3 minute read

Modieus van in de wieg

Ontwerp van Caroline Bosmans. foto Merlin Meuris

Met kindercollecties is het zoals met grotemensenmode: je vindt ze in alle maten en soorten. Maar is kindermode de laatste 200 jaar wezenlijk veranderd, of blijven ouders hun kinderen stereotiep kleden,

Advertisement

de status indachtig? VEERLE WINDELS ging

kijken naar Kidorama in Brussel en vond antwoorden.

Beeld uit de expositie Kidorama. foto Pierre Fera Eind jaren tachtig, begin jaren negentig kon je ze amper bijhouden: de nieuwe, vaak Belgische modemerken die enkel focusten op kindermode. Da-Da was een topper in het genre, maar ook Max & Lola, Anouck Robyn en nog later Anne Kurris brachten fantastische maar vooral vernieuwende collecties op de markt. Om maar één detail prijs te geven: plots werd zwart een kleur in de kindermode, iets wat niemand behalve Sonia Rykiel ooit had aangedurfd.

In België regeerden toen twee kleuren en twee huizen het kindermodesegment: donkerblauw en donkergroen waren de meest voorkomende uniformkleuren voor de schoolgaande jeugd, en Dujardin en Donaldson waren de labels waar vooral de rijkere bourgeoisie voor zwichtte. Dujardin stond voor klassieke pakjes die van seizoen tot seizoen nauwelijks evolueerden, terwijl Donaldson de droom was van een man die zelf gek was van Donald Duck en Mickey Mouse – hij slaagde erin de Disneyfiguurtjes bescheiden te integreren in zijn luxelabel. Dujardin verdween langzamerhand naar de achtergrond en werd na een mislukte overname opgedoekt, terwijl Donaldson tot midden de jaren 2000 hoge ogen scoorde, bij zowel kinderen als trendgevoelige ouders. Dat Donaldson uiteindelijk ook de boeken toedeed, had niks meer te maken met de originele bedenker Marcy Szwarcburt, maar alles met de overnemers, die dachten dat Mickey Mouse zomaar door een hond kon worden vervangen. Niet dus. Dit alles om maar te zeggen dat België een mooie kindermodecultuur had, met vaste waarden maar ook nieuwkomers. Die laatsten waren vaak ontwerpers die zelf net kinderen hadden gekregen en vonden dat er op de markt geen leuke spulletjes voor hun kleine ukken te vinden waren. Ze hadden een punt. Intussen zijn we dertig jaar verder en ligt de markt er nog veel meer versnipperd bij. Want nieuwe kindermodelabels blijven de markt overspoelen; tegelijkertijd heeft zowat elk zichzelf respecterend luxehuis nu een heuse kindermodeafdeling. Baby Dior is absolute koptrekker van dit exclusieve peloton (jurkjes gaan er voor pakweg 640 euro de deur uit) maar ook Dolce & Gabbana, Stella McCartney, Ralph Lauren, Gaultier Junior en Hermès doen het uitermate goed. Uiteraard is er nog een derde deel van de koek (die er in de jaren tachtig nauwelijks was): die van de fast fashion. Internationale kledingketens als H&M en Primark hebben het kindersegment ontdekt, terwijl ook JBC veel kinderkleding verkoopt aan zachte prijsjes; tot voor kort werd een deel van die collectie, genaamd ZuluPapuwa, trouwens getekend door modeontwerper Walter Van Beirendonck. Dat het kleine ukken segment alleen maar groeit, is ook de curatoren van het Mode & KantMuseum in Brussel niet ontgaan. Met de expositie Kidorama brengen ze 200 jaar kindermode in beeld. Ze haken daarbij in op boeiende thema’s die ook in de grote mensenmode aan de orde zijn, zoals genderstereotypering, duurzaamheid, upcycling en handmade productie. De presentatie is gelukkig geen chronologisch verhaal geworden, wel een opeenvolging van kamers die outfits van vroeger en nu naast elkaar zetten, zodat je soms staat te kijken naar een vitrinekast met daarin een smokjurkje en een babydoll waar wel honderd jaar tussen zit. Je kan kijken, keuren en meteen ook nagaan wat vandaag anders is.

This article is from: