File-1358765246

Page 1

je

Stad, Homerus en Turkije

je Stad, Homerus en Turkije

Geen stad in de geschiedenis spreekt zo tot de verbeelding als Troje. Sinds de beroemde dichter Homerus in de 8ste eeuw voor Christus zijn Ilias en Odyssee schreef, hebben velen de stad, de oorlog tussen Grieken en Trojanen en het beroemde paard van Troje bezongen, bewerkt, bestudeerd en zich toegeëigend. Romeinse keizers en Europese vorstenhuizen traceerden hun ‘roots’ naar Trojaanse of Griekse helden. Alexander de Grote bezocht Troje voor hij aan zijn grote veroveringen in het oosten begon en eeuwen later bezocht de Turkse sultan Mehmet II de stad na zijn verovering van Constantinopel. Troje werd een legendarisch lieu de mémoire, en daarmee een stad van gedichten, schilderijen, opera’s en films. Maar Troje heeft ook echt bestaan: in 1871 vond de Duitse archeoloog Heinrich Schliemann de overblijfselen van de stad tijdens opgravingen in Turkije. Sinds het einde van de 19de eeuw hebben archeologen de geschiedenis van de stad blootgelegd. Troje. Stad, Homerus en Turkije presenteert de laatste inzichten en ontdekkingen over zowel het historische als het legendarische Troje.

tr

tr

tr

stad Homerus Turkije

je


stad Homerus Turkije

Hoofdredactie

Günay Uslu, Jorrit Kelder, Ömer Faruk Şerifoğlu REDACTIE

René van Beek, Floris van den Eijnde, Gert Jan van Wijngaarden Met Bijdragen van

Willem J. Aerts, Rüstem Aslan, Mithat Atabay, Beşir Ayvazoğlu, Mathieu de Bakker, Pim den Boer, Diederik Burgersdijk, Christiaan Caspers, Hein van Eekert, Floris van den Eijnde, Laurien de Gelder, Rudolph Glitz, Irene J.F. de Jong, Jorrit Kelder, Alwin Kloekhorst, Jacqueline Klooster, Marco Poelwijk, Winfred van de Put, Wendy Rigter, David Rijser, Ömer Faruk Şerifoğlu, Ali Sönmez, Şükrü Tül, Günay Uslu, Herbert Verreth, Willemijn Waal, Gert Jan van Wijngaarden Coördinatie

Paulien Retèl


stad Homerus Turkije

Hoofdredactie

Günay Uslu, Jorrit Kelder, Ömer Faruk Şerifoğlu REDACTIE

René van Beek, Floris van den Eijnde, Gert Jan van Wijngaarden Met Bijdragen van

Willem J. Aerts, Rüstem Aslan, Mithat Atabay, Beşir Ayvazoğlu, Mathieu de Bakker, Pim den Boer, Diederik Burgersdijk, Christiaan Caspers, Hein van Eekert, Floris van den Eijnde, Laurien de Gelder, Rudolph Glitz, Irene J.F. de Jong, Jorrit Kelder, Alwin Kloekhorst, Jacqueline Klooster, Marco Poelwijk, Winfred van de Put, Wendy Rigter, David Rijser, Ömer Faruk Şerifoğlu, Ali Sönmez, Şükrü Tül, Günay Uslu, Herbert Verreth, Willemijn Waal, Gert Jan van Wijngaarden Coördinatie

Paulien Retèl


Deze gezamenlijke uitgave van het Allard Pierson Museum en Sezer Tansuğ Sanat Vakfı in samenwerking met de Stichting Zenobia is gepubliceerd aansluitend bij de tentoonstelling Troje. Stad, Homerus en Turkije van 7 december 2012 tot en met 5 mei 2013 in het Allard Pierson Museum te Amsterdam.

Met speciale dank aan

Rüstem Aslan, Projekt Troia, Çanakkale Mustafa Küçük, Osmaanse Archieven van het Departement van de Premier in Istanbul Havva Koç, Bibliotheek van het Archeologisch Museum in Istanbul Mithat Atabay, Universiteit van Çanakkale Bruikleengevers

Comité Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije

Ertuğrul Günay, minister van Cultuur en Toerisme Özgür Özaslan, staatssecretaris van Cultuur en Toerisme O. Murat Süslü, directeur-generaal Cultureel Erfgoed en Musea Abdullah Kocapınar, adjunct-directeur-generaal Cultureel Erfgoed en Musea Zülküf Yılmaz, hoofd afdeling Musea, Cultureel Erfgoed en Musea Nilüfer Ertan, hoofd afdeling Culturele Activiteiten, Cultureel Erfgoed en Musea Hanife Çırak, archeoloog, Cultureel Erfgoed en Musea Comité van aanbeveling

Jan Paul Dirkse, ambassadeur van Nederland in Turkije Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam en erevoorzitter van de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum Özgür Özaslan, staatssecretaris voor Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije Enis Tataroğlu, directeur Turks Verkeersbureau, Den Haag sponsors en fondsen

Tentoonstelling, boek en symposium kwamen mede tot stand dankzij de genereuze steun van het Turks Verkeersbureau als hoofdsponsor, Turkije-Nederland 400 jaar, Corendon Vlieg­ vakanties, Sezer Tansuğ Sanat Vakfı, het Mondriaan Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het SNS Reaal Fonds, het VSBfonds, Labrys Reizen, Stichting Charema – Fonds voor Geschiedenis en Kunst, het zwaartepunt Erfgoed en digitale cultuur van de Universiteit van Amsterdam en de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum. Met de bijzondere steun van

NWO-Mozaïek

Ministerie van Cultuur en Toerisme (Ankara), Çanakkale Arkeoloji Müzesi (Çanakkale), Çorum Arkeoloji Müzesi (Çorum), Istanbul Arkeoloji Müzeleri (Istanbul), Gülbün Mesara Koleksiyonu (Istanbul), Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland, Hoogsteder & Hoogsteder (Den Haag), Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (Brussel), Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), Staatliche Museen zu Berlin, Vorder­ asiatisches Museum en Museum für Vor- und Früh­geschichte (Berlijn), Turks Consulaat (Rotterdam), Günay Uslu (Amsterdam), Cevdet Serbest en Ömer Faruk Şerifoğlu (Istanbul), particuliere collectie.


Deze gezamenlijke uitgave van het Allard Pierson Museum en Sezer Tansuğ Sanat Vakfı in samenwerking met de Stichting Zenobia is gepubliceerd aansluitend bij de tentoonstelling Troje. Stad, Homerus en Turkije van 7 december 2012 tot en met 5 mei 2013 in het Allard Pierson Museum te Amsterdam.

Met speciale dank aan

Rüstem Aslan, Projekt Troia, Çanakkale Mustafa Küçük, Osmaanse Archieven van het Departement van de Premier in Istanbul Havva Koç, Bibliotheek van het Archeologisch Museum in Istanbul Mithat Atabay, Universiteit van Çanakkale Bruikleengevers

Comité Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije

Ertuğrul Günay, minister van Cultuur en Toerisme Özgür Özaslan, staatssecretaris van Cultuur en Toerisme O. Murat Süslü, directeur-generaal Cultureel Erfgoed en Musea Abdullah Kocapınar, adjunct-directeur-generaal Cultureel Erfgoed en Musea Zülküf Yılmaz, hoofd afdeling Musea, Cultureel Erfgoed en Musea Nilüfer Ertan, hoofd afdeling Culturele Activiteiten, Cultureel Erfgoed en Musea Hanife Çırak, archeoloog, Cultureel Erfgoed en Musea Comité van aanbeveling

Jan Paul Dirkse, ambassadeur van Nederland in Turkije Eberhard van der Laan, burgemeester van Amsterdam en erevoorzitter van de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum Özgür Özaslan, staatssecretaris voor Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije Enis Tataroğlu, directeur Turks Verkeersbureau, Den Haag sponsors en fondsen

Tentoonstelling, boek en symposium kwamen mede tot stand dankzij de genereuze steun van het Turks Verkeersbureau als hoofdsponsor, Turkije-Nederland 400 jaar, Corendon Vlieg­ vakanties, Sezer Tansuğ Sanat Vakfı, het Mondriaan Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het SNS Reaal Fonds, het VSBfonds, Labrys Reizen, Stichting Charema – Fonds voor Geschiedenis en Kunst, het zwaartepunt Erfgoed en digitale cultuur van de Universiteit van Amsterdam en de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum. Met de bijzondere steun van

NWO-Mozaïek

Ministerie van Cultuur en Toerisme (Ankara), Çanakkale Arkeoloji Müzesi (Çanakkale), Çorum Arkeoloji Müzesi (Çorum), Istanbul Arkeoloji Müzeleri (Istanbul), Gülbün Mesara Koleksiyonu (Istanbul), Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, EYE Film Instituut Nederland, Hoogsteder & Hoogsteder (Den Haag), Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (Brussel), Rijksmuseum van Oudheden (Leiden), Staatliche Museen zu Berlin, Vorder­ asiatisches Museum en Museum für Vor- und Früh­geschichte (Berlijn), Turks Consulaat (Rotterdam), Günay Uslu (Amsterdam), Cevdet Serbest en Ömer Faruk Şerifoğlu (Istanbul), particuliere collectie.


inhoud

Voorwoord

Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije – O. Murat Süslü Ambassade van de Republiek Turkije in Nederland – Uğur Doğan Allard Pierson Museum en Sezer Tansuğ Sanat Vakfı – Wim Hupperetz, Ömer Taşdelen

6 De wedergeboorte van Troje

9 10 10

6.1 De tweede ronde: de slag om Troje in de Renaissance – David Rijser Mehmet II en Troje – Günay Uslu 6.2 Homerus en Troje: van Europese tot betwistbare lieux de mémoire – Pim den Boer 6.3 Shakespeares Troilus and Cressida – Rudolph Glitz 6.4 Troje in de opera – Hein van Eekert

13 16 17 18 19

7 Schliemann en de herontdekking van Troje

105 106 112 118 121

1 Het verhaal van Troje

1.1 Homerus: dichter, dichtkunst en de belofte van eeuwige roem – Irene J.F. de Jong 1.2 De oorsprong van de Trojaanse cyclus – Jorrit Kelder IJzer in de bronstijd – Jorrit Kelder Een Anatolische Ilias? – Willemijn Waal 1.3 Breder perspectief: een blik op het oosten – Willemijn Waal

7.1 Heinrich Schliemann: romanticus en wetenschapper? – Gert Jan van Wijngaarden Schliemanns opgravingen – Gert Jan van Wijngaarden 7.2 Schliemann en de Osmaanse Turken – Günay Uslu De opgravingsvergunning van Schliemann – Günay Uslu 7.3 De ontdekking en de smokkel van de ‘Schat van Priamus’ – Rüstem Aslan en Ali Sönmez Datering van de ‘schat van Priamus’ – Rüstem Aslan en Ali Sönmez

2 De archeologie van Troje

2.1 De archeologie van prehistorisch Troje – Gert Jan van Wijngaarden 2.2 Troje VI en VIIa in de late bronstijd – Wendy Rigter en Gert Jan van Wijngaarden Archeologie van het dagelijks leven: aardewerk uit Troje VI en VII – Wendy Rigter 2.3 Van Achilles tot Alexander – Floris van den Eijnde

23 28 34 37

8 Homerus en Troje in het moderne Turkije

8.1 Homerus en Troje in de Osmaans-Turkse literatuur – Günay Uslu 8.2 Neo-Hellenisme in Turkije – Beşir Ayvazoğlu 8.3 Atatürk in Troje – Rüstem Aslan en Mithat Atabay 8.4 De Blauwe Anatoliërs – Ömer Faruk Şerifoğlu 8.5 Homerus en Smyrna (Izmir) – Şükrü Tül

3 Troje en zijn buren

3.1 De Hettieten – Willemijn Waal Alakšandu van Wiluša – Willemijn Waal 3.2 De taal van Troje – Alwin Kloekhorst 3.3 De Myceense Grieken – Jorrit Kelder Het Myceense Grieks – Marco Poelwijk

43 44 46 51

57 59 64 69 70

5 Troje in de Grieks-Romeinse oudheid

5.1 ‘Zelfs de ruïnes zijn verwoest’. Troje in de Grieks-Romeinse literatuur – Christiaan Caspers 5.2 Troje in de Griekse kunst: méér dan plaatjes bij Homerus – Winfred van de Put 5.3 Het spel van Troje: de Trojaanse erfenis in het Julisch-Claudische huis – Diederik Burgersdijk 5.4 Troje in Byzantium – Willem J. Aerts

77 83 90 98

143 150 155 160 162

9 Het eeuwige Troje

4 Troje en Homerus

4.1 Troje en de oorlog: archeologie, tekst en epos – Jorrit Kelder Een oorlog om Troje in de Tawagalawa-brief? – Willemijn Waal 4.2 De wereld van Homerus – Floris van den Eijnde Totstandkoming en overlevering van het Homerische epos – Mathieu de Bakker en Floris van den Eijnde 4.3 Homerus en de vereeuwiging van het vergankelijke Troje – Mathieu de Bakker

129 132 133 134 137 140

9.1 Troje toen en nu: ontdekkingen, discussies en resultaten – Rüstem Aslan Is het Troia, Truva of Troje? – Rüstem Aslan 9.2 Tentoongesteld: de museale geschiedenis van Troje – Laurien de Gelder 9.3 Stripverhalen over Troje – Herbert Verreth 9.4 De Ilias in de twintigste eeuw – Jacqueline Klooster

167 171 172 174 175

Verder lezen over Troje

180

Verantwoording teksten

182

Verantwoording afbeeldingen

183

Colofon

184


inhoud

Voorwoord

Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije – O. Murat Süslü Ambassade van de Republiek Turkije in Nederland – Uğur Doğan Allard Pierson Museum en Sezer Tansuğ Sanat Vakfı – Wim Hupperetz, Ömer Taşdelen

6 De wedergeboorte van Troje

9 10 10

6.1 De tweede ronde: de slag om Troje in de Renaissance – David Rijser Mehmet II en Troje – Günay Uslu 6.2 Homerus en Troje: van Europese tot betwistbare lieux de mémoire – Pim den Boer 6.3 Shakespeares Troilus and Cressida – Rudolph Glitz 6.4 Troje in de opera – Hein van Eekert

13 16 17 18 19

7 Schliemann en de herontdekking van Troje

105 106 112 118 121

1 Het verhaal van Troje

1.1 Homerus: dichter, dichtkunst en de belofte van eeuwige roem – Irene J.F. de Jong 1.2 De oorsprong van de Trojaanse cyclus – Jorrit Kelder IJzer in de bronstijd – Jorrit Kelder Een Anatolische Ilias? – Willemijn Waal 1.3 Breder perspectief: een blik op het oosten – Willemijn Waal

7.1 Heinrich Schliemann: romanticus en wetenschapper? – Gert Jan van Wijngaarden Schliemanns opgravingen – Gert Jan van Wijngaarden 7.2 Schliemann en de Osmaanse Turken – Günay Uslu De opgravingsvergunning van Schliemann – Günay Uslu 7.3 De ontdekking en de smokkel van de ‘Schat van Priamus’ – Rüstem Aslan en Ali Sönmez Datering van de ‘schat van Priamus’ – Rüstem Aslan en Ali Sönmez

2 De archeologie van Troje

2.1 De archeologie van prehistorisch Troje – Gert Jan van Wijngaarden 2.2 Troje VI en VIIa in de late bronstijd – Wendy Rigter en Gert Jan van Wijngaarden Archeologie van het dagelijks leven: aardewerk uit Troje VI en VII – Wendy Rigter 2.3 Van Achilles tot Alexander – Floris van den Eijnde

23 28 34 37

8 Homerus en Troje in het moderne Turkije

8.1 Homerus en Troje in de Osmaans-Turkse literatuur – Günay Uslu 8.2 Neo-Hellenisme in Turkije – Beşir Ayvazoğlu 8.3 Atatürk in Troje – Rüstem Aslan en Mithat Atabay 8.4 De Blauwe Anatoliërs – Ömer Faruk Şerifoğlu 8.5 Homerus en Smyrna (Izmir) – Şükrü Tül

3 Troje en zijn buren

3.1 De Hettieten – Willemijn Waal Alakšandu van Wiluša – Willemijn Waal 3.2 De taal van Troje – Alwin Kloekhorst 3.3 De Myceense Grieken – Jorrit Kelder Het Myceense Grieks – Marco Poelwijk

43 44 46 51

57 59 64 69 70

5 Troje in de Grieks-Romeinse oudheid

5.1 ‘Zelfs de ruïnes zijn verwoest’. Troje in de Grieks-Romeinse literatuur – Christiaan Caspers 5.2 Troje in de Griekse kunst: méér dan plaatjes bij Homerus – Winfred van de Put 5.3 Het spel van Troje: de Trojaanse erfenis in het Julisch-Claudische huis – Diederik Burgersdijk 5.4 Troje in Byzantium – Willem J. Aerts

77 83 90 98

143 150 155 160 162

9 Het eeuwige Troje

4 Troje en Homerus

4.1 Troje en de oorlog: archeologie, tekst en epos – Jorrit Kelder Een oorlog om Troje in de Tawagalawa-brief? – Willemijn Waal 4.2 De wereld van Homerus – Floris van den Eijnde Totstandkoming en overlevering van het Homerische epos – Mathieu de Bakker en Floris van den Eijnde 4.3 Homerus en de vereeuwiging van het vergankelijke Troje – Mathieu de Bakker

129 132 133 134 137 140

9.1 Troje toen en nu: ontdekkingen, discussies en resultaten – Rüstem Aslan Is het Troia, Truva of Troje? – Rüstem Aslan 9.2 Tentoongesteld: de museale geschiedenis van Troje – Laurien de Gelder 9.3 Stripverhalen over Troje – Herbert Verreth 9.4 De Ilias in de twintigste eeuw – Jacqueline Klooster

167 171 172 174 175

Verder lezen over Troje

180

Verantwoording teksten

182

Verantwoording afbeeldingen

183

Colofon

184


Voorwoord

Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije Vanwege de vierhonderdjarige diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije organiseert het Allard Pierson Museum, het archeologisch museum van de Universiteit van Amsterdam, de tentoonstelling Troje. Stad, Homerus en Turkije, die ook objecten uit het Archeologisch Museum van Istanbul en uit musea in Çanakkale en Çorum bevat. De stad Troje bevindt zich in Turkije aan de oostzijde van de Dardanellen, op het belangrijkste knooppunt dat noord en zuid en oost en west verbindt. Met de aanvang van de opgravingen in de jaren zeventig van de 19de eeuw werd Troje een van de belangrijkste archeologische gebieden ter wereld. Met al haar overblijfselen en vondsten weerspiegelt de Trojaanse cultuur typisch Anatolische kenmerken. Wat de grote dichter Homerus, afkomstig uit west-Anatolië, in de 8ste eeuw v.Chr. verhaalt in de Ilias over de Trojaanse Oorlog heeft een artistieke en literaire waarde die tot in onze tijd doorwerkt op velerlei kunstgebieden zoals literatuur, film, theater, schilderkunst en beeldhouwkunst. De oorlog in dit epos ging tussen Achaeërs van de andere kant van de Egeïsche Zee en de inheemsAnatolische Trojanen. Daarom leefde Troje door de eeuwen heen voort in de herinnering, vanwege de strijd van het Westen tegen het Oosten en van Europa tegen Azië. De Perzische koning Xerxes bezocht tijdens zijn veldtocht tegen Griekenland het kasteel van Priamus, terwijl de Macedonische Alexander de Grote bij zijn verovering van Azië een bezoek bracht aan het graf van Achilles. Het belang van het gebied werd nog eens onderstreept door de gebeurtenissen en geschiedenissen na de overwinningen door de grote Osmaanse sultan Mehmet II in 1462 en die van de grote leider Atatürk, de stichter van de Republiek Turkije, in de strijd om de Dardanellen. Daarom is het van belang dat Troje, waar de wereldcultuur haar wortels heeft, op 30 oktober 1996 door de Republiek Turkije werd uitgeroepen tot ‘Nationaal Vredespark’. Deze tentoonstelling toont belangrijke vondsten uit de opgravingen uitgevoerd door Heinrich Schliemann tussen 1870 en 1890 en door Carl Blegen tussen 1932 en 1939: uit de bronstijd bronzen bijlen, een goudklompje en goudstaafje, aardewerk, weefgewichten, drinkbekers (depas), kralen en een stenen idool, uit de hellenistische periode hoofdjes van terracotta figuurtjes, en uit de Romeinse tijd Ilion-munten die met het antieke Troje verbonden zijn, en naast dat alles tabletten waarin de koningen van Ahhiyawa vermeld worden, alsook een verdrag tussen Troje en Hattuša. Ik ben van mening dat de huidige, hechte vriendschapsbanden tussen Nederland en Turkije door deze tentoonstelling nog sterker zullen worden. Daarbij wil ik mijn dank uitspreken aan al degenen die deze tentoonstelling mogelijk gemaakt hebben. O. Murat Süslü, directeur-generaal Cultureel Erfgoed en Musea Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije

9


Voorwoord

Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije Vanwege de vierhonderdjarige diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije organiseert het Allard Pierson Museum, het archeologisch museum van de Universiteit van Amsterdam, de tentoonstelling Troje. Stad, Homerus en Turkije, die ook objecten uit het Archeologisch Museum van Istanbul en uit musea in Çanakkale en Çorum bevat. De stad Troje bevindt zich in Turkije aan de oostzijde van de Dardanellen, op het belangrijkste knooppunt dat noord en zuid en oost en west verbindt. Met de aanvang van de opgravingen in de jaren zeventig van de 19de eeuw werd Troje een van de belangrijkste archeologische gebieden ter wereld. Met al haar overblijfselen en vondsten weerspiegelt de Trojaanse cultuur typisch Anatolische kenmerken. Wat de grote dichter Homerus, afkomstig uit west-Anatolië, in de 8ste eeuw v.Chr. verhaalt in de Ilias over de Trojaanse Oorlog heeft een artistieke en literaire waarde die tot in onze tijd doorwerkt op velerlei kunstgebieden zoals literatuur, film, theater, schilderkunst en beeldhouwkunst. De oorlog in dit epos ging tussen Achaeërs van de andere kant van de Egeïsche Zee en de inheemsAnatolische Trojanen. Daarom leefde Troje door de eeuwen heen voort in de herinnering, vanwege de strijd van het Westen tegen het Oosten en van Europa tegen Azië. De Perzische koning Xerxes bezocht tijdens zijn veldtocht tegen Griekenland het kasteel van Priamus, terwijl de Macedonische Alexander de Grote bij zijn verovering van Azië een bezoek bracht aan het graf van Achilles. Het belang van het gebied werd nog eens onderstreept door de gebeurtenissen en geschiedenissen na de overwinningen door de grote Osmaanse sultan Mehmet II in 1462 en die van de grote leider Atatürk, de stichter van de Republiek Turkije, in de strijd om de Dardanellen. Daarom is het van belang dat Troje, waar de wereldcultuur haar wortels heeft, op 30 oktober 1996 door de Republiek Turkije werd uitgeroepen tot ‘Nationaal Vredespark’. Deze tentoonstelling toont belangrijke vondsten uit de opgravingen uitgevoerd door Heinrich Schliemann tussen 1870 en 1890 en door Carl Blegen tussen 1932 en 1939: uit de bronstijd bronzen bijlen, een goudklompje en goudstaafje, aardewerk, weefgewichten, drinkbekers (depas), kralen en een stenen idool, uit de hellenistische periode hoofdjes van terracotta figuurtjes, en uit de Romeinse tijd Ilion-munten die met het antieke Troje verbonden zijn, en naast dat alles tabletten waarin de koningen van Ahhiyawa vermeld worden, alsook een verdrag tussen Troje en Hattuša. Ik ben van mening dat de huidige, hechte vriendschapsbanden tussen Nederland en Turkije door deze tentoonstelling nog sterker zullen worden. Daarbij wil ik mijn dank uitspreken aan al degenen die deze tentoonstelling mogelijk gemaakt hebben. O. Murat Süslü, directeur-generaal Cultureel Erfgoed en Musea Ministerie van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije

9


troje Stad, Homerus en Turkije

Voorwoord

Ambassade van de Republiek Turkije in Nederland De tentoonstelling Troje. Stad, Homerus en Turkije in Amsterdam wordt op een gunstig moment gehouden: we vieren de vierhonderdste verjaardag van de diplomatieke betrekkingen tussen Turkije en Nederland. Tussen onze culturen met hun rijke verscheidenheid vormt Troje een band die bijna drieduizend jaar teruggaat. De unieke relatie tussen onze beide landen, die gebaseerd is op wederzijds respect en samenwerking, wordt versterkt door vierhonderd jaar vlekkeloze geschiedenis. De tentoonstelling in het prestigieuze Allard Pierson Museum in Amsterdam zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat onze diepgewortelde verbondenheid in de toekomst zal worden voortgezet. Het woord ‘Troje’ roept veel verschillende beelden bij ons op, variërend van het Trojaanse paard en fascinerende historische figuren tot oorlogen en menselijke tragedies. Terwijl Troje ons herinnert aan de verwoestende effecten van rivaliteit, oorlog en bedrog, inspireert het ons ook om de omgang tussen mensen te waarderen en elkaars culturen en ons gemeenschappelijke historische erfgoed te respecteren. Ik vind dat wij ons meer op deze positieve kant moeten richten, omdat we voor een goede maatschappelijke ontwikkeling meer dan ooit tevoren begrip en tolerantie nodig hebben. Het is mijn stellige overtuiging dat deze tentoonstelling begrip en erkenning zal bevorderen tussen identiteiten en culturen die verschillend zijn, maar toch ook sterk op elkaar lijken. Ik spreek daarom mijn grote dank en waardering uit aan alle voortreffelijke geleerden, conservatoren en anderen die deze werkelijk unieke kunstwerken en vondsten bij elkaar hebben gebracht voor het Nederlandse publiek. Uğur Doğan, ambassadeur in Nederland voor de Republiek Turkije

Voorwoord

Allard Pierson Museum en ˘ Sanat Vakfi Sezer TansuG Troje. Stad, Homerus en Turkije is een samenwerkingsproject met vele dimensies en perspectieven. Het sluit de viering van vierhonderd jaar diplomatieke relaties tussen Turkije en Nederland in 2012 af en het is een mooie start van en een geweldige impuls tot veel nieuwe initiatieven tussen Turkije en Nederland. Een nieuw perspectief op Troje. Stad, Homerus en Turkije is ontstaan door recente vondsten en onderzoek en met de inspanningen van Sezer Tansuğ Sanat Vakfı, en dat komt tot uiting in deze publicatie bij de gelijknamige tentoonstelling in het Allard Pierson Museum, het archeologiemuseum van de Universiteit van Amsterdam. Wie aan Troje en Homerus denkt, heeft nog niet altijd automatisch Turkije voor ogen. Maar dat zal na lezing van deze publicatie en het zien van de bijbehorende tentoonstelling zeker veranderen. Dat is met name te danken aan de initiatiefneemster van dit project Günay Uslu. Haar initiële plan en 10

haar vernieuwende promotieonderzoek aan de afdeling Cultuurgeschiedenis van Europa (Algemene Cultuurwetenschappen) van de Universiteit van Amsterdam waren een geweldige en onmisbare stimulans voor dit project. De samenwerking tussen het Allard Pierson Museum en Sezer Tansuğ Sanat Vakfı was cruciaal en komt ook tot uitdrukking in deze publicatie, de tentoonstelling en de symposia. De bijzondere bruiklenen uit Turkse collecties waren alleen maar mogelijk door de genereuze toestemming van het ministerie van Cultuur en Toerisme in Ankara. We willen met name de heer Ertuğrul Günay, minister van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije, de heer Özgür Özaslan, staatsecretaris van het ministerie van Cultuur en Toerisme en de heer O. Murat Süslü, directeur-generaal voor Cultureel Erfgoed en Musea op het ministerie van Cultuur en Toerisme, hartelijk bedanken voor het vertrouwen dat ze in ons hebben gesteld. Hun genereuze toestemming en de inzet van hun medewerkers op het ministerie van Cultuur en Toerisme, in het Istanbul Arkeoloji Müzeleri, het Çanakkale Arkeoloji Müzesi en het Çorum Arkeoloji Müzesi waarderen wij zeer. Dat geldt ook voor de steun die we kregen via de Turkse ambassade in de persoon van de heer Uğur Doğan, ambassadeur voor de Republiek Turkije in Nederland, en zijn medewerkers Cem Utkan, M. Hakan Cengiz en Enis Tataroğlu, directeur Turks Verkeersbureau in Nederland. De tentoonstelling werd samengesteld door een team van conservatoren dat bestond uit Günay Uslu, René van Beek en Gert Jan van Wijngaarden. De projectleiding was in handen van Marian Schilder en de stuurgroep stond onder voorzitterschap van Steph Scholten, directeur UvA Erfgoed. We willen ook de overige bruikleengevers voor de tentoonstelling hartelijk bedanken: Alix Hänsel van het Museum für Vor- und Frühgeschichte, Berlijn, Joachim Marzahn van het Vorderasiatisches Museum, Berlijn, Michel Draguet van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, Wim Weijland van het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, Garrelt Verhoeven van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, de heer John Hoogsteder en Willem Jan Hoogsteder van Hoogsteder & Hoogsteder, Den Haag, Cevdet Serbest, Günay Uslu, Ömer Faruk Şerifoğlu en particuliere bruikleengevers. Voor deze publicatie is een groep Turkse en Nederlandse specialisten gevraagd om hun meest recente inzichten rondom Troje te publiceren, en deze auteurs en de Stichting Zenobia geldt grote dank. De coördinatie van de publicatie was in handen van Paulien Retèl, de hoofdredactie bestond uit Günay Uslu, Ömer Faruk Şerifoğlu en Jorrit Kelder aangevuld met een redactie die bestond uit René van Beek, Floris van den Eijnde en Gert Jan van Wijngaarden. Een speciaal woord van dank gaat uit naar de vertalers, Cem Yavuz, Kutse Altın, Rohan Minogue, Corinna Vermeulen en Ilia Neudecker. Door het noemen van hun namen willen we iedereen bedanken die aan de totstandkoming van deze publicatie heeft bijgedragen. Het project werd verder ondersteund door de heer J.P. Dirkse, Nederlands ambassadeur in Turkije, mevrouw Filiz Güneş, cultureel attachee in Ankara, Fokke Gerritsen van het Nederlands Instituut in Turkije, Istanbul, en Vladimir Stissi en Charlie Smid van de Universiteit van Amsterdam. Dit project kon alleen maar gerealiseerd worden dankzij de genereuze steun van de vele fondsen en sponsors: het Turks Verkeersbureau als hoofdsponsor, Turkije-Nederland 400 jaar, Corendon Vliegvakanties, Sezer Tansuğ Sanat Vakfı, het Mondriaan Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het SNS REAAL Fonds, het VSBfonds, Stichting Charema – Fonds voor Geschiedenis en Kunst, het zwaartepunt Erfgoed en digitale cultuur van de Universiteit van Amsterdam en de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum. Ilion, de onsterfelijke stad van Homerus, is al bijna drieduizend jaar een ongeëvenaarde inspiratiebron voor de hele mensheid. We hopen dat men zich er door dit project opnieuw rekenschap van geeft dat de Europese culturele geschiedenis onlosmakelijk is verbonden met Troje, dat tot het belangrijkste archeologische erfgoed van Turkije behoort. Wim Hupperetz, directeur Allard Pierson Museum Ömer Taşdelen, directeur Sezer Tansuğ Sanat Vakfı

11


troje Stad, Homerus en Turkije

Voorwoord

Ambassade van de Republiek Turkije in Nederland De tentoonstelling Troje. Stad, Homerus en Turkije in Amsterdam wordt op een gunstig moment gehouden: we vieren de vierhonderdste verjaardag van de diplomatieke betrekkingen tussen Turkije en Nederland. Tussen onze culturen met hun rijke verscheidenheid vormt Troje een band die bijna drieduizend jaar teruggaat. De unieke relatie tussen onze beide landen, die gebaseerd is op wederzijds respect en samenwerking, wordt versterkt door vierhonderd jaar vlekkeloze geschiedenis. De tentoonstelling in het prestigieuze Allard Pierson Museum in Amsterdam zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat onze diepgewortelde verbondenheid in de toekomst zal worden voortgezet. Het woord ‘Troje’ roept veel verschillende beelden bij ons op, variërend van het Trojaanse paard en fascinerende historische figuren tot oorlogen en menselijke tragedies. Terwijl Troje ons herinnert aan de verwoestende effecten van rivaliteit, oorlog en bedrog, inspireert het ons ook om de omgang tussen mensen te waarderen en elkaars culturen en ons gemeenschappelijke historische erfgoed te respecteren. Ik vind dat wij ons meer op deze positieve kant moeten richten, omdat we voor een goede maatschappelijke ontwikkeling meer dan ooit tevoren begrip en tolerantie nodig hebben. Het is mijn stellige overtuiging dat deze tentoonstelling begrip en erkenning zal bevorderen tussen identiteiten en culturen die verschillend zijn, maar toch ook sterk op elkaar lijken. Ik spreek daarom mijn grote dank en waardering uit aan alle voortreffelijke geleerden, conservatoren en anderen die deze werkelijk unieke kunstwerken en vondsten bij elkaar hebben gebracht voor het Nederlandse publiek. Uğur Doğan, ambassadeur in Nederland voor de Republiek Turkije

Voorwoord

Allard Pierson Museum en ˘ Sanat Vakfi Sezer TansuG Troje. Stad, Homerus en Turkije is een samenwerkingsproject met vele dimensies en perspectieven. Het sluit de viering van vierhonderd jaar diplomatieke relaties tussen Turkije en Nederland in 2012 af en het is een mooie start van en een geweldige impuls tot veel nieuwe initiatieven tussen Turkije en Nederland. Een nieuw perspectief op Troje. Stad, Homerus en Turkije is ontstaan door recente vondsten en onderzoek en met de inspanningen van Sezer Tansuğ Sanat Vakfı, en dat komt tot uiting in deze publicatie bij de gelijknamige tentoonstelling in het Allard Pierson Museum, het archeologiemuseum van de Universiteit van Amsterdam. Wie aan Troje en Homerus denkt, heeft nog niet altijd automatisch Turkije voor ogen. Maar dat zal na lezing van deze publicatie en het zien van de bijbehorende tentoonstelling zeker veranderen. Dat is met name te danken aan de initiatiefneemster van dit project Günay Uslu. Haar initiële plan en 10

haar vernieuwende promotieonderzoek aan de afdeling Cultuurgeschiedenis van Europa (Algemene Cultuurwetenschappen) van de Universiteit van Amsterdam waren een geweldige en onmisbare stimulans voor dit project. De samenwerking tussen het Allard Pierson Museum en Sezer Tansuğ Sanat Vakfı was cruciaal en komt ook tot uitdrukking in deze publicatie, de tentoonstelling en de symposia. De bijzondere bruiklenen uit Turkse collecties waren alleen maar mogelijk door de genereuze toestemming van het ministerie van Cultuur en Toerisme in Ankara. We willen met name de heer Ertuğrul Günay, minister van Cultuur en Toerisme van de Republiek Turkije, de heer Özgür Özaslan, staatsecretaris van het ministerie van Cultuur en Toerisme en de heer O. Murat Süslü, directeur-generaal voor Cultureel Erfgoed en Musea op het ministerie van Cultuur en Toerisme, hartelijk bedanken voor het vertrouwen dat ze in ons hebben gesteld. Hun genereuze toestemming en de inzet van hun medewerkers op het ministerie van Cultuur en Toerisme, in het Istanbul Arkeoloji Müzeleri, het Çanakkale Arkeoloji Müzesi en het Çorum Arkeoloji Müzesi waarderen wij zeer. Dat geldt ook voor de steun die we kregen via de Turkse ambassade in de persoon van de heer Uğur Doğan, ambassadeur voor de Republiek Turkije in Nederland, en zijn medewerkers Cem Utkan, M. Hakan Cengiz en Enis Tataroğlu, directeur Turks Verkeersbureau in Nederland. De tentoonstelling werd samengesteld door een team van conservatoren dat bestond uit Günay Uslu, René van Beek en Gert Jan van Wijngaarden. De projectleiding was in handen van Marian Schilder en de stuurgroep stond onder voorzitterschap van Steph Scholten, directeur UvA Erfgoed. We willen ook de overige bruikleengevers voor de tentoonstelling hartelijk bedanken: Alix Hänsel van het Museum für Vor- und Frühgeschichte, Berlijn, Joachim Marzahn van het Vorderasiatisches Museum, Berlijn, Michel Draguet van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel, Wim Weijland van het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, Garrelt Verhoeven van de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, de heer John Hoogsteder en Willem Jan Hoogsteder van Hoogsteder & Hoogsteder, Den Haag, Cevdet Serbest, Günay Uslu, Ömer Faruk Şerifoğlu en particuliere bruikleengevers. Voor deze publicatie is een groep Turkse en Nederlandse specialisten gevraagd om hun meest recente inzichten rondom Troje te publiceren, en deze auteurs en de Stichting Zenobia geldt grote dank. De coördinatie van de publicatie was in handen van Paulien Retèl, de hoofdredactie bestond uit Günay Uslu, Ömer Faruk Şerifoğlu en Jorrit Kelder aangevuld met een redactie die bestond uit René van Beek, Floris van den Eijnde en Gert Jan van Wijngaarden. Een speciaal woord van dank gaat uit naar de vertalers, Cem Yavuz, Kutse Altın, Rohan Minogue, Corinna Vermeulen en Ilia Neudecker. Door het noemen van hun namen willen we iedereen bedanken die aan de totstandkoming van deze publicatie heeft bijgedragen. Het project werd verder ondersteund door de heer J.P. Dirkse, Nederlands ambassadeur in Turkije, mevrouw Filiz Güneş, cultureel attachee in Ankara, Fokke Gerritsen van het Nederlands Instituut in Turkije, Istanbul, en Vladimir Stissi en Charlie Smid van de Universiteit van Amsterdam. Dit project kon alleen maar gerealiseerd worden dankzij de genereuze steun van de vele fondsen en sponsors: het Turks Verkeersbureau als hoofdsponsor, Turkije-Nederland 400 jaar, Corendon Vliegvakanties, Sezer Tansuğ Sanat Vakfı, het Mondriaan Fonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het SNS REAAL Fonds, het VSBfonds, Stichting Charema – Fonds voor Geschiedenis en Kunst, het zwaartepunt Erfgoed en digitale cultuur van de Universiteit van Amsterdam en de Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum. Ilion, de onsterfelijke stad van Homerus, is al bijna drieduizend jaar een ongeëvenaarde inspiratiebron voor de hele mensheid. We hopen dat men zich er door dit project opnieuw rekenschap van geeft dat de Europese culturele geschiedenis onlosmakelijk is verbonden met Troje, dat tot het belangrijkste archeologische erfgoed van Turkije behoort. Wim Hupperetz, directeur Allard Pierson Museum Ömer Taşdelen, directeur Sezer Tansuğ Sanat Vakfı

11


1

Het verhaal van Troje

Homerus: dichter, dichtkunst en de belofte van eeuwige roem IRENE J.F. DE JONG

Wie aan Troje denkt, denkt aan Homerus. Deze Griekse dichter heeft in zijn Ilias de stad Troje en vooral de lotgevallen van zijn inwoners op zo’n indrukwekkende manier beschreven dat ze niet meer uit de Europese cultuurgeschiedenis weg te denken zijn. Troje lag na de 12de eeuw v.Chr. in puin en werd slechts zeer bescheiden herbouwd, maar in de gedichten van Homerus leeft de stad met ‘goede muren’, ‘hoge poorten’ en ‘brede straten’ in al zijn glorie voort. Een Grieks epigrammendichter laat in de 5de eeuw v.Chr. de stad Troje – hier Ilion genoemd – het zelf als volgt verwoorden: Vreemdelingen, de as van de tijd heeft mij, de beroemde stad, heilig Ilion, die vroeger geroemd werd om zijn muren met sterke bolwerken, helemaal verteerd, maar in Homerus besta ik nog steeds, beschermd door bronzen poorten. Niet meer zullen de Griekse speren die Trojanen verdelgen mij vernietigen, maar ik zal in de mond bestorven liggen van alle Grieken. (Euenus, Anthologia Palatina 9.62) Wie was de dichter Homerus, die met zijn Ilias en Odyssee zulke invloedrijke kunstwerken schiep? Helaas tasten we hier in het duister. Over hun grootste dichter wisten de Grieken zelf al niets met zekerheid en ook tegenwoordig zijn we eigenlijk niet veel verder. Zijn identiteit, geboortedatum en woonplaats zijn in nevelen gehuld. Dateringen lopen uiteen van de 9de tot de 7de eeuw v.Chr., en al in de Oudheid claimden veel steden zijn geboortestad te zijn. Op grond van taalkundige aanwijzingen liggen Smyrna (nu Izmir), het eiland Chios of de stad Cyme in het westen van Klein-Azië voor de hand. Dit zijn immers plaatsen waar het grondgebied van de Ioniërs en dat van de Aeoliërs in elkaar overliepen, en het taaleigen van Ilias en Odyssee laat een vermenging van juist de dialecten van die volkeren zien.

Homerus, de dichter-zanger aan wie de Ilias en de Odyssee worden toegeschreven. Het is niet precies bekend wanneer en waar hij leefde. Latere levensbeschrijvingen suggereren dat Homerus blind was. De starende blik van deze buste sluit aan bij deze traditie.

Er zijn wel biografieën uit de Romeinse tijd, maar die hebben geen enkele bewijskracht. Ze zijn, zoals zo vaak in de Oudheid, opgebouwd uit elementen uit de gedichten zelf. Zo verhaalt één biografie hoe een zekere Melesigenes (= Homerus), die les krijgt van Phemius (een naam die verdacht veel lijkt op die van de beroemde zanger in de Odyssee), op een dag door ene Mentes (weer een figuur uit de Odyssee) overreed wordt om op reis te gaan, waarbij ze onder andere Ithaka aandoen. Gezien deze onduidelijkheden zal het niet verbazen dat men in de 19de eeuw, maar ook recent weer, geopperd heeft dat Homerus misschien wel nooit bestaan heeft. Zangers die de Ilias en Odyssee voordroegen, zouden zelf de legende van een mythische voorvader ‘Homerus’ verzonnen hebben om zo hun gedichten meer status te geven. Dit gaat misschien wat ver, maar zeker is dat Homerus in een lange traditie van mondelinge zangkunst stond. Deze ontstond in de Myceense tijd (1600-1200 v.Chr.), werd na de val van de Myceense paleizen (1200 v.Chr.) door zangers naar Klein-Azië meegenomen, en kwam uiteindelijk op de grens van Aeolië en Ionië tot grote bloei. Het is goed voorstelbaar dat Homerus een bijzonder getalenteerd zanger was, en dat zijn epische liederen vanwege hun bijzondere kwaliteit, misschien ook geholpen door speciale omstandigheden, opgeschreven of in ieder geval vastgelegd werden. Die omstandigheden zouden de invoering van het schrift kunnen zijn. Een andere factor was wellicht de opkomst van de grote pan-Helleense festivals in de 7de eeuw v.Chr. Tijdens zo’n festival had het publiek de tijd om naar lange gedichten als de Ilias te luisteren: de circa 15.000 regels nemen zo’n 24 uur in beslag. Op dezelfde manier zouden later tijdens het festival van de Panathenaeën de Griekse tragedies ontstaan. De mondelinge ontstaanswijze van de Ilias en Odyssee verklaart in ieder geval waarom Homerus nergens in zijn gedichten iets over zichzelf vertelt. Hij noemt niet eens zijn eigen naam, maar is een anonieme ‘ik’, die aan het begin van de Odyssee zegt: ‘Muze, bezing mij …’. De dichter was tegelijk zanger en componeerde zijn gedichten ter plekke (maar wel na lange training natuurlijk). Omdat de dichter-zanger in levenden lijve voor zijn publiek stond, hoefde hij zijn naam niet te noemen: ze zagen hem en wisten wie hij was. Er is maar één klein detail dat de dichter over zichzelf duidelijk maakt: hij leeft veel later dan de gebeurtenissen waarover 13


1

Het verhaal van Troje

Homerus: dichter, dichtkunst en de belofte van eeuwige roem IRENE J.F. DE JONG

Wie aan Troje denkt, denkt aan Homerus. Deze Griekse dichter heeft in zijn Ilias de stad Troje en vooral de lotgevallen van zijn inwoners op zo’n indrukwekkende manier beschreven dat ze niet meer uit de Europese cultuurgeschiedenis weg te denken zijn. Troje lag na de 12de eeuw v.Chr. in puin en werd slechts zeer bescheiden herbouwd, maar in de gedichten van Homerus leeft de stad met ‘goede muren’, ‘hoge poorten’ en ‘brede straten’ in al zijn glorie voort. Een Grieks epigrammendichter laat in de 5de eeuw v.Chr. de stad Troje – hier Ilion genoemd – het zelf als volgt verwoorden: Vreemdelingen, de as van de tijd heeft mij, de beroemde stad, heilig Ilion, die vroeger geroemd werd om zijn muren met sterke bolwerken, helemaal verteerd, maar in Homerus besta ik nog steeds, beschermd door bronzen poorten. Niet meer zullen de Griekse speren die Trojanen verdelgen mij vernietigen, maar ik zal in de mond bestorven liggen van alle Grieken. (Euenus, Anthologia Palatina 9.62) Wie was de dichter Homerus, die met zijn Ilias en Odyssee zulke invloedrijke kunstwerken schiep? Helaas tasten we hier in het duister. Over hun grootste dichter wisten de Grieken zelf al niets met zekerheid en ook tegenwoordig zijn we eigenlijk niet veel verder. Zijn identiteit, geboortedatum en woonplaats zijn in nevelen gehuld. Dateringen lopen uiteen van de 9de tot de 7de eeuw v.Chr., en al in de Oudheid claimden veel steden zijn geboortestad te zijn. Op grond van taalkundige aanwijzingen liggen Smyrna (nu Izmir), het eiland Chios of de stad Cyme in het westen van Klein-Azië voor de hand. Dit zijn immers plaatsen waar het grondgebied van de Ioniërs en dat van de Aeoliërs in elkaar overliepen, en het taaleigen van Ilias en Odyssee laat een vermenging van juist de dialecten van die volkeren zien.

Homerus, de dichter-zanger aan wie de Ilias en de Odyssee worden toegeschreven. Het is niet precies bekend wanneer en waar hij leefde. Latere levensbeschrijvingen suggereren dat Homerus blind was. De starende blik van deze buste sluit aan bij deze traditie.

Er zijn wel biografieën uit de Romeinse tijd, maar die hebben geen enkele bewijskracht. Ze zijn, zoals zo vaak in de Oudheid, opgebouwd uit elementen uit de gedichten zelf. Zo verhaalt één biografie hoe een zekere Melesigenes (= Homerus), die les krijgt van Phemius (een naam die verdacht veel lijkt op die van de beroemde zanger in de Odyssee), op een dag door ene Mentes (weer een figuur uit de Odyssee) overreed wordt om op reis te gaan, waarbij ze onder andere Ithaka aandoen. Gezien deze onduidelijkheden zal het niet verbazen dat men in de 19de eeuw, maar ook recent weer, geopperd heeft dat Homerus misschien wel nooit bestaan heeft. Zangers die de Ilias en Odyssee voordroegen, zouden zelf de legende van een mythische voorvader ‘Homerus’ verzonnen hebben om zo hun gedichten meer status te geven. Dit gaat misschien wat ver, maar zeker is dat Homerus in een lange traditie van mondelinge zangkunst stond. Deze ontstond in de Myceense tijd (1600-1200 v.Chr.), werd na de val van de Myceense paleizen (1200 v.Chr.) door zangers naar Klein-Azië meegenomen, en kwam uiteindelijk op de grens van Aeolië en Ionië tot grote bloei. Het is goed voorstelbaar dat Homerus een bijzonder getalenteerd zanger was, en dat zijn epische liederen vanwege hun bijzondere kwaliteit, misschien ook geholpen door speciale omstandigheden, opgeschreven of in ieder geval vastgelegd werden. Die omstandigheden zouden de invoering van het schrift kunnen zijn. Een andere factor was wellicht de opkomst van de grote pan-Helleense festivals in de 7de eeuw v.Chr. Tijdens zo’n festival had het publiek de tijd om naar lange gedichten als de Ilias te luisteren: de circa 15.000 regels nemen zo’n 24 uur in beslag. Op dezelfde manier zouden later tijdens het festival van de Panathenaeën de Griekse tragedies ontstaan. De mondelinge ontstaanswijze van de Ilias en Odyssee verklaart in ieder geval waarom Homerus nergens in zijn gedichten iets over zichzelf vertelt. Hij noemt niet eens zijn eigen naam, maar is een anonieme ‘ik’, die aan het begin van de Odyssee zegt: ‘Muze, bezing mij …’. De dichter was tegelijk zanger en componeerde zijn gedichten ter plekke (maar wel na lange training natuurlijk). Omdat de dichter-zanger in levenden lijve voor zijn publiek stond, hoefde hij zijn naam niet te noemen: ze zagen hem en wisten wie hij was. Er is maar één klein detail dat de dichter over zichzelf duidelijk maakt: hij leeft veel later dan de gebeurtenissen waarover 13


troje Stad, Homerus en Turkije

hij vertelt. Dit blijkt uit zijn verwijzing naar ‘de mensen van nu’ tegenover de helden van toen, die hij eenmaal zelfs ‘halfgoden’ noemt (Ilias 12.23). Ook blikt hij in een huiveringwekkende passage vanuit zijn eigen tijd op de Trojaanse Oorlog terug. Als de strijd gestreden is, Troje verwoest, en de Grieken vertrokken zijn, schonen de goden de vlakte van Troje op en spoelen ze alle resten van menselijke activiteit de zee in, met name de muur die de Grieken rond hun scheepskamp bouwden. Nadat de goden hun werk gedaan hebben, is er niets meer op de vlakte dat herinnert aan de strijd waarin zoveel helden het leven lieten. Deze passage is wel gelezen als een teken dat de dichter de sporen van zijn eigen dichterlijke fantasie uitwist (in zijn tijd was er immers geen muur in de vlakte te zien) maar hij past ook goed bij de tragische ondertoon van de Ilias: de inspanningen van de helden zijn nietig, zeker in contrast met de eeuwig levende goden. Er is maar één ding dat het leven van een held de moeite waard maakt: eeuwige roem. En het is hier dat de dichtkunst

De Trojaanse Oorlog is vooral beroemd vanwege het Trojaanse paard, al heeft Homerus deze scène niet beschreven in zijn Ilias. Misschien is het paard een verwijzing naar belegeringstuig, zoals een stormram. Maar er kan ook een verband worden gelegd met de god Poseidon. Deze Griekse god werd geassocieerd met paarden en aardbevingen, en misschien is in latere epiek, zoals de Aeneïs van Vergilius, een vernietigende aardbeving in Troje benoemd als het Trojaanse paard. In de haven van de Turkse plaats Çanakkale staat tegenwoordig het paard van Troje dat is gebruikt in de Hollywoodfilm Troy (2004).

14

Het verhaal van Troje

haar intrede doet. Want om de roem van helden bestendig te maken, moet deze verankerd liggen in gedichten. Helden houden zelf een overwinningsspeech als ze een tegenstander gedood hebben: Dreunend stortte hij [Ifition] neer en de grote Achilles sprak juichend: ‘Zoon van Otrynteus, daar lig je, jij machtigste krijgsheld van allen. Hier dan vond je de dood, maar ginds, aan het meer van Gigaia, werd je ter wereld gebracht, waar het landgoed ligt van je vader dat door de visrijke Hyllos en kolkrijke Hermos doorstroomd wordt.’ Zo, in triomf, sprak Achilles; (Ilias 20.388-393, vertaling De Roy van Zuydewijn) Maar dit zijn slechts ‘gevleugelde woorden’ die vervliegen met de tijd. Helden kunnen ook zelf over hun avonturen vertellen. Dat zien we Odysseus vier boeken lang doen in de Odyssee, maar na zijn dood kan hij niet meer zelf zijn roem verkondigen. Alleen door professionele zangers gezongen gedichten kunnen de klea androon, de roemrijke daden van de helden, generaties lang, ja voor altijd bewaren. Homerus zelf zal dit nooit hardop zeggen, maar heel subtiel laat hij een van zijn helden deze waarheid verkondigen: Achilles vertelt dat hij de keuze heeft om naar huis terug te keren en daar een lang maar roemloos leven te leiden, of in Troje te blijven, jong te sterven, maar kleos aphthiton, onvergankelijke roem, te verwerven (Ilias 9.410-416). Hij blijft in Troje en wij, toehoorders en lezers, realiseren ons dat het de Ilias zelf is die de voorspelling van eeuwige roem waarmaakt! Niet voor niets zal later Alexander de Grote, op zijn tocht naar het oosten ook bij Troje aangekomen, wensen dat hij een Homerus zou hebben om zijn daden te vereeuwigen. De belangrijke rol van de dichtkunst verklaart ook de grote ontroering van Odysseus wanneer hij, na tien jaar zwerven als berooide drenkeling aangespoeld bij de Phaeaken, de dichter Demodocus het lied hoort zingen van de door het houten paard veroorzaakte val van Troje, met daarin een hoofdrol voor... Odysseus. Alles heeft hij verloren; zijn kleren, makkers, en in Troje buitgemaakte schatten, maar zijn roem heeft hij nog. Zangers kunnen niet alleen het roemrijke verleden conserveren doordat ze het vastleggen in gedichten, maar door hun samenwerking met de muzen garanderen zij een betrouwbaar beeld van het verleden. Immers, de muzen zijn als godinnen onsterfelijk en ooggetuige van de hele geschiedenis (Ilias 2.485). Epische dichters als Homerus vervullen daardoor in een samenleving zonder schrift dezelfde rol als de latere geschiedschrijvers. Zanger en held houden elkaar uiteindelijk in een soort houdgreep: de zanger is zelf niet tot zulke heldendaden in staat als

Papyrusfragment uit Egypte, begin van de jaartelling, met tekst van de Ilias (4.340-356). Het epos heeft waarschijnlijk een lange mondelinge voor­geschiedenis, waarbij generaties zangers verhalen over Troje voordroegen, veranderden en verfraaiden. Pas veel later werd de Ilias op schrift gesteld. Volgens Griekse geschiedschrijvers speelde het verhaal zelf zich waar­­schijnlijk af in de 13de of 12de eeuw v.Chr.

Odysseus of Achilles en heeft de helden nodig als verhaalstof; de helden kunnen de dapperste of slimste dingen doen, maar zonder zanger zou niemand ervan weten. Een latere Griekse dichter, Pindarus, zal zijn opdrachtgevers, succesvolle aristocraten, voorhouden dat er geen betere manier is om je geld te spenderen dan aan een gedicht van Pindarus. Je kunt natuurlijk ook kiezen voor een standbeeld, maar dat blijft altijd op zijn sokkel staan, terwijl gedichten in heel Griekenland gezongen worden. Literatuur heeft dus bij de Grieken altijd veel meer dan een ontspannende of esthetische waarde gehad. Het was een essentieel deel van het leven. Als Homerus in zijn Odyssee laat zien hoe

Gipsen kopie van en marmeren reliëf uit ca. 125 v.Chr. in de vorm van een berg met op de top de god Zeus. Dit reliëf verbeeldt de apotheose (hemelvaart) van Homerus, die linksonder op een troon zit en offers in ontvangst neemt. De berg wordt verder bevolkt door de god Apollo met in zijn hand een kithara, de negen muzen en een dichter, waarschijnlijk Archelaos uit Priëne (Klein-Azië), die het reliëf heeft laten maken.

het lied over de val van Troje binnen een decennium een tophit bij de Phaeaken wordt (Odyssee 8.499-520), een volk dat aan de uiterste rand van de beschaafde wereld woont, zegt hij hiermee impliciet ook iets over de verspreiding van zijn eigen gedichten. De gedachte dat zangers eeuwige roem kunnen verschaffen is waarschijnlijk een traditioneel idee, dat typerend is voor de hele Indo-Europese literatuur. Zo kent het Sanskriet de term srávas áksitam, die exact hetzelfde uitdrukt als het Griekse kleos aphthiton. Maar bij Homerus is deze reclameslogan waarheid geworden, zoals ook dit boek over Troje bewijst!

15


troje Stad, Homerus en Turkije

hij vertelt. Dit blijkt uit zijn verwijzing naar ‘de mensen van nu’ tegenover de helden van toen, die hij eenmaal zelfs ‘halfgoden’ noemt (Ilias 12.23). Ook blikt hij in een huiveringwekkende passage vanuit zijn eigen tijd op de Trojaanse Oorlog terug. Als de strijd gestreden is, Troje verwoest, en de Grieken vertrokken zijn, schonen de goden de vlakte van Troje op en spoelen ze alle resten van menselijke activiteit de zee in, met name de muur die de Grieken rond hun scheepskamp bouwden. Nadat de goden hun werk gedaan hebben, is er niets meer op de vlakte dat herinnert aan de strijd waarin zoveel helden het leven lieten. Deze passage is wel gelezen als een teken dat de dichter de sporen van zijn eigen dichterlijke fantasie uitwist (in zijn tijd was er immers geen muur in de vlakte te zien) maar hij past ook goed bij de tragische ondertoon van de Ilias: de inspanningen van de helden zijn nietig, zeker in contrast met de eeuwig levende goden. Er is maar één ding dat het leven van een held de moeite waard maakt: eeuwige roem. En het is hier dat de dichtkunst

De Trojaanse Oorlog is vooral beroemd vanwege het Trojaanse paard, al heeft Homerus deze scène niet beschreven in zijn Ilias. Misschien is het paard een verwijzing naar belegeringstuig, zoals een stormram. Maar er kan ook een verband worden gelegd met de god Poseidon. Deze Griekse god werd geassocieerd met paarden en aardbevingen, en misschien is in latere epiek, zoals de Aeneïs van Vergilius, een vernietigende aardbeving in Troje benoemd als het Trojaanse paard. In de haven van de Turkse plaats Çanakkale staat tegenwoordig het paard van Troje dat is gebruikt in de Hollywoodfilm Troy (2004).

14

Het verhaal van Troje

haar intrede doet. Want om de roem van helden bestendig te maken, moet deze verankerd liggen in gedichten. Helden houden zelf een overwinningsspeech als ze een tegenstander gedood hebben: Dreunend stortte hij [Ifition] neer en de grote Achilles sprak juichend: ‘Zoon van Otrynteus, daar lig je, jij machtigste krijgsheld van allen. Hier dan vond je de dood, maar ginds, aan het meer van Gigaia, werd je ter wereld gebracht, waar het landgoed ligt van je vader dat door de visrijke Hyllos en kolkrijke Hermos doorstroomd wordt.’ Zo, in triomf, sprak Achilles; (Ilias 20.388-393, vertaling De Roy van Zuydewijn) Maar dit zijn slechts ‘gevleugelde woorden’ die vervliegen met de tijd. Helden kunnen ook zelf over hun avonturen vertellen. Dat zien we Odysseus vier boeken lang doen in de Odyssee, maar na zijn dood kan hij niet meer zelf zijn roem verkondigen. Alleen door professionele zangers gezongen gedichten kunnen de klea androon, de roemrijke daden van de helden, generaties lang, ja voor altijd bewaren. Homerus zelf zal dit nooit hardop zeggen, maar heel subtiel laat hij een van zijn helden deze waarheid verkondigen: Achilles vertelt dat hij de keuze heeft om naar huis terug te keren en daar een lang maar roemloos leven te leiden, of in Troje te blijven, jong te sterven, maar kleos aphthiton, onvergankelijke roem, te verwerven (Ilias 9.410-416). Hij blijft in Troje en wij, toehoorders en lezers, realiseren ons dat het de Ilias zelf is die de voorspelling van eeuwige roem waarmaakt! Niet voor niets zal later Alexander de Grote, op zijn tocht naar het oosten ook bij Troje aangekomen, wensen dat hij een Homerus zou hebben om zijn daden te vereeuwigen. De belangrijke rol van de dichtkunst verklaart ook de grote ontroering van Odysseus wanneer hij, na tien jaar zwerven als berooide drenkeling aangespoeld bij de Phaeaken, de dichter Demodocus het lied hoort zingen van de door het houten paard veroorzaakte val van Troje, met daarin een hoofdrol voor... Odysseus. Alles heeft hij verloren; zijn kleren, makkers, en in Troje buitgemaakte schatten, maar zijn roem heeft hij nog. Zangers kunnen niet alleen het roemrijke verleden conserveren doordat ze het vastleggen in gedichten, maar door hun samenwerking met de muzen garanderen zij een betrouwbaar beeld van het verleden. Immers, de muzen zijn als godinnen onsterfelijk en ooggetuige van de hele geschiedenis (Ilias 2.485). Epische dichters als Homerus vervullen daardoor in een samenleving zonder schrift dezelfde rol als de latere geschiedschrijvers. Zanger en held houden elkaar uiteindelijk in een soort houdgreep: de zanger is zelf niet tot zulke heldendaden in staat als

Papyrusfragment uit Egypte, begin van de jaartelling, met tekst van de Ilias (4.340-356). Het epos heeft waarschijnlijk een lange mondelinge voor­geschiedenis, waarbij generaties zangers verhalen over Troje voordroegen, veranderden en verfraaiden. Pas veel later werd de Ilias op schrift gesteld. Volgens Griekse geschiedschrijvers speelde het verhaal zelf zich waar­­schijnlijk af in de 13de of 12de eeuw v.Chr.

Odysseus of Achilles en heeft de helden nodig als verhaalstof; de helden kunnen de dapperste of slimste dingen doen, maar zonder zanger zou niemand ervan weten. Een latere Griekse dichter, Pindarus, zal zijn opdrachtgevers, succesvolle aristocraten, voorhouden dat er geen betere manier is om je geld te spenderen dan aan een gedicht van Pindarus. Je kunt natuurlijk ook kiezen voor een standbeeld, maar dat blijft altijd op zijn sokkel staan, terwijl gedichten in heel Griekenland gezongen worden. Literatuur heeft dus bij de Grieken altijd veel meer dan een ontspannende of esthetische waarde gehad. Het was een essentieel deel van het leven. Als Homerus in zijn Odyssee laat zien hoe

Gipsen kopie van en marmeren reliëf uit ca. 125 v.Chr. in de vorm van een berg met op de top de god Zeus. Dit reliëf verbeeldt de apotheose (hemelvaart) van Homerus, die linksonder op een troon zit en offers in ontvangst neemt. De berg wordt verder bevolkt door de god Apollo met in zijn hand een kithara, de negen muzen en een dichter, waarschijnlijk Archelaos uit Priëne (Klein-Azië), die het reliëf heeft laten maken.

het lied over de val van Troje binnen een decennium een tophit bij de Phaeaken wordt (Odyssee 8.499-520), een volk dat aan de uiterste rand van de beschaafde wereld woont, zegt hij hiermee impliciet ook iets over de verspreiding van zijn eigen gedichten. De gedachte dat zangers eeuwige roem kunnen verschaffen is waarschijnlijk een traditioneel idee, dat typerend is voor de hele Indo-Europese literatuur. Zo kent het Sanskriet de term srávas áksitam, die exact hetzelfde uitdrukt als het Griekse kleos aphthiton. Maar bij Homerus is deze reclameslogan waarheid geworden, zoals ook dit boek over Troje bewijst!

15


troje Stad, Homerus en Turkije

De oorsprong van de Trojaanse cyclus Jorrit Kelder

De Ilias van Homerus is zonder meer een van de meest toonaangevende literaire werken in de westerse geschiedenis. Homerus beschrijft slechts een korte episode, een aantal dagen in het tiende (en laatste) jaar van het beleg van Troje, maar zijn verhaal past in een veel bredere verhalencyclus over Troje en de oorlog. Daarbinnen valt ook een ander werk dat aan Homerus wordt toegeschreven: de Odyssee – het verhaal van de moeizame terugtocht van een van de Griekse helden, Odysseus, nadat Troje door de Grieken is veroverd. Zowel de Ilias als de Odyssee is een toonaangevend werk, en ze zijn sinds hun compositie in (waarschijnlijk) de 8ste eeuw v.Chr. veelvuldig gelezen, bezongen, bewerkt, verwerkt, bestudeerd en hebben als inspiratie voor vele artiesten gediend. Toch is over hun auteur, Homerus, veel ongewis. We weten dat hij waarschijnlijk in de vroege 8ste eeuw v.Chr. leefde en toen de Ilias heeft gemaakt. Maar of Homerus de Ilias daadwerkelijk heeft ‘verzonnen’, of dat hij de getalenteerde erfgenaam was van een lange traditie aan verhalen over de Trojaanse Oorlog, is onzeker. Ook is onbekend waar hij vandaan kwam. Verschillende steden in de oude Griekse wereld maakten er aanspraak op de geboorteplaats van de grote dichter te zijn. Alle kandidaten lagen in het oostelijke Grieks gebied – zoals de stad Smyrna (nu Izmir in West-Turkije) en het (ook nu nog Griekse) eiland Chios – en hoewel verschillende latere ‘biografieën’ van Homerus (de zogenaamde vitae) deze steden allemaal een prominente plek in zijn leven toedichten, blijft onduidelijk waar hij nu precies vandaan kwam, en waar hij zijn grote werken componeerde.

Ook van het bredere verhaal rondom Troje en het ontstaan van het verhaal over ‘dé’ oorlog is slechts weinig bekend. Zo wordt het beroemde Trojaanse paard – de list van Odysseus waarmee de stad uiteindelijk werd ingenomen – niet in de Ilias genoemd, en wordt er slechts kort naar verwezen in de Odyssee (boek VIII). Het paard en vele andere episoden uit het tienjarige beleg van de stad kennen wij uit allerlei latere overleveringen, zoals het beroemde werk de Aeneïs van de Romeinse dichter Vergilius (zie 5.3), of de Posthomerica van de 4de-eeuwse dichter Quintus van Smyrna. Het is waarschijnlijk dat veel van deze latere auteurs hun werk baseerden op eerdere (verloren gegane) teksten, zoals de Ilioupersis (De val van Ilion) van Arctinus van Milete, maar er zijn ook aanwijzingen dat – met name in de Middeleeuwen – zowel in het Westen als in het Byzantijnse Rijk (zie 5.4) nieuwe verhaallijnen en elementen werden toegevoegd. De oorsprong

De Ilias had al in de klassieke tijd een speciale status, die misschien het beste te vergelijken valt met de status van de Bijbel in latere tijden. Vanwege deze bijzondere plaats in de Griekse – en later Romeinse – cultuur, is de Ilias al relatief vroeg aan een kritische analyse onderworpen. Zo werd reeds in het oude Griekenland onderzocht wanneer de oorlog om Troje zou hebben plaatsgevonden (in de regel kwam men uit op een datum in de vroege 12de eeuw v.Chr.). Maar dat de oorlog een historische gebeurtenis was, dát stond eigenlijk vast. Recenter onderzoek heeft aangetoond dat de Ilias een product is van een lange orale (dat wil zeggen mondelinge) traditie: verhalen over de oorlog om Troje moeten al vóór Homerus letterlijk zijn bezongen. Pas in de 8ste eeuw v.Chr. werden deze verhalen waarschijnlijk verenigd in één geniaal werk, de Ilias, dat zich richtte op de ‘wrok van Achilles’ en al het ongeluk dat daaruit voor de Grieken voortvloeide. Of de Ilias toen ook al

Afbeelding van een lierspeler op de muur van de troonzaal van het paleis in Pylos, Griekenland. Hoewel er elementen in de Ilias en de Odyssee te vinden zijn die uit latere tijden stammen, waren beide epen mogelijk al in de Myceense tijd bekend. Misschien werd een ‘oer-Ilias’ al aan de Myceense hoven gereciteerd onder begeleiding van een lier. De zanger op dit fresco gebruikt een fraai instrument, met eenden­ koppen als versiering.

16

Het landschap rond Pylos. In de Ilias situeert Homerus hier het paleis van Nestor, de spreekwoordelijke oude koning, en inderdaad zijn bij Pylos de ruïnes van een Myceens paleis gevonden.

op schrift is gezet wordt betwijfeld: er zijn aanwijzingen dat dit pas in de 6de eeuw gebeurde, op gezag van de Atheense tiran Peisistratus. Het is zeer waarschijnlijk dat degene die verantwoordelijk was voor de uiteindelijke schriftelijke vastlegging van de Ilias daar ook zijn eigen bedoelingen mee had. Een aantal opvallende verwijzingen naar Athene (het huis van Erechtheus, koning van Athene) en Ionische steden (waarmee Athene, als ‘metropolis’ van de Ionische koloniën, een nauwe band had), doen vermoeden dat de Ilias inderdaad in Athene of in een aan deze stad verbonden centrum op schrift is gezet. Dat de uiteindelijke vorm van de Ilias een en ander te danken heeft aan de toenmalige verhoudingen in de Griekse wereld is nauwelijks een verrassing. Hetzelfde kan men aannemen voor eerdere varianten van het verhaal: zo is al vaak opgemerkt dat de in de Ilias genoemde ijzeren objecten – zoals het ijzeren gewicht dat Achilles uitlooft als prijs bij de dodenspelen van zijn gevallen wapenbroeder Patroklos – eigenlijk niet passen in de bronstijdcontext van het verhaal (zie ‘IJzer in de bronstijd’). En ook referenties naar vreemde volkeren, zoals de Phoeniciërs uit Noordwest-Syrië, verraden een ijzertijdinvloed. Het is ook wel voorgesteld dat het beroemde schild van Achilles, met de vele bewerkelijke en realistische scènes uit het dagelijks leven, een afspiegeling is van kostbare Phoenicische gouden en zilveren schalen die ook dergelijke scènes toonden, en in het Griekenland van de 8ste en 7de eeuw v.Chr. zeker bekend moeten zijn geweest.

IJzer in de bronstijd De ijzertijd volgde op de bronstijd. Recent onderzoek heeft echter uitgewezen dat ijzer wel degelijk ook werd gebruikt en bewerkt in de late bronstijd, zij het sporadisch. Het gebruik van ijzer nam toe na het uiteenvallen van het ‘bronstijdwereldsysteem’ (met allerlei specialisten, zoals smeden, looiers en schrijvers, die door de paleizen werden betaald) en de opkomst van een op de oikos (het huis) gebaseerd systeem, waarbij elk huishouden ernaar streefde in grote mate zelfvoorzienend te zijn. Aangezien ijzererts betrekkelijk veel voorkomt, was de stap om meer (met name dagelijkse) objecten van ijzer te fabriceren snel gezet. De eerste grotere en alledaagse ijzeren objecten, zoals een grote (22 cm) ijzeren sikkel uit de 12de eeuw v.Chr. uit Tiryns op de Peloponnesus, duiken in Griekenland dan ook al vrij snel na de val van de Myceense paleizen op.

De vraag is wanneer de eerste verhalen over Troje en een Griekse oorlog om Troje de ronde deden. Taalkundig onderzoek, onder andere door de grote Amsterdamse geleerde Cornelis Ruijgh (1930-2004), heeft aangetoond dat veel van het taalgebruik van Homerus niet in de 8ste eeuw thuishoort, maar waarschijnlijk in een veel oudere tijd: die van de Myceense paleizen (ruwweg 1400 tot 1180 v.Chr.). Ook toen sprak men al Grieks, maar dan in een zeer vroege (Myceense) vorm, die wezenlijk verschilde van veel latere Griekse dialecten als het Ionisch en Dorisch. Zo gebruikten de Myceners nog de digamma (ook wel bekend als de ‘wau’ en vaak geschreven als een soort ‘F’), terwijl deze klank tijdens de ijzertijd uit de Griekse taal verdween. Bepaalde ‘haperingen’ in de Ilias zijn vanuit het wegvallen van 17


troje Stad, Homerus en Turkije

De oorsprong van de Trojaanse cyclus Jorrit Kelder

De Ilias van Homerus is zonder meer een van de meest toonaangevende literaire werken in de westerse geschiedenis. Homerus beschrijft slechts een korte episode, een aantal dagen in het tiende (en laatste) jaar van het beleg van Troje, maar zijn verhaal past in een veel bredere verhalencyclus over Troje en de oorlog. Daarbinnen valt ook een ander werk dat aan Homerus wordt toegeschreven: de Odyssee – het verhaal van de moeizame terugtocht van een van de Griekse helden, Odysseus, nadat Troje door de Grieken is veroverd. Zowel de Ilias als de Odyssee is een toonaangevend werk, en ze zijn sinds hun compositie in (waarschijnlijk) de 8ste eeuw v.Chr. veelvuldig gelezen, bezongen, bewerkt, verwerkt, bestudeerd en hebben als inspiratie voor vele artiesten gediend. Toch is over hun auteur, Homerus, veel ongewis. We weten dat hij waarschijnlijk in de vroege 8ste eeuw v.Chr. leefde en toen de Ilias heeft gemaakt. Maar of Homerus de Ilias daadwerkelijk heeft ‘verzonnen’, of dat hij de getalenteerde erfgenaam was van een lange traditie aan verhalen over de Trojaanse Oorlog, is onzeker. Ook is onbekend waar hij vandaan kwam. Verschillende steden in de oude Griekse wereld maakten er aanspraak op de geboorteplaats van de grote dichter te zijn. Alle kandidaten lagen in het oostelijke Grieks gebied – zoals de stad Smyrna (nu Izmir in West-Turkije) en het (ook nu nog Griekse) eiland Chios – en hoewel verschillende latere ‘biografieën’ van Homerus (de zogenaamde vitae) deze steden allemaal een prominente plek in zijn leven toedichten, blijft onduidelijk waar hij nu precies vandaan kwam, en waar hij zijn grote werken componeerde.

Ook van het bredere verhaal rondom Troje en het ontstaan van het verhaal over ‘dé’ oorlog is slechts weinig bekend. Zo wordt het beroemde Trojaanse paard – de list van Odysseus waarmee de stad uiteindelijk werd ingenomen – niet in de Ilias genoemd, en wordt er slechts kort naar verwezen in de Odyssee (boek VIII). Het paard en vele andere episoden uit het tienjarige beleg van de stad kennen wij uit allerlei latere overleveringen, zoals het beroemde werk de Aeneïs van de Romeinse dichter Vergilius (zie 5.3), of de Posthomerica van de 4de-eeuwse dichter Quintus van Smyrna. Het is waarschijnlijk dat veel van deze latere auteurs hun werk baseerden op eerdere (verloren gegane) teksten, zoals de Ilioupersis (De val van Ilion) van Arctinus van Milete, maar er zijn ook aanwijzingen dat – met name in de Middeleeuwen – zowel in het Westen als in het Byzantijnse Rijk (zie 5.4) nieuwe verhaallijnen en elementen werden toegevoegd. De oorsprong

De Ilias had al in de klassieke tijd een speciale status, die misschien het beste te vergelijken valt met de status van de Bijbel in latere tijden. Vanwege deze bijzondere plaats in de Griekse – en later Romeinse – cultuur, is de Ilias al relatief vroeg aan een kritische analyse onderworpen. Zo werd reeds in het oude Griekenland onderzocht wanneer de oorlog om Troje zou hebben plaatsgevonden (in de regel kwam men uit op een datum in de vroege 12de eeuw v.Chr.). Maar dat de oorlog een historische gebeurtenis was, dát stond eigenlijk vast. Recenter onderzoek heeft aangetoond dat de Ilias een product is van een lange orale (dat wil zeggen mondelinge) traditie: verhalen over de oorlog om Troje moeten al vóór Homerus letterlijk zijn bezongen. Pas in de 8ste eeuw v.Chr. werden deze verhalen waarschijnlijk verenigd in één geniaal werk, de Ilias, dat zich richtte op de ‘wrok van Achilles’ en al het ongeluk dat daaruit voor de Grieken voortvloeide. Of de Ilias toen ook al

Afbeelding van een lierspeler op de muur van de troonzaal van het paleis in Pylos, Griekenland. Hoewel er elementen in de Ilias en de Odyssee te vinden zijn die uit latere tijden stammen, waren beide epen mogelijk al in de Myceense tijd bekend. Misschien werd een ‘oer-Ilias’ al aan de Myceense hoven gereciteerd onder begeleiding van een lier. De zanger op dit fresco gebruikt een fraai instrument, met eenden­ koppen als versiering.

16

Het landschap rond Pylos. In de Ilias situeert Homerus hier het paleis van Nestor, de spreekwoordelijke oude koning, en inderdaad zijn bij Pylos de ruïnes van een Myceens paleis gevonden.

op schrift is gezet wordt betwijfeld: er zijn aanwijzingen dat dit pas in de 6de eeuw gebeurde, op gezag van de Atheense tiran Peisistratus. Het is zeer waarschijnlijk dat degene die verantwoordelijk was voor de uiteindelijke schriftelijke vastlegging van de Ilias daar ook zijn eigen bedoelingen mee had. Een aantal opvallende verwijzingen naar Athene (het huis van Erechtheus, koning van Athene) en Ionische steden (waarmee Athene, als ‘metropolis’ van de Ionische koloniën, een nauwe band had), doen vermoeden dat de Ilias inderdaad in Athene of in een aan deze stad verbonden centrum op schrift is gezet. Dat de uiteindelijke vorm van de Ilias een en ander te danken heeft aan de toenmalige verhoudingen in de Griekse wereld is nauwelijks een verrassing. Hetzelfde kan men aannemen voor eerdere varianten van het verhaal: zo is al vaak opgemerkt dat de in de Ilias genoemde ijzeren objecten – zoals het ijzeren gewicht dat Achilles uitlooft als prijs bij de dodenspelen van zijn gevallen wapenbroeder Patroklos – eigenlijk niet passen in de bronstijdcontext van het verhaal (zie ‘IJzer in de bronstijd’). En ook referenties naar vreemde volkeren, zoals de Phoeniciërs uit Noordwest-Syrië, verraden een ijzertijdinvloed. Het is ook wel voorgesteld dat het beroemde schild van Achilles, met de vele bewerkelijke en realistische scènes uit het dagelijks leven, een afspiegeling is van kostbare Phoenicische gouden en zilveren schalen die ook dergelijke scènes toonden, en in het Griekenland van de 8ste en 7de eeuw v.Chr. zeker bekend moeten zijn geweest.

IJzer in de bronstijd De ijzertijd volgde op de bronstijd. Recent onderzoek heeft echter uitgewezen dat ijzer wel degelijk ook werd gebruikt en bewerkt in de late bronstijd, zij het sporadisch. Het gebruik van ijzer nam toe na het uiteenvallen van het ‘bronstijdwereldsysteem’ (met allerlei specialisten, zoals smeden, looiers en schrijvers, die door de paleizen werden betaald) en de opkomst van een op de oikos (het huis) gebaseerd systeem, waarbij elk huishouden ernaar streefde in grote mate zelfvoorzienend te zijn. Aangezien ijzererts betrekkelijk veel voorkomt, was de stap om meer (met name dagelijkse) objecten van ijzer te fabriceren snel gezet. De eerste grotere en alledaagse ijzeren objecten, zoals een grote (22 cm) ijzeren sikkel uit de 12de eeuw v.Chr. uit Tiryns op de Peloponnesus, duiken in Griekenland dan ook al vrij snel na de val van de Myceense paleizen op.

De vraag is wanneer de eerste verhalen over Troje en een Griekse oorlog om Troje de ronde deden. Taalkundig onderzoek, onder andere door de grote Amsterdamse geleerde Cornelis Ruijgh (1930-2004), heeft aangetoond dat veel van het taalgebruik van Homerus niet in de 8ste eeuw thuishoort, maar waarschijnlijk in een veel oudere tijd: die van de Myceense paleizen (ruwweg 1400 tot 1180 v.Chr.). Ook toen sprak men al Grieks, maar dan in een zeer vroege (Myceense) vorm, die wezenlijk verschilde van veel latere Griekse dialecten als het Ionisch en Dorisch. Zo gebruikten de Myceners nog de digamma (ook wel bekend als de ‘wau’ en vaak geschreven als een soort ‘F’), terwijl deze klank tijdens de ijzertijd uit de Griekse taal verdween. Bepaalde ‘haperingen’ in de Ilias zijn vanuit het wegvallen van 17


troje Stad, Homerus en Turkije

de digamma te verklaren: plaatst men deze op de plek van de ‘hapering’, dan loopt de zin weer ‘lekker’. Een beroemd voorbeeld van het wegvallen van de digamma is het Homerische woord anax voor vorst (of koning), in het Myceens wanax genoemd. Ook de archeologie suggereert dat in elk geval belangrijke elementen in de Ilias uit de Myceense tijd stammen. Zo komt de door Homerus in boek II van de Ilias – de beroemde scheepscatalogus – beschreven geografie van Griekenland (waar in de ijzertijd verschillende steden waren verlaten), betrekkelijk goed overeen met de situatie in de Myceense tijd (hoewel er hier en daar ook wel wat lastige gevallen zijn) en duidt een aantal voorwerpen die in de Ilias uitvoerig worden beschreven, zoals een ‘evertandhelm’, sterk op een bronstijdoorsprong. Ook de politieke eenheid in de Ilias tussen de verschillende Myceense vorstendommen – met als aanvoerder Agamemnon, de koning van Mycene – past niet goed in de ijzertijd of in de klassieke periode, maar is een heel plausibele voorstelling van de situatie in de late bronstijd. Op grond van het taalgebruik en bepaalde elementen in het verhaal zelf, lijkt het dus aannemelijk dat de oorsprong van de Ilias in de Myceense tijd gezocht moet worden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat waargebeurde voorvallen ten grondslag liggen aan de verhalen in de Ilias, hoewel dit zeker ook niet uit te sluiten is. Wat echter zeker is, is dat de Ilias – en al zijn voorlopers – altijd in de eerste plaats een work of art was dat ter vermaak (en lering) werd voorgedragen. Het is heel aannemelijk dat dit al in de Myceense tijd gebeurde. Het is goed denkbaar dat juist in de grootse paleizen van Myceens Griekenland reeds een hofcultuur bestond waar barden tijdens drinkgelagen epische gedichten voordroegen. Een afbeelding op de muur van de troonzaal van het paleis te Pylos toont zo’n Myceense bard, compleet met een kunstig gevormde lier (pagina 16). Het is niet zo verbazend dat de Myceense adel van heroïsche verhalen hield. Ook elders in het oostelijke Middellandse Zeegebied, zoals bij de Hettieten in Anatolië of in faraonisch Egypte, werden feesten opgeluisterd door voordrachten van gevierde barden die verhaalden over fantastische voorvallen uit het legendarische verleden.

Een Anatolische Ilias? Mogelijkerwijs bestond er niet alleen een Griekse, maar ook een Anatolische epische traditie over de Trojaanse Oorlog. In de Hettitische hoofdstad Hattuša is een offerritueel gevonden uit de 13de eeuw v.Chr. Daarin wordt de openings­regel van een Luwisch (een taal die destijds in Anatolië werd ge­ sproken) lied vermeld, dat moet worden gereciteerd bij een plengoffer voor de godin Šuwašuna. Deze openingsregel luidt:

18

Het verhaal van Troje

ahhatata alati awita wilušati Toen zij kwamen van het hoge(?) Troje. Wellicht zou dit de openingszin kunnen zijn van een Luwisch epos over Wiluša (= Troje), temeer omdat de regel gelezen kan worden als twee verzen van zeven, deels allitererende letter­grepen: ahha=ta=tta alati awita wilušati Helaas is de betekenis van de zin niet geheel zeker, het woord ‘alati’ komt alleen in deze tekst voor en de vertaling ‘hoge’ is tentatief. Daarbij is alleen het openingsvers bewaard gebleven, dus de nodige voorzichtigheid is zeker geboden. Eén regel maakt natuurlijk nog geen Anatolische Ilias, maar wie weet duikt de tweede regel ooit nog eens op. Willemijn Waal

Breder perspectief: een blik op het oosten Willemijn Waal

De Ilias en de Odyssee kennen een lange en complexe ontstaansgeschiedenis, waarbij de verhalen over de oorlog om Troje gedurende eeuwen oraal werden overgeleverd. Ze zijn – ondanks de kracht die uit hun verzen spreekt – wat dat betreft niet uniek, maar staan in een veel bredere traditie die al millennia ouder is dan de Myceense cultuur zelf. Het Gilgamesh-epos, dat we kennen uit Mesopotamië, biedt een interessante parallel.

De Ilias en het Gilgamesh-epos

De Ilias en de Odyssee zijn zeker niet de eerste grote epische werken die op schrift zijn gesteld. Uit Mesopotamië is het Gilgamesh-epos aan ons overgeleverd, dat in veel opzichten als een voorloper van de werken van Homerus kan worden gezien zowel wat betreft thematiek en stijl als wat betreft de vormingsgeschiedenis. Het Gilgamesh-epos – of ‘Hij die de oerbron aanschouwde’, zoals de oorspronkelijke titel luidt – verhaalt over de reizen en lotgevallen van Gilgamesh, de legendarische koning van Uruk, en zijn vriend Enkidu. In totaal beslaat het epos twaalf kleitabletten, met in totaal zo’n drieduizend regels in spijkerschrift. Het is onmogelijk het verhaal in een paar zinnen te beschrijven zonder afbreuk te doen aan de enorme rijkdom, schoonheid en gelaagdheid van dit epos, dat wel is beschreven als het eerste humanistische document uit de wereldgeschiedenis. Het overkoepelende thema van het epos laat zich misschien het best omschrijven als de zingeving van het leven, en de ervaring en aanvaarding van de beperkingen van het menselijke bestaan. Er zijn een aantal overeenkomsten tussen het Gilgamesh-epos en de Ilias. Neem bijvoorbeeld de twee hoofdpersonen: Gilgamesh en Achilles. Ze zijn allebei de zoon van een sterfelijke vader en een goddelijke moeder, en hebben een sterke band met die laatste. Ook qua karakter komen de twee mannen overeen: sterk, trots, impulsief en emotioneel. En de vriendschap tussen Gilgamesh en Enkidu is vergelijkbaar met die van Achilles en Patroklos. Beide helden zijn ontroostbaar als hun vriend komt te overlijden, en deze gebeurtenis is bij beiden een belangrijk keerpunt in hun leven. De passages waarin het overlijden van hun dierbare vriend wordt beschreven tonen opmerkelijke overeenkomsten: Gilgamesh raakte zijn hart aan, maar het klopte niet meer. Als een bruid bedekte hij het gelaat van zijn vriend. Als een roofvogel draaide hij om hem heen. Als de leeuwin, beroofd van haar welpen, bleef hij rond hem heen drentelen. (Gilgamesh-epos tablet 8, v. 57-61, vertaling Vanstiphout)

19


troje Stad, Homerus en Turkije

de digamma te verklaren: plaatst men deze op de plek van de ‘hapering’, dan loopt de zin weer ‘lekker’. Een beroemd voorbeeld van het wegvallen van de digamma is het Homerische woord anax voor vorst (of koning), in het Myceens wanax genoemd. Ook de archeologie suggereert dat in elk geval belangrijke elementen in de Ilias uit de Myceense tijd stammen. Zo komt de door Homerus in boek II van de Ilias – de beroemde scheepscatalogus – beschreven geografie van Griekenland (waar in de ijzertijd verschillende steden waren verlaten), betrekkelijk goed overeen met de situatie in de Myceense tijd (hoewel er hier en daar ook wel wat lastige gevallen zijn) en duidt een aantal voorwerpen die in de Ilias uitvoerig worden beschreven, zoals een ‘evertandhelm’, sterk op een bronstijdoorsprong. Ook de politieke eenheid in de Ilias tussen de verschillende Myceense vorstendommen – met als aanvoerder Agamemnon, de koning van Mycene – past niet goed in de ijzertijd of in de klassieke periode, maar is een heel plausibele voorstelling van de situatie in de late bronstijd. Op grond van het taalgebruik en bepaalde elementen in het verhaal zelf, lijkt het dus aannemelijk dat de oorsprong van de Ilias in de Myceense tijd gezocht moet worden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat waargebeurde voorvallen ten grondslag liggen aan de verhalen in de Ilias, hoewel dit zeker ook niet uit te sluiten is. Wat echter zeker is, is dat de Ilias – en al zijn voorlopers – altijd in de eerste plaats een work of art was dat ter vermaak (en lering) werd voorgedragen. Het is heel aannemelijk dat dit al in de Myceense tijd gebeurde. Het is goed denkbaar dat juist in de grootse paleizen van Myceens Griekenland reeds een hofcultuur bestond waar barden tijdens drinkgelagen epische gedichten voordroegen. Een afbeelding op de muur van de troonzaal van het paleis te Pylos toont zo’n Myceense bard, compleet met een kunstig gevormde lier (pagina 16). Het is niet zo verbazend dat de Myceense adel van heroïsche verhalen hield. Ook elders in het oostelijke Middellandse Zeegebied, zoals bij de Hettieten in Anatolië of in faraonisch Egypte, werden feesten opgeluisterd door voordrachten van gevierde barden die verhaalden over fantastische voorvallen uit het legendarische verleden.

Een Anatolische Ilias? Mogelijkerwijs bestond er niet alleen een Griekse, maar ook een Anatolische epische traditie over de Trojaanse Oorlog. In de Hettitische hoofdstad Hattuša is een offerritueel gevonden uit de 13de eeuw v.Chr. Daarin wordt de openings­regel van een Luwisch (een taal die destijds in Anatolië werd ge­ sproken) lied vermeld, dat moet worden gereciteerd bij een plengoffer voor de godin Šuwašuna. Deze openingsregel luidt:

18

Het verhaal van Troje

ahhatata alati awita wilušati Toen zij kwamen van het hoge(?) Troje. Wellicht zou dit de openingszin kunnen zijn van een Luwisch epos over Wiluša (= Troje), temeer omdat de regel gelezen kan worden als twee verzen van zeven, deels allitererende letter­grepen: ahha=ta=tta alati awita wilušati Helaas is de betekenis van de zin niet geheel zeker, het woord ‘alati’ komt alleen in deze tekst voor en de vertaling ‘hoge’ is tentatief. Daarbij is alleen het openingsvers bewaard gebleven, dus de nodige voorzichtigheid is zeker geboden. Eén regel maakt natuurlijk nog geen Anatolische Ilias, maar wie weet duikt de tweede regel ooit nog eens op. Willemijn Waal

Breder perspectief: een blik op het oosten Willemijn Waal

De Ilias en de Odyssee kennen een lange en complexe ontstaansgeschiedenis, waarbij de verhalen over de oorlog om Troje gedurende eeuwen oraal werden overgeleverd. Ze zijn – ondanks de kracht die uit hun verzen spreekt – wat dat betreft niet uniek, maar staan in een veel bredere traditie die al millennia ouder is dan de Myceense cultuur zelf. Het Gilgamesh-epos, dat we kennen uit Mesopotamië, biedt een interessante parallel.

De Ilias en het Gilgamesh-epos

De Ilias en de Odyssee zijn zeker niet de eerste grote epische werken die op schrift zijn gesteld. Uit Mesopotamië is het Gilgamesh-epos aan ons overgeleverd, dat in veel opzichten als een voorloper van de werken van Homerus kan worden gezien zowel wat betreft thematiek en stijl als wat betreft de vormingsgeschiedenis. Het Gilgamesh-epos – of ‘Hij die de oerbron aanschouwde’, zoals de oorspronkelijke titel luidt – verhaalt over de reizen en lotgevallen van Gilgamesh, de legendarische koning van Uruk, en zijn vriend Enkidu. In totaal beslaat het epos twaalf kleitabletten, met in totaal zo’n drieduizend regels in spijkerschrift. Het is onmogelijk het verhaal in een paar zinnen te beschrijven zonder afbreuk te doen aan de enorme rijkdom, schoonheid en gelaagdheid van dit epos, dat wel is beschreven als het eerste humanistische document uit de wereldgeschiedenis. Het overkoepelende thema van het epos laat zich misschien het best omschrijven als de zingeving van het leven, en de ervaring en aanvaarding van de beperkingen van het menselijke bestaan. Er zijn een aantal overeenkomsten tussen het Gilgamesh-epos en de Ilias. Neem bijvoorbeeld de twee hoofdpersonen: Gilgamesh en Achilles. Ze zijn allebei de zoon van een sterfelijke vader en een goddelijke moeder, en hebben een sterke band met die laatste. Ook qua karakter komen de twee mannen overeen: sterk, trots, impulsief en emotioneel. En de vriendschap tussen Gilgamesh en Enkidu is vergelijkbaar met die van Achilles en Patroklos. Beide helden zijn ontroostbaar als hun vriend komt te overlijden, en deze gebeurtenis is bij beiden een belangrijk keerpunt in hun leven. De passages waarin het overlijden van hun dierbare vriend wordt beschreven tonen opmerkelijke overeenkomsten: Gilgamesh raakte zijn hart aan, maar het klopte niet meer. Als een bruid bedekte hij het gelaat van zijn vriend. Als een roofvogel draaide hij om hem heen. Als de leeuwin, beroofd van haar welpen, bleef hij rond hem heen drentelen. (Gilgamesh-epos tablet 8, v. 57-61, vertaling Vanstiphout)

19


THRACIË THRACIË

troje Stad, Homerus en Turkije

ZWARTE ZWARTE

ZEE ZEE

BOSPORUS

İstanbul

BOSPORUS

ZEE VAN MARMARA

İstanbul

ZEE VAN MARMARA

Gallipoli DARDANELLEN Gallipoli

Çannakele DARDANELLEN

Hattuša

Çannakele Tro je L EM N O S

TENEDOS

L EM N O S

Hattuša

Tro je

Ankara

TENEDOS

Dimini

EGEÏSCHE

Dimini

EGEÏSCHE

ZEE

L ES B O S L ES B O S

Orchomenos

Rolzegel van lapis lazuli uit Babylonië, 2200 v.Chr., hoogte 3 cm. Op dit rolzegel (hier afgebeeld met moderne afrolling) zijn Gilgamesh en Enkidu te zien in gevecht met een stier en een leeuw. Het Gilgamesh-epos uit Mesopotamië kan in veel opzichten worden gezien als een voorloper van de werken van Homerus.

Ithaka

Gla

Orchomenos

Ithaka Teichos Dymaion Teichos Dymaion Olympia Olympia Pylos Pylos

C H IO S

Gla Thebe

C H IO S

Thebe Salamis Mycene Argos Midea TirynsMycene Asine Argos Nauplion Midea Tiryns Asine Pellana Nauplion

Salamis

Athene Athene

Aegina

PHRYGIË PHRYGIË

ZEE Pergamon

Ankara

Pergamon

AŠŠUWA/ARZAWA AŠŠUWA/ARZAWA Smyrna ( İzmir) Smyrna ( İzmir) Ephese Ephese

Thorikos Thorikos

Milete

Aegina

Milete

PellanaMenelaion Nichoria Menelaion Nichoria Phylakopi

In de Ilias wordt de rouw van Achilles als volgt beschreven:

Ialysos

Phylakopi

Ialysos RHODOS

Kastri

Peleus’ zoon ging hun voor in droevig geweeklaag; zijn sterke, dodelijke handen legde hij neer op de borst van zijn strijdvriend onder een hevig gekreun, zoals een bebaarde leeuwin wier welpen in ’t dichtbegroeide bos door een man, een jager op herten, weg zijn geroofd; ze ontdekt het als het te laat is en treurig trekt ze de bergdalen door en zoekt het spoor van de jager (Ilias 18.316-321, vertaling De Roy van Zuydewijn) In beide gevallen legt de held de hand op de borst van zijn overleden vriend, waarna eenzelfde vergelijking volgt: de radeloze leeuwin die is beroofd van haar welpen. Het Gilgamesh-epos kent ook enige gelijkenissen met de Odyssee: de omzwervingen en avonturen van Gilgamesh doen denken aan de reizen van Odysseus als hij naar huis terugkeert van de Trojaanse Oorlog. Het Gilgamesh-epos is daarom wel omschreven als de ‘Odyssee van Achilles’. Hoe moeten we deze overeenkomsten verklaren? Het is zeker niet zo dat dit duidt op een directe invloed van het geschreven Gilgamesh-epos op de Ilias. De parallellen in thematiek en in sommige metaforen en vertelmotieven geven eerder aan dat beide epen geworteld zijn in dezelfde (orale) traditie. In de late bronstijd was Griekenland onderdeel van het oude Nabije Oosten, en daarmee van een groot cultureel continuüm waarin wederzijdse ontleningen van ideeën en verhalen aan de orde van de dag waren. De auteurs van het Gilgamesh-epos en de Ilias en Odyssee putten uit hetzelfde reservoir aan verhalen en metaforen, waaruit ze op eigen kracht en wijze een origineel en groots epos schiepen. 20

RHODOS

Kastri

Chania Chania

K R E TA K R E TA

Knossos Knossos

CYPRUS CYPRUS

De wording van een epos

We tasten veelal in het duister over de ontstaansgeschiedenis van de Ilias. Het Gilgamesh-epos biedt ook hier een interessante parallel. De ontwikkeling van het Gilgamesh-epos kunnen we gedurende zo’n twee millennia goed volgen. Uit de Sumerische koningslijst (spijkerschriftteksten met de namen van koningen van Sumer) weten we dat er waarschijnlijk halverwege het derde millennium v.Chr. een koning van Uruk genaamd Gilgamesh heeft bestaan. Over het algemeen wordt aangenomen dat er gaandeweg een aantal legendes over deze koning ontstonden, die mondeling werden doorgegeven. Vanaf ca. 2100 v.Chr. zijn enkele op zichzelf staande verhalen over deze held gecomponeerd in schriftelijke vorm. Deze geschreven verhalen waren niet slechts de verschriftelijking van de in omloop zijnde orale traditie, daarvoor zijn ze te zeer bewerkt: ze maakten deel uit van het schoolcurriculum. Rond ca. 1800 v.Chr. ontstond uit deze bestaande over-


THRACIË THRACIË

troje Stad, Homerus en Turkije

ZWARTE ZWARTE

ZEE ZEE

BOSPORUS

İstanbul

BOSPORUS

ZEE VAN MARMARA

İstanbul

ZEE VAN MARMARA

Gallipoli DARDANELLEN Gallipoli

Çannakele DARDANELLEN

Hattuša

Çannakele Tro je L EM N O S

TENEDOS

L EM N O S

Hattuša

Tro je

Ankara

TENEDOS

Dimini

EGEÏSCHE

Dimini

EGEÏSCHE

ZEE

L ES B O S L ES B O S

Orchomenos

Rolzegel van lapis lazuli uit Babylonië, 2200 v.Chr., hoogte 3 cm. Op dit rolzegel (hier afgebeeld met moderne afrolling) zijn Gilgamesh en Enkidu te zien in gevecht met een stier en een leeuw. Het Gilgamesh-epos uit Mesopotamië kan in veel opzichten worden gezien als een voorloper van de werken van Homerus.

Ithaka

Gla

Orchomenos

Ithaka Teichos Dymaion Teichos Dymaion Olympia Olympia Pylos Pylos

C H IO S

Gla Thebe

C H IO S

Thebe Salamis Mycene Argos Midea TirynsMycene Asine Argos Nauplion Midea Tiryns Asine Pellana Nauplion

Salamis

Athene Athene

Aegina

PHRYGIË PHRYGIË

ZEE Pergamon

Ankara

Pergamon

AŠŠUWA/ARZAWA AŠŠUWA/ARZAWA Smyrna ( İzmir) Smyrna ( İzmir) Ephese Ephese

Thorikos Thorikos

Milete

Aegina

Milete

PellanaMenelaion Nichoria Menelaion Nichoria Phylakopi

In de Ilias wordt de rouw van Achilles als volgt beschreven:

Ialysos

Phylakopi

Ialysos RHODOS

Kastri

Peleus’ zoon ging hun voor in droevig geweeklaag; zijn sterke, dodelijke handen legde hij neer op de borst van zijn strijdvriend onder een hevig gekreun, zoals een bebaarde leeuwin wier welpen in ’t dichtbegroeide bos door een man, een jager op herten, weg zijn geroofd; ze ontdekt het als het te laat is en treurig trekt ze de bergdalen door en zoekt het spoor van de jager (Ilias 18.316-321, vertaling De Roy van Zuydewijn) In beide gevallen legt de held de hand op de borst van zijn overleden vriend, waarna eenzelfde vergelijking volgt: de radeloze leeuwin die is beroofd van haar welpen. Het Gilgamesh-epos kent ook enige gelijkenissen met de Odyssee: de omzwervingen en avonturen van Gilgamesh doen denken aan de reizen van Odysseus als hij naar huis terugkeert van de Trojaanse Oorlog. Het Gilgamesh-epos is daarom wel omschreven als de ‘Odyssee van Achilles’. Hoe moeten we deze overeenkomsten verklaren? Het is zeker niet zo dat dit duidt op een directe invloed van het geschreven Gilgamesh-epos op de Ilias. De parallellen in thematiek en in sommige metaforen en vertelmotieven geven eerder aan dat beide epen geworteld zijn in dezelfde (orale) traditie. In de late bronstijd was Griekenland onderdeel van het oude Nabije Oosten, en daarmee van een groot cultureel continuüm waarin wederzijdse ontleningen van ideeën en verhalen aan de orde van de dag waren. De auteurs van het Gilgamesh-epos en de Ilias en Odyssee putten uit hetzelfde reservoir aan verhalen en metaforen, waaruit ze op eigen kracht en wijze een origineel en groots epos schiepen. 20

RHODOS

Kastri

Chania Chania

K R E TA K R E TA

Knossos Knossos

CYPRUS CYPRUS

De wording van een epos

We tasten veelal in het duister over de ontstaansgeschiedenis van de Ilias. Het Gilgamesh-epos biedt ook hier een interessante parallel. De ontwikkeling van het Gilgamesh-epos kunnen we gedurende zo’n twee millennia goed volgen. Uit de Sumerische koningslijst (spijkerschriftteksten met de namen van koningen van Sumer) weten we dat er waarschijnlijk halverwege het derde millennium v.Chr. een koning van Uruk genaamd Gilgamesh heeft bestaan. Over het algemeen wordt aangenomen dat er gaandeweg een aantal legendes over deze koning ontstonden, die mondeling werden doorgegeven. Vanaf ca. 2100 v.Chr. zijn enkele op zichzelf staande verhalen over deze held gecomponeerd in schriftelijke vorm. Deze geschreven verhalen waren niet slechts de verschriftelijking van de in omloop zijnde orale traditie, daarvoor zijn ze te zeer bewerkt: ze maakten deel uit van het schoolcurriculum. Rond ca. 1800 v.Chr. ontstond uit deze bestaande over-


2

De archeologie van Troje

De archeologie van prehistorisch Troje Gert Jan van Wijngaarden

Troje heeft een roemrijke naam, en mensen die de archeologische opgravingen van Troje gaan bezoeken of de vondsten die er gedaan zijn willen bekijken in de musea in Istanbul en Çanakkale, hebben dan ook hoge verwachtingen. Velen ervaren na hun bezoek echter een gevoel van verwarring: is dit het nou? Er zijn enkele sculpturen en natuurlijk de zogenoemde ‘schat van Priamus’, het goud dat opgraver Heinrich Schliemann uit Turkije smokkelde en dat via Berlijn eind Tweede Wereldoorlog in Rusland terechtkwam (zie hoofdstuk 7). Maar het merendeel van de vondsten bestaat uit weinig spectaculair aardewerk en andere objecten die getuigen van het dagelijks leven in de stad. Turkije kent vele archeologische sites die indrukwekkender zijn dan Troje. Denk aan Ephese of Hattuša. In vergelijking daarmee is Troje klein en rommelig. Bezoekers zien er slechts een veelheid aan muurresten, die een archeologisch doolhof vormen midden in een landbouwgebied. Het is moeilijk voor te stellen dat dit de overblijfselen zijn van de stad die zo indrukwekkend beschreven is door Homerus en die meerdere malen door Hollywoodregisseurs in beeld is gebracht. Het is duidelijk dat niet de archeologie, maar de mythe van de Trojaanse Oorlog de archeologische resten bijzondere betekenis geeft. Die strijd zou tien jaar geduurd hebben, een flinke tijd voor een oorlog. De archeologische overblijfselen in Troje omvatten echter een periode van meer dan 4.000 jaar. En daarmee valt een deel van de verwarring te verklaren. De stad kent een bijzonder lange bewoningsgeschiedenis en het merendeel van de archeologische resten heeft niets te maken met de oorlog die door Homerus is beschreven. Er is niet één Troje; er zijn er minstens tien, die in lagen boven op elkaar liggen. Ook verwarrend is de zee, die in de verte zichtbaar is vanaf de opgravingssite. In de Ilias lopen de helden regelmatig heen en weer tussen Troje en het Griekse kamp op het strand, en er zijn

Reconstructietekening van Troje VI-VIIa: het Homerische Troje? Recente opgravingen onder leiding van de Duitse archeoloog Manfred Korfmann hebben uitgewezen dat er ook buiten de muren van de citadel mensen actief waren. De aard van hun activiteiten is echter zeer omstreden. Korfmann reconstrueert op grond van de sporadische vondsten een uitgebreide en dichtbebouwde benedenstad, zoals die hier is afgebeeld.

zelfs aanwijzingen dat men vanaf de muren van Troje de Grieken goed kon zien. Vanaf de burchtheuvel lijkt de afstand tot de kust echter te groot voor dergelijke frequente ontmoetingen tussen Grieken en Trojanen. Ligging

Troje ligt op de rand van een plateau ten oosten van het stroomgebied van de rivier de Skamander. De heuvel steekt ongeveer 30 meter uit boven een vruchtbare vlakte die bestaat uit sedimenten van de rivieren Skamander en Simoëis, die er samenkomen. Recent aardwetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat de kustlijn vroeger heel anders liep en dat Troje aan de rand lag van een diepe baai waarbinnen enkele goede havens lagen. Nu is de kust ver weg, maar eens lag de stad min of meer aan zee. Aardwetenschappelijk onderzoek rond de burcht van Troje heeft ook uitgewezen dat de stad veel groter is geweest dan het gedeelte dat door Schliemann en zijn opvolgers werd opgegraven. Er was niet alleen een burcht. Vanaf de tweede bewoningsfase lagen belangrijke delen van de stad ook ten zuiden en zuidoosten ervan. Deze benedenstad, die net als de burcht zelf een lange en wisselende bewoning heeft gekend, was eveneens versterkt door een gracht en in sommige perioden een houten palissade. Deze benedenstad is een belangrijk thema geworden in de discussie over de historische waarheid van de Trojaanse Oorlog. Met een grote, verdedigde benedenstad lijkt Troje immers veel meer op de stad die zo indrukwekkend door Homerus is beschreven. Archeologen verschillen echter onderling van mening over de datering van de verschillende delen van de benedenstad, en ook over de omvang ervan in de verschillende perioden is geen overeenstemming. Na het wegtrekken van de bewoners uit Troje is de benedenstad helemaal onzichtbaar geworden, onder andere doordat de resten ervan gebruikt werden door latere bewoners van het gebied. Pas recentelijk kon de benedenstad met behulp van moderne geofysische methoden weer zichtbaar worden gemaakt. De ligging van het huidige Troje in het landschap is dus bedrieglijk. In diverse perioden was de stad veel groter en de zee veel dichterbij dan nu. Het is echter moeilijk om de precieze chronologische ontwikkelingen van het natuurlijke en stedelijke landschap vast te stellen, en er is geen consensus onder archeologen en andere wetenschappers over hoe de stad en het landschap er in verschillende perioden hebben uitgezien. 23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.