
1 minute read
2. Het boek van het oerwoud
Tijm ligt in bed. Hij kan niet slapen. Hij hoort pap door de keuken lopen. Pap smeert brood en bakt eitjes. Morgen gaan ze al op reis. Eerst met de trein. Dan met het vliegtuig. En dan nog een stuk met de boot. Ze zijn nog nooit zo ver weg geweest. Ze gingen wel eens naar een huisje aan zee. Of naar een hut in een bos. Maar nooit met de tent! Ze hebben er wel één. Maar daar zit een gat in. Zo oud is de tent al.
Tijm knipt de lamp aan. Hij pakt zijn boek over het oerwoud. Het is een heel tof boek. Er staan veel wilde dieren in. Tijm leest over slangen. En over hun gif.
Er staat nog een leuk stukje in. Over aapjes. En hoe je met ze kunt praten.
Oe = hoi Oehoe = doei Oeoeoe = kom je spelen?
Tijm oefent de zinnen een paar keer.
Het stuk over spinnen is ook leuk. In het oerwoud wonen lieve spinnen. Maar ook heel enge. Die zouden je dood kunnen bijten ... Brrr.
Vlug stopt Tijm het boek in zijn rugzak. Goed dat ik mee op reis ga, denkt Tijm. Dan kan ik een beetje op pap letten.