6 minute read

STOER BUITENBEENTJE MET EEN GROOT HART

Hij zou met zijn uiterlijk probleemloos bij ZZ Top aan hebben kunnen schuiven. Is een rocker van het zuiverste water en bespeelt zijn bas anders dan anderen. Als hij vijf bier wil bestellen heeft hij twee handen nodig omdat hij twee vingers op de zaagtafel heeft gekortwiekt. Meinte Alkema, bouwjaar 1955, vader van twee zoons en een dochter, voormalig directeur van Alkema IJzerhandel in Sneek, was bij zijn geboorte in alle opzichten al een bijzonder kind en is dat nog steeds. En achter dat stoere uiterlijk zit een groot hart.

“Ik was in alle opzichten een buitenbeentje, als kind al. Ik was niet zo van de regels, dat paste helemaal niet bij mij”, begint Meinte Alkema, die in Sondel woont. “Als iemand mij niet duidelijk kon maken waarom ik iets moest doen, was ik er klaar mee en deed ik het niet. Haast overbodig om te vertellen dat ik op school niet een van de meest gezeglijke leerlingen was. Sterker nog, qua puberen speelde ik in het linker rijtje van de eredivisie. Mijn brommer was veel belangrijker dan leren voor een proefwerk. Het resultaat was, weinig verrassend, dat ik van de havo naar de mts ging. Maar dat was van hetzelfde laken een pak.”

Advertisement

Snotbongel Van

22 JAAR

Meinte zou met zijn jongere broer Marco ijzerhandel Alkema in Sneek beginnen, zo was het plan. Na de wapenrok volgde de overall; eerst bij een collega-ijzerhandel. “Marco was inmiddels klaar met de middelbare detailhandelsschool en zou ook elders ervaring opdoen. Het plan was om over een paar jaar samen met hem de zaak over te nemen. Maar het lot had het anders met ons voor. Marco was drummer in de band Pragma en werd gevraagd om bij een optreden in Franeker in te vallen voor de zieke drummer van The Millionaires. Op de terugweg, binnendoor van Franeker naar Sneek kreeg hij een ongeluk met de motor, met dodelijke afloop.

Dat kwam in onze familie als een mokerslag aan. Ik kreeg van de ene op de andere dag als ‘snotbongel’ van 22 jaar de verantwoording over het hele bedrijf. Met een hele pittige uitdaging; we zaten toen nog in de binnenstad van Sneek en moesten op zoek naar een beter bereikbare locatie. Dat werd uiteindelijk een nieuw pand van 1600 vierkante meter op Industrieterrein Houkesloot.”

‘MEINTE DIT, MEINTE DAT’

“Dat betekende werkweken van meer dan honderd uur, tien dingen tegelijkertijd doen. Ik werkte als een dolle. Twee weken voor de verhuizing waarschuwde mijn vrouw Sita mij al dat ik met open ogen ‘op de afgrond afstormde’. Tijdens de verhuizing knapte het elastiekje; ik donderde ter plekke in elkaar en heb twee dagen onafgebroken geslapen. Maar na het weekend begon het hele circus van voren af aan: ‘Meinte dit, Meinte dat’, zo ging het aan de lopende band. Ik was er helemaal klaar mee en ben naar huis gegaan, want het was mij toen wel duidelijk dat ik een burn-out van de buitencategorie had. De daaropvolgende twee jaar geen Alkema IJzerhandel, maar medicijnen, psychologen en psychiaters. Die brachten daar overigens weinig verandering in. Ik kon mijn draai niet meer vinden maar ging toch tegen beter weten in weer aan de slag.

In 2005 kondigden de voortekenen van een nieuwe burn-out zich aan. Ik ben toen met mijn vrouw twee weken met de boot weggeweest. Praten, praten, praten, eindeloze gesprekken. Met elke keer dezelfde uitkomst: ik was er klaar mee. In 2006 heb ik Alkema IJzerhandel verkocht.”

HET VOELDE ALS FALEN

“Dat was moeilijk. Het voelde aan de ene kant als falen, maar aan de andere kant wist ik dat ik nooit gelukkig zou worden in deze baan. Door de dood van mijn broertje besefte ik dat leven en gezondheid niet vanzelfsprekend zijn en dat geld niet alles is. Als afleiding was ik rond de eeuwwisseling op bescheiden schaal naast Alkema IJzerhandel al begonnen met een watersportbedrijfje op het Ges in Sneek. We maakten daar super-de-luxe day-cruisers, geïnspireerd op de ‘Hacker Runabout’ uit de dertiger jaren. De kunststof romp werd bekleed met twaalf millimeter mahonie en de twintig pk benzinemotor uit de dertiger jaren maakte plaats voor een 220 pk turbodiesel. In totaal hebben we er zeven kunnen bouwen. Mijn oudste zoon Martin heeft het watersportbedrijf overgenomen, toen ik door mijn burnout aan de zijlijn kwam te staan.”

PASSIE VOOR ALLES OP WIELEN MET EEN MOTOR

“In 2007 zijn Sita en ik gescheiden, maar we kunnen nog steeds heel goed samen door één deur. Ze is mijn ‘exgenote’ zeg ik altijd. We hebben voor haar een mooi huisje in Sneek gekocht en zelf heb ik in 2008 mijn ‘gedoente’ in Sondel gekocht. In ‘the middle of nowhere’. Een klein maar gezellig woonhuis, een erf waar je met gemak een voetbalwedstrijd kunt spelen en twee grote loodsen van driehonderd vierkante meter elk. Leeg. Maar dat duurde niet lang, dankzij mijn passie voor alles op wielen met een motor. Harley’s, Mini’s, Amerikanen, Jeeps, pick-ups, alles minimaal meerdere decennia oud en ‘voor weinig’. En het belangrijkste: stuk voor stuk met een mooi verhaal. Zoals de vrachtwagen voor de band.’”

’APENKUTTENVEEN DERDE SLUIS’

De ‘vrachtwagen voor de band’ heeft te maken met de muziek in het leven van Meinte Alkema. “Ik speel bas. Die heb ik heel lang geleden gekocht van Thies Wadman. Ik ben autodidact; als ik muziek hoor, dan speel ik het mee. Op gehoor, want ik kan geen noot lezen. Het begon allemaal met Onno Zweep, die mij vroeg om hun blazersensemble ‘So What’ op mijn bas te begeleiden. Ik had niet zo veel met bandjes, want daardoor was mijn broer overleden. Midden in de nacht met een oude bus terug vanuit ’Apenkuttenveen Derde Sluis’, dat zag ik niet zo zitten. Om een lang verhaal kort te maken, de geest kwam toch uit de fles en ik liet mij overhalen en heb met veel plezier zes jaar meegespeeld. Op de zaak liep ook het nodige muzikaal talent rond, dus voordat we het in de gaten hadden, stond er een band, ‘Load Om Oud Izer’. Het kon niet uitblijven: er kwam uiteindelijk een eigen coverband, Sixpack, want we maken niet alleen maar muziek, maar lusten ook wel een biertje.

We repeteren in de oefenruimte van huize Alkema in Sondel en spelen muziek van Deep Purple, ACDC, Roxy Music, Queen, The Sweet, noem maar op. Voor het komende jaar staan er een ‘modderrun’, een treffen van Amerikaanse oldtimers - rijdende sofa’s - en een motortreffen op de planning. Dus mensen van onze leeftijd. Nog een paar jaar en dan spelen we in Talmahiem, of het Bonifatiushuis.”

TEGEN DE WIND IN PIESEN EN JE GEEFT JE HOND DRIE KEER EEN SCHOP

“Een periode waar ik met veel plezier aan terugdenk speelde zich af in Kenia. In de jaren negentig beloonde gereedschapsfabrikant Makita zijn dealers met ‘incentives’, meestal reisjes, wanneer ze in een jaar een hele goede omzet haalden. Met een aantal bevriende ijzerhandels hadden wij een prachtig systeem opgezet om daar met elkaar van te profiteren. Een van die reizen ging naar Kenia. Waar de meerderheid van ons gezelschap meteen na aankomst onder de lakens kroop, want de volgende dag moesten we vroeg vertrekken voor de safari, hadden wij nog zin in een biertje. Hoe vaak kom je in Kenia? Biertje in de hotelbar, maar die ging dicht. De bar boven in het hotel leverde ook niet meer dan één biertje op. Wel kregen we de tip dat er in een van de zalen een groot feest aan de gang was.

Een galafeest, muziek, en er werd gedanst. Het bleek om een benefietavond te gaan voor het Nairobi Hospice, zo hoorden we daar. In Afrika is niemand verzekerd, daar is geen geld voor. Je gaat naar de medicijnman. Die zegt dan: ‘Je moet tegen de wind in piesen en geeft je hond drie keer een schop, dan komt het wel goed’. Aan het eind van de rit komen mensen alsnog bij het ziekenhuis, waar doorgaans meer mensen buiten staan dan binnen, om na uren, soms dagen wachten, de diagnose botkanker of een ander doodvonnis te krijgen. Met die onheilsboodschap gaan ze naar huis, om daar dood te gaan, in een krot, meestal onder erbarmelijke omstandigheden en met veel pijn.”

VIJFTIEN HOSPICES, EEN TECHNISCHE SCHOOL EN EEN HOTELSCHOOL

“Toen we dat verhaal op die gala-avond hoorden, greep dat ons behoorlijk aan en al snel ontstond het idee bij mijn inmiddels overleden maat Jan Gort uit Lemmer en mij om dat initiatief te steunen. Wij hebben toen de Stichting Nairobi Hospice Holland opgericht. Leveranciers en grote afnemers werden ‘geronseld’ als donateur. We waren razend creatief en sleepten iedereen, die een positieve bijdrage kon leveren, met kleding, medicijnen, gereedschap, meubilair, bouwmaterialen, et cetera, er aan de haren bij. Van het één kwam het ander en voordat we het wisten werden er vijftien hospices door ons bevoorraad. Per jaar verscheepten we goederen ter waarde van een half miljoen gulden naar Kenia. Tweede keus spullen weliswaar, maar niets mis met de kwaliteit. Wel met een verpakking die scheef zat, waar een drukfout in de spelling zat, overjarig gereedschap, donaties in natura, enzovoorts.

De volgende stap was dat we besloten om een technische school op te richten. Uiteraard werd elke aanvraag voor een bouwvergunning ‘naar goed Afrikaans gebruik’ vergezeld door televisies, koelkasten, stereo-installaties en andere luxe hebbedingen voor de ambtenaren die onze plannen moesten goedkeuren. De containers die we gebruikten waren bijna afgeschreven. Die kochten we na gebruik op voor een prikje als bouwmateriaal voor de hotelschool die naast de technische school werd neergezet. Op die manier gaven we Keniaanse jongeren de mogelijkheid om een opleiding te volgen en daarmee de kans op een beter bestaan.

We hebben dat van 1991 tot 2021 gedaan. Gedurende de laatste jaren was de binding verwaterd, zodat we twee jaar geleden het besluit hebben genomen om de stichting te ontbinden. En het loopt, weliswaar op zijn Afrikaans, maar het draait. Die periode in mijn leven had ik nooit willen missen.”

This article is from: