Vlak voor de Eerste Wereldoorlog voltooide Pierre J.H. Cuypers Kasteel de Haar, na meer dan twee decennia van bouwactiviteit. Geassisteerd door zijn zoon Joseph restaureerde, reconstrueerde en complementeerde de architect in deze periode de eeuwenoude ruïne, met als resultaat een heus Gesamtkunstwerk: een omgrachte burcht met een voorburcht, een stallencomplex, een kapel, een dorp, tuinen en een park. Het complex is volledig ontworpen in middeleeuwse trant, maar wel gebouwd met de modernste materialen en voorzien van destijds geavanceerde installaties zoals liften, centrale verwarming en elektrische verlichting. De opdrachtgever, Etienne baron van Zuylen van Nijevelt, wenste namelijk luxe en comfort, want ontving hier, onder de rook van Utrecht, de toenmalige internationale jetset. Zijn zoon Egmont en kleinzoon Thierry zouden deze traditie voortzetten tot ver in de twintigste eeuw, en ook de achterkleindochters, de baronessen Van Zuylen van Nijevelt, hebben een warme band met het Kasteel en verblijven er nog regelmatig. Nu de restauratie van Kasteel de Haar is voltooid, verschijnt deze omvangrijke monografie. De vele nieuwe kennis die tijdens de werkzaamheden aan het 'kanjermonument' is opgedaan, is verwerkt in dit boek. Behalve aan de genoemde aspecten wordt eveneens aandacht besteed aan de duizendjarige geschiedenis van het domein, zijn bewoners, de collectie van het Kasteel en de restauratie zelf.
Tien eeuwen Kasteel de Haar
Wat een weelde. Tien eeuwen Kasteel de Haar is een monumentale uitgave over het grootste en meest sprookjesachtige kasteel van Nederland.
Wat een weelde
‘You don’t own De Haar, it owns you’, the ‘rentmeester‘ told me once, and she was absolutely right Alexandra barones van Zuylen van Nijevelt
Tien eeuwen Kasteel de Haar Wat een weelde
Tien eeuwen Kasteel de Haar Wat een weelde Redactie Jacqueline Heijenbrok Guido Steenmeijer Katrien Timmers Eindredactie Jacqueline Heijenbrok Guido Steenmeijer Met medewerking van Cor Bouwstra Ben Olde Meierink Klaarke Schuiringa Marjan Twigt Auteurs Cor Bouwstra Jacqueline Heijenbrok Jan H. Huiting Mariëtte Kamphuis Ben Kooij Wendy Landewé Hugo Landheer Diny van der Leest-Brand Wies van Leeuwen René van der Mark Ben Olde Meierink Hanneke Ronnes Guido Steenmeijer Meindert Stokroos Leo Tebbens Katrien Timmers André Viersen
Inhoud
Alexandra barones van Zuylen van Nijevelt Voorwoord
6
Jacqueline Heijenbrok en Guido Steenmeijer Inleiding
8
Jan H. Huiting Landschap en bewoning Institutionele geschiedenis Den Eyk Eigenaren en bewoners van het Kasteel tot circa 1890 Ter Mey Boekel van der Haer als leenman Kleine Haar Een wandeling door De Haar omstreeks 1700
4
12 20 30 34 40 55 60 92
René van der Mark en Leo Tebbens De vroegste voorgangers van het Kasteel: archeologische sporen uit de periode 1000-1450
104
André Viersen De bouwgeschiedenis van het Kasteel vóór 1892
116
Guido Steenmeijer en André Viersen Van ruïne tot buitenhuis – een niet uitgevoerd ontwerp
140
André Viersen en Ben Olde Meierink De herbouw van het Kasteel 1892-1912
142
Wies van Leeuwen ‘Cette splendide restauration’ De plannen voor de restauratie en herbouw van het Kasteel Torens en tinnen
166 171
Katrien Timmers De bewoners van De Haar vanaf circa 1890 De afstamming van de Van Zuylens Bal masqué ‘En souvenir du 3 juillet 1893’
214 218 226 230
Maltezer Ridderdag Le chemin du souvenir – een kasteelroman Les obsèques de Hélin Greet van Rooijen-Gerssen en veertig jaar ‘september’ Toerisme
238 244 256 272 302
Katrien Timmers Cuypers, Van Zuylen et ‘le goût Rothschild’: interieur en collectie
304
Wendy Landewé Ateliergeheimen: de decoraties in het Kasteel Een raadselachtige ridder in Rotterdam Fabelachtige consoles in de Hall De vos van Pierrefonds op herhaling
334 344 350 358
Ben Olde Meierink en André Viersen De Kapel
364
Jacqueline Heijenbrok en Guido Steenmeijer Kasteelterrein en bijgebouwen: poorten, Châtelet en Stalplein
406
Meindert Stokroos De technische installaties
436
Jan H. Huiting Het oude dorp De Haar (vijftiende tot negentiende eeuw)
460
Hugo Landheer De aankoop van de gronden en het nieuwe dorp Haarzuilens
470
Mariëtte Kamphuis en Hugo Landheer ‘Canaille dans l’ame’ – Het dossier Olders
490
Mariette Kamphuis Een eclectisch park
492
Ben Kooij en Diny van der Leest-Brand De grote moestuin en de kassen
542
Cor Bouwstra De restauratie 2001-2011
560
Hanneke Ronnes Verdaagde schoonheid. Een receptiegeschiedenis van De Haar als ruïne en als Cuyperscreatie
578
Noten Bibliografie Afkortingen Voornaamste archieven en collecties Register Subsidiënten en sponsors Ruimteaanduidingen Colofon
592 632 641 641 642 649 650 660
Jan H. Huiting Familiestambomen
losse bijlages
5
Het herbouwde Kasteel vanuit het zuidwesten met links de
gemaakt door de Utrechtse firma E.A. van Blitz & Zn., kort na
torens van het Châtelet, E.A. van Blitz & Zn., 27 mei 1898. (SKDH
1850 opgericht door Emanuel Aron van Blitz (1824-1902) en
Fotoalbum II, nr. 1)
omstreeks 1885 overgenomen door diens zoons. Pierre Cuypers
Op de voorgrond (links) de boomgaard van Johannes (Jan)
liet Van Blitz regelmatig komen om de vorderingen van de
Versteeg, aangekocht ten behoeve van de aanleg van de
herbouw vast te leggen. Op 18 september 1902 bood de firma
moestuin, waarmee al een begin is gemaakt. Oostelijk van de
zelfs, in opdracht van Pierre Cuypers, baron Etienne een album
boomgaard is de oude Haarlaan te zien, die omstreeks 1900
aan met foto’s van het afgelopen jaar (NAi HAAR ph 852). De
westwaarts zou worden verlegd en later zou worden omgedoopt
doorgaans door Van Blitz gehanteerde techniek was de
in ‘Kasteellaan’.
‘ontwikkel gelatine zilverdruk’. (Met dank aan Ben Kooij)
Net als de meeste foto’s van De Haar uit die tijd is deze foto
6
Voorwoord
Alexandra barones van Zuylen van Nijevelt
As children and young teenagers, my sisters and I spent all our holidays at Kasteel de Haar, which we just called ‘Holland’. For us, living in Paris, Holland meant freedom: riding poneys in the park, bicycling to the village to buy water-ices, building tree-houses that always fell down, picking and eating berries in the potager, and doing all sorts of forbidden things like jumping over the box hedges, trying to pull up the portcullis and even, I’m afraid, sliding down the roof. At Christmas, if we were lucky, we could skate on the frozen lakes, and September, of course, meant the ‘Kermis’ in which all the people of the village participated and which ended with a marvelous display of fireworks which would sometimes, if it rained, turn into a smoky catastrophe that delighted us even more. But what about the celebrities, you are asking. Did you really have lunch with Maria Callas, play poker with Gregory Peck and ping-pong with Sophia Loren? Yes, we did. In September, my parents and my grandmother Maggie used to fill the house with friends, some of whom happened to be famous actors, singers, musicians, as well as many members of the European jetset. The castle was full of light, jewels and haute-couture; the dining-room table took up the whole room and was loaded with monogrammed silver and cristal glasses, while a battalion of butlers walked around with drinks and platters of food. When I asked my sisters what their most vivid memory of September was, they all answered the teas. Sugarcoated croissants, tiny tomato and cucumber sandwiches, cakes, and an immense silver samovar from which the headbutler poured out tea. This is indeed the castle that we try to recreate for the visitors. But for us, the heart of the castle lived in the Châtelet: Tonia de Greef, the ‘rentmeester’, born in the ‘Stalplein’ when her father worked for Etienne, and who gave her life to De Haar. It seems impossible now, but Tonia
single-handedly ran the staff, the tourism and the farms. When I was about twelve, I started working for her in the summer, stamping the tickets by hand (I was paid 25 cents for a hundred tickets !), and then selling them. My first Dutch sentence was: ‘Poortje door, rechtsaf en de steile trap op’. In the evenings, we would go down to her sitting-room, and she would tell us stories about Etienne, Egmont and Maggie, their daughter Sybil who died at nine, my father Teddy as a naughty little boy, and what happened in the castle during the war. She embodied the whole history of the renovated castle, and she gave us all the greatest gift, her love and commitment to a very special place which is both a monument and a home. ‘You don’t own De Haar, it owns you’, she told me once, and she was absolutely right. Although today, Kasteel de Haar no longer belongs to our family, I still belong to it, and no place on earth is closer to my heart. I am immensely grateful to Katrien Timmers and to Stichting Kasteel de Haar for producing this book which, I know, will captivate you, and by reforging the link between the past and the present, will give you the key to the very special magic of Kasteel de Haar.
7
overleden en hun zoon Johan van Renesse van Wulven (1564-1634), heer van Schonauwen, kanunnik in de Dom te Utrecht, was haar gevolgd in het leen, terwijl hij zijn vader het vruchtgebruik had gegund. In 1567 transporteerde Johan het huis en de landerijen aan zijn zwager Adriaan. Adriaan van Renesse van der Aa overleed in 1586 en werd opgevolgd door zijn zoon Frederik. Inmiddels was Johans dochter Agnes op 28 april 1633 getrouwd te Maarssen met de beroemde admiraal Jacob van Wassenaar Obdam, waardoor ze barones van Wassenaar was geworden.
De boerderij 'Slotzicht' van Jan Versteeg vanuit het zuidoosten, de voormalige ridderhofstad Kleine Haar, westelijk gelegen van het Châtelet, dat in aanbouw is, augustus 1896. (SKDH Fotoalbum I, nr. 29) Het Châtelet is glasdicht, maar de gevels van de doorrit ontbreken nog altijd. Ook de later aan het ontwerp toegevoegde erker van de zuidvleugel is nog niet
De grafsteen van Daem van der Haer in de Oude Kerk te Vleuten, circa 1970. (HUA 88524)
Uit deze tijd is wat meer bekend over het 28 morgen grote landbouwbedrijf rondom het huis. Het had een grote veestapel en begin achttiende eeuw bovendien een vrij rijke inboedel met ‘twee eijke kassen, drie taafellakens, ses servetten, ses slaaplakens, twaalf slopen, vier bedden met peuluwen, agt hoofdkussens, agt dekens, agt tinne schotels, twe tinne borden, een tinne kan, een tinne kroes, een tinne boter doos, twee dousijn tinne lepels, twaalf stoelen, twee dousijn aarde schotels, drie dousijn borden’.21 Het is echter de vraag of het huis dat Van Renesse wilde laten erkennen, toen nog als zodanig bestond; er zijn namelijk geen latere vermeldingen van Kleine Haar. Dit heeft geleid tot de bewering dat Kleine Haar en Ter Mey één-en-hetzelfde huis waren geweest, en er dus maar één ander huis bij Kasteel de Haar had gestaan, ook al omdat de wapenkaart Kleine Haar vermeldt en Ter Mey niet. Nieuwe historische gegevens logenstraffen deze conclusie echter. Na de dood van Agnes kwam Kleine Haar in bezit van zoon Jacob, die in 1715 werd opgevolgd door Jan Hendrik. Deze werd na zijn overlijden in 1745 in het leen gevolgd door zijn broer, de bekende componist Unico Willem graaf van Wassenaar. Diens zoon Jan Jakob erfde Kleine Haar, maar besloot het bezit na anderhalf jaar te verkopen aan de Haarzuilense boer Jan van Riet. Deze werd er op 18 maart 1769 mee beleend door Anthony Martinus van Zuylen van Nyevelt. Martinus Versteeg (1808-1867) was de latere eigenaar; zijn weduwe Krijntje Kemp (1813-1901) woonde er nog in 1880. Kleine Haar was toen een prachtige dwarshuisboerderij, Slotzicht geheten, die echter niet ontkwam aan de ambitie van baron Etienne.
62
JAN H. HUITING
aangebracht. Geheel rechts worden de walmuren van de Petite (of Kleine) Cour gemetseld. Links zijn twee wagons te zien, waarmee stenen van de veel zuidelijker gelegen steenbakkerij werden aangevoerd.
EIGENAREN EN BEWONERS VAN HET KASTEEL TOT CIRCA 1890
63
De vroegste voorgangers van het Kasteel: archeologische sporen uit de periode 1000-1450 René van der Mark Leo Tebbens
Tijdens de restauratie van Kasteel de Haar is in de
Met betrekking tot het in de periode 1893-1912 tot
Vondsten van circa 1590 tot
periode 2008-2010 archeologisch onderzoek uitge-
stand gekomen Châtelet was dankzij oude foto’s en
circa 1650, afkomstig uit de
voerd.1 Aanleiding hiervoor was de noodzakelijke
tekeningen bekend dat er overblijfselen van een even-
verbetering van de fundering, zowel van het eigen-
tuele vroegere voorburcht waren opgenomen in het
centrale ruimte van het
lijke Kasteel als van het Châtelet of Poortgebouw; het
nieuwe muurwerk. Het onderzoek bood de mogelijk-
souterrain (ruimte S.10).
hiermee gepaard gaande graafwerk zou dusdanig
heid ook deze (weer) bloot te leggen en te analyseren.
omvangrijk zijn, dat alle eventueel aanwezige archeologische resten zouden worden vernietigd. Daar kwam bij dat de vloeren van het souterrain van het Kasteel verwijderd zouden worden, waardoor een unieke mogelijkheid ontstond onderzoek te doen in ruimten waar dat anders niet had gekund. Archeologisch gezien was het dus ‘nu of nooit’. Ten aanzien van het Kasteel bestond het vermoeden dat zich onder de vloeren overblijfselen van voorgangers konden bevinden. Deze verwachting was gestoeld op eerder uitgevoerd bouwhistorisch onderzoek, dat aanwijzingen voor ouder muurwerk had opgeleverd.
Deze
restanten
zouden
misschien
antwoord kunnen geven op de vraag naar de vroegste oorsprong van het Kasteel en meer duidelijkheid kunnen verschaffen over zijn eigenaardige vijfhoekige vorm. Bovendien zou het onderzoek mogelijk kunnen verklaren waarom delen van het gebouw verzakt waren – reden voor de verbetering van de fundering – bijvoorbeeld omdat er op een slechte ondergrond was gebouwd.
als beerput in gebruik genomen waterput in de
(BAAC bv) Westerwaldkan, zeventiende
Inleiding Het onderzoek in het Kasteel en Châtelet was veel complexer dan een terreinopgraving, want er moest worden gewerkt in kleine ruimten, waar bovendien tegelijk de civieltechnische aannemer bezig was. Onderlinge afstemming van de werkzaamheden en een goede planning waren daarom van cruciaal belang, evenals strikte veiligheidseisen. De aannemer begon met het minutieus verwijderen van de vloeren, waarna per ruimte één of meer proefputten en/of -sleuven werden gegraven. Deze dienden om te bepalen of er daadwerkelijk archeologische resten aanwezig waren. Toen dit het geval bleek, werden er horizontale vlakken aangelegd om verkleuringen in de bodem en eventuele funderingen te kunnen waarnemen. Vervolgens werden er op de plaatsen waar verkleuringen of muurresten aanwezig waren dwarsdoorsneden gemaakt, waardoor inzicht werd verkregen in de diepte van de sporen en de bodemopbouw. Zowel de horizontale vlakken als de dwarsdoorsneden werden ingetekend, terwijl alle aanwezige resten uitgebreid werden gefotografeerd. Uitgegraven grond werd doorzocht op vondsten, en in sommige gevallen werd deze gezeefd om ook de kleinste voorwerpen te verzamelen. Bovendien werden er grondmonsters genomen uit humeuze vullingen om na te gaan of hierin plantenresten (zaden, pitten etc.) bewaard waren gebleven.
DE VROEGSTE VOORGANGERS VAN HET KASTEEL: ARCHEOLOGISCHE SPOREN UIT DE PERIODE 1000-1450
eeuw Porseleinen pimpelken, circa 1590-circa 1625
105
De herbouw van het Kasteel 1892-1912 André Viersen Ben Olde Meierink
In het voorjaar van 1892, krap twee jaar na het besluit van Etienne baron van Zuylen van Nijevelt De Haar te gaan herstellen, ging de bouwcampagne daadwerkelijk van start, onder leiding van de architecten Pierre Cuypers en zijn zoon Joseph. Kern van de operatie was vanzelfsprekend het eigenlijke Kasteel, waaraan uiteindelijk zo’n twintig jaar zou worden gewerkt. In bouwkundige zin zijn binnen deze enorme periode drie fasen te onderscheiden: de restauratie van de delen die nog overeind stonden (1892-1893), de reconstructie en herbouw van de delen die waren verdwenen of niet gered konden worden (1893-1895) en de afwerking (1895-1912).1 In deze laatste fase stonden het interieur en de installaties centraal, die elders worden besproken.2 Deze bijdrage concentreert zich op de jaren 1892-1895, waarin het casco van het Kasteel tot stand kwam, met bijzondere aandacht voor de nieuwe ruimtelijke structuur gekoppeld aan de spreiding van de functies.
Inleiding Op 24 september 1890 meldde Victor de Stuers aan Pierre Cuypers dat Etienne van Zuylen het voornemen had Kasteel de Haar te herbouwen als een Nederlands Pierrefonds. Cuypers begon met het maken van plannen en kon in november twee varianten presenteren - een eenvoudige en een weelderige - die hij 1891 uitwerkte. Op 21 september van dat jaar stuurde Cuypers zijn ‘definitieve’ ontwerp naar baron Etienne in Parijs, waarbij hij aangaf dat de werkzaamheden nog voor die herfst
konden beginnen, en wel met het herstel van de Duiventoren en de noordwestelijke keukenvleugel met de Keukentoren, die nog grotendeels overeind stonden (afb. p. 312). De restauratie lijkt echter pas te zijn gestart in maart 1892, het traditionele begin van het bouwseizoen. Op 4 mei bleek men namelijk al volop bezig met het metselwerk en de kap van de Duiventoren.3
De Reservoirtoren, de eetzaalvleugel en de Riddertoren vanuit de (latere) Hall tijdens de herbouw, 28 augustus 1894. (SKDH Fotoalbum I nr. 16) Bij de Reservoirtoren kan begonnen worden met de
Pierre Cuypers en zijn zoon Joseph traden zoals gezegd als architect op; de laatste was in 1885 in dienst getreden bij zijn vader. Het contact met de opdrachtgever werd vooral onderhouden door Pierre Cuypers, zijn zoon maakte de (werk)tekeningen, verstrekte de opdrachten en hield toezicht. Als er overleg was met de baron, die in de periode 1892-1895 negentien keer de bouwplaats bezocht, waren doorgaans beide architecten aanwezig. De baron was soms in gezelschap van zijn rentmeester Frans Luyten, die kantoor hield in Brussel. Op De Haar was een bouwbureau ingericht. Het dagelijkse toezicht op de bouwplaats namens de architecten was aanvankelijk alleen in handen van opzichter Jan Hendrik Ingenhaag (1852-1919). Hij was degene die in de periode 1892-1895 het Bouwdagboek bij hield, dat ons nu inzicht geeft in de voortgang. De laatste aantekening in dit dagboek dateert van 25 augustus 1895, toen men het casco kennelijk als voltooid beschouwde.4 De taak van Ingenhaag werd na een jaar zo omvangrijk dat hij in april 1893 ondersteuning kreeg van J.W. Meester, die later tijdelijk als opzichter zou worden vervangen door Peter Johannes Turlings (1857-1905). Ook in april 1893 kreeg hoofdopzichter Ingenhaag nog extra assistentie van adjunct-opzichter en tekenaar Jan Teppema. De bekende architect Jan Stuyt (1868-1934) was eveneens als tekenaar actief op De Haar, in de tweede helft van 1894, en tevens veel later, omstreeks 1905, Hendrik Wijdeveld (1885-1987).
DE HERBOUW VAN HET KASTEEL 1892-1912
kap, terwijl de spits van de Riddertoren wordt voorzien van beschot.
143
166
WIES VAN LEEUWEN
‘Cette splendide restauration’ De plannen voor de restauratie en herbouw het Kasteel Wies van Leeuwen
Het spanningsveld tussen de ambities van architect en opdrachtgever domineert de ambitieuze restauratieplannen voor Kasteel de Haar. Aanvankelijk is sprake van vier tekeningen voor ‘une restauration simple’ die door Victor de Stuers worden geschonken aan Etienne van Zuylen van Nijevelt en de schatrijke Hélène de Rothschild. Stap voor stap werken Pierre en Joseph Cuypers echter al snel toe naar de realisatie van ‘une restauration somptueuse’. Die opeenvolging van plannen leidt ertoe dat het Kasteel pas rond 1897 in de hoofden van architecten en opdrachtgever zijn uiteindelijke vorm krijgt. Het is een geschiedenis van planwijzigingen en conflicten, een verhaal over de eerste plannen, over de gedaanten van de oostgevel en de Hall. Het middeleeuwse visioen van Cuypers wordt verenigd met de droom van weelde van het echtpaar Van Zuylen.
Dramatis personae De opdrachtgever, Etienne van Zuylen van Nijevelt behoort tot de Franse society in Parijs en Nice. Hij omringt zich met de weelderige sfeer van de Franse Beaux Arts-stijl. Dat is onder meer te zien aan zijn eclectische villa Il Paradiso te Nice. In 1887 trouwt hij met Hélène de Rothschild, lid van een steenrijke familie, waarvan de leden prestigieuze huizen als Mentmore, Waddesdon Manor en Ferrières hebben laten bouwen. Kort daarna erft hij de bouwvallen van het Kasteel van
zijn voorvaderen, dan ‘een der schoonsten, zoo niet de schoonste ruïne, die wij in ons vaderland hebben aan te wijzen’.1
Pierre Cuypers en de rentmeester Frans Luyten (staande) poseren in de zuidoosthoek van de
Vader en zoon Pierre en Joseph Cuypers zullen het Kasteel restaureren. De baron heeft grote waardering voor het talent en de toewijding van de architecten, ook al lopen hun opvattingen over stijl geregeld uiteen, iets wat in nog sterkere mate geldt voor de barones. Het fascinerende van het project is echter dat vader en zoon Cuypers hier op het toppunt van hun kunnen werken. Ze hebben buigzaamheid en wendbaarheid nodig om Van Zuylens verlangen naar mondaine weelde te verenigen met hun eigen redelijke of rationele, op de middeleeuwen gestoelde opvattingen. Het gaat daarbij steeds om eigentijds comfort met een riddermatig accent, om strengheid versus weelderige elegantie. In 1896 is de baron zo enthousiast dat hij aanbiedt om huisjes bij De Haar te bouwen voor vader en zoon Cuypers en voor de tuinontwerper Copijn.2 Hij bezoekt het werk frequent, in de cruciale jaren van 1892 tot 1895 komt hij negentien keer op de bouwwerf, zijn echtgenote slechts een keer. Pierre Cuypers is bij het begin van de werken al 63 jaar oud, maar nog vol energie en verbeeldingskracht, in weerwil van zijn zwakke constitutie. Zijn grote werken in Amsterdam, het Rijksmuseum en het Centraal Station, zijn al enkele jaren voltooid. Het waren zijn laatste nieuwbouwprojecten voor het rijk, opdrachten die door bemiddeling van de referendaris van de Afdeling Kunsten en Wetenschappen van het ministerie van binnenlandse zaken, de Maastrichtse patriciër Victor de Stuers, tot stand waren gekomen.
‘CETTE SPLENDIDE RESTAURATION’ DE PLANNEN VOOR DE RESTAURATIE EN HERBOUW VAN HET KASTEEL
Feestzaal, 3 oktober 1913. (SKDH Fotoalbum III, nr. 47)
167
Etienne van Zuylen en zijn echtgenote, Hélène de Rothschild maken een wandeling aan de zuidzijde van de Ruïne, 1890. Ze hebben die dag verschillende
jaloerse verwijten en noemt hem op allerlei gebieden een ondeugd: hij is een ‘vilain jaloux’, ‘un vilain bavard’ en zelfs een ‘vilain gourmand’! Dat de baron vriendinnen had, was een publiek geheim.168 De brieven van Hélène aan Etienne kenmerken zich door een aantal onderwerpen die steeds de revue passeren: personeel, politiek,
foto’s genomen met de eerste Kodak-camera (met rolfilm), waarvan de afdrukken rond waren (afb. p. 588). Deze foto kozen Etienne en Hélène uit om er prentbriefkaart van te laten drukken. (SKDH)
Na het overlijden van haar zoon Hélin in 1912 kwam Hélène nog maar zelden op De Haar. Etienne was er nog ieder jaar met een hele schare vrienden, onder wie, naar verluidt, veel aantrekkelijke vrouwen. Etienne gaat voor de grap op de knieën voor Mme. Max, terwijl zijn zoon Egmont rechts op de rug is te zien, met de Midden- of Duivenpoort op de achtergrond, circa 1920. Op de trap naar de hoofdingang van het Kasteel kijken de zus van Etienne, Stéphanie, en haar man Maurice van de Velde glimlachend toe. (SKDH Familiealbum I, nr. 87)
278
KATRIEN TIMMERS
financiën, ziekte en ongemakken, paarden, vrienden en eten. In vrijwel iedere brief mopperde Hélène uitgebreid over haar eigen personeel, personeel op De Haar en personeel in het algemeen. Ze was ervan overtuigd dat personeel zich altijd verrijkte ten koste van zijn werkgever (Etienne laat zich in haar ogen veel te gemakkelijk inpakken) en naar aanleiding van een aanvraag voor een onderscheiding (Palmes academique) voor een portier, merkte ze schamper op dat hij niet meer verdient dan een onderscheiding in ‘de Orde van de Dief ’; het Légion du Voleur! Volgens Hélène was veel personeel lui, inhalig en luidruchtig. Maar over goed personeel was de barones buitengewoon enthousiast. Een jong iemand met goede antecedenten was veel waard. Ze had in 1922 tijdelijk een nieuwe kok die zo lekker kookte dat ze na iedere maaltijd dikker werd, ze werd nog een lekkerbek op haar oude dag: ‘Vous voyez je deviens gourmande dans mes vieux jours.’169 Hélène beklaagde zich in de brieven regelmatig over de belastingen, maar is richting Etienne zeer vrijgevig: als hij geld nodig had, hoefde hij het haar maar te vragen en ze stuurde een cheque. De moeder van Hélène, Adèle Hannah, was in maart 1922 gestorven en de barones moest, zo lijkt het, belasting betalen over een legaat van haar aan de stad Frankfurt en ‘une partie du vol’ voor het testament. Hélène was er geërgerd over. Er