4 minute read

Pieter Laurens Mol over ruimtevaarders, vliegers en kunstenaars

The Black Sun Sets, ongedateerd

Nachtvlucht, een keuze uit het werk van Pieter Laurens Mol in Stedelijk Museum Breda en op tal van locaties in de stad zoals de Grote Kerk. Ook tonen vier jonge kunstenaars werk waarbij ze zich lieten inspireren door de kunstenaar. Tot en met 13 november. Voor een compleet programma:

Advertisement

stedelijkmuseumbreda.nl

NACHTVLUCHT MET LEVENDE OBJECTEN

In de tentoonstelling Nachtvlucht in Stedelijk Museum Breda onderzoekt Pieter Laurens Mol zijn fascinatie voor het donker. Hij put uit vijftig jaar kunstenaarschap. Een overzicht? Dat is hem te heldhaftig en te sentimenteel. ‘Ik hoop luister in het duister te geven’ .

Pieter Laurens Mol (Breda, 1946) is blij dat hij weer eens iets kan laten zien. Zijn laatste solo in Nederland was in 1993, in het Van Abbemuseum in Eindhoven. Het maakt hem niet uit of zijn atelier in zijn geboorteplaats

Breda of woonplaats Brussel is. ‘Ik kan hier heel gedisciplineerd werken of als een clown tekeer gaan. Er zit een sluis tussen de buitenwereld en de intimiteit van het atelier.’

Nachtvlucht refereert aan Mols fascinatie voor duisternis, het obscure, de kosmos, het zwart. Als tiener was hij een amateur raketbouwer. Vandaar de prominente plek in de tentoonstelling voor een vroege tekening van Breda met een raket die in de achtergrond gelanceerd wordt. Dat Joeri Gagarin in 1961 als eerste de ruimte in ging, maakte diepe indruk op Mol. Net als de eerste ruimtewandelaar Aleksej Leonov, ook schilder. ‘Dat is best een school geweest in het ontdekken hoe dingen in elkaar zitten. Ook als kunstenaar. Je probeert vat te krijgen op de plek die je hebt in de tijd en in de ruimte. Ik denk dat kunst daarin een heel bijzonder instrument is.’

Nachtvlucht moeten we zien als een uitgebreide vertelling. ‘Leonardo heeft ooit gezegd dat zwart geen kleur is, maar ik merkte zelf dat mijn liefde voor de kunst heel vaak neigt naar schilders die bekend staan om een bijzonder gebruik van zwart. Manet, Goya of Frans Hals. Aan de andere kant heb je Gauguin die zwart helemaal verbannen had. Zwart is absentie van licht maar ook gewoon een kleur, een verf die je kan gebruiken. Renoir zei ooit: ‘Een van ons zat op een dag zonder zwart, toen heeft hij blauw genomen en toen is het impressionisme geboren.’ Zwart is voor mij een bron maar ook een rustpunt, ik keer er steeds naar terug. En vanuit het zwart worden weer dingen geboren.’ De titel hielp hem om een keuze te maken

Duivelsei, 2003 Untitled, 1978

uit zijn omvangrijke oeuvre dat over de hele wereld terecht is gekomen, zowel in musea als in collecties. ‘Met zo’n titel vallen je dingen toe. Ik bedacht me later dat Vol de Nuit een titel is van Antoine de Saint-Exupéry, schrijver en vliegenier. Ik bewonder hem ook vanwege zijn weldenkendheid: “We hebben de aarde niet van onze ouders geërfd, we lenen die van onze kinderen.” Die zorgzaamheid is zo actueel.’ Vliegeniers en kunstenaars hebben veel gemeen, vindt Mol. ‘De vliegers uit zijn tijd, in de eerste helft van de vorige eeuw, moeten van een bepaald slag zijn geweest, behoorlijk dapper en eenzaam. Ook kunstenaars moeten steeds terug naar nul om opnieuw te beginnen. Je wil toch grip krijgen over hoe de boel in elkaar zit en het verlangen verzilveren om iets toe te voegen. Ongevraagd hè, in principe heeft niemand daar een boodschap aan.’ Wat heeft hij zelf toe kunnen voegen? ‘Het is me denk ik gelukt om een patroon te ontvouwen, iets wat verhuld is en dat je tot leven moet brengen in een tentoonstelling. Aanvankelijk maak je dingen met een bepaalde intuïtie, je doet een poging zingeving in beeld te brengen, maar je wordt er ook altijd weer door verrast in een relatie tot andere dingen. Je brengt energie tot ontlading waar je op voorhand helemaal geen rekening mee had gehouden. En ook niet kende. Kunstwerken zijn geen dooie dingen maar levende objecten. Bij mij werkt dat altijd. Ik heb geen probleem om een werk uit 1972 te hangen naast een werk uit 2020. Mijn kunstwerken hebben een mentaliteit of persoonlijkheid die meetbaar is en leefbaar is, dat vind ik prachtig. Ze zijn van dezelfde aard.’ Pieter Laurens Mol wordt wel eens een conceptuele kunstenaar genoemd, maar dan doe je zijn gevoel voor materiaal, ambachtelijkheid en poëtische benadering tekort. Bovendien bedient hij zich van alle genres: fotografie, schilderkunst, beelden, installaties, tekst. Hij stelt zich de tentoonstelling voor als een metafoor: je wandelt in een tuin vanuit de nacht de dag in. De kleuren worden steeds lichter. De plekken in de tuin hebben titels; de eerste heet Nachtbraker en de laatste heet Geboorte van kleur. Mol: ‘De tuin bloeit open, je hoeft niet triest weg te gaan, het is geen stervensbegeleiding. Er gloort hoop. Maar je komt ook op plekken waar het duistere inhaakt op het vernietigende of het agressieve, dat ook nodig is om iets nieuws geboren te laten worden. Elders staat het duistere in relatie tot het dromerige, het romantische, het melancholieke of het trieste.’ Het zijn allemaal facetten van zijn kunstenaarschap. ‘Ik hoop dat ik de bezoekers enige luister in hun duister kan geven. Dat je het donker wat beter begrijpt of kunt relativeren. Ik zou tegen de mensen willen zeggen: als je toch van plan bent om een nachtvlucht te nemen dan kan je beter niet naar Schiphol gaan maar naar Breda, want in Amsterdam sta je drie maanden in de rij. Daar is het niet te doen en hier is het nu te zien. Kun je toch een reisje maken.’

‘De vliegers van toen moeten behoorlijk dapper en eenzaam zijn geweest’

This article is from: