4 minute read

Naomi geeft een roos aan Noah. roos

Leerkrachtdoelen

• Ik zorg ervoor dat de leerlingen de klinkers kennen: – ze kunnen deze auditief in woorden herkennen; – ze kunnen deze benoemen als korte klank, lange klank of tweetekenklank. • Ik herhaal de klank-tekenkoppeling (groep 3).

Materialen

• werkboek les 1 (p. 4-5) • wisbordje en stift (per leerling) • klank-letterkaart (werkboek p. 3 of printblad)

Aanwijzingen

• Deze eerste grammaticales gaat over klankbewustzijn. We herhalen de klanktekenkoppeling uit groep 3 en benoemen de klinkers. • Bij de klinkers maken we onderscheid tussen korte klanken, lange klanken en tweetekenklanken.

Dit onderscheid hebben de leerlingen vanaf blok 5 nodig voor het spellen van klankgroepenwoorden als de krekel en de kikker. • Spreek de klanken fonetisch uit: /a/ is a van kat, /aa/ is aa van maan. • Vraag de leerlingen pas aan het eind van de instructie om het werkboek te openen.

Instructie

10 min

Voorkennis activeren

• Dit is jullie allereerste grammaticales van Taaljacht. Bij grammatica onderzoeken we hoe de Nederlandse taal in elkaar zit. Wat is nou een goede zin? Waarom zeg je niet ‘Ik taart een bak.’, maar wel ‘Ik bak een taart.’? En wat is het verschil tussen klinkers en medeklinkers? Deze eerste les gaat over de klinkers. • We werken bij grammatica vaak samen. Gebruik TweePraat.

De stappen van de werkvorm staan op het digibord. Laten we het eens proberen. Ik ben benieuwd of jullie de klinkers nog kennen uit groep 3. De opdracht is: Noem een woord met deze klinker.

De eerste klinker is: /a/. Herhaal met: /oo/, /oe/.

Instructie

• Lees met de leerlingen het lesdoel, dat op het digibord staat. Lees hardop voor en leg uit: Het lesdoel vertelt wat je gaat leren in een les. -Wijs op de klank-letterkaart op het digibord. Er zijn verschillende soorten klinkers. Sommige klinkers noemen we korte klanken: /i/, /e/, /o/, /a/, /u/. Andere klinkers noemen we lange klanken: /ee/, /oo/, /aa/ en /uu/. En er zijn klinkers die je met twee tekens schrijft, die noemen we tweetekenklanken: /eu/, /oe/, /ui/, /ie/, /ei/ en /au/. Wijs op ij/ei en au/ou: /ei/ kun je op twee manieren schrijven, net als /au/. Wijs op de symbolen (-, –, ||) op de klankletterkaart. - Ik noem nu een woord. Zeg hardop de klinker. Schrijf dan op je wisbordje welke klank het is. Is het een lange klank, dan zet je een lang streepje (wijs aan op de klank-letterkaart). Is het een korte klank, dan zet je een kort streepje. Bij een tweetekenklank zet je twee korte streepjes rechtop naast elkaar. - Het woord is: bes. De leerlingen herhalen de klinker /e/ en schrijven het symbool op hun wisbordje. Controleer het antwoord. -Herhaal met de woorden: leuk,boos,stuur. • Nu doen de leerlingen het werkboek open. Je werkboek heeft twee kanten: de ene kant is blok 1, de andere kant is blok 2. Doe je werkboek open bij blok 1 en ga naar les 1. Je ziet het lesdoel dat ook op het digibord stond. Daaronder zie je de uitleg. Lees hardop de uitleg voor en leg uit: De uitleg vertelt kort en duidelijk wat je moet weten om het lesdoel te begrijpen. In deze les staat bij de uitleg een deel van de klank-letterkaart. Als je straks aan het werk bent en je weet even niet meer hoe iets moet, kun je dat in de uitleg opzoeken. Bespreek ook het Weetje.

Begeleid inoefenen

• Elke les grammatica beginnen we met de opdracht Eerst samen, dan zelf. We gaan eerst samen oefenen, daarna probeer je het zelf. • Lees samen de opdracht. Ik noem eerst alle woorden op. We zien hier: broek, vuur, hond, brood, strik, muis. Herken je de klinkers in de woorden? • Het eerste woord is: broek. -Zeg het woord samen hardop: broek. - Welke klinker hoor je? [/oe/] - Schrijf deze klinker op. (Doe mee op het digibord.) - Wat voor soort klank is /oe/? [een tweetekenklank] Kruis dat aan. (Doe mee op het digibord.) • Herhaal deze stappen voor de volgende woorden. Bepaal op basis van de antwoorden vanaf welk woord de leerlingen het zelf gaan proberen. Laat in ieder geval de laatste twee woorden zelfstandig maken. Probeer het nu zelf met de volgende woorden. Kijk de woorden in de lesfase Check samen na.

Check

5 min

• De woorden die je zelf hebt geoefend, kijken we nu samen na.

Schrijf mee op het digibord. • Hoe heb je de laatste woorden gemaakt? Kun je het al, dan ga je zelf verder met opdracht 2. Als je nog samen met mij wilt oefenen, gaan we samen aan de slag met opdracht 1. Kleur het bolletje onder de opdracht Eerst samen, dan zelf. Je leert zo zelf te kiezen wat het beste bij je past. Steek je duim omhoog voor je borst als je met mij wilt oefenen met opdracht 1.

Aan de slag

10 min

Zelfstandige verwerking 23 Heb je gekozen om zelf verder te gaan? Maak dan opdracht 2 en 3.

Verlengde instructie 1 • We gaan nu samen aan de slag met opdracht 1. • Neem de uitleg in het werkboek nog een keer kort door. Lees dan de opdracht voor. Laat de klinkers steeds aanwijzen bij de uitleg.

Laat de leerlingen zelfstandig verder werken zodra dit kan. • De leerlingen maken vervolgens zelfstandig opdracht 2.

This article is from: