5 minute read

De buren vanMiet Warlop

Next Article
ONDERTUSSEN IN...

ONDERTUSSEN IN...

Mijn buurvrouw is Miet Warlop.’ Alle cultuurmagazines, algoritmes en sterren in de krant ten spijt, het was een terloopse zin die het hem deed. De naam was nieuw, omdat hij nauwelijks ergens te lezen stond. Klinken deed-ie wel. Miet Warlop, ik thuis direct googelen. Er was een YouTube-filmpje met roze verf, harige pompons, ballonnen, blote billen, gele wolken en vernielzucht. De resolutie was laag. De camera bewoog. Er zoemde wat in de achtergrond. Maar we keken vaak, het peuterkind en ik, samen naar hetzelfde.

Eigenlijk weet je dan al rap welke bijvoeglijke naamwoorden je nodig hebt: klassiek en universeel. Als je de fantasie van een peuter en die van een middelbaar mens onder één paraplu gedreven krijgt in een gratis clip van keskeschiet dan heb je goud te pakken. De vondst deed er natuurlijk ook veel aan. Ik had Miet Warlop zelf ontdekt, een beetje exclusief toch wel. Cultuur die meteen 100 procent inclusief is, die moet je zeker wantrouwen.

Advertisement

Maar goed, onlangs zat ik eindelijk zélf in de zaal. Ik had kaartjes, en een vriend overtuigd om mee te gaan. Tussen het cultuurabonnement en de voorstelling zat een artikel in The New York Times. ‘Incredible virtuosity’, stond er. ‘A wild, exhilarating study of the absurd’. One Song, de nieuwste voorstelling van Miet Warlop, werd getipt als één van de beste shows van 2022, in Amerika!

Wij stonden aan te schuiven tussen zwarte regenplassen bij een afgedankte discotheek. We hadden ook geen kaartjes voor One Song. Ik kon de titel niet onthouden. Het maakte ook niet uit. Iets van Miet Warlop, ik had er alle vertrouwen in.

‘Het wordt iets tussen dans en circus, rare kermis’, omschreef ik voor mijn gezelschap.

‘Voor de zekerheid houd ik mijn verwachtingen laag’, reageerde hij.

Moderne mensen zijn als de dood voor ontgoochelingen. Het aanbod aan vertier is zo eindeloos dat er geen tijdverlies meer mag bestaan. Aan de lopende band worden boeken uitgegeven, films gemaakt, series afgevuurd, tentoonstellingen, concerten. Slecht kiezen is de nieuwe doodzonde. Maar ik maakte me geen zorgen over Miet Warlop. Ik dacht aan het peuterkind van weleer, nu een voetballer thuis in bed.

We namen plaats in de tribune. Op het podium stond een kartonnen huis. Er leunde een hoogspanningskastje tegen de gevel, met benen, sokken en sandalen. Het kastje blies een roze ballon op. Het zat meteen goed. Er sprong iemand door het raam van het huis naar buiten. Iemand anders was verkleed in een gedekte tafel. De reus die meedeed was goedaardig. En finaal waren er overal opblaasworsten.

De zaal lachte, eerst voorzichtig, daarna met overtuiging. Niemand wist precies waarom en dat deed het hem. Iedereen zat naast elkaar in dezelfde afgedankte discotheek, met dezelfde onnozele verwarring. Hahaha. After All Springville, las ik alsnog in de folder, ‘is the tragic story of a failed community, with the lightness of a cartoon’.

Ik keek naar de rommel op het toneel. Ik keek opzij naar mijn buurman bij Miet Warlop. Hij keek vrolijk terug. Het was goed. AN

Verdwalen in het park

Bij de foto’s van Vivian Ammerlaan De schuilhut in het park legt het af tegen de schilderijen van Bas de Weerd. En niet omdat het dak lekt. Daar zit je dan, op een bankje van berkenstammetjes. Ietwat gebogen, want het dak van het hutje is tamelijk laag en niet helemaal waterdicht: regen drupt in je nek. Maar het uitzicht maakt veel goed: achter wat struiken zie je verderop de glooiende vlakte van Odapark en links en rechts zie je ook al wat kunstwerken, waaronder de opduikende onderzeeër van Snodevormgevers.

Net als die twee ontwerpers komt ook Bas de Weerd (1990) uit Eindhoven, maar hij is na zijn studie aan de kunstacademie in 2018 blijven hangen in Maastricht. Exposeerde eerder onder meer bij De Fabriek en het Temporary Art Centre in Eindhoven, en was twee keer present op de Limburg Biënnale in Maastricht. Nu toont hij in het paviljoen van Odapark een aantal schilderijen en heeft in het park een hut geplaatst. Een bouwsel om te schuilen, zo lijkt het. Maar helemaal zeker is dat niet, want bij De Weerd weet je het nooit, hij mag graag twijfelen.

