Proloog Net voor zonsopgang
Die rottige donkere ochtend was het koud. De temperatuur was net onder het vriespunt gezakt toen de groezelig witte tourbus over de eenbaansweg rolde. Hoewel het nog maar eind september was, begonnen in Zweden, waar in de zomer de zon nooit onderging, de nachten alweer lang te worden. Er zou spoedig hevige sneeuwval komen en het zou vierentwintig uur donker zijn, die gure midwinterperiode waarin het nationale zelfmoordcijfer omhoogging, samen met de consumptie van alcohol en drugs. Maar vooralsnog was de weg vrij. Het was absoluut koud en donker, maar het had al in geen dagen geregend, de grond onder de draaiende wielen was zo droog als oude botten. Alleen de chauffeur was wakker, zoals hij later zou verklaren. De rest – de vierkoppige band, hun tourmanager en de drie roadies – lagen allemaal te slapen in de smalle houten stapelbedden die helemaal achterin waren vastgeschroefd aan de zijkanten van de bus. Voor de ramen was karton bevestigd om de tocht tegen te gaan. De bus, een Engels model met de gebruikelijke rechterbestuurderskant, was niet helemaal ide11
aal voor de lange nachtelijke reizen over niet-Engelse wegen waar het verkeer aan de rechterkant reed en niet links. Maar zowel de bus als de bestuurder was ervaren. In tegenstelling tot de jonge bandleden die ze vervoerden, hadden ze veel vaker over deze wegen gereisd. Er was nooit iets misgegaan en ook nu zou er niets gebeuren. Tot er wel iets gebeurde. Achteraf hadden ze er onenigheid over. Ze hebben er nu, bijna een kwarteeuw later, nog altijd ruzie over. Lag er ijs op de weg? Het was er zeker koud genoeg voor, maar in de dagen voorafgaand aan het ongeluk had het niet geregend, niet gesneeuwd of gehageld. Was de chauffeur in slaap gevallen? Was hij dronken geweest of misschien stoned? Als dat het geval was geweest, waarom liet de politie, die hem bij de plek des onheils direct arresteerde, hem dan vrij zonder hem iets ten laste te leggen? Kon er iets met de bus aan de hand zijn geweest? Ook hierop antwoordden forensisch onderzoekers ontkennend. Toen die het wrak kwamen onderzoeken, konden ze niets vinden wat er motorisch aan zou kunnen mankeren. Waar iedereen achteraf zeker over was, was dat de bus in de problemen was gekomen nadat de weg lichtelijk naar links had afgebogen. De chauffeur had het pas door toen hij besefte dat de bus over de harde berm was gegleden en recht op het grind aan de kant van de autoweg afging, terwijl de wielen van de rechterkant over het onverharde gedeelte van de weg gleden. Nu helemaal wakker en met de ogen wijd opengesperd, trok de chauffeur het stuur hard naar links, de bus dwingend om weer op de weg te komen. Even dacht hij dat het hem was gelukt. Maar de achterkant van de bus zwaaide uit naar rechts en de enorme achterwielen konden geen grip meer 12
krijgen omdat ook zij nu van de weg waren gegleden en over het onverharde deel hobbelden. De chauffeur streed in paniek om de situatie weer onder controle te krijgen. Zonder resultaat. Achterin begonnen mensen wakker te worden, vielen achterover in hun bedden en begonnen te schreeuwen. De bus vervolgde zijn achterwaartse, glijdende pad. Binnen een paar seconden was het voertuig volledig omgekeerd, de voorkant richtte zich nu naar de weg waar ze vandaan waren gekomen, de wielen eindelijk gestopt met draaien omdat ze misselijkmakend in de afscheiding aan de andere kant van de weg ploften. Geluid van brekend glas, nog meer roepen en schreeuwen en toen het meest angstaanjagende moment toen de bus op zijn zij kantelde en met een donderklap de grond raakte. Van de negen passagiers aan boord, lagen er twee vast onder de bedden, die op elkaar waren gevallen toen de bus kantelde. Vijf waren lichtgewond – een gebroken teen, nog iets anders – en een lag dood onder de omgevallen bus, zijn benen kwamen onder de zijkant vandaan. De chauffeur had geluk gehad. Hij kwam vrij met de schrik en wat schrammen en blauwe plekken. De ochtend gloorde al aan de horizon, maar op dat moment was het nog altijd donker, nog altijd ijskoud. Een van de eersten die zich uit het wrak bevrijdden, was de drummer, een klein en mager joch met lang theekleurig haar. Hij vluchtte weg, rende over de weg, niet wetend waar hij heen ging, alleen maar dat hij verdomme maakte dat hij daar wegkwam, zo compleet in paniek dat hij niet eens de pijn van zijn gebroken teen voelde. De handige jongen, scherp en gewend om alles vooruit te plannen, had dit niet kunnen zien aankomen. Nooit. 13
De gitaartechnicus was de volgende. Een reus van een vent die vanaf de plek waar hij vanuit zijn instortende stapelbed naartoe was geslingerd via de linkeruitgang naar buiten kroop. Het luik in het plafond was de uitgang geworden waar hij, gekleed in alleen zijn ondergoed, doorheen klom. Zijn imposante rug deed vreselijk veel pijn doordat hij ermee tegen de rand van het bed was geknald toen hij door de crash naar de zijkant en naar beneden werd geslingerd. Vanuit de achterste nooduitgang kwam de zanger, lang, helemaal in de war, ook alleen maar gekleed in zijn ondergoed en sokken, gillend en schreeuwend, radeloos, gevolgd door de gitarist, nog zo’n mager en klein figuur, hoestend en huilend, zijn grote donkere ogen vol nachtelijke duisternis en as. Iedereen gilde en schreeuwde, niemand wist wat er aan de hand was, wat ze moesten doen, wat er gebeurde. Niemand was hierop voorbereid, wat ‘dit’ dan ook mocht zijn. Ze wisten alleen dat het slecht was, fucked-up slecht. Gigantisch fucked-up slecht… Tegen de tijd dat de tweede tourbus een uur later arriveerde, met daarin de rest van de crew, waren ook de eerste van in totaal zeven ambulances ter plaatse. Het leek erop dat alleen de tourmanager wist wat er was gebeurd, maar hij was dusdanig in shock dat hij geen enkel idee had hoe hij het aan de rest moest overbrengen. Hoe hij moest vertellen dat ze, terwijl ze in de ambulances klommen en op weg gingen naar het ziekenhuis, iemand moesten achterlaten. En niet zomaar iemand, maar degene van wie ze vonden dat hij altijd het meeste geluk had. Degene die ze liefhadden boven de rest, meer nog dan elkaar, degene tegen wie ze opzagen, zelfs als ze hem belachelijk maakten of ervoor kozen zijn advies te negeren. Degene wiens integriteit en rechtvaardigheidsgevoel 14
altijd net iets groter was dan dat van de rest, die eigenlijk nog maar kwajongens waren die vaak liever kozen voor wat nu leuk was, dan voor wat goed voor hen was. Boven hun hoofden maakte de duisternis plaats voor een grijze ochtendlucht. Ze klommen in de ambulances en reden weg, niet wetend dat ze niet alleen hun verleden achter zich lieten, maar ook hun toekomst. De toekomst waarover ze droomden en die ze – al dan niet uitgesproken – met elkaar deelden. Tot het moment dat de bus – met een chauffeur die, hoewel hij misschien niet sliep, toch ook niet wakker genoeg was om de bochtige weg goed te volgen – dat onzichtbare stuk ijs op de weg raakte. Tot het moment waarop de duivel zich ging bemoeien met hun weg naar de schat, waarvan ze wisten dat die hun toebehoorde, en zo hun leven voor altijd drastisch veranderde. Tot het moment waarop bassist Cliff Burton eerder uitcheckte dan de rest van hen en met hem de ziel meenam uit de band met de meest domme heavymetalnaam ooit: Metallica.
15