, zodat het geheel eruit zag als een soort ribbenkast. Hierna volgden nog vele onderdelen. De scheepshuid bestond uit planken die in vorm werden gebogen om een mooi vloeiende lijn te krijgen. Zeker bij de schepen die naar de tropen gingen was de bescherming van de scheepshuid erg belangrijk. In zout, warm water leeft de paalworm, een soort boormossel die het hout onder water compleet kan vernietigen. Door teren probeerde men het hout goed te houden. Andere methoden waren het beslaan met spijkers, of het bekleden met koper of lood. Huidige tijd Ook in de tegenwoordige tijd gebruiken we nog veel (eiken)hout. Denk aan woningbouw, de meubelindustrie en de papierindustrie. Ga eens na hoeveel dingen je dagelijks ziet of gebruikt die van hout zijn of uit hout gemaakt zijn. Het hout dat als boom in het bos staat heeft een lange weg te gaan vóór het bij ons in huis is. Eerst worden de bomen in het bos omgezaagd en van takken ontdaan. De stam wordt op lengte gemaakt en naar een verzamelplaats gebracht. In dichte bossen gebeurt dit nog ouderwets met trekpaarden, en in bergachtige gebieden soms per helikopter. Op allerlei manieren gaan de stammen van het bos naar de houtzagerij: over de weg, per trein en soms via het water. In de houtzagerij worden de stammen verwerkt tot balken en planken die vervolgens hun weg vinden naar o.a. de meubelindustrie. Bij kappen, zagen en verwerken ontstaat ook afvalhout. Dit wordt niet weggegooid. Het is grondstof voor de papierindustrie.
5
2. HOTEL-RESTAURANT DE EIK De eik is echt een hotel-restaurant. Dieren kunnen er eten, broeden, even rusten, schuilen, slapen of zelfs wonen. In ons hotel-restaurant zijn de volgende dieren te gast; vink, eekhoorn, eikensnuitkever, meikever, eikenbladrolkever, bosuil, bladluis, larve van het lieveheersbeestje, bonte specht, spinnetjes, galwesp en bladmineerder. De eik als restaurant Deze gasten kiezen uit het volgende menu: 1. Bladeren Tussen en op de bladeren en takken krioelt het van insecten en andere dieren die leven van de bladeren. Gelukkig vindt niet ieder dier hetzelfde lekker en zo kunnen verschillende dieren op hetzelfde blad leven zonder concurrenten te zijn. Sapzuigers, zoals rups van bladmineerder bladluizen kiezen voor het sap, dat ze opperhuid (bovenkant) bladmoes met hun lange zuigopperhuid (onderkant) snuit uit het blad zuigen. Ze leven met Doorsnede van een blad duizenden samen aan de onderkant van de bladeren. Bladluizen zijn snavelinsecten. Met hun lange zuigsnuit prikken ze in het blad precies op de plaats waar het suikerhoudende vocht loopt. De bladluis heeft vooral veel eiwit nodig. In het sap zit maar weinig eiwit. Om toch voldoende eiwit te krijgen moet de bladluis heel veel sap zuigen, zoveel dat het overtollige sap door een speciaal ‘kanaaltje’ er bij het achterlijf weer uitstroomt. Dat noemen we honingdauw. De boom en wat daar onder staat wordt daar vaak heel plakkerig van. Bladmoeseters eten het bladmoes dat tussen de bovenste en onderste opperhuid in het blad zit. Het rupsje van de bladmineerder, een vlindertje dat haar eitjes in het bladmoes legt, maakt al etende een gang door het bladmoes. Hoe dikker de larve wordt hoe breder de gang, Die zie je dan als een kronkellijntje in het blad. Bladeters eten het blad. De meikever eet in het voorjaar de verse blaadjes van de eik. 2. Eikels (vruchten) Ook de vruchten, de eikels, zijn belangrijk voedsel. De gaai, ekster, houtduif en de grote bonte specht plukken de verse eikels van de boom. In de herfst zijn eekhoorns, wilde zwijnen reeën en muizen blij met de afgevallen eikels. 3. Hout Houteters, zoals de larven van de houtmieren en de larven van de boktor eten van het hout. De eik als hotel Wat zijn de verblijfsmogelijkheden?
6
Een broed-en slaapplaats De galwesp legt met haar legboor een eitje in de onderkant van een blad, dikwijls in een nerf. Tegelijk met het eitje wordt er een stof afgegeven die de groei bevordert en reguleert (een soort hormonen en enzymen). Het blad reageert hierop. Het zwelt op rondom het eitje en vormt zo een gal. De larve die uit het eitje komt zit veilig opgeborgen en heeft in de gal genoeg voedsel om uit te groeien tot een nieuwe galwesp. Door een gaatje in de wand te maken komt de galwesp naar buiten gekropen. Niet alleen op Diverse gallen het eikenblad, maar ook op de knoppen, steeltjes, takken en eikels zie je gallen. Er zijn in Nederland ongeveer 1300 soorten galwespen. En als je bedenkt dat iedere soort wesp haar eigen model gal heeft (afhankelijk van het toegevoegde stofje) begrijp je hoeveel variëteiten er te vinden zijn. Op eiken heeft men 72 verschillende soorten gallen gevonden, waarvan de galappeltjes, lensgallen, ananasgallen, galnoten, knoopjesgallen en niergalletjes wel de meest bekende zijn. Geen wonder dat de eikenboom ook wel ‘gallenboom’ wordt genoemd. De eikenbladrolkever gebruikt het blad op een heel andere manier. Zij rolt haar eitjes in het blad. Vanaf de linker-en rechterkant van het blad snijdt zij een rechte lijn naar de hoofdnerf. De beide helften drogen in en klappen over elkaar. Het kevertje klimt naar de punt van het blad en rolt dit dan dwars op. Regelmatig wordt er een eitje gelegd. De eikelsnuitkever boort met haar lange sterke snuit een tunneltje in de eikel en legt daar haar eitje in. Het binnenste van de eikel wordt door de larve opgegeten. Mogelijkheid tot het bouwen van een nest Veel vogels maar ook andere dieren vinden tussen de bladeren en takken van de boom een goede plaats voor hun nest. O.a. de merel, vink en kraai huizen vaak in ‘n eik. Er is volop voedsel voor hun jongen te vinden en ze hebben meteen een goede uitkijkpost en zangplaats. Mogelijkheid tot het hakken van een nest De bonte specht maakt geen nest van takjes en bladeren, maar hakt een hol in de stam. Mogelijkheid tot het huren van een bestaand nest De torenvalk en de bosuil zijn vaak blij met een ‘tweedehands’ nest waar zij dan in gaan wonen. Mogelijkheid om te overwinteren. Op de stam, tussen de groeven en spleten van de schors, vinden veel dieren zoals spinnetjes, lieveheersbeestjes en vliegjes de ideale schuil-en overwinteringplaats. Mogelijkheid tot wonen tussen de wortels Tussen de wortels en afgevallen bladeren vinden egeltjes, boommarters, konijntjes, wormen, slakken, mieren, maar ook pissebedden een prima onderkomen. Veel dieren gebruiken de boom zonder ‘vaste’ bewoner te zijn. Ze eten wat, rusten even uit, slapen er. En als ze dan als tevreden klant vertrokken zijn, komen ze zeker nog eens terug! 7
3. OEI, IK GROEI! De eik wordt wel de koning van het bos genoemd, en als je ooit de kans krijgt om deze statige boom te zien als hij uitgegroeid is, begrijp je wel waarom dat zo is. Zijn kruin bevindt zich 35 meter boven de grond; zijn stamomtrek is bijna 6 m. Dit is nog maar een eik van 400 jaar oud. En hij kan, als alles meezit, zelfs 1000 jaar oud worden! We hebben het hier over de zomereik. In het Latijn heet deze boom Quercus Robur, wat stoere eik betekent. Onderzoek heeft uitgewezen dat de zomereik hier na de laatste ijstijd rond 8000 v.Chr. arriveerde vanuit Italië en Spanje. Ongeveer 98% van alle eiken in ons land zijn zomereiken. Andere eiken die hier voorkomen zijn de wintereik, Amerikaanse eik, moeraseik en moseik.
Jong eikje
Een flinke zomereik
Van eikeltje tot boom Alle grote, statige, eiken beginnen hun leven als eikeltje. Eind juli kun je al zien dat de knopjes aan de takken van de eik piepkleine eikeltjes zijn. Ze groeien de hele zomer door. Als je een eikel in de lengte door zou snijden, zie je in een van de twee helften een kiemknopje zitten. In de herfst vallen de eikels op de grond. Met een beetje geluk rolt een eikel een eindje van de moederboom vandaan, zodat hij genoeg licht en ruimte heeft om te kunnen groeien. Of wordt hij door een vogel meegenomen, en in de grond verstopt als wintervoorraad. De eikel zwelt, en splijt. In het vochtige najaarsweer groeit er vanuit de kiemknop al vrij snel een heel klein worteltje, dat zich meteen de grond in boort. Dat is heel belangrijk, want zonder wortel geen voedsel, en geen groei naar boven. Tegen het voorjaar heeft de eikel een piepkleine stam ontwikkeld, waaraan al gauw de eerste vier blaadjes verschijnen. Die zijn nodig om zonlicht op te vangen voor de stofwisseling van het kleine eikje. Alle volgende jaren zal de eik de hoogte in groeien en meerdere lagen met takken ontwikkelen. De wortel is een penwortel, die 2.5 m diep de grond in kan gaan voor hij zich vertakt. Elk jaar groeit er rondom de stam weer een nieuw laagje hout. Je kunt die laagjes goed zien als er een boom wordt omgezaagd: je ziet ze dan als ringen op het zaagvlak. We noemen die laagjes dan ook jaarringen of groeiringen. Twee ringen voor elk jaar dat de boom al geleefd heeft: één voor het voorjaar en één voor het najaar.
Hoe verspreidt de eik zich? Een eikel valt gewoon op de grond. De wind speelt niet zo’n grote rol, omdat een eikel te zwaar is. Maar er zijn wel dieren die een ‘pootje’ helpen. De gaai bijvoorbeeld
8
heeft er een handje van om veel eikels te verzamelen voor de winter. Hij stopt er een heleboel in de grond, en vervolgens vergeet hij wel eens waar ze liggen. Zo’n eikel heeft dus een gespreid bedje. Voor de eekhoorn gaat hetzelfde verhaal op. Er groeit niet uit élke eikel een boom. Dan zou Nederland vol staan met eiken. Slechts één op de miljoen (!) eikels groeit uit tot een grote eik. Om allerlei redenen gebeurt dat met de andere niet: ze worden vertrapt, opgegeten of rotten weg; of komen terecht op plaatsen waar ze geen wortel kunnen schieten. Jonge boompjes worden ook niet allemaal groot: ze staan elkaar soms in de weg, of groeien niet goed in slechte grond. Sommige worden ziek, andere worden weggehaald door de mens of hebben te lijden van het weer (storm, hagel, blikseminslag). Tot slot worden de bomen aangevreten door allerlei dieren. Eén daarvan, de eikenprocessierups, nemen we wat nader onder de loep. De Eikenprocessierups De eikenprocessierups is de larve van een nachtvlinder, de eikenprocessievlinder. De soort heeft zich nu definitief gevestigd ten zuiden van de grote rivieren (Noord-Brabant en Limburg), en is bezig aan een opmars naar het noorden. Waarschijnlijk komt het door de klimaatverandering dat de processierups haar leefgebied uitbreidt naar onze streken. Zeker is dat niet want hij kwam vóór 1900 ook voor in ons Eikenprocessieland. vlinder In het najaar legt het vrouwtje van de vlinder haar eitjes in pakketten op de takken van eikenbomen. In de eerste helft van april komen de rupsen uit de eitjes, tegelijk met de eerste bladeren. De rups vervelt vijf à zes keer voor het verpoppen. Pas na de derde vervelling krijgen de rupsen de voor hen kenmerkende brandharen. Volgroeide rupsen zijn 3 cm lang. Het lichaam van de rups is bedekt met lange witte haren. Op de rugzijde heeft de rups tot één miljoen zeer makkelijk loslatende brandharen. Ze zijn pijlvormig en hebben weerhaakjes. De rups schiet ze ter zelfverdediging af bij een ongewenste aanraking. Na het verpoppen komen de vlinders uit. Het korte leven van het vrouwtje is er nu op gericht haar eitjes op de twijgen af te zetten en daarmee is de jaarcyclus voltooid. Vrouwtjesvlinders zijn log en verplaatsen zich, in tegenstelling tot de mannetjes, niet verder dan 5 tot 20 km. Zo ook de plaag. Nadat de rupsen zijn uitgekomen blijven ze in groepen bij elkaar. ’s Nachts gaan de rupsen kop aan staart en zij aan zij, ‘in processie’ op zoek naar voedsel (eikenbladeren). Dan kun je ze in grote plakkaten aantreffen op de stammen van de bomen. Op sommige plaatsen kan een ware plaag ontstaan omdat er onvoldoende natuurlijke vijanden van de rups Eikenprocessierups aanwezig zijn. Gedurende de tijd dat de rupsen over de stam/takken etc. lopen, spinnen ze een draad onder zich. De hele groep volgt de leidraad van de voorste rups. Zodra ze aan het eind van hun trektocht komen (tegen de ochtend), gaan ze verder met spinnen maar vormen nog geen echt nest. Het karakteristieke spinselnest (samengesteld uit spinsel, vervellinghuidjes, brandharen en uitwerpselen) wordt in het 5e rupsenstadium gevormd: daar komen ze niet meer uit, de rupsen vervellen nog één keer en verpoppen … De nesten bevinden zich meestal onder aan een dikkere tak en/of aan de zonzijde op de stam en kunnen zo groot worden als een voetbal.
9
Gezondheidsrisico’s Wanneer de brandharen van de rups vrijkomen, direct van de rups zelf of indirect via wind, vervellinghuidjes en nesten van de rupsen kunnen na contact klachten ontstaan zoals hevige jeuk, irritatie van de huid, ogen of luchtwegen. Zo vormt de eikenprocessierups een bedreiging voor de menselijke gezondheid, en ook dieren lopen risico. Denk maar aan grazend vee en honden die uitgelaten worden. Nesten vol oude velletjes en brandharen kunnen nog 5 tot 8 jaar overlast veroorzaken. De eikenprocessierups en de eik De rupsen eten ’s nachts de jonge bladeren van vooral de zomereik. Vaak worden ze pas opgemerkt als ze een boom al geheel of gedeeltelijk kaal hebben gevreten. Toch ondervinden gezonde bomen weinig hinder van een eenmalige vraat. Meestal krijgen de eikenbomen tijdens de zomer nieuw blad Spinselnest (Sint Janslot) of het volgende jaar opnieuw bladeren omdat de rupsen de knoppen niet eten. Op plaatsen waar de rupsen overlast veroorzaken (vooral langs wegen) worden ze bestreden. Dit kan gebeuren door bespuiten met een biologisch bestrijdingsmiddel, door opzuigen of door wegbranden. Als je in de maanden april t/m augustus een soort ‘maanmannetjes’ bij voornamelijk eikenbomen bezig ziet dan weet je dat ze de processierups aan het bestrijden zijn.
10
4. OPRUIMING; OP = OP Het aftakelingsproces van een boom duurt een hele tijd. In de periode van ziek zijn tot dood gaan biedt ze haar waren aan aan de natuur om zich heen. Ze gaat in de opruiming. Pas als alles wat ze te bieden heeft op is en de boom weer opgegaan is in de bodem dan is de opruiming compleet. OP = OP. Hoe gaat dit nou in z’n werk? Schimmels en bacteriën, insecten en hun larven vermolmen het hout. Vogels komen om deze insecten te eten en de specht hakt ook nog gaten in de boom. Met z’n allen zorgen ze voor de afbraak van het hout en brengen zo veel bruikbare stoffen terug in de bodem. We gaan het bij deze post hebben over: Schimmels: biefstukzwam Insecten: houtmier, doodskloppertje, eikenboktor, vliegend hert Zoogdieren: vleermuis Schimmels Het eerste werk bij de vertering van dood hout wordt gedaan door schimmels. Hout is voor de meeste dieren onverteerbaar, dus moet er eerst iets gebeuren waardoor het hout wel geschikt gemaakt wordt als voedsel voor insecten. De schimmels bestaan uit kluwen van draden die we hyfen noemen en die samen de zwamvlok (mycelium) vormen. Die draden zitten verborgen in de grond of in het hout (achter de bast). Als er een paddenstoel tevoorschijn komt, kun je dit de vrucht noemen van de zwamvlok. De biefstukzwam Op de dode eik kan de biefstukzwam voorkomen. Het is een trillerige vlezige paddenstoel met veel rood sap erin. Net een mals biefstuklapje. De zwam kan wel 30 cm groot worden. Als een eik een wond heeft en wordt geïnfecteerd door de spore van een biefstukzwam dan krijgt het hout een warme rode gloed. Een meubelmaker wil dit hout graag hebben. Insecten De houtmier De houtmier is een glimmend zwarte mier van 4 tot 7 mm. Deze mier leeft op droge plekken in bossen, tuinen en parken. Ze leeft van insecten, maar ook van de honingdauw van bladluizen én van de zwamdraden van schimmels. De nesten lijken net op sponzen. Houtmieren knagen uitgestrekte tunnelsystemen in Nest van de het hout en vullen die weer op met een donker gekleurd materihoutmier aal. Dat materiaal ontstaat door het mengen van afgeknaagde stukjes hout met speeksel. De nesten bevinden zich in holle bomen of stronken. Het doodskloppertje De bekende houtworm is de larve van het doodskloppertje. De kleur van het volwassen kevertje is donkerbruin tot gelig. Het is een harig kevertje van 5 tot 9 mm lang. Zijn kop zit verborgen 11
Doodskloppertje
onder zijn halsschild. Als het mannetje op zoek is naar een vrouwtje slaat hij met zijn kop en schild tegen het hout (baltsgedrag). Het lijkt op het tikken van de klok (bijgeloof maakte ervan dat het geklop het aftellen van het leven is). Vandaar de naam doodskloppertje.
Eikenboktor
De eikenboktor Dit is één van de mooiste boktorren, bruinzwart van voren en roodbruin van achteren. Bij het mannetje zijn de voelsprieten dubbel zo lang als zijn lijf en in ruststand wijzen ze naar achteren. Bij het vrouwtje zijn ze korter. Het vrouwtje legt haar eitjes in de schorsspleten van een dode eik. De larven vreten zich gedurende 5 jaren naar het binnenste van het hout. Ze worden wel 10 cm lang en zo dik als een vinger.
Het vliegend hert Het vliegend hert is een kever. Hij heet zo omdat hij een gewei op zijn kop heeft. Alleen het mannetje heeft zo’n gewei. Het zijn eigenlijk uitgegroeide kaken. Met het gewei vecht hij om de vrouwtjes. Het vrouwtje van het vliegend hert legt haar eitjes in de stammen van zieke eiken. De larven leven van het vermolmde hout. Gedurende 5 tot 8 jaren zitten ze in het larvenstadium. Ze worden ongeveer 10 cm lang. Dan gaan ze zich verpoppen. Ze maken van speeksel en hout een zgn. popVliegend hert penwieg om zich heen. Hierin vindt de metamorfose plaats. (mannetje links, Vliegende herten zijn de grootste kevers van Europa. Het vrouwtje rechts) volwassen mannetje is ongeveer 8 cm lang, het vrouwtje zo’n 5 cm. Ze vliegen vooral tegen het vallen van de avond en drinken sap dat uit de wonden van stammen sijpelt. Zij worden dan zelfs een beetje dronken. Zoogdieren Vleermuizen Vleermuizen komen tevoorschijn als het donker wordt. Ze gaan dan op voedseltocht en jagen op insecten o.a. muggen, kevers en nachtvlinders. De rosse vleermuis is een van de vleermuissoorten die in holtes van bomen leeft. De vrouwtjes zitten in holle bomen en vormen daar de kraamkolonie. De jongen worden half juni geboren. In de kraamkolonie wonen ze met wel 100 vrouwtjes en jonkies bij elkaar totdat de jongen eind juli zelfstandig zijn. Dan valt de kolonie uit elkaar. Volwassen mannetjes leven in die periode in aparte kleine kolonies in de buurt. De mannetjes verhuizen in het voorjaar vaak en zelfs kraamkolonies verhuizen regelmatig. Mannetjes en vrouwtjes verblijven met honderden bij elkaar van november tot maart voor hun winRosse vleermuis terslaap in holle bomen. Pas als de boom al zijn waren in de uitverkoop heeft gedaan is de opruiming compleet. De boom is op. Hij is teruggegeven aan de natuur. Soms kan dat bij een eik wel 40 jaar duren, maar dan is hij humus geworden voor de bodem (vol voedingsstoffen).
12
5. DE EIK ELK SEIZOEN ANDERS In de lente komt de sapstroom op gang. De knoppen gaan open en de blaadjes beginnen zich te ontvouwen. Ze hebben een zachtgroene lentekleur. De jonge takjes beginnen te groeien en ook de bloemen komen tevoorschijn. Uit ĂŠĂŠn knop komen behalve de bladeren, zowel de mannelijke als de vrouwelijke bloemen. De vrouwelijke bloemen worden bevrucht en hieruit gaan de eikels groeien. Op een warme lentedag neemt een grote boom wel 1000 liter water op uit de grond. Tegen de zomer hebben de bladeren van de eik een diepgroene kleur. Wanneer er teveel blad verloren is gegaan door nachtvorst of vraat vormt zich het Sint Janslot. Dat is het nieuwe blad dat zich ontplooit uit de slapende knoppen. Dit gebeurt omstreeks 24 juni, de dag van St. Jan. Aan het einde van de zomer wordt een nieuwe knop gevormd net boven elke bladsteel. Het volgend jaar in de lente kan uit deze knop een nieuwe zijscheut groeien. Als een takje ophoudt met groeien vormt zich een nieuwe eindknop. De knoppen groeien maar blijven gesloten tot na de winter. Wanneer in de herfst de koude tijd van het jaar aanbreekt, zijn de bomen niet meer in staat zoveel vocht uit de grond op te nemen. De temperatuur is te laag en de grond kan bevroren zijn. Zou de verdamping van water doorgaan, dan zouden de planten en bomen uitdrogen. Ook zou bij vorst het water in de dunne vaten van de Blad en eikels bladeren bevriezen. Daarom laten onze loofbomen het blad in de herfst vallen. In de bladstelen groeit een laagje kurk. Dat sluit langzaam de vaten, die water naar het blad moeten brengen, af. Het bladgroen (chlorofyl) in de bladeren wordt afgebroken doordat er minder water en licht is. De andere kleurstoffen die in het blad zitten gaan nu overheersen en de kleur van de bladeren verandert in geel of rood en tenslotte bruin. Als het kurklaagje tenslotte de gehele steel afsluit, verdroogt het blad en maakt een klein beetje wind het blad al los. Ook de rijpe vruchten, de eikels, vallen in de herfst af. In de winter rust de boom. De knoppen worden beschermd door schubben. Deze kleven aan elkaar en laten geen vorst of regen door. In deze knoppen zitten de jonge bladeren en bloemen in eerste aanleg. Van wortel tot kroon Een boom is met wortels verankerd in de grond. De eik heeft een recht naar beneden groeiende penwortel, die diep in de grond dringt. Ook ontwikkelt hij veel zijwortels die iets verder dan de kroon reiken, zodat ze het regenwater gemakkelijk op kunnen vangen. De wortels nemen behalve water ook mineralen op uit de bodem. Deze heeft de boom nodig om te kunnen groeien. Ze gaan opgelost in het water via de stam omhoog. De stam bestaat van buiten naar binnen uit: de schors, bastvaten, cambium, houtvaten en kernhout. De cellen van het cambium delen zich en vormen beurtelings aan de binnenkant houtvaten en aan de buitenkant bastvaten.
13
Houtvaten zijn buizen waardoor water en mineralen in de stam naar boven worden vervoerd. Bastvaten vervoeren de glucose die door de bladeren is geproduceerd naar alle delen van de boom die moeten groeien. Deze glucose wordt ook gedeeltelijk in de wortels opgeslagen als reservevoedsel.
kernhout spinthout deelweefsel of cambium bast (binnenkant) schors (buitenkant)
De schors beschermt de boomstam aan de buitenkant tegen uitdroging en Doorsnede van een boomstam aantasting door insecten en schimmels. Door het groeien in de dikte komen er spleten en groeven in de schors. Een boom groeit vooral in het voorjaar en in de zomer. In het voorjaar, als de stam veel water heeft te vervoeren, wordt het voorjaarshout met wijde houtvaten en weinig houtvezels gevormd. In de nazomer en in de herfst, als er geleidelijk minder water vervoerd hoeft te worden, gaat het cambium minder werken. Nu ontstaan de veel nauwere vaten van het herfsthout met veel houtvezels ertussen. Wanneer men een boomstam doormidden zaagt, ziet men de jaarringen. De lichte ring is het voorjaarshout en de donkere ring is het najaarshout. Deze twee ringen samen zijn het hout van ĂŠĂŠn jaar. Aan de jaarringen kan men precies zien hoe oud een boom is. In het centrum van de stam zit het kernhout, dat bestaat uit afgestorven houtvaten. Dit hout is erg hard en geeft de boom zijn stevigheid. De bladeren staan door de bladsteel in verbinding met de tak. Midden over het blad loopt de hoofdnerf. Aan weerszijden van de hoofdnerf lopen zijnerven. Hoofdnerf en zijnerven zijn kanalen waardoor het water vervoerd wordt. Tussen de nerven zitten nog fijnere kanalen. Dat zijn de aderen. De bladeren van een boom produceren voedsel. Dit gebeurt als volgt: de bladeren nemen lucht op via kleine huidmondjes die aan de onderkant van het blad zitten. Het bladgroen (chlorofyl) in de bladeren maakt uit koolzuurgas (uit de lucht) en water, dat via de wortels wordt opgenomen, onder invloed van licht voedsel. Hierbij komt zuurstof vrij. Dit proces noemen we fotosynthese. zonlicht water
+
koolzuurgas
glucose
+
zuurstof
Een boom draagt ook bloemen. De eik heeft mannelijke en vrouwelijke bloemen. De mannelijke bloemen zijn bleekgroene, afhangende, slappe katjes en de vrouwelijke bloemen staan als kleine, rode knopjes op stijve steeltjes. De vrouwelijke bloemen groeien na bestuiving uit tot vruchten, de eikels. vrouwelijke bloemen mannelijke bloemen
14
blad
TOT SLOT Door de grote verscheidenheid aan planten, dieren en schimmels in en om de eik hebben met name eikenlanen en alleenstaande eiken een belangrijke functie in de natuur. Zij fungeren namelijk als verbindingswegen en stapstenen tussen natuurgebieden. Dieren die de afstand tussen twee gebieden niet zonder meer kunnen overbruggen, hebben deze verbindingswegen en stapstenen nodig om te kunnen reizen. Dit is met name in Nederland, waarin natuurgebieden vaak geĂŻsoleerd liggen als gevolg van wegen en bebouwing, een functie van eiken die we niet mogen onderschatten. Natuurlijk is er over de eik nog veel meer te vertellen dan in dit project naar voren komt. Wij hebben een keuze gemaakt en ons doel is: de kinderen bewondering en respect bij te brengen voor deze mooie boom. Dit doen we door ze te laten ontdekken dat er in en om deze boom veel meer te beleven is dan ze hadden gedacht. Wilt u op school ingaan op een onderwerp dat in ons project niet aan de orde komt, dan kunt u altijd bij het IVN terecht voor informatie. Wilt u aandacht besteden aan andere boomsoorten, dan kunt u gebruik maken van de uitgebreide BOMENMAP, uitgegeven door de Stichting Nationale Boomfeestdag. Hierin wordt per boomsoort veel informatie aangereikt voor de verschillende leeftijdsgroepen. Er staan ook ideeĂŤn in voor handenarbeid, poppenspel, e.d. Het IVN Valkenswaard beschikt ook over een bomenleskist, die door de scholen geleend kan worden. Hierin zit allerlei lesmateriaal voor alle basisschoolgroepen, dat speciaal bedoeld is om met de kinderen buiten naar bomen te gaan kijken. We hopen dat door ons project de eik een allemansvriend wordt.
De projectgroep van het IVN Valkenswaard, januari 2008
Dit project is gedeeltelijk gesubsidieerd door IVN NatuurNetwerk.
IVN VERENIGING VOOR NATUUR- EN MILIEUEDUCATIE AFDELING VALKENSWAARD
15
GERAADPLEEGDE LITERATUUR Boeken en tijdschriften 12 maanden natuur Als je goed kijkt naar planten Atlas van de Nederlandse Vleermuizen Bomen, elk seizoen anders Bomen het hele jaar rond Bomen laten leven Bomen van Europa Cursusboek natuurgidsen De mierenfauna van de Benelux De wondere wereld van de insekten Dieren Een jaar in het bos Eik en Beuk Elseviers gids van nuttige en schadelijke dieren in en om huis Elseviers insektengids Herfstkleuren Het verhaal van de eik Het wonder van ’t gewone Houtoogst en bosbeheer in Nederland Leidraad beheersing eikenprocessierups Levend land Mijn grote natuurboek Nachtvlinders Natuurbos in Nederland Readers Digest Bomenboek Strijd van een boom Verleden land
M. Bastin, F. Buissink B. Stonehouse Uitgave KNNV G. Morel I. Lucht J. Copijn Uitgeverij Spectrum IVN Amsterdam KNNV mededeling nr. 173 M. v.d. Donk, T. v. Gerven Rijksinstituut voor Natuurbeheer G. P. Ceserani J.P. Thijsse Uitgeverij Elsevier
Vlinders, rupsen en waardplanten Waarom is het gras groen? Waarom verkleuren bladeren?
Uitgeverij Elsevier J. v.d. Hengel R. Mabey, C. Roberts N. van Loo G. de Baaij, G. Peterink Alterra (Wageningen UR) J. Zonneveld R. Kidman Cox, B. Cork P. Waring, M. Townsend H. v. d. Lans, G. Poortinga Uitgeverij Readers Digest A. Quintana, C. Loerakker H. Bloemers, H. Sarfatij, L. Lauw-Kooimans H. Bellman C. Arvetis C. Arvetis
Internet http://82.94.219.20/~jpa/eik.htm http://82.94.219.20/~jpa/lochem.htm nl.wikipedia.org www.bataviawerf.nl www.brabant.nl/eikenprocessierups www.deruyter.org www.historisch-openluchtmuseum-eindhoven.nl www.marketing-warstein.de/koehlerNL.htm www.melle.be/EPR_folder.pdf www.minlnv.nl/eikenprocessierups www.natuurkalender.nl www.rivm.nl www.stemderbomen.nl
zomereik dikke bomen algemene informatie over eiken scheepsbouw in de VOC-tijd eikenprocessierups scheepsbouw in de VOC-tijd huizenbouw in vroeger tijden houtskoolproductie eikenprocessierups eikenprocessierups eikenprocessierups eikenprocessierups mythologie rondom de eik
16
Met dank aan de tijdschriften Grasduinen, Molm, Nederlands Bosbouwtijdschrift en TamTam, en de organisaties Brabants Landschap en Staatsbosbeheer voor het gebruik van informatie en illustraties.
17