Nu is gezonde twijfel een groot goed. Al helemaal in de kunst en zeker in de beginfase van het maakproces, bij het opzetten van een nieuw werk. Onzekerheid schept ruimte, voor een waarachtig nieuwe weg bijvoorbeeld; stelligheid daarentegen is vaak beperkend. De Weerd geeft doelbewust ruimte aan wat komen gaat, hij heeft een broertje dood aan doelmatig werken.

En zo penseelt hij een wereld om zich heen die je met recht expressief mag noemen. Zijn handschrift is vlot, en tegelijk bedachtzaam. De schilderijen worden opvallend vaak bevolkt door fluïde driehoeken die een gevecht aangaan met al even autonome strepen en vlekken. Daarbij plaatst hij een vuil paars tegenover een warm geel: lef kan hem niet worden ontzegd.

En het werkt: de schilderijen op de bescheiden presentatie in Odapark blijven lang in het hoofd na-ijlen. Meer dan de hut aan de rand van het bos. De Weerd is gefascineerd door schuilhutten, naar zijn idee ‘holtes in de realiteit’. Voor anderen is het een vertrekpunt om zo rap mogelijk het bos in te duiken en te genieten van de bomen. En van de kunst natuurlijk. (RS)

Bas de Weerd, Door de bomen het bos. Van 19.3 t/m 16.7 in Odapark Venray. odapark.nl

Kruip-door-sluipdoor in Marres

foto’s van Vivian Ammerlaan Je moet een drempel over. Want de titel, Táctica Sintáctica, duidt op een hermetische tentoonstelling. Eentje die bagage vergt. Geen kunst voor de bonnefooi. Hoe verkeerd kun je het hebben?

De door de Argentijnse kunstenaar Diego Bianchi en de Spaanse curator en dichter Mariano Mayer samengestelde tentoonstelling in Marres in Maastricht is een plezier voor de zintuigen en een feest voor de avontuurlijke geest. Daar kunnen de bij de presentatie gehanteerde termen als ‘syntactische nabijheid’, ‘intuïtieve niveaus’ en ‘hyperstimulus’ niets aan afdoen.

Woorden maken soms meer kapot dan je lief is. Hier hebben ze de neiging om de poëtische kracht van het voelbare terug te brengen tot iets kenbaars, iets dat je met intellect kunt vangen. Terwijl je er juist goed aan doet om er als een onbeschreven blad, zonder kennis, in te gaan.

Wie dat doet wordt beloond met kunst die je al lopend, liggend, hurkend en voelend kunt ontdekken. Verwondering ligt op de loer. Soms letterlijk, wanneer je een olijf vindt of ergens op de trap een mandarijntje aantreft in staat van ontbinding. Slecht gepoetst, of schuilt er een betekenis achter? Ook humor, toch vaak een ondergeschoven kind in de museale wereld, speelt een wezenlijke rol. Neem de Portable Ass (uit de serie Portable Bodies) van Bianchi waarmee je kunt rondlopen. Of de sculptuur Untitled Leg, waar je je been op kunt leggen als je bezig bent met het parcours.

Het curatorenduo heeft Marres getransformeerd tot een omgeving waar je letterlijk moet kruipen, sluipen, lopen en voelen om de kunst tot je te nemen; je merkt dat je loslaat wanneer je vanuit een verhoging in de ruimte andere perspectieven geboden krijgt. Je komt op plekken waar je nooit eerder was en je vindt kunst tussen kieren, gaten en achter schotten.

Het letterlijk vinden van die kunst in een afwijkende context brengt een zekere gelukzaligheid teweeg. Als je je dan ook nog realiseert dat er werk tussen zit van bekende kunstenaars als Günther Förg, David Hockney, Jimmie Durham, Martin Parr, Dan Flavin en Erwin Wurm, dan voelt het af te leggen parcours als een beloning. Niet de bestemming maar de reis, weet u nog? Daar gaat het om. (LD)

Táctica Sintáctica. T/m 28.05 in Marres Huis voor hedendaagse cultuur in Maastricht

Gemoedelijke experimentelen

Bij de foto’s van Vivian Ammerlaan Het Vlaams expressionisme is geboren in het Gooi. Op de vlucht voor de Eerste Wereldoorlog waren Gustave De Smet, Frits Van den Bergh en later Jozef Cantré hier neergestreken.

Nederlandse collega-kunstenaars en kunsttijdschriften als Der Sturm en Das Kunstblatt brachten hen op het spoor van een nieuw soort kunst; in hun vaderland werden tot die tijd impressionistische niets-aan-dehandschilderijen gemaakt - alsof de 20ste eeuw nog niet was begonnen. De Vlaams expressionisten, aan wie Kunstmuseum Den Haag nu een tentoonstelling wijdt, zetten zich tegen die traditie af met stoere, harde vormen en felle kleuren. Een uniforme stijl hadden ze echter niet, net zomin als een manifest of programma. Wel vormden ze een hechte club met zomerse

This article is from: