5 minute read

Aliens in pyjamaatjes

Next Article
ONDERTUSSEN IN...

ONDERTUSSEN IN...

Tijdens de coronaperiode was de Rotterdamse zangeres Robin Kester mijn gast in de Quarantalks in de Maastrichtse Muziekgieterij. Ze was via Antwerpen naar Maastricht gereden en was daar gespannen over; als Nederlander mocht je in die tijd niet zomaar de grens over. Ze vertelde waar ze rustig van werd tijdens de lockdowns: van filmpjes van mensen die zeepjes sneden of kalk verkruimelden. ‘Het heeft op mij het effect van de zon in de zee zien zakken; ik word er helemaal zen van, het is heel hypnotiserend.’ Kattenfilmpjes hadden een vergelijkbaar effect op haar. ‘Ik vind ze zo koddig en cute, ze zijn een soort aliens in pyjamaatjes.’

Wat ze ook veel deed in coronatijd: lezen. Ze had Het boek der wonderlijke dingen van Michel Faber bij zich, dat ze aan het hérlezen was. ‘Het gave aan dit boek is dat het een dystopisch randje heefthet schijnt dat mensen in de lockdown meer gingen verlangen naar rampenfilms. Het gaat over een soort missionaris, die afreist naar verre planeten om aliens te bekeren. Ondertussen vergaat de wereld, waar zijn vrouw is achtergebleven. Ze houden contact via mail. Er spreekt veel isolatie uit. Later las ik dat hij dit boek schreef in en net na de periode dat zijn vrouw kanker kreeg en overleed; je ziet ook echt dat dit een metafoor is daarvoor. Beklemming is echt zijn specialiteit.’

Advertisement

Niet alleen die van Faber. Ook die van Robin Kester zelf. Inmiddels is haar debuutalbum Honeycomb Shades verschenen, heeft ze er een uitgebreide clubtour opzitten, en werd ze door stadionrockband Muse persoonlijk uitgenodigd als voorprogramma tijdens hun show in Carré. Er staan fraai gefluisterzongen melancholische nummers op, zoals Cat 13, maar het album staat ook vol nummers die ogenschijnlijk dromerig klinken, maar dan zoals de nummers op soundtracks van films van Nicolas Winding Refn: met synths, geworteld in de jaren tachtig, met een duistere ondertoon.

Of boventoon zelfs, in het geval van Zwanzig Zwanzig, een instrumentaal nummer als de soundtrack van een film over een verlaten huis in een donker bos; zelfs Trent Reznor kan nog een puntje zuigen aan het onheil dat uit dit nummer sijpelt. Producer Marien Dorleijn (van de band Moss) bouwde speciaal voor dat nummer een eigen houten instrument om toe te voegen aan het toch al opvallende instrumentarium van drums, bariton-saxofoon en een walkie talkie. Het bevat samples uit oude horrorfilms, en heet de Nightmare Machine; zelden had een instrument een toepasselijker naam. Kester en Dorleijn verzonnen het nummer toen ze samen fantaseerden over een zombievirus, vertelde de zangeres in een interview in NRC.

Want ook dat deed de pandemie, uiteindelijk: het effect van filmpjes vol gesneden zeep, gekruimelde kalk en schattige katten vermorzelen.

Leon Verdonschot

Hetvuurin,endaarna afblusseninzee

Weinig kunstenaars hebben de menselijke afgrond genaamd

Tweede Wereldoorlog zo doorgrond als Armando. In Venlo vallen oeuvre en kunstenaar samen in een expositie; teksten uit een boek van Cherry Duyns fungeren als rode draad.

ROB SCHOONEN ging kijken. 'Zijn plastieken zijn even doorwerkt en knetterend van de spanning als zijn doeken.'

Alsof één schuldig landschap niet genoeg is, heeft James Hannan, samensteller van de tentoonstelling Armando: door de ogen van een vriend, vier grote, zwaarmoedige schilderijen van de kunstenaar bij elkaar gehangen. Ze grijpen je bij de strot. Luttele seconden later dalen de zwarte, grijze en rode tinten in en krijgen de pasteuze schilderijen een plek in je lijf.

Armando (geboren als Herman Dirk van Dodeweerd, 1929-2018) was niet de vrolijkste kunstenaar op aarde, maar hoe kon het ook anders? Als je als tiener opgroeit tijdens de Tweede Wereldoorlog, op een steenworp van Kamp Amersfoort, en je ziet de verschrikkingen in dat straf- en doorgangskamp, dan is lachen niet je eerste natuur. Die jeugdervaringen verbeeldde

Armando later in wat hij ‘schuldige landschappen’ noemde; bomen en struiken groeien er gewoon door, alsof er niets is gebeurd.

Trekt de natuur zich dan helemaal niets aan van de verschrikkingen in zo'n kamp?

De kunstenaar geeft er lucht aan. Voor zichzelf, maar ook voor de beschouwer. Door met dikke klodders verf een bijna abstracte bosrand te schilderen. In diepzwart, met hier en daar een al dieprood accent. Of hekken, in datzelfde peilloze zwart. En óf je je dan schuldig voelt…

En naast dat tweeluik uit 1987, hangt het al even indrukwekkende Gefechtsfeld (1986), en daarboven Preussisch (1982) en Melancholie (1986). Het is, zo bij elkaar, van een droefheid die lang beklijft.

Ruim dertig werken telt Armando: door de ogen van een vriend, en ze stemmengoddank - niet allemaal droef. Uit zijn vroege werk bijvoorbeeld, uit de eigen collectie van het museum, zijn rake, met vaart gemaakte tekeningen te zien die naadloos passen bij de Informele Kunst die na 1945 opgang maakte. Later sloot hij zich aan bij de Nul-beweging, met onder anderen Jan Schoonhoven en Henk Peeters, en ruilde hij de verf in voor industriële materialen, zoals plastic, bouten en prikkeldraad. Over die Nul-groep: ‘Maar toen ik er eenmaal middenin zat, vond ik er niks meer aan’. Toen er een keer een groepsfoto werd gemaakt, piepte hij er tussenuit. Na een fikse strandwandeling bij Zandvoort kwam er de gewaarwording: hij moest weer gaan tekenen en schilderen.

Hij pakte zijn expressieve handschrift uit de jaren vijftig weer op en kwam tot de indrukwekkende doeken in vooral zwarte en grijze tonen die hem bekend maakten. In Venlo zijn ook plastieken te zien, ze zijn even doorwerkt en knetterend van de spanning als zijn doeken.

Behalve gemoedstoestanden als woede, agressie, schuld en boete was er ook ruimte voor luchtigheid en humor. In de jaren zeventig en tachtig kregen ze de ruimte in het tv- en theaterprogramma Herenleed, dat hij maakte met Cherry Duyns - waarbij af en toe ook Johnny - the Selfkicker - van Doorn kwam opdagen: absurdistische dialogen van keurig geklede heren op een zandvlakte op de Veluwe, waar Armando toen woonde. Het gaat nergens over, en het raakt aan alles. De jongere generatie die Herenleed heeft moeten missen, kan terecht in een van de bijzaaltjes van het museum waar een registratie van het programma wordt getoond. Even verderop is een tv-documentaire uit het Berlijn van de jaren tachtig, waar Armando toen woonde, te zien - nog zo'n niet te missen aanvulling op het wereldbeeld van de kunstenaar.

Armando was een multi-talent. Hij was kunstredacteur bij de Haagse Post, schreef columns in NRC, en speelde viool, onder meer bij het zigeunerorkest Tata Mirando. Het is jammer dat Armando's muzikale talenten, toch een belangrijk onderdeel van zijn leven, in Venlo amper aandacht krijgen.

Zijn Herenleed-kompaan, journalist, schrijver en filmmaker Cherry Duyns (1944), was meer dan vijftig jaar bevriend met Armando. Ze schreven beiden voor de Haagse Post, maakten samen theater- en tvprogramma’s. Van 2011 tot Armando's dood in 2018 voerden ze 21 gesprekken. Duyns heeft ze gebundeld in het boek Gesprekken met Armando – ‘Ik bel je wel als ik dood ben’ waarin de kunstenaar praat over zijn werk, zijn driften en zijn angsten, net als over zijn familie en over collega-kunstenaars.

Ze sparen elkaar niet, de vrienden. In het eerste gesprek merkt Duyns op dat Armando er totaal geen zin in heeft: ‘Ik zie je verveelde blik alweer’. Het repliek: ‘Kom op dan met je vragen. Als het geen interessante vragen zijn, doe ik mijn bek niet open’.

Dat laatste overkwam me jaren geleden, toen ik de kunstenaar sprak bij gelegenheid van zijn solotentoonstelling in Museum

Boijmans van Beuningen in Rotterdam. Veel meer dan ‘nee’, ‘ja’ en ‘weet ik niet’ kwam er niet uit zijn mond.

Terug naar het boek van Duyns:

17 mei, 2018. Huizen, A. belt: ‘Wanneer kom je weer naar Potsdam, joh! Ik verveel me de pleuris’. Praten over de dood. Vraagt: ‘Wat wil jij als het zover is?’

‘Het vuur in en daarna afblussen in zee’, zeg ik.

‘O, dat wil ik ook’.Z

Armando: door de ogen van een vriend. T/m 3.9 in Museum Van Bommel van Dam in Venlo.

Cherry Duyns, Gesprekken met Armando – ‘Ik bel je wel als ik dood ben’.

Amsterdam, Uitgeverij Atlas Contact, 2023 vanbommelvandam.nl

This article is from: