File 1408629799

Page 1

Wapenregister van de Nederlandse adel



WAPENREGISTER VAN DE NEDERLANDSE ADEL HOGE RAAD VAN ADEL 1814 - 2014

Coen Schimmelpenninck van der Oije Egbert Wolleswinkel Jos van den Borne Conrad Gietman

WBOOKS



Inhoud Voorwoord

7

Inleiding

9

Coen Schimmelpenninck van der Oije

Adeldom, een creatie van de Vorst

17

Registratie van wapens door de Hoge Raad van Adel

61

Heraldiek van het Koninklijk Huis

91

Egbert Wolleswinkel

Jos van den Borne

Egbert Wolleswinkel

Wapenregister van de Nederlandse adel

117

Verantwoording en toelichting Besluiten, registertekeningen en wapenbeschrijvingen Oranje-Nassau Adellijke geslachten A - Z

Bijlagen

629

Voorzitters, leden, secretarissen en locaties van de Hoge Raad van Adel Wapentekenaars van de Hoge Raad van Adel Heraldische figuren (systematisch overzicht) Wapenspreuken (alfabetische lijst) Geraadpleegde bronnen Samenvatting / Summary / Zusammenfassung / Résumé Auteurs Colofon

← Rangkronen vastgesteld bij Kon. Dispositie van 4 febr. 1816 (gravure, RA, inv.nr. 8, not. 1816-85)

119 127 127 145

629 633 641 657 661 666 669 670

Jonkheer Jacob van der Lely van Oudewater (17691825), eerste secretaris van de Hoge Raad van Adel, werd in 1815 koning van wapenen (aquarel, 30 × 24 cm, J.B. Robart, 1815; collectie Hoge Raad van Adel) Pagina 6 →

5


6


Voorwoord In 2014 worden verschillende gebeurtenissen herdacht die zich tweehonderd jaar geleden afspeelden. In het jaar 1814 kwam ook de Hoge Raad van Adel tot stand: de instelling van de Raad op 24 juni, de beëdiging op die dag, de eerste bijeenkomst op 25 juli en als eerste tastbare resultaat het Soevereine Besluit van 28 augustus, waarin de benoemingen in de ridderschappen werden gedaan. Was aanvankelijk de taak van de Raad gelegen op het terrein van adelszaken, al in december 1814 kwam daar de overheidsheraldiek bij. Wij kunnen met bewondering terugkijken op het vele werk dat de Raad in korte tijd op beide terreinen verrichtte. De Raad heeft bij zijn honderdvijftigjarig bestaan De Hoge Raad van Adel, geschiedenis en werkzaamheden doen verschijnen, waarin de leden van de Raad de verschillende taken van de Raad in historisch perspectief behandelden. Bij het 175-jarig bestaan liet de Raad van de hand van zijn medewerker G.P. Nijkamp De Nederlandse adel. Besluiten en wapenbeschrijvingen verschijnen. In hetzelfde jaar (1989) verscheen ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de N.V. Bank voor Nederlandse Gemeenten van de hand van mr. J.H. Keuzenkamp, Gemeentewapens in Nederland. Zo kon aandacht worden besteed aan beide taken van de Raad. In de negentiende eeuw is het bij uitstek mr. W.J. baron d’Ablaing van Giessenburg geweest – lid van de Raad van 1848-1852, vervolgens secretaris en referendaris van Staat belast met adelzaken tot 1866 – die door een reeks van nog steeds waardevolle publicaties op beide werkterreinen van de Raad aandacht aan adelsgeschiedenis en overheidsheraldiek heeft besteed. Mr. O. Schutte, secretaris van de Raad van 1968-2003, heeft onder andere door omvangrijke en uiterst nuttige publicaties biografisch materiaal van edellieden bewerkt en toegankelijk gemaakt. Zijn opvolger mr. E.J. Wolleswinkel, uitgenodigd door de Raad om in het kader van de viering van het tweehonderdjarig bestaan belangrijke beslissingen van de Raad systematisch bijeen te brengen, zag kans in korte tijd een samenhangend werk uit te brengen, Nederlands adelsrecht. Wettelijke adeldom als historisch gegroeid instituut, waarop hij in 2012 promoveerde. Nu deed zich de vraag voor waaraan in 2014 behoefte bestond. W.J.J.C. Bijleveld publiceerde in 1949 Opmerkingen over de geslachten, behandeld in het Nederland’s Adelsboek. Een antiquaar beschrijft het zeldzame boekje als een ‘geruchtmakende uitgave met kritische opmerkingen van deze grimmige redacteur. Diverse geslachten werden volgens Bijleveld ten onrechte in de adel opgenomen.’ In de loop der jaren is door kritische bestudering van genealogische bronnen een beter inzicht verkregen in de afstamming van de bestaande en uitgestorven Nederlandse constitutionele adel. De vrijwel voltooide historische reeks van Nederland’s Adelsboek toont het profijt aan van de wetenschappelijke beoefening van deze belangrijke hulpwetenschap. De Raad besloot om aan de hand van niet eerder gebruikt materiaal uit het eigen archief onder meer de achtergrond van adelsgunsten zoveel mogelijk te achterhalen. Als onderdeel van de beschrijving van elk geslacht worden in dit boek ook de vastgestelde, beschermde wapens opgenomen en modern beschreven. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de vraag naar het openbaar maken van deze bronnen. Aan overheidsheraldiek wordt in dit jubileumjaar aandacht geschonken in de vorm van een nieuwe website, die de wapens toont van bestaande en opgeheven gemeenten volgens het wapenregister van de Raad. Het wapenregister en de website vormen een passende bekroning van tweehonderd jaar Hoge Raad van Adel. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije, voorzitter van de Hoge Raad van Adel 7


Prinses Catharina-Amalia en haar zusters 2003 WAPENVASTSTELLING – Koninklijk Besluit, ‘s-Gravenhage 21 nov. 2003 (Stb. 487) tot vaststelling van het wapen van kinderen, die geboren mochten worden uit het huwelijk van Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem-Alexander Claus George Ferdinand Prins van Oranje, Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg met Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Máxima der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, mevrouw van Amsberg. Wapen (546-21). ‘Gevierendeeld: I en IV in azuur, bezaaid met blokjes van goud, een leeuw van goud, gekroond met een kroon van drie bladeren en twee parelpunten van hetzelfde, getongd en genageld van keel, in de rechtervoorklauw opgeheven houdende in schuinlinkse stand een zwaard van zilver met gevest van goud en in de linker- een bundel van zeven pijlen van zilver met punten van goud, de pijlen tezamen gebonden met een lint mede van goud (Nassau-Nederland); II en III in goud een jachthoorn van azuur, gesnoerd en geopend van keel, beslagen van zilver (Oanje). In een hartschild van goud, komende uit een golvende schildvoet van azuur, een gekanteelde burcht, waarop drie gekanteelde torens, de middelste hoger dan de andere, het geheel van keel, en vergezeld van twee toegewende wolven van sabel, elk gaande over een uitgerukte cipres van natuurlijke kleur (Zorreguieta). Het schild gedekt met de Koninklijke kroon. Schildhouders: twee leeuwen van goud, getongd en genageld van keel.

144

546-21. Wapen van Prinses Catharina-Amalia en haar zusters 2003-heden Alles geplaatst op een mantel van purper, geboord van goud, gevoerd met hermelijn, opgebonden met koorden, eindigende in kwasten, beide van goud, gedekt door de Koninklijke kroon.’ Wapen 546-21 (papier, 48 × 36 cm, P. Bultsma-Vos, febr. 2004; registertekening Hoge Raad van Adel). De tekening van P. Bultsma-Vos, die in december 2003 in de Staatscourant is gepubliceerd, is een (nog) niet geauthoriseerd exemplaar, dat in vormgeving afwijkt van de registertekening.


A D’Ablaing van Giessenburg 1814 BENOEMING – Souverein Besluit, Brussel 28 aug. 1814, nr. 14. Benoeming van Jean Daniel Cornelis Carel Willem d’Ablaing de Giessenburg (1779-1859) in de Ridderschap van Holland. Akte van bewijs 27 juli 1816, afgegeven 16 okt. 1816.

1816 TITELERKENNING – Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 8 juli 1816, nr. 60. Erkenning van de titel baron voor jonkheer Johan Daniel Cornelis Carel Willem d’Ablaing van Giessenburg (1814), kamerheer en hofmaarschalk van de Kroonprins der Nederlanden, lid Ridderschap van Holland. Dit Koninklijk Besluit was een verzamelbesluit op rekwesten van de hofdignitarissen J.D.C.C.W. d’Ablaing van Giessenburg, A.C. Snouckaert van Schauburg (en twee broers) en M.L. d’Yvoy van Mijdrecht (mede voor twee broers en de drie zonen van een overleden derde broer) om in de vanwege hun ridderschapsbenoemingen uit te vaardigen akten van bewijs aan hen de titel van baron te verlenen. Uit de akten valt op te maken dat deze koninklijke gunst een titelverlening op alle afstammelingen betreft.

1840 NAAMS- EN WAPENVERMEERDERING – 1897 Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 15 juni 1840, nr. 65. Vergunning aan Joan Daniel Wilhelm baron d’Ablaing (18271897) om de naam Van Arkel (baron) d’Ablaing aan te nemen en zijn wapen te vierendelen met dat van Van Arkel, dit in de plaats van het wapen Tumbelot. Diploma afgegeven 23 okt. 1847.

501-A-1 Wapen (501-A-1; 510-A-1, niet afgebeeld). Gevierendeeld; I en IV in rood een gouden leeuw, blauw getongd en genageld (D’Ablaing-Weicourt); II en III in blauw een keper, vergezeld van drie wassenaars, alles goud (Tumbelot); in een zilveren hartschild, uitgetand rood gezoomd, drie groene leeuwen, rood getongd (D’Ablaing). Het schild gedekt met een kroon van drie bladeren en twee maal drie parels; schildhouders twee omziende gouden leeuwen, rood getongd, houdende een zilveren [kopieakte van bewijs bruine] toernooilans met een banier, rechts volgens het eerste kwartier (de leeuw gericht naar de vluchtzijde), links volgens het tweede kwartier; wapenspreuk CASSIS TUTISSIMA VIRTUS (‘De veiligste helm is de deugd’) in zwarte letters op een wit lint.

511-A-1

145


Wapen (511-A-1). Beschrijving als 501-A-1 (1814), maar II en III in zilver twee beurtelings gekanteelde rode dwarsbalken (Van Arkel), geen schildkroon, maar twee helmen, beide met een kroon van drie bladeren en twee parels, en met als helmtekens rechts een uitkomende rood getongde gouden leeuw en links een uitkomende zilveren zwaan, zwart gebekt en met de uitgespreide vleugels volgens het tweede kwartier, en de rechter toernooilans goud en de linker zilver met een banier volgens het tweede kwartier. De naams- en wapenwijziging vond plaats op verzoek van J.D.C.C.W. baron d’Ablaing van Giessenburg, zijn vader. Een eerder verzoek om naamswijziging (in ‘baron van Arkel d’Ablaing van Giessenburg’) riep bezwaren op van de Hoge Raad van Adel, de minister van Justitie en de gouverneur van Zuid-Holland, alsook van de Raad van Gorinchem, die vreesde dat de naamsverandering aanspraken op oude Van Arkelrechten met zich mee zou kunnen brengen. Het voornaamste bezwaar van de Hoge Raad van Adel was dat de afstamming van de rekwestrant in vrouwelijke lijn uit het geslacht van Arckel ‘op zulk een verre afstand is van den hoofdstronk, dat alsdan de meeste onzer adellijke geslachten met een gelijk, zoo niet veel beter regt aanspraak op het voeren van den geslachtsnaam en wapen van Van Arkel zouden kunnen maken’. Ook noemde de Raad het merkwaardig dat de onderscheiding niet werd verzocht voor de oudste van zijn acht zonen, maar voor de jongste zoon, verwekt in ‘zijn al te bekend tweede huwelijk’ – een verwijzing naar d’Ablaings huwelijk met een hofdame, dat hem uit de gratie van het Hof had doen raken (RA, inv.nr. 316, brievenboek 1839-1). De koning stelde voor dat de rekwestrant een nieuw verzoek zou indienen, nu om wijziging van zijn zoons geslachtsnaam in ‘van Arkel baron d’Ablaing van Giessenburg’, hetgeen deze ter harte nam (RA, inv.nr. 123, not. 1839-29).

504-H-30

Van Aefferden 1816 BENOEMING –

Aebinga van Humalda 1814 ERKENNING – 1834 Soeverein Besluit, Brussel 28 aug. 1814, nr. 14. Erkenning van Idzert Aebinga van Humalda (1754-1834), gouverneur van Friesland, als edele van Friesland. Wapen (504-H-30). In blauw een steigerende zilveren eenhoorn, met de achterbenen staande op een licht naar links gekantelde, de schildrand rakende zilveren wassenaar, vergezeld van zes gouden sterren, vier in de hoeken en twee bij borst en rug van de eenhoorn. Een aanziende helm; een kroon van vijf bladeren; helmteken drie blauwe struisveren, elk beladen met drie gouden sterren boven elkaar; schildhouders twee omziende leeuwen van natuurlijke kleur, rood getongd; het geheel geplaatst op een purperen voetstuk. Een lid van het hoofdelingengeslacht Aebinga werd in de zestiende eeuw eigenaar van Humaldastate, waarnaar het nageslacht zich ging noemen

146

501-A-4 Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 16 febr. 1816, nr. 62.


Benoeming van Baptiste Alexandre François Joseph van Aefferden (1767-1840) in de Ridderschap van Limburg. Akte van bewijs 16 febr. 1816, afgegeven 24 okt. 1817. Wapen (501-A-4; 510-A-8, niet afgebeeld). In goud een zwarte strijdkolf, de bovenkant bestaande uit een in zes vlakken geprofileerde ingebogen zeshoek boven een geleegde driehoek, de onderkant naar rechts omgebogen. Een halfaanziende helm; een vijfbladige kroon; dekkleden zwart en goud; helmteken de strijdkolf van het schild los tussen een vlucht van goud en zwart. Jonkheer Albertus Petrus Josephus van Aefferden (1808-1892), zoon van de genobiliteerde, opteerde in 1839 voor België en verkreeg bij (Belgisch) KB van 4 dec. 1871 de titel van burggraaf overerfbaar op al zijn afstammelingen (Etat Présent de la Noblesse Belge 2003, 12-16).

Van Aerssen Beijeren 1814 BENOEMING – Soeverein besluit, Brussel 11 dec. 1814, nr. 31. Benoeming van Albert Nicolaas van Aerssen Beijeren van Voshol (1786-1834) in de Ridderschap van Holland.

(Holland-Henegouwen). Twee helmen; twee kronen van drie bladeren en twee parels; helmtekens rechts een uitkomende leeuw van natuurlijke kleur, rood getongd, links een pauwenstaart van natuurlijke kleur; schildhouders rechts een omziende griffioen met gesloten, naar boven gerichte vlucht, links een omziende leeuw, beide van natuurlijke kleur, rood getongd; het geheel geplaatst op een gouden arabesk.

1822 TITELERKENNING – Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 25 april 1822, nr. 84. Erkenning van de titel baron voor Hendrik Adolf Ernst van Aerssen Beijeren van Voshol (1763-1825), heer van Triangel, wonende te Zwolle, en jonkheer Albert Nicolaas van Aerssen Beijeren van Voshol (benoemd in 1814), kapitein van het 3e bataljon jagers, wonende te Kampen, lid Ridderschap van Holland. H.A.E. van Aerssen Beijeren was een oom van jonkheer Albert Nicolaas, voornoemd. De titelerkenning van eerstgenoemde dient te worden opgevat als erkenning te behoren tot de Nederlandse adel met de titel baron. François van Aerssen, broer van de stamvader, werd in maart 1605 door Hendrik IV, koning van Frankrijk, verheven tot ridder. Deze heer van Sommelsdijk werd op voordracht van stadhouder prins Maurits in 1619 beschreven in de Ridderschap van Holland. Diens zoon Cornelis volgde zijn vader in 1641 op, maar trad terug in 1650 bij het begin van het stadhouderloze tijdperk.

Van Akerlaken 1843 VERHEFFING – Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 20 okt. 1843, nr. 47. Verheffing van Pieter van Akerlaken, lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, wonende te Hoorn. Diploma afgegeven in jan. 1844.

501-A-14 Wapen (501-A-14). Gevierendeeld; I en IV in goud een schuinkruis, geschaakt van zilver en zwart, gaande over een zwarte dwarsbalk (Van Aerssen); II en III opnieuw gevierendeeld; 1 en 4 schuinspitsgeruit van zilver en blauw (Beijeren); 2 en 3 nogmaals gevierendeeld; a en d in goud een zwarte leeuw; b en c in goud een rode leeuw

Wapen (501-A-21). In goud twee afgewende vissen van natuurlijke kleur en een van de bovenrand uitgaande ingebogen rode punt, waarop een gesteelde eikel (aker) van natuurlijke kleur. Een halfaanziende helm; wrong en dekkleden goud en rood; helmteken een rechtopgeplaatste uitkomende vis van het schild tussen een zwarte vlucht; schildhouders rechts een omziende leeuw van natuurlijke kleur, rood getongd, links een omziende zwarte adelaar met geopende, naar beneden gerichte vlucht, rood getongd; het geheel geplaatst op een blauwe arabesk; wapenspreuk MEA MIHI CONSCIENTIA PLURIS EST QUAM OMNIUM SERMO (‘De stem van het geweten geldt mij meer dan het oordeel der mensen’) in zwarte letters op een purper omzoomd wit lint.

147


501-A-12

1814 ERKENNING – 501-A-21 Verheffing vanwege de diensten door leden van zijn geslacht sinds vele jaren aan de Staat bewezen. De verheffing vond plaats zonder voorafgaand advies van de Hoge Raad van Adel.

Alberda 1814 BENOEMING – Soeverein Besluit, Brussel 28 aug. 1814, nr. 14. Benoeming van Onno Reint Alberda van Ekenstein (17521821), Onno Tamminga van Alberda van Rensuma (17541829), Gerhard Alberda van Menkema (1764-1828), Geusen Geurt Alberda van Dijxterhuis (1766-1830), Edzard Jacob Alberda van Bloemersma (1768-1816), Geert Horenken Alberda van Bloemersma (1775-1831) en Onno Joost Alberda van Ekenstein (1775-1849) in de Ridderschap van Groningen. Wapen (501-A-12). In blauw drie lelies, in het schildhart vergezeld van een ster, alles goud. Het schild gedekt met een gouden kroon van vijf bladeren; schildhouders twee omziende gouden leeuwen, rood getongd; het geheel geplaatst op een groene arabesk. Edzard Jacob Alberda van Bloemersma en Onno Joost Alberda van Ekenstein worden in geen van de wapenregisters vermeld. Eerstgenoemde nam geen zitting in de Ridderschap. Benoemden stamden af van Mello Alberda (1642-1699) uit zijn huwelijk met Susanna Tamminga.

148

Soeverein Besluit, ’s-Gravenhage 22 okt. 1814, nr. 101. Erkenning van Willem Alberda van Ekenstein (1792-1869) als edele van Friesland.

1825 TITELERKENNING – 1863 Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 31 dec. 1825, nr. 149. Erkenning van de titel baron voor jonkheer Onno Tamminga van Alberda van Rensuma (benoemd in 1814), lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, lid Ridderschap van Groningen. Diploma afgegeven 22 juni 1826. Het Groningse hoofdelingengeslacht Alberda gaat terug tot Bunno Alberda, overrichter van het Westerambt Fivelingo (1431), wonende op Alberdaheerd op ’t Zandt (1443).

Van Alderwerelt 1815 INLIJVING – 1900 Koninklijk Besluit, Brussel 15 april 1815, nr. 17. Inlijving van Jan Constantijn van Alderwerelt (1748-1825), raadsheer in het Hooggerechtshof te ’s-Gravenhage. Diploma afgegeven 24 sept. 1816. Wapen (501-A-1). In zilver drie groene papegaaien, rood geoogd; in een rood hartschild een zilveren leeuw, rood getongd. Twee helmen; twee kronen van drie bladeren en twee parels; dekkleden rood en zilver; helmtekens rechts een uitkomende leeuw van het schild, links een papegaai van het schild; schildhouders twee omziende leeuwen van


natuurlijke kleur, rood getongd; het geheel geplaatst op een bruin voetstuk.

501-A-1 De inlijving vond plaats op grond van zijn afstamming van Jean Louis van Alderwerelt (1711-1778), vader van de genobiliteerde, die bij besluit van keizer Frans I, d.d. Wenen 10 jan. 1755 werd verheven tot baron des Heiligen Roomschen Rijks (H.R. Rijksbaron).

1822 TITELHOMOLOGATIE – 1900 Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 6 juni 1822, nr. 105. Homologatie van de titel baron voor jonkheer Jean Constantijn van Alderwerelt (ingelijfd in 1815). Bij KB van 19 dec. 1824, nr. 100, werd aan Marinus Constantijn baron van Alderwerelt Houtuijn (1783-1871), zoon van de genobiliteerde, vergund de naam Van Alderwerelt Houtuijn aan te nemen.

Alemans 1814 BENOEMING – 1835 Soeverein Besluit, Brussel 28 aug. 1814, nr. 14. Benoeming van Abraham Alemans (1757-1835), gepensioneerd luitenant-kolonel, in de Ridderschap van Holland.

501-A-16 Wapen (501-A-16). Gevierendeeld; I en IV in goud een zwarte leeuw; II en III in goud een rode leeuw, blauw getongd en genageld (Holland-Henegouwen); in een rood hartschild een zwaard, vergezeld boven van een breedarmig kruisje en ter weerszijden van twee boven elkaar geplaatste sterren, alles zilver (Haarlem). Een aanziende helm; wrong goud en zwart; helmteken een vlucht van goud en zwart. Het wapen is een verwijzing naar de veronderstelde afkomst van de genobiliteerde – via bastaardij – van graaf Willem III van Holland, Zeeland en Henegouwen († 1337) en de woonplaats van zijn voorgeslacht (RA, inv.nrs. 451, zonder nummer, en 458a, nr. 49).

Alewijn 1815 VERHEFFING – Koninklijk Besluit, Laken 16 sept. 1815, La V.V. Verheffing van Willem Alewijn (1769-1839), opperboekhouder Stadsbank van Lening te Amsterdam, wonende aldaar. Diploma afgegeven 29 mei 1816.

149


501-A-2 Wapen (501-A-2). Gevierendeeld door een zilveren kruis; I en IV in zwart een aanziende meermin van natuurlijke kleur, met zilveren staart en met de rechterhand een ovale, goud omlijste zilveren spiegel en met de linker- haar loshangend haar vasthoudend; II en III in blauw drie zilveren bezanten; in een rood hartschild een geopende gouden burcht met vier kantelen, verlicht van het veld. Een halfaanziende helm; geen wrong; dekkleden zilver en blauw; helmteken de zeemeermin van het eerste kwartier. Verheffing bij gelegenheid van de vestiging van het koninklijk gezag en de inhuldiging van Z.M. te Brussel, als blijk van genegenheid aan ‘Nederlandsche familiën, zoo adelijken als anderen, welke in tijden en onder eene vorm van regering weinig geschikt ter wettigen uitbreiding van den adelstand, diensten aan den Staat bewezen hebben’.

1833 VERHEFFING – Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 7 okt. 1833, nr. 26. Verheffing van Pieter Opperdoes Alewijn (1800-1875), raad van de stad Hoorn, controleur der directe belastingen, inen uitgaande rechten en accijnzen in de divisie Hoorn, wonende te Hoorn (met clausule van inlijving). Diploma afgegeven 25 nov. 1833. Wapen (501-A-13). Beschrijving als 501-A-2 (1815), maar de meermin naar rechts gewend, het haar en de vinnen goud en met de linkerhand haar vliegende haar met een gouden kam uitstrijkend. Wrong en dekkleden zilver en zwart.

150

501-A-13 Verheffing vanwege de diensten door leden van zijn geslacht aan de Staat bewezen, met clausule van inlijving als de genobiliteerde het bewijs kon leveren dat zijn rechtstreekse voorvader Dierick Alewijn een en dezelfde persoon was als Diedrich de Haluin, die in februari 1623 door Lodewijk XIII koning van Frankrijk in de adelstand was verheven. De Raad meende dat er geen bewijs was voor deze beweerde afstamming, maar was wel van oordeel dat genoemde personen aan elkaar verwant waren. Jonkheer Willem Alewijn (verheven in 1815) en Pieter Opperdoes Alewijn waren oom en neef. Laatstgenoemde had de naam van zijn moeder, Margaretha Christina Opperdoes, sinds 1817 weduwe van Frederick Alewijn, voor zijn geslachtsnaam gevoegd, omdat hij naar zijn grootvader maternel was genoemd.

1882 INLIJVING – Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage, 5 jan. 1882, nr. 5. Inlijving van Frederic Marie Balthasar Alewijn (1831-1903), luitenant-kolonel, adjudant des Konings, wonende te ’sGravenhage. Wapen → 501-A-13 (1833). Inlijving op grond van zijn vermeende afstamming van het oudadellijke geslacht De Haluin. Een verzoek om de titel ridder werd afgewezen.

Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 12 maart 1882, nr. 1. Inlijving van Jean Frédéric Alewijn (1833-1900), directeur van het Kabinet des Konings, wonende te ’s-Gravenhage. Wapen → 501-A-13 (1833).


Inlijving op grond van zijn afstamming van het oud-adellijke geslacht De Haluin. F.M.B. Alewijn en J.F. Alewijn waren broers en stamden uit een oudere tak van het Amsterdamse vroedschapsgeslacht Alewijn.

1885 TITELVERLENING – Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 8 jan. 1885, nr. 1. Verlening van de titel ridder aan jonkheer Frédéric Marie Balthasar Alewijn (1882), kolonel, adjudant des Konings in buitengewone dienst, wonende te ’s-Gravenhage. Diploma afgegeven in febr. 1885.

501-A-3 Wapen (501-A-3). In zilver een achtpuntige zwarte ster. Een aanziende helm; een kroon van drie bladeren en twee parels; dekkleden zwart en zilver; helmteken een zwarte ossenkop, zilver gehoornd. Verheffing bij gelegenheid van de vestiging van het koninklijk gezag en de inhuldiging van Z.M. te Brussel, als blijk van genegenheid aan ‘Nederlandsche familiën, zoo adelijken als anderen, welke in tijden en onder eene vorm van regering weinig geschikt ter wettigen uitbreiding van den adelstand, diensten aan den Staat bewezen hebben’.

501-A-21 Wapen (501-A-21). Beschrijving als 501-A-13 (1833). Titelverlening op grond van zijn (vermeende) afstamming van de in 1525 op het slagveld bij Pavia door koning Frans I tot ridder geslagen Diederich de Haluin.

Van Alphen

Van Asbeck 1814 ERKENNING – Soeverein Besluit, Brussel 28 aug. 1814, nr. 14. Erkenning van Balthasar Georg Joseph van Asbeck (17401817), heer van Luillema in de Ridderschap van Groningen en erkenning van Gerrit Ferdinand van Asbeck zu Bergen und Munsterhausen (1764-1838) als edele van Friesland. Akten van bewijs, respectievelijk 1 okt. 1816, afgegeven 29 okt. 1816, en 16 okt. 1816, afgegeven 10 okt. 1820.

1815 VERHEFFING – 1975 Koninklijk Besluit, Laken 16 sept. 1815, La V.V. Verheffing van Daniel François van Alphen (1774-1840), lid Raad van Leiden, wonende aldaar. Diploma afgegeven 12 juli 1816.

151


schildhouders twee omziende gouden leeuwen, rood getongd; het geheel geplaatst op een bruin voetstuk. Wapen G.F.v.A.z.B.u.M. (501-A-2b; 510-A-3, niet afgebeeld). Beschrijving als 501-A-2a, maar zonder dekkleden, de schildhoudende leeuwen niet omziend, niet rood getongd en van natuurlijke kleur en het geheel geplaatst op een grijs voetstuk. De erkenning van laatstgenoemde verviel aanvankelijk vanwege het niet-lichten van de akte van bewijs. Bij Kon. Dispositie van 3 aug. 1820, nr. 207/V, werd aan G.F. van Asbeck zu Bergen und Munsterhausen vergund zijn akte van bewijs alsnog te lichten (RA, inv. nrs. 35, not. 1820-154, en 38, not. 1820-418/422).

1816 ERKENNING – Soeverein Besluit, ’s-Gravenhage 22 okt. 1814, nr. 101. Erkenning van Tjalling Minno Watze van Asbeck (17951855) als edele van Friesland. Akte van bewijs 1 okt. 1816. 501-A-2a

Tj.M.W. van Asbeck was de zoon van G.F. van Asbeck, die eerst in 1820 zijn akte van bewijs lichtte (zie boven). In dit besluit werd ook Wijtze Watze van Asbeck (broer van G.F. van Asbeck) erkend als edele van Friesland. Deze erkenning verviel echter wegens het nietlichten van de akte van bewijs.

1821 TITELERKENNING – Koninklijk Besluit, Laken 12 juni 1821, nr. 36. Erkenning van de titel baron voor jonkheer Gerrit Ferdinand van Asbeck zu Bergen und Munsterhausen (benoemd in 1814), lid Eerste Kamer der Staten-Generaal. Leden van het geslacht Van Asbeck, dat uit Gohr (onder Recklinghausen, D.) stamt, waren in de vijftiende eeuw beschreven in de Munsterse Ridderschap, in de zestiende eeuw in de Ridderschap van Marck en in de zeventiende eeuw in de Ridderschap van Zutphen.

D’Aubremé

152

501-A-2b

1826 VERHEFFING & TITELVERLENING – 1835

Wapen B.G.J.v.A. (501-A-2a; 510-A-2, niet afgebeeld). In zilver, goud omboord, zes aanstotende rode ruiten, geplaatst in de richting van een schuinbalk, aan de benedenzijde waarvan drie en een halve rode ruit aansluiten, de eerste ruit aansluitend aan de tweede van de bovenste rij. Een aanziende helm; een kroon van drie bladeren en twee parels; dekkleden goud en rood; helmteken een uitkomende onderarm van natuurlijke kleur, zilver gekleed, houdende een gouden pauwenstaart met groene ogen;

Koninklijk Besluit, ’s-Gravenhage 16 juni 1826, nr. 106. Verheffing van Alexandre Charles Joseph Ghislain d’Aubremé (1773-1835), gepensioneerd luitenant-generaal; met verlening van de titel graaf bij eerstgeboorte. Diploma afgegeven 19 okt. 1826. Wapen (501-A-13). Gevierendeeld; I en IV in zilver drie blauwe ruiten; II en III in zilver drie zwarte merletten; het schild goud omboord. Een halfaanziende helm; wrong zilver, blauw, zwart; helmteken een merlet van het schild


tussen twee zilveren struisveren; schildhouders twee omziende hazewinden van natuurlijke kleur, goud gehalsband; het geheel geplaatst op een gouden arabesk; wapenspreuk REGI ET PATRIAE (‘Voor koning en vaderland’) in zwarte letters op een wit lint.

501-A-13 D’Aubremé werd een dag na zijn pensionering verheven in de Nederlandse adel op initiatief van koning Willem I. Hij bleef later als een van de weinige Zuid-Nederlandse edelen de koning na de Belgische Opstand trouw.

D’Aulnis de Bourouill 1814 BENOEMING – Soeverein Besluit, Brussel 28 aug. 1814, nr. 14. Benoeming van Justus Hendrik Ludovicus d’Aulnis de Bourouill (1777-1832), heer van Hedikhuizen Bijma, in de Ridderschap van Groningen. Akte van bewijs 16 okt. 1816, afgegeven 13 dec. 1816. Wapen (501-A-10b, niet afgebeeld; 510-A-4). In blauw twee toegewende gouden adelaars met geopende, naar beneden gerichte vlucht, staande op een uitkomende vurige rots en houdende met de snavel bij het schouderstuk een gouden traliehelm. Een aanziende gouden helm; geen wrong; dekkleden goud en blauw; helmteken een uitko-

mende rode adelaar; schildhouders twee gouden wildemannen, groen omkranst en omgord, houdende met de buitenste hand een knots van natuurlijke kleur, de rechter bij de voet geplaatst, de linker over de schouder; wapenspreuk PRUDENCE ET FIDELITE (‘Voorzichtigheid en trouw’) in zwarte letters op een wit lint.

510-A-4 Bij de niet-afgebeelde registertekening RA, inv.nr. 501-A, f. 10b worden geen bijzonderheden vermeld. De tekening hoort kennelijk bij het benoemingsbesluit. Volgens een registeraantekening is het wapen hier abusievelijk ingetekend en overgebracht in het wapenregister RA, inv.nr. 510-A, f. 4 (hier afgebeeld).

1823 TITELERKENNING – Koninklijk Besluit, Laken 23 sept. 1823, nr. 51. Erkenning van de titel baron voor jonkheer Justus Hendrik Ludovicus d’Aulnis de Bourouill van Hedikhuijzen Bijma (benoemd in 1814), lid Ridderschap en Prov. Staten van Groningen, vrederechter van het kanton de Leek, adjuncthoutvester in het tweede district, luitenant-kolonel tweede bataljon dienstdoende en rustende schutterij in de Provincie Groningen. Wapen (501-A-10a). Beschrijving als 510-A-4 (1814), maar de beide helmen zwart gevoerd. Het KB spreekt ten onrechte van erkenning met de titel baron; erkenning van zijn adeldom was immers overbodig door zijn benoeming in 1814 in de Ridderschap van Groningen. De Hoge Raad van Adel stond sceptisch tegenover zijn verzoek om titelerkenning, omdat deze

153


Colofon Uitgave WBOOKS, Zwolle info@wbooks.com www.wbooks.com Redactie en vormgeving Hoge Raad van Adel, ’s-Gravenhage info@hogeraadvanadel.nl www.hogeraadvanadel.nl Wapenregister van de Nederlandse adel. Hoge Raad van Adel 1814-2014 verschijnt ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de Raad. © 2014 WBOOKS / Hoge Raad van Adel/ de auteurs Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2014. ISBN 978 94 625 8000 8 NUR 680, 694

670



Het Wapenregister van de Nederlandse adel geeft een compleet overzicht van alle geslachten die tot de Nederlandse adel behoren. De erfelijke adeldom van alle personen die door de Koning zijn benoemd, verheven, ingelijfd en erkend in de in 1814 ingestelde Nederlandse adel, wordt op basis van nieuw onderzoek en archief materiaal getoetst aan het adelsrecht en van deskundig commentaar voorzien. De pracht en praal van deze ooit uitverkoren stand wordt zichtbaar in de familiewapens die bij soeverein of koninklijk besluit zijn vastgesteld. De kleurenafbeeldingen van de wapentekeningen uit het o路ci毛le register zijn voorzien van moderne beschrijvingen en toelichtingen. Voor het eerst worden ook de registertekeningen van de wapens van het Koninklijk Huis gepubliceerd. De wapentekeningen bieden een fraaie kijk op het artistieke werk van de verschillende heraldische tekenaars.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.