adelsgeschiedenis 12
Adel en ridderschap in Gelderland
Die geschiedenis begint in de Noormannentijd met een van de eerste Gelderse edelen, Everhard Saxo, uit het geslacht van de graven van Hamaland. Vele eeuwen later, op 17 april 1621, stierf de katholieke Gelderse edelman Jacob Mom door beulshanden op een Haags schavot. Pas vanaf 1814 mochten de katholieke adellijke geslachten hun rol in het Gelderse politieke leven weer opeisen. Sinds 1813/1815 is er wet- en regelgeving die bepaalt wie tot de adel behoort. De Hoge Raad van Adel houdt daarop toezicht.
De adel speelde zeker tot midden twintigste eeuw een grote rol in het openbaar bestuur. Daarna leek het alsof adel iets van het verleden was. Dat is echter allerminst waar. De meeste buitenplaatsen zijn in ‘adellijke handen’ en de Gelderse Ridderschap houdt zich intensief bezig met het cultuurhistorisch erfgoed in Gelderland.
tien eeuwen geschiedenis
Al eeuwen wordt de provincie Gelderland met haar vele buitens geassocieerd met adel. Op verzoek van de Ridderschap van Gelderland beschreven dertien auteurs de Gelderse adelsgeschiedenis vanaf de tiende eeuw tot nu.
Adel en ridderschap in Gelderland ~
tien eeuwen geschiedenis
adelsgeschiedenis xii
De reeks Adelsgeschiedenis wordt uitgegeven onder auspiciën van de Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis (www.adelsgeschiedenis.nl).
De uitgave van Adel en ridderschap in Gelderland – tien eeuwen geschiedenis kwam mede tot stand dankzij financiële steun van Stichting Fonds A.H. Martens van Sevenhoven Stichting Hackfort Fonds
Adel en ridderschap in Gelderland ~ tien eeuwen geschiedenis
jaap dronkers conrad gietman lĂŠon van der hoeven evert de jonge frank keverling buisman yme kuiper frans k.m. van nispen tot pannerden aart (g.a.) noordzij coen o.a. schimmelpenninck van der oije vincent c. sleebe marc v.t. tenten gerard h.a. venner johanna maria van winter
Onder redactie van coen o.a. schimmelpenninck van der oije frank keverling buisman marc v.t. tenten fred j.w. van kan
Eindredactie ingrid d. jacobs
Beeldredactie wanita t. resida cĂŠcile j.m. schulte-van wersch tineke seebach
Groepsfoto van de Ridderschap van Gelderland op IJsselvliedt te Wezep op 20 september 2008. Centraal op de foto mr Otto baron van Verschuer en zijn vrouw jonkvrouw C. Th. van Sminia. Baron Van Verschuer nam tijdens deze bijeenkomst afscheid als voorzitter.
Verklaring van de Kwartieren van Hendrina
behoeve van de opzwering van hun zoon
van Arnhem, vrijvrouw van Spaen (1625-
Friedrich Wilhelm (1667-1735) in de
1671), eerste vrouw van Alexander des H.R.
Ridderschap van Veluwe (1711).
Rijksvrijheer van Spaen (1619-1692) ten
Inhoud Voorwoord 9
bestuur van de ridderschap van gelderland
Ten geleide
11
redactie
1 Adel en ridderschap in Gelre, tiende tot dertiende eeuw
2 De late middeleeuwen: ridderschap, vorst en territorium
211
gerard h.a. venner
8 Van gewest naar vaderland: adel en ridderschap, 1780-1850
177
conrad gietman
7 De ridderschap van het Overkwartier, circa 1540-1795
135
evert de jonge en marc v.t. tenten
6 Katholieke adel in een protestants gewest, 1621-1795
97
léon van der hoeven
5 De drie kwartierlijke ridderschappen als deel van de soevereine Staten van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen, 1621-1795
53
frank keverling buisman
4 Naar een overheersende stand
29
aart (g.a.) noordzij
3 Adel en ridderschap in transitie: van landsheerlijke naar soevereine stand, 1543-1621
13
johanna maria van winter
227
coen o.a. schimmelpenninck van der oije
9 Tussen regeringsmacht en dorpscultuur: de adel in de negentiende en twintigste eeuw 271
vincent c. sleebe
10 Van Politiek Orgaan tot ‘Zedelyck Ligchaam’, 1850-2012
11 Herinneringscultuur
299
frans k.m. van nispen tot pannerden en jaap dronkers
317
yme kuiper
Bijlagen 328
frans k.m. van nispen tot pannerden
Afkortingen en verkort weergegeven titels 329 Illustratieverantwoording 333 Noten 336 Bronnen en literatuur 360 Persoonsnamenregister 373 Over de auteurs en de redactie 382 Colofon 384
Kaart van het hertogdom Gelre en graafschap Zutphen eind zeventiende eeuw, door N. Visscher.
adel en ridderschap in gelderland
8
Voorwoord
De stad Amsterdam ontving in augustus 1659 Amalia van Solms met haar dochters Louise Henriëtte en Henriëtte Catherine en hun echtgenoten. Echtgenoot en vader prins Frederik Hendrik was al in 1647 overleden. Tijdens het bezoek van de Oranjes trokken ‘staatcywagens’ met personificaties door de stad. Achter de voorste wagen, die was gewijd aan de Eendracht, volgde de wagen van Gelderland. Dit gewest ging als voormalig hertogdom voorop, Holland en de andere gewesten sloten aan. In een houtsnede met de zestien wagens, staat onder de Gelderse wagen:
gende directeuren van het Archief. Wat nu voorligt, is hetgeen wij destijds voor ogen hadden, uitdrukkelijk met dank aan de auteurs. Een woord van grote waardering is op zijn plaats jegens de leden van de redactie, die zich eerst over de opzet en later over de ingekomen bijdragen hebben gebogen. Een team van drie beeldredacteuren heeft veel werk verzet. De afbeeldingen, liefst niet al te bekend, werden niet als verstrooiende plaatjes gezien, maar als een wezenlijk onderdeel van het boek, gelijkwaardig aan de tekst. De eindredacteur tenslotte heeft wondermooi werk verricht door eenheid in het geheel te brengen, voorstellen aan de auteurs te doen tot verbetering, en het Nederlands waar nodig, nog vloeiender te maken.
‘Is achter met stroomgoden versiert. Gelderlant laat zich op dese voortrijden: sij heeft Nimmegen, Arnhem, Zutphen, Diane en jachtnimfen bij sich. Het aadlijk Gelderlandt is stout in oorlogstochten. De zeege wordt niet dan door dapperheidt bevochten.’ 1
Het bestuur heeft besloten geen lijst op te nemen van leden van de Ridderschap. Een ledenlijst is in 18752 gepubliceerd. Omdat in het artikel van de secretaris-thesaurier de ledenlijst wel aan een analyse is onderworpen, is deze voor wetenschappelijke doeleinden bij hem als houder van het copyright beschikbaar.
Al eeuwen wordt Gelderland ook buiten zijn grenzen – zelfs in Amsterdam – geassocieerd met adel. In de historiografie geldt voor de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden voor de westelijke provincies ‘republiek van burgers’ en voor de oostelijke gewesten ‘republiek van adel’.
Het bestuur is bijzonder gelukkig met het resultaat en hoopt dat dit boek een welkome aanvulling is op de geschiedenis van Gelderland en daarmee op die van Nederland.
Voor het bestuur van de Ridderschap van Gelderland was er na een aanvankelijk beperkte opzet, behoefte aan een wetenschappelijke studie over adel en ridderschap in dit gewest vanaf de middeleeuwen tot heden. Die studie moest niet tot de geschiedenis van de ridderschap(pen) beperkt blijven. De leden van de Ridderschap stemden enthousiast met het voorstel in. Het Gelders Archief verklaarde zich bereid de werkzaamheden te coördineren. Het bestuur kijkt dan ook met groot genoegen terug op de samenwerking met de opvol-
april 2013 het bestuur van de ridderschap van gelderland, c.o.a. schimmelpenninck van der oije, voorzitter b.j.m. van voorst tot voorst, ondervoorzitter f.k.m. van nispen tot pannerden, secretaris-thesaurier
9
voorwoord
nog een zeldzaamheid. In 2000 verscheen van de hand van A.J. Mensema, Js. Mooiweer en J.C. Streng De Ridderschap van Overijssel. Le Métier du Noble, terwijl in 2008 Limburg volgde met het door Lou Heynens geschreven Adel in ‘Limburg’, of De Limburgse adel: geschiedenis en repertorium, 1590-1990. Al eerder in 2001 (en herdrukt in 2009) schreef A. Janse Ridderschap in Holland. Portret van een adellijke elite in de late middeleeuwen en in 2010 publiceerde A. van Steensel Edelen in Zeeland: macht, rijkdom en status in een laatmiddeleeuwse samenleving.
Ten geleide Het idee om daadwerkelijk werk te gaan maken van een boek over de Gelderse ridderschap is al bijna een decennium oud. Op initiatief van drs. Coen O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije (toen nog) vice-voorzitter van de Ridderschap van Gelderland, werd begin 2005 een klein voorbereidingscomité gevormd, waarvan de toenmalige directeur van het Gelders Archief, prof.dr. Frank Keverling Buisman, en drs. Marc V.T. Tenten, auteur en onderzoeker, deel uitmaakten. Aanvankelijk gingen hun gedachten nog uit naar een publicatie over de Ridderschap van Gelderland als zedelijk lichaam in de negentiende en twintigste eeuw, maar al snel werd dit pad verlaten om het onderwerp in een veel breder perspectief te plaatsen: de adel en ridderschap in Gelderland als geheel, vanaf het ontstaan ervan in de elfde/twaalfde eeuw tot in de vroege een-en-twintigste eeuw.
Voor Gelderland is tot het verschijnen van dit handboek geen totaalstudie geschreven. Dat wil niet zeggen dat de geschiedenis van adel en ridderschap terra incognita was, integendeel. Vanaf het midden van de negentiende eeuw zagen belangrijke en belangwekkende algemene en detailstudies het licht. Pionier op dit gebied was zonder twijfel W.J. baron d’Ablaing van Giessenburg met drie werken over de kwartierlijke ridderschappen: De ridderschap van Veluwe, of Geschiedenis der Veluwsche jonkers (1859), Bannerheeren en de Ridderschap van Zutphen van den aanvang der beroerten in de XVIe eeuw tot het jaar 1795 (1877/1885) en Ridderschap van het kwartier van Nijmegen; namen en stamdeelen van de sedert 1587 verschenen edelen (1899). Dit laatste werk verscheen postuum en was door P.A.N.S. van Meurs voorzien van een geschiedkundig overzicht.
Na een eerste inhoudelijke opzet door Marc Tenten, is uiteindelijk in het voorjaar van 2008 een definitief plan gevormd. Het voorbereidingscomité werd tot redactie en versterkt met dr. Fred J.W. van Kan, sinds eind 2006 de nieuwe directeur van het Gelders Archief. In een latere fase werden drs. Wanita T. Resida, Tineke Seebach en drs. Cécile J.M. Schulte-van Wersch als beeldredacteuren aangetrokken. De Ridderschap van Gelderland fungeerde als opdrachtgever, terwijl het Gelders Archief als ‘aannemer’ van het project ging optreden, en de noodzakelijke organisatorische en logistieke ondersteuning leverde.
Daarna zijn vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw belangrijke werken verschenen, daaronder is de dissertatie van prof. dr. jonkvrouwe J.M. van Winter, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen twee delen (Arnhem, 1962). Sinds eind jaren tachtig is in het algemeen de belangstelling voor adelsgeschiedenis toegenomen. Deze tendens is ook terug te zien in allerlei kleinere publicaties, bijvoorbeeld artikelen in de Bijdragen en Mededelingen Gelre en in de oprichting in 1993 van de Werkgroep Adelsgeschiedenis (thans Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis), die het Jaarboek Virtus en monografieën in de Reeks Adelsgeschiedenis uitgeeft.
Inhoudelijk werd gekozen voor een chronologisch-thematische opzet, met een indeling in een elftal hoofdstukken, waaraan ook direct al de namen van de beoogde auteurs gekoppeld konden worden. Vanaf 2008 is intensief aan Adel en ridderschap in Gelderland geschreven. Het plan om de boekpresentatie in de nieuwe behuizing van het Gelders Archief te laten plaatsvinden leefde al lang. Nu kunnen we zeggen dat de presentatie er ook daadwerkelijk gaat plaatshebben: in de week waarin het nieuwe gebouw officieel wordt geopend, op 21 september 2013.
Verantwoording
Adelsgeschiedenis
Uitgangspunt bij de opzet van dit boek was dat de auteurs zich zoveel mogelijk zouden baseren op bestaande literatuur en gedrukte bronnen. Hoewel dat niet de bedoeling was, is in sommige gevallen nader archiefonderzoek toch onvermijdelijk gebleken; de enorm toegenomen beschikbaarheid van archiefbronnen op het internet vereenvoudigde dat archiefonderzoek echter wel.
Sinds ruwweg de laatste drie decennia mag adelsgeschiedenis zich in de belangstelling van een ruimer publiek verheugen. Dat vertaalt zich in een groter aantal publicaties op dit gebied. Toch zijn handboeken over geschiedenis van adel en/of ridderschap op provinciaal niveau
Ondanks het feit dat er bij de opzet van het boek met chronologischthematische hoofdstukken gepoogd is aan de Gelderse adel en ridderschappen in al zijn facetten door de tijd heen aandacht te besteden,
adel en ridderschap in gelderland
10
is het niet zo dat met deze publicatie alles uitputtend is behandeld. Verschillende auteurs geven in hun bijdrage aan dat nader onderzoek nog nodig is. Wij hopen dat dit boek inderdaad uitdaagt tot nieuw onderzoek en verrassende publicaties.
Een groep die in Gelderland weinig voorkwam, is de briefadel. Wel waren er families waarvan de status onduidelijk was, maar die een adellijke levensstijl voerden en daardoor tot de niet-riddermatige adel gerekend werden.
Bovendien is de focus van het boek nogal gericht op de Nederkwartieren, zeker vanaf de zeventiende eeuw. De riddermatigen in het Overkwartier (van Roermond) worden in de hoofdstukken tot het eind van de zestiende eeuw natuurlijk meebesproken, maar aan hun positie nadien is in een apart hoofdstuk aandacht geschonken.
Tot slot nog de hoge adel, waaronder de bannerheren van Bergh, Bronckhorst, Bahr en Wisch. Zij speelden tot het eind van de zestiende eeuw een rol van betekenis, maar verdwenen daarna al snel uit beeld. In het kielzog van de Bataafse Omwenteling van 1795 werd de adel zo niet officieel dan toch officieus afgeschaft. Eind 1813 was het leed geleden en werd het adelsbeleid, zoals gezegd, in wet- en regelgeving vastgelegd.
Terminologie Dit handboek behandelt de geschiedenis van adel en ridderschap in Gelderland. De vraag is echter wie daartoe behoorden? In een aantal hoofdstukken zullen auteurs daar ieder op hun manier antwoord op geven. Toch is het goed daar nu al wat duidelijkheid over te verschaffen. Eenvoudig gesteld is de Gelderse adel het geheel van edelen in Gelderland en is de ridderschap een deelverzameling daarvan, bestaande uit diegenen die gerekend worden tot de ridderschap. In tijd en plaats veranderde de samenstelling van hoofd- en deelverzameling.
Dankwoord Een project als het onderhavige kan niet gerealiseerd worden zonder de steun van velen. Een groot woord van dank verdient in ieder geval de Ridderschap van Gelderland zelf, die met een genereus (financieel) gebaar deze publicatie mogelijk heeft gemaakt. Zonder die steun was het vermoedelijk bij mooie plannen gebleven. Ook de auteurs zijn dank verschuldigd: nogal wat onder hen hebben hun bijdrage na (of naast) hun eigenlijke werkzaamheden tot stand gebracht, en sommigen hebben behoorlijk geduld moeten oefenen, daar er soms een flinke periode lag tussen het indienen van hun kopij en deze uiteindelijke publicatie. Dank ook aan de beeldredactie, Tineke Seebach, Cécile Schulte-van Wersch en Wanita Resida, die erin geslaagd zijn tientallen aansprekende illustraties bijeen te brengen, waaronder ook flink wat onbekend materiaal. Ook drs. Ingrid D. Jacobs, die als eindredacteur werd aangetrokken, heeft haar inhoudelijke en coördinerende werkzaamheden tot volle tevredenheid uitgevoerd, en moet in onze dank worden betrokken.
Sinds 1813/1815 is het door wet- en regelgeving duidelijk wie tot de adel behoort. Een hoog college van staat, de Hoge Raad van Adel houdt hierop toezicht. Voordien was die duidelijkheid er absoluut niet. Zo bestond de adel in Gelderland ten tijde van het Ancien Régime uit een verzameling subgroepen. De belangrijkste daarvan was de riddermatige adel. Deze groep was voor het grootste deel voortgekomen uit de middeleeuwse krijgerselite, maar ze ontwikkelde zich vanaf de zestiende eeuw steeds meer tot een bestuurlijke stand. Een edelman werd geacht riddermatig te zijn wanneer hij als zodanig door zijn standsgenoten, ook wel jonkers genoemd, werd erkend. Deze erkenning was van groot belang want het kon hem, mits hij aan de vereisten voor toelating voldeed, toegang tot de ridderschap verschaffen en daarmee tot lucratieve bestuurlijke posities.
Het Gelders Archief heeft haar organiserende rol met verve vervuld. Vooral May Scheepers verdient daarvoor een pluim. Wij zijn het bestuur van de Werkgroep adelsgeschiedenis erkentelijk voor het feit dat het deze publicatie een plek gaf in de Reeks Adelsgeschiedenis. Ten slotte: de redactie zelf. De vier redactieleden hebben de ingezonden bijdragen allemaal zeer zorgvuldig gelezen en beoordeeld. Nu dragen wij ons boek over aan de lezers.
Een andere belangrijke subgroep is de stadsadel. Deze adel nam al eeuwen deel aan stedelijke regeringen, waarbij sommige families (nog) wel als riddermatig en andere niet als zodanig werden beschouwd. Na 1621 kwamen de katholiek gebleven edelen in een enigszins vergelijkbare positie te verkeren. Zij werden vanaf dat jaar op grond van hun geloof uitgesloten van deelname aan de regering op kwartierlijk en gewestelijk niveau. Lidmaatschap van de ridderschappen viel daarmee voor hen weg. Toch werden ook deze families nog als riddermatig beschouwd.
pasen 2013 coen o.a. schimmelpenninck van der oije frank keverling buisman marc v.t. tenten fred j.w. van kan
11
ten geleide
adel en ridderschap in gelderland
12
Adel en ridderschap in Gelre, tiende tot dertiende eeuw ~ johanna maria van winter
Koningsvrijen en ministerialen
ontginnen als militair te beschermen tegen de toen nog heidense Friezen. Zij kwamen vermoedelijk uit zuidelijker streken en golden als vrije mensen binnen het Frankische Rijk, hoewel hun vrijheid bedreigd werd door inheemse boeren van allerlei rang en stand die jaloers waren op hun voorrechten. In de tijd van Karel de Grote moest daarom hun weergeld, dat wil zeggen de boete die betaald moest worden voor het doden van zo iemand, worden verhoogd ten opzichte van het weergeld van de lagere standen. Juist deze extra rechtsbescherming die zij kregen van de kant van de rijksoverheid, wijst erop dat zij geen edelen waren: een edelman moest zichzelf kunnen beschermen. In het Frankische recht bestond er dan ook geen apart weergeld voor een edelman; hij stond min of meer boven de wet.
In de geschiedenis van wat later Gelderland zou gaan heten, was het ontstaan van de ridderschap een betrekkelijk laat verschijnsel. Hoewel er sedert onheuglijke tijden militaire expedities in dit gebied hebben plaatsgevonden, speelden daarbij oorspronkelijk geen ridders en knapen de hoofdrol maar militaire aanvoerders van adellijke status en aan hen ondergeschikte soldaten, in het Latijn milites. Deze soldaten kwamen vermoedelijk uit allerlei rangen van de bevolking, zowel vrijen als minder-vrijen (liten). Bij de vrije soldaten moeten we niet in de eerste plaats denken aan volvrije boeren, maar aan boeren van de categorie der zogenaamde ‘koningsvrijen’ of homines franci. Juist in het Gelderse rivierengebied komen we hen tegen, waar zij in de achtste eeuw, de tijd van Karel Martel en Pepijn de Korte, dus de voorgangers van Karel de Grote, moeten zijn neergezet om dit grensgebied zowel agrarisch te
De met goud gekroonde klimmende leeuw
afkomst van de stamvader van Bergh,
op het wapen van Bergh staat bekend als de
Constantijn van Melegarde (begin twaalfde
klimmende leeuw van Cyprus en verwijst met
eeuw). Hekpost bij de ingang van Huis Bergh,
de elf gouden bezanten (Byzantijnse munten)
’s-Heerenberg.
Daarnaast kwamen er ook onvrijen in beeld als mogelijke soldaten, waarbij niet gedacht moet worden aan de hofhorigen uit de domeinen, die immers aan de grond waren gebonden. Wel ontwikkelde zich binnen de onvrije domeinbevolking een bovenlaag met meer bewegingsvrijheid, die der ministerialen. In de loop van de twaalfde eeuw krijgen we hen in het vizier in drie dienende functies: als garnizoen van de adellijke burchten, als beheerders of meiers van adellijke domeinen, en als personeel van de grafelijke hofhouding. Deze functies boden de bekwaamsten onder hen grote kansen voor stijging op de
op de schildzoom naar de mogelijk Armeense
13
adel en ridderschap in gelre, tiende tot dertiende eeuw
maatschappelijke ladder, juist door het dienstbare karakter ervan. We moeten daarbij wel bedenken dat zij leefden in een tijd van kerkelijke dominantie, waarbij als ideaal aan de gelovigen werd voorgehouden dat niet heersen maar dienen
de christelijke norm was. De ministerialen waren dienaren van hun heer, maar wel met eigen verantwoordelijkheid. Zij gingen ook de kern vormen van de zich ontwikkelende ridderschap. Pas later sloten de edelen zich daarbij aan.
‘Geldria’, kaart uit 1593 door Gerard de Jode.
adel en ridderschap in gelderland
14
Politieke achtergrond
Bij al deze delingsverdragen en bijbehorende strubbelingen waren de Frankische heersers slecht toegerust voor effectieve afweer van de Vikingen. Soms namen zij hen zelfs in dienst en benoemden hen tot graven of hertogen van bedreigde gebieden in ruil voor hun bekering tot het christendom. Zij kregen dan de opdracht om hun ambtsgebied te beschermen tegen de aanvallen van hun landgenoten. Op die manier had Lotharius I in 850 Dorestad en andere graafschappen (onbekend welke precies) aan de Deense aanvoerder Rorik overgedragen, maar na de dood van Lotharius in 855 was Rorik weer naar Denemarken teruggegaan. In 882 kwam er echter opnieuw een Noorman in de noordelijke landen aan de macht, Godfried de Deen, tot hertog van Frisia aangesteld door keizer Karel de Dikke van het Oostfrankische Rijk. Een van Godfrieds tegenstanders was de reeds genoemde Everhard Saxo, die bij een Vikingenaanval gevangen was genomen en met een hoog losgeld door zijn moeder Evesa vrijgekocht.
Een van de eerste edelen die we in dit gebied tegenkomen, is Everhard Saxo uit het geslacht van de graven van Hamaland. We leven dan in de Noormannentijd, als Vikingen met hun schepen de grote rivieren opvaren en de aangrenzende kerken plunderen. Het rijk van Karel de Grote is sinds 843, bij het verdrag van Verdun, verdeeld tussen zijn drie kleinzoons: Karel de Kale in het westen, Lotharius in het midden en Lodewijk de Duitser in het oosten. Lotharius sterft al in 855 en wordt opgevolgd door zijn drie zoons, van wie Lotharius II het noordelijkste stuk krijgt, dat naar hem ‘Lotharingen’ gaat heten. Ook een groot deel van het huidige Nederland valt daarbinnen, inclusief een deel van het Middennederlandse rivierengebied. De westelijke grens wordt gevormd door de Schelde tot aan haar mond, maar waar de oostelijke grens dan precies loopt, is onduidelijk. Na de dood van Lotharius II in 869 verdelen zijn ooms Karel en Lodewijk zijn deel bij het verdrag van Meerssen (870), maar lang houdt deze verdeling niet stand, want reeds in 880 – bij het verdrag van Ribémont – wordt de grens van Verdun tussen het Westfrankische en het Middenrijk hersteld en vervalt de grens met het Oostfrankische Rijk: heel Lotharingen komt formeel bij het oosten. Het latere Gelderland hoort daar dan ook bij.
Deze Everhard leende zich dan ook voor een wraakoefening door Godfried de Deen bij Spijk in de Overbetuwe in 885 te doden tijdens een onderhoud waartoe deze namens de keizer was uitgenodigd. Het was een valstrik waar Godfried intrapte, in een schaakspel van intriges en contra-intriges, maar dit incident bleef op zijn beurt niet ongewroken. In 898 werd Everhard Saxo zelf namelijk vermoord door Waldger, zoon van de Westfriese graaf Gerulf, die een trouwe aanhanger en raadgever van Godfried de Deen was geweest.1
De sage van de Gelderse drakenstrijd, vooral in de vijftiende eeuw vastgelegd, vertelt de oorsprong van het hertogdom Gelre. Het verhaal speelt zich af in 878, ten tijde van keizer Karel de Kale. Wichard en Lupold, zonen van Wichard van Pont, zouden een draak hebben verslagen die in zijn doodstrijd de woorden ‘Gelre’, ‘Gelre’ uitstootte. Op de plaats van de strijd is volgens de overlevering het eerste kasteel van Gelre gebouwd. Tekening door Alexander Ver Huell (1822-1897) als illustratie bij een gedicht van A.C.W. Staring van den Wildenborch (1767-1840).
15
adel en ridderschap in gelre, tiende tot dertiende eeuw
Colofon Uitgave WBOOKS info@wbooks.com www.wbooks.com
Eindredactie Ingrid D. Jacobs Beeldredactie Wanita T. Resida Cécile J.M. Schulte-van Wersch Tineke Seebach Vormgeving Lori Lenssinck / Voorheen De Toekomst, Wageningen
i.s.m. Gelders Archief, Arnhem info@geldersarchief.nl www.geldersarchief.nl
Adel en ridderschap in Gelderland– tien eeuwen geschiedenis verschijnt als twaalfde deel in de reeks Adelsgeschiedenis.
Onder redactie van Coen O.A. Schimmelpenninck van der Oije Frank Keverling Buisman Marc V.T. Tenten Fred J.W. van Kan
© 2013 WBOOKS / Gelders Archief / de auteurs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Tekst Jaap Dronkers Conrad Gietman Léon van der Hoeven Evert de Jonge Frank Keverling Buisman Yme Kuiper Frans K.M. van Nispen tot Pannerden Aart (G.A.) Noordzij Coen O.A. Schimmelpenninck van der Oije Vincent C. Sleebe Marc V.T. Tenten Gerard H.A. Venner Johanna Maria van Winter
adel en ridderschap in gelderland
De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISACorganisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2013. ISBN 978 90 663 0595 3 NUR 693
384