Inleiding
Welkom in het concertgebouw! Bij een bijzonder concert. Bijzonder omdat u gaat luisteren naar muziek van een hedendaagse Chinese componist, Tan Dun. Bijzonder omdat hij zijn muziek vanavond ook dirigeert. Bijzonder door de manier waarop hij de Chinese cultuur heeft vormgegeven in beeld en klank. Voor de pauze hoort u The Wolf, het verhaal over wolven en mensen op de steppen van Mongoli谷, naar de semiautobiografische roman Wolf Totem van L端 Jiamin uit 2004. Na de pauze gaat het over de geboortestreek van Tan Dun, het Yao-volk en in het bijzonder het geheime n端shuschrift van de Yao-vrouwen uit het district Jiang Yong in de provincie Hunan. Ik mag u vanavond bij wijze van inleiding iets vertellen over de Yao-vrouwen en het n端shu-schrift en dat vind ik een hele eer. Toch begint dit verhaal voor mij in Peking waar ik van 2006 tot 2010 heb gewoond en gewerkt als correspondent voor NRC. Ik woonde in een prettig appartement in een beveiligde compound ergens in het oosten van de stad. Mijn dag begon met het ochtendnieuws op CCTV, de Staatstelevisie.
Het nieuws was natuurlijk belangrijk voor me maar wat ik leuk vond, was het weerbericht. Dat ging namelijk heel anders dan drie minuten Gerrit Hiemstra. Het was een complete show, gepresenteerd door charmante vrouwen, niet drie minuten maar wel een haf uur met prachtige beelden van de natuur en van de plaatselijke bevolking uit alle windstreken van het land. Zo maakte ik iedere ochtend kennis met de etnische bevolking van China. Altijd vrouwen in hun mooiste kleding, zingend en dansend. China is 240 keer groter dan Nederland. De variaties in klimaat en landschap zijn navenant. Behalve de HanChinezen leven er in China 55 etnische volken met hun eigen taal en cultuur. Deze 55 authentieke volken worden officieel door de Chinese overheid beschermd. Om er een paar te noemen de Miao, de Yi, de Naxi, de Jingpo, de Dong. Toch worden ze met uitsterven bedreigd, door de politiek van de harmonieuze samenleving, door de globalisering, het toerisme en door de klimaatverandering. Nu Shu: The Secret Songs of Women, waar u vanavond naar gaat luisteren en gaat kijken, komt voort uit de nog levende cultuur van het Yao-volk.
Tan Dun, de componist en dirigent van vanavond is geen Yao maar wel geboren op de grond van dit volk. Hij komt uit Simao, een dorp vlak bij Changsha, de hoofdstad van de provincie Hunan. Van kindsbeen af hoorde hij muziek in het dorp en de natuur waarin hij leefde, in de rituelen van de sjamaan en in het water waarmee de vrouwen in de rivier de was deden. Zo, denk ik, is hij ook muziek gaan horen in het nüshu, de geheimtaal van de vrouwen van het Yao-volk waarover ik u vanavond mag vertellen. Het nüshu maakt onderdeel uit van de Chinese vrouwengeschiedenis, die voor mij in het teken staat van afzien en lijden, een levenskenmerk van Chinese vrouwen, door de eeuwen heen. Het leven van Chinese vrouwen was veelal kommer en kwel en ja, het is waar, daar heb ik mij behoorlijk mee geïdentificeerd vanaf de vroegste tijd dat ik in China kwam. Ik ging immers als meisje van achttien al naar een Spartaans trainingskamp in Peking met maar één opdracht en één doel voor ogen: lijden en afzien om wereldkampioen tafeltennis te worden. En vanaf de eerste dag dat ik in Peking was, kon ik getuige zijn van Chinees vrouwenleed. Laat ik u even meenemen naar augustus 1980. Wat ik daar over aan de weet ben gekomen. In die tijd was China nog
een gesloten land. Geen westers product te bekennen, Ook geen flesje Coca Cola of potje Nescafé. Op de Sportuniversiteit waar ik verbleef kon je niet intercontinentaal bellen dus moest ik naar het postkantoor waar ik dan zo’n zes uur in de rij moest staan om op m’n beurt te wachten. Ook kon je toen nog niet direct vliegen op China. Nu gaan er elke dag vluchten van Amsterdam naar Peking, Shanghai, Guangdong of Hangzhou. Toen moest ik eerst vliegen naar Hong Kong, waar ik vervolgens de trein nam naar de grens bij het toenmalige Kanton. Aangekomen in Kanton moest ik zelf mijn koffer de grens over dragen. Ik werd gestationeerd in een hotel waar ik moest wachten op mijn trein die me in 47 uur naar Peking bracht. Eén beeld heb ik nog heel helder op mijn netvlies: in de open coupé met hardhouten banken zat een vrouw met gebonden voetjes stil voor zich uit te kijken. Ze droeg een strooien hoed en een blauwe broek onder een witte blouse. Ik zat schuin tegenover haar; een Nederlands sportmeisje in een slobberige spijkerbroek en een veel te zware rugzak. Ik had weleens gehoord over het afbinden van voeten. Maar waarom deden vrouwen dat. Waarom lieten ze hun voeten zo verminken? Ik kon me er helemaal niets bij voorstellen dat dit een schoonheidsideaal was voor deze vrouwen. Twee etmalen later maak ik een avondwandeling langs een kanaal in Peking. Een groep vrouwen zat gehurkt langs de onverharde weg. Ze pasten op spelende kinderen, een vredig tafereel. Toen zag ik een paar ook oudere vrouwen
opstaan. Ze strompelden, sommigen met, sommigen zonder stok, in de richting van hun woonerf. Ik keek naar Chinese geschiedenis: vrouwen op gebonden voeten. Vervolgens het harde trainen, de eenzaamheid, de verveling, het heimwee. Ik herinner me nog dat ik de eerste keer naar mijn training liep. Uit de richting van het zwembad kwamen in een dubbele rij van zeven sportmeiden in synchrone tred voorbij. Tot mijn verbijstering zag ik dat ze allen wit haar hadden. De meisjes zagen er moe uit en ze hadden rode vlekken in hun ogen. Later begreep ik van mijn tolk dat het zwemwater zoveel bleekmiddel bevatte dat na al die trainingsuren niets meer was overgebleven van hun oorspronkelijke haarkleur. Mijn gevoelens waren warrig maar ik besefte wel hoe slecht de omstandigheden waren waaronder Chinese sporters hun trainingen verrichten. Zo leerden ze als het ware boven de materie te staan. En zo leerde ik dat zelf ook. Door de sport maakte ik voor het eerst kennis met de Chinese cultuur. Want het Chinese denken is ook verankerd in het tafeltennis, door de jaren heen volkssport nummer ĂŠĂŠn. Ik vertelde u net dat China 240 keer groter is dan Nederland. Het zal u dan waarschijnlijk niet verbazen dat er 350 miljoen mensen dagelijks tafeltennissen waarvan 25 miljoen professioneel.
De afgelopen 35 jaar bezocht ik in totaal zo’n twintig provincies. China heeft 23 provincies, 5 zogeheten autonome regio’s en 4 stadsprovincies. Als correspondent was ik gewend veel te reizen en ik vond het altijd een sport om die reizen uit te stippelen. Ik heb even voor u uitgezocht hoe het district Jiang Yong te bereiken - waar het Yao-volk van Hunan woont. Men neme het vliegtuig van bijvoorbeeld Peking naar Guilin; als u ooit dat prachtige karstgebergte nabij het plaatsje Yangshuo heeft bezocht en een vlottochtje heeft gemaakt op de Li-rivier dan heeft u daar een beeld bij. Van Guilin vliegt u naar Changsha de hoofdstad van Hunan. Dan reist u acht uur met het boemeltreintje naar Yongzhou. En dan nog eens twee uur in de bus. Niet eenvoudig dus, en dat is voor het behoud van de Yaocultuur daar goed nieuws: hun gewoonten en gebruiken zijn nog authentiek, en niet verworden tot folklore voor toeristen. De woongebieden van de Yao, misschien moet je ze nu reservaten noemen, liggen in de zuidelijke provincies, Guangxi, Guangdong, Yunnan, Guizhou en Hunan. Yao leefden vroeger een nomadenbestaan. Ze migreerden steeds verder in zuidelijke richting de bergen in, teelden hun gewassen, staken na oogst de akkers in brand en trokken dan weer verder. Ze werden daarom ook wel de oriëntaalse zigeuners genoemd. Volgens He Hongyi, een professor uit Wuhan die alom wordt gezien als de Chinese kenner op het gebied van minderheden, leven er in totaal zo’n 2,6 miljoen Yao in China. Dan zijn er in de loop der
eeuwen nog zo’n half miljoen gemigreerd naar aangrenzende provincies als Laos, Vietnam en Birma. De Yao gaven zichzelf ook andere namen zoals de Mian, de Lu Mien of de Bapai. En antropologen onderscheidden allerlei subgroepen op grond van taal, gewoonten en gebruiken, lokale geschiedenis en economie. Sinds de oprichting van de Volksrepubliek in 1949 is er in naam één Yao volk dat niet meer migreert maar permanent verblijft in twaalf speciaal door de overheid aangewezen regio’s. Officieel krijgen ze overheidssteun op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, behoud van cultuur en milieu. Toch leven de Yao in armelijke omstandigheden. Ze lopen economisch ver achter op de Han-Chinezen en verliezen allengs hun identiteit. Als je het hebt over de Chinese taal dan bedoelen we daar mee het Mandarijn. Daarnaast spreken nog honderden miljoenen Han-Chinezen in de Zuidelijke provincies Kantonees, een taal met zes tonen in plaats van de vier tonen van het Mandarijn. Maar er zijn in China nog tientallen andere levende talen, dialecten en subdialecten, in grote en kleine etnische gemeenschappen, verborgen soms in de verste uithoeken van het land.
In Jiangyong, waar het Yao-volk woont dat het nüshu beheerste, spreekt men dialecten die worden begrensd door de rivieren in de regio. Het nüshu is opgeschreven in het Tuhua dialect. Tu betekent aarde, hua betekent taal. het is dus de taal van Moeder Aarde. Wanneer nüshu is ontstaan weet niemand, volgens de geleerden zo rond de tiende eeuw. Het nüshu was een bloeiende vrouwencultuur in de eeuwen van de Qing-dynastie van de zeventiende tot het begin van de twintigste eeuw. Volgens sommigen is het nüshu een overblijfsel van een 4000 jaar oude taal die door de eerste keizer van China is verboden. De bekendste legende vertelt het verhaal van Hu Yuxiu, de beeldschone dochter van een hooggeplaatst bestuurder. Hu kon kalligraferen, schreef poëzie, kon zingen en dansen en borduurde de meest verfijnde patronen. De keizer nam haar als concubine. Daar hielp geen lieve moeder aan; ze werd meegenomen naar het hof, een definitieve breuk met haar moeder en haar zusjes die zij kapot van verdriet moest achterlaten. Aan het hof werd ze overladen met jade, goud en zijde, maar werd niet gelukkig.
