Zwart Gat

Page 1


Ik moet een scriptie schrijven, zoals wel meer studenten en dat valt me zwaar. Het is alsof mijn hersenen een nieuw spel hebben uitgevonden: ze denken na over wat er in de scriptie moet komen vlak voordat ik ga slapen, als ik moeite heb om te poepen of tijdens de seks, maar als ik dan daadwerkelijk met dat lege wordbestand voor m’n neus zit geven mijn hersenen opeens niet thuis. Het voelt alsof ik in een zwart gat val. Een zwart gat zonder enige informatie. Een zwart gat waarin ik mijn leven verpest omdat mijn hersenen niet meewerken op het moment dat het wordbestand geopend is. Ik voel me vallen, opgeslokt worden door het duister, maar gelukkig is daar… de Zindroom. De Zindroom die je voorhoudt dat het nog wel zin heeft om verder te schrijven en die je de droom voor ogen houdt binnen drie jaar te slagen voor de bachelor Humanistiek. De Zindroom die je bij je kraag grijpt en je langzaam, al is het maar voor even, uit het zwarte gat tilt om een editie uit te brengen over… een zwart gat. Wat een uitzonderlijke timing. Het is geweldig, al zeg ik het zelf. Veel leesplezier! Groetjes, Roos Biesheuvel Redactioneel: Met tranen in onze ogen delen wij u mede dat een van onze favoriete redactieleden, Janna de Vries, heeft besloten door drukte de Zindroomredactie te gaan verlaten. Dit jaar is zij onze secretaris geweest en heeft zij daardoor vele mensen te woord gestaan via de e-mail. Tevens heeft zij hartverwarmende notulen geschreven en ons verblijd met haar vrolijke lach en grappige ideeën voor nieuwe thema’s, zoals “panda” (je kan er niks mee, maar het is wel komisch). Ik ben er zeker van dat de Zindroomredactie toch een stukje minder gezellig zal worden zonder Janna, maar ik ben er van overtuigd dat we met de redactie uiteindelijk uit dit zwarte gat zullen komen. We wensen Janna enorm veel succes met de twee studies die ze van plan is volgend jaar te gaan volgen en hopen van harte dat haar toekomst een helder brandende ster is in plaats van een zwart gat.


We woonden in een pand in een buitenwijk; zo’n straat die ooit voor gezinnen en jonge stellen was ontworpen, maar door de krimpende economie grotendeels leegstond

"Het meest verwonderlijke van het debat over de toekomst van onze universiteit is dat dergelijke dichotomieën daar helemaal niet gedeconstrueerd worden maar juist bloedserieus worden genomen."

Stoppen midden in een

Wat zich niet in een

Roos denkt aan zwarte gaten als ze zit te poepen. Redactioneel

verhaal kan laten vatten, wordt een zwart gat.

Marthe's gatenkaas. Poëzie

OpZinBarend met o.a. Lieve Laura en alweer zo'n veel te lastige puzzel

Jeroen over de Zeeuwse Amélie. Kijktip Oh, when she was sad, she cast herself down into such a pure depth, Even a father could not find her: Scraping her cheek against straw, Stirring the clearest water.

Student en kamer

Correctie

.

Sacha Verheij Martien Schreurs

Vorige nummer vergeten in de colofon te noemen, bij deze dubbel dank aan:


het donker afgleed om veel lager dan mijn borst mijn hartslag te vinden.

We woonden in een pand in een buitenwijk; zo’n straat die ooit voor gezinnen en jonge stellen was ontworpen, maar door de krimpende economie grotendeels leegstond. Als je ‘s avonds in de tuin rookte hoorde je het gekwetter van onbegrijpelijke talen opklinken uit de bewoonde huizen. Als je al mensen zag, vielen die uiteen in twee soorten: sommigen bekeken je met onverholen nieuwsgierigheid, of je dure schoenen had, waar je vandaan leek te komen, wie je gezelschap was – en dan waren er de mensen die hun gezicht haast devoot afwendden. Zij kwamen vaker uit de huizen waarvan de ramen helemaal waren afgeplakt. Als het avond was en er brandde licht gloeide zo een hele verdieping op als een rijstpapieren lampion, maar bij veel gebeurde dat amper en het was gissen naar wat zich daar in het donker voltrok. Uiteindelijk hadden we het samen gekocht, maar zij had het uitgekozen, er iets in gezien en mijn bezwaren van tafel geveegd. Het was niet dat het huis me niet beviel. Ik ben gewoon geen persoon voor veranderingen. Ik was haar overal heen gevolgd en eenmaal daar begon ik me er in eigen tempo aan te hechten. De straat lag mooi, op het westen, zodat je aan het einde ervan de zon kon zien ondergaan als een zoveelste auto die uit zicht verdwijnt. Dat beeld was van haar, dat waren de soort dingen die zij zag. En dat was mij aan haar weer opgevallen: als zoon van generaties melancholische mannen kan ik mensen die lichter lijken te leven dan ik gewend ben lastig weerstaan. Dit specifieke meisje was al ontloken en had in opfladderende jurken gedanst met wie maar wilde, in de tijd dat het ongehoord was dat ik ‘s avonds zonder toezicht uit zou gaan en ik sidderde onder de geheimhouding met mijzelf over de nachten waarin mijn hand in

Het duizelde me van haar verleden, het leek meer dan levensgroot. Ik begreep maar niet hoe ze zo veel had kunnen zijn in zelfs wat minder tijd dan ik had gehad. Ze had veel ex-vriendjes en praatte vaak over hen; soms zag ik ze doorschijnend om haar heen zweven, afhankelijk van mijn humeur op een dreigende of belachelijke manier. In mijn verbeelding waren ze allemaal minstens een halve kop groter dan ik, met staalblauwe ogen en zo’n agressieve bokserskaak. Soms kon ik mezelf alleen nog geruststellen door me voor te houden dat het nergens op sloeg dat ze zou zijn weggelopen van zo’n leger ondergoedmodellen om het met mij aan te leggen. Ik heb het soort gezicht waarmee ik heel wat zal moeten worden voor iemand er iets ruigs of koninklijks in ontwaart, of wat men dan ook toedicht aan mannen die niet knap zijn. Ik vroeg het bij al mijn vrienden na en omdat ze me kenden en aanvoelden waar mijn onzekerheid lag, zeiden ze eerlijk dat ze mijn vriendin niet speciaal een schoonheid vonden. Dat nam niet weg dat als ik 's nachts naast haar wakker schrok, om haar lichaam in haar slaap te zien pulseren met die donkergouden pluishaartjes overal, het zweet me uitbrak met het gevoel van een prijswinnaar die angstig afwacht tot de vergissing onvermijdelijk door de jury wordt ingezien. Soms glipte ik uit bed en ging naar beneden als om het lot te tarten, het de kans te geven haar dan tenminste met één ruk van me weg te nemen en niet stukje bij beetje door de jaren heen. Dan rookte ik schuldbewust (zij haatte de geur en ik dat ik nog altijd niet echt gestopt was), maakte nog maar weer eens thee. Als ik nog bijzonder wakker was, spookte ik met een omgeslagen jas langs de woonerfspeeltoestellen waar de paar ouders die er waren hun kinderen niet heen lieten gaan omdat het was ingenomen door blowende tieners en zwervers. Bijna zonder uitzondering benutte ik die momenten om te proberen in de pas te komen lopen met mijn tijd.


