
1 minute read
1. Een gek stukje in de krant
‘Tijm!’ roept pap. ‘Tijm, kom eens.’ Pap wijst naar zijn krant. ‘Ik lees hier toch wat geks.’ Tijm springt van de bank. ‘Er is een speeltuin ontdekt,’ zegt pap. ‘In een oerwoud. Hier héél ver vandaan ... En dan komt nu het gekke stukje ...’ Pap is even stil. ‘De speeltuin is gemaakt ... door aapjes.’ ‘Door aapjes?’ vraagt Tijm. ‘Ja!’ roept pap. ‘Vind je dat niet leuk?’ ‘Staat er een plaatje bij?’ vraagt Tijm. Een speeltuin in het oerwoud? Dat klinkt gaaf! Tijm doet een klein dansje door de kamer. Pap schudt zijn hoofd. ‘Maar wel een kaart, kijk maar.’ Tijm kruipt bij pap op schoot. En pap leest voor: ‘Er was een man in een vliegtuig.
Hij vloog boven het oerwoud. En ineens zag hij vijf sterke apen. Ze droegen een stam van een boom. En daar maakten ze een wipwap van. Dat ging heel erg snel. De glijbaan was al af. En het speelhuis ook. Daar speelden al een paar kleine aapjes in.’ ‘Wauw!’ roept Tijm. Hij doet zijn ogen dicht. Een speeltuin in het oerwoud ... Wat zou hij daar graag willen spelen! De schommel is vast super hoog. En de glijbaan is vast super lang! Hij denkt aan het pleintje, vlak bij zijn huis. Daar is maar één kleine wip. En die is nog stuk ook ...
Dan vouwt pap zijn krant dicht. ‘Kom op,’ zegt hij. ‘Jij hebt toch een week vrij van school? Pak je rugzak maar. Dan zoek ik de tent op zolder. Tijm, we gaan op reis! Op zoek naar de speeltuin van de aapjes!