De keizer verloor zijn interesse in haar, ze werd genegeerd door de andere concubines en had geen verweer tegen de aanhoudende intriges aan het hof. Heimwee overheerste haar dagen en nachten. Gedeelde smart is halve smart. Ze begon met behulp van een vriendelijke eunuch stiekem te corresponderen met moeder en zussen thuis en ontwikkelden gaandeweg een eigen schrift dat voor buitenstaanders onbegrijpelijk was. Wat ze schreef is door Lisa See vertaald. In haar boek Snowflower en de Geheime Waaier schrijft ze: Mijn brief is doordrenkt met de tranen van mijn hart Een onzichtbare opstandigheid die niemand kan zien Laat onze levensverhalen een tragische vorm van kunst worden. O mama, o zusters, hoor mij, hoor mij.’ In diezelfde brief, zo gaat het verhaal, zou Hu ook de sleutel van de basis van de geheimtaal hebben uitgelegd. Een Chinees gezegde luidt: Het hart van een man is van ijzer, het hart van een vrouw is van water, en dat komt tot uitdrukking in het nüshu-schrift. Het mannenmandarijn kent 50.000 beelden die door het gebruik van vier tonen ieder hun eigen betekenis en bijbetekenis hebben. Het nüshu is vooral gebaseerd op
klank. De betekenis van de maar men zegt 700 tot 1500 karakters of symbolen is vloeiend en moet je afleiden uit de context. Het n端shu was een geheim gebruik van de Yaovrouwen. De Yao hadden hun eigen tradities, hun eigen tao誰stische tempels en rituelen, hun eigen stijl van kleden maar conformeerden zich ook aan de leefregels van het confucianisme: Ze volgden hun mannen gehoorzaam, dienstbaar met gebonden voeten. Yao-moeders koppelden hun dochter niet alleen aan een man met wie ze op haar zeventiende zou trouwen maar bereidden haar van jongs af aan op dat huwelijk voor. Al vanaf het derde, vierde levensjaar werden de voetjes van de meisjes ingebonden. De meisjes brachten maanden, soms jaren door in afgesloten vrouwenkamers. Daar leerden ze weven, spinnen, borduren, naaien en het n端shu-schrift. Als ze aan het werk waren vonden ze het heerlijk om liedjes in het n端shu te zingen. Voor even hoefden ze dan niet te denken aan hun eenzaamheid en de pijn van dat gruwelijke voetbinden. Moeder begreep wel wat haar dochter moest doorstaan. Ze had die verschrikkingen immers zelf ook meegemaakt. Ze zocht en vond een vriendinnetje voor haar dochter die ook met gebonden voeten moest leren leven en later definitief het ouderlijk huis zou verlaten om in te trekken bij een totaal onbekende schoonfamilie. Die twee werden dan jie baizimei, zoiets als gezworen zusters.
Als de familie genoeg geld had, werd er een koppelaarster ingehuurd als de dochter des huizes zeven jaar was geworden. De koppelaarster moest in de omringende dorpen een laotong vinden, een soort kloon van de dochter met wie zij een vriendschap voor het leven kon aangaan. De laotong had acht kenmerken gemeen met de dochter: de geboortedag, de lengte, schoenmaat, intelligentie, schoonheid of het gebrek daaraan, de plaats in het gezin, de sociale klasse en de welstand van de familie. Samen leerden ze het Nüshu en hielden een dagboek bij. Ze trouwden op hun zeventiende en gaven elkaar dan een trouwboekje in Nüshu-schrift. Daar hadden ze jarenlang aan gewerkt. ‘Het Boekje van de Derde Dag’ heette het. Op de derde dag van het huwelijksfeest mocht de gezworen zuster of laotong het aan haar vriendin geven. Na het huwelijksfeest verdween de bruid in de beslotenheid van het huis van haar schoonfamilie. Soms bleven de gezworen zusters elkaar berichten sturen, verstopt in waaiers en borduurwerkjes. Ze schreven elkaar over hun vriendschap, wat ze meemaakten in en rond het huis. Soms prettige dingen maar meestal ging het over hun eenzaamheid en hun tirannieke schoonmoeder. Ze waren Assepoester geworden in hun nieuwe familie, voetveeg van schoonzussen en concubines.
En ze schreven over hun vruchtbaarheid. Zouden ze wel een zoon krijgen, de baby was toch gestorven en meer van dat soort leed. Lisa See schrijft: Wij juffrouw Sneeuwbloem uit Tongkou en Juffrouw Lelie uit Puwei zullen elkaar trouw blijven. We zullen elkaar met vriendelijke woorden steunen. We zullen elkaars harten verlichten. We zullen samen fluisteren en borduren in het vrouwenvertrek. We zullen ons aan de drie regels van gehoorzaamheid houden en de vier deugden ter harte nemen. We zullen de confucianistische instructies in De Vrouwenklassieker volgen en ons als nette vrouwen gedragen. Wij juffrouw Sneeuwbloem en juffrouw Lelie hebben vandaag de waarheid gesproken. Wij zweren op onze verbintenis. Tienduizend li lang zullen we twee stromen zijn die op een rivier uitkomen. Tienduizend jaar zullen we als twee bloemen in dezelfde tuin zijn. Geen stap van elkaar verwijderd, nooit met onenigheid tussen ons. We zullen laotong zijn tot we sterven. Onze harten zijn verheugd.
Slechts weinig n端shu-documenten brieven, verhalen op bamboelatjes, waaiers, in borduurwerk of derdedagboekjes, zijn bewaard gebleven. Dat heeft verschillende redenen. Het was Yao-gebruik om documenten van iemand die overleden was te verbranden. In de jaren dertig zijn er door brandschattende Japanse soldaten enorme verwoestingen aangericht. Tijdens de Culturele Revolutie was het n端shu-schrift een verboden bourgeois gebruik en de Rode Gardisten hebben veel teksten vernietigd.
Na 1949 is het nüshu-schrift in onbruik geraakt omdat de rol van de vrouw in de samenleving van de Chinese Volksrepubliek vergaand veranderde. De oudste vrouw die het nüshu-schrift van kindsbeen af kende was mevrouw Yang Huanyi. Zij overleed op 20 september 2004, 98 jaar oud. Tegenwoordig is de nüshu-taal, ooit ontstaan tegen de verdrukking in, een bescheiden symbool van de vrouwenemancipatie in China. Het nüshu wordt nu in de regio gekoesterd en behouden als folklore. In 2007 is in het dorp Puwei een museum geopend waar de laatste nüshu-artefacten tentoongesteld zijn en waar het leven van Yang Huanyi, is gedocumenteerd. Tan Dun werkte vijf jaar aan Nu Shu: The Secret Songs of Women en deed uitvoerig onderzoek in zijn geboortestreek, waar de traditie van dit vrouwenschrift is ontstaan en van moeder op dochter is doorgegeven. Aan de Volkskrant vertelde Tan Dun dat hij 200 uur muziek had, bijna honderd tapes, die hij allemaal moest transcriberen, noot voor noot. Tan Dun in de Volkskrant: “Zodra je begint te schrijven, is het niet meer zo dat jíj de muziek schrijft, maar de muziek jou. Het is bijna als feng shui, waar je wat plaatst. Ik wist al vier jaar dat ik er een harpcadens in
wilde, maar ik wist steeds niet waar. Pas twee maanden voor de première vond ik de juiste plek, in deel 10 waar de camera door het huis van de grootmoeder dwaalt. De grootmoeder is overleden, maar ik laat de harp daar rondwervelen, als de spirit die er nog steeds is. Dat is het spannende, het is net alsof de geheime liederen zich laten ordenen volgens de geheime liederen van de geest,” aldus Pay-Uun Hiu in de Volkskrant. Nu Shu is deel twee van Tan Duns China Trilogie over het behoud van de Chinese cultuur. Het grondthema van The Secret Songs of Women is de ‘moederrivier’, de levensader van elk volk. Tan Dun neemt ons mee die rivier op. Stroomafwaarts maken we in klank en beeld kennis met het geheime vrouwenschrift van China, een oud verhaal dat door Tan Dun getransformeerd is tot een monumentale documentaire symfonie.
Ik dank u wel voor uw aandacht en ik wens u veel genoegen.
(tekst Bettine Vriesekoop, voorgedragen op 29 januari 2015 in de Grote Zaal van Het Concertgebouw in Amsterdam in het kader van het AAA Festival CHINA here, voorafgaand aan de Nederlandse première van NU Shu: The Secret Songs of Women van Tan Dun, door het Koninklijk Concertgebouworkest onder leiding van de componist)