Soms, of eigenlijk elke keer, zo tegen het einde van het studiejaar, ongeveer halverwege het vierde blok, willen mijn hersenen niet langer meer meewerken. Kijk maar: … .. . ‘leeg’

n ding. e e s i t c u "Een prod je op je tenen Die kan n vallen." late

ngfreks

Ruud Kauli



Dankzij postmoderne filosofen is het onder kritische intellectuelen gangbaar geworden om dichotomieën in diggelen te hakken. Deconstrueren, in hun deftige jargon. Vrouwen versus mannen, natuur versus cultuur, feiten versus waarden: allemaal simplistische tegenstellingen die alles wat interessant en spannend in ons bestaan is, platslaan. Die de wereld oversimplificeren en hiërarchiseren. Zulke tweedelingen bevatten altijd een dominante want ‘betere’ en gedomineerde want ‘mindere’ partij. Ze legitimeren dat mannen over vrouwen heersen, de cultuur over de natuur en Vrouwen versus mannen, natuur versus feiten over waarden. cultuur, feiten versus waarden: allemaal Weg met de dichotomieën dus. simplistische tegenstellingen die alles

wat interessant en spannend in ons

Het meest bestaan is, platslaan. verwonderlijke van het debat over de toekomst van onze universiteit is dat dergelijke dichotomieën daar helemaal niet gedeconstrueerd worden maar juist bloedserieus worden genomen. De meest gehoorde zijn inspiratie versus zakelijkheid - of bezieling versus geld - , en filosofisch versus sociaalwetenschappelijk. Deze begrippenparen worden bovendien met elkaar vereenzelvigd: filosofisch staat dan voor diep, vrij, waardegedreven, authentiek en kritisch, en dus echt humanistisch. Sociaalwetenschappelijk staat daar tegenover als oppervlakkig, slaafs, geldgedreven, mainstream, braaf en antihumanistisch. Filosofisch zou dus moeten heersen over sociaalwetenschappelijk, en waarden moeten heersen over zakelijkheid. Zoals altijd met dichotomieën bestaat er geen twijfel over wie je vrienden en vijanden zijn. Met dit schema in de hand is het duidelijk dat een toename van sociale wetenschappers op de UvH een regelrechte bedreiging is voor de humanistiek. Zij staan immers voor alles wat fout is: voor oppervlakkig, slaafs, geldgedreven, mainstream, braaf en anti-humanistisch. Van zakelijkheid wordt nog wel gezegd dat het zijn nut heeft, als het maar ten dienste staat van humanistische waarden. Vermoedelijk vinden deze dichotome denkers dat sociale wetenschappers ook wel hun nut zouden kunnen hebben, als ze maar in dienst staan van de humanistiek, lees: van de filosofen. Wat postmoderne filosofen met deconstrueren onder meer wilden aantonen, is dat dichotomieën gebaseerd zijn op kunstmatige en geforceerde grenzen van zaken die in de praktijk verweven zijn. Mannen en vrouwen zijn niet zo wezenlijk verschillend, maar als je ze de hele tijd als tegengesteld poneert, reduceer je hen tot karikatuur van zichzelf, en worden ze ook steeds meer verschillend. Ook natuur en cultuur zijn geen absolute tegenstellingen: in wat wij als natuur zien zit heel veel cultuur. Het kost vaak veel mensenwerk en techniek (en dus cultuur) om een natuurpark ‘natuurlijk’ te doen zijn. Voor echte natuur zijn wetten, regels, borden, hekken nodig, en mensen die met machines sommige soorten planten en dieren beschermen en andere vernietigen. Door begrippen als tegenovergesteld neer te zetten, zie je hun complexe verwevenheid niet


meer, betoogden postmoderne filosofen. Dichotomieën zijn bovendien niet onschuldig: ze creëren onze werkelijkheid en zoals gezegd legitimeren ze ongelijke machtsverhoudingen.

Voor echte natuur zijn wetten, regels, borden, hekken nodig, en mensen die met machines sommige soorten planten en dieren beschermen en andere vernietigen

Datzelfde geldt ook voor de tegenstelling tussen zakelijk en gedreven. Er zijn vele manieren van zakelijke gedrevenheid, en van gedreven zakelijkheid. Idealistische clubs als Amnesty, Greenpeace of Artsen zonder grenzen kunnen hun idealen juist zo goed waarmaken doordat ze niet alleen maar diep nadenken, maar ook werken aan ook grote naamsbekendheid en daarvoor gebruikmaken van allerlei ‘zakelijke’ technieken zoals reclame, PR , lobbyen en fondswerving. Die maken je werk immers mogelijk. Die maken dat je als arts meer goed kunt doen dan een paar weken vrijwilligerswerk in Afrika tijdens je vakantie. Zo is het ook met de dichotomie tussen zakelijk en waardegedreven op de UvH. Juist als je aan de hand van humanistische idealen de wereld wilt verbeteren, is het noodzakelijk om je de technieken eigen te maken die dit mogelijk maken: onderzoekssubsidies verwerven, publiceren in Nederlandse maar ook Engelstalige tijdschriften, en met dat laatste internationale inspirerende intellectuelen en buitenlandstalige studenten aantrekken. Zorgen dat humanistiek vleugels krijgt. Daarmee verkwansel je je idealen niet, integendeel, daarmee geef je ze juist vorm! Daarmee zorg je dat er veel meer mensen met humanistiek in aanraking komen, en dat studenten Humanistiek veel meer kansen krijgen om geïnspireerd te worden door geestverwanten van over de hele wereld, en via stages en onderzoek humanistiek in de praktijk vorm te geven. Ook de dichotomie van sociale wetenschappen versus filosofie behoeft deconstructie. Goede sociale wetenschap is filosofisch ingebed en onderzoekt filosofische veronderstellingen op hun praktische houdbaarheid en bruikbaarheid. Filosofische analyse krijgt veel meer diepgang wanneer een filosoof ook kennisneemt van en nadenkt over de praktische werking van idealen. Juist als we voor humane organisaties zijn en voor een zinvol bestaan, willen we ook weten onder welke condities deze kunnen bestaan. Juist wie rechtvaardigheid of duurzaamheid wil bevorderen, wil niet alleen weten wat voor concepties van rechtvaardigheid of duurzaamheid er mogelijk zijn, maar ook onder welke condities welke opvattingen kans van slagen hebben, en welke onbedoelde effecten op de loer liggen. Het unieke van onze universiteit is onze kleinschalige interdisciplinariteit gericht op zinvol leven in een humane samenleving: daar heb je een combinatie van filosofie, geschiedenis en sociale wetenschappen voor nodig. Zonder afleidende grensgevechten tussen disciplines. Humanistische wetenschap vereist het overstijgen van dichotomieën, niet het reproduceren ervan! Evelien Tonkens is hoogleraar burgerschap en humanisering van de publieke sector



Naar aanleiding van Harry Kunnemans brief, waarin hij reageert op de mededeling van de Raad van Toezicht (RvT) dat Chris Gerritsen voor een tweede termijn (tot juli 2017) in het College van Bestuur (CvB) is herbenoemd, is een briefwisseling ontstaan die enkele weken terug met alle UvH’ers is gedeeld. Daar is het bovendien niet bij gebleven: er is een dialoogwerkgroep opgezet, een externe dialoogbegeleider ingeschakeld, en er wordt vooral veel over gesproken. Ik sluit me aan bij wat Laurens ten Kate in zijn reactie schrijft: dit is een positieve doorbraak! Het is bovendien een doorbraak die, in de vorm van een dialoog, een beroep doet op alle UvH’ers. Maar die dialoog is complex en ingewikkeld door haar veelstemmigheid en door het gebruik van meerdere media – de stroom mails, bijgevoegde documenten, aankondigingen in de kantine, etc. Daarom probeer ik hieronder de kerngebeurtenissen, argumenten en oproepen samen te vatten, voor eenieder aan wiens neus het is voorbijgegaan of die zijn geheugen wil opfrissen. Tot slot zal ik nog ingaan op de vorm van leiderschap aan de UvH.

Zoals gezegd begon het met de herbenoeming van Chris, die zich als niet-inhoudelijk lid van bestuur met name bezighoudt met het financiële beleid van de UvH. Het CvB is het hoogste bestuursorgaan en bestaat naast Chris uit de rector: Gerty LensveltMulders. Het CvB wordt benoemd door de RvT, nadat de Universiteitsraad (UR) is gehoord. De herbenoeming van Chris kwam met drie argumenten. Ten eerste acht de RvT continuïteit van groot belang, waardoor het ‘niet gewenst’ is al een opvolger te zoeken. Chris heeft de UvH financieel gezond gemaakt en haar bedrijfsvoering gemoderniseerd, en in het kader van continuïteit zijn de overige twee argumenten voor Chris’ herbenoeming financiële gezondheid en moderne bedrijfsvoering. Harry noemt in zijn reagerende brief twee bezwaren en stelt een inhoudelijke vraag. Het eerste bezwaar betreft Chris’ voormalige functie in de RvT. Aangezien het de RvT is die de CvB benoemt, kan Chris’ benoeming tot het CvB gezien worden als ‘zelfbenoeming’. Dit werd destijds gerechtvaardigd middels de financiële crisissituatie van de UvH, maar omdat van die crisis niet langer sprake is gaat ook de rechtvaardiging niet langer op. Harry benadrukt dat, in goed bestuur, de RvT in een positie van onafhankelijkheid en kritische distantie t.o.v. de bestuurders (cq. CvB) verkeert. Overigens moet hierbij worden vermeld dat de (eerste) benoeming van Chris tot het CvB niet in strijd met de regels was, enkel met richtlijnen voor ‘good governance’, hetgeen dus werd gerechtvaardigd vanuit de financiële positie van de UvH. Harry’s tweede bezwaar is persoonlijker van aard en wil ik hier alleen noemen: Chris heeft door zijn nauwe betrekkingen tot de RvT de schijn van belangenverstrengeling aan zijn kant, en Harry doet een appèl aan hem zich daartoe te verhouden. Tenslotte voegt Harry een inhoudelijke vraag toe: “Welke vorm van leiderschap heeft onze universiteit nodig om de inhoudelijke uitdagingen waar wij voor staan niet alleen op basis van een sluitende begroting en een moderne bedrijfsvoering, maar ook en


vooral op basis van elan, inspiratie en visie tegemoet te treden?”. De vraag verraadt een spanningsveld binnen de UvH tussen enerzijds de maatschappelijke eis van financiële gezondheid en anderzijds de levensbeschouwelijke eis van normativiteit. Volgens Harry is dit spanningsveld de verkeerde kant op doorgeslagen: “[Met het aanstellen van een financieel deskundige naast de rector] werd de bedrijfsvoering niet langer ondersteunend voor het realiseren van de inhoudelijke missie van de UvH, maar gingen bedrijfskundige principes in de top van de organisatie even zwaar wegen als de humanistieke betrokkenheid op zingeving en humanisering”. Vooral dit laatste punt vond in de reacties op verschillende manieren bijval, behalve dan van Gerty, die Harry zijn transparante, democratische klokkenluiden verweet, en van de RvT, die “uitdrukkelijk afstand [neemt] van de inhoud van deze mail”. Deze reacties, in combinatie met het stilzwijgen van Chris en ook Joachim Duyndam (opleidingsdirecteur), zijn typerend voor wat Laurens de “kloof” tussen de kleine groep bestuurders en de grote groep medewerkers.

Harry’s vraag naar de vorm van leiderschap op de UvH krijgt in de reacties op zijn brief al enige vorm. Een breed gedragen wens is een herbezinning op de koers, richting of visie van de UvH. Het verlangen naar deze herbezinning komt voort uit de kloof, oftewel uit de ‘toenemende discrepantie [die] dreigt te ontstaan tussen wat de UvH aan visie uitdraagt in onderwijs en onderzoek, en hoe zij bestuurd wordt’, zoals kundig uitgedrukt in de reactie op Harry’s brief - die ondertekend is door meerdere docenten. Bestuurlijke beslissingen (met als doel een sluitende begroting) moeten op een levensbeschouwelijke universiteit ondervraagd en doordacht worden vanuit de speciUit de reacties op Harry’s brief heb ik fieke levensbeschouwing. Bij wijze van casus: drie maar al te humanistische schaadt het de humanistische zaak om het aantal vaste contracten drastisch te verlagen? kernwaarden gedestilleerd: Is het vanuit humanistisch perspectief transparantie, dialoog en democratie. wenselijk om medewerkers op de universiteit rond te laten lopen in de onzekere positie van niet weten of hun contract wel of niet verlengd wordt? Of is het preferabel deze experts op een geïnvesteerde manier aan de universiteit te verbinden? Het humanisme dat we kennen op de UvH laat zich voor een groot deel leiden door waarden. Je zou kunnen zeggen dat de UvH zich actief bezighoudt met het creëren en belichamen van waarden die leidend (zouden moeten) zijn in de praktische uitvoering van leven (ethisch) en van samenleven (politiek). Uit de reacties op Harry’s brief heb ik drie maar al te humanistische kernwaarden gedestilleerd: transparantie, dialoog en democratie. Zouden deze waarden ons kunnen leiden in het overkomen van de kloof? De kloof tussen bestuur en medewerkers is ingewikkeld. Het bestuur zou, idealiter, in dienst moeten staan van de inhoudelijke missie van de UvH die door de medewerkers wordt uitgedragen. Noodgedwongen moet het bestuur er ook voor zorgen dat deze inhoudelijke missie de UvH niet de (financiële) kop kost. Dientengevolge worden er bestuurlijke beslissingen gemaakt die in strijd zijn met de inhoudelijke missie van de UvH, en die gerechtvaardigd worden middels het argument van het overleven van de UvH. Die situatie is in zekere zin onvermijdelijk, maar dat zegt niet dat de UvH niet een zekere autonomie behoudt in hoe ze met die situatie omgaat. De vraag die daarbij steeds door student, docent en bestuurder moet worden gesteld is hoe lang dat argument standhoudt zonder onze levensbeschouwing te verloochenen. In hoeverre is ons


institutionele overleven onze levensbeschouwelijke dood? En voor zowel het stellen als het beantwoorden van deze omvangrijke vragen kunnen dialoog, transparantie en democratie leidende waarden zijn ten behoeve van ons samenleven in de UvH-Polis. Het is begrijpelijk dat de hierboven beschreven situatie uitmondt in een kloof, maar het is niet noodzakelijk. Het is zaak leiderschap te vormen dat in staat is te balanceren tussen de maatschappelijke en de levensbeschouwelijke eis, zonder daarbij een interne kloof te faciliteren. Vooropgesteld dat alle UvH’ers de UvH een warm hart toedragen, zijn wij UvH’ers ons bewust van onze verantwoordelijkheid voor het trekken van de kar. Wij allen trekken de kar, wij allen leiden de UvH. Dit gedeelde leiderschap, en de daaraan verbonden verantwoordelijkheid, wordt miskend. Ze kan de hoeksteen zijn van een bestuur dat beleid in dienst stelt van de humanistische, inhoudelijke missie, zonder dat de financiën uit het oog verloren worden; van medewerkers die geen contrast ervaren in wat ze (moeten) doen en waartoe ze dat (moeten) doen; van studenten die niet louter ‘een product afnemen’. Dit gedeelde leiderschap doet een appèl aan alle UvH’ers zich met elkaar te mengen en de kloof te dichten vanuit een dialogische, transparante en democratische positie.

De UvH is een universiteit die in dienst staat van hogere idealen zoals Bildung, zingeving en humanisering. Dit hebben van een ‘transcendente fundering’ is in het hedendaagse universitaire landschap steeds meer een unicum. Bij gebrek aan idealen om zich aan te meten, kijken universiteiten steeds maar weer naar elkaar. Of eigenlijk niet naar elkaar, maar naar lijstjes waarin universiteiten op basis van gekwantificeerde gegevens worden gerangschikt (recentelijk bijvoorbeeld de nationale studentenenquete). Waardecreatie speelt daarbij alleen een rol in zoverre ze gekwantificeerd kan worden (kwantificeer Bildung maar eens). Het beleid wordt daarop aangepast: meer internationale publicaties, inverdienen met commerciële opdrachten, minder vaste contracten, onderzoek wordt vooral aangestuurd vanuit kwantitatieve parameters, minder inspraak, etc. Joachim verstaat onder het humanisme een traditie die dat aan de mensen teruggeeft wat in het geding komt, onderdrukt wordt of zich in de marge afspeelt. Een dusdanig begrepen humanisme zit vast in een verzet tegen dominante discoursen en maatschappelijke tendensen. Dit humanisme is (re)actief, anders, gewaagd, idealistisch en vooruitstrevend. De UvH bevindt zich te midden van een dominant discours waarin de overheid bezuinigt en eisen stelt, de algemene trend van universiteiten neoliberaal is, een rendementsdenken heerst, waarde gekwantificeerd bepaald wordt en elke organisatie – of het nu de overheid of een universiteit is – eerst gezien wordt als bedrijf. In dit discours komen belangrijke waarden in het geding, worden alternatieve perspectieven onderdrukt en gemarginaliseerd en gaat er een belangrijk stukje humaniteit verloren. De UvH kan een voorbeeld zijn in het teruggeven wat hierin verloren dreigt te gaan, en moet daarbij reflecteren op wat er nu precies verloren gaat. Als het humanisme een traditie van teruggeven is, dan zijn humanisten de teruggevers. Op het moment dat er op de UvH belangrijke waarden in het geding komen, dienen we die aan de UvH terug te geven – om het even of we bestuurder, docent of student zijn. Zoals gezegd bevinden we ons in een positieve doorbraak, die een appèl doet aan ons allen. Het zal dan ook van ons aller antwoord aan dit appèl afhankelijk zijn of de doorbraak een stralende zomerzon zal onthullen, of dat er een diep, donker, zwart gat achter schuil gaat. Wij zijn de UvH! Lang leve de UvH!


Volgens mij was het Harry Mulisch die schreef dat iedere schrijver bij het Letterkundig Museum een kluis zou moeten hebben voor onafgemaakt werk; een kluis die zichzelf zou vernietigen na de dood van de schrijver. Rustgevend voor de schrijver, zou je zeggen – niemand krijgt te lezen wat niet voldoet aan de eisen van diens perfectionisme. Je kunt ook stellen dat het zonde is voor de lezers. Schuilen er toch niet mooie inzichten in onafgemaakt werk? Welke werken zouden ons eigenlijk onthouden zijn als Mulisch’ fantasie werkelijkheid was geweest? Gogol, Dode zielen – onafgemaakt. (Voor de liefhebbers van Russische literatuur.) Hašek, De lotgevallen van de brave soldaat Švejk – onafgemaakt. (Voor wie zich interesseert voor de inspiratiebronnen van Milan Kundera.) Foster Wallace, The Pale King – onafgemaakt. (Saillant detail is dat Foster Wallace het manuscript keurig gerangschikt achterliet in zijn garage, om zich ernaast te verhangen.) Hemingway, Islands in the Stream – “rough but seemingly finished” (aldus Wikipedia). Hemingway, The Garden of Eden – “published posthumously in a much-abridged form” (idem). Kafka, Het proces – onafgemaakt. Kafka, Het slot – onafgemaakt. Kafka, Amerika – onafgemaakt. Naar verluidt had Kafka wel zo’n kluis gehad willen hebben als waar Mulisch aan refereerde, maar in plaats daarvan trof hij een vriend genaamd Max Brod die na zijn dood als literary executor optrad en het toch een beter idee vond om zijn romans te publiceren. Daar valt over te twisten: enerzijds is een roman als Het proces een ijkpunt geworden voor maatschappelijke discussies (zonder Het proces was het bijvoeglijk naamwoord ‘kafkaësk’ nooit in zwang geraakt), anderzijds is Kafka zuiver literair gezien op z’n best in zijn korte verhalen. Andere vraag: wat heeft Franz Kafka nog minstens een decennium gemeen met Antoni Gaudí? Precies. Gaudí liet zijn Sagrada Família onafgemaakt achter, omdat hij werd aangereden door een tram. Men verwacht de bouw van de kathedraal ergens tussen 2026 en 2028 alsnog te voltooien. Een roman kan je in theorie ook door anderen laten afmaken, maar het gebeurt nauwelijks. Het heeft ook iets onlogisch. Er zijn overigens nog meer parallellen: onafgemaakte muziek (Schuberts Unvollendete, zijn achtste symfonie), onafgemaakte schilderijen (zoek voor de grap eens Benjamin Wests Treaty of Paris op) en onafgemaakte films (Kubricks Napoleon en Welles’ Don Quixote, en zo zijn we weer terug bij de literatuur). Mulisch zelf had niet zo’n kluis. Sterker nog, na zijn dood werd De tijd zelf gepubliceerd, een onafgemaakte roman. Samen met het nawoord van de Mulisch-deskundigen die het voor publicatie gereed hadden gemaakt, geeft het een inkijkje in de denkwereld van een schrijver, van de schrijver van een boek in wording. Voor de lezer kan dat de moeite waard zijn. Voor de gemoedsrust van de schrijver is het wellicht toch beter om een kluisje te reserveren in de kelder van het Letterkundig Museum.



Afgelopen jaar viel de summer school in december. Waarom heet het dan summer school? Omdat het van oorsprong wel in de Nederlandse zomer valt, en omdat deze editie zich voltrekt op het zuidelijk halfrond. Precies, daar is het in onze winter juist zomer. Dúúh. Idee van de summer school is dat er een internationale ontmoeting plaatsvindt tussen studenten, wetenschappers en professionals. Onderwerp van de summer school is altijd een actueel thema dat, door de verschillende culturele achtergronden van de deelnemers heen, haar relevantie bewijst. Een plek waar professionals de academici met praktijkvoorbeelden en casussen eens flink aan de tand kunnen voelen. Op hun beurt slingeren de academici dan weer theorieën en abstracte concepten richting de professionals totdat zij er groen en geel van zien.

Wat me vooral opviel is de uitdaging van het ‘practisen’ wat we ‘preachen’. In de college-uren staat menigeen met grote woorden te verkondigen over human rights, dialoog en wederzijds respect. ´s Avonds laat, of ´s ochtends vroeg (ik ben inderdaad meer een avondmens) willen we vaak liever niet gestoord worden boven onze kop yoghurt met muesli. Twee Indiërs die gezellig zitten te discussiëren, of ZuidAfrikanen die het wel en wee van hun nationale politiek gaan uitleggen, kunnen op sommige momenten opeens genoeg zijn om een kleine cumulonimbus boven m’n hoofd te laten ontstaan. Heel erg geraakt was ik door de ervaring dat veel mensen op veel plekken van deze planeet niet het gevoel – kunnen? – hebben, welkom te zijn. Het is verschrikkelijk om zonder iets gezegd of gedaan te hebben al weggekeken te worden.

Ik stel mezelf de vraag: wat heb ik er nu aan gehad? Heel bewust wil ik de lessen van de summer school aan de - altijd weerbarstige - praktijk blijven toetsen. Zo goed en zo kwaad als dat gaat, in ieder geval. Pluralisme stond het meest centraal. Ik zou kunnen betogen dat de samen met mijn studiegenoot Annelieke opgerichte onderneming hiervan profiteert, en materie via haar klanten verder in de wereld zet. Maar meer nog dan met pluralisme, ben ik met een ander thema bezig gebleven. Duurzaamheid. Zonnepanelen op mijn studentenhuis, om precies te zijn. De kans op succes lijkt hoe langer hoe groter te worden. Ik hoop de UvH en Kosmopolis binnenkort te kunnen berichten dat het eerste Utrechtse studentenhuis met zonnepanelen een feit is - én uit de koker van één hunner telgen komt.

Een nieuwe lichting UvH-studenten gaat komende zomer naar een nieuwe editie van de summer school in Puncak, Indonesië. Ik grijp hier mijn kans om hun alvast veel plezier en wijsheid toe te wensen! P.S. Kijk vooral eens op: http://tinyurl.com/mp3lazb


mogen m o r a a man: Wndere mensen s o V s n a Fr niet met a blieft zeg! we en? Als-jevrij zeker! a J : s r e l ge Wiel Veu : Ik ben s r e d l u M eks. nsveltGerty eLreg voor vrije s me,

Beste onzekere da

Ik wil graag gezon lijk te d leve zijn, w n, en at kil raak a om ee o otjes lleen rkwijt de we land v r aken. g kwi an dië jt in h Ik ten e heids et n gez voors o ndchrift dik va en. N n bro u w o ord je d en v eerde an m r doo elk zo dgaan gelov u je . Wat en en moet wat n hiero i k iet? Z ver k ou je unne is haa mij n a dvise st bij, r e w n ? Er ultiem ant ik hoop bikin een ilijf te de zo mer. hebb en in Liefs, een o nzeke r mei sje

Worstel jij al tijden met de vraag of je als humanist wel een roze laptophoes kunt kopen (of andere existentiële kwesties)? Laura weet raad! Stuur je vraag naar svh.zindroom@uvh.nl

niets aan (geTen eerste heb je schap, zeker niet zondheids)weten Als humanistiekzonder filosofie. t zelf kunnen student had je di ik zal het door de bedenken, maar vingers zien. n vraag aan om ee Graag grijp ik je eld er w sy-mythe de hardnekkige glos , s je onzeker bent uit te helpen. Al lt. va over als je af gaat dat echt niet een gouden ring, Al draagt een aap n lelijk ding. Een het is en blijft ee Het is handiger onzeker ding dan. houden met zeiom gewoon op te waarschijnlijk ge ken, want je bent meid. woon een pracht een maatje 36, het is Sexy zijn is niet , en en moet het voel state of mind. Je d elt kun je het altij als je het niet vo tzi re rah en Al Go compenseren. Op huilen om hun ten niet thuis te t zijn bezig met he bikinilijf, want ze en ereld. En ze kunn redden van de w der en met hond hun tranen depp r aar als ze onzeke dollarbiljetten. M t da vast niet al waren hadden ze geld. rukking “een ge Nog iets. De uitd ” n gezond lichaam zonde geest in ee tisa r/ einse dichte komt van de Rom t hetzelfde gedich ricus Juvenalis. In n t we “het zwoege schreef hij ook da en ger moeten acht van Hercules” ho n te La nketten”. “dan de lusten, ba t klinkt toch hewe eerlijk zijn: da en ? Zonder lusten lemaal niet leuk er weinig levens banketten blijft . er m et van de zo kunst over! Geni Liefs, Laura


1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.

9.

wens dat het al gedaan zou zijn afgelegen en duister dorp slecht en woest, maar toch vriendelijk deze mensen uit het oosten slapen alleen maar grondslag van een Italiaanse prins het pad evalueren sterren willen van zuivelproduct af volgens Einstein zijn moment en plaats onscheidbaar, hij spreekt over‌ explosief nieuw

10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.

deze bouwer van doorgangen is cruciaal voor het spel overblijfsel van een verbrande middenlijn drankje om te drogen sterrenkenner die niet de waarheid sprak ruige plek in de kerk van deze alomvattendheid zouden er meerdere kunnen zijn we moeten erachter komen wat beneden kwijt is Willeke unleashed deze circustruc boeit niet meer


“Inspiratie isuadlseneden koolzuurho t er niet drankje, als hehet wel in zit kan je n.” schudde

In 't Fransje oui oui Esprit d'escalier: term voor het verschijnsel dat je een gevat grapje of snedig weerwoord bedenkt, op het moment dat je al niet meer in de situatie zit. (Letterlijk betekent het "de bevlogenheid/geest van de trap", dus terwijl je bij wijze van spreken na afloop de trap afdaalt.) Nostalgie de la boue: je aangetrokken voelen tot iets, waar je door je (sociale, maatschappelijke) stand eigenlijk op hoort neer te kijken. Letterlijk de nostalgie naar de modder. Yaourter: van "yaourt", yoghurt. Het is een term voor het aan elkaar breien van woorden van een taal die je niet beheerst - bijvoorbeeld hoe kinderen Engelse liedjes meezingen door onzinwoorden toe te voegen en losse klanken na te bootsen.

Pal(z)indromen Koos Eekfeen keek door 't rood kerkraam, maar krek door 't rood keek neef Kees ook Legermeetsysteemregel A man, a plan, a canal: Panama Sir, I'm Iris “Dammit I’m mad. Evil is a deed as I live. God, am I reviled? I rise, my bed on a sun, I melt. To be not one man emanating is sad. I piss. Alas, it is so late. Who stops to help? Man, it is hot. I’m in it. I tell. I am not a devil. I level “Mad Dog”. Ah, say burning is, as a deified gulp, In my halo of a mired rum tin. I erase many men. Oh, to be man, a sin. Is evil in a clam? In a trap? No. It is open. On it I was stuck. Rats peed on hope. Elsewhere dips a web. Be still if I fill its ebb. Ew, a spider… eh? We sleep. Oh no! Deep, stark cuts saw it in one position. Part animal, can I live? Sin is a name. Both, one… my names are in it. Murder? I’m a fool. A hymn I plug, deified as a sign in ruby ash. A Goddam level I lived at. On mail let it in. I’m it. Oh, sit in ample hot spots. Oh wet! A loss it is alas (sip). I’d assign it a name.N ame not one bottle minus an ode by me: “Sir, I deliver. I’m a dog” Evil is a deed as I live. Dammit I’m mad.”


Elke ZD stellen we een willekeurige vraag aan een willekeurige student. Deze keer:

Wat is je minst favoriete vervoersmiddel? Charly Bos: "Geregeld fiets ik 's ochtends langs de Vaartsche Rijn richting het centrum van Utrecht. Het is al een hele kunst met een sloom ochtendhoofd het snelle verkeer bij te houden. Maar het valt mee, de auto's staan grotendeels op elkaar te wachten en alleen de brommers willen nog wel eens voor de nodige schrikmomenten zorgen. Sinds een niet al te lange tijd, echter, sjeest 55+ op elektrische fietsen over de fietspaden. Het reactievermogen is ook niet meer wat het geweest is, dus meestal rinkelt de bel pas wanneer een grijze flits zich al in mijn ooghoeken heeft voorgedaan. Deze soort vervoersmiddel is het liefst onder soortgenoten en houd zich graag aan de verkeersregels. Als ik dus al rustig fietsend ingehaald ben door een vijftal dezer fietsen, dan staan ze vervolgens over de breedte van de weg te wachten voor het stoplicht. 'Rij toch eens een keertje door rood', denk ik dan, terwijl ik achter hen plaatsneem. Met geen mogelijkheid kan ik om ze heen, en bovendien is het idee nogmaals ingehaald te worden dusdanig vervelend en vernederend dat ik me maar beperk tot het luisteren naar de gesprekken die mensen zo doorgaans op fietsen hebben. Het zal niet lang meer duren voordat er snelfietswegen zijn, tot dan is de elektrische fiets mijn minst favoriete vervoersmiddel."


Wie iets over zwarte gaten wil weten, zou Thomése kunnen lezen. Hoofdpersoon Tin uit De onderwaterzwemmer waagt met zijn vader in oorlogstijd de oversteek over een rivier. Het drama dat zich ontwikkelt, blijft bij hem achter als een zwart gat in een lijf dat nog zal moeten leven. Dertig jaar later reist hij met zijn vrouw door Afrika, op zoek naar een Foster Parents pleegkind. Opnieuw dreigt het noodlot toe te slaan. Feilloos zet Thomese neer hoe Tin nog steeds probeert door de oppervlakte te breken, door schuld en verdriet omhoog te zwemmen. En hoe hem dat telkens niet lukt. Als hij weer dertig jaar later in een ziekenhuis dreigt weg te kwijnen, nog steeds niet. Wie voelt wel eens de neiging zich te verontschuldigen voor zijn aanwezigheid? Steeds blijft Tin de grote afwezige in zijn eigen leven, de enige die er niet had moeten zijn. Alles voltrekt zich voor zijn ogen, inclusief zijn eigen handelen. Hij is de toeschouwer Hij is de toeschouwer die die steeds gevangen blijft in een donker hol. Hij voelt steeds gevangen blijft in het wel, buiten schijnt de zon, maar hij kan er niet een donker hol uit. Hij kan er ook niet over uit, wat er is gebeurd. Wat zich niet in een verhaal kan laten vatten, wordt een zwart gat. Nergens kan hij thuis zijn. Altijd is er de belofte van de overkant, maar niet het geloof daar naartoe te kunnen, te mogen zwemmen. Altijd verlangt hij naar de genade, de vergeving, die ander die hem uit zal nodigen er te zijn. Voor mij schreef nog niemand beter over zwarte gaten dan Thomése. Alhoewel, Weijers’ debuutroman De consequenties liet ook een stevige indruk na. Minnie Panis gaat tot uitersten om te onderzoeken waar zij aanwezig kan zijn. Ook zij is daarin niet zelden de toeschouwer die zichzelf ziet zoeken, alsof zij wacht tot iets of iemand haar uit het zwarte gat kan trekken. Tot iemand haar vindt. Misschien zijzelf, misschien iemand anders. Of gaat het erom dat je jezelf moet verliezen om door de wormhole aan de andere kant, andere oever, uit te komen? Thuis te komen? Het lezen van een goed boek is misschien ook een kleine verdwijning in een zwart gat, maar dan een waarin er een wereld opengaat terwijl de ‘gewone’ wereld even slaapt. En net als een droom bieden deze twee boeken ook het wenken vanaf de overkant, uitnodigingen vanaf de andere kant van het zwarte gat.



Hij is in ons stadje geen uniek verschijnsel. De wegenbouwer staat overal, van ginds naar daar, langs de gracht, dag en nacht, op de Jacobsstraat en de Catharijnesingel. Hij bouwt aan de weg vol overgave, zoals het stof op zijn werktenue laat zien. De wisseling der seizoenen weerhoudt hem niet van zijn arbeid, net zomin als het lawaai van de drilboor, de graafmachine of het constante verkeer dat langs hem raast dat doet. Want onze stad De bouwer bouwt de is druk, en unaniem aderen van onze stad weten wij dat dat het teken van dromen en waarmee wij haar leven is. De bouwer hart laten kloppen. bouwt de aderen van onze stad waarmee wij haar hart laten kloppen. De constructie van wegen kent daarom geen halt.

De wals die dendert van links naar rechts, leidt nog weleens de aandacht af van passanten. Vooral onze kinderen kijken verrast naar het monsterachtige schouwspel waarvan de kracht hun zinnen begoochelt. Het kind verzinkt dan in zoet gemijmer. Maar doorgaans ergeren de mensen zich aan de stank van teer, het gedender en het oponthoud dat hen door improvisatieverkeer wordt opgedrongen. Zij weten dat zij hebben gekozen voor hun stad, een stad die vaker dan incidenteel hun belangrijke bestemming verder weg laat zijn dan zij doorgaans verwachten en willen. Toch, zij weten wat zij kiezen en voelen al voor dat hun ergernis bijdraagt aan de som van het geluk in hun stad. Voor al dat geluk steunt de stratenmaker op handen en knieĂŤn, gebukt over zijn werk. Zijn beitels en rubberen hamers


wegenbouwer bouwt voor de toekomst, liggen rondom hem verspreid. De zon talloze wegen, talloze dromen van ieder brandt op zijn achterhoofd, hij zweet en van ons stedelingen. zucht. De weg voor hem is nog leeg… Hij tuurt ver vooruit en droomt een hem Op zo'n morgen was daar onder ons een bekende droom. Talloze straten heeft hij zonderling. Hij gaf de vele voorbijgangers al gemaakt. De wegenbouwer plaatst zijn van onze stad te kennen dat hij zijn weg leven op de eindeloze stroom van wegen. was kwijtgeraakt. De stenen Hij zocht zó lang maken hem Hij zocht zó lang en zó veel, dat hij en zó veel, dat hij gelukkig. Hij verdwaald was geraakt in het onderscheid verdwaald was geniet van tussen het daar en nu, het hier en toen. geraakt in het iedere steen, onderscheid van de textuur tussen het daar en nu, het hier en toen. van bakstenen, van gladde keien, van de Hij wilde zijn weg. Maar zijn hartstocht subtiele patronen die hij kaarsrecht heeft maakte plaats voor wanhoop en zo was de gelegd. Maar het komt voor dat hij uit zijn toekomst hem uit zijn vingers geglipt. Hij routine schiet en de verkeerde steen voor begon angstig te schreeuwen dat hij zijn de andere legt, of pas na verloop van vele weg zocht. Hij klom op de muren van de uren de fout in het patroon ontdekt. Zijn Dom, om God te vragen of Hij het wist. droom vernauwt zich even tot een zwart Zijn nagels barstten, zijn vingertoppen gat. Maar zijn lot gebiedt hem ferm zijn bloedden. Een menigte stelde zich op arbeid voort te zetten. Teergevoeligheid achter hem en verklaarde hem voor gek, bestaat alleen in zijn droom. Denkend aan lachte hem uit... “Jullie hebben mijn weg zijn avondmaal, of aan de zeurende pijn in zoekgemaakt! Moet ik links, rechts, naar zijn knieën, hoort hij het ondefinieerbare boven misschien?!” Toen iemand in het geschal van de watervaste radiogedrom luid opperde dat de zonderling installatie en het bijpassende, lompe eigenlijk niet durfde te dromen en naar de geouwehoer van zijn collega's. De herrie bekende weg vroeg, trad een culmineert, maar hij hoort het al niet wegenbouwer naar voren. Het gepraat meer. Waar een wil is, daar is de weg die verstomde, de atmosfeer golfde, kleuren komen zal. Hij schraapt zijn moed bij vermengden zich met elkaar. De elkaar en continueert zijn bouw. Dit is zijn wegenbouwer trok de man van de muur, levenswerk. greep hem bij zijn arm, sleurde hem op straat en wees naar boven, naar de Zo heeft de wegenbouwer iets visionairs. wegwijzers. De zonderling keek hoopvol, De anderen vervolgen zijn weg. Hij maar las niets. De borden waren leeg. voorziet niet alleen zijn eigen weg, maar Toen voelden zij allemaal hoe de straat tevens de wegen van vele anderen. Zoals waarop zij stonden begon te schommelen hij de doorgang van een richting afsluit, als een touwbrug en naar boven slingerde zo sluit hij de weg van gisteren af voor de op de maat van warme luchtstromen. Het weg van morgen. Maar morgen is niet versierde nog even het topje van de Dom, zonder ons, de bewoners die haar waarna het verdween naar de zon, die een ochtendgloren begroeten. De brakke gat leek waarin alle kleuren leken samen student, de kassière met hoofddoek, de te komen. mislukte zwerver, de geslaagde advocaat, de jolige buschauffeur... Onze stad kent Toen schrok hij wakker. Zijn armen voor gezelschapsdames en eenlingen, allen die het ochtendgloren spreidend, realiseerde weleens naar voren kijken en op zoek zijn hij zich hoe hij zichzelf had gedroomd naar het pad dat zij willen bewandelen. Zij voor al die mensen en dat het niet de weg zoeken, sommigen blijven zoeken… De van de stenen, maar die van de droom was eenzame weg, de gezellige weg… De waarmee hij zijn toekomst bouwde.


I remember the neckcurls, limp and damp as tendrils; And her quick look, a sidelong pickerel smile; And how, once startled into talk, the light syllables leaped for her, And she balanced in the delight of her thought, A wren, happy, tail into the wind, Her song trembling the twigs and small branches. The shade sang with her; The leaves, their whispers turned to kissing, And the mould sang in the bleached valleys under the rose. Oh, when she was sad, she cast herself down into such a pure depth, Even a father could not find her: Scraping her cheek against straw, Stirring the clearest water. My sparrow, you are not here, Waiting like a fern, making a spiney shadow. The sides of wet stones cannot console me, Nor the moss, wound with the last light. If only I could nudge you from this sleep, My maimed darling, my skittery pigeon. Over this damp grave I speak the words of my love: I, with no rights in this matter, Neither father nor lover.


Ik herinner me de nekkrullen, vochtig en slap als ranken; En haar vlugge blik, een zijdelingse snoekglimlach; En hoe, eenmaal de spraak in geschrokken, lichte klanken aan haar ontsprongen, En hoe ze in het genot van haar denken haar evenwicht vond, Als een winterkoninkje, gelukkig, de staart in de lucht, Twijgen en takjes trillend van haar lied. De schaduw zong samen met haar, Het gefluister van de bladeren verwerd gekus, En de meeldauw zong in de gebleekte valleien onder de roos. Oh, wanneer ze droevig werd, wierp ze zichzelf in zo'n ware diepte, Dat ze een vader nog onvindbaar was: De wang openhalend aan stro, De helderste wateren woelend. Mijn zwaluw, jij bent niet hier, Als een varen aan het wachten, een doornige schaduw werpend. De flanken van natte stenen kunnen mij niet troosten, Noch het met het laatste licht verwonde mos. Kon ik je maar deze slaap uit wenken, Mijn verminkt liefje, mijn schrikachtige duif. Ik spreek mijn woorden van liefde uit over dit vochtige graf: Ik, die geen recht van spreken had, Noch je vader noch je geliefde.


When I put her out, once, by the garbage pail, She looked so limp and bedraggled, So foolish and trusting, like a sick poodle, Or a wizened aster in late September, I brought her back in again For a new routine-Vitamins, water, and whatever Sustenance seemed sensible At the time: she'd lived So long on gin, bobbie pins, half-smoked cigars, dead beer, Her shriveled petals falling On the faded carpet, the stale Steak grease stuck to her fuzzy leaves. (Dried-out, she creaked like a tulip.) The things she endured!-The dumb dames shrieking half the night Or the two of us, alone, both seedy, Me breathing booze at her, She leaning out of her pot toward the window. Near the end, she seemed almost to hear me-And that was scary-So when that snuffling cretin of a maid Threw her, pot and all, into the trash-can, I said nothing. But I sacked the presumptuous hag the next week, I was that lonely.


Toen ik haar eens buiten zette, bij de vuilnisbak, Zag ze er zo verslapt, zo verfomfaaid uit, Zo goedgelovig en dwaas, als een zieke poedel, Of een verschrompelde aster tegen eind september, Dat ik haar meenam naar binnen Voor een nieuwe routine-Vitamines, water en welke andere Voeding dan ook zinnig leek Indertijd: ze had al zo lang geleefd Op gin, schuifspeldjes, halfopgerookte sigaren, dood bier, Haar verdroogde blaadjes vallend Op het verschoten tapijt, het verschaalde Vleesvet vastgehecht aan haar pluizige blad. (Uitgedroogd knerpte ze als een tulp.) Wat ze allemaal niet had doorstaan!-Domme wichten half de nacht aan het gillen, Of wij tweeĂŤn, alleen, gronderig met groezelig, Ik drank naar haar wasemend, Zij uit haar pot leunend richting raam. Uiteindelijk leek ze me haast te kunnen horen-En dat was griezelig-Dus toen dat neuzende leeghoofd van een meid Haar, pot en al, de vuilnisbak in wierp, Zei ik niks. Maar ik ontsloeg het omhooggevallen kreng de week erop, Zo eenzaam was ik.


I knew a woman, lovely in her bones, When small birds sighed, she would sigh back at them; Ah, when she moved, she moved more ways than one: The shapes a bright container can contain! Of her choice virtues only gods should speak, Or English poets who grew up on Greek (I'd have them sing in chorus, cheek to cheek.) How well her wishes went! She stroked my chin, She taught me Turn, and Counter-turn, and stand; She taught me Touch, that undulant white skin: I nibbled meekly from her proffered hand; She was the sickle; I, poor I, the rake, Coming behind her for her pretty sake (But what prodigious mowing did we make.) Love likes a gander, and adores a goose: Her full lips pursed, the errant note to seize; She played it quick, she played it light and loose; My eyes, they dazzled at her flowing knees; Her several parts could keep a pure repose, Or one hip quiver with a mobile nose (She moved in circles, and those circles moved.) Let seed be grass, and grass turn into hay: I'm martyr to a motion not my own; What's freedom for? To know eternity. I swear she cast a shadow white as stone. But who would count eternity in days? These old bones live to learn her wanton ways: (I measure time by how a body sways.)


Ik kende een vrouw, lieflijk tot op het bot, Als kleine vogeltjes naar haar zuchtten, zuchtte ze naar hen terug; Ach, wanneer zij bewoog, bewoog ze vele kanten op: Welke vormen een schitterend omhulsel kan omhullen! Van de haar gekozen deugden spreken staat alleen de goden vrij, Of Engelse dichters die zijn groot geworden op Latijn (Ik zou hen in kooropstelling laten zingen, zij aan zij.) Hoe gunstig verging het haar wensen! Ze stak haar streling naar me uit, Ze leerde me de Draai, Contra-Draai en de juiste stand; Ze leerde me de Tast, op die rimpelende witte huid, Ik knabbelde gedwee uit haar aangeboden hand; Zij was de sikkel; ik, ongelukkige, de riek, Die mijn plaats achter haar innam voor haar verheven gerief (Maar wat ploegden we samen buitensporig constructief!) De liefde mag een bok, en adoreert een hinde: Haar volle mond toegeknepen, gespitst op de onvertogen noot; Ze speelde het luchtig en losjes, ze speelde het gezwind; Haar stromende knieĂŤn - ze verblindden me mijn ogen; Soms waren haar verschillende delen in ruste, Soms huiverde een heup met een zoekende punt (Ze bewoog in cirkels die op hun beurt bewogen.) Laat gras uit zaad groeien, zoals het gras naar hooi verschiet: Ik ben martelaar voor een beweging die nooit de mijne scheen; Waartoe dient vrijheid? Het kennen van de eeuwigheid. Ik zweer dat ze een schaduw wierp die wit was als steen. Maar wie zou in dagen tellen bij een eeuwigheid die nooit vervliegt? Deze oude botten leven voor het leren van haar onbesuisde wegen: (Ik meet tijd af aan hoe een lichaam wiegt.)


De omschrijving van Dorsvloer vol confetti op de website van de bioscoop maakte me in eerste instantie dan ook niet meteen enthousiast: “Uitverkoren zijn, dat is het belangrijkste levensdoel in het strenggelovige milieu van Katelijne.” Toch werd ik naar de bioscoop getrokken. Was het door de poster, waarop moeder en dochter beiden een andere kant op kijken, moeder boos en streng, dochter genietend van de zon? Of was het door de volgende zin van de omschrijving: “Maar voor haar zijn lezen en verhalen nog veel belangrijker”? Hoe dan ook, mijn aandacht was getrokken. En werd beantwoord. Stel je een soort kruising voor tussen Knielen op een bed violen en Amélie. Enerzijds is er de beklemmende wereld van het strenge gereformeerde geloof, van tantes die op de begrafenis van de sympathieke opa openlijk betwijfelen of hij wel uitverkoren is (hij ging immers nogal vrij met de regels om). Anderzijds is er Katelijne, een vrolijk kind dat geniet van de kleine dingen en overstroomt van de fantasie. In plaats van tegen de tralies te schoppen en bijbels te verbranden, vindt ze haar eigen wegen om het zware leven binnen de gevangenis voor zichzelf, de mensen om haar heen, en de kijker een heel klein beetje vrolijker en lichter te maken. In een indrukwekkende scène stort oma haar hart bij Katelijne uit over haar angst dat opa verkeerd terecht is gekomen. Katelijne vertelt dan een fantasievol verhaal over hoe zij en opa een keer aan een verkeersongeluk zijn ontkomen door een teken van God. Dorsvloer vol confetti is een klein verhaal van een klein meisje, een verhaal waarin eigenlijk heel weinig gebeurt, maar dat je toch niet zomaar meer loslaat.


Ik (Floris) ben pro-zelfspot (als redactie dan…) dus daarom pleit ik voor publicatie van onze (waar ik toevallig niet aan heb kunnen bijdragen) zinderende quotes. Volgens Janna: Roos: “Je bent wel monogaam wat betreft grapjes hè?’’ Iris: “Ik ben de redactiedowner’’ (Ik vind deze echt legendarisch!) Roos: “Ik banaan mezelf.” “Ik zou wel in een seksshop willen werken’’ Janna: “Prikkelend, spelletjes, erotisch, seks, we gaan een kant op waar we niet wezen willen.” Jeroen: “Behalve Roos dan.”

Fijne zomer!

Roos Biesheuvel (voorzitter) Iris Hoekstra (taalnazi en redactiedowner) Marthe Visser (redactienestor) Janna de Vries (secretaris) Charly Bos (tuinman) Floris Schenk (vormgeving) Jeroen Fierens (vormgeving)

Juni 2015 (nr. 23) door Zindroom, studentenmagazine van de Universiteit voor Humanistiek Oplage: 250 exemplaren

SvH/Zindroom Universiteit voor Humanistiek Kromme Nieuwgracht 29 3512 HD Utrecht svh.zindroom@uvh.nl

Evelien Tonkens Sylwin Cornielje Myrte van de Klundert Joost de Kruif Thijs Koers Laura Vermeulen Tom Bouwmeester

Magnus (p. 5) flickr.com/mark-magnusson Jonathan Pincas (p. 8) flickr.com/saynototheoffice Kosmopolis Institute (p. 13) Emily's mind (p. 20) flickr.com/emilysmind/ CU2030 (p. 21) cu2030.nl/catharijnesingel Mark J. Handy (p. 23) flickr.com/mjhandy Kevin Milazzo (p. 31) flickr.com/milazzo


Talja Nemirovsky Studentenkamer van 25m² Leidsche Rijn, boven de Emmaus via facebookbericht van Floris €280,- all in

STUDENT EN KAMER.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.