19 minute read

Overzicht van onderzoek naar Zantedeschia

Als de bollen na het drogen gelijk bij 9°C werden bewaard, dan leidde dit tot enorm veel uitval. De oorzaak daarvan is dat de knol bij 9°C na het rooien geen huid vormt. Daardoor blijft de knol tijdens de bewaring vocht verliezen, waardoor de knol uiteindelijk versteend of na het planten niet meer opkomt. Zantedeschia moet je eerst goed drogen en een huid laten vormen. Later kunnen de knollen wel koel langdurig worden bewaard. Dit onderzoek heeft er toe geleid dat vanaf dat moment de uitval tijdens de bewaring sterk verminderd is.

Vermeerdering

Advertisement

Tijdens het begin van de Zantedeschiateelt was er een groot tekort aan knollen. Er kwamen mooie nieuwe cultivars op de markt vanuit Nieuw-Zeeland en van Nederlandse veredelaars. Het gewas leent zich goed om te vermeerderen via weefselkweek. Maar als snel waren er ook vele afwijkingen zichtbaar zoals chimeren (genetische afwijkingen), olifantsoren (enkel blad dat zeer groot is) en ruw blad. Eind jaren negentig zijn gesprekken gevoerd met weefselkweeklaboratoria over de vermeerderingsprotocollen en is er ook onderzoek uitgevoerd. Daarbij werd duidelijk dat een aantal factoren van invloed is op het ontstaan van deze afwijkingen. Hoe lang blijft je doorvermeerderen als een partij in de buis zit, of welke concentratie groeistof gebruik je om meer scheutjes te ontwikkelen. Dit zijn factoren waarmee het aantal plantjes die je kan produceren kan verhogen, maar die de kans op afwijkingen vergroten. Door aanpassingen van de protocollen zijn de afwijkingen nu minimaal. Hoewel de effecten bekend waren, moeten de grenzen bij een nieuw gewas weer opnieuw worden vastgesteld.

Een andere optie voor snelle vermeerdering is parteren. Ook deze optie is onderzocht met onder meer variatie van het tijdstip van parteren, bewaring van de partjes en bewaartemperatuur. Het bleek dat Zantedeschia goed te parteren is. Een knol in wat grotere stukken snijden kan na één jaar telen al een hoog percentage leverbare knollen geven. In de praktijk is parteren nu een gangbare methode. De praktijk heeft echter gekozen voor het fijn parteren, ook wel snipperen genoemd, waarbij van één knol vele kleine partjes worden gemaakt. Daarbij vormen niet alle partjes een knol maar is de vermeerderingssnelheid dermate groot dat men daar goed mee uit de voeten kan. De meeste partijen worden tegenwoordig eerst via weefselkweek vermeerderd en na twee jaren telen nog een keer geparteerd.

Virus

Een probleem dat al vrij snel zichtbaar werd bij Zantedeschia was virus. Een virusaantasting leidt al snel van lichte tot zware symptomen, van mozaïekpatronen in het blad tot zware misvorming of zelfs extreem smal (veter) blad. Ook in de bloem zijn sterke verkleuringen zichtbaar tot totale misvorming. De meeste virussen in Zantedeschia zijn potyvirussen (onder andere Dahlia Mozaïek Virus en Konjac Mozaïek Virus) en worden door luizen overgebracht. In het onderzoek tussen 2000 en 2006 zijn vele aspecten onderzocht. Hoelang duurt het voordat je virussymptomen ziet na besmetting, wanneer is de virusbesmetting via een toets aantoonbaar, over welke afstand wordt het virus verspreidt, hoe is virusverspreiding te voorkomen, gaat het virus over met parteren? Er is veel kennis opgebouwd die we vandaag nog steeds toepassen.

De kennis heeft er helaas niet toe geleidt dat we van het virusprobleem af zijn. Wel bleek dat als virus besmette en virusvrije planten naast elkaar staan een strak bespuitingsschema overdracht nauwelijks kan stoppen. Dit gaf toen al aan dat starten met een virusvrije partij en die apart telen van besmette partijen de beste optie is om problemen met virus te voorkomen. Ook bleek uit dit onderzoek dat het gebruik van minerale olie om virusverspreiding te voorkomen de schimmel Alternaria de kans geeft om het gewas aan te tasten. Voor het gebruik van minerale olie is deze schimmel niet waargenomen als veroorzaker van bladvlekken maar daarna wel. Dit heeft alles te maken met het verzwakken van de waslaag van het blad.

Rooitijdstip

Op een zeker moment werden de knollen steeds later in november tot zelfs december gerooid omdat het gewas nog groen was en het volgens de telers er nog niet aan toe was om te rooien. Vanuit buitenlands onderzoek was bekend geworden dat Zantedeschia een gewas is dat na een bepaald aantal graaddagen afsterft. Dat wil zeggen dat als het gewas warmer wordt geteeld, de teeltduur korter is. Maar dat betekent onder Nederlandse omstandigheden dat er in november nog nauwelijks graaddagen bij komen omdat de temperatuur laag is. Met andere woorden: het heeft geen zin om het gewas nog veel langer op het veld te laten staan in de kou en nattigheid. Onderzoek kort na de eeuwwisseling met rooitijdstippen gaf inderdaad aan dat in april geplante knollen vanaf oktober kunnen worden gerooid zonder nadelige gevolgen in de bewaring of nateelt. Als begin oktober wordt gerooid dan gaat het natuurlijk wel ten koste van een stukje opbrengst.

Extreem laat rooien komt nu vaak niet meer voor, maar een groen gewas rooien wordt niet graag gedaan. Daardoor ontstaat wel de vraag of er niet eerder gestopt moet worden met bemesten en vuurbestrijding om het gewas eerder te laten afsterven. Als het laat in het najaar erg nat is, of het gewas is aangetast door Alternaria, dan is het beter om het gewas te rooien.

Belichting voor jaarronde bloei

Bij het toenemen van de snijbloementeelt in de kas en de spreiding van de bloemproductie viel het op dat de bloei aan het eind van het jaar stopte. Een kweker die lampen boven een gedeelte van het gewas hing, zag dat daar de bloemproductie wel door ging. Naar aanleiding daarvan is in 2008 onderzoek gestart om vast te stellen of je met belichting jaarrond bloei kan realiseren. Dat bleek het geval te zijn. Met verschillende hoeveelheden licht en verschillende kastemperaturen is onderzocht wat de mogelijkheden zijn. Uit dit onderzoek bleek dat met voldoende licht een Zantedeschia bloemen produceert midden in de winter. Een voldoende lage kastemperatuur is dan echter wel nodig om een goede kleur op de bloemen te krijgen en een stevige tak. Daarmee is aangetoond dat technisch jaarrond bloei mogelijk is. De markt en energieprijzen bepalen in hoeverre dit ook werkelijk wordt toegepast. Het huidige onderzoek dat in de PPS Fundamentele systeemsprong wordt uitgevoerd wordt elders in deze glossy beschreven. De verwachting is dat dit onderzoek resultaten oplevert waar de telers de komende jaren mee vooruit kunnen.

Verzoling

Knollen met verzoling hebben bij het verwerken een harde, leerachtige huid aan de onderkant van de knol. Onder de verharde buitenkant zit dan een harde, droge, wit verkalkte laag. Bij verder prepareren krimpt het knolweefsel onder deze verkalkte laag steeds verder. Ernstig verzoolde knollen leiden tot uitval en broeien slecht. Op het veld en bij rooien is deze afwijking niet te herkennen. Pas na drogen, prepareren en verwerken wordt verzoling steeds meer zichtbaar.

Knol met verzoling

TTW-onderzoek

In het onderzoek zijn vanaf 2016 meerdere partijen en meerdere cultivars gevolgd, dit gebeurde steeds bij dezelfde telers. Elk jaar is een aantal percelen intensief gemonitord, bij de overige deelnemers zijn alleen data verzameld, zoals bijvoorbeeld bodemanalyses, bemesting, drogestofanalyses en opbrengsten. Uit de partijen die intensief zijn gevolgd zijn eindeteeltmonsters genomen die zijn gesorteerd op het aantal verzoolde knollen. Ook alle andere uitval en afwijkingen zijn geregistreerd. Jaarlijks wordt de meest verzoolde partij vergeleken met de minst verzoolde. Op deze manier worden de verschillen in teelt en groei in kaart gebracht.

Verstoring van de groei

Duidelijk is dat er meer verzoling optreedt bij partijen die laat veel loof produceren. Dit gebeurt vooral als er geteeld wordt op stikstofrijke grond, waarbij de standaarddoseringen van langzaam werkende kunstmest en mestkorrels worden gebruikt. Explosieve groei in het tweede deel van de teelt leidt tot meer verzoling. Ook komt naar voren dat na het drogen, tijdens het prepareren bij gebruikelijke temperaturen en lage RV, verzoling sterker tot uiting komt.

Afwijkende plantbalans bij verzoolde partijen

Andere factoren

Verder is gebleken dat onvoldoende fosfaat- en kalibeschikbaarheid van invloed zijn op groeiafwijkingen en aanleg tot verzoling. Bij partijen die vroeger de top van hun loofmassa bereiken en langer afrijpen, komt verzoling minder vaak voor dan bij partijen die laat de top bereiken. Uit de drogestofanalyses van het plantgoed blijkt dat het percentage drogestof en de gehalten van onder meer nitraat, de verhouding van kalium en calcium en ijzer van invloed zijn op de gevoeligheid voor het ontstaan van verzoling.

Teeltbegeleiding

Bij alle deelnemers aan het onderzoek worden de resultaten uit het onderzoek toegepast. Op basis van bodemanalyse, voorvruchten, groenbemesters en organische bemesting wordt een PSO (Perceel Selectie Onderzoek) opgesteld. De sterke en zwakke eigenschappen van percelen zijn daarmee in kaart gebracht en de adviezen voor basisbemesting worden specifiek op het perceel afgestemd. De adviezen voor bijmesten worden ook op perceelsniveau gegeven. De eerste resultaten van deze gewijzigde strategie laten een duidelijke afname van verzoling zien.

Verloop van verzoling

Onderzoek in plantgoed

Omdat de gevoeligheid voor verzoling voor een deel in het plantgoed wordt aangelegd, is het onderzoek verbreed met het volgen van de preparatie en teelt van plantgoed. Er wordt gewerkt aan uniformere plantgoedmaten met een betere knolinhoud. De aandacht ligt op het verbeteren van de vermeerdering uit zowel snippers, patat als gelepeld.

Bent u klaar voor komend jaar?

G E S P E C I A L I S E E R D A D V I E S O V E R T E E L T E N B R O E I E R I J

Delphy verzorgt gespecialiseerd advies over de teelt en broeierij van niet alleen de bekende bloembollen, maar ook de kleinere, bijzondere gewassen waaronder Zantedeschia. Een teelt met veel uitdagingen die zeker niet iedereen onder de knie heeft. Momenteel maakt men zich alweer op voor een nieuw teeltseizoen. Een goed moment om op het vorige teeltseizoen te reflecteren en dingen die opvielen te gebruiken voor het nieuwe seizoen. We nemen u dan ook graag mee in onze ervaringen van afgelopen seizoen en zullen adviezen geven die aankomend jaar van pas komen.

Tekst: Erwin Bruschgens, adviseur bloembollen

De start van de meteorologische lente was er één van de vroegste ooit. Het voorjaar 2020 bood dan ook gunstige omstandigheden voor het planten. Het droge voorjaar, de hitte in de zomer en het natte voorjaar zorgden afgelopen jaar voor uitdagende teeltomstandigheden. Het rooien ging in 2020 moeizaam als gevolg van de natte oktober- en novembermaanden. Een relatief vochtige bodem maakte het moeilijk om zonder beschadiging de knollen te rooien. Zorgvuldigheid tijdens het rooien was afgelopen jaar dus van groot belang. Ondanks een zwaar jaar verloopt de handel van de knollen in de broeierij en droogverkoop gelukkig goed. Er worden momenteel prima prijzen betaald. Dit geeft weer frisse moed voor komend jaar.

Knelpunten

Zoals in alle teelten spelen de voorkomende ziekten en plagen een grote rol. Het kunnen herkennen en weten welke maatregelen er getroffen moeten worden is dus van essentieel belang. Hieronder bespreken wij de meest voorkomende ziekten en plagen in Zantedeschia inclusief beeldmateriaal.

Verzoling

Dit is nog altijd een groot probleem in de Zantedeschiateelt voor zowel de bollentelers als de broeiers. Er is sprake van verzoling als de onderkant van de knol grijsbruin en leerachtig is verdroogd. Als de knol een harde bodem heeft, dan is het niet mogelijk om een goed gewas te krijgen. Lastig is dat de verzoling vaak pas begint of nog doorgaat tijdens de bewaring of na levering. Helaas heeft men tot op heden nog geen duidelijke oorzaak van verzoling kunnen vaststellen. Uit onderzoek is wel gebleken dat drogen bij 17°C resulteerde in meer uitval door verzoling, kraterkoppen en Erwinia. Door een paar graden omhoog te gaan, werd de uitval door verzoling minder, maar de uitval door kraterkoppen en Erwinia meer. Ook werd minder verzoling gezien als het schonen van de knollen in januari wordt gedaan, maar dit resulteerde ook in iets meer kraterkoppen. Om verzoling zo veel mogelijk te voorkomen, is het belangrijk om op het juiste moment te rooien. Uit onderzoek is gebleken dat vroeg rooien leidde tot meer verzoling en minder Erwinia, terwijl later rooien weer ongunstig bleek in verband met Erwinia. Ook wordt aangeraden om de knollen te drogen bij minimaal 17°C en een RV van 65% voor 2-4 weken.

Bladvlekkenziekte

Bladvlekken worden veroorzaakt door Alternaria-soorten. Alternaria is een zeer algemeen voorkomende schimmel waarvan de sporen zich via de lucht verspreiden. In Zantedeschia zijn drie soorten gevonden en geïdentificeerd, te weten: Alternaria alternata, Alternaria tenuissima en Alternaria infectoria. A.alternata is in Zantedeschia de belangrijkste oorzaak van bladvlekken. Het is een zwakteparasiet die alleen verouderd en beschadigd blad aantast.

Bladvlekkenziekte

Bladvlekkenziekte

Het is een zwakteparasiet die alleen verouderd en beschadigd blad aantast. Aantasting treedt vooral op in perioden met warm weer afgewisseld met buien. Bladvlekkenziekte is herkenbaar aan kleine ronde bladvlekken op het blad welke later groter worden. Deze zijn eerst grijsbruin maar worden later donkerbruin tot zwartbruin. In het centrum van de vlekken zijn vaak concentrische ringen aanwezig van donker schimmelpluis. Later worden de vlekken ‘beroet’ met donkere sporen. De vlekken kunnen uitgroeien tot grotere vlekken en met andere vlekken samengroeien, waardoor het gehele blad kan afsterven. Aangetast weefsel kan ook uit het blad vallen waardoor gaten ontstaan. Knollen van aangetaste planten groeien minder goed en zijn ook extra vatbaar voor aantasting door Pectobacterium (Erwinia).

Maatregelen die de kweker kan nemen zijn: het gewas gezond en aan de groei houden, evenals het gewas preventief beschermen door middel van gewasbespuitingen met schimmelbestrijdingsmiddelen.

Erwinia

Kraterkoppen (Pythium)

Deze schimmel komt voor in de grond en kan soms voor het rooien een afstervende scheut infecteren waarna de schimmel doorgroeit de knol in. In de meeste gevallen is de schimmel aan de buitenkant van de knol aanwezig en groeit onder vochtige koele omstandigheden naar binnen, vooral via beschadigingen of afstervend weefsel. Tijdens het begin van de bewaring zakt het weefsel rond de centrale spruit in, waardoor een krater in de knol ontstaat. Soms worden knollen al met een kraterkop gerooid. Bij doorsnijden zijn deze knollen veelal grijsbruin maar soms ook blank. In het knolweefsel wordt een Pythium sp. aangetroffen die de oorzaak is. Indien knollen na het rooien bij 9 en 13°C worden gedroogd ontstaan er veel meer kraterkoppen dan wanneer er bij 17°C wordt gedroogd. Het aantal kraterkoppen neemt sterk af als de knollen goed worden gedroogd en droog worden bewaard bij 17 tot 23°C met een lage RV van circa 65%.

Pythium

Slijmstelen

Een warme en goed doorlatende grond is gunstig voor de groei. Zantedeschia groeit goed op een vochtige grond. Echter, warme en vochtige omstandigheden zijn ideaal voor het optreden van de meest geduchte ziekte in de teelt, namelijk stinkend zachtrot Pectobacterium carotovorum subsp carotovorum (voorheen Erwinia carotovora) Bij storingen in de groei is het gewas dan ook gevoeliger voor deze bacterie. Te droog telen leidt tot meer zachtrot dan op zijn tijd beregenen. Het blijkt dat een overmatige stikstofgift (200 kg N/ha en meer over het gehele groeiseizoen) leidt tot extra uitval door Pectobacterium. Bij een aantasting rot het onderste deel van de bloemsteel slijmerig weg. Het slijmerige zachtrot verspreidt zich erg snel naar boven. De bloemen zakken in. Vooral de bacteriesoort Pectobacterium carotovorum subsp. carotovorum (voorheen Erwinia) maar soms ook Pseudomonassoorten zijn hiervoor verantwoordelijk. Beide bacteriesoorten produceren zogenaamde pectolytische enzymen die de celwanden oplossen. Slijmstelen kunnen binnen enkele dagen ontstaan.

Botrytis

Botrytis cinerea veroorzaakt ronde grijsgroene vlekjes op bloem en blad met in het centrum daarvan een spetter. Dit beeld moet niet verward worden met het beginstadium van bladvlekken als gevolg van Alternaria. Een aantasting van Botrytis op het blad blijft meestal beperkt tot een klein vlekje en zal geen grote problemen veroorzaken. Voor de bloementeelt zijn deze vlekjes wel bezwaarlijk. Een aantasting wordt bevorderd door warm en vochtig weer. Frequent uitvoeren van gewasbespuitingen met vuurmiddelen kan de aantasting van Botrytis in sommige gevallen voorkomen.

Virussen

Er zijn ruim twintig verschillende soorten virussen die kunnen voorkomen in Zantedeschia. In Nederland zijn dit voornamelijk potyvirussen, overgedragen op non-persistente wijze door bladluis. Het betreft voornamelijk Zantedeschia-mildmozaïekvirus (ZaMMV) en Callalelie latent virus (CLLV) maar ook, Konjac-mozaïekvirus (KoMV) en Dieffenbachia-mozaïekvirus en af en toe knollenmozaïekvirus (TuMV). De virusbesmettingen zijn voornamelijk te herkennen aan mozaïekbeelden, necrotische vlekken, lichtgekleurde vlekken of ronde halo-achtige kringvlekken met donkere kern in de bloemen. Een enkele keer zie je het beeld van een veterblad, waarbij het blad heel smal groeit. Echter verschillen de symptomen tussen de cultivars en zijn ze afhankelijk van het seizoen.

Het is zeer belangrijk om virusvrij en virusziek materiaal uit elkaar te houden. Er is waargenomen dat bij een afstand van tien meter tussen virusziek en virusvrij materiaal minder dan 1% van de planten virusziek werd. Bij een afstand van vijftig meter werd de virusoverdracht zelfs geheel voorkomen. Bovendien moeten viruszieke planten zo snel mogelijk worden verwijderd door middel van wekelijkse selectie om verdere verspreiding te voorkomen.

Regelmatig spuiten met pyrethroïden tegen virusverspreiding is niet afdoende gebleken. Daarom wordt aangeraden dit te doen in combinatie met 6,25 l Olie-H per hectare. Het nadeel hiervan is dat er wordt gezien dat Zantedeschia gevoeliger wordt voor Alternaria wanneer er frequent wordt gespoten met Olie-H. Hier dient dus rekening mee gehouden te worden. Om dit probleem voor te zijn, kan de hoeveelheid Olie-H per hectare verminderd worden en wordt het interval tussen de bespuitingen korter gemaakt.

Vermeerdering

Tijdens de vermeerdering is het van groot belang om met virusvrij uitgangsmateriaal te beginnen. Zowel weefselkweek als parteren zijn hiervoor geschikte technieken om een nieuwe, gezonde partij op te bouwen.

Materiaal afkomstig van weefselkweek is niet goedkoop. Bovendien kan, voornamelijk in het tweede teeltjaar, in materiaal afkomstig van weefselkweek afwijkingen voorkomen zoals bossigheid, bont en extreem smal blad en bladverruwing.

Parteren is een methode die zelf uitgevoerd kan worden tussen maart en mei. Voordeel van parteren is dat in een korte periode veel gezond materiaal kan opkweken. Het is hierbij van groot belang dat alleen het allerbeste materiaal van de partij gebruikt wordt, waarvan bekend is dat het virusvrij is (recente weefselkweek). Dit kan worden gecontroleerd door middel van toetsing. Bovendien moeten de knollen die geparteerd worden in principe rijp genoeg zijn om geplant te kunnen worden. Kijk rond april even wat de weersomstandigheden zijn. Indien er warm weer op komst is, kan het parteren van start gaan. Ontsmet de zojuist geparteerde schijfjes gelijk. Bij gunstige omstandigheden zullen de schijfjes in de grond direct wortelen met een laag uitvalspercentage tot positief gevolg. Grotere schijfjes zullen resulteren in minder uitval én meer leverbare knollen na een jaar.

Een andere mogelijkheid is om de schijfjes ongeveer twee weken bij 20-25°C te bewaren in tuinturf/vulstof en daarna buiten uit te planten. Deze methode is echter een stuk bewerkelijker en wordt daarom minder toegepast.

Onderzoek

Sinds 2018 doet Delphy Bloembollen al onderzoek in de volgende gewassen: tulp, narcis, hyacint, lelie, dahlia en gladiool en Delphy wil komend jaar het onderzoek in het gewas Zantedeschia verder uitbreiden. In 2020 is Delphy begonnen met een demonstratieproef om aan te tonen dat compost van reststromen uit de bollen- en knollenteelt veilig kan worden toegepast. Hierin zijn afvalreststromen van onder meer de Zantedeschiateelt meegenomen. Deze reststromen uit de Zantedeschiateelt zijn voor en na compostering geanalyseerd op diverse Zantedeschia-specifieke ziekten. Hieruit is gebleken dat de bacteriën die vooraf aan compostering nog konden worden aangetoond, niet meer terug te vinden waren in de gecomposteerde Zantedeschiaresten. Bovendien is de compost van bollen- en knollenresten toegepast op proefvelden waar hyacint en tulp op zijn geplant. In 2021 zullen de resultaten hiervan volgen.

Ook de WUR zal zich komende jaren bezighouden met onderzoek naar dit gewas. Zo menen zij dat met een schone start en sneller teeltschema, ziekten minder de kans zullen krijgen waardoor er uiteindelijk minder chemie gebruikt hoeft te worden. In een vierjarig project zullen ze kijken naar de mogelijkheid om de eerste twee jaar in de kas te telen. De kans op virus is namelijk groter wanneer de knollen buiten groeien. Door een groter deel van de teelt naar binnen te verplaatsen, hoeven er minder kosten gemaakt worden in het ziekzoeken en ziektevrij houden. Wanneer dit resulteert in grotere knollen, duurt de laatste fase nog maar één jaar. De hogere kosten van de tweejarige teelt in de kas, kunnen uiteindelijk worden terugverdiend door een kortere teeltcyclus.

Proeven in de kas

Teeltadviezen voor komend seizoen

In het schuurstof van de vorige oogst van bijvoorbeeld tulpen kunnen nog veel levende bollenmijten aanwezig zijn. Deze overgebleven mijten zullen de knollen weer infecteren. Verwijder daarom al het stof op richels en vloeren goed met een stofzuiger of hogedrukreiniger. De lucht in de lege cel opstoken werkt overigens ook prima. De richtlijn hiervoor is twee dagen 45°C om alle bollenmijten te doden. Zorg ook voor een goede luchtcirculatie in de lege cel. Boven de vloer kan het soms 10 graden kouder zijn.

We raden aan om de knollen de tweede helft van oktober te rooien in verband met kraterkoppen. Haksel van tevoren het gewas af, zodat tijdens het rooien de oude neuzen niet uit de knol breken. Is er kans op (nacht)vorst? Laat de knollen dan niet buiten staan. Laat de knollen drogen met veel lucht, verwarmd tot ongeveer 17-23°C. Hiermee kan een aantasting door Erwinia en/of Penicillium en vroegtijdig uitlopen worden voorkomen. Bewaar de knollen vervolgen minimaal vier weken bij 17°C bij een RV van 60-70%. Nadat de knollen zijn gedroogd en geschoond, gaan ze in de cel met een klein beetje circulatielucht. Een goede bewaartemperatuur en luchtvochtigheid is 13°C en 70%. Indien de knollen nodig zijn voor vroege bloei onder glas, bewaar de knollen dan 6 weken voor het planten bij 18-20°C. De spruiten zullen hierdoor vast iets uitgroeien en hierdoor zal de groei in de kas iets vlotter zijn. Bij een langere bewaring is het beter om de knollen na het drogen en schonen bij 9°C te bewaren. De spruit blijft zo beter in rust. Het gevolg van een lange bewaring en late plantdatum is dat de eerste bloem vrij snel komt en kort blijft.

This article is from: