5 minute read

‘Pas wanneer je er iets van vindt, is het af’

Jacqueline Grandjean laat zich niet gek maken door bommeldingen, FvD-sabotage of een onwillige werkomgeving. In Antwerpen zaten ze niet op haar te wachten, vertelt ze aan EDO DIJKSTERHUIS. Als nieuwe directeur van het Noordbrabants Museum wil ze erfgoed en kunst laten versmelten - met de hoop op een vonk.

Aan het eind van het gesprek, wanneer Jacqueline Grandjean staat te vertellen welke kunstwerken ze overweegt voor de nu nog lege wanden van de directiekamer (in haar woorden ‘een ‘balzaal’), wordt er gebeld.

Advertisement

Ze wordt dringend verwacht in het koetshuis, het gebouwtje bij de toegangspoort van het Noordbrabants Museum, waar een bont gezelschap Brabanders op haar wacht. Ze zijn gekomen om de nieuwe directeur te zien, die elke woensdagavond een lokaal gezelschap ontvangt. Grandjean is op haar beurt nieuwsgierig naar de bezoekers. Want het gaat volgens haar altijd over de genius loci, de geest van de plek, ‘zonder welke je geen visie of programma kunt maken.’ Wat ze daar, in het koetshuis, zoal hoort? ‘Sommigen hebben het museum als op een voetstuk ervaren, een beetje onbereikbaar voor gewone mensen. Er is een groot verlangen naar een meer open plek, democratischer, waar meer stemmen worden gehoord.’ Het sluit aan bij Grandjeans opvattingen over wat een museum kan of moet zijn. Geen bewaarplek voor erfgoed waar bezoekers met de handen op hun rug braaf naar mogen kijken, maar een organisatie die midden in de samenleving staat. Al gaat ze niet zo ver als de radicaalste aanhangers van de huidige engagementgolf in de museale wereld, die de zalen liefst zou omkatten tot debatcentra en workshoplokalen. ‘De kunst blijft altijd het uitgangspunt’, zegt Grandjean. Als voorbeeld geeft ze de aankomende tentoonstelling van Wim Delvoye, met onder andere glas-in-loodramen met pornografische afbeeldingen en met Delfts blauw beschilderde butagastanks. ‘Delvoye combineert verschillende werelden, en soms levert dat commotie op. Zijn getatoeëerde varkens leidden tot protestacties van dierenrechtenactivisten en boosheid op sociale media. Wij willen tijdens de tentoonstelling in een varkensstal een gesprek organiseren met twee filosofen, boeren en andere mensen uit de omgeving, met als thema: wat is de vrije wil van een dier?’ Dat Grandjean niet bang is voor enige controverse heeft ze wel bewezen in Amsterdam, waar ze in negen jaar tijd de Oude Kerk omvormde tot podium voor spectaculaire kunstinstallaties. Ze kreeg de volle laag van erfgoedfanatici die vonden dat ze het oudste gebouw van de stad verkwanselde. Een Tweede Kamerlid van Forum voor Democratie probeerde zelfs in de Raad van Toezicht te komen om haar tegen te werken. Ze werd bedreigd en er waren bommeldingen. ‘Op een gegeven moment deed ik rondleidingen met een beveiliger naast me, die rechtstreeks in contact stond met de meldkamer.’ Waarom ze ondanks alle tegenwerking, drek en een van spanning verstijfde nek toch doorging? ‘Ik geloof heel erg in de combinatie van oude kunst, erfgoed en hedendaagse kunst. Vaak wordt gesproken over een transhistorisch perspectief, in mijn ogen hang je dan een oud naast een hedendaags kunstwerk - en misschien gebeurt er dan iets. Ik ben meer van de ‘interhistorische’ aanpak, waarbij je echt een relatie legt tussen oud en nieuw, met als resultaat dat je een van de twee anders gaat bekijken.’ Toen het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen haar vorig jaar uit veertig kandidaten koos als artistiek directeur en de kans bood erfgoed en kunst op museale schaal te laten versmelten, leek dat een gouden kans. ‘Ik kocht meteen een huis in Antwerpen en beëindigde al mijn bestuursfuncties in Amsterdam. Op 1 oktober 2021 begon ik; twee maanden later was al duidelijk dat dit wel de juiste plek was om een verschil te maken, maar niet het juiste moment. Ze zaten helemaal niet te wachten op een artistiek directeur, en dat blijkt nu ook: na mij hebben ze de functie onvervuld gelaten. Met de Kerst besloot ik niet meer terug te gaan.’

‘Mijn kinderen hebben hier in de museumtuin gespeeld op de koe van Guido Geelen – wat natuurlijk helemaal niet mag’

Jacqueline Grandjean: ‘Het aantal bezoekers zit nog steeds flink onder het pre-coronaniveau.’ foto John van Hamond

Ze gunde zichzelf drie maanden om uit te huilen. Het schuren van traptreden zorgde voor afleiding, de appjes van bevriende collega-directeuren die zich ‘de nazorgcommissie’ noemden, hielpen ook. Tot een headhunter haar vroeg op gesprek te gaan bij het Noordbrabants Museum. ‘Ik heb altijd een fijn gevoel gehad bij de plek. Mijn vader en broer wonen allebei in Den Bosch, mijn kinderen hebben nog in de museumtuin gespeeld op de koe van Guido Geelen – wat natuurlijk helemaal niet mag. Maar in het sollicitatiegesprek werd al snel duidelijk dat het museum iemand zocht om een volgende stap, misschien wel sprong, te maken. Na afloop dacht ik: als het iemand anders wordt, ga ik heel hard balen.’ Welke sprong het Noordbrabants onder Grandjean gaat maken, weet zij nog niet. Het programma voor de komende twee jaar staat vast, de financiën zijn op orde en verbouwingen niet nodig. Wel is er het vooruitzicht dat het Design Museum, aan de achterkant van het Noordbrabants, over acht jaar verhuist. ‘De extra ruimte die we dan krijgen is bijzonder welkom; nu hebben we maar één zalencluster voor tijdelijke tentoonstellingen.’ Ook de collectie mag worden verbreed. ‘Die bestaat nu vooral uit schilderijen; er is maar één videowerk. Dat het museum vorig jaar een grote particuliere verzameling geschonken kreeg, zorgde alvast voor een enorme facelift. Vanaf volgend jaar gaan we werk uit die collectie door de vaste opstelling mengen. Een beetje ermee spelen, zodat meer dynamiek ontstaat.’ Niet alleen met verzamelaars wil ze de banden aanhalen, ook met het bedrijfsleven. ‘De publiek-private samenwerking is na de bankcrisis van 2012 volledig gestopt. Alleen bij de grote musea is ze teruggekeerd, in het tussenveld is ze verdwenen. Ik denk dat er in NoordBrabant veel bedrijven zijn die iets willen en kunnen doen voor de museumsector. Ze zijn lokaal geworteld en trots op Brabant. Dat is anders dan aan de Amsterdamse Zuidas, waar het geld vaak snel over de grens verdwijnt.’ Hoe het zij, de belangrijkste hechting van het museum aan de omgeving moet komen van de bezoekers. ‘En die zitten qua aantal nog steeds flink onder het pre-coronaniveau.’ Om er meteen aan toe te voegen dat ze bezoekerscijfers niet als belangrijkste graadmeter voor musea wenst te beschouwen. ‘Impact’, het nieuwe toverwoord onder beleidsmakers, ligt haar evenmin. ‘Ik heb het liever over meemaken. In de zin dat je als kijker iets ervaart, maar er ook iets mee dóet. Pas wanneer je iets van een kunstwerk vindt en zegt, is het af.’ Z

This article is from: