5 minute read

Een ouderwets pleidooi voor de t wijfel

Next Article
ONDERTUSSEN IN...

ONDERTUSSEN IN...

‘Met de vluchtelingencrisis heb ik natuurlijk voor een dramatisch spanningsveld gekozen waarvan ik wist dat het vragen ging oproepen. Maar dat was ook de bedoeling,’ zegt Marente de Moor bij een kop koffie in haar huis, dat verscholen ligt in de glooiende heuvels van Zuid-Limburg.

Hier schrijft ze in alle rust, ver weg van de hysterie van de grachtengordel, aan boeken die zich vaak afspelen in vervlogen tijden of verre gebieden. Zoals De Nederlandse Maagd, over een meisje dat in de jaren dertig leert schermen in Duitsland. Roundhay, tuinscène gaat over een 19e-eeuwse uitvinder en Foon beschrijft de levens van een biologenechtpaar in de Russische bossen.

Advertisement

Des te verrassender is De Moors net verschenen roman De schoft, waarin ze kiest voor een uiterst actueel thema: de vluchtelingencrisis. Journalist Tom Willems wordt door de krant meegestuurd op een reddingsexpeditie op de Middellandse Zee. Hij, een witte vijftiger, wil een genuanceerd verhaal brengen over de vluchtelingencrisis, maar elke dag op het schip beseft hij hoe onmogelijk dat is geworden.

‘Tom probeert een enerzijds-anderzijds verhaal te brengen, maar dat wordt hem niet toegestaan. Twijfel zit vandaag in het verdomhoekje, zeker in de journalistiek: je moet altijd duidelijk stelling kiezen, waarbij op voorhand helder vaststaat wat de goede en wat de slechte mening is,’ zegt De Moor, die zelf begin jaren 2000 journalist was voor HP/De Tijd. ‘In mijn boeken hou ik juist een pleidooi voor de twijfel, voor het niet klakkeloos aannemen van meningen en al zeker niet van grote schema’s van goed en kwaad zoals we die vandaag gepropageerd zien door onder andere de woke-beweging.

Zodra ik hoor dat iets met een enorme stelligheid geponeerd wordt, heb ik de neiging om me af te vragen “is dat wel zo?”. Ik speel graag advocaat van de duivel.’

Ook Tom Willems kijkt met een kritische blik naar zowel de vluchtelingen als naar de haast rabiaat bevlogen scheepsbemanning, die voornamelijk uit vrouwen bestaat. Ook de barmhartigheid van de redders, die soms egoïstische motieven versluiert, mag en moet immers in vraag gesteld worden, hoezeer dat tegenwoordig ook een faux pas is.

‘Precies daarom heb ik in het verhaal ook het lijntje geweven van vrouwelijke heiligenlevens die zich rondom diezelfde Middellandse Zee afspelen. Bij beide groepen staat de bevlogenheid buiten kijf. Sterker nog, die vrouwen zijn voor hun idee van het goede bereid om de gruwelijkste martelingen te ondergaan. Waarna dat persoonlijke leed weer in de strijd geworpen kan worden als bewijs van waarachtigheid. Alsof je als vrouw niet gewoon bevlogen kunt zijn, maar eerst moet lijden om recht van spreken te hebben. Maar lijden garandeert natuurlijk geen oprechtheid. Bovendien is de relatie tussen redder en geredde fundamenteel een hiërarchische, een van afhankelijkheid, maar ook dat mag je niet zeggen.’

Marente de Moor (Den Haag, 1972) is schrijfster en slaviste. Na de gebundelde columns Petersburgse vertellingen (1999) debuteerde ze in 2007 met de roman De overtreder. Enkele jaren later ontving ze de AKO Literatuurprijs voor De Nederlandse maagd. Na het poëtische Roundhay, tuinscène en Foon verschijnt nu haar vijfde roman De schoft, een boek over de vele spanningen in onze maatschappij vandaag.

Het gaat De Moor aan het hart: het huidige debat vol verboden vragen en woorden. Zonder het in De schoft één keer bij naam te noemen, gaat het natuurlijk onder meer over de woke-beweging, die alles graag opdeelt in groepen en dus hokjes. ‘Dat soort hokjesdenken is funest,’ zegt De Moor. ‘Het legt van tevoren een goed-en-kwaadbeeld op dat iedereen moet volgen, waarbij hele groepen kritische mensen onmiddellijk worden weggezet als “niet meer van deze tijd”. Je loopt daarbij ook voortdurend over een mijnenveld van kwetsbaarheden, zeker wat de taal betreft, waardoor je op den duur niets meer kan zeggen. Dat verbaast en beangstigt me, precies omdat ik zelf tien jaar in Rusland heb gewoond en weet tot wat dit soort eendimensionale denken leidt. In de jaren negentig zag ik hoe mensen, na de implosie van de Sovjet-Unie, al snel weer op zoek gingen naar een nieuw eenduidig wereldbeeld. Daaruit is dat krankzinnige nationalisme ontstaan waar de oorlog in Oekraïne een rechtstreeks gevolg van is. Het verhaaltje van de Russen als superieur Slavisch volk en Amerika als de bron van alle kwaad ondervond je in die tijd aan den lijve. Je kon geen onderwerp aansnijden of je werd over de slachtbank van goed en kwaad gelegd, precies zoals mensen in de jaren twintig geen “prerevolutionaire” want “bourgeois” woorden mochten gebruiken. De taal werd volledig gepolitiseerd. Als ik bijvoorbeeld een etentje had, kon je zelfs niet gewoon zeggen dat de kip lekker was, nee, dat werd dan meteen een ‘kip die veel beter was dan die Amerikaanse hormonentroep’. Zo wordt elk gesprek politiek geladen en kan je op den duur niets meer zeggen. Om die reden ben ik er in 2001 weggegaan.’

De Moor vindt het hallucinant dat we vandaag in het Westen dezelfde weg opgaan. ‘Terwijl we in het oosten bedreigd worden door nationalisme en xenofobie en vanuit het zuiden door religieuze gekte zoals in Iran, zitten we hier vrolijk en klakkeloos een Amerikaans gedachtegoed over te nemen dat zich voltrekt over de lijnen van futiele uiterlijke details als geslacht, kleur of haardracht. We versnipperen ons in talloze identiteitjes die met de buitenkant te maken hebben in plaats van met de ideeën die ons binden en die Europa altijd gedragen hebben; dat is gewoon decadent. Het activisme van vandaag richt zich op de totaal verkeerde dingen.’

Ze beseft dat ze pessimistisch klinkt, ‘pessimistischer misschien wel dan mijn eigen roman,’ zegt ze lachend. In De schoft ontmoet Tom de jonge Senegalees

Adama, die nog niet doordrongen is van het hokjesdenken. Hij kijkt naar Tom als een medemens en een potentiële vriend, zonder alle etiketten die anderen al op de ‘witte schoft’ Tom hebben gekleefd. Adama herinnert Tom aan zijn jonge ik en de tijd waarin de beide kanten van de medaille in een discussie nog belicht konden worden. ‘Mijn hoop,’ zegt De Moor, ‘is dat de vreemdeling vrij is van die haast masochistische westerse denkkaders van vandaag.’

Ondanks het brandend actuele thema, ziet ze geen breuk met haar vorige romans, integendeel. ‘Net als in Roundhay, tuinscène en Foon gaat De schoft uiteindelijk ook om het niet vastgelegd willen worden. De uitvinder uit Roundhay, tuinscène is op de vlucht voor zijn eigen uitvinding van de bewegende film en de getraumatiseerde vrouw in Foon verlangt naar het niet-weten, naar het raadsel. Zo verlangt Tom naar de mogelijkheid van een verhaal met twee kanten, zonder dat het juiste en foute narratief al op voorhand is vastgelegd.’

Ook in haar eigen leven houdt De Moor niet van vastigheid. ‘Ik ben heel lang om de paar jaar verhuisd om mezelf niet vast te pinnen op een plek. Ik had altijd het idee dat ik dan met een schone lei kon beginnen, wat natuurlijk onzin is. Ook interviews zou ik het liefst nooit geven, want alles wat ik zeg, ligt dan voorgoed vast, zeker nu met het internet. Dat net sluit zich steeds strakker, één woord kan je blijven achtervolgen. Dat is misschien wel mijn grootste angst met dit boek: om je als nobele barmhartige op te werpen heb je niet meer nodig dan één slogan, terwijl voor alles wat nuance vraagt veel meer ruimte nodig is. En dat is wat Tom wil, net als ik. Ik schrijf niet voor niets romans in plaats van spandoeken.’ Z

This article is from: