| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
MAGAZINE
Š 2017 Wytse Kloosterman, Cibap, januari 2017 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
magazine Je moet een hele zoektocht doen voordat je een tijdschrift vorm kan geven. Welke doelgroep heb je op het oog? Wat slaat aan bij de doelgroep en wat mag absoluut niet? De vormgeving moet aansluiten bij je doelgroep en bij de tekst.
Daarnaast moet je magazine herkenbaar en onderscheidend zijn. Het moet opvallen in de overdaad aan tijdschriften. Je magazine moet een “must have” gehalte om je lezers iedere keer weer naar de winkel te lokken. Een magazine is daarmee een niet makkelijk vorm te geven product maar; het is ook een product waarin je in de vormgeving helemaal “los“ kan gaan. 03
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
/
de uitdaging bij een magazine over de opdracht
Bij het vormgeven van een magazine gaat het om veel meer dan de vormgeving. Voordat je vorm gaat geven moet je nadenken over een thema en een doelgroep voor je magazine. Ook moet je een inhoud gaan bepalen. Dan moet je ook nog nadenken over de vormgeving van de binnenkant en, nog belangrijker, de voorkant van je magazine. Hierbij ben je constant aan het afwegen wat belangrijker is; de tekst, de vormgeving, wat je doelgroep prettig vind om te zien/lezen, het formaat, aantal pagina’s en de bindwijze. En dan hebben we het nog niet eens over de kosten. Dit laatste is bij de “echte” magazines meestal leidend. De kosten bepalen hoeveel foto’s er op een pagina kunnen, niet de vormgever. Ook met de daadwerkelijke uitwerking in InDesign moet je goed blijven nadenken. Techniek is hierbij belangrijk. Natuurlijk moet het magazine uiteindelijk drukklaar worden maar ook in de opmaak moet je er voor zorgen dat je snel en overzichtelijk kan werken. Een magazine is daarmee een technisch hoogstandje. In het uitdenken, en in het vormgeven en die vormgeving uitvoeren. Deze periode maken jullie een eigen magazine, maar nog niet het hele proces.
05
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
een magazine vormgeven Bij het vormgeven van een magazine moet je met verschillende zaken rekening houden. Als eerste met de normale principes van vormgeving: tekst goed leesbaar opmaken, aantrekkelijke vormgeving. Daarnaast geef je vorm zoals dit geschikt is voor je onderwerp en doelgroep. Een wetenschappelijk magazine ziet er anders uit dan een magazine over popmuziek en een magazine voor kinderen ziet er anders uit dan een magazine voor huisartsen. Je stemt de vormgeving daarmee af op je doelgroep en boodschap. Met “vormgeving” bedoelen we veel meer dan alleen de opmaak van je pagina’s, ook het formaat, aantal pagina’s, uitgifte moment (maandelijks/wekelijks, eenmalig, zomer/winter) en papiersoort hoort hier bij. Het het maken van een magazine moet je dus met heel erg veel rekening houden.
07
InDesign technieken die je gaat gebruiken Vorig jaar, en in je stage, heb je het meeste al geleerd bij InDesign (en Photoshop en Illustrator). Deze periode zetten we dit meer in een breder verband; we werken ook in datgene ervoor (concept en vormgeving) en het gedeelte er naar (drukklaar maken en uitvoeren). Een aantal technieken heb je daardoor al gehad en een aantal zullen nieuw voor je zijn. Bij iedere techniek (of bij een aantal technieken) hoort een opdracht. Voor deze opdrachten heb je 1 les de tijd.
Stijlen: tekenstijlen, alineastijlen, objectstijlen
Tekst kan je simpel vormgeven door iedere tekst, kop of subkop aan te passen in het tekst/alinea-pallet. Het nadeel hiervan is dit bij iedere tekst moet doen. Heb je al je pagina’s opgemaakt en wil je dan toch nog, bijvoorbeeld, de kleur van je kopjes aanpassen, dan moet je dit bij ieder kopje weer doen. Hiervoor zijn stijlen handig. Een stijl is een koppeling van tekst en vormgeving. Pas je de vormgeving aan dan wordt dit bij alle tekst die eraan gekoppeld is veranderd. Heb je bijvoorbeeld alle kopjes rood en wil je die allemaal veranderen naar blauw dan hoef je alleen de stijl van het kopje aan te passen. Aan stijlen kan je sneltoetsen koppelen zodat je ze snel toe kan passen.
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
Alineastijlen en tekenstijlen
Hierbij het je drie verschillende stijlsoorten: alineastijlen, tekenstijlen en objectstijlen. Een hele alinea geef je vorm met een alineastijl. Een gedeelte van een tekst, een woord of een kop(je) geef je afwijkend vorm (bijvoorbeeld een vet, cursief of gekleurd woord binnen een zin) met een tekenstijl. Een tekenstijl gaat altijd boven de opmaak via een alineastijl.
Objectstijlen
Aan objecten (alles anders dan tekst, bijvoorbeeld: afbeeldingen, logo, vlakken) kan je een objectstijl koppelen. Hierdoor zorg je er bijvoorbeeld voor dat al je kaders even dik zijn en dezelfde kleur hebben.
Stijlen gebruiken
De volgorde waarin je de tekst opmaakt is belangrijk. Maak eerst je tekst op van 1 pagina, zonder stijlen te gebruiken. Daarna maak je de stijlen aan. Dit is makkelijk want een stijl neemt je bestaande vormgeving over. Pas eerst alineastijlen toe, daarna pas de tekenstijlen.
Stalen
Bij Photoshop en Illustrator haalde je de kleuren meestal gewoon uit het kleurenpalet. Bij InDesign doen we dit niet, we halen kleuren alleen uit het palet “stalen�, om meer controle te hebben over de kleuren die we gebruiken. Het voordeel van een stijl gebruiken is bovendien dat je daarmee hetzelfde krijgt al een stijl; de kleur is gekoppeld aan de tekst/kleur. Pas je de staal aan dan pas je de kleur aan van elke tekst/ object wat daar aan gekoppeld is.
Tekstkaders verbinden
Het is natuurlijk prettig dat als je een word document in een tekstvak plakt het door loopt op een ander tekstvak. Gelukkig kan dit met InDesign ook. Als een tekstvak meer tekst bevat dan in het vlak past wordt dit weergegeven met een rode plus in de rechteronderhoek. Door op deze rode plus te klikken en daarna op een ander tekstvak te klikken zijn de kaders aan elkaar verbonden en loopt de tekst door. 09
Lagen
In InDesign kan je ook werken in lagen, net zoals je dat in Illustrator gedaan hebt. Zo kun je bijvoorbeeld lagen aan- en uitzetten om bepaalde elementen wel of niet zichtbaar te maken. Handig bijvoorbeeld bij het maken van een pdf. Denk aan een catalogus, die in meer talen wordt uitgegeven. Maar zelfs in een visitekaartje kan het gebruik van lagen handig zijn. Zo zou je alle vaste gegevens (logo’s, adresgegevens etc.) in een vaste laag zetten en voor variabele gegevens (naam, functie, mobiel telefoonnummer) een andere. Als je de vaste laag dan op slot zet, kan je niet per ongeluk een logo verplaatsen of weggooien. Daarnaast is het ook handig om in lagen te werken als je wil dat bepaalde gegevens altijd bovenop staan, zoals bijvoorbeeld de paginanummering.
Basislijnen
Door tekst die over twee of meer kolommen loopt netjes op één en dezelfde hoogte te laten lopen krijg je meer overzicht op je pagina en doet deze dus minder rommelig aan. Hiervoor bestaat er in InDesign een basislijnraster. Dit is een raster met horizontale lijnen met een vooraf opgegeven afstand waarop de tekst staat. Door de tekst vast te zetten op het basislijnraster kan de tekst alleen daar staan waar basislijnen staan. De instellingen van het raster zijn in InDesign een beetje verstopt. Je vindt ze onder de menuoptie: “InDesignVoorkeuren-Rasters...” De optie “tekst uitlijnen op basislijnraster” vind je in het regelpaneel bij de alinea opties helemaal rechts of in het palet “Alinea” (cmd+alt+T ) onderaan.
Raster en hulplijnen Handig is om je document op te maken via een raster. Veel magazine’s en boeken gebruiken een raster om zo door het hele document een vormgeving te hebben die bij elkaar past. Ook kranten werken hiermee.
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
Meestal is dit een raster die uit kolommen bestaat. Hierbij zet je al je kaders binnen deze kolommen maar kies je er zelf voor of dit 1 of meerdere kolommen zijn. Dit voorkomt dat je meerpagina document rommelig gaat worden en, als je bladert, je het gevoel hebt dat je tekst gaat springen. Als je een nieuw document aanmaakt kan je gelijk al het stramien aangeven (bij kolommen).
A-Stramien
In het palet “meerdere pagina’s” zie je in je pagina’s een “A” staan. Dit betekent dat de vormgeving gebaseerd is op je A-stramien welke je helemaal bovenaan datzelfde pallet ziet. Wat je op de stramienpagina zet zal op iedere pagina terug komen. Handig dus voor vaste elementen als een logo of kleurvlak maar ook voor bijvoorbeeld een paginanummering. Je komt in je A-stramien door te dubbelklikken hierop. Je komt weer terug in een gewone pagina door weer op een pagina te klikken in je palet. Bij een dubbelzijdig document (“Pagina’s naast elkaar” aangevinkt) Bestaat het “A-Stramien” uit twee pagina’s. Je kan nu voor de linker en de rechterpagina afwijkende gegevens op het stramien vastleggen.
Drukklaar maken
Het belangrijkste als je magazine met opmaak helemaal klaar is; drukklaar maken. Drukklaar maken zorgt er voor dat de drukker je drukwerk afdrukt zoals jij het bedoeld hebt. Drukkleuren zijn nou eenmaal anders dan beeldschermkleuren. De natuurkunde er achter in nu eenmaal anders.
belangrijk bij drukklaar aanleveren:
CMYK-kleuren, Afbeeldingen 300 dpi, afloop 3mm en PDF met snijtekens 11
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
drukklaar checklist
Hieronder is de checklist te vinden of je drukwerk drukklaar is. Heb je elke stap gedaan dan is de drukwerk “drukklaar“. Zet een vinkje voor iedere stap, dan weet je wat je gedaan hebt. • Achter iedere stap staat welke software je gebruikt voor die stap. • Achter de stap staat wat je moet doen als de stap nog niet in orde is Voor een uitgebreide uitleg over de stappen lees de reader “drukwerk drukklaar maken“ of kijk voor een video op leermuis.nl
Stap 1 - Koppelingen INDESIGN Ga naar je palet “Koppelingen“ a. Controleer of al je afbeeldingen hier bij staan b. Controleer of er geen vraagtekens of uitroeptekens achter staan c. Controleer of je afloop hebt waar dit moet
a. Vervang de missende afbeeldingen (CMD+D gebruiken!) b. Vraagtekens: afbeeldingen opzoeken Uitroeptekens: afbeeldingen updaten
Stap 2 - Pakketmap
INDESIGN Om te zorgen dat je alle afbeeldingen snel om kan zetten naar “drukklaar“ maak je eerst een pakketmap
Stap 3 - Afbeeldingen omzetten
PHOTOSHOP Sluit het InDesign bestand af(!) en ga naar de locatie van je pakketmap. > Hier open je de map links, dit zijn al je afbeeldingen die omgezet moeten worden. > Open iedere foto in Photoshop en pas de kleurmodus aan in CMYK en de resolutie naar 300 dpi (let er op dat je “nieuwe pixels berekenen“ uit hebt staan
Stap 4 - Afbeeldingen updaten
INDESIGN Open de pakketmap en op het InDesign bestand dat hier in staat > InDesign vraagt of je koppelingen bijgewerkt moeten worden, werk deze bij > Ga in InDesign naar pakketmap maken, controleer of hier geen uitroepteken meer staat Staat er wel een uitroepteken bij koppelingen en afbeeldingen? Pas deze afbeeldingen in Photoshop aan naar CMYK en 3oo dpi
Stap 5 - PDF maken
INDESIGN In InDesign exporteer je je bestand als een PDF met 3mm afloop en snijtekens
13
oefenopdracht 1.
landposter
Je maakt 1 pagina op, formaat A4, met als thema je favoriete land. Je gebruikt een stramien van 6 kolommen. Je vult de pagina met goed opgemaakte tekst (kopjes, kolommen, alinea’s, enz) afbeeldingen en een logo. Je let op je vormgeving, je maakt het mooi op, geen standaard vormgeving! Je gebruikt met je tekstopmaak het basislijnraster en je maakt je document op in 3 lagen; 1 laag voor de achtergrond, 1 laag voor de tekst en 1 laag voor afbeeldingen. Je maakt gebruik van stijlen. Je alinea’s met alineastijlen, je kop(jes) met tekenstijlen en je afbeeldingen/logo met objectstijlen. Met de kleuren gebruik je alleen je stalen. Je hebt hier 1 les de tijd voor en levert je A4 drukklaar in (pakketmap en PDF). Zorg ervoor dat je alle technieken begrijpt en kunt!
Eisen • Gebruikte technieken • alineastijlen, tekenstijlen en objectstijlen • Lagen, 3 lagen: 1 voor achtergrond, 1 voor tekst en 1 voor object(en)/afbeeldingen • Basislijnraster • Stalen • Formaat A4 • Tekst goed opgemaakt volgens de eisen van goede opmaak • Afbeeldingen en tekst, geen standaard vormgeving • Thema: favoriet land • Drukklaar aangeleverd • 1 week de tijd
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
oefenopdracht 2.
film/tv-serie/band/muziekant
Je maakt een document op van 4 pagina’s, formaat 200mm x 200mm, met als thema 1 bepaalde film/1 tv-serie/ of 1 band/muzikant. Titel van je document is de naam van deze film/tv-serie/band/ muzikant. Je gebruikt een stramien van 5 kolommen. Je vult de pagina met goed opgemaakte tekst (kopjes, kolommen, alinea’s, enz) en afbeeldingen. Je let op je vormgeving, je maakt het mooi op, geen standaard vormgeving! Je gebruikt met je tekstopmaak het basislijnraster en je maakt je document op in 3 lagen; 1 laag voor de achtergrond, 1 laag voor de tekst en 1 laag voor afbeeldingen. Je maakt gebruik van stijlen. Je alinea’s met alineastijlen, je kop(jes) met tekenstijlen en je afbeeldingen/logo met objectstijlen. Met de kleuren gebruik je alleen je stalen. Je verbind tekstkaders met elkaar en maakt gebruik van je stramien en automatisch paginanummering Je hebt hier 1 les de tijd voor en levert je A4 drukklaar in (pakketmap en PDF). Zorg ervoor dat je alle technieken begrijpt en kunt!
Eisen • Gebruikte technieken • alineastijlen, tekenstijlen en objectstijlen • Lagen, 3 lagen: 1 voor achtergrond, 1 voor tekst en 1 voor object(en)/afbeeldingen • Basislijnraster • Stalen • A-stramien • Doorlopende tekstkaders • Formaat 200mm x 200mm, 4 pagina’s • Tekst goed opgemaakt volgens de eisen van goede opmaak • Afbeeldingen en tekst, geen standaard vormgeving • Thema: film/tv-serie/band/muzikant • Drukklaar aangeleverd • 1 week de tijd 15
eindopdracht
magazine
In de eindopdracht pas je alle technieken toe. Je zorgt voor een perfect resultaat van begin (concept) tot eind (drukklaar aanleveren).
1. onderzoek (1 week) A. Bestaande magazines Je start met het doen van onderzoek naar bestaande magazine’s. Je bekijkt drie bestaande magazines met elk een andere doelgroep. Je geeft voor elk magazine antwoord op de volgende vragen:
1.Wat is de naam van het magazine? 2. Wat is het onderwerp/thema van het magazine 3. Welke doelgroep heeft het magazine (man/vrouw, leeftijdsfase, beroepssoorten, interessegroep enz) 4. Welk formaat heeft het magazine? 5. Hoeveel pagina’s heeft het magazine? 6. Benoem wat er allemaal op de voorkant staat 7. Benoem welke artikelen er in het magazine staan 8. Hoe is het vormgegeven? 9. Wat vind je erg goed aan de vormgeving en waarom? (of, waarom vind je alles goed/niet goed) 10. Wat vind je niet goed aan de vormgeving en waarom? (of, waarom vind je alles niet goed/goed)
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
B. Voorkant magazines (cover) De voorkant van je magazine is in eerste instantie het belangrijkste van je magazine. Dit bepaalt de sfeer en toon van je magazine en bepaalt op je magazine uit het schap wordt gehaald of niet. Ja kan een enorme hoeveelheid magazines krijgen, hoe laat je het magazine opvallen?
Je bezoekt een winkel die veel tijdschriften verkoopt. Je bekijkt het rek en geeft antwoord op onderstaande vragen:
Hoe zijn de tijdschriften verdeeld over de wand? (per kleur/categorie/soort/sfeer enz) Welke cover valt je op en waarom? Waarom springt deze er uit? Welke vormgeving zie je veel terugkomen op de cover?
Verslag Verwerk dit in een verslag. Hier in zet je de vragen en antwoorden en je laat de voorkant en 1 binnen spread van het magazine zien.
17
2. Concept (1 week) In de conceptfase bepaal je het onderwerp en doelgroep van je magazine. En naar aanleiding daarvan bepaal je ook de vormgeving. Je legt al deze stappen vast in een verslag. Stap 1. Brainstormen over de inhoud van het tijdschrift Je begint met een mindmap. Schrijf verschillende onderwerpen op waarover je een magazine wilt maken en maak daar een mindmap omheen. Kies 1 onderwerp uit. Stap 2. Lijstje opstellen met kenmerken Maak een lijst met kenmerken van de persoon voor wie je een tijdschrift gaat maken. Je kunt daarbij denken aan:
• uiterlijke kenmerken (hoe ziet hij eruit, wat draagt hij) • interessegebieden (waar houdt hij van) • achtergronden (uit welk gezin komt hij, uit welke plaats) • hobby’s (wat doet hij graag en wat zou hij graag willen leren) • beroep (wat doet hij nu, wat deed hij in het verleden) • opleidingen en cursussen die hij heeft gevolgd • levensfases (hoe was hij als baby, kind, puber, jongvolwassene, etcetera) • wat zijn typerende opmerkingen en uitspraken • andere bijzonderheden
Stap 3. Van je keuze een echt onderwerp maken Je onderwerp diep je verder uit door hier meer onderdelen voor te beschrijven. Als hulp gebruik je hier je mindmap voor. Voorbeeld: hobby - koken. Bedenk wat voor soort artikel je hiervan zou kunnen. Voorbeeld: een pagina met recepten, een column over het mafste etentje ooit, recensie: waar haal je het lekkerste vlees, een verslag in foto’s van een avondje eten met de kookgroep, shopping: de beste kookwinkels, 11 lekkere appeltaart recepten, enzovoorts.
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
Stap 4. Bekijk hoe een artikel is opgebouwd In het onderzoek heb je gekeken hoe bestaande magazine zijn opgebouwd. Je doet onderzoek naar bijpassende lettertypes en bijpassende kleuren (font onderzoek en kleur onderzoek). Ook doe je een beeldonderzoek, wat voor soort afbeeldingen wil je terugzien in je magazine? Stap 5. Schetsen Met je onderwerp en stijl bepaald ga je schetsen. Voor de cover en je lay-out maak je 1 goede, duidelijke kleurschets waarbij je kan laten zien wat de bedoeling is. Ook bepaal je het formaat van je magazine. Al je keuzes moet je kunnen verantwoorden. Cover: De cover is het visitekaartje van je magazine. In de coverschets geef je de sfeer weer. Je laat je beeld zien en geeft aan waar zaken als titel en onderwerpen staan. Lay-out: In de lay-out schets geef je drie verschillende spreads weer. Hierin gaat het vooral om sfeer en beeld. Dus je laat zien hoe een foto in beeld komt, hoe je titel eruit komt te zien en hoe tekst vorm gegeven wordt in kolommen. Ook komen zaken als paginanummers terug. Indeling: Bij de indelingsschetsen bepaal je wat waar komt te staan. Je bepaalt hoeveel pagina’s een artikel heeft en hoe deze artikelen verdeeld zijn over je pagina’s. Dit is dus eigenlijk een werkplan. Ook bepaal je hier grofweg je vormgeving. In dit overzicht kan je dus goed zorgen dat je vormgeving overzichtelijk wordt maar tegelijk niet saai en eentonig.
19
Stap 6. Titels en teksten Je schrijft titels voor de onderwerpen die je in je magazine wilt hebben. De tekst mag plaatsaanduidingstekst zijn, titels moeten eigen geschreven zijn. De lijst hiervan komt terug in je verslag. Ook verzin je een titel voor je magazine. Stap 7. Beeldformaat Verzamel beeldmateriaal. Het is nu nog niet zo belangrijk of je alles ook gaat gebruiken. Je verzamelt gewoon veel materiaal zodat dit een database is welke je bij het maken van je magazine kan gebruiken. Belangrijk! Je zoekt op foto’s van een groot formaat!!!
3. Uitvoering opmaak Je hebt nu al je vormgeving bepaald, je plan van indeling en je hebt je materiaal (beeld en tekst) verzameld. Vanaf nu ga je pas aan de slag met InDesign.
Werken in InDesign 1. Formaat, aantal pagina’s Als eerste stel je het formaat in bij “nieuw document”. Ook stel je gelijk het aantal pagina’s in (12). Let op je afloop. Stel ook je stramien (aantal kolommen) in en denk na over je marge. 2. De eerste spread Nadat je de basis neergezet hebt maak je een je de eerste spread op! Dit doe je zodat je hiervan de stijlen over kan nemen. Uiteraard volg je de schetsen die je gemaakt hebt en maak je de teksten op zoals in je onderzoek bepaald. Je begint dus niet met de voorkant! Deze doe je pas aan het eind. 3. Stijlen, A-stramien Als je de eerste spread opgemaakt hebt kan je hieruit het A-stramien halen. Wat op iedere pagina terug komt (of op een serie pagina’s) komt op je A-stramien terug. Geef je stijlen logische namen.
magazine
| NIVEAU 3 | KLAS 2 | 2016 / 2017 |
4. Tekst en afbeeldingen Met de eerste pagina compleet en je stijlen ingevuld maak je ook de overige pagina’s op. Let hierbij op het gebruik van lagen! 5. Cover Heb je alles compleet dan ga je aan de slag met je cover. Juist nu pas: je vormgeving staat en je artikelen en foto’s die je echt gebruikt staan in je document. Je weet nu zeker dat op je voorkant terug komt wat in je magazine staat. 6. De puntjes op de “i” Controleer je magazine goed! Staat echt alles goed? Werk aan de details. Let op woordafbrekingen. Kijk of overal afloop gebruikt is. Staat alles goed en is alles netjes? Deze stap is vaak nog veel werk, veel aanpassen en weer opnieuw controleren. 7. Drukklaar maken Pas als je document helemaal klaar is maak je deze drukklaar. (je kan hiervoor het bijgevoegde schema gebruiken)
4. Eisen van de opdracht Keuzes kun je verantwoorden, je legt deze verantwoording vast in je verslag en je houd je docent op de hoogte. • Je schrijft koppen zelf, tekst is plaatsaanduiding • Bestanden zijn geplaatst • Formaat bepaal je zelf en kun je verantwoorden • Aantal pagina’s: 12, inclusief voor- en achterkant • Je vormgeving en inhoud is afgestemd op doelgroep • Tekstopmaak is volgens de eisen van goede tekstopmaak • Ingeleverd als (digitaal) verslag: je onderzoek en conceptfase • Ingeleverd digitaal: drukklare pakketmap en drukklare PDF
• Je volgt de aangegeven stappen, en werkt volgens de eisen
• Gebruikte technieken • alineastijlen, tekenstijlen en objectstijlen • Lagen, 3 lagen: een voor de achtergrond,
een voor tekst en een voor object(en)/ afbeeldingen • Basislijnraster • Stalen • A-stramien • Doorlopende tekstkaders
21