Het licht achter het venster Ongebroken nacht; Duister mijn wereld, en ik zwicht Onder de zwaarte van mijn last. De vensters donker, verstoken van licht. Maar dag verjaagt de zwaarte; Een hand doet het duister beven In een beroering, mild en zacht. En kilte wordt door warmte verdreven. Schemeruren; Waar jij gaat, vlieden schaduwen heen in de nacht, Geheim verlangen; En mijn hart klopt teder, met nieuwe kracht. Ongebroken licht; Mijn wereld niet langer in duister gehuld Maar stralend helder; Van innige liefde voor jou vervuld. Sophia de la Martinières, juli 1943