5 minute read

DE GRONINGER VEENKOLONIËN OP DE WERELDKAART

Een eindeloze horizon, lange lintdorpen en een spinnenweb aan kanalen dat de hele streek verbindt met de zee. Een bijzonder landschap met een even bijzondere geschiedenis in het zuidoosten van Groningen. Wie hier wandelt, fietst, kanoot of vaart kan er niet omheen: dit zijn de Groninger Veenkoloniën.

Eeuwenlang waren de Veenkoloniën een economische hotspot van turfwinning, scheepsbouw, landbouw, zeevaart en moderne industrie. Groningers houden niet van ‘snakken’ (opscheppen), maar het moet gezegd worden: de Veenkoloniën hebben een uitzonderlijk rijk en bruisend verleden. Veendam, Wildervank en de Pekela’s hadden de grootste en modernste zeevloot van heel Nederland. Het is bijna niet voor te stellen, maar er gingen meer dan veertigduizend schepen per jaar door de sluis bij Martenshoek.

Deze succesvolle binnenvaart veranderde langzaam in grootschalige zeevaart over de hele wereld. En dat heeft zijn sporen nagelaten. Overal in het gebied vind je historische schippershuizen, herenboerderijen, oude fabrieken, antieke bruggen en sluizen die vaak nog volop in bedrijf zijn. Wie goed oplet ziet hier overal de overblijfselen van de Groninger ‘gouden’ negentiende eeuw.

Booming Business

Zoals de goudzoekers destijds in Amerika voor booming business zorgden, gebeurde dat hier ook. Maar dan met de turfwinning uit het veen: het bruine goud. Pioniers uit alle windstreken vestigden zich vanaf de zestiende eeuw in de Veenkoloniën. Ze zetten allemaal hun stempel op het niemandsland. Wat tot de middeleeuwen nog een moeras was, werd in rap tempo een bedrijvig en welvarend gebied. Zelfs toen de turf halverwege de negentiende eeuw op was. De pioniersgeest bleek nog volop aanwezig. Groningers stapten over op de wereldwijde zeevaart, handel, landbouw en industrie. En met succes.

Van Pekela Tot New York

Toen de vervening in de negentiende eeuw op z’n einde liep, bleef er een enorm netwerk aan veenkanalen achter. Maar die bleven niet onbenut. Inmiddels voeren de schippers allang niet alleen maar met turf. Vanuit de Veenkoloniën werden in hoog tempo vrachtschepen in de Groninger diepen gelaten. Om vervolgens koers te zetten naar Rio de Janeiro, Riga, New York, Singapore en alle andere wereldhavens. Bovendien namen ze retourladingen mee terug naar het Noorden. In de negentiende eeuw hadden honderden kapiteins hun thuisbasis in de Veenkoloniën. Dit zorgde decennialang voor welvaart, bloei en ontwikkeling op en rond de veenkanalen.

Vrouwen Aan Het Roer

Het zakelijke succes gold niet alleen voor mannen. De vrouwelijke zeekapiteins, kapiteinskes genoemd, waren gelijkwaardig aan hun mannen. Veenkoloniale vrouwen waren vroeger al veel geëmancipeerder dan hun zusters in de rest van Nederland en zelfs daarbuiten. Een uniek verschijnsel in die tijd. Deze wereldburgers namen niet alleen kostbare souvenirs uit verre landen mee, maar ook zelfverzekerdheid en feminisme. Het is dan ook geen wonder dat Aletta Jacobs, feministe en allereerste vrouwelijke arts, uit de Veenkoloniën kwam. In haar geboorteplaats Sappemeer was de toen 16-jarige Aletta de eerste Nederlandse vrouw die werd toegelaten aan een HBS en later de eerste vrouwelijke student aan de universiteit. Ze was een groot voorvechter van vrouwenkiesrecht en zette zich als huisarts in om de gezondheid van vrouwen te verbeteren. Ook elders in de Veenkoloniën lieten vrouwen van zich horen: de allereerste vrouwenstaking speelde zich af in een fabriek in Nieuwe Pekela.

Pioniersgeest

Als eind negentiende eeuw de concurrentie met grote motorschepen te groot wordt, vinden de Groningers in de Veenkoloniën zichzelf opnieuw uit. Avontuurlijk volk, niet bang voor verandering en een geweldige handelsgeest. Zo zou je de bewoners van de Veenkoloniën het beste kunnen omschrijven. Schippers slaan de handen ineen met de boeren uit het gebied en richten zich op de gloednieuwe landbouwindustrie: strokarton en aardappelzetmeel. Terwijl ‘s werelds allereerste landbouwindustrieel, Willem Albert Scholten, fabriek na fabriek opent in de rest van Groningen, doen ze dat in de Veenkoloniën liever zelf. Ze willen niet afhankelijk zijn en richten verschillende coöperaties op zoals ‘De Eersteling’. In de loop der tijd zullen nog vele coöperaties volgen. Zo blijft de pioniersgeest in dit gebied de geschiedenis bepalen.

Grootheid

Pionieren was ook Veendammer Anthony Winkler Prins (1817-1908) niet vreemd. De van oorsprong doopsgezinde predikant vervaardigde in de negentiende eeuw de zestiendelige encyclopediereeks

‘Geïllustreerde Encyclopedie’. Hiermee werd hij landelijk bekend. Maar dat was nog niet alles: Winkler Prins zorgde voor nog meer belangrijke ontwikkelingen in de Groninger Veenkoloniën. Hij richtte de Eerste Groninger Tramway Maatschappij op, de vrijmetselaarsloge, de rederijkerskamer en de HBS, een kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. In Veendam wordt hij nog steeds als grootheid gezien en zijn standbeeld pronkt dan ook voor het Veenkoloniaal Museum.

Industri Le Sporen

Wie goed kijkt, ziet tegenwoordig nog veel sporen uit dit rijke verleden. Soms kun je er niet omheen, maar vaak moet je even om het hoekje kijken. Daar vind je verborgen parels in authentieke staat: molens, houtzagerijen, steenhouwerijen, strokartonfabrieken, een suikerfabriek en een locomotiefremise. Het industriële erfgoed wordt hier gekoesterd, terwijl er ook hard gewerkt wordt aan de toekomst. Oude panden krijgen nieuwe, creatieve bestemmingen en ondernemers vinden zichzelf weer opnieuw uit. De rijke geschiedenis en bruisende toekomst gaan hier altijd hand in hand. Ga op pad en ontdek zelf het unieke karakter van de Groninger Veenkoloniën.

This article is from: