1 Maart 2011
‘Vertel me eens een geheim,’ fluisterde Tara de stilte in.
‘Een geheim?’ herhaalde Alex slaperig.
‘Ja. Iets wat je nog nooit iemand hebt verteld.’
‘O. Zo’n geheim.’
Ze gaf hem een speelse mep op zijn borst. En plantte er meteen een kus op. Hij rook naar haar douchegel, naar jasmijn en vanille.
‘Hmm.’ Het geluid vibreerde tegen haar oor en trok door haar heen. Ze was helemaal vervuld van hem: zijn adem, zijn geur, zijn zoenen, zijn liefde.
Er viel een stilte, waarna zijn borst opzwol en de gedachte een fysieke vorm aannam. ‘Nou, ik heb altijd een geit als huisdier willen hebben.’
Ze tilde haar hoofd op en keek hem doordringend aan. ‘Dat bedoelde ik niet!’
Hij grijnsde. ‘O nee?’
‘Nee!’
‘Maar ik heb het nog nooit eerder iemand verteld. Ik voel me heel… kwetsbaar nu ik heb toegegeven dat ik dol ben op zwiepstaartjes, harige kinnen en bokkensprongen.’
Lachend gaf ze hem nog een mep. ‘Nee! Dat telt niet, dat weet je best.’
‘Ha.’
Ze keek hem aan en zou bijna willen dat hij niet zo knap was. Of grappig. ‘Vertel me eens waarvoor je op deze wereld het allerbangst bent.’
‘O, nou, dat is simpel. Wat mij het meest beangstigt is wat wij de wereld aandoen.’
Ze kreunde. ‘Pff. Kun je niet éventjes je milieuactivisme achterwege laten? We liggen in bed!’
‘Ik ben bioloog,’ wierp hij tegen. ‘En de biologie slaapt nooit. Anders dan jij.’
Hij trok een wenkbrauw op. Zijn wenkbrauwen waren mooi van vorm – dik en recht, maar eindigend in een hoek – en hun krachtige uitstraling versterkte de glans van zijn lichtgroene ogen, die bij zwak licht soms grijs leken.
‘Wat moet ik daarop zeggen? Mijn lichaam en geest hebben gewoon veel rust nodig.’
‘Maar een schoonheidsslaapje heb je níét nodig, dat is zeker.’
‘Charmeur,’ zei ze grijnzend, en ze gaf hem een zachte por met haar schouder. ‘Vraag jij je weleens af wat er gebeurd zou zijn als we elkaar die ochtend niet in die koffiezaak waren tegengekomen?’
‘Nee.’ En voor ze kon protesteren, glimlachte hij. ‘Want als het dáár niet was geweest, dan hadden we elkaar wel ergens anders ontmoet.’
‘Geloof jij in het lot?’ zei ze zogenaamd verschrikt. ‘Hoe is het mogelijk dat jij zoiets zegt? Je bent wetenschapper.’
‘Ik zeg het als goede zoon. Mijn moeder heeft me altijd verteld dat je de mensen die voorbestemd zijn om deel van jouw leven uit te maken, twee keer zult ontmoeten, zonder dat je er invloed op hebt.’
Nu trok zij een wenkbrauw op. ‘Geloofde je dat?’
‘Natuurlijk. Ik geloof alles wat mijn moeder me ooit heeft bijgebracht.’ Er glinsterde een glimlachje in zijn ogen, dus flakkerde er ook een op in die van haar, en ze liet zijn gebrek aan principiële vasthoudendheid passeren. Hij hield van zijn moeder. En daar viel veel voor te zeggen.
‘Geloof jij ook…’ Ze dacht even na. ‘O! Geloof jij dat je nooit moet gaan slapen als je boos bent?’
‘Ik geloof dat je moet gaan slapen als je slaperig bent.’
‘Hou op!’ zei ze lachend. ‘Even serieus! Ik verdiep me in jou!’ Ze
keek hem met samengeknepen amberkleurige ogen aan. ‘Ik bestudeer je! Jij bent mijn speciale studieobject.’
‘Hm.’ Hij haalde diep adem, maar met een glimlach om de lippen.
‘Maar geloof je dat?’ drong ze aan. ‘Dat je nooit moet gaan slapen wanneer je boos bent?’
‘Ik heb er nooit over nagedacht. Maar…’ Hij keek nadenkend. ‘Nee, dat geloof ik niet.’
‘Níét?’
Haar verbazing leek hem te verrassen. ‘Wat is daar zo gek aan? Ik denk dat de snelheid waarmee je iets oplost niet leidend moet zijn. In mijn beleving is praten nietszeggend en zijn excuses betekenisloos als je ze haastig voor een deadline moet maken. Soms, ja, soms is het beter om boos te gaan slapen.’
‘Dat heb ik nog nóóit iemand horen zeggen,’ protesteerde ze.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Je hebt overtuiging nodig om integer te kunnen zijn. Alle mensen die ik bewonder hebben principes waarvoor ze zouden sterven.’
Ze pakte zijn hand, die op zijn borst lag, en vlocht haar vingers verstrooid door de zijne, waarbij zijn grote handpalm de hare raakte. Er zat een piepklein maanvormig littekentje op de zijkant van zijn hand, overgehouden aan een vishaak die eraan was blijven hangen toen hij nog een jongetje was. Ze streelde het graag, de randjes voelden prettig aan onder haar duim. ‘Oké, noem eens iemand?’
Hij wierp haar een zijdelingse blik toe. ‘Ken je de kunstenaar Peter Beard?’
‘Zeker. Die van de Afrika-collages waarin hij zijn bloed verwerkte.’
‘Juist. Hij was een van de eersten die inzag dat wildedierensoorten dreigden uit te sterven en er iets aan wilde doen. Dat was in de jaren zestig en zeventig. Hij is een pionier, ook al beschouwen velen hem als een playboy.’
‘Een soort Attenborough, maar dan met sexappeal?’
‘Ja, daar had hij destijds heel veel van.’
‘Dus je bewondert hem omdat hij een natuurbeschermer is?’
‘Niet alleen daarom. Ik bewonder hem om zijn overtuigingskracht. Als hij ergens in gelooft, gaat hij daar voor honderd procent voor.’ Hij keek haar aan. ‘Op momenten dat hij iets verkeerd deed, had hij daarvoor altijd een goede reden.’
‘Geef eens een voorbeeld.’
‘Oké.’ Hij dacht even na. ‘Goed. Hij heeft eens een keer een stroper op zijn land betrapt. En weet je wat hij deed?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nope, geen idee.’
‘Hij hield die vent gevangen in zijn eigen valstrik.’
Ze staarde hem aan. ‘Wát?’
‘Yep. Een paar uur lang. Die kerel ging er niet dood aan, maar… hij had het stropen wel afgeleerd, laat ik het zo zeggen.’ Zijn stem klonk fluwelig, zwaar en zacht, als het spinnen van een grote kat. ‘Toen ik dat las, vond ik hem fucking geweldig! Hij werd in één klap mijn held. Eindelijk dééd iemand eens wat!’
‘Maar hij hield iemand gevangen. In een val.’
‘Die vent ving leeuwen met valstrikken. Dat is toch net zo erg?’ Hij knipperde met fonkelende ogen. ‘Soms is praten niet genoeg, Tara. Je moet ook handelen. Bereid zijn om grenzen te overschrijden om iets gedaan te krijgen.’
‘Nou,’ zei ze ten slotte. ‘Goed om te weten. Ik kan maar beter geen ruzie met je krijgen,’ zei ze plagerig. Haar arm streek met lange, lome streken over zijn lijf. Ze genoot ervan zijn huid tegen haar huid te voelen.
‘Dat lijkt me op het moment ook niet erg waarschijnlijk.’
‘Ik hoopte op iets langer dan een moment,’ zei ze, en ze duwde zich omhoog op haar ellebogen, zodat ze het mooie gezicht dat haar al had betoverd voordat ze een woord hadden gewisseld beter kon zien. Ze voelde de aantrekkingskracht tussen hen heen en weer schieten, zijn vingertoppen die iets steviger tegen haar huid drukten. Ze tikte met haar wijsvinger op zijn borst, een van haar zenuwtrekjes die hij zo schattig vond. ‘En… vraag je je nu niet af of ík ook een geheim heb?’
Hij keek haar weer aan met een verwonderde flikkering in zijn
ogen. ‘Dat weet ik eigenlijk niet. Moet dat dan?’
‘Nou, ik dacht misschien dat je... Maar nu weet ik het niet meer zo zeker.’ Haar stem klonk stekelig door zijn schijnbare desinteresse. Misschien was hij niet zo benieuwd naar haar als zij naar hem? Voelde hij wel dezelfde behoefte haar te bezitten – haar lichaam, haar ziel, elke laatste herinnering?
‘Dus nu weet je niet meer zeker of ik jouw geheim wil horen,’ mompelde hij kalm, waarop hij weer zweeg.
De stilte in de kamer werd intenser. ‘Waar denk je aan?’ fluisterde ze toen er niets meer kwam. Geen nieuwsgierigheid, geen vragen.
‘Ik vraag me af of wij dit gesprek wel moeten voeren.’
Ze deinsde gekrenkt achteruit, maar hij trok haar naar zich toe en hield haar stevig vast. ‘Ik plaag je alleen maar,’ zei hij grijnzend. ‘Natuurlijk wil ik je geheim horen.’
‘Ik geloof je niet,’ mummelde ze, van haar stuk gebracht.
Hij draaide haar in een vloeiende beweging op haar rug. ‘Twig, echt,’ zei hij, leunend op zijn elleboog terwijl hij het puntje van haar neus kuste. ‘Echt waar. Vertel me je diepste geheim. Iets wat je nog nooit iemand hebt verteld.’
Ze staarde in zijn groene ogen en opende haar mond om de woorden te laten stromen. Maar het moment was voorbij en haar grote geheim hield ze binnen. ‘Ik lust geen champignons…’
Daar was hij niet bepaald van onder de indruk. ‘Is dat alles? Je lust geen champignons?’
‘Ja. Ik vind ze vies,’ zei ze knikkend. ‘Maar dat heb ik nooit iemand verteld. Dus ik eet ze toch altijd als ik ze krijg opgediend. Om beleefd te zijn.’
‘Die Britse beleefdheid toch,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Waarom kunnen jullie het niet gewoon zeggen als je ergens niet van houdt?’
‘Nou, zoals je zojuist zo fijntjes opmerkte, is dat iets typisch Brits. We verontschuldigen ons als een ander tegen ons aan botst. Bij de kassa wachten we op toestemming te vertrekken als we ergens voor hebben betaald met het precieze bedrag aan muntgeld. Ik ga waar-
schijnlijk trouwen met de eerste man die me vraagt, gewoon om beleefd te zijn.’
Hij trok een wenkbrauw op. ‘Twig, wil je met me trouwen?’
‘Natuurlijk. Dank je voor het aanzoek. Heel vriendelijk van je.’
Ze barstten allebei in lachen uit. Alex begroef zijn gezicht in haar hals en zijn zijdeachtige donkere haar kietelde haar wang. Ze voelde zijn tanden zachtjes over haar huid glijden, een speelse liefdesbeet die een huivering van genot door haar hele lijf opwekte. Hij liet zich weer achteroverzakken, ging op zijn zij liggen en liet zijn hoofd op zijn hand rusten terwijl hij cirkels over haar buik begon te draaien. ‘Lieveling, je moet nee leren zeggen. Ik ga je veramerikaniseren. Herhaal maar eens: nee.’
‘Nee.’
‘Beetje luider. Néé.’
‘Nee.’
Hij fronste.
Ze probeerde het opnieuw. ‘Nee!’
‘Oké, dat kan ermee door. Je leert snel,’ zei hij schouderophalend. ‘Laten we het nu eens proberen met scenario’s uit het echte leven. Twig, wil je graag een puppy voor je verjaardag?’
Ze lachte. ‘Nee.’
Hij knikte, schijnbaar onder de indruk. ‘Twig, laten we met de kerst naar Kaboel gaan.’
‘Nee!’
‘Uitstekend. Geweldig… Twig, draag alsjeblieft die mooie rode schoenen in bed, en verder niets.’
Ze lachte luider en trok een holle rug. ‘Nee!’
‘Verdorie. Ik heb mijn eigen glazen ingegooid.’ Hij keek teleurgesteld, maar zijn ogen schitterden van plezier. ‘Twig, heb je zin in champignons bij je steak?’
‘Nee!’
Verbluft stak hij een hand op. ‘Ik denk dat ik mijn taak heb volbracht.’
‘Je bent een voortreffelijk leermeester, Alex Carter. Wat zul jij een uitmuntend hoogleraar worden.’
‘Dank je. Maar nu volgt een laatste proef op de som.’ Hij haalde diep, langzaam adem en keek haar in de ogen met een blik die de sterren uit de hemel zou kunnen laten vallen. ‘Twig, wil je met me trouwen?’
‘Natuurlijk. Dank je voor het aanzoek. Heel vriendelijk van je.’
‘Nee!’ jammerde hij. Hoofdschuddend drukte hij zijn gezicht weer in het holletje van haar hals terwijl zij lag te proesten van het lachen, midden in de nacht extra gevoelig voor het gekietel. ‘Je was er bijna. Bíjna.’ Hij keek haar weer aan. ‘Maar nu zit je voor de eeuwigheid aan mij vast, alleen maar door die typisch Britse beleefdheid van je. Het spijt me, schatje. Vette pech.’
Haar lach stierf weg en ze keek op naar zijn gezicht. ‘Hè?’
‘Je zei geen nee.’
‘Nee.’
De wenkbrauw ging weer omhoog. ‘Nee, je zei inderdaad geen nee? Of nee, je wilt niet met me trouwen?’
Hij hield haar voor de gek. ‘Nee, ik… zei inderdaad geen nee.’
Zijn glimlach werd breder en hij trok haar dichter naar zich toe. ‘Dan heb je nu in elk geval de rest van je leven om het te leren.’
‘Ja,’ fluisterde ze terwijl haar hartslag versnelde.
‘Ja,’ herhaalde hij met zijn blik strak op haar ogen gericht. ‘Dat woord bevalt me beter.’
‘Ja.’
‘Twig, wil je met me trouwen?’
‘Ja…’ Zijn mond was al op de hare, zijn lichaam drukte haar dieper in het matras en alle grapjes waren vergeten nu ze zich overgaven aan de chemie die hen beiden vier maanden eerder bij hun eerste ontmoeting had overvallen. Tijdens de ochtendspits had ze, verdiept in haar telefoon, per ongeluk zijn koffie met sojamelk opgepakt en was hij over Queen’s Gate achter haar aan gehold met haar karamelmacchiato. Er was al zoveel van over de rand geklotst dat de beker
halfleeg was toen hij haar inhaalde. En toen ze elkaar in de ogen keken terwijl hij buiten adem uitleg gaf, had hij erop gestaan haar op een nieuwe te trakteren. Zij had haar college over farmacodynamiek gemist, en hij was niet komen opdagen bij zijn afspraak met zijn promotiebegeleider. De koffie was overgegaan in een lunch en diezelfde avond waren ze samen gaan eten. Sindsdien hadden ze geen nacht meer zonder elkaar doorgebracht.
Binnen een week (maar eigenlijk meteen die eerste dag) was hij haar levensader geworden: hij was haar zuurstof, haar zonlicht, haar kloppende hart. Alleen al de gedachte zonder hem te zijn was ondraaglijk. Ze had deze passie, dit verlangen, deze lust nooit eerder gekend, en soms werd ze bang van de hevigheid van hun gevoelens. Het was toch zeker niet gezond om zo te smachten naar een ander mens? Hij was een drug waar ze simpelweg niet zonder kon. En nu zou ze dat ook nooit meer hoeven?
De opwinding ontsnapte haar in de vorm van een lachje.
‘Wat?’ vroeg hij terwijl hij haar benen met zijn knie uit elkaar duwde.
‘Van champignons naar een huwelijksaanzoek. Dat was… onverwacht,’ zei ze hees terwijl hij kusjes in haar hals gaf.
‘Vertel mij wat.’ Zijn stem klonk gedempt.
‘Dus je had het niet gepland?’
Hij tilde zijn hoofd op. Zijn wangen bloosden, zijn ogen schitterden. ‘Nee. Maar nu ik je mijn diepste, donkerste geheim heb verteld, over mijn voorliefde voor geiten, moet ik je voortaan dicht bij me in de buurt houden. Anders vertel je het nog door.’ Hij knipoogde.
Zijn mond beroerde haar huid alweer en haar lichaam hunkerde naar hem. Ze sloot haar ogen en zonk weg in het genot van de gedachte dat ze dit de rest van haar leven zou hebben.
‘Je weet natuurlijk wel wat dit betekent,’ mompelde hij. Zijn adem gleed warm over haar buik.
‘Wat dan?’ Ze glimlachte met nog steeds gesloten ogen.
‘Je zult me aan je ouders moeten voorstellen,’ zei hij met een licht ironische glimlach om zijn lippen.
‘O god… Dat is ook zo.’
Hij keek verbaasd naar haar op. ‘Zo te horen heb je daar niet veel zin in.’
‘Jawel hoor. Ze zullen weg van je zijn.’
‘Maar…’ reageerde hij. ‘Maar wat is er dan? Hebben ze een hekel aan Amerikanen?’
‘Nee!’
‘Goed gedaan. Een overtuigend nee. Krachtig. Geloofwaardig. Hartgrondig.’
Ze lachte om zijn verbale speelsheid.
‘Of is het dat niemand ooit goed genoeg zal zijn voor hun dierbare dochter? Zijn ze van dat slag?’
‘Misschien een beetje,’ erkende ze.
‘Geen zorgen. Ouders zijn dol op me.’
‘O? Hoeveel ouders van eerdere verloofdes heb je al ontmoet?’ vroeg ze plagend.
Nu was het zijn beurt om te lachen. ‘Jij bent de enige verloofde die ik ooit heb gehad of van plan ben te hebben.’
‘Verloofde,’ herhaalde ze. ‘Het klinkt me onwennig in de oren.’
‘Wacht maar tot het wordt ingewisseld voor echtgenote.’ Hij gaf haar weer een kus op haar buik, als een vlinder die heel even zachtjes op haar neerstreek, en liet zijn hoofd weer op een hand rusten. ‘Vertel eens, wat vind je moeilijker, hen aan míj voorstellen of mij aan hén?’
Ze beet op haar lip. ‘Hen aan jou.’
Hij trok een bezorgd gezicht. ‘Ze hebben toch niet ieder twee hoofden?’
‘Nee!’
‘Opnieuw een zeer overtuigende toepassing van het woordje nee.’
Ze gaf hem een lichte mep op zijn schouder.
‘Het komt goed. Ze zullen mij geweldig vinden en andersom. Enig idee waarom ik dat weet?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Omdat we alle drie van jou houden. Zo simpel is het.’ Hij schoof langs haar omhoog over het bed tot zijn neus de hare raakte. ‘Maar ik wil je vader alvast ontmoeten, want ik wil dit goed doen.’
Ze slikte en voelde tranen van geluk opwellen. ‘Ga je hem om mijn hand vragen?’
‘Bij voorkeur ook om de rest. Maar oké, laten we met je hand beginnen.’ Hij pakte haar hand en gaf er een kus op. ‘Is er nog iets wat ik van tevoren moet weten?’
Ze deed haar mond open om hem haar geheim te vertellen –niet het geheim dat ze nog niemand had verteld, maar het geheim dat ze hém nog niet had verteld. Maar ze keek hem in zijn glimmende ogen en voelde dat dit niet het juiste moment was. Ze had nu al weken gewacht op een gelegenheid om hem alles te vertellen, de hele waarheid en niet slechts een deel ervan. Maar dit moment was zo puur, zo vreugdevol, dat ze het niet wilde bezoedelen. Ze wilde hem niet overweldigen met zaken die niets met hen samen te maken hadden.
Ze schudde opnieuw haar hoofd. ‘Niet echt. Mijn vader is een schat.’
‘Wat is een veilig onderwerp om mee te beginnen? Laat me raden. Is hij een golfliefhebber?’
‘Nou, hij is zeer geïnteresseerd in milieuvraagstukken, dus ik denk dat jullie het uitstekend met elkaar zullen kunnen vinden.’
‘O ja? Super,’ zei Alex verheugd. ‘Goed dan, wanneer kan ik met hem kennismaken?’