Taal in beeld handleiding 6a
tib2_6a_hl-os.indd 1-3
Taal in beeld handleiding 6
a
17-12-2013 15:42:03
Inhoudsopgave Algemene handleiding Aan de slag met Taal in beeld Kenmerken Opbouw van de methode Leeractiviteiten Opbrengstgericht werken Samenwerkend leren Toetsing en evaluatie Combinatiegroepen Materialen Leerstof Blok 1 Omgeving • lesbeschrijvingen • toetsing • informatie over de herhalings- en plustaken
15
Blok 2 Natuur • lesbeschrijvingen • toetsing • informatie over de herhalings- en plustaken
43
Blok 3 Reizen • lesbeschrijvingen • toetsing • informatie over de herhalings- en plustaken
71
Blok 4 Gevoel • lesbeschrijvingen • toetsing • informatie over de herhalings- en plustaken
99
Colofon
2 tib2_6a_hl boek.indb 2
3 3 4 5 6 7 8 9 9 10
Taal in beeld
128
GROEP 6
18-12-2013 14:45:59
Aan de slag met Taal in beeld
Dit is Taal in beeld
U gaat werken met Taal in beeld 2, de tweede versie van de taalmethode Taal in beeld. Dat de methode succesvol is, weten we uit onze jaarlijkse gebruikersonderzoeken. Het overgrote deel van de scholen is zeer tevreden en boekt goede leerprestaties. Eventuele wensen namen we de afgelopen jaren mee om leerlingen met Taal in beeld naar een nog hoger niveau te brengen. Als moderne taalmethode ontwikkelde Taal in beeld zich zo voortdurend: er verschenen regelmatig nieuwe elementen. Met Taal in beeld 1 als stevige basis groeide de methode door naar de nieuwe versie: Taal in beeld 2. Ook Taal in beeld 2 zullen we op dezelfde manier up-to-date blijven houden, welke nieuwe eisen de overheid ook stelt.
Taal in beeld hanteert een aantal belangrijke uitgangspunten. Volgens deze uitgangspunten is de methode (door)ontwikkeld en vormgegeven. U vindt ze weerspiegeld in de leerlijnen, lesopbouw, materialen en manier van werken.
Werken met handleiding en weblog Als u snel en praktisch met Taal in beeld aan de slag wilt gaan, is deze handleiding uw uitgangspunt. In een beperkt aantal pagina’s geven we de belangrijkste informatie die u nodig hebt. Hebt u behoefte aan meer verdieping, dan vindt u die op onze methodesite www.taalinbeeld.nl. U kunt er doorklikken naar het weblog waarin vrijwel alle onderwerpen in deze handleiding uitgediept worden. In tekst en in beeld, want u vindt er ook een groot aantal filmpjes. Op alle artikelen kunt u reageren. Ook kunt u vragen stellen aan de makers van Taal in beeld. Doe dit vooral, want alleen op basis van uw vragen, opmerkingen en suggesties kunnen we de methode laten meegroeien met uw wensen en verwachtingen. Methode invoeren Taal in beeld kunt u in één keer schoolbreed invoeren. Alle groepen kunnen tegelijk met de nieuwe methode van start. Het eerste blok van ieder jaarprogramma is namelijk een instapblok. Daarin wordt de eerder aangeboden leerstof die nodig is voor het komende jaar opgefrist. Ook krijgen de leerlingen er geen nieuwe termen aangeboden en er wordt geen specifieke voorkennis verondersteld. Als leerkracht krijgt u tijdens het eerste blok een globaal overzicht van de stof die in vorige jaargroepen aan de orde is geweest. Mocht u hiervan een gedetailleerde samenvatting willen hebben, dan vindt u op www.taalinbeeld.nl een uitgebreid leerstofoverzicht. Overzicht Taal in beeld biedt jaarprogramma’s voor groep 4 tot en met 8. De methode bestaat daarom uit vijf delen. Iedere jaargroep is in tweeën gesplitst, er is een a- en een b-deel. In jaargroep 6 werkt u dus met deel 6a en deel 6b. Werkt u op een ander type (basis)school, dan kunt u ervoor kiezen de leerstof op een andere manier te verdelen.
Complete methode Taal in beeld is een complete methode voor de taaldomeinen taalbeschouwing, schrijven, spreken/luisteren en woordenschat. Het programma biedt alle leerstof die u op basis van de referentieniveaus en kerndoelen geacht wordt te bieden. De leerlijnen van de methode zijn volledig gebaseerd op de nieuwste versie van de referentieniveaus, kerndoelen en tussendoelen. De differentiatiemogelijkheden zijn zo opgezet dat u kunt aansluiten bij de mogelijkheden van ieder kind. Als u werkt met Taal in beeld, werkt u gegarandeerd met een methode die voldoet aan alle eisen die de overheid stelt. Compact programma, compacte materialenset Taal in beeld is een compacte methode. Heel bewust hebben we het aantal lessen én het aantal schoolweken dat nodig is om het programma uit te voeren, beperkt gehouden. Als leerkracht hoeft u zo geen tijdsdruk te ervaren omdat er nog zoveel moet. De leerlingen hebben voldoende tijd om de leerstof goed in zich op te nemen en toe te passen. Het compacte van Taal in beeld vindt u ook terug in de set materialen. We bieden u geen grote hoeveelheid om eventueel in te zetten, maar maken een duidelijke keuze voor het noodzakelijke en het wenselijke. Op papier en digitaal. Opbrengstgericht werken Taal in beeld staat voor het werken aan goede leeropbrengsten. Het fundament van de methode wordt gevormd door de volledige evaluatieve cyclus die de basis vormt voor opbrengstgericht werken: doelen bepalen, gegevens verzamelen, registreren, analyseren en interpreteren en beslissingen nemen. Zo helpt Taal in beeld u de leerstof op een haalbare manier af te stemmen op dat wat individuele leerlingen nodig hebben. De methode houdt nadrukkelijk rekening met individuele verschillen in niveau (niveaudifferentiatie) en tempo (tempodifferentiatie). U kunt de instructie, de feedback, het niveau van de opdrachten én het aantal opdrachten aanpassen aan het individuele kind. Flexibele organisatievorm Taal in beeld is een flexibele methode. Want kinderen, leerkrachten, scholen en omstandigheden verschillen. Taal in beeld houdt rekening met deze verschillen en maakt diverse organisatievormen mogelijk. Zo kunt u interactief met de hele groep aan de slag gaan of uw leerlingen zelfstandig alle onderdelen van het programma laten uitvoeren. Kiest u voor het laatste, dan zijn individueel werken of samenwerkend leren opties. Alle taalactiviteiten van Taal in beeld zijn geschikt voor een geïndividualiseerde, samenwerkende en klassikale organisatievorm.
3 tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 3
19-12-2013 11:28:05
U bepaalt op welke manier u de onderwijsdoelen wilt halen. Tegelijkertijd biedt Taal in beeld u de kracht van het combineren van de diverse organisatievormen. Hoe u uw leerlingen ook laat werken: met directe begeleiding of meer zelfstandig, met Taal in beeld werken ze allemaal aan dezelfde basisleerstof. Daardoor blijft de organisatie van de lessen overzichtelijk en uitvoerbaar. Digitaal of papier Taal in beeld is een methode van deze tijd. Vrijwel alle materialen zijn digitaal ĂŠn op papier verkrijgbaar. Als u dit wilt, kunt u alle lessen volledig via papieren boeken aanbieden. Maar u kunt ook besluiten veel zaken digitaal te doen via het digibord, computers, tablets en e-readers. Taal in beeld biedt u hiervoor de leerkrachtassistent voor het digitale schoolbord, leerlingsoftware, (interactieve) e-books, de toetssite en digitale plustaken. In principe is Taal in beeld klaar om als compleet digitale methode gebruikt te worden, maar heel bewust laten we de keuze aan u.
De opbouw van Taal in beeld Het jaarprogramma van Taal in beeld is opgebouwd uit acht blokken van vier weken: 32 weken in totaal. Dit biedt ruimte om na enkele blokken een breekweek in te roosteren. Tijdens een breekweek komen geen lessen uit de acht blokken aan bod. In plaats daarvan kunt u de week gebruiken als uitloopweek, herhalingsweek of als week voor andere taalactiviteiten. Om u te helpen bij het maken van een goed jaarschema vindt u op www.taalinbeeld.nl voor ieder schooljaar een aan uw regio aangepaste jaarplanning. Zo kunt u de leerstof goed en haalbaar inplannen, afgestemd op de vakantieweken en afnamemomenten van methode-onafhankelijke toetsen. Basislessen, herhaling en verdieping De acht blokken van Taal in beeld zijn volgens een vast stramien opgebouwd. De eerste drie weken bestaan uit basislessen. Vervolgens is er aan het einde van de derde week of het begin van de vierde week een toetstaak. Die maakt duidelijk welke leerlingen de doelen van het blok wel of (nog) niet bereikt hebben. Kinderen die de doelen bereikt hebben, gaan aan de slag met plustaken (verdiepingsstof) waarin ze leerkrachtonafhankelijk hun geleerde kennis, vaardigheden en strategieĂŤn toepassen en uitbouwen. Kinderen die de doelen van het blok nog niet bereikt hebben, maken in de vierde week herhalingstaken waarin ze de leerstof nogmaals aangeboden krijgen. Extra instructie en begeleide verwerking zijn hierbij de uitgangspunten.
basislessen in totaal per blok. Alleen deel 4a (de eerste helft van groep 4) kent een afwijkend stramien. In de eerste vier blokken kiest Taal in beeld 2 voor een lichtere variant: in totaal acht basislessen per blok. De reden is dat veel scholen in het begin van groep 4 nog extra tijd en aandacht willen besteden aan het technisch leesonderwijs. Taal in beeld biedt die ruimte en sluit zo in verregaande mate aan op het werken met de leesmethodes Veilig leren lezen en Estafette. week 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32
deel 6a
6b
blok blok 1 blok 1 blok 1 blok 1 blok 2 blok 2 blok 2 blok 2 blok 3 blok 3 blok 3 blok 3 blok 4 blok 4 blok 4 blok 4 blok 5 blok 5 blok 5 blok 5 blok 6 blok 6 blok 6 blok 6 blok 7 blok 7 blok 7 blok 7 blok 8 blok 8 blok 8 blok 8
weekprogramma dag 1 dag 2 dag 3 dag 4 ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p ws sl tb s ws sl tb s ws sl tb s toets h/p h/p h/p
dag 5
jaarplanning deel 6a en 6b ws = woordenschat tb = taalbeschouwing h = herhalingstaken
sl = spreken/luisteren s = schrijven p = plustaken
Jaarprogramma groep 6 In het schema ziet u hoe het jaarprogramma voor groep 6 is opgebouwd. De opbouw is voor alle groepen hetzelfde. Elke week is er voor elk taaldomein een basisles (woordenschat, spreken/luisteren, taalbeschouwing en schrijven): twaalf
4
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 4
GROEP 6
19-12-2013 11:28:12
Vaste blokthema’s Taal in beeld werkt in elk blok met een vast thema. De lessen van alle taaldomeinen sluiten hierop aan. De thema’s komen in elke jaargroep op hetzelfde moment terug. De volgende onderwerpen komen aan bod: Blok 1 2 3 4 5 6 7 8
Thema Omgeving Natuur Reizen Gevoel Verhalen Samen leven Cultuur Andere tijden
Instap, nieuwe stof, integratie Taal in beeld start het eerste blok van iedere jaargroep (behalve in deel 4a) met een instapblok. Het blok behandelt (een aantal) leerstofonderdelen uit voorgaande jaren die relevant zijn voor het komende jaar. In blok 2 tot en met 7 wordt vervolgens nieuwe leerstof aangeboden. Blok 8 is een afsluitend blok dat leerstof van het afgelopen jaar zo veel mogelijk integreert, herhaalt en toepast.
De leeractiviteiten in Taal in beeld Een uitgangspunt van Taal in beeld is dat de methode geschikt is voor verschillende organisatievormen. Bij elk taaldomein, elk blok, elke les en zelfs bij elk lesonderdeel kunt u bepalen hoe u wilt werken. Leerlingen kunnen met Taal in beeld namelijk zelfstandig (individueel of in samenwerking met andere kinderen) of begeleid (klassikaal of in een groepje onder uw leiding) aan de slag. Welke organisatievorm u ook kiest, alle kinderen doorlopen dezelfde basisopdrachten en gebruiken dezelfde materialen. Pas bij de plusopdrachten en plustaken is er sprake van verschillende leerstof. Daardoor blijven de lessen makkelijk te organiseren. Want u bepaalt zelf in welke mate er sprake is van mondelinge interactie tijdens de les. Zodra het bereiken van het lesdoel zonder interactie niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij een aantal lessen spreken/luisteren, dan attendeert de methode u hierop. Alle activiteiten in taalboek en werkboek De lessen in Taal in beeld zijn opgebouwd uit vaste onderdelen: lesdoel, introductie, instructie, verwerking en evaluatie/reflectie. Om echt zelfstandig werken mogelijk te maken, zijn al deze elementen ook terug te vinden in het leerlingmateriaal: Wat ga je leren?, Op verkenning, Uitleg, Aan de slag en Terugkijken. Maar let op, niets verplicht u om kinderen de les zelfstandig te laten doorlopen. U kunt er altijd voor kiezen de les gezamenlijk op een interactieve manier door te werken. De leerkrachtassistent Taal in beeld voor het digibord helpt u hierbij.
Didactische fasering en route door de les Elke les van Taal in beeld start met een duidelijke doelstelling. Daarna volgen vier vaste lesfasen. Samen vormen deze de lesroute die leerlingen aan de hand van de aanwijzingen in het taalboek en het werkboek individueel, samenwerkend of begeleid kunnen doorlopen. Fase 1 – Op verkenning De leerlingen gaan aan de slag met verkennende opdrachten. Hiermee oriënteren ze zich op het onderwerp van de les en het lesdoel, of ze proberen aan de hand van een probleemstelling tot oplossingen te komen. Fase 2 – Uitleg Dit is het instructiemoment in de les. De uitleg is altijd een conclusie vanuit de verkenning. Tegelijkertijd bevat het de inhoudelijke instructie die nodig is om de volgende lesfase te doorlopen. Taal in beeld biedt de instructie schriftelijk in een vast tekstblok. Afhankelijk van de organisatievorm kunt u deze tekst gebruiken als basis voor uw mondelinge uitleg. Fase 3 – Aan de slag Deze fase bevat de verwerkingsopdrachten. Deze staan gedeeltelijk in het werkboek en gedeeltelijk in het taalboek. De laatste verwerkingsopdracht in het taalboek is een plusopdracht: een opdracht op een hoger niveau. Deze opdracht is te herkennen aan . Alleen bij de leerlijn schrijven heeft de opdracht een ander karakter. Daar is het een eindopdracht waarin de leerlingen toepassen wat ze in de les hebben geleerd. Fase 4 – Terugkijken De vierde lesfase heeft tot doel om te reflecteren en te evalueren. De centrale vraag is hier: ‘Wat heb ik geleerd?’ In een evaluerende opdracht leggen de leerlingen opnieuw een verband met het lesdoel. Afsluitend evalueert u gezamenlijk de les. Als u gebruikmaakt van de leerkrachtassistent voor het digitale schoolbord, hebt u bij veel lesfasen de mogelijkheid om te komen tot interactieve verrijking. Dit kan bijvoorbeeld door interactieve oefeningen te doen en filmpjes en animaties te gebruiken bij de uitleg. Meer informatie over de mogelijkheden van de leerkrachtassistent vindt u op pagina 10 en op www.taalinbeeld.nl. Tijdsindicaties Een les in Taal in beeld duurt 35 tot 50 minuten. De exacte tijdsduur is afhankelijk van de organisatievorm waarin u de les aanbiedt. Zelfstandig lerende kinderen verschillen nu eenmaal aanzienlijk in de tijd die ze nodig hebben om tot een resultaat te komen. Organisatorische problemen zullen zich echter niet voordoen, want snelle kinderen kunnen aan de slag met de extra stof. Wanneer u de les met de hele groep doorwerkt, zal deze ongeveer 45 minuten duren. Vanwege de flexibele organisatievorm en bijbehorende tijdsverschillen zijn de lesonderdelen niet voorzien van tijdsindicaties. Voor leerlingen die eerder klaar zijn met de opdrachten bevat elke les een verwijzing naar extra opdrachten. Kinderen kunnen dan werken op
5 tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 5
19-12-2013 11:28:18
papier (Taalmaker) of digitaal: online software Woordenschat in beeld, online software Spelling in beeld of digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl.
Opbrengstgericht werken met Taal in beeld Taal in beeld is volledig afgestemd op het opbrengstgericht werken en maakt het omgaan met verschillen makkelijk. De volledige evaluatieve cyclus (doelen bepalen, gegevens verzamelen, registreren, analyseren, interpreteren en beslissingen nemen) vormt het hart van de methode. Het differentiatiemodel in de methode is effectief en haalbaar. Dat moet ook, want differentiëren is in Taal in beeld geen doel op zich, maar een middel om goede resultaten te bereiken. Zowel individueel als op groepsniveau. Met de differentiatieaanpak van Taal in beeld geeft u doelgericht onderwijs en speelt u in op individuele leerbehoeften, zonder dat de organisatie complex wordt. Basisleerlijn en referentieniveaus De basisleerlijn van Taal in beeld 2 is volledig gebaseerd op de referentieniveaus. Meer hierover leest u op pagina 10. Deze basisleerlijn is bedoeld voor alle leerlingen. Bij Taal in beeld 2 begint opbrengstgericht en haalbaar differentiëren namelijk met het hebben van hoge verwachtingen. Aan onderlinge verschillen komt de methode tegemoet met niveaudifferentiatie en tempodifferentiatie. Niveaudifferentiatie: het werken met drie instructiegroepen Leerlingen verschillen in de mate waarin ze instructie en feedback nodig hebben. Daarom onderscheidt Taal in beeld drie verschillende aanpakken om de leerdoelen te bereiken. Via aanpak 1, 2 en 3 kunt u haalbaar en effectief tegemoetkomen aan de verschillende onderwijsbehoeften (instructiedifferentiatie). Een organisatieschema bij elke les geeft aan hoe het werkt en laat zien welke opdrachten de leerlingen in de diverse
Aanpak 3 Wat ga je leren?
aanpakken zelfstandig of juist begeleid kunnen doen. Ook voor een haalbaar en effectief groepsplan is het schema een prima basis. Een voorbeeld ziet u onder aan deze pagina. De drie instructiegroepen van Taal in beeld liggen in het verlengde van de gedifferentieerde manier van werken in de Zwijsen-methodes Veilig leren lezen en Estafette. U bepaalt de groepsindeling op basis van leerlingresultaten uit eerdere blokken en uw eigen observaties. Aanpak 3 is bedoeld voor leerlingen die de doelen zelfstandig kunnen bereiken. Zij krijgen de ruimte en het vertrouwen om lesactiviteiten individueel of samen met andere leerlingen uit te voeren. Taal in beeld maakt dit mogelijk door de volledige lesinhoud (inclusief introductie, instructie en evaluatie) in leerlingtaal te plaatsen in het leerlingmateriaal. Aanpak 2 is bedoeld voor leerlingen die een basisinstructie nodig hebben, maar daarna zelfstandig verder kunnen. Als leerkracht doorloopt u met hen samen de lesfasen Op verkenning en Uitleg. Leerkrachtonafhankelijk maken ze de overige opdrachten. Voor leerlingen in aanpak 1 vult u de basisinstructie aan met verlengde instructie en extra feedback. Daarna bespreken en maken ze onder uw begeleiding de opdrachten. Hierbij herhaalt en verdiept u de instructie en geeft u direct feedback. De fase duurt totdat de kinderen de leerstof voldoende ingeoefend hebben en doelgericht zelfstandig verder kunnen werken. Hoe zelfstandig leerlingen met Taal in beeld ook werken, elke les start met een korte gezamenlijke bespreking van het lesdoel en een gezamenlijke taakinstructie. Alleen zo kan gedifferentieerd werken geordend verlopen. Ook wordt elke les gezamenlijk afgesloten met een evaluatie van het lesdoel en het proces. Niveaudifferentiatie: opdrachten op niveau Behalve in instructiegroepen wordt er in Taal in beeld op opdrachtniveau (verwerkingsdifferentiatie) gedifferentieerd. In het leerlingmateriaal geven de pictogrammen aan hoe het niveau van de opdracht zich verhoudt tot het lesdoel. Opdrachten met één stip representeren het basisniveau van de
Aanpak 2
Aanpak 1
doel bespreken en taakinstructie
Op verkenning 1
2
introductie en uitleg
Uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag 3
4
5
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 6
7
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
8
les(doel) evalueren
Werkvormen:
6
6
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
GROEP 6
19-12-2013 13:39:53
les. Ze worden gemaakt door alle leerlingen uit alle (instructie-) aanpakken. Via de 1-stip-opdrachten werken leerlingen toe naar het fundamentele niveau én het streefniveau. Leerlingen die meer aankunnen dan het basisniveau, omdat ze sneller werken of zich het lesdoel sneller eigenmaken, kunnen binnen Taal in beeld opdrachten maken met twee stippen. Over het algemeen zullen dit de leerlingen in aanpak 2 en 3 zijn. Zij maken elke les één of enkele verrijkingsopdrachten die weliswaar binnen het lesdoel vallen, maar meer complexiteit in zich hebben. De lessen sluiten af met een verwijzing naar plustaken met drie stippen. Voor leerlingen die wél toe zijn aan plustaken, maar waarvoor het verhoogd niveau te hoog gegrepen is, zijn er extra taken met één of twee stippen. Pictogram
Niveau-indicatie t.o.v. lesdoel basisniveau verrijkt niveau verhoogd niveau
Niveaudifferentiatie na de toets Bij Taal in beeld maken kinderen aan het eind van elk blok een toetstaak. Deze is bedoeld om vast te stellen of leerlingen de doelen van het blok bereikt hebben. Is dit niet het geval, dan biedt de methode in de vierde week herhalingstaken om de stof alsnog onder de knie te krijgen. Een beschrijving van de herhalingstaken vindt u bij elk blok in de handleiding. Ook bij de herhalingstaken kunnen uw leerlingen, na een korte herhaling van de instructie, in principe zelfstandig aan de slag. Uw begeleiding wordt wel geadviseerd, want feedback is voor deze leerlingen enorm belangrijk. Niveaudifferentiatie en woordenschatsoftware Taal in beeld besteedt veel aandacht aan woordenschatontwikkeling. Onderzoeken tonen namelijk steeds duidelijker aan dat het hebben van een voldoende grote woordenschat een voorwaarde is voor een succesvolle taal- en leesontwikkeling. Het lastige bij woordenschatonderwijs is dat kinderen verschillen in de woordenschat die ze hebben. Om die reden werkt Taal in beeld, behalve met woordenschatlessen in het taal- en werkboek, met een uitgebreid softwareprogramma. Het unieke van dit programma is dat de woorden die aan bod komen, afgestemd worden op de individuele behoeften. Woorden worden eerst kort getoetst en op basis daarvan wordt vastgesteld of een kind ze verder moet oefenen. Op deze manier houdt het programma nadrukkelijk rekening met niveauverschillen tussen leerlingen en wordt beschikbare leertijd zo effectief en efficiënt mogelijk besteed. Niveaudifferentiatie en samenwerkend leren Bij Taal in beeld is samenwerkend leren een van de manieren om leerlingen de lesdoelen te laten bereiken. Het is een volwaardige werkvorm die kinderen goede voorwaarden biedt om van elkaar te leren. Taal in beeld houdt de organisatie haalbaar door het samenwerkend leren toe te spitsen op het werken in
duo’s. Wanneer u binnen de duo’s bewust een niveauverschil aanbrengt, ontstaat een waardevolle vorm van niveaudifferentiatie. U creëert een mogelijkheid waarin de betere leerling al werkend de instructie en feedback kan geven waaraan de minder goede leerling behoefte heeft. Ook al gebeurt dit dan misschien minder gestructureerd dan wanneer een leerkracht deze rol op zich zou nemen. Tempodifferentiatie Behalve in niveau verschillen leerlingen in het tempo waarmee ze door de lesstof gaan. Sommige kinderen hebben meer tijd nodig en andere zijn sneller klaar. Taal in beeld biedt ruimte voor tempodifferentiatie. De handleiding geeft hiervoor suggesties. Leerlingen die snel werken, kunnen bovendien aan de slag met de extra taken. Op papier kunnen ze verder met Taalmaker. Dit pakket bevat taken op drie niveaus: taken met één stip (op basisniveau), taken met twee stippen (op verrijkt niveau) en taken met drie stippen (op verhoogd niveau). Ook digitaal kunnen leerlingen die sneller werken aan de slag: met de online software of online plustaken via www.taalinbeeld.nl.
Samenwerkend leren met Taal in beeld Samenwerkend leren is een van de werkvormen in Taal in beeld. Taal in beeld zorgt ervoor dat het samenwerkend leren organisatorisch beheersbaar blijft. Om die reden wordt gekozen voor de meest praktische vorm: het werken in duo’s. Vrijwel alle opdrachten in Taal in beeld zijn geschikt om in duo’s te maken. Na het samenstellen van de duo’s kunt u ervoor kiezen om de taakuitvoering en taakverdeling over te laten aan de leerlingen zelf. U kunt ook enigszins sturen in de wijze waarop de twee kinderen samenwerken en kiezen voor een vaste samenwerkingsvorm. De handleiding geeft daarvoor bij elke les suggesties. U vindt deze suggestie onder het kopje Werkvormen. De verschillende samenwerkingsvormen van Taal in beeld zijn: - Samen nakijken (controleren van een gesloten opdracht) Na of tijdens het maken van de opdracht controleren de leerlingen elkaars werk op controleerbare zaken, zoals spelling of gesloten antwoorden. Door dit samen te doen, krijgen ze meer zekerheid over het goede antwoord. - Samen denken (brainstormen bij een open opdracht) Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze met elkaar van gedachten. Daardoor leren ze dat meerdere gedachten mogelijk zijn. Door elkaar suggesties te geven, verbreden ze hun kennis en inzicht. Tot slot voeren ze de opdracht individueel uit. - Samen antwoorden (antwoorden bij een open of gesloten opdracht) Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze mogelijke antwoorden uit. Daardoor zien ze beter welke antwoorden wel of niet mogelijk zijn. Tot slot kiezen ze een gezamenlijk antwoord.
7 tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 7
19-12-2013 11:28:28
- Samen commentaar geven (controleren van open opdrachten) Na het maken van de opdracht geven de leerlingen de uitwerking aan hun maatje. Die geeft commentaar en suggesties. Daarna stellen de leerlingen hun uitwerking bij. - Samen bouwen (verdelen van taken bij open of gesloten opdracht) De leerlingen bekijken samen de opdracht en kiezen een taakverdeling. Daarna voeren ze individueel hun deelopdracht uit. Aan het eind voegen ze de uitwerkingen samen. - Vragen stellen (kritisch bekijken van een open opdracht) Na of tijdens het maken van de opdracht stellen de leerlingen nieuwsgierige vragen over elkaars werk. Dit is niet bedoeld als overhoring, maar om elkaar te prikkelen tot een betere inhoud. Hierna vullen ze hun eigen werk aan. - Elkaar tips geven (ideeën genereren voor open opdrachten) De leerlingen lezen samen de opdracht en verduidelijken die naar elkaar. Vervolgens geven ze elkaar tips over wat wel of niet zou kunnen. Daardoor krijgen ze beter inzicht in de mogelijkheden. Tot slot werken ze individueel de opdracht(en) uit. - Elkaar vertellen (verbaliseren van een schets of schema) Als de leerlingen een schema/schets hebben gemaakt, vertellen ze elkaar in eigen woorden wat de schets of het schema inhoudt. Door de mondelinge uitleg zijn ze beter in staat om de opdracht schriftelijk uit te werken.
Toetsing en evaluatie in Taal in beeld Taal in beeld evalueert de resultaten van leerlingen gericht. De methode bevat evaluatiemomenten op de korte en middellange termijn. Het zijn methodegebonden toetsen die uitspraken doen over de mate waarin leerlingen de doelen van de methode hebben bereikt. Voor een evaluatie op de lange termijn verwijzen we u naar methodeoverstijgende toetsen. Korte termijn: elke les Taal in beeld stelt op de korte termijn vast of lesdoelen wel of niet bereikt zijn. Dit gebeurt op twee manieren. De leerlingen zelf maken in elke basisles in de fase Terugkijken een reflectieopdracht. Daarin stellen ze zelf vast wat ze geleerd hebben tijdens de les. Ook als leerkracht kunt u nagaan of de doelen bereikt zijn. Middellange termijn: elk blok Op de middellange termijn stelt Taal in beeld vast of leerlingen de doelen van het blok bereikt hebben. Hiervoor bevat elk blok een toetstaak. Op basis van de toets volgt een individueel advies voor het programma in de vierde week van elk blok. Sommige kinderen gaan dan aan de slag met herhalingstaken en andere werken aan plustaken. De toetstaak bestaat uit twee delen: een verplicht deel (basistoets) en een facultatief deel (extra toets). Met de basistoets toetst u de domeinen woordenschat, taalbeschouwing en – afwisselend – de domeinen spreken/luisteren en schrijven. De laatste twee domeinen komen niet beurtelings aan bod,
8
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 8
maar worden door het jaar heen even vaak getoetst. De basistoets werkt met meerkeuzevragen en is op papier en digitaal beschikbaar. Kiest u voor de papieren toets, dan maken uw leerlingen de vragen in een toetsboek en noteert u de resultaten op een registratieblad. Vervolgens leidt u een advies voor de vierde week af uit de toelichting op het registratieblad. Kiest u voor digitale toetsing, dan maken uw leerlingen de vragen op de computer. Vervolgens neemt de computer u veel werk uit handen, want de resultaten worden geautomatiseerd, geregistreerd, geanalyseerd en gerapporteerd. Ook krijgt u een vervolgadvies voor na de toets. Voor digitale toetsing heeft u de toetssite nodig. Deze site bevat de digitale toetsen zelf en de software die de analysefuncties uitvoert. Naast de basistoets kent Taal in beeld 2 per blok ook een facultatieve toets. Deze toetst de domeinen spreken/luisteren en schrijven intensiever met mondelinge en schriftelijke opdrachten. Deze extra toets bevat praktijkopdrachten die de leerlingen aanvankelijk begeleid moeten uitvoeren, maar na een oefenperiode ook zelfstandig kunnen doen. Het aantal opdrachten per blok wisselt, net zoals de aard van de opdrachten. De kinderen maken kennis met zelfbeoordeling en peerevaluatie; bij deze toetsen hoort een beoordelingsformulier. U kunt de kinderen ook zelf beoordelen met observatielijsten. U doet dit voor elke leerling twee of drie keer per jaar per domein. Evaluatie op lange termijn Wanneer u inzicht wilt hebben in het taalniveau van een leerling in het algemeen of in vergelijking met leeftijdgenoten, heeft u een gevalideerde toets nodig. Een dergelijke toets overstijgt de mogelijkheden van een taalmethode. Voor evaluaties op de lange termijn adviseren we u daarom gebruik te maken van toetsen die speciaal voor dit doel gemaakt zijn. Zoals de toetsen van de Cito-groep in het kader van haar leerlingvolgsysteem.
Taal in beeld in combinatiegroepen Taal in beeld is zeer geschikt voor het werken in combinatiegroepen. U hebt vier mogelijkheden om de methode in te zetten. Leerkrachtonafhankelijk leren Taal in beeld bevat volop mogelijkheden om zelfstandig te leren (individueel of samenwerkend). Dit geldt voor alle taaldomeinen. Het gevolg is dat Taal in beeld uitermate geschikt is voor het gebruik in combinatiegroepen of stamgroepen. Alle leerlingen kunnen leerkrachtonafhankelijk met de opdrachten aan de slag. Ze worden in hun eigen leerlingmateriaal attent gemaakt op de doelstelling van de les, oriënteren zich op de lesstof, krijgen uitleg in de vorm van beschreven tekstblokken, maken verwerkingsopdrachten en reflecteren op wat ze geleerd hebben. Doordat uw leerlingen zich volledig zelf kunnen redden, kunt u zich richten op de kinderen die uw hulp het hardst nodig hebben. U bepaalt welke kinderen op welk moment u intensiever begeleidt, onafhankelijk van de jaargroep waarin ze zitten.
GROEP 6
19-12-2013 11:28:33
Lessen omwisselen Bij Taal in beeld is het geen enkel probleem om lessen in het weekprogramma om te wisselen. Het weekprogramma kent geen gedwongen volgorde. Dit biedt uitkomst als op een bepaald moment toch de situatie ontstaat dat u twee jaargroepen tegelijkertijd begeleiding wilt geven (bijvoorbeeld omdat beide groepen op hetzelfde moment een interactieve les spreken/ luisteren op het programma hebben staan). U kunt dan bijvoorbeeld een van de jaargroepen zelfstandig met een schrijfles aan de slag laten gaan, terwijl u zelf de andere jaargroep bij de les spreken/luisteren begeleidt. Instructie stapelen Belangrijk voor combinatie- en stamgroepen is dat de leerstof van Taal in beeld – waar mogelijk – concentrisch is opgebouwd. In elke jaargroep komt op hetzelfde moment dus dezelfde leerstof aan de orde, uiteraard op een verschillend niveau. De lesuitleg voor de jaargroepen is met elkaar verbonden en overlapt elkaar deels. Zodra dit het geval is, kunt u ervoor kiezen om de instructie te stapelen. U start de instructie met de uitleg voor de laagste jaargroep en richt deze ook op de kinderen uit de hogere jaargroep(en). Op een gegeven moment koppelt u de laagste jaargroep af en gaan deze leerlingen zelfstandig aan de slag. U vervolgt de uitleg voor de hogere jaargroep en zet ook hen zelfstandig aan de slag. De terugblik op wat eerder aan bod is geweest, is voor leerlingen uit de hogere jaargroep een zinvol herhalingsmoment.
Deel 6a van Taal in beeld 2 bestaat uit de volgende materialen: - Taalboek 6a - Werkboek 6a - Antwoordenboek 6a - Handleiding 6a - Toetsboek groep 6 - Kopieerboek groep 6 - Taalmaker - Leerkrachtassistent groep 6 - Toetssite Taal in beeld groep 6 - Online software Woordenschat in beeld groep 6 - Online plustaken via www.taalinbeeld.nl Taalboek 6a Het taalboek bevat alle basislessen (1 t/m 8) van de vier taaldomeinen (woordenschat, spreken/luisteren, schrijven, taalbeschouwing). Leerlingen kunnen er elke les terecht voor de oriëntatie, instructie, een klein stukje van de verwerking en de evaluatie. Voorin staat een overzicht van alle gebruikte pictogrammen en hun betekenis. Werkboek 6a Leerlingen werken elke les in het werkboek. Dit bevat opdrachten die horen bij de verwerkingsfase (Aan de slag). Om leerlingen zelfstandig te laten werken, staat voorin een verklaring van alle gebruikte pictogrammen.
Verschillend begintijdstip Natuurlijk kunt u met Taal in beeld in combinatiegroepen ook werken met een verschillend begintijdstip. In dit zogenaamde ‘dakpanmodel’ start u de les voor de eerste jaargroep ongeveer tien minuten eerder. De instructiemomenten voor beide jaargroepen vinden zo direct na elkaar plaats en niet op hetzelfde moment.
Antwoordenboek 6a Het antwoordenboek bevat alle antwoorden op opdrachten uit het werkboek én het taalboek. De antwoorden op vragen uit het taalboek staan achterin. Open vragen herkent u aan de omschrijving ‘eigen antwoord’ of een voorbeeldantwoord. Met het antwoordenboek kunt u werk van leerlingen nakijken, of u laat hen dat zelf doen.
De materialen van Taal in beeld
Handleiding 6a In de handleiding staat het volledige lesprogramma voor de leerkracht, met extra tips voor bijvoorbeeld niveau- en tempodifferentiatie bij elke les. Bij elk blok worden de toetsactiviteiten beschreven. De handleiding beschrijft ook de herhalingstaken en bevat verwijzingen naar de plustaken.
Elk blok van Taal in beeld bestaat uit vier lesweken. De eerste drie weken zijn bestemd voor de basislessen: vier lessen per week. U vindt de lessen in het taalboek en het werkboek, ze worden toegelicht in de handleiding. De vijfde dag van elke week kunt u taallesvrij plannen, gebruiken als uitloopmogelijkheid of benutten voor plustaken. Aan het einde van week 3 of begin van week 4 neemt Taal in beeld een toets af. Kinderen die onvoldoende scoren gaan aan het werk met herhalingstaken. De handleiding en het registratieblad (in het kopieerboek of de leerkrachtassistent) geven op basis van de score aan welke herhalingstaken geschikt zijn. Alle overige kinderen kunnen aan de slag met plustaken (Taalmaker, online software Woordenschat in beeld of www.taalinbeeld.nl).
Toetsboek groep 6 Het toetsboek bevat de basistoetsen (meerkeuzetoetsen) en de facultatieve (extra) toetsen voor de domeinen spreken/ luisteren en schrijven van blok 1 t/m 8. De toetsantwoorden zijn opgenomen als kopieerblad in het kopieerboek. Kopieerboek groep 6 Het kopieerboek bevat de herhalingstaken bij elk blok, de antwoordbladen, de toetsantwoorden en registratie-/beoordelingsformulieren bij de toetsen.
9 tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 9
19-12-2013 11:28:38
Taalmaker Taalmaker is een verzameling plustaken op drie niveaus. U kunt ze in de les inzetten voor snelle leerlingen of in de vierde lesweek na de toets. Leerlingen kunnen bij Taalmaker kiezen uit papieren taken (uit de Taalmaker-doos) of digitale taken (via een speciale login op www.taalinbeeld.nl). Taalmaker laat leerlingen eigen taalproducten maken, zoals een reclameposter of advertentietekst. Leerkrachtassistent groep 6 De leerkrachtassistent Taal in beeld is een online programma dat de leerkracht assisteert door leerlingen te volgen en op maat te bedienen met gerichte instructie en oefenstof. Het programma geeft de leerkracht overzicht en biedt hulp bij gedifferentieerd werken, de lesvoorbereiding, de lesorganisatie, de lesinstructie op het digibord en de lesevaluatie. De leerkrachtassistent geeft aanpakadviezen die te gebruiken zijn bij het maken van een groepsplan. Het programma biedt volop gebruiksgemak. Tijdens (verlengde) instructiemomenten kunt u de materialen van de methode laten zien, filmpjes tonen en uw leerlingen interactieve oefeningen laten maken. Via het leerstofoverzicht schakelt u snel tussen materialen en gaat u bijvoorbeeld door naar de uitleg van een andere les die op dat moment actueel is. Bij het nabespreken van lessen kunt u antwoorden op het digibord tonen, zodat leerlingen hun werk direct zelf kunnen nakijken. En bij het voorbereiden van lessen kunt u aantekeningen maken of zelf afbeeldingen toevoegen die de uitleg ondersteunen. Omdat de software online staat, bent u daarbij niet aan één plaats gebonden. Toetssite Taal in beeld 6 De toetssite is een compleet programma voor digitale toetsen, resultatenoverzichten en daaruit voortvloeiende groeps- en leerlingplannen. De toetssite is ook een waardevol hulpmiddel als u de leerlingen niet digitaal, maar in de toetsboekjes laat werken. U dient dan wel handmatig de toetsresultaten in te voeren. Via de toetssite worden namelijk allerlei gegevens gekoppeld. Vanuit het digimenu in de leerkrachtassistent kunt u bijvoorbeeld het toetsresultatenoverzicht van uw groep opvragen en groepsplannen maken. Of u kunt direct zien welke leerlingen op basis van de toetsresultaten aan de slag moeten met herhalingstaken. Die kunt u vervolgens allemaal tegelijk op naam vanuit de toetssite printen. De toetssite bestaat uit een leerlingdeel en een leerkrachtdeel. Het leerlingdeel bevat de digitale toetsen, het leerkrachtdeel de resultatenoverzichten, adviezen en gegenereerde (groeps)plannen. Online software Woordenschat in beeld 6 Dit is een online computerprogramma bij de het domein woordenschat. Het programma werkt doelgericht naar een vergroting van de woordenschat. Leerlingen werken op hun eigen niveau.
10
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 10
Online plustaken Dit is een verzameling taken die een verdere differentiatie in tempo of niveau mogelijk maakt. Een overzicht vindt u op www.taalinbeeld.nl.
De leerstof in Taal in beeld Referentieniveaus De leerstof in Taal in beeld 2 is afgestemd op de referentieniveaus. Dit garandeert een compleet dekkend leerstofaanbod voor alle leerlingen. Bovendien sluit de lesstof naadloos aan bij wat de leerlingen in het vervolgonderwijs aangeboden krijgen. Taal in beeld 2 behandelt alle basisschoolstof en – voor leerlingen die dat aankunnen – meer. Het gaat dan om de leerstof van niveau 1F (fundamenteel niveau voor het basisonderwijs) en niveau 1S/2F (streefniveau voor het basisonderwijs/fundamenteel niveau voor delen van het vmbo en mbo 1/2). Taal in beeld 2 vult dit aan met leerstofelementen van niveau 2S/3F (eind vmbo, havo en mbo 4). De lesbeschrijvingen in de handleiding geven steeds een indicatie van het niveau van de leerstof. Over de leerjaren heen is de leerstof als volgt opgebouwd:
Groep 4 5 en 6 7 en 8
Referentieniveau (Voorbereiding op) 1F Accent op 1F Accent op 1S/2F en hoger
In het leerlingmateriaal geven de pictogrammen aan wat het niveau is van de opdracht in relatie tot het lesdoel. Op basis hiervan kunnen ook uitspraken worden gedaan over het bereiken van de referentieniveaus. De leerlingen verwerken de volledige leerstof voor de referentieniveaus 1F en 2F/1S in de opdrachten met één stip. Een aantal lesdoelen heeft zelfs leerstofelementen uit niveau 3F/2S in zich. Hiervoor is gekozen als de betreffende leerstof altijd al erkende basisschoolstof is geweest. De achterliggende reden hiervoor is dat de invoering van de referentieniveaus nooit mag leiden tot een niveauverlaging van het primair onderwijs. Vier taaldomeinen Taal in beeld besteedt elk jaar, van groep 4 t/m 8, ruime aandacht aan vier taaldomeinen: woordenschat, spreken/luisteren, schrijven (stellen) en taalbeschouwing. Voor het spellingonderwijs is er Spelling in beeld, een methode met een complete spellingleergang. Spelling in beeld werkt volgens dezelfde principes als Taal in beeld. Ook is er op tal van punten sprake van afstemming tussen beide methodes. Meer informatie vindt u op www.spellinginbeeld.nl. Binnen de diverse taaldomeinen leert Taal in beeld kinderen actief en bewust om te gaan met taal. Daartoe legt de methode het accent op taalstrategieën. Kinderen leren met Taal in beeld niet alleen hoe ze taal moeten gebruiken, maar ook welke taalvaardigheden ze op welk moment moeten toepassen. Zo
GROEP 6
19-12-2013 11:28:43
ontwikkelen ze taalcompetenties die hen in staat stellen actief en bewust om te gaan en te communiceren met taal. In de volgende hoofdstukken leest u per taaldomein welke leerstof in Taal in beeld aan de orde komt en hoe deze is opgebouwd. Een meer gedetailleerd overzicht van de leerlijnen vindt u op www.taalinbeeld.nl.
Taaldomein woordenschat In de woordenschatlessen in groep 4 en 5 richt Taal in beeld het leerstofaanbod op de beheersing van woordenschatstrategieën en kennis van doelwoorden. In die jaargroepen komt in elk bepaald blok dezelfde leerstofinhoud aan bod. In blok 3 is dat bijvoorbeeld betekenis afleiden uit de context en woordanalyse. In het schema ziet u welke leerstof in welk blok aan de orde komt. De indeling sluit aan bij de ordening van de referentieniveaus. Daarin zijn de onderdelen woordgebruik en woordenschat overigens niet terug te vinden als zelfstandig taaldomein, maar ze zijn ondergebracht bij andere domeinen. Woordenschatvaardigheden en -strategieën In de lagere jaargroepen legt Taal in beeld in de woordenschatlessen het accent op het aanleren van vaardigheden en strategieën. Daarbij worden twee typen woordenschatvaardigheden onderscheiden: één om de betekenis van woorden te achterhalen (woordleervaardigheden) en één om de betekenis van woorden te onthouden (woordonthoudvaardigheden). Leerlingen laten zien dat ze deze vaardigheden beheersen en kunnen toepassen (strategie), als ze de woordonthoud- en woordleervaardigheden op het juiste moment kunnen inzetten. De volgende vaardigheden komen in groep 4 en 5 op hetzelfde moment in het jaar aan bod: Woordleervaardigheden: - woordbetekenis afleiden uit afbeeldingen; - woordbetekenis afleiden uit de tekst (of context); - woordbetekenis afleiden door woordanalyse; - woordbetekenis opzoeken; - woordbetekenis navragen. Blok
Leerstofinhoud domein woordenschat
1
instap en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
2
betekenis afleiden uit afbeeldingen
3
betekenis afleiden uit de context betekenis afleiden uit het woord zelf (woordanalyse)
4
betekenis onthouden met tekst en beeld
5
betekenis onthouden met een woordennetwerk (uitbreiden)
6
betekenis onthouden door uitleggen, uitbeelden en raadsels
7
betekenis in breder perspectief plaatsen (woorden openen)
8
terugblik en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
Woordonthoudvaardigheden: - woordbetekenis onthouden in tekst en beeld (bijvoorbeeld een tekening, foto of strip, een woordkaart, een bijschrift); - woordbetekenis onthouden door woorden associatief of relationeel te groeperen in een woordennetwerk (bijvoorbeeld woordweb, woordpaar, woordgroep, woordkast, woordparaplu, woordpad, woordtrap); - woordbetekenis onthouden door de betekenis uit te leggen (zoals een voorbeeld geven), uit te beelden (bijvoorbeeld mimisch of met een raadsel) en uit te breiden (bijvoorbeeld geografische, historische, sociale invalshoek). Vanaf groep 6 maakt Taal in beeld de leerlingen vertrouwd met de laatste woordenschatvaardigheden en -strategieën. Daarbij worden alle vaardigheden gericht toegepast. In de hogere jaargroepen werkt Taal in beeld toe naar integratie van kennis. Het leren denken in netwerken speelt daarbij een belangrijke rol. Doelwoorden leren Taal in beeld biedt de woordenschatstrategieën en -vaardigheden aan in verschillende lesfasen (Op verkenning, Uitleg, Aan de slag, Terugkijken). In het verlengde hiervan worden de doelwoorden geïntroduceerd. De betekenis van de doelwoorden komt specifiek aan bod op woordenschatpagina’s (woordenlijsten), voorafgaand aan elk blok. Deze pagina’s kunt u inzetten voor preteaching, als naslagmogelijkheid of extra oefening tussendoor. In de basislessen zelf heeft Taal in beeld ervoor gekozen de woordbetekenissen alleen te raken. Kinderen verschillen onderling enorm in vocabulaire en in veel gevallen is het onnodig om álle leerlingen over álle woorden uitgebreid uitleg te geven. Kinderen die dat nodig hebben, kunnen aan de slag met de online software Woordenschat in beeld. Hierin worden alle doelwoorden (en meer) intensief gesemantiseerd, geconsolideerd en gecontroleerd. De gecombineerde aanpak van doelwoorden in de lessen en in de software sluit nauw aan bij de gangbare inzichten op het gebied van woordenschatdidactiek, zoals de Viertakt van Verhallen (voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren). Taal in beeld gebruikt de succesvolle elementen uit deze aanpak, maar komt tevens met oplossingen voor bekende Leer- en onthoudvaardigheden
Relatie met Viertakt
woordleervaardigheden
semantiseren
controleren woordonthoudvaardigheden consolideren
11 tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 11
19-12-2013 11:28:50
knelpunten, zoals het intensieve karakter van de aanpak (veel tijd voor relatief weinig doelwoorden) en het lage rendement op groepsniveau (kinderen gaan deels aan de slag met woorden die ze al kennen). Keuze van doelwoorden De keuze van de doelwoorden in Taal in beeld is afgestemd op de thema’s van de diverse blokken in de methode en de woordenschatvaardigheden die op dat moment centraal staan. Daarnaast is rekening gehouden met de moeilijkheidsgraad en frequentie van woorden op een bepaalde leeftijd (gebaseerd op onderzoek van Schrooten en Vermeer en de woordenlijst Amsterdamse Kinderen). Heel algemeen vallen de doelwoorden uiteen in drie categorieën: - algemene dagelijkse woorden; - schooltaalwoorden; - woorden die nodig zijn om te kunnen reflecteren op taal. Binnen deze categorieën heeft Taal in beeld gezocht naar variatie in woordsoorten (zoals werkwoorden, zelfstandige naamwoorden en bijwoorden) en woordcombinaties (uitdrukkingen en gezegden). Taal in beeld ontleent de omschrijving van woordbetekenissen aan de Junior Van Dale. Online software Woordenschat in beeld De woordenschatsoftware bij Taal in beeld is ontwikkeld om de woordenschat van kinderen gericht verder uit te breiden. De software werd mede ontwikkeld door woordenschatexperts Carry van de Guchte en Anne Vermeer. Leerlingen die ermee gaan werken, krijgen in eerste instantie de doelwoorden aangeboden die ook in het taal- en werkboek aan de orde zijn geweest. Maar zodra ze die beheersen, krijgen ze een groot aantal nieuwe woorden gepresenteerd. Het totaal aantal doelwoorden dat Taal in beeld op deze manier per blok aanbiedt, is ongeveer 80. Leerlingen werken echter alleen met doelwoorden die ze nog niet kennen. Het programma test vooraf welke woorden bekend zijn, waardoor kinderen aan de slag gaan met een individuele woordselectie. Dit maakt Woordenschat in beeld geschikt voor leerlingen die moeite hebben met de doelwoorden, maar ook voor kinderen die de basisdoelen van de lessen al bereikt hebben. Doordat het programma leerlingen laat oefenen op hun eigen niveau, is het bijzonder geschikt als plustaak. Meer informatie over Woordenschat in beeld vindt u op www.taalinbeeld.nl.
Taaldomein spreken/luisteren In de lessen spreken/luisteren richt Taal in beeld het leerstofaanbod op drie gebieden: spreken, luisteren en gesprekken. Bij spreken en luisteren is sprake van eenrichtingsverkeer: een leerling richt zich als spreker tot de andere leerling(en) en de andere leerling(en) richt(en) zich als luisteraar tot de spreker. De vorm kan variëren van een simpele mededeling tot een spreekbeurt. Bij gesprekken is sprake van een wederkerige relatie: beide leerlingen nemen gelijkwaardig deel aan het gesprek en zijn zowel spreker als luisteraar. Dat kan variëren van een simpele uitwisseling van ervaringen tot een debat over een maatschappelijk verschijnsel. Over de jaargroepen heen is de leerstof van het domein spreken/ luisteren in een bepaald blok gericht op dezelfde leerstofinhouden. In blok 6 is dat bijvoorbeeld bespreken en onderbouwen. Zo bouwt Taal in beeld de leerstof concentrisch op en kunt u het lesaanbod van verschillende leerjaren optimaal op elkaar afstemmen. Het schema geeft aan in welk blok welke leerstofinhoud aan de orde is. De indeling sluit aan bij de ordening van de referentieniveaus. Blok Leerstofinhoud domein spreken/luisteren 1
instap en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
2
spreken: voorbereiden en uitvoeren
3
gesprekken: uitwisselen van gedachten en deelnemen aan discussie en overleg
4
spreken: spreektechnieken
5
spreken: beschrijven, bevragen en verslag doen
6
gesprekken: bespreken en onderbouwen
7
spreken en luisteren: instructies en publiek
8
terugblik en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
Vaardigheden en strategieën Taal in beeld belicht specifieke vaardigheden voor spreken, luisteren en het voeren van gesprekken. Bij spreken en luisteren gaat het om vaardigheden die in elkaars verlengde liggen. Wanneer een leerling bijvoorbeeld als spreker moet letten op zijn stemgebruik, zal ook de leerling die luistert daarop letten. Bij gesprekken gaat het om vaardigheden die voor spreker en luisteraar hetzelfde zijn. Bij een gesprek gaat het namelijk om een gezamenlijke uitwisseling van gedachten over hetzelfde onderwerp. De spreekvaardigheden in Taal in beeld richten zich op: - de inhoud: wat wil ik zeggen? - de vorm: hoe zeg ik het? - de strategie: waar moet ik op letten? - de presentatie: welke hulpmiddelen kan ik gebruiken? - de feedback: hoe wordt er gereageerd?
12
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 12
GROEP 6
19-12-2013 11:28:55
Bij het actief toepassen van spreken, luisteren en gesprekken leert Taal in beeld kinderen de juiste strategie te kiezen. Welke vaardigheden die ik heb geleerd, kan ik gebruiken? Welke pas ik toe en waar let ik daarbij op? Dit gebeurt steeds in drie fasen: - de voorbereiding; - de uitvoering; - de evaluatie. Verbaal en non-verbaal gedrag Bij spreken/luisteren speelt niet alleen verbaal, maar ook nonverbaal gedrag een rol. Taal in beeld leert kinderen met beide aspecten rekening te houden. Het verbale gedrag uit zich in de vaardigheden voor spreken en luisteren, zoals stemgebruik en woordkeuze. Het non-verbale gedrag uit zich in gezichtsuitdrukking, lichaamstaal, gebaren en zwijgen (pauzes). Leerlingen leren hier als spreker en luisteraar alert op te zijn en de non-verbale signalen op te vangen. Non-fictie en fictie Taal in beeld leert kinderen diverse boodschappen over te dragen. Deze boodschap kan informatie en waargebeurde verhalen (non-fictie) betreffen, maar ook fantasie (fictie). De leerlingen gaan aan de slag met non-fictievormen als berichten, meningen, persoonlijke ervaringen en ideeën en leren deze te preciseren. Ze werken ook met fictievormen als verhalen, gedichten en toneelstukken en leren die als podiumtekst te presenteren.
Taaldomein schrijven In de lessen schrijven richt Taal in beeld het leerstofaanbod op het schrijfproces (de schrijfroute), de schrijfvaardigheden, correspondentie, vastlegging van gegevens en het schrijven van openbare documenten. Over de jaargroepen heen is de leerstof in een bepaald blok gericht op dezelfde leerstofinhouden. In blok 7 is dat bijvoorbeeld communicatief schrijven, met een focus op formulieren, advertenties, aantekeningen. Zo bouwt Taal in beeld de leerlijn concentrisch op en kunt u de lesstof van verschillende leerjaren optimaal op elkaar afstemmen. Het schema geeft aan in welk blok welke leerstof aan bod komt. De indeling sluit aan bij de ordening van de referentieniveaus. Blok Leerstofinhoud domein schrijven 1 2 3 4 5 6 7
Zelf evalueren en bijsturen Taal in beeld leert kinderen in het domein spreken/luisteren hun eigen spreek- en luistergedrag te evalueren en bij te sturen. Door na te denken en te praten over gesprekken of luister- of spreekactiviteiten kunnen de vaardigheden die zijn opgenomen in het referentiekader namelijk worden verbeterd. Wanneer leerlingen deze vaardigheden beheersen en op het juiste moment kunnen gebruiken, beschikken ze over adequate spreek-, luister- en gespreksstrategieën. Zo ontwikkelen ze zich tot competente sprekers, luisteraars en gesprekspartners.
8
instap en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis tekstsoorten: fictie en non-fictie schrijfstrategieën: focus op fasen uit de schrijfroute schrijfvaardigheden in correspondentie: focus op samenhang en doel/publiek expressief schrijven: focus op proza (verhalen), poëzie, toneel conceptualiserend schrijven: focus op verslagen, werkstukken, samenvattingen, artikelen communicatief schrijven: focus op formulieren, berichten, advertenties, aantekeningen herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
De schrijfroute Een belangrijk onderdeel binnen het domein schrijven is de schrijfroute. Kinderen leren daarbij dat het schrijfproces bestaat uit vijf fasen: 1. Opdrachtfase: schrijfopdracht goed doornemen. 2. Oriëntatiefase: een oriëntatie op de opdracht: het onderwerp, tekstsoort, doel en publiek. De leerlingen ordenen hun gedachten, zowel mondeling als schriftelijk. 3. Schrijffase: het schrijven van de eerste versie van de tekst, gebaseerd op de voorbereidingen uit fase 2. 4. Revisiefase: herlezen en/of herschrijven van de tekst. Met feedback van andere leerlingen en/of de leerkracht en reflectie op het eigen werk. 5. Publicatiefase: ervoor zorgen dat de tekst gelezen of gehoord wordt. Bijvoorbeeld door deze te plaatsen in de schoolkrant of op een weblog, of de tekst voor te lezen in de leeskring. Om de hele schrijfroute goed te doorlopen, moet er voldoende tijd worden ingepland. Leerlingen hebben tijd nodig om zich te oriënteren op de opdracht (incl. instructie), ideeën te verzamelen, een eerste versie van de tekst te schrijven, deze na te lezen en te bespreken en tot slot te herschrijven. De schrijfopdrachten
13 tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 13
19-12-2013 11:29:01
die in de schrijflessen worden aangeboden, kunnen in principe binnen een les worden afgerond, maar het verdient de voorkeur om de voorbereiding, het schrijven en het reviseren over meerdere momenten te verdelen. Sommige leerlingen hebben een compleet uitgewerkt plan in hun hoofd als ze beginnen met schrijven. Andere leerlingen hebben een vaag idee, dat ze pas tijdens het schrijven uitwerken. In de schrijflessen van Taal in beeld leren de leerlingen verschillende strategieën. Door te oefenen met de strategieën ontdekken ze na verloop van tijd welke manier van schrijven het beste bij ze past. De verschillen tussen de leerlingen zullen bij de diverse schrijfopdrachten zichtbaar worden. Het is goed om in het oog te houden dat de aangeleerde strategieën, zoals gebruikmaken van een schrijfplan, hulpmiddelen zijn in het schrijfproces, en ook op die manier beoordeeld moeten worden. Vrij schrijven en portfolio Leerlingen schrijven hun teksten in het werkboek en schrift. Daarnaast kunt u leerlingen in een speciaal schrift vrij laten schrijven op momenten die ze zelf kiezen. Het is hun eigen schrijfschrift met gedachten, verhalen, gedichten e.d. De teksten hoeven niet te voldoen aan vormkenmerken. Leerlingen worden op die manier gestimuleerd om vrijwillig te schrijven. Ze mogen hun teksten voorlezen of delen met anderen, als ze dat willen. U kunt de leerlingen ook een portfolio laten aanleggen. Laat leerlingen zelf kiezen welke teksten ze goed genoeg vinden om te bewaren. Met een portfolio kunnen ze reflecteren op hun eigen schrijfontwikkeling, maar ook krijgen ouders en de leerkracht van de volgende jaargroep een beeld van de vorderingen van een leerling.
14
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-algemeen.indd 14
Taaldomein taalbeschouwing In de lessen taalbeschouwing richt Taal in beeld het leerstofaanbod op woordbouw, zinsbouw en taalgebruik. In groep 4 t/m 6 is de leerstof in een bepaald blok zo veel mogelijk gericht op dezelfde leerstofinhouden. Zo bouwt Taal in beeld de leerstof concentrisch op. Het schema hieronder geeft aan in welk blok welke leerstofinhoud aan de orde is. De indeling sluit aan bij de ordening van de referentieniveaus. Blok 5 (stijl en betekenis) krijgt in de hogere jaargroepen een ander karakter. Taal in beeld heeft ervoor gekozen om onderwerpen als homoniemen, vakjargon en meertaligheid bij de andere taaldomeinen te behandelen, zoals bijvoorbeeld homoniemen bij woordenschat. Bij taalbeschouwing ligt het accent in groep 7 en 8 meer op de traditionele grammatica. Blok Leerstofinhoud domein taalbeschouwing 1
instap en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
2
woordsoorten
3
morfologie (woordbouw)
4
leestekens
5
stijl en betekenis
6
zinsdelen
7
zinnen
8
terugblik en herhaling: integratie van strategieën, vaardigheden en kennis
Van woordsoorten tot zinnen Taal in beeld behandelt bij het onderdeel woordsoorten de woordsoorten uit de traditionele grammatica: zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord, bijwoord, voorzetsel, telwoord, voegwoord en werkwoord. Het onderdeel morfologie (woordbouw) leert leerlingen hoe woorden uit twee woorden kunnen zijn samengesteld, welke voor- en achtervoegsels achter woorden kunnen komen, hoe het meervoud wordt gevormd en welke vormen het werkwoord kent. Bij het onderdeel leestekens gaat het uiteraard om het op de goede plaats zetten van de leestekens. Bij stijl en betekenis horen onderwerpen als logogrammen en pictogrammen, het verschil tussen standaardtaal en dialect, en het verschil tussen spreektaal en schrijftaal. In de hogere jaargroepen is er voor gekozen om deze onderwerpen bij de andere taaldomeinen te behandelen, zoals bijvoorbeeld homoniemen bij woordenschat. Het accent ligt bij taalbeschouwing in groep 7 en 8 meer op de traditonele grammatica. In het onderdeel zinsdelen gaat het om de traditionele zinsdelen: onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling. Bij het onderdeel zinnen leren leerlingen het verschil tussen gebiedende, vragende en mededelende zinnen. Ze leren zinnen langer en korter maken, welke zinnen in de tegenwoordige en verleden tijd staan, wat samengestelde zinnen zijn en wat het verschil is tussen de lijdende en de bedrijvende vorm.
GROEP 6
19-12-2013 11:29:06
BLOK
GEVOEL
4
99 tib2_6a_hl boek.indb 99
18-12-2013 14:52:56
BLOK 4 GEVOEL LES 1 WOORDENSCHAT BLOK
4 LES
1
Lesorganisatie
Doel • De leerlingen leren woorden door tegenstellingen en synoniemen. • Ze leren vijftien woorden.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
introductie en uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
doel bespreken en taakinstructie
Uitleg
3
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 84 en 85, 86 en 87 • Werkboek 6a, pagina 37 • Antwoordenboek 6a, pagina 37 • Schrift
4
5
6
opdrachten maken
7
Terugkijken
opdracht maken
8
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
Wanneer we woorden (aan)leren met behulp van tegenstellingen en synoniemen haken we aan bij reeds bestaande begrippen. Hier wordt een nieuw label aan gehangen (bij synoniemen) of er wordt van gezegd dat het nieuwe woord dit juist niet betekent (bij tegenstellingen). In deze les leren de leerlingen woorden door tegenstellingen en synoniemen.
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten
Doelwoorden
Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
je aanpassen aan apart identiek opmerken opvallend de outfit de scheldnaam speciaal het synoniem de tegenstelling de troetelnaam typisch het uiterlijke kenmerk uniek vergelijken
Op verkenning 1 Tekst lezen en op de gekleurde woorden letten. 2 Opschrijven waarom woordparen bij elkaar horen. Uitleg over woorden leren met synoniemen en tegenstellingen.
Didactische achtergrond
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
Aan de slag 3 In zinnen tegenstellingen en synoniemen kleuren. 4 Tegenstellingen lezen en betekenis opschrijven. 5 Synoniem en tegenstelling geven van identiek. 6 Twee uiterlijke kenmerken van jezelf opschrijven. Twee dingen opschrijven die opvallen aan je outfit. 7 Lijst maken met synoniemen en tegenstellingen uit de les en die aanvullen.
Terugkijken 8 Zinnen afmaken over woorden leren met tegenstellingen en synoniemen. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat woorden leren met synoniemen en tegenstellingen vaker aan bod komt. Schrijf een bijvoeglijk naamwoord op het bord en laat de leerlingen hier ‘mooiere’ varianten voor bedenken. Zo kan bij het woord leuk een rijtje synoniemen ontstaan met prettig, aangenaam, grappig, lollig, amusant, etc. En een rijtje tegenstellingen met bijvoorbeeld saai, vervelend, naar, onaangenaam, enzovoort. Dit kunt u uitbreiden met een werkwoord en een zelfstandig naamwoord.
100
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 100
GROEP 6
18-12-2013 14:53:03
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 7 en 8 in een schrift maken.
Extra bij Op verkenning Lees de tekst bij opdracht 1 voor en bespreek de doelwoorden in de tekst met de leerlingen. Welke woorden zijn al bekend?
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm:
Extra bij Uitleg Noem een aantal woorden en laat de leerlingen daar zo snel mogelijk een synoniem (lopen – wandelen, vertrekken – gaan, hoesten – kuchen) of een tegenstelling bij noemen (lang – kort, dik – dun, hoog – laag, stilte – lawaai, enzovoort).
Elkaar tips geven Opdracht 3-6. De leerlingen lezen samen de opdracht en verduidelijken die naar elkaar. Vervolgens geven ze elkaar tips over wat wel of niet zou kunnen. Daardoor krijgen ze beter inzicht in de mogelijkheden. Tot slot werken ze individueel de opdrachten uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Aan de slag U kunt opdracht 6 ook in spelvorm doen. Laat twee (groepen) leerlingen Wie is het? spelen. Beide nemen een leerling in het hoofd. Vraag steeds naar een uiterlijk kenmerk of een beschrijving van een outfit (Heeft hij blond haar? Heeft hij een bril?). De ander mag alleen met ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. Extra bij Terugkijken Laat leerlingen hun antwoord toelichten. Wat vinden ze nog moeilijk? Hebben ze tips voor elkaar?
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Laat deze leerlingen eventueel nadenken over synoniemen en tegenstellingen binnen het thema gevoel (kwaad – woedend, vrolijk – verdrietig). Ook kunnen ze proberen zoveel mogelijk synoniemen bij één (door u opgegeven) woord te zoeken. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken - Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus) of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl - Bied extra doelwoorden aan via het computerprogramma Woordenschat in beeld. Leerlingen die langzamer werken Laat eventueel opdracht 7 overslaan.
101 tib2_6a_hl boek.indb 101
18-12-2013 14:53:04
BLOK 4 GEVOEL LES 2 SPREKEN/LUISTEREN BLOK
4 LES
2
Doel
Lesorganisatie
De leerlingen leren dat ze gevoelens en persoonlijke ervaringen kunnen uitwisselen.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
introductie en uitleg
Uitleg
4
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond
doel bespreken en taakinstructie
3
2
opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 88 en 89 • Werkboek 6a, pagina 38 • Antwoordenboek 6a, pagina 38 • Schrift
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
5
6
7
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
8
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Dialoog lezen. 2 Aangeven wat er in het gesprek wordt verteld. 3 Vertellen over eigen ervaring met geven van complimenten. Uitleg over het vertellen over ervaringen en gevoelens.
Of je nu jong of oud bent, iedereen heeft eigen ervaringen. Door ervaringen met elkaar te delen, kijk je steeds even naar de wereld vanuit het perspectief van de ander. Omdat je over je eigen ervaringen vertelt, ben je extra gemotiveerd om ze voor de ander zo begrijpelijk en beeldend mogelijk te vertellen. Dat leidt er niet alleen toe dat je mensen om je heen beter leert begrijpen, maar het heeft ook een positief effect op de taalontwikkeling. In deze les leren de leerlingen dat je gevoelens en persoonlijke ervaringen kunt uitwisselen.
Aan de slag 4 Bedenken wat het kind dat is verhuisd, zou kunnen voelen. 5 Gedicht lezen en aan maatje vertellen over een vergelijkbare eigen ervaring. Maatjes wisselen ervaringen uit. Rollen wisselen. 6 Onderwerp kiezen en eigen ervaringen hiermee vertellen aan maatje. Maatjes wisselen ervaringen uit. Rollen wisselen. 7 Gedicht of verhaaltje schrijven over wat je doet als je een vervelend gevoel hebt. Terugkijken 8 Leerling geeft aan of hij goed over zijn gevoel kan praten. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat vertellen over gevoelens en persoonlijke ervaringen vaker aan de orde komt dan alleen in de taalles. Probeer hier daarom ook buiten de les aandacht aan te besteden. U kunt bij het kringgesprek de leerlingen laten vertellen over hun persoonlijke ervaringen. De aanleiding kan de ervaring van één van de leerlingen zijn, waar de andere leerlingen op aansluiten. Zorg hierbij altijd voor een veilig klimaat.
102
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 102
GROEP 6
18-12-2013 14:53:10
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 7 en 8 Opdracht 5 en 6 zijn duo-opdrachten.
Extra bij Op verkenning Laat de leerlingen zelf vertellen over iets wat ze hebben meegemaakt, bijvoorbeeld een wedstrijd of een logeerpartij. Vraag ook naar wat ze daarbij voelden.
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm:
Extra bij Uitleg Laat de leerlingen voorbeelden bedenken van momenten waarop ze de ander beter begrepen, toen ze wisten wat hij voelde of had meegemaakt.
Elkaar tips geven Opdracht 5 en 6. De leerlingen lezen samen de opdracht en verduidelijken die naar elkaar. Vervolgens geven ze elkaar tips over wat wel of niet zou kunnen. Daardoor krijgen ze beter inzicht in de mogelijkheden. Tot slot voeren ze de opdrachten uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Aan de slag Laat bij opdracht 5 verschillende leerlingen aan het woord. Herkennen anderen wat ze vertellen? Zorg ervoor dat de leerlingen zich veilig voelen. In een dergelijke omgeving is uitlachen of het belachelijk maken van elkaars gevoelens en ervaringen natuurlijk niet aan de orde. Extra bij Terugkijken Bespreek waardoor de leerlingen het moeilijk of makkelijk vinden om te vertellen over gevoelens en ervaringen. Maakt het uit aan wie ze hun verhaal vertellen? Of in welke omgeving? Wanneer voelen ze zich veilig genoeg?
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Deze leerlingen kunnen voor ieder kind in de groep een persoonlijk complimentje bedenken. Ook voor degenen die in de regel moeilijk complimentjes verdienen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken Laat eventueel opdracht 7 overslaan.
103 tib2_6a_hl boek.indb 103
18-12-2013 14:53:11
BLOK 4 GEVOEL LES 3 TAALBESCHOUWING BLOK
4 LES
3
Doel
Lesorganisatie
• Ze leren waar ze hoofdletters moeten gebruiken. • De leerlingen leren ook wat eigennamen zijn.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
3
introductie en uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld
doel bespreken en taakinstructie
Uitleg
4
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 90 en 91 • Werkboek 6a, pagina 39 • Antwoordenboek 6a, pagina 39 • Schrift
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
5
6
7
opdrachten maken
8
Terugkijken
opdracht maken
9
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten
Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
Didactische achtergrond
Uitleg over hoofdlettergebruik en eigennamen.
De leerlingen herhalen dat ze aan het begin van een zin een hoofdletter moeten gebruiken. In deze les leren ze dat mensen, dieren en dingen een naam kunnen hebben. We noemen dit eigennamen. Bij eigennamen worden ook hoofdletters gebruikt. Dit geldt met name voor aardrijkskundige namen, merknamen en namen van feesten. Ook titels van boeken en films schrijf je met een hoofdletter.
Aan de slag 4 In zinnen aangeven welke letters hoofdletters moeten zijn. 5 Vriendenboekje invullen met correct gebruik van hoofdletters. 6 Namen uit eigen omgeving opschrijven met correcte hoofdletters. 7 Aangeven in welke zinnen het hoofdlettergebruik goed is. 8 Vijf zinnen schrijven met correct hoofdlettergebruik.
Op verkenning 1 Tekst lezen en letten op de hoofdletters. 2 Aangeven welke woorden in de tekst een hoofdletter hebben. 3 Eigen voor- en achternaam en adres schrijven met correct hoofdlettergebruik.
Terugkijken 9 Leerling geeft aan welke nieuwe dingen over hoofdletters hij heeft geleerd. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat leerlingen vaker met hoofdletters bezig zijn. Probeer hier daarom ook buiten de taalles aandacht aan te besteden. Let er bijvoorbeeld op of de leerlingen bij aardrijkskunde de aardrijkskundige namen met een hoofdletter schrijven. Als u hier tijdens de lessen vaak genoeg op wijst, zal het hoofdlettergebruik op den duur een automatisme worden.
104
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 104
GROEP 6
18-12-2013 14:53:18
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 6, 7, 8 en 9 in een schrift maken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor eens samenwerkingsvorm: Samen antwoorden Opdracht 4 en 7. Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze mogelijke antwoorden uit. Daardoor zien ze beter welke antwoorden wel of niet mogelijk zijn. Tot slot kiezen ze een gezamenlijk antwoord.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Op verkenning Bekijk samen de tekst. Wat zou er gebeuren als er geen hoofdletters en punten zouden staan? Laat eventueel de tekst voorlezen. Wijs er nog eens op dat je in een tekst bij een punt na een zin altijd even rust moet nemen. Extra bij Uitleg Laat de leerlingen overal eigen voorbeelden bij noemen. Behandel enkele achternamen van leerlingen uit de klas die met de, van of van de(r/n) beginnen. Extra bij Aan de slag Let erop dat bij opdracht 5 het op ĂŠĂŠn na laatste antwoord niet met een hoofdletter geschreven wordt. Hier hoeft alleen maar een beroep ingevuld te worden. Extra bij Terugkijken Vraag wat de leerlingen moeilijk vonden in deze les. Geef zo nodig wat extra uitleg.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken Laat deze leerlingen eventueel opdracht 8 overslaan.
105 tib2_6a_hl boek.indb 105
18-12-2013 14:53:19
BLOK 4 GEVOEL LES 4 SCHRIJVEN BLOK
4 LES
4
Lesorganisatie
Doel • De leerlingen leren hoe ze informatie kunnen vragen. • Ze leren ook het tekstdoel bepalen.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
3
introductie en uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld
doel bespreken en taakinstructie
Uitleg
4
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 92 en 93 • Werkboek 6a, pagina 40 • Antwoordenboek 6a, pagina 40 • Schrift
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
5
6
7
8
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
9
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten
Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
Didactische achtergrond
Uitleg over het schrijven van een informatieverzoek en het doel van een tekst.
Elke geschreven tekst heeft een doel. Doelen zijn bijvoorbeeld: het beschrijven van gevoelens, instructie geven, verhalen schrijven of je mening geven. Verschillende doelen zijn al aan de orde geweest, zonder voor de leerlingen het begrip doel te noemen. Het doel van de tekst is waarom je de tekst schrijft. In deze les wordt dat begrip geïntroduceerd. Leerlingen leren zich bewust te worden van het doel van een tekst. In deze les leren ze een verzoek om informatie te schrijven. Er wordt ingegaan op het doel van zo’n verzoek.
Aan de slag 4 Aangeven waarom het kind informatie vraagt. 5 Aangeven wat het kind in haar briefje kan schrijven. 6 Kort briefje schrijven met verzoek om informatie. 7 Geschreven briefje van opdracht 6 controleren en verbeteren. 8 E-mail schrijven om informatie te vragen over ponykamp. Daarna controleren en verbeteren.
Op verkenning 1 E-mails lezen. 2 Aangeven dat de e-mail een informatieverzoek is. 3 Bedenken wat het doel was van de informatieaanvraag.
Terugkijken 9 Leerling geeft aan of hij tevreden is over zelfgeschreven tekst en waarom wel of niet. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat leerlingen zich bij het schrijven van een tekst bewust zijn van het doel. Leg dat doel uit. Bij een tekst in het schrift van een zaakvak is het doel bijvoorbeeld dat ze iets beter begrijpen of beter onthouden. Laat leerlingen ook eens buiten de les een verzoek om informatie schrijven. Doe dit zo veel mogelijk in authentieke situaties. Laat de leerlingen bijvoorbeeld zelf een brief of e-mail schrijven voor het lenen van themaboeken uit de bibliotheek.
106
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 106
GROEP 6
18-12-2013 14:53:25
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2
Begeleid leren: aanpak 1 en 2
Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 6, 7, 8 en 9 in een schrift maken. Controleer of leerlingen begrijpen wat het doel van een tekst is.
Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Tips voor samenwerkingsvormen:
Extra bij Op verkenning Laat voorbeelden van een verzoek om informatie zien, bijvoorbeeld een briefje dat u zelf wel eens heeft geschreven. Laat leerlingen reageren. Is het duidelijk waarom u dit heeft geschreven? Zouden zij het anders hebben gedaan?
Samen denken Opdracht 4 en 5. Zodra de leerlingen de opdrachten voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze met elkaar van gedachten. Daardoor leren ze dat er soms meerdere gedachten mogelijk zijn. Ze geven elkaar suggesties en schrijven daarna het antwoord individueel op. Elkaar tips geven Opdracht 6-8. Na het lezen van de opdracht wisselen de leerlingen van gedachten over het schrijven van een verzoek om informatie. Ze schrijven de tekst individueel of gezamenlijk. Als de tekst af is, wisselen ze tips uit over hoe ze de tekst nog kunnen verbeteren.
Extra bij Uitleg Bespreek dat je er bij het schrijven van een tekst, bijvoorbeeld een verzoek om informatie, rekening mee moet houden wat het doel is. Je kunt dan zo gericht mogelijk schrijven: je stelt bijvoorbeeld een vraag of je schrijft op wat je mening is. Extra bij Aan de slag Laat (terwijl u een verzoek om informatie op het bord schrijft) hardop denkend zien dat het doel belangrijk is: bedenk eerst wat je precies wilt weten. Schrijf dat goed op in je vragen. Extra bij Terugkijken Laat leerlingen vertellen of ze tevreden zijn over hun tekst of niet. Laat wat teksten voorlezen en vraag anderen te reageren. Laat ook tips geven van wat er beter zou kunnen.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken - Laat deze leerlingen opdracht 6 mondeling doen - Laat deze leerlingen eventueel opdracht 8 overslaan.
107 tib2_6a_hl boek.indb 107
18-12-2013 14:53:26
BLOK 4 GEVOEL LES 5 WOORDENSCHAT BLOK
4 LES
5
Doel
Lesorganisatie
• De leerlingen leren woorden onthouden met een woordkast. • Ze leren vijftien woorden.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
introductie en uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
doel bespreken en taakinstructie
Uitleg
3
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 84 en 85, 94 en 95 • Werkboek 6a, pagina 41 • Antwoordenboek 6a, pagina 41 • Schrift
4
5
6
7
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
8
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
Om woordbetekenissen te verankeren in het woordenschatnetwerk moeten ze ingeoefend worden. Daarvoor staan verschillende manieren ter beschikking. Eerder hebben de leerlingen al het woordweb, het woordpaar, het woordgroepje en de woordparaplu geleerd. Een andere manier om woorden te onthouden, is met behulp van een woordkast. In de woordkast staan woorden die een tegenstelling vormen. Ook kunnen in een woordkast kenmerken opgesomd staan. In deze les leren de leerlingen woorden onthouden met een woordkast.
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten
Doelwoorden
Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
agressief attent bazig bedeesd bekend staan als de dromer de eigenschap ernstig gejaagd gevoelig het innerlijk maf nieuwsgierig de stemming de zeurpiet
Op verkenning 1 Tekst lezen en op de gekleurde woorden letten. 2 Twee woordwebben maken bij gejaagd en sloom. Uitleg over woorden onthouden met een woordkast.
Didactische achtergrond
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
Aan de slag 3 Twee woorden vergelijken in een woordkast. 4 Doelwoord vergelijken in een woordkast met een zelf te kiezen woord. 5 Twee doelwoorden vergelijken in een woordkast. 6 Aangeven welke woorden in een woordkast vergeleken kunnen worden. 7 Woord kiezen om innerlijk mee te vergelijken en woordkast maken.
Terugkijken 8 Mening geven over het vergelijken van woorden in een woordkast. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat woorden vergelijken in een woordkast vaker aan de orde komt dan alleen in de taalles. Misschien kunt u woordkasten inzetten voor het vergelijken van nieuwe begrippen bij zaakvakken. Of laat op het bord woordkasten maken naar aanleiding van een discussie-onderwerp waardoor tegenstellingen of voor- en nadelen in kaart worden gebracht.
108
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 108
GROEP 6
18-12-2013 14:53:33
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 7 en 8 in een schrift maken.
- Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven. Wanneer ben je bijvoorbeeld gehaast? Wat doet iemand die een dromer is? U kunt de woordwebben gezamenlijk op het bord maken.
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm:
Extra bij Uitleg Herhaal kort de netwerken die al bekend zijn (het woordpaar, het woordgroepje, het woordweb en de woordparaplu). Wat voor woorden zet je erin? Leg nadruk op de relaties tussen de woorden. Benadruk dat het in een woordkast gaat om verschillen. Je gebruikt een woordkast voor tegenstellingen, maar ook voor woorden die verschillend zijn. Je kunt bijvoorbeeld ook twee sporten of twee gevoelens met elkaar vergelijken in een woordkast.
Samen denken Opdracht 3-5. Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze met elkaar van gedachten. Daardoor leren ze dat meerdere gedachten mogelijk zijn. Door elkaar suggesties te geven, verbreden ze hun kennis en inzicht. Tot slot voeren ze de opdracht individueel uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning - Lees de tekst bij opdracht 1 voor en bespreek de doelwoorden. Zijn er al woorden bekend bij de groep?
Extra bij Aan de slag - Laat een leerling bij opdracht 4 zijn woorden in het rechter deel van de kast voorlezen. Kunnen de anderen raden met welk woord het woord maf is vergeleken? - Bespreek bij opdracht 6 waarom de woorden bij elkaar horen. Laat eventueel ook woorden bedenken die in de kast zouden passen. Extra bij Terugkijken Laat de leerlingen motiveren wat ze makkelijk en moeilijk vinden. Waarom is een woordkast handig? Is een woordkast voor alle woorden een handig netwerk?
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Laat deze leerlingen de drie woordkasten van opdracht 6 ook daadwerkelijk uitwerken. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken - Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus) of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl - Bied extra doelwoorden aan via het computerprogramma Woordenschat in beeld. Leerlingen die langzamer werken Laat deze leerlingen eventueel opdracht 7 overslaan.
109 tib2_6a_hl boek.indb 109
18-12-2013 14:53:34
BLOK 4 GEVOEL LES 6 SPREKEN/LUISTEREN BLOK
4 LES
6
Doel
Lesorganisatie
De leerlingen leren letten op stemgebruik.
Aanpak 3 Wat ga je leren?
Aanpak 2
Aanpak 1
doel bespreken en taakinstructie
Op verkenning referentieniveau: 1F
1
2
3
introductie en uitleg
Uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Materialen Basisstof • Taalboek 6a, pagina 96 en 97 • Werkboek 6a, pagina 42 • Antwoordenboek 6a, pagina 42 • Schrift Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond Mensen communiceren niet alleen door middel van taal/woorden, maar lichaamstaal en stemgebruik spelen ook een belangrijke rol. Zeker wanneer we spreken over onze eigen emoties. Onderzoekers zijn het erover eens dat meer dan de helft van communicatie tussen mensen bestaat uit non-verbale communicatie. Het is dus van belang dat leerlingen weten hoe ze stem en lichaamstaal kunnen gebruiken, zodat ze deze adequaat kunnen inzetten in de communicatie. In deze les leren de leerlingen naast het letten op hun stemgebruik ook dat je met je stem kunt spelen. Daarbij imiteren de leerlingen bijvoorbeeld geluiden en stemmen.
Aan de slag 4
5
6
7
8
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
9
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Gedicht op twee manieren voorlezen, met maatje. 2 Vertellen hoe het maatje voorleest; is het verschil te horen? 3 Eigen mening geven over beste manier om het gedicht voor te lezen. Uitleg over stemgebruik en intonatie bij voorlezen Aan de slag 4 Van twee zinnen aangeven hoe de intonatie zou moeten zijn. 5 Tekst voorlezen aan maatje, langzaam en snel. Wisselen van rol. Aangeven wat de beste manier is en waarom. 6 Tekst lezen en markeren waar je je stem anders gebruikt. 7 Maatjes lezen elkaar tekst voor en geven aan hoe de ander zijn stem gebruikt. 8 Twee woorden uit de woordenlijst kiezen en hiermee klein toneelstukje schrijven. Daarbij aangeven hoe de intonatie moet zijn. Tekst laten voorlezen door het maatje. Terugkijken 9 Leerling geeft aan wat hij heeft geleerd, laat het maatje voorbeelden van stemgebruik horen en imiteert een stem en geluid. Tot slot mening geven over spelen met de eigen stem. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat letten op stemgebruik vaker aan de orde komt dan alleen in de taalles. Probeer hier daarom ook buiten de les aandacht aan te besteden. U kunt een sprekershoek inrichten, waarin de leerlingen kunnen vertellen over een zelfgekozen onderwerp, waarbij ze letten op hun stemgebruik.
110
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 110
GROEP 6
18-12-2013 14:53:41
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3 en 8 in een schrift maken. Opdracht 1, 5, 7, 8 en 9 zijn duo-opdrachten.
Extra bij Op verkenning U kunt zelf het gedicht voorlezen, het eerste deel knorrig en mopperend en het tweede deel vrolijk. Laat de leerlingen vertellen waaraan ze het verschil horen.
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm:
Extra bij Uitleg - Laat de leerlingen het voorbeeld naspelen waarbij ze letten op het stemgebruik. - U kunt ook samen een zin kiezen die de leerlingen op diverse manieren zeggen. Wanneer klinkt het blij, verlegen, boos, spannend?
Elkaar tips geven Opdracht 4-6. De leerlingen lezen samen de opdracht en verduidelijken die naar elkaar. Vervolgens geven ze elkaar tips over wat wel of niet zou kunnen. Daardoor krijgen ze beter inzicht in de mogelijkheden. Tot slot werken ze individueel de opdracht uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Aan de slag - Laat de leerlingen bij opdracht 4 de twee zinnen ook eens voorlezen met een intonatie die juist helemaal niet past. Bespreek daarna waarom dat niet goed voelt. - Bij opdracht 5 kunt u de tekst zelf twee keer voorlezen. De leerlingen vertellen welke manier ze het beste vonden en waarom. Misschien zouden ze de tekst nog heel anders willen voorlezen, laat ze hiermee dan experimenteren als aanloop naar opdracht 6 waar ze het stemgebruik zelf moeten kiezen. Extra bij Terugkijken Laat de leerlingen hun keuzes toelichten. Laat ze elkaar voordoen hoe ze hun stem gebruiken in een bepaalde situatie.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Deze leerlingen kunnen in jabbertalk een verhaal vertellen. Jabbertalk wordt gebruikt om in drama een improvisatiewijze aan te duiden waarbij acteurs klanken gebruiken zonder herkenbare woorden. Via intonatie, stemvolume en lichaamstaal kan dan veel betekenis worden overgebracht, zonder hiervoor een herkenbare taal te hoeven gebruiken. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken Laat deze leerlingen eventueel opdracht 8 overslaan.
111 tib2_6a_hl boek.indb 111
18-12-2013 14:53:42
BLOK 4 GEVOEL LES 7 TAALBESCHOUWING BLOK
4 LES
7
Doel
Lesorganisatie
De leerlingen leren waar ze komma’s moeten plaatsen.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond De komma is een van de moeilijkste leestekens in het Nederlands. Er zijn veel regels aan de hand waarvan je kunt bepalen wanneer op welke plaats komma’s moeten worden gebruikt. Het belangrijkste uitgangspunt is dat een komma wordt geplaatst als er bij het voorlezen een duidelijke pauze hoorbaar is. Hoe langer de zin is, hoe meer behoefte er bestaat aan een rustpunt in de zin, en dus aan een komma. Komma’s staan in ieder geval: - tussen twee persoonsvormen - voor het voegwoord in een samengestelde zin - in een opsomming - tussen twee bijvoeglijke naamwoorden - voor en na een bijstelling.
doel bespreken en taakinstructie
2
introductie en uitleg
Uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Materialen
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 98 en 99 • Werkboek 6a, pagina 43 • Antwoordenboek 6a, pagina 43 • Schrift
Aanpak 2
Aan de slag 3
4
5
6
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
7
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Zinnen lezen en aangeven waarom er komma’s in staan. 2 Samengestelde zinnen lezen en aangeven welke stelling over het kommagebruik niet klopt. Uitleg over kommagebruik. Aan de slag 3 Tekst lezen en aangeven welke uitspraak over het kommagebruik in de tekst niet klopt. 4 Komma’s in een verhaal plaatsen. 5 Zelf zinnen met een opsomming maken, met goed kommagebruik. 6 Een tekstje schrijven en daarin komma’s plaatsen. Terugkijken 7 Aangeven of de stellingen over kommagebruik kloppen. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat leerlingen vaker met komma’s bezig zijn. Probeer hier daarom ook buiten de taalles aandacht aan te besteden. Let er bijvoorbeeld op als leerlingen een stukje tekst voorlezen of ze een rustpauze nemen als er een komma staat. Vraag ook waarom er een komma in een tekst staat.
112
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 112
GROEP 6
18-12-2013 14:53:48
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2
Begeleid leren: aanpak 1 en 2
Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 1, 2, 5, 6 en 7 in een schrift maken.
Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm: Samen denken Opdracht 3-5. Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze met elkaar van gedachten. Daardoor leren ze dat er soms meerdere gedachten mogelijk zijn. Door elkaar suggesties te geven, verbreden ze hun kennis en inzicht. Tot slot voeren ze de opdracht individueel uit.
Extra bij Op verkenning Laat de leerlingen een paar zinnen met voegwoorden bedenken. Vraag daarbij naar de plaats van de komma. Extra bij Uitleg Lees de voorbeeldzinnen voor en laat bij de komma een rustpauze horen. Laat de leerlingen hetzelfde doen. Extra bij Aan de slag Laat het verhaal van opdracht 4 voorlezen. Uiteraard moeten de komma’s daarbij goed hoorbaar zijn. Extra bij Terugkijken Bespreek samen wat de leerlingen deze les hebben geleerd. Wat vonden ze makkelijk (of moeilijk) om te doen? In welk geval vinden ze het zetten van komma’s lastig?
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Laat deze leerlingen samen een tekst voor zich nemen. De ene leerling leest voor. De ander beoordeelt of er bij de komma’s een rust wordt ingelast. Na ongeveer een halve bladzijde wordt er van beurt gewisseld. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken Laat deze leerlingen eventueel opdracht 6 overslaan.
113 tib2_6a_hl boek.indb 113
18-12-2013 14:53:49
BLOK 4 GEVOEL LES 8 SCHRIJVEN BLOK
4 LES
8
Doel
Lesorganisatie
• De leerlingen leren uitnodigingen schrijven. • Ze leren ook het taalgebruik aan te passen aan de doelgroep.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
3
introductie en uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld
doel bespreken en taakinstructie
Uitleg
4
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 100 en 101 • Werkboek 6a, pagina 44 • Antwoordenboek 6a, pagina 44 • Schrift
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
5
6
7
8
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
9
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond Een tekst wordt geschreven voor publiek: je schrijft immers een tekst om gelezen te worden. Bij een uitnodiging is de lezer degene die wordt uitgenodigd. En bij een instructie of doetekst is de lezer degene die de aanwijzingen opvolgt. Deze les gaat in op ‘de lezer’, zonder de term publiek of doelgroep hier te noemen. Voor verschillend publiek maak je de keuze tussen formeel en informeel taalgebruik: een bekende kun je in een brief bijvoorbeeld met ‘je’ aanspreken, maar tegen een onbekende zeg je ‘u’. Ook moet je bij het schrijven rekening houden met de (voor-) kennis van de lezer.
Op verkenning 1 Twee uitnodigingen lezen over hetzelfde onderwerp. 2 Aangeven voor welke doelgroep de uitnodigingen geschreven zijn. 3 Verschillen tussen de uitnodigingen aangeven. Uitleg over het schrijven van uitnodigingen voor een doelgroep. Aan de slag 4 Aangeven bij welke doelgroep de vier uitnodigingen horen. 5 Uitnodiging voor toneelstuk schrijven voor ouders van groep 6. 6 Uitnodiging voor toneelstuk schrijven voor kleuters. 7 Geschreven uitnodigingen herlezen en vergelijken. Controleren of ze goed passen bij de doelgroep. Eventueel herschrijven. 8 Leerling schrijft uitnodiging voor zijn ouders. Daarna controleren en verbeteren. Terugkijken 9 De leerling geeft aan of hij het moeilijk of makkelijk vindt om voor een specifieke doelgroep te schrijven en waarom. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Belangrijk is dat leerlingen er zich bij het schrijven van een tekst bewust van zijn voor wie ze schrijven. Dat geldt voor elke tekst. Ze passen hun taalgebruik aan de lezer aan, bijvoorbeeld door het gebruik van je of u en houden rekening met de voorkennis van de lezer. Wijs hierop bij het schrijven van andere teksten.
114
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 114
GROEP 6
18-12-2013 14:53:56
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9 in een schrift maken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Tips voor samenwerkingsvormen: Samen antwoorden Opdracht 4. De leerlingen bespreken samen de vier uitnodigingen. Ze kunnen elkaar attenderen op verschillen die de ander misschien niet had gezien. Ze kiezen een gezamenlijk antwoord. Elkaar tips geven Opdracht 5-7. De leerlingen wisselen van gedachten over voor wie ze de uitnodigingen gaan schrijven en hoe ze deze kunnen formuleren. Ze schrijven de uitnodigingen individueel. Als de uitnodigingen af zijn, wisselen ze tips uit over hoe ze deze nog kunnen verbeteren.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Op verkenning Laat verschillende uitnodigingen zien. Vraag leerlingen te reageren, eerst wellicht op de soort uitnodiging (verjaardag, toneelstuk, etc.) en vervolgens op verschillen in de tekst. Vraag wat opvalt. Laat een tekst zien die niet aansluit bij de lezer, bijvoorbeeld een instructie waar u helemaal niets van snapt. Vraag of de leerlingen dat ook weleens hebben gehad. Extra bij Uitleg Wijs de leerlingen op formeel en informeel taalgebruik, bijvoorbeeld in een uitnodiging, maar ook in een (andere) brief aan een bekende versus een onbekende. Laat hardop denkend zien dat je eerst bedenkt voor wie je iets schrijft. Bedenk wat diegene al kan weten, dus welke informatie er in je brief, uitnodiging e.d. nog bij moet. Bedenk vervolgens hardop hoe je die persoon aanspreekt. En tot slot hoe moeilijk de instructie of bijvoorbeeld het verhaal mag zijn. Extra bij Aan de slag Laat met behulp van het schema op pagina 101 in het taalboek zien waar je aan moet denken bij het schrijven van een uitnodiging. Extra bij Terugkijken Vraag de leerlingen wat ze het moeilijkst vinden: kiezen tussen je en u, bedenken wat iemand al weet, of hoe moeilijk de woorden mogen zijn. Laat anderen reageren.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken - Laat deze leerlingen opdracht 6 overslaan en het deel van opdracht 7 dat betrekking heeft op deze uitnodiging. - Laat opdracht 8 overslaan.
115 tib2_6a_hl boek.indb 115
18-12-2013 14:53:57
BLOK 4 GEVOEL LES 9 WOORDENSCHAT BLOK
4 LES
9
Doel
Lesorganisatie
• De leerlingen leren woorden onthouden door te associëren. • Ze leren vijftien woorden.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
introductie en uitleg
Uitleg
4
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond
doel bespreken en taakinstructie
3
2
opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 84 en 85, 102 en 103 • Werkboek 6a, pagina 45 • Antwoordenboek 6a, pagina 45 • Schrift
5
6
7
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
8
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten
Doelwoorden
Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
associëren een hechte band hebben buitensluiten in combinatie met de gekkigheid de gezelligheid de humor iets gemeen hebben plezier maken pronken de relatie het talent op iemand vallen de verkering op iemand zijn
Op verkenning 1 Tekst lezen en op de gekleurde woorden letten. 2 Met woorden uit de tekst woordweb maken en aanvullen. 3 Bij ieder woord in het woordweb een nieuw woord schrijven. Uitleg over woorden onthouden door te associëren.
Als je associeert, leg je verbanden tussen nieuwe informatie en datgene wat je al weet. Door het verband onthoud je de nieuwe informatie beter. Op deze manier kun je ook nieuwe woorden onthouden. Bij het associëren probeer je de woorden een relatie te geven met wat je al weet. Zoeken naar overeenkomsten helpt hierbij. Ook kun je een context bedenken waarbinnen de woorden in elkaar grijpen. Dit hoeft geen logische, bestaande context te zijn, je kunt zelf ook iets bedenken. Zolang het voor jou de woorden maar aan elkaar koppelt, zodat je ze kunt onthouden. In deze les leren de leerlingen woorden onthouden door te associëren.
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
Aan de slag 4 Drie netwerken met het woord humor maken. Woorden verbinden. 5 Doelwoorden kleuren. Nog meer doelwoorden combineren met woorden uit de netwerken. 6 Tekening afmaken en drie netwerken over jezelf maken. 7 In stappen woorden associëren. Bij drie woorden een netwerk maken. Terugkijken 8 Mening geven over (het kunnen) associëren. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat vaker met associëren wordt geoefend. Doe bijvoorbeeld op tussendoormomenten een rondje door de klas. Een leerling noemt een woord; de volgende leerling associeert. Waar komt de laatste leerling uit?
116
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 116
GROEP 6
18-12-2013 14:54:03
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 7 en 8 in een schrift maken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm: Elkaar tips geven Opdracht 4-6. De leerlingen lezen samen de opdracht en verduidelijken die naar elkaar. Vervolgens geven ze elkaar tips over wat wel of niet zou kunnen. Daardoor krijgen ze beter inzicht in de mogelijkheden. Tot slot werken ze individueel de opdracht uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Op verkenning Lees de tekst bij opdracht 1 voor en bespreek samen de doelwoorden in de tekst. Welke woorden zijn al bekend? Het woordweb kunt u gezamenlijk op het bord maken. Extra bij Uitleg Laat de leerlingen ervaren dat iedereen andere verbanden legt. Vraag bijvoorbeeld woorden op te schrijven die de leerling vindt passen bij gezelligheid. Bekijk daarna het voorbeeld in het boek. Of laat een aantal leerlingen associëren bij een ander woord, zoals een hechte band hebben. Let op overeenkomsten en verschillen in de associaties. Extra bij Aan de slag Help leerlingen eventueel op weg door vragen te stellen. (Wat voel je bij humor? Heeft iedereen humor? Wat vind je ervan als iemand humor heeft?) Laat een aantal leerlingen aan het woord over de verbanden die ze zien. Laat de relaties ook benoemen. Extra bij Terugkijken Laat leerlingen hun keuze toelichtten.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. Deze leerlingen zullen waarschijnlijk al vrij makkelijk associëren. Laat ze in duo’s een (zeer) lange reeks (minimaal 25 woorden) van getallen en woorden maken (bijv. 1 = auto, 2 = sleutel, 3 = papegaai, 4 = …, etc.) Met behulp van associëren proberen ze de reeks te onthouden en wel zo dat wanneer een getal uit de reeks wordt gezegd, ze het bijbehorende woord kunnen opnoemen. Als ze dit spel regelmatig spelen, zullen ze ook na langere tijd nog steeds weten welk woord bij welk getal hoort. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken - Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus) of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl - Bied extra doelwoorden aan via het computerprogramma Woordenschat in beeld. Leerlingen die langzamer werken Laat eventueel opdracht 7 overslaan.
117 tib2_6a_hl boek.indb 117
18-12-2013 14:54:04
BLOK 4 GEVOEL LES 10 SPREKEN/LUISTEREN BLOK
4 LES
10
Doel
Lesorganisatie
De leerlingen leren letten op lichaamstaal.
Aanpak 3 Wat ga je leren?
Aanpak 2
Aanpak 1
doel bespreken en taakinstructie
Op verkenning referentieniveau: 1F
1
3
2
introductie en uitleg
Uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Materialen Basisstof • Taalboek 6a, pagina 104 en 105 • Werkboek 6a, pagina 46 • Antwoordenboek 6a, pagina 46 • Schrift Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond Mensen communiceren niet alleen door middel van taal/woorden, maar lichaamstaal en stemgebruik spelen ook een belangrijke rol. Zeker wanneer we spreken over onze eigen emoties. Onderzoekers zijn het erover eens dat meer dan de helft van communicatie tussen mensen bestaat uit non-verbale communicatie. Het is dus van belang dat leerlingen weten hoe ze stem en lichaamstaal kunnen gebruiken, zodat ze deze adequaat kunnen inzetten in de communicatie. In deze les leren de leerlingen letten op lichaamstaal.
Aan de slag 4
5
6
opdrachten maken
7
Terugkijken
opdracht maken
8
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Tekeningen bekijken en praatwolken lezen. 2 Lichaamstaal van Faroek beschrijven. 3 Lichaamstaal van Stijn beschrijven. Uitleg over lichaamstaal. Aan de slag 4 Bij afbeeldingen met lichaamstaal de passende zin kiezen. 5 Lijstje met gevoelens maken en bedenken hoe je hierbij kijkt en doet. 6 Gevoelens van opdracht 5 spelen met maatje. Daarna evalueren. 7 In duo’s een toneelstukje bedenken met twee woorden uit de woordenlijst. Het stuk spelen zonder woorden, enkel met lichaamstaal. Na afloop evalueren. Terugkijken 8 Leerling geeft voorbeelden van wanneer hij lichaamstaal gebruikt. Klaar? Extra stof kiezen.
Tips voor na de les - Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat letten op lichaamstaal vaker aan de orde komt dan alleen in de taalles. Probeer hier daarom ook buiten de les aandacht aan te besteden. - Laat de leerlingen op lichaamstaal letten bij bijvoorbeeld een spreekbeurt of wanneer uzelf voor de klas spreekt. In het laatste geval kunt u ervoor kiezen om hier af en toe ook ‘verkeerde’ lichaamstaal te laten zien om duidelijk te maken wat dat met de luisteraar doet.
118
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 118
GROEP 6
18-12-2013 14:54:11
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 7 en 8 in een schrift maken. Opdracht 6 en 7 zijn duo-opdrachten. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm: Elkaar tips geven Opdracht 5. De leerlingen lezen samen de opdracht en verduidelijken die naar elkaar. Vervolgens geven ze elkaar tips over wat wel of niet zou kunnen. Daardoor krijgen ze beter inzicht in de mogelijkheden. Tot slot werken ze individueel de opdracht uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden. Extra bij Op verkenning Laat de tekeningen naspelen. Voelen de leerlingen nu beter welk gevoel ze uitbeelden?
Sta stil bij de kinderen op de afbeeldingen, die het ene zeggen en het andere uitstralen. Wat is waar, de woorden of de lichaamstaal? Extra bij Uitleg Bespreek welke gevoelens op de afbeeldingen te zien zijn. Wanneer de leerlingen hiermee moeite hebben, kunt u ze aanmoedigen het na te spelen. Voelen ze het nu? Laat de leerlingen zoveel mogelijk gevoelens door middel van lichaamstaal ervaren. Extra bij Aan de slag - Laat de leerlingen bij opdracht 4 eerst benoemen wat ze op de afbeeldingen zien. Laat ze pas daarna de goede zinnen kiezen. - Maak bij opdracht 5 het lijstje samen met de leerlingen. Bespreek wat moeilijk of juist makkelijk lijkt om met lichaamstaal duidelijk te maken en waarom. Laat leerlingen om de beurt een gevoel uit het lijstje verbeelden. Extra bij Terugkijken Sta uitgebreid stil bij de voorbeelden die de leerlingen geven. Laat deze ook naspelen. Vraag de leerlingen hoe ze het vinden om lichaamstaal te ‘lezen’. Vraag ook wat voor hen de waarde van het lezen van lichaamstaal is en wat ze er eventueel moeilijk aan vinden.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken - Laat deze leerlingen opdracht 2 en 3 mondeling doen. - Laat hen eventueel opdracht 7 overslaan.
119 tib2_6a_hl boek.indb 119
18-12-2013 14:54:12
BLOK 4 GEVOEL LES 11 TAALBESCHOUWING BLOK
4 LES
11
Doel
Lesorganisatie
De leerlingen leren woorden in alfabetische volgorde zetten.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Didactische achtergrond Om snel iets te kunnen opzoeken, is het belangrijk dat leerlingen enige oefening hebben in alfabetiseren. Het opzoeken op de eerste letter lukt meestal wel. Daarom wordt er in deze les vooral ook naar de tweede, derde en vierde letter gekeken.
doel bespreken en taakinstructie
3
introductie en uitleg
Uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Materialen
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 106 en 107 • Werkboek 6a, pagina 47 • Antwoordenboek 6a, pagina 47 • Schrift
Aanpak 2
Aan de slag 4
5
6
7
opdrachten maken
8
Terugkijken
opdracht maken
9
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie. Op verkenning 1 Stukje uit een telefoonboek bekijken en aangeven dat de woorden op volgorde van het alfabet staan. 2 Kijken naar de tweede letters van de namen en concluderen dat die op volgorde van het alfabet staan. 3 Ontdekken in welke bronnen je niet iets op alfabetische volgorde kunt opzoeken. Uitleg over het alfabetiseren van woorden. Aan de slag 4 Woorden alfabetiseren, waarbij ook naar de tweede en derde letter in het woord moet worden gekeken. 5 De goede volgorde van stukjes uit het telefoonboek bepalen. 6 De ontbrekende namen op de goede volgorde zetten. 7 Aangeven in welk woordenboekdeel de gegeven woorden te vinden zijn. 8 Namen van klasgenoten alfabetiseren. Terugkijken 9 Leerling geeft aan of hij alfabetiseren moeilijk of makkelijk vindt. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat leerlingen vaker oefenen met alfabetiseren. Probeer hier daarom ook buiten de taalles aandacht aan te besteden. Bijvoorbeeld bij aardrijkskunde. Laat de leerlingen plaatsnamen in het register van de atlas opzoeken.
120
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 120
GROEP 6
18-12-2013 14:54:18
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2
Begeleid leren: aanpak 1 en 2
Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 1, 2, 3, 7, 8 en 9 in een schrift maken.
Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Een tip voor een samenwerkingsvorm: Samen denken Opdracht 1-7. Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze met elkaar van gedachten. Daardoor leren ze dat er soms meerdere gedachten mogelijk zijn. Door elkaar suggesties te geven, verbreden ze hun kennis en inzicht. Tot slot voeren ze de opdracht individueel uit.
Extra bij Op verkenning Vraag bij een aantal andere namen waarom ze op die plaats staan. (bijvoorbeeld: Roos en Rovers, derde letter). Extra bij Uitleg Noem nog enkele andere plaatsnamen. Vraag na welke naam deze in het betreffende rijtje moeten worden geplaatst. Bespreek ook hoe (voor- en achter)namen worden gealfabetiseerd. Laat de leerlingen nog enkele achternamen noemen die met van, van de(r) of met de beginnen. Extra bij Aan de slag Laat de leerlingen verwoorden hoe ze tot hun antwoord zijn gekomen. Extra bij Terugkijken Bespreek samen wat de leerlingen deze les hebben geleerd. Wat vonden ze makkelijk (of moeilijk) om te doen?
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Laat deze leerlingen in een of meer kleine groepjes een spelletje doen: ze schrijven alle plaatsnamen die ze kennen op die beginnen met de letter B. Na twee minuten moeten ze stoppen. Daarna gaan ze de plaatsnamen op alfabetische volgorde zetten. Wie de meeste plaatsnamen heeft en ze goed in alfabetische volgorde heeft gezet is de winnaar. Leerlingen die langzamer werken Laat deze leerlingen eventueel opdracht 8 overslaan.
121 tib2_6a_hl boek.indb 121
18-12-2013 14:54:19
BLOK 4 GEVOEL LES 12 SCHRIJVEN BLOK
4 LES
12
Doel
Lesorganisatie
• De leerlingen leren een ingezonden brief schrijven. • Ze leren ook verwijswoorden en voegwoorden gebruiken.
Aanpak 3 Wat ga je leren? 1
2
3
introductie en uitleg opdrachten maken en uitleg lezen
Aan de slag
Op het digibord Leerkrachtassistent Taal in beeld
doel bespreken en taakinstructie
Uitleg
4
Basisstof • Taalboek 6a, pagina 108 en 109 • Werkboek 6a, pagina 48 • Antwoordenboek 6a, pagina 48 • Schrift
Aanpak 1
Op verkenning
referentieniveau: 1F
Materialen
Aanpak 2
5
6
7
8
opdrachten maken
Terugkijken
opdracht maken
9
les(doel) evalueren
Werkvormen:
begeleid
verlengde instructie en feedback opdrachten maken
zelfstandig (individueel/samenwerkend)
Lesactiviteiten Wat ga je leren? Doel bespreken en taakinstructie.
Extra stof • Online software Woordenschat in beeld • Taalmaker • Online taken: www.taalinbeeld.nl
Op verkenning 1 Ingezonden brief van kind lezen over advertenties in tijdschrift. 2 Aangeven waarom het kind de ingezonden brief heeft geschreven. 3 Aangeven waar die naar verwijst in de brief. Synoniem kiezen voor voegwoord want.
Didactische achtergrond
Uitleg over ingezonden brieven en verwijswoorden en voegwoorden.
In een ingezonden brief reageer je op wat er eerder in de krant of in een tijdschrift stond, of op iets wat in het nieuws is. Boven een ingezonden brief staat een kopje. De brief begint met waar je op reageert en je gaat daar vervolgens op in met een eigen mening en argumenten. De brief eindigt doorgaans met een conclusie. Leerlingen leren in deze les een ingezonden brief schrijven met aandacht voor verwijswoorden en voegwoorden. Voor uitleg over verwijswoorden kunt u eventueel les 6 uit blok 7 van groep 4 gebruiken. De uitleg over voegwoorden stond eerder in les 11 van blok 7 in groep 5.
Aan de slag 4 Tekst lezen en daarna herschrijven met gebruik van verwijswoorden. 5 Tekst lezen en daarna herschrijven met gebruik van voegwoorden. 6 Ingezonden brief schrijven naar aanleiding van stelling, met gebruik van verwijswoorden en voegwoorden. 7 Brief herlezen en controleren, daarna herschrijven. 8 Met een ingezonden brief reageren op een andere ingezonden brief. Verwijs- en voegwoorden gebruiken. Tot slot herlezen en verbeteren. Terugkijken 9 Leerling geeft aan of hij vaak verwijswoorden en voegwoorden gebruikt en of hij een ingezonden brief kan schrijven. Klaar? Extra stof kiezen.
Tip voor na de les Om de doelen te bereiken, is het belangrijk dat leerlingen ook buiten de taalles wel eens een ingezonden brief schrijven. Besteed hier daarom ook buiten de les aandacht aan. Lees samen met de leerlingen de schoolkrant of bekijk de website, en laat hen op een bericht reageren.
122
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 122
GROEP 6
18-12-2013 14:54:26
Werkvormen Zelfstandig leren: aanpak 3 en 2 Individueel leren Leerlingen kunnen deze les volledig zelfstandig doorwerken. Laat opdracht 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 in een schrift maken. Samenwerkend leren Leerlingen kunnen de les zelfstandig samen doorwerken. Bij voorkeur in tweetallen. Tips voor samenwerkingsvormen: Samen denken Opdracht 4 en 5. Zodra de leerlingen de opdracht voor zichzelf hebben gelezen, wisselen ze met elkaar van gedachten. Daardoor leren ze dat er soms meerdere gedachten mogelijk zijn. Door elkaar suggesties te geven, verbreden ze hun kennis en inzicht. Tot slot voeren ze de opdracht individueel uit.
Begeleid leren: aanpak 1 en 2 Bij deze werkvorm behandelt u de les klassikaal of begeleidt u een specifieke groep leerlingen. U kunt hierbij gebruikmaken van de leerkrachtassistent voor het digibord en de volgende interactieve mogelijkheden.
Extra bij Op verkenning Laat voorbeelden zien van ingezonden brieven. Laat de leerlingen reageren. Waar gaat de brief over? Waar zou het een reactie op kunnen zijn? Extra bij Uitleg Laat met een voorbeeld van een ingezonden brief zien dat dit een reactie is op een eerder bericht of een nieuwsfeit. Laat ook de opbouw van de brief zien. Laat zien dat de tekst door het gebruik van verwijswoorden prettiger te lezen is. En dat voegwoorden de tekst duidelijker kunnen maken. Extra bij Aan de slag Geef meer voorbeelden van verwijswoorden en voegwoorden in een tekst. Laat, terwijl u op het bord schrijft, hardop denkend zien hoe je die woorden in een tekst gebruikt. Schrijf hardop denkend een ingezonden brief op het bord en laat de opbouw van de brief zien. Extra bij Terugkijken Laat enkele leerlingen (vrijwillig) hun ingezonden brief voorlezen. Laat de andere leerlingen een top en een tip geven.
Omgaan met verschillen Niveaudifferentiatie
Tempodifferentiatie
- Leerlingen die meer aankunnen, volgen aanpak 3. Zij werken de les zelfstandig door en maken de opdrachten met 1, 2 en 3 stippen. - Leerlingen die nog een basisinstructie nodig hebben om het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 2. Zij werken kort begeleid en daarna zelfstandig en maken de opdrachten met 1 en 2 stippen. - Leerlingen die moeite hebben het lesdoel te bereiken, volgen aanpak 1. Zij werken een groot deel van de les onder uw begeleiding en maken alleen de opdrachten met 1 stip.
Leerlingen die sneller werken Laat de leerlingen werken met Taalmaker (het pakket biedt taken op drie niveaus), zet de online software Woordenschat in beeld in of kies voor digitale plustaken via www.taalinbeeld.nl. Leerlingen die langzamer werken Laat deze leerlingen bij opdracht 4 en 5 alleen de eerste drie zinnen (na de voorbeeldzinnen) herschrijven. Bij opdracht 6 schrijven ze drie of vier zinnen. Laat opdracht 8 overslaan.
123 tib2_6a_hl boek.indb 123
18-12-2013 14:54:27
BLOK 4 GEVOEL OMGEVING TOETSTAAK TOETSTAAK BLOK
Toetstaak
4
Voorbereiding
Doel De basistoets meet of de leerlingen kernonderdelen van de in blok 4 aangeboden leerstof beheersen. De extra toets is facultatief. Hiermee toetst u de doelen van het taaldomein schrijven uit blok 4 intensiever.
Materialen Bij toetsen op papier Toetsboek 6, basistoets blok 4 Toetsboek 6, extra toets blok 4 (facultatief) Kopieerboek 6, registratieblad toets (kopieerblad 1, blok 4) Kopieerboek 6, antwoorden basistoets (kopieerblad 2, blok 4) Kopieerboek 6, beoordeling extra toets (kopieerblad 3, blok 4) Bij digitaal toetsen Leerkrachtassistent Taal in beeld Toetssite Taal in beeld Extra stof Taalmaker
Bij toetsen op papier Deel aan alle leerlingen de toetsboeken uit. Geef aan of ze alleen de basistoets (meerkeuzevragen) moeten maken of ook de (facultatieve) extra toets. Kopieer voor uzelf het registratieblad toets (kopieerblad 1, blok 4) en neem de toetsantwoorden (kopieerblad 2, blok 4) erbij. Bij digitaal toetsen Maak een toetsrooster zodat alle leerlingen de basistoets achter de computer kunnen maken. Ga naar de toetssite, log in en koppel de leerlingen aan de toets van dit blok. De extra toets (schrijfopdracht) kan niet digitaal afgenomen worden. Toetsactiviteiten De basistoets bestaat uit drie onderdelen met in totaal 25 vragen. Vraag 1 t/m 10 toetst het onderdeel taalbeschouwing, vraag 11 t/m 15 betreft dit blok het onderdeel schrijven en vraag 16 t/m 25 het onderdeel woordenschat. De extra toets van blok 4 bestaat uit drie korte schrijfopdrachten. Kinderen schrijven een tekstje waarin ze om informatie vragen, een uitnodiging en een korte ingezonden brief.
Organisatie De leerlingen maken de basistoets individueel en zelfstandig. Het is aan te raden een korte taakinstructie te geven. Er is geen tijdslimiet voor het afronden van de toetstaak. De leerlingen die klaar zijn met de toets, kunnen aan de slag met de plustaken uit Taalmaker.
Signalering en differentiatie Na het afronden van de basistoets controleert u de antwoorden met het antwoordblad (kopieerblad 2, blok 4) en de resultaten vult u in op het registratieblad (kopieerblad 1, blok 4). Op basis van de adviesnorm kunt u bepalen of het kind de komende lesmomenten aan de slag moet met herhalingstaken of verder kan gaan met plustaken. De adviesnorm staat vermeld op het registratieblad. Wanneer u ervoor hebt gekozen de toetsen digitaal af te nemen via de toetssite Taal in beeld, registreert de computer de resultaten. U krijgt dan automatisch een overzicht van de resultaten en een vervolgadvies per leerling. De resultaten van de extra toets kunt u ook noteren op het registratieblad. Als een leerling onvoldoende scoorde op de extra toets, laat u hem of haar de herhalingstaak maken. Tevens raden we u aan om de extra toets met de leerling te bespreken, zodat u feedback kunt geven op de inhoud. Bijvoorbeeld: ‘Je mag nog wat meer argumenten geven in een ingezonden brief’. Ook kunt u spelfouten in stof die al in Spelling in beeld is aangeboden aanstrepen en bespreken, ook al tellen fouten in spelling en interpunctie niet mee in de eindbeoordeling. De herhalingstaken zijn bedoeld voor leerlingen die in onvoldoende mate de doelen van dit blok hebben bereikt. In principe zijn de vervolgsuggesties bedoeld voor de lesmomenten die op de toetstaak volgen. Daarnaast is het raadzaam leerlingen die onvoldoende scoren, meer begeleiding te geven tijdens de basislessen van de komende blokken. U kunt dit doen door deze kinderen op te nemen in de groep met aanpak 1-leerlingen. Zij krijgen dus extra begeleiding (waaronder verlengde instructie en extra feedback) en maken daarbij minimaal de 1-stip-opdrachten.
124
Taal in beeld
tib2_6a_hl-bw-blok4.indd 124
GROEP 6
19-12-2013 11:44:02
BLOK 4 GEVOEL HERHALINGS- EN PLUSTAKEN Activiteiten Op basis van de toetsresultaten gaan de leerlingen de komende lesmomenten aan de slag met herhalingstaken en plustaken. De leerlingen die onvoldoende scoorden op onderdelen van de toetstaak, gaan herhalingstaken maken. De leerlingen die dit niet nodig hebben, gaan zelfstandig aan de slag met de plustaken. Als u de toetsen digitaal hebt afgenomen met de toetssite Taal in beeld, worden automatisch de betreffende herhalingstaken klaargezet voor leerlingen die onvoldoende scoorden. De adviesnorm die hoort bij de toetsopdrachten vindt u op het registratieformulier bij de toetstaak. Onderstaande voortgangsplanner helpt u de vervolgactiviteiten te bepalen.
Toetsopdrachten 1 t/m 25
voldoende
Taalmaker Online taken via www.taalinbeeld.nl Woordenschat in beeld (extra doelwoorden)
1 t/m 10
onvoldoende
Herhalingstaak 1 (Taalbeschouwing)
11 t/m 15
onvoldoende
Herhalingstaak 2 (Schrijven)
16 t/m 25
onvoldoende
Herhalingstaak 3 (Woordenschat) Herhalingstaak 4 (Online software Woordenschat in beeld)
Extra toets (facultatief)
onvoldoende
Herhalingstaak 2 (Schrijven)
Herhalingstaken De herhalingstaken kunnen remediërend ingezet worden en bieden de leerlingen herhaalde instructie en extra mogelijkheden voor het verwerken van de leerstof. Het oefenblad bevat zowel de opdrachten als de verwijzing naar de uitleg. Werkwijze Print of kopieer de herhalingstaken (kopieerbladen 4 t/m 6) voor de leerlingen die onvoldoende scoorden op onderdelen van de toets. Begeleid de leerlingen met een herhalingstaak als u daarvoor de mogelijkheid hebt. Maak groepjes van leerlingen die werken aan dezelfde herhalingstaak en neem met hen de uitleg uit het taalboek nog eens door. Bespreek daarna de bedoeling van de opdrachten op het kopieerblad. Indien nodig begeleidt u een aantal leerlingen ook nog bij het maken van de opdrachten. Dit geeft u de mogelijkheid om gerichte feedback te geven. Rond de herhalingstaak af
door de gemaakte opdrachten te bespreken. Stip daarbij de belangrijkste punten van de uitleg nog eens aan. Tip: plaats de leerlingen die oefenen met dezelfde herhalingstaak bij het digibord en gebruik de leerkrachtassistent om de uitleg te verrijken.
Herhalingstaak 1: Taalbeschouwing Doelen (les 3, 7 en 11) De leerlingen leren waar ze hoofdletters moeten gebruiken en wat eigennamen zijn. Ze leren waar ze komma’s moeten zetten. Ze leren woorden in alfabetische volgorde te zetten. Materialen • Herhalingstaak taalbeschouwing (kopieerblad 4, blok 4) • Antwoorden herhalingstaken (kopieerblad 7, blok 4) • Taalboek 6a, pagina 90-91, 98-99 en 106-107
Herhalingstaak 2: Schrijven Doelen (les 4, 8 en 12) De leerlingen leren hoe ze informatie kunnen vragen en ze leren het doel van hun tekst bepalen. Ze leren een uitnodiging schrijven en erop letten voor wie ze schrijven. Ze leren een ingezonden brief schrijven en daarbij verwijswoorden en voegwoorden gebruiken. Materialen • Herhalingstaak schrijven (kopieerblad 5, blok 4) • Antwoorden herhalingstaken (kopieerblad 7, blok 4) • Taalboek 6a, pagina 92-93, 100-101 en 108-109
Herhalingstaak 3: Woordenschat Doelen (les 1, 5 en 9) De leerlingen leren woorden door tegenstellingen en synoniemen. Ze leren woorden onthouden met een woordkast. Ze leren woorden beter onthouden door te associëren. Ze herhalen een aantal doelwoorden uit blok 4. Materialen • Herhalingstaak woordenschat (kopieerblad 6, blok 4) • Antwoorden herhalingstaken (kopieerblad 7, blok 4) • Taalboek 6a, pagina 86-87, 94-95 en 102-103
125 tib2_6a_hl boek.indb 125
18-12-2013 14:54:52
BLOK 4 GEVOEL HERHALINGS- EN PLUSTAKEN
Herhalingstaak 4: online software Woordenschat in beeld Doel De leerlingen oefenen de doelwoorden van blok 4. De leerlingen oefenen de extra woorden van blok 4. Materialen Online software Woordenschat in beeld Werkwijze Met de online software Woordenschat in beeld kunnen de leerlingen de doelwoorden die ze nog niet kennen verder oefenen. Het programma bevat tachtig doelwoorden per blok. In eerste instantie gaan de leerlingen aan de slag met de doelwoorden die ook in de taallessen aan de orde zijn geweest. Ze maken een ordening in woorden die ze kennen en woorden die ze nog niet kennen. Met de laatste gaan ze intensief oefenen, waarbij tussendoor ook nog gecheckt wordt of ze de woorden die ze zeggen te kennen, ook inderdaad beheersen. Is dit niet het geval, dan worden deze woorden toegevoegd aan de oefeningen. Uiteindelijk worden op deze manier alle doelwoorden van het blok nogmaals gecontroleerd en, indien nodig, geoefend. Als leerlingen de doelwoorden uit het blok beheersen, gaan ze vanzelf verder met de extra woorden. De overgang van de herhalingstaak naar de plustaak is dus probleemloos geregeld vanuit de software.
Plustaak: Taalmaker Doel De leerlingen passen de geleerde vaardigheden op het gebied van taal en spelling toe. Materialen Taalmaker Werkwijze De leerlingen die de doelen van het blok beheersen, kunnen verdergaan met activiteiten waarbij ze de geleerde vaardigheden op het gebied van taal en spelling toepassen. Er is bewust niet gekozen voor een directe koppeling aan de lesdoelen van het basisprogramma. Het gaat dus om de algemene toepassing van de taal- en spellingvaardigheden die de leerlingen beheersen. Bij Taalmaker doen de leerlingen dit in alledaagse, voor kinderen herkenbare, contexten. Hierbij zijn diverse uitingsvormen op het gebied van taal het uitgangspunt. Dit kunnen allerlei verschillende tekstsoorten zijn, zowel in de vorm van geschreven taal als in de vorm van gesproken taal. Bij deze opdrachten maken de leerlingen na een introductie en uitleg zelf ‘taalproducten’. Het pakket bevat taken op drie niveaus: taken met 1 stip (op basisniveau), taken met 2 stippen (op verrijkt niveau) en taken met 3 stippen (op verhoogd niveau).
Plustaak: online taken via www.taalinbeeld.nl Doel De leerlingen passen de geleerde vaardigheden op het gebied van taal en spelling toe. Materialen www.taalinbeeld.nl Werkwijze De leerlingen die aan de slag kunnen met de plustaken hebben laten zien dat ze de doelen van het blok bereikt hebben. Ze kunnen daarom verdergaan met activiteiten waarbij ze de geleerde vaardigheden toepassen. Naast het pakket Taalmaker, waarbij leerlingen naar aanleiding van papieren taken ‘taalproducten’ maken, kunnen leerlingen ook werken aan diverse online taken. Deze vindt u op www.taalinbeeld.nl.
126
Taal in beeld
tib2_6a_hl boek.indb 126
GROEP 6
18-12-2013 14:55:02
Auteurs Simone Gerich (leerlijn woordenschat) Maril Rijks (leerlijn spreken/luisteren) Annie van der Beek (leerlijn schrijven, toetsing) Adriaan Maters (leerlijn taalbeschouwing) Projectgroep Zwijsen Jos Cöp (uitgever en conceptontwikkeling) Albert Rouschop (fondseditor en conceptontwikkeling) Moniek van de Ven, Judith Veldhuizen, Jeske Heezemans (projectleiding en redactie) Laura van Merendonk (concept en vormgeving) Michel Hildebrand (dtp) Maaike van Riel (redactie) Marije van der Schaaf ((bureau)redactie) Ineke van Kasteren (bureauredactie) Renate Reitler (beeldredactie) Niek Rooijakkers (productiebegeleiding) Nohmi Bollebakker (marketingadvies) Illustraties Mieke Driessen (characters)
1e druk ISBN 978.90.487.1685.2 © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg www.zwijsen.nl www.taalinbeeld.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen.
128 tib2_6a_hl boek.indb 128
18-12-2013 14:55:12
Taal in beeld handleiding 6a
tib2_6a_hl-os.indd 1-3
Taal in beeld handleiding 6
a
17-12-2013 15:42:03