3 minute read

OOGAPPEL

Next Article
FEUILLETON

FEUILLETON

‘Luma biedt je de gelegenheid je eigen blik te verdierlijken’

Luma, geportretteerd in de film Cow van Andrea Arnolds. still uit Cow

Advertisement

De mens die mijn kalf heeft weggehaald

Wat er in Jordan Peele’s horror-sf-monstermeesterwerk Nope ook mag gebeuren, hoe spectaculair de film ook mag uitpakken met zijn western-landschappen en mensenetende kwallen-aliens, het is vooral de allereerste scène die nu al maanden in mijn hoofd zit. Hij speelt zich af op een vrijwel verlaten, half verwoeste televisieset, waar een bebloede chimpansee - met feestmuts op - zit te frunniken aan een lijk. Een akelig tafereel; als toeschouwer zit je je net af te vragen wat hier in hemelsnaam is gebeurd wanneer de aap zich naar de camera keert en recht in de lens kijkt. Alsof hij opeens ook jou in de smiezen heeft. Zoekt de aap naar contact? Of ben je zijn volgende prooi? Dat het beeld vervolgens vrijwel meteen op zwart gaat, maakt de schok alleen maar groter. Filmpersonages horen je niet zomaar aan te kijken. Dat is een afspraak waar vrijwel ieder karakter zich aan houdt - tenzij het realistisch dan wel stilistisch gemotiveerd is dat ze zich anders gedragen. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat het camerastandpunt samenvalt met de blik van een ander personage, en dat het alleen maar lijkt alsof je als toeschouwer wordt aangekeken. Zo gaat het uiteindelijk ook in Nope: halverwege keert de film terug naar de moordende tv-aap, en blijkt het dier niet jóu aan te kijken, maar een doodsbange jongen die zich onder een tafel heeft verstopt. Het doet niets af aan dat initiële schokeffect, en aan de vervreemdende ervaring die het oplevert. Je waant je op dat moment echt aangestaard door dat dier, een contractbreuk die de rollen subiet omdraait. Het filmpersonage promoveert tot toeschouwer, het publiek wordt zelf het spektakel. De chimpansee uit Nope is niet de eerste die zich deze vrijheid permitteert. Helemaal aan het einde van de zwijgende western The Great Train Robbery (Edmund S. Porter, 1903) richt een cowboy zijn pistool op de toeschouwer, om vervolgens het filmdoek aan scherven te schieten. In Jean-Luc Godards Pierrot le fou (1965) kletst held Pierrot tijdens een autorit rechtstreeks tegen het publiek. In het slotbeeld van Barry Jenkins’ Moonlight (2013) zien we de homoseksuele protagonist Chiron nog één keer als kind, staand aan zee, omkijkend naar ons - of misschien ook naar zijn volwassen ik. In het laatste voorbeeld is die rechtstreekse blik een soort moreel appèl, een vraag of een antwoord dat je eerder in je buik voelt dan dat je er zelf weer woorden aan kunt geven. En misschien dat dat effect alleen maar groter wordt wanneer het terugkijkende filmpersonage geen mens is, maar een dier - een wezen dat niet over een taal beschikt die ondertiteld kan worden, en dat vooral zijn ogen heeft om mee te spreken. Vanaf 6 oktober draait Andrea Arnolds Cow in de Nederlandse filmtheaters. Na prachtige drama’s als Fish Tank (2009), Wuthering Heights (2011) en American Honey (2016) is dit Arnolds eerste documentaire, waarin ze het dagelijkse leven van melkkoe Luma portretteert. In een van de scènes tuurt Luma een volle minuut recht in de camera, zwijgend en vorsend, soms loeiend. Ze kijkt pas weg als een boer buiten beeld iets roept. De lengte van het shot, en van het oogcontact, is cruciaal: de initiële vervreemding kan op die manier veranderen in een vorm van toenadering en empathie. Als je al niet kunt vatten wat Luma met haar geloei bedoelt, dan krijg je in elk geval genoeg gelegenheid om je, voor zover dat mogelijk is, in haar perspectief te verplaatsen. Je eigen blik als het ware te verdierlijken. Te bedenken: hoe is het om daar als koe te staan, in zo’n boerderij, in zo’n vastomlijnd leven. Om aangestaard te worden door de mens die mijn melk drinkt, de mens die mijn kalf heeft weggehaald. Misschien vindt u me nu sentimenteel, misschien denkt of voelt u straks zelf heel andere dingen wanneer u Cow ziet. Allemaal uitstekend, zolang u maar niet wegkijkt.

This article is from: