Verslag 12e Middag van het Kinderboek 2021

Page 1

VERSLAG VAN DE 12e MIDDAG VAN HET KINDERBOEK

Them a 202 1: HUM OR in kinde rboe

ken


De Middag van het Kinderboek (MVHK) is een jaarlijks terugkerend evenement met educatieve workshops, lezingen, gesprek, live schilderen op het podium, zeepkist, boekenverkoop, gelegenheid tot netwerken en (soms) muziek. De MVHK is bedoeld voor een volwassen publiek, voor iedereen die het kinderboek een warm hart toedraagt: schrijvers, illustratoren, uitgevers, redacteuren, bibliotheekmedewerkers, recensenten, bloggers, lezers, leesbevorderaars... De MVHK vindt altijd plaats in verschillende zalen van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (Hoofdvestiging Oosterdok). Dankzij de ruimhartige steun van de verschillende sponsors is de toegang gratis. Al heet het evenement een ‘middag’ te zijn, ook in de ochtend is er altijd al van alles te beleven. Iedere editie is gewijd aan een thema – waar overigens niet alle activiteiten strikt bij hoeven te sluiten. In 2021 was het thema van de 12e MVHK: ‘De rol van humor in kinderboeken’.


DE TWAALFDE MIDDAG VAN HET KINDERBOEK KWAM TOT STAND DANKZIJ DE STEUN VAN DEZE SPONSOREN:

ORGANISATIE EN PRESENTATIE: ABY HARTOG MARCO KUNST


Ochte

ndpro gramm Works a : hops

He

Erik van Os

d l e v e r r a rma St

Marion Nagel


HET OCHTENDPROGRAMMA BESTOND UIT DRIE WORKSHOPS • Erik Van Os ‘Schreef ik maar leuke kinderboeken’ • Herma Starreveld ‘Vrolijke vogels / mixed media collages maken’ • Marion Nagel ‘Verhalen vertellen’ Het ochtendprogramma duurde van 11:00 tot 12:15 uur. De workshops telden samen ongeveer zestig deelnemers.


Erik van Os, Schreef ik maar leuke kinderboeken


Herma Starreveld, Vrolijke vogels / mixed media collages


Marion Nagel, Verhalen vertellen


MIDDAGPROGRAMMA THEMA: HUMOR IN KINDERBOEKEN 13.00 13.15 13.40 14:00 14.55 15:10 15.40 16:05 16:20

Welkomstwoord, OBA, door Maarten Lammers Welkom Yvonne Jagtenberg Mirjam Noorduijn: ‘Humor is een kwestie van stijl’ Optreden Hans Kuyper Rom Molemaker, gesproken column 14.20-14:45 Pauze (en boekverkoop) Zeepkist Tosca Menten ‘Humor maakt rauwe verhalen zoet’ Philip Hopman: ‘Leedvermaak; over de soms complexe verhouding tussen illustrator en auteur’ Optreden Hans Kuyper Slotwoord 16:30-17:30 Borrel (en boekverkoop)


Openingswoord door Maarten Lammers, Manager Ontwikkeling, Openbare Bibliotheek Amsterdam


Live illustrator op het podum: Yvonne Jagtenberg



Lezing door Mirjam Noorduijn: We’re all mad here, Klein exposé over de zin en onzin van humor


‘We’re all mad here’ Klein exposé over de zin en onzin van humor. Door Mirjam Noorduijn Toen ik werd gevraagd om voor de ‘Middag van het Kinderboek’ een lezing naar eigen inzicht te houden over humor, was mijn eerste spontane reacCe, ‘ja – leuk – goed onderwerp’. Want in onze cultuur heeF humor een ondergeschikte rol, ‘als een soort pauzeknop van de ernst’, zei Gerrit Komrij ooit. Humor wordt vooral gezien als een vorm van amusement: vrolijk makend verCer dat ons even doet ontsnappen aan de ellende van alledag. Humor heeF dan ook niet de status van kunst. ‘Humor is licht, kunst heeF gewicht’, schrijF cabareCer en filosoof Tim Fransen in zijn essay Het leven als tragikomedie. ‘Het soort kunst dat de geest voedt en verheF is toch vooral ernsCg.’ En hij heeF gelijk. Neem bijvoorbeeld onze literatuur voor volwassenen – hoe mooi geschreven de romans soms ook zijn, vaak zijn het tranentrekkende egodocumenten met de blik op de eigen navel gericht waar gemiddeld genomen helemaal niets om te lachen valt. Dat het ook anders kan bewijst onze kinderliteratuur, maar die wordt dan ook lang niet door iedereen serieus genomen. Dit schoot natuurlijk niet allemaal direct door mij hoofd toen ik ‘ja’ zei tegen deze lezing. Toch zit de overwaardering voor de ernst in de Nederlandstalige literatuur mij sinds ik mijn studie Engels taal- en lePerkunde deed behoorlijk dwars. Waarom zouden verhalen waarbij je moet lachen minder diepzinnig zijn dan verhalen waarbij je met een snik achterblijF? In de Engelstalige literatuur zijn er tal van voorbeelden waarbij ernst en humor samen kunnen gaan. Humor verdient dan ook meer waardering in de Nederlandstalige literatuur. Dat vond en vind ik al heel lang. Dus ja, natuurlijk ging ik deze lezing doen.


Wat is humor eigenlijk? Totdat ik mij ter voorbereiding ervan de vraag stelde wat humor dan wel niet is, en waarom ik dan wel niet moet lachen als ik bepaalde boeken en kinderboeken lees. Toen bleek er ineens helemaal niks natuurlijks meer aan deze lezing te zijn. Mijn zoektocht naar een antwoord veranderde in no Cme in een dwaaltocht zozeer dat mij het lachen gaandeweg verging. Het leidde zelfs tot echtelijk gekibbel. Tijdens een avondwandeling ik liep stuurs voor mij uit te kijken - vroeg mijn partner mij: waarom kan er geen lachje af? ‘Ik moet een lezing over humor houden’, antwoordde ik - dáár moest hij hard om lachen. Het vervolg van de twist zal ik jullie besparen, maar ik kan jullie zeggen dat ik het ik het allemaal helemaal niet grappig vond. Terwijl ik diezelfde ochtend nota bene – en ik durf het nauwelijks te bekennen - in lachen was uitgebarsten toen ik in een kort persberichtje las dat er iemand op de filmset van een western per ongeluk was doodgeschoten. Zo absurd krijg je het in een verhaal niet eens verzonnen; de realiteit scheen mij op dat moment volstrekt onwerkelijk toe, en op dit ulCeme bewijs van ons menselijk gestuntel en van de zinloosheid van het bestaan, kon ik, in eerste instanCe niet anders dan met gelach reageren. Pas later – nadat meer berichtgeving volgde – drong de diepe tragiek van het ongelukkige incident pas echt tot mij door en overviel mij schaamte.


Het lezen van Le rire, een essay uit 1900 van de Franse filosoof en Nobelprijswinnaar van de literatuur Henri Bergson, nam dat gevoel echter deels weg. Wij lachen, schrijft Bergson, zodra er iets gebeurt wat buiten zijn context valt. Bijvoorbeeld wanneer een voorbijganger ineens over een bananenschil uitglijdt. Ook de conclusie uit Tim Fransens Het leven is een tragikomedie hielp mij om enigszins inzicht te krijgen in waarom ik had moeten lachen om het schietincident op de filmset. Komedie/ humor – ook als het in de vorm van een roman is – doet ons herinneren aan wat we eigenlijk allemaal wel weten: dat we gebrekkige, sterfelijke wezens zijn, dat het menselijke tekort onoplosbaar groot is, en dat we het hier op aarde moeten stellen zonder absolute antwoorden wat de bedoeling van het leven is. Niet toevallig is de anti- held vaak lachwekkend. Denk aan de Loser-boeken, of aan de met de wereld en zichzelf worstelende hoofdpersonages uit de boeken van Erna Sassen: de zestienjarige Boudewijn uit Dit is geen dagboek en Joshua uit Zonder titel, recent bekroond met de Nienke Hichtum prijs. Het komische perspectief, zegt Tim Fransen, biedt ons de mogelijkheid met een andere blik te kijken naar de tragiek die inherent is aan het leven. Het is een blik die de tragische werkelijkheid erkent, maar die deze tegelijkertijd lichter en dragelijk maakt. Af en toe moet je daarbij een beetje ongevoelig kunnen zijn, zodat we ons tekort, onze hoogmoedigheid en al ons leed kunnen relativeren.

Maar het belangrijkste wat ik van deze twee filosofen en met name Bergson heb meegekregen, is dat we er vooral niet naar moeten steven om humor - wat Bergson de komische geest noemt - binnen een definitie te vangen. Wat een opluchting was dat - ik was terug bij af; de teerling was geworpen: ik kon stoppen met mijn zoektocht naar wat humor is, want ik begreep, een lezing over humor is goed beschouwd net zo zinnig of onzinnig als een lezing over ernst.


Humor volgens Wikipedia Niet dat er geen definities te vinden zijn. Volgens Wikipedia zou humor zijn: ‘Het vermogen om iets wat als grappig, amusant of geestig wordt ervaren aan te voelen, te waarderen of tot uitdrukking te brengen’. En, staat er, ‘Humor kan ook een aanduiding zijn van de expressie van iets komisch of grappigs in woord, daad of geschrift.’ Vervolgens onderscheidt Wikipedia: Verbale Humor – waarbij bijvoorbeeld gebruikt kan worden gemaakt van woordspelingen, overdrijving, oneliners, en, indien gesproken tekst, versprekingen. Non-verbale humor – denk aan slapstick, overdreven gebaren, gezichtsexpressie en dergelijke. Humor die verbaal én non-verbaal kan zijn – zoals parodieën, karikaturen, platte humor, onbedoelde humor, absurdisme en nonsens. En tot slot, landsgebonden humor – wat aangeeft dat humor eigenlijk een subjectieve aangelegenheid is. Niet alleen het land en de cultuur waarin je ben groot geworden spelen een rol, maar ook milieu, opleiding, leeftijd en de tijd waarin je leeft. Als je deze Wikipedia-pagina leest, kan je niet anders dan Bergson gelijk geven in zijn stelling dat we er niet naar moeten streven om humor binnen een definitie te willen vangen: begrijp je door bovenstaande iets beter wat humor is?


Verrassend genoeg stond op diezelfde Wikipedia-pagina overigens dat ‘puur komische literatuur iets is dat eigenlijk niet bestaat’. Dat vond ik een op zichzelf goed geslaagde grap: iedereen weet dat puur komische boeken – in tegenstelling tot puur ernstige - binnen de kinderboekenwereld wel degelijk bestaan. Denk aan De Waanzinnige Boomhut-boeken van Andy Griffiths en Terry Denton, onnavolgbare verhalen vol, volgens veel volwassenen, flauwe en simpele humor met lol als hoofddoel. Over het succes van de serie schreef NRC-redacteur Thomas de Veen indertijd onder het motto ‘Kul = Lol’: ‘Structuur ontbreekt, coherentie ontbreekt, inhoud ontbreekt. Het is onvoorspelbaar, onvoorstelbaar, onnavolgbaar. En dat kun je afserveren, maar: het is idiotie en geouwehoer uit volstrekte overtuiging.’ Hij betoogt vervolgens dat ‘de Boomhut-serie de ultieme anarchistische postmodernistische versie van jeugdliteratuur is, waarin niets serieus en belangrijk is en dus alles even serieus en belangrijk, én onserieus en onbelangrijk tegelijk’.


‘L’humor pour l’humor’ Zo gedacht zou je kunnen bepleiten dat De Boomhutboeken onder het kopje nonsenslectuur vallen. Wie wil weten wat nonsens eigenlijk is, kan dit nalezen in de nonsens-encyclopedie Perplexicon; het abc van de nonsens van Tysger Boelens en Gerrit Komrij. Daarin staat dat nonsensicale humor ‘humor is die nergens goed voor is. Het is absolute humor, l’humor pour l’humor. De betekenis zit ‘m in het ontbreken van de betekenis, het ontbreken van moraal, van zingeving’. Gevoel voor nonsens is een mentale houding, zegt Gerrit Komrij. En kinderen hebben die (nog) van nature. Denk aan alle nonsensrefreinen van kinderversjes – dat gebruik maakt van abracadabraïsme (wartaal, laltaal, taal zonder betekenis) en wat voor vrolijk effect dit heeft als je die achter elkaar zet : ‘Eun, deun, dip. Ding, dong, dut. Jeune, miene, makke. Wieke, wakke, weg. Anemane, mikkelmee. Obbelde, dobbelde, dominee. Rijen, rijen rossen. Kloentje, kloentje garen. Bom, bam beieren. Uddele, Duddele, Dompelman. Lip-lap-lorum Eeze, weze, wan.’ Natuurlijk kan Annie M.G. Schmidt hier niet onopgemerkt blijven. Haar gedicht Pas op voor de hitte is ook een prachtig voorbeeld van nonsenspoëzie:


‘Denk aan juffrouw Scholten, die is vandaag gesmolten, helemaal gesmolten, op de Dam. Dat kwam door de hiYe, daar is ze in gaan ziYen – als je soms wil weten hoe dat kwam. Ze hebben het voorspeld: Pas op juffrouw, je smelt! Maar ze was ontzeYend eigenwijs… Als een pakje boter, maar dan alleen wat groter, is ze uitgelopen voor het paleis.’

Probeer de clou van dit gedicht vooral niet te achterhalen. Die is er niet. Nonsens, oFewel onzin, gaat juist over het ontbreken van zin. Als het over nonsens gaat kunnen we niet voorbij aan de kinderboekenklassiekers Alice in Wonderland en Alice achter de spiegel van Lewis Carroll – de eerste echte nonsensproza volgens Nicolaas Matsier, schrijver en vertaler van de Alice-boeken. Carroll speelt met taal, logica en semanCek. IllustraCef is bijvoorbeeld deze korte dialoog: ‘ “Ik zie niemand”, zei Alice. “Ik wou dat ik zulke ogen had”, zei de koning jaloers. Dat je niemand kan zien. En nog wel van zo’n afstand”.’ Carroll was een meester in de dialoog en de amreking. En van moraal maakt hij gehakt. Je kunt de boeken lezen als een lange grote, zeer goede grap. Alice is een gewoon, aardig en dapper meisje dat nergens voor terugdeinst. Ze blijF gedurende het hele verhaal hoffelijk in een wereld vol volwassen gekken, in een wereld op zijn kop. Opvoedkundig gezien zijn het wat dat betreF rebelse boeken. Van Alice in Wonderland en Nicolaas Matsier is het een kleine sprong naar Zeb. van Gideon Samson. Die kwam inderCjd op het idee voor deze verhalenbundel toen hij ooit Cjdens een schoolbezoek voorlas uit Ida stak een zebra over van Nicolaas Matsier (die daar in 1987 een Zilveren Griffel voor kreeg). In het Ctelverhaal van dit boek steekt Ida een zebra over, wordt bijna aangereden en schrikt zich daarbij lePerlijk een hoedje, waarna ze op het idee komt dit vaker te doen en zo met alle geschrokken hoedjes een hoedenwinkel te openen onder de naam ‘Idee van Ida’.


Zoals Carroll en Matsier speelt ook Samson met de lePerlijke betekenis van de taal in Zeb.: Lees dit oude volksrijmpje: ‘Hik sprik sprouw, ik geef de hik aan jou. Ik geef de hik aan anderman, die de hik verdragen kan.’ Het idee dat je hiermee de hik kunt verdrijven, is natuurlijk onzin. Maar dat maakt Samson niet uit. Waar het hem om gaat is wat er zou kunnen gebeuren als je het rijmpje lePerlijk leest en uitvoert. Dit heeF hij in het zesde verhaal van Zeb. uitgeprobeerd. Daarin vertelt het meisje Ziva hoe de hik, die ze overigens nergens noemt, al drie weken bij haar thuis rondwaart en alle gezinsleden tot wanhoop drijF. Ploegendienst moet uitkomst bieden: ieder neemt ‘m steeds twee uur achter elkaar en geeF ‘m dan door aan degene die aan de beurt is. Totdat moeder er niet langer tegen kan en besluit om ‘m door te geven aan iemand buiten het gezin, hoe lullig de betrokkenen dit ook vinden.


De letterlijke betekenis van het oude volksrijmpje is Samsons vertrekpunt, zonder dat je dit als lezer weet (het rijmpje komt immers nergens in het verhaal voor). Wat volgt klinkt derhalve volstrekt logisch. Tegelijkertijd weet iedereen dat het idee dat je de hik zomaar als een soort estafettestokje kunt doorgeven, volslagen onzin is. Dat ongemerkt verdraaien van onze (talige) werkelijkheid, waardoor een ander, vervreemdend perspectief ontstaat, is het humorvolle geheim van de verhalenbundel Zeb. Wat onmogelijk lijkt, maakt Samson mogelijk en dat is heel erg grappig. Samsons humorvolle talige spel maakt Zeb. van een ander niveau dan De Boomhutboeken. Beide boeken delen dat ze de werkelijkheid op hun kop zetten – dus wat er gebeurt komt in de verste verte niet overeen met wat we verwachten, waardoor we, zoals Bergson in zijn essay uitlegt, moeten lachen -, maar terwijl in De Boomhutboeken dit vanuit het motto ‘kul=lol’ gebeurt, is Zeb. veel eerder een soort parodie op het vergeefse menselijke verlangen altijd alles maar te willen begrijpen.

Ontregelende humor Nonsens ligt dan ook dicht bij het absurdisme, zoals Albert Camus die introduceerde in De mythe van Sisyphus (1942). Daarin stelt hij dat Sisyphus zijn absurde taak (eeuwig een rotsblok een steile berg opduwen omdat het telkens vanaf de top weer naar beneden rolt) moet omarmen. Absurdisme gaat ervan uit dat de mens existeert in een betekenisloze wereld en - zolang hij zich niet van het leven berooft, of zich overgeeft aan het geloof - derhalve een absurd bestaan leidt. Het is de grap die nergens op slaat die raakt aan dat waarmee we worstelen: namelijk de zinloosheid van ons zijn. In Nederland zijn er niet veel (kinderboeken)schrijvers die zich aan zuivere nonsens en/of absurdisme wagen. Toon Tellegen benadert met zijn dierverhalen het genre wellicht nog het meest. Hij schrijft al sinds 1984 over het betekenisloze bestaan van de eekhoorn en de andere bosbewoners die zich stelselmatig onttrekken aan alle biologische wetmatigheden en de werkelijkheid zodanig ontwrichten dat alle zekerheden verdwijnen en een absurde biotoop ontstaat. En Joke van Leeuwen en Ted van Lieshout komen ook in de buurt met hun eigenzinnige kinderkarakters die met hun oningevulde kinderblik de werkelijkheid door een andere bril dan volwassenen, licht en vrij aanschouwen en zo de boel ontregelen.


Spelen met taal Een ontregelaar puur sang was natuurlijk ook Annie M.G. Schmidt. Voor de Tweede Wereldoorlog werd er in sommige boeken al wel voorzichtig gespot met het gezag. (Denk aan de slapstick-achtige verhalen over Dik Trom en wat later Pietje Bell, het Rotterdams straatjochie dat de pech heeft dat zijn goed bedoelingen voortduren verkeerd uitpakken waardoor alles in het honderd loopt en dus in grappige situaties ontaardt.) Maar Schmidts non-conformistische humor zoals die na de Tweede Wereldoorlog vorm kreeg, gaat een stap verder. ‘Kinderen leren alles om te draaien, de ironie, dat is de waarde van mijn werk’, zei ze ooit. Bovendien erkende zij het belang van de taal om humor mee uit te drukken. Behalve dat haar gedichten en verhalen vrolijk anarchistisch zijn, zijn ze veelal uitermate geestig geschreven, waarbij ze veel dank verschuldigd is aan het tekenwerk van Fiep Westendorp. De illustraties in bijvoorbeeld Pluk van de Petteflet dragen door hun cartooneske en uitvergrote karakteriseringen en geestige details ontegenzeggelijk bij aan het komische karakter van het verhaal, dat tegelijkertijd wél ergens over gaat. Een waardig opvolger van Annie M.G. Schmidt is Bette Westera. In haar nonconformisme doet ze niet onder voor Schmidt en in haar taligheid gaat ze misschien zelfs nog wel wat verder door ongemerkt veelvuldig te strooien met vernuftige woordgrapjes. Zo staat er op het grafschrift van de Glimworm (uit Ik leer je liedjes van verlangen en aan mijn apenstaartje hangen): ‘Hier rust de glimworm. Hij is uitgeblust./ Zijn aardse leven is geweest./ Nu is hij een verlichte geest.’ Overigens, zoals de humor van Annie M.G. Schmidt werd versterkt door Fiep Westendorp, wordt de humor van Westera versterkt door Sylvia Weve. Lees het gedicht Bijen (uit Ik leer je liedjes van verlangen) en zie hoe Weve de inhoud ervan nog eens extra uitvergroot met haar beeld.


Maar degene die het omdraaien van de normen en waarden van met name de volwassenwereld echt tot een hoge kunst verheven heeft, is natuurlijk Guus Kuijer. Veel hedendaagse kinderboekenauteurs zijn in zijn voetsporen getreden. Ze leggen het vertelperspectief, net als Kuijer, bij het kind dat vol verbazing en vaak ook lichte ontsteltenis de wereld observeert. Dat resulteert veelal in een geestige lichtvoetige vertelstem, terwijl de thematiek evengoed serieus kan zijn. Van Een kleine kans van Marjolijn Hof, tot Gips van Anna Woltz, tot De hemel kan wachten van Gideon Samson en de eerder genoemde boeken van Erna Sassen – het zijn allemaal prachtige voorbeelden van boeken waarin humor en ernst elkaar raken. Het komische is geen tegenpool van het tragische Dit raken van humor en ernst vind ik een voorwaarde voor goede literatuur. Zuiver komische Boomhut-achtige boeken – en daar verschijnen er tegenwoordig misschien wel te veel van - genereren uiteindelijk onvoldoende aandacht voor de ernst die ook deel uitmaakt van het leven. Zuiver ernstige boeken genereren onvoldoende aandacht voor de lach die ook deel uitmaakt van het leven. Het komische is geen tegenpool van het tragische. ‘Humor is ernst, doorgetrokken naar het absurde – humor is overwonnen droefheid’, om in de woorden van Godfried Bomans te spreken. Voor alle duidelijkheid: dit is geen definitie, maar een citaat van iemand die graag als grafschrift had gehad: ‘Hier ligt een opgewekt man’. Maar Bomans realiseerde zich dat dit de indruk kon wekken dat in de andere graven louter zuurpruimen lagen en, vond hij: ‘Een dergelijke suggestie is kwetsend tijdens de bezoekuren.’ Dank voor jullie aandacht en ik wens jullie een even zinnige als onzinnige middag toe.


Muzikaal intermezzo door Hans Kuyper




Wat heerlijk om weer een (mid)dag van het kinderboek te hebben in de OBA. Toin Duijx Ik keek er echt naar uit. Eindelijk weer fysiek veel vrienden uit kinderboekenland ontmoeten op de (mid)dag van het kinderboek. Een tradiCe die helaas in 2020 vanwege corona geen doorgang kon vinden en ook dit jaar was het spannend of we bij elkaar mochten komen. Maar gelukkig lieten de nieuwe corona-maatregelen die op dezelfde dag ingingen het toch toe. En dat veel mensen weer behoeFe hadden aan een ontmoeCng met elkaar bleek ook uit de goedgevulde zaal waarbij iedereen netjes de qr-code had laten zien bij binnenkomst. Werkgroepen in de ochtend Ik was al redelijk vroeg, netjes met mijn mondkapje voor, in de OBA, waar ik heel vriendelijk door de organisatoren werd ontvangen en een kleine taak had om mensen de weg te wijzen (wat eigenlijk niet nodig was, want de OBA had ook al twee mensen die dat zeker beter deden). Ik kon dus vrij even bij de zaaltjes binnen kijken waar de workshops bezig waren. Duidelijk was te zien dat er heel enthousiast werd gewerkt en dat de opkomst heel goed was. Tekenen, schrijven, luisteren, voordragen, het kwam allemaal aan bod. Na de workshops heb ik enkele deelnemers gesproken en alleen maar heel enthousiaste reacCes gekregen. En ik kreeg diverse vogels te zien op foto’s op mobieltjes van deelnemers uit de werkgroep van Herma Starreveld. En geweldig dat Marion Nagel op het laatste moment kon invallen en ik hoorde van deelnemers dat er aardig wat ‘verteld’ werd Cjdens de workshop. En bij Erik van Os konden de deelnemers genieten van de vele liedjes die hij schrijF en nu ook ten gehore bracht. De workshops moeten in de toekomst zeker een onderdeel van ‘De (mid)dag van het kinderboek’ blijven.


Van harte welkom In een goed gevulde theaterzaal van de OBA zat iedereen met elkaar te praten. Voor veel deelnemers was het een ontmoeCng met collega’s die men al maanden niet had gesproken, behalve misschien via zoom, teams of andere vreselijke programma’s. De opening van de middag kon niet helemaal volgens het Cjdschema plaatsvinden, omdat iedereen natuurlijk voor het betreden van de theaterzaal zijn of haar qr-code moest laten checken (en dat gaat niet alCjd direct goed en dan moet je op je mobieltje het programma weer opnieuw opstarten). Marco heePe met een beetje vertraging iedereen van harte welkom. ‘De (mid)dag van het kinderboek‘ is ook een beetje een reünie en zeker in coronaCjd. Hij benadrukte hoe geweldig het is dat we fysiek bij elkaar kunnen komen. Vervolgens geeF hij het woord aan de directeur van de OBA. Maarten Lammers, als manager verantwoordelijk voor de Centrale OBA en de programmering in alle 26 bibliotheken van Amsterdam, gaf aan blij te zijn elk jaar gastheer voor ‘De (mid)dag van het kinderboek’ te mogen zijn. Lezen is belangrijk, stelde hij, en daar wil de OBA graag alle ruimte voor geven. Zijn kinderen wisten nog om welk boek zij alCjd zo moesten lachten bij het voorlezen. Dit was Victor Vies tot niet Tevreten en het puddingmonster van Jeanne Willis, met illustraCes van Korky Paul. Met waarschijnlijk hetzelfde plezier van jaren geleden las hij een fragment uit het boek voor. En toen nam Aby op zijn alCjd bijzondere wijze het woord en werden natuurlijk de sponsors (zo noodzakelijk) getoond. Er werd ook even gewezen op de door Ted van Lieshout, de oorspronkelijke iniCaCefnemer van deze manifestaCe, jaren geleden in het leven geroepen ‘donaCe-box’ bij de ingang, die ook als uitgang dienst doet en waarbij men dan een bijdrage in de box kan stoppen. Marco gaf een korte inleiding op het thema van de middag: Humor. Hij declameerde het gedicht over een professor in de wetenschap, professor Zegellak uit een boek van Daan Zonderland. Humor is meer dan alleen lachen, stelde Marco. Het is eerder het delen van een gekte.


Kunstwerk in wording TradiConeel was er ook dit jaar een kunstenaar die ter plekke op het toneel een kunstwerk maakt, dat later dan komt te hangen in een van de filialen van de OBA. Dit jaar de eer van de meermaals bekroonde (onder meer met gouden penselen) Yvonne Jagtenberg. Ze vertelde speciaal voor deze gelegenheid een groot doek te hebben aangeschaF. En ze had veel materiaal bij haar (ik had Cjdens de lunch gezien dat er redelijk veel verf al aan haar handen zat). Volgens Yvonne gaat humor ook over mislukken en ze gaf aan niets voorbereid te hebben en dat het dus allemaal op een mislukking kan uitdraaien. Maar nadat ze iedereen in de zaal had zien plaatsnemen had ze besloten een groepsportret te maken van iedereen in de zaal. Vanwege de privacy natuurlijk niet helemaal herkenbaar, maar toch ……. In de loop van het programma kwamen Aby of Marco regelmaCg even bij haar kijken. En toen bleek toch dat sommige mensen zich wel degelijk herkenden in het kunstwerk. Ik moest onder de pauze zelfs even voor Yvonne poseren. Wat mij opviel is dat Yvonne soms naar haar eigen schilderij stond te kijken met de gedachte van waar gaat dit allemaal heen. Aan het slot van de middag was er een mooi kunstwerk en toen Yvonne haar Herman (het hangbuikzwijn uit haar prentenboeken die zo goed is in modderen en wroeten) over een deel van het schilderij wilde schilderen, kwam er commentaar uit de zaal, en hield Yvonne zich in en kreeg Herman een bescheiden plaats. Veel deelnemers, waaronder ondergetekende, maakten na afloop van het programma nog een foto van het kunstwerk, zeker de mensen die zich dachten te herkennen op het schilderij.


Gedegen inleiding over humor in kinderboeken. Aan Mirjam Noorduijn de eer om een inleidende lezing op het thema te geven. En het werd een gedegen inleiding, waarbij getracht werd een definitie van het begrip ‘humor’ te geven, maar uiteindelijk lukt dat gewoon niet. Ze ging uit van ‘humor is een kwestie van stijl’, maar tijdens de voorbereiding van de lezing begreep ze dat het allemaal veel gecompliceerder ligt. Het leverde een dwaaltocht op naar wat er nu allemaal schuil gaat achter humor. Humor wordt nog te vaak gezien als louter amusement en zonder status binnen de kunstwereld. Mirjam was van mening dat humor meer aandacht, maar vooral ook meer waardering verdient. Erg grappig was dat zij zelfs een bijna echtelijke ruzie beschreef toen zij tijdens een wandeling met haar partner aangaf die dwaaltocht naar humor moeilijk te vinden. Aan de hand van duidelijke voorbeelden liet Mirjam zien hoe humor in kinderboeken een plaats hebben. Haar lezing die zeer de moeite waard was, is in het verslag van ‘de (mid)dag van het kinderboek’ nog terug te lezen. Zeer aan te bevelen. Muzikaal intermezzo Tussen de programma-onderdelen door trad Hans Kuijper op. Hij debuteerde in 1997 als dichter voor kinderen met de bundel Ik word wel koningin. Behalve poëzie schrijft hij ook veel proza en volgend jaar viert hij zijn vijfentwintigjarig schrijverschap. En hij kon het niet laten om ook even te laten weten dat hij in de gemeenteraad zit voor de partij Rosa en hij deed een oproep aan alle deelnemers die in Zaanstad wonen om bij de eerstvolgende verkiezingen op hem te stemmen. De liedjes die hij begeleid op zijn gitaar naar voren bracht werden steeds kort ingeleid door hoe deze door kinderen worden ontvangen. Hij liet zien hoe humor door kinderen in verschillende groepen van de basisschool wordt ervaren. Zo ontgaan woordgrapjes kleuters altijd en lachen zij vaak om heel andere dingen dan waarvan jij verwacht had dat ze zouden lachen. Bij de hogere groepen is meer mogelijk, maar ook dan kun je nog voor verrassingen komen te staan. De voorbeelden die hij gaf waar uitermate humoristisch. En de liedjes ook, en het publiek reageerde heel spontaan. Hij had er van mij wel meer mogen zingen. En de samenzang met de zaal ging erg goed


Een schrijversloopbaan Rom Molenaar vertelde over zijn loopbaan als schrijver. Na bijna dertig jaar werken in het (basis)onderwijs wendde hij eind 1996 de steven en werd kinderboekenschrijver met zijn eerste boek, Olaf de Polaf. Er volgden nog heel veel boeken, vooral voor de leeftijdsgroep van 12 jaar en ouder t/m Young Adults. Ook ging hij vaak op schoolbezoek, maar na een tijdje had hij geen uitgever meer en werden de aanvragen voor klasbezoeken steeds minder. Geen lezing waarin humor erg centraal stond, maar wel een heel eerlijk verhaal hoe het een auteur kan vergaan. Zijn lezing is ook in het verslag van ‘de (mid)dag van het kinderboek’ te lezen. De zeepkist Na de pauze (zo belangrijk voor informele gesprekken onder elkaar) werd natuurlijk even gekeken hoe het met het kunstwerk van Yvonne ging. Zij dacht dat er wel een glaasje rode wijn nodig was om verder te gaan. En toen kwam de zeepkist, een vast programma-onderdeel waar mensen de kans krijgen om in drie tot vier minuten iets te vertellen. Nanda Roep mocht de spits afbijten. Ze vertelde over de ontlezing in het algemeen, en gaf aan dat zij haar eigen kinderen ook niet aan het lezen kreeg. Zij is de initiatiefneemster van het leesproject van Stichting Leesplezier, rond haar Plaza Patatta kinderboeken, maar ook boeken van andere auteurs. Een project van vier weken, vaak in samenwerking met de bibliotheek. Al meer dan zeshonderd kinderen hebben via dit project, en zoals zij zelf aangaf ‘met lichte dwang’, leesplezier opgedaan en daar ook heel enthousiast op gereageerd. Nog net voor Aby herrie ging maken omdat de tijd voorbij was, kon Nanda nog de website noemen waar alle informatie te vinden is: www.stichtingleesplezier.nl.


De tweede spreker op de zeepkist was totaal onvoorbereid en werd door Aby gewoon uit de zaal geplukt. Ik had de eer iets te mogen, of eerder moeten want Aby zette me gewoon van het blok (wraak dat ik in een recensie ooit iets kritisch over zijn dialogen in zijn kinderboeken heb gezegd?) vertellen over IBBY. IBBY-Nederland is de Nederlandse sectie van de International Board on Books for Young People. IBBY heeft als doel kinderen wereldwijd toegang te geven tot boeken van hoge kwaliteit en zet zich in om door middel van jeugdliteratuur bruggen te bouwen tussen mensen en culturen. Ik probeerde te vertellen hoe IBBY dat doet, door onder meer naar verschillende projecten in het buitenland te verwijzen en naar de voordrachten voor internationale prijzen en nog veel meer. Een beetje ongestructureerd kwam het misschien over, maar een kijkje op de website www.ibby-nederland.nl is zeer de moeite waard. Het is werkelijk een geweldige instelling en ik ben heel trots dat ik honorary member van deze organisatie ben. De drie stukken chocolade die ik kreeg hebben een goed thuis bij vrienden gevonden.

Yvonne Jagtenberg is niet alleen illustrator, maar ook schrijver en haar laatste boek Wandert, de laatste jongen die naar zijn ouders luisterde is door de pers heel goed ontvangen. De fantasievolle jongen in dit boek droomt weg bij de borsten van zijn tante (die hij Rick en Thijs doopt om er in haar bijzijn met een vriendje over te kunnen praten). Een ontzettend humoristisch hoofdstuk, zeker op het moment dat zijn moeder aangeeft dat die borsten andere koosnaampjes hebben. En schitterend voorgelezen door Yvonne en er werd wat afgelachen in de zaal. Dat het belangrijk is om je aan te sluiten bij de auteursbond werd door Marcel van Driel duidelijk gemaakt. Een vakbond is voor auteurs noodzakelijk. Hij gaf als voorbeeld dat uitgevers soms een modelcontract voorleggen aan auteurs, terwijl het helemaal geen modelcontract is. Bij de auteursbond is dan juridisch advies mogelijk. Er lagen flyers op de tafel bij de ingang van de zaal, maar er is natuurlijk ook een website: www.auteursbond.nl


Humor maakt rauwe woorden zoet Tosca Menten die bekend is om haar humorisCsche boeken had in 2020 op verzoek van Aby en Marco een filmpje gemaakt als compensaCe voor het toen door corona niet door kunnen gaan van ‘de (mid)dag van het kinderboek’. Zij had echter het idee dat bijna niemand haar bijdrage aan de online presentaCe van de 2020 versie van ‘de (mid)dag van het kinderboek’ had gekeken en na raadpleging van de zaal klopte dat ook wel. We kregen het korte filmpje dus alsnog te zien. En Tosca, door mij in een recensie ooit de Roald Dahl van Nederland genoemd, besloot haar PowerPoint voor de lezing niet te gebruiken en daarvoor in de plaats uit de losse pols te vertellen over wat voor haar humor in boeken betekent. Humor moet aansluiten bij de doelgroep en dan mag je best wel eens door je knieën. Of de tekst van de oorspronkelijke lezing in het verslag wordt opgenomen is mij niet bekend. Zou wel mooi zijn.


Ruzie om wie Boer Boris heeL bedacht Philip Hopman tekent nu al Cen jaar de avonturen van Boer Boris. En met heel veel succes. Maar over hoe Boer Boris is ontstaan gaan verschillende verhalen de ronde. Zowel Philip Hopman, als Ted van Lieshout, de auteur van de verhalen, beweren Boer Boris bedacht te hebben. In een werkelijk briljante dialoog, ziPend in de door Philip geschilderde auto onderweg naar een lezing, maakten auteur en illustrator ruzie over de ontstaansgeschiedenis. TegelijkerCjd kregen we inzicht in hoe auteur en illustrator samenwerken (in het nieuwe boek van Boer Boris heeF Ted maar liefst honderd pinguïns bedacht en die moeten dan ook allemaal getekend worden). Op een gegeven moment ging het kibbelende duo zich omkleden en iedereen in de zaal verwachPe dat zij als personages uit Boer Boris weer op het toneel zouden verschijnen (uit de coulissen hoorden we hoe de ruzie werd voortgezet). Een complete verrassing was het dan ook toen Philip en Ted als twee meisjes met een mooie pruik op terugkeerden op het toneel. Het optreden is niet in woorden te vaPen, je moet erbij geweest zijn. Er zullen zeker foto’s in het verslag van ‘de (mid)dag van het kinderboek’ staan. Een schiPerende afsluiCng van een heel geslaagde dag. De afsluitende borrel Tijdens de borrel werd duidelijk hoe lang mensen elkaar fysiek niet gezien had. Een belangrijk onderdeel van ‘de (mid)dag van het kinderboek’, de informele ontmoeCngen. Heerlijk om studenten van de master jeugdliteratuur uit Tilburg te zien, en schrijvers, auteurs en uitgevers. Ik heb meer dan een half uur erover gedaan om naar huis te gaan, want steeds kwam ik wel weer een bekende tegen. Wat hadden we allemaal in deze corona-Cjd behoeFe aan deze fysieke ontmoeCng. Dank aan Marco Kunst en Aby den Hartog voor de geweldige organisaCe. En nu maar hopen dat we over een jaar weer bij elkaar mogen komen. Toin Duijx


Zing ik een lied, door Rom Molemaker December 1996. Ik keerde de school waar ik werkte met een burn out de rug toe en begon aan een tweede leven. Ik zeg dat zo even tussen neus en lippen door. (Wat overigens niet kan: tussen neus en lippen zit mijn snor en met mijn snor kan ik niets zeggen. Maar dit terzijde.) Ik bedoel, het is achteloos gezegd, terloops, dat is misschien beter. Maar zo eenvóudig was het niet. Ik was een hoop ellende kwijt, maar ook structuur. Ik ging als vrijwilliger in de Utrechtse Domkerk aan de slag met het op orde brengen van het bladmuziekarchief van de Domcantorij, waarin ik zanger was (en nog ben). Het was een heidens karwei maar het leidde me af van de mogelijkheid dat er op een kwade dag iemand, van de inspecCe bijvoorbeeld, zou zeggen: ‘Nou, Molemaker, het is wel weer mooi geweest. Ga jij maar weer aan de slag.’ Wat nooit gebeurde, overigens Na een Cjd had ik een gesprek van drie kwarCer met een psychiater van de USZO, het huidige UWV. Hij had een grote snor waar hij onderdoor sprak en aan het einde van de sessie zei hij: ‘Jongen, het komt helemaal goed met jou, als je maar niet weer voor de klas gaat.’ Een zin die, naar later bleek, weer zin gaf. Een maand later werd ik afgekeurd voor het onderwijs, het archief was in inmiddels op orde, alles onder controle. Nu de structuur nog. Die verscheen aan de horizon toen ik wist dat mijn eerste kinderboek werd uitgegeven, en, zei de uitgever, wacht niet te lang met de volgende. Er ging een sluisdeur open en het ene verhaal na het andere stroomde naar binnen.


Mensen spreken heel veel talen,’ Frans, Engels, Babels en zo meer. Maar groter, ‘k zeg het keer op keer, Is de taal van het verhalen. Waar de verhalen zijn verloren is de samenleving leeg Waar de verteller eenmaal zweeg is enkel nog geruis te horen Verrassend was het dat het bezoeken van klassen met basisschoolleerlingen geen probleem bleek te zijn. Het verhaal waar ik mee kwam was namelijk goed voor een spanningsboog van drie kwartier en als de kindertjes begonnen te klieren was ik weer weg. Inmiddels had ik wel te horen gekregen dat boeken, in tegenstelling tot wat ik ooit dacht, geen eeuwigheidswaarde hebben, uitgezonderd misschien de bijbel, de koran, Jip en Janneke en Engelandvaarders. Blijven schrijven dus. Grappige, spannende, avontuurlijke verhalen voor lezers van zes tot twaalf jaar, het ene boek na het andere. Achteraf denk ik wel eens dat het er teveel waren, maar ik kon het gewoon niet laten. Ik schreef elke dag. Ik had het leven gekregen dat ik me altijd wenste: ik schreef en ik zong.

Ja, het winnen van prijzen is leuk, ik ontken het niet, het is me eenmaal overkomen. Ik gebruik met opzet het woord overkomen. Verhalen maken doe je zelf, op beoordelingen, recensies, prijzen, heb je geen invloed, dat overkomt je. En ik had óók mijn geldingsdrang maar als je je hele geluk moet laten afhangen van goede recensies of het halen van prijzen valt dat geluk je des te minder vaak toe. Ik zei een keer tegen Rob Ruggenberg, zaliger nagedachtenis, dat ik vooral van schrijven gelukkig werd. Tot mijn verbazing zei hij dat schrijven hém níet gelukkig maakte. Nou, mij dus wel, en dat was maar goed ook. Want na een succesvolle reeks boeken voor jongeren, twee nominaties voor de Jonge Jury en een reeks schoolbezoeken in weet ik waar niet allemaal stopte dat vrij plotseling. Er werd aan de noodrem getrokken in de trein van nu naar ooit Ik werd van mijn plaats gegooid terwijl ik stond: hup, van mijn sokken.


Wie deed dat, vroeg ik wantrouwig in eerste instantie. En daarna, toen ik me niet kon voorstellen dat IEMAND dat deed: wat is er gebeurd? Vervolgens: Ach, er wordt wel vaker per ongeluk aan de noodrem getrokken. (standje zelfbescherming). Tenslotte dacht ik ook nog dat de puberlezers een leuke kerel die ook nog piloot is, of een vrolijke jonge meid die er leuk uitziet, liever zien binnenkomen dan een man van 76 die steeds moeilijker de trap op komt (standje zielig) Uitnodigingen voor schoolbezoek kreeg ik niet meer, mijn uitgever hield er opeens mee op, mijn backlist konden ze niet kwijt, alles ging in de ramsj. De deur waartegen ik belandde Vloog open met een doffe klap, en daar lag ik tenslotte, slap, verslagen, en met lege handen. En toen begon de Covid -19 Experience. Allemaal ingrediënten voor een goeie depressie. Over humor gesproken.

Maar kijk, je bent schrijver als je schríjft, niet alleen als je vol in de schijnwerpers staat, ik zei het zojuist, en ik ging door met schrijven. En nog steeds. Ik ben een verzameling van korte verhalen voor volwassenen aan het bouwen waar ik trouwens nog helemaal geen uitgever voor weet. En ik ben in een groep terecht gekomen die ultrakorte verhalen schrijft van maximaal 99 woorden. Een prima schrijfoefening. Soms is er een woord van de week, dat als onderwerp kan dienen. Ik geef twee voorbeelden:


Oorlog (woord van de week: metafoor) Op deze windstille middag hangt boven het strakke en smetteloze slagveld de stilte voor de storm. De tegenstanders staan in slagorde, tot de tanden bewapend, tegenover elkaar. De spanning is te snijden, de messen zijn geslepen. Zal de een als kanonnenvoer dienen voor de ander? Zal de ander in het mes lopen van de een? Aan de ene kant lopen achterin moordenaars rond., aan de andere kant ligt de kettingzaag klaar. Het wordt een strijd op leven en dood. De massa houdt de adem in. Het signaal klinkt. De wedstrijd Ajax-FC Utrecht is begonnen

Goudkleurige schedel (woord van de week: macaber) De FC Macaber speelt in het Magere Hein toernooi tegen vv. Rood Indigo Paars (R.I.P.). De FC wint, al na twinCg minuten en vier levenloze tegenstanders, reglementair. Ook de omnisportvereniging De zes planken bijt bloedend in het stof. De finale is tegen de door Tomtom gesponsorde FC Bestemming Bereikt. Met wervelend spel verplePert Macaber, lePerlijk, de tegenstander. Als het veld weer is schoongemaakt vindt de prijsuitreiking plaats. ‘Het leven is zo lang als het duurt, zeg ik alCjd maar,’ zegt aanvoerder Sabel van Zeis, terwijl hij de trofee, een goudkleurige schedel, omhooghoudt.


Men zegt dat we in het Cjdperk van de ontlezing zijn beland. Mensen die daar bezorgd over zijn zeggen dat een lage leesvaardigheid kan leiden tot het niet meer kunnen lezen van bv. ambtelijke formulieren, het theoreCsche rijexamen, uitleg bij belasCngaanslagen, en zo meer. Dat is natuurlijk zo, maar waar het mij, als verteller, om gaat is dat kinderen, en niet alleen zij, de mogelijkheid hebben om andere werelden te betreden, zich te kunnen idenCficeren met de hoofdpersoon, de lasCge wereld van alledag te vergeten, weg te kunnen vliegen, varen, rijden, lopen. Schrijvers, én lezers houden het verhaal levend. Dus. Ik zing een lied voor elke lezer, voor iedereen die boeken vreet, die wil verdwalen in verhalen van heind’ en ver, van lief en leed. Voor iedereen die aan het boek geen weerstand biedt, zing ik een lied. Ik groet u allen zeer. Rom Molemaker



ZEEPKISTJE


Nanda Roep, namens de Stichting Leesplezier


Toin Duijx, namens IBBY-Nederland


Marcel van Driel, namens de Auteursbond



Haha! Het mocht weer! De Middag van Het Kinderboek 2021, met humor als centraal thema Verslag door Katrien Temmerman OBA staat voor Openbare Bibliotheek Amsterdam, en de Middag, met als thema dit jaar Humor, begon voor mij al om 11 uur in de ochtend. Dat wilde evengoed zeggen dat ik wel godsgruwelijk vroeg aan mijn dag moest beginnen voor een zaterdag. Op weekdagen ben ik het alweer een tijdje gewend van om 5 uur of daaromtrent, uit bed te moeten rollen. Maar hé, het mag weer! Ik mag het huis uit, weer voor (kinder)boeken nog wel!

Verwachtingen op z'n kop zetten en dubbele bodems Van Erik van Os leer ik dat je verwachtingen op zijn kop mag zetten, en dat een reus dus best als maaltijd 2 erwtjes wil. Of dat hij in ruil daarvoor, wel alle toetjes op de kaart wil. Dat een dinosaurus best (gewoon) Kees van Dijk kan heten. Dat Jan Jutte hem voortreffelijk portretteert. Dat dinosaurussen in de toekomst kunnen kijken, en ons naar onze eigen kleine wereld laten kijken. Zo, ik heb u zomaar wat dubbele bodems meegegeven, waar kinderen misschien overheen kijken, maar dan weer van andere elementen in een boek dat voor hen bedoeld is, zullen genieten. “Kees van Dijk” en “Bijzondere keus, meneer de reus”, laten heel helder zien dat een auteur die voor kinderen schrijft, dat volgens van Os ook doet voor de volwassene in de omgeving van het kind. Iets waar ik heel erg achtersta. En nee, dat gaat voor mij niet over “dingen opdringen”. Waar het volgens mij wel over gaat, is dat je een kind zoveel mogelijk dingen laat om van te proeven, en het de keuze mee helpt maken het te ontdekken. Ik geloof niet in “voor kinderen, omdat je kinderboeken schrijft, leest, maakt, op je knieën te gaan zitten”. Trapjes en laddertjes aanbieden, om over de horizon te kijken, is veel boeiender.


Ook voor volwassenen Zo. Dat om aan te duiden dat schrijvers van kinderboeken dat OOK voor de volwassen (voor)lezer doen. Dat deze gesprekken over boeken het warm laten worden om je hart. Dat ik niet moet uitleggen wat ik met kinderboeken heb, enkel hoe ik dat voor mezelf waarmaak. De Middag zat weer zeer goed in elkaar, met een aantal lezingen, van Mirjam Noordduijn, die humor een kwesIe van sIjl vindt, maar tegelijk ook zegt dat het alles samen veel complexer is dan dat.

Leesplezier en humor zonder pies en poep

En even al tussendoor, anders vergeet ik het in dit verslag te melden: humor hoeL niet over pies en poep te gaan. Wel over kul en lol (hebben aan lezen). Dat kinderen weldegelijk plezier kunnen hebben aan lezen, bewees Nanda Roep die een praatje kwam houden (van drie minuten en een half, en ik herademde weer maar eens: lezen is namelijk helemaal niet zo raar) over haar sIchIng Leesplezier. De auteursbond is zowat een vakbond voor auteurs, en daar vertelde Marcel van Driel wat over. Humor maakt rauwe woorden zoet, volgens Tosca Menten. Zelf vind ik haar voorbeeld van “Dirkje Bakkes” niet geheel humorisIsch, als wel een oerdegelijk klassiek en goed verteld verhaal, dat voor mij weinig met humor te maken heeL, al maken de illustraIes van Elly Hees de toon van het verhaal wat lichter. Met voorlezen kun je echter wél alle registers opentrekken, en de humor weldegelijk in een verhaal, dat luchIg bedoeld is, met een zwaar thema als je kind achterlaten, in een boek stoppen. “Dirkje Bakkes, brandnetelspecialist”: het is een Itel die mij meteen zin geeL om dit boek in te duiken.


Een blik Boer Boris voor volwassenen

Ted van Lieshout en Philip Hopman trokken een blik “Boer Boris” open, en maakten hun reeks over de kleine landbouwer meteen een heel stuk minder geschikt voor kinderoortjes, maar waarvan de volwassenen in de zaal heel erg hebben gesnoept. Hoe doen die twee dat toch telkens? Boer Boris staat hier trouwens nog steeds op mijn bureau, als uitdeelboekje, en hij is aan het werk, in zijn blauwe overall en zijn rode laarsjes. Op zijn eigen You-tubekanaal krijg je trouwens tekenCps. En olifanten kunnen weldegelijk voorkomen op een boerderij. Ik moet maar eens wat meer Boer Boris boeken gaan lezen/lenen. Het heeF trouwens gewerkt, mag ik na dik 2,5 jaar ploeteren en nog net niet verzuipen, melden. Ik heb nu weer Cjd voor meer dan “Ik MOET werk vinden!” lezen, en voor mijn passie die kinder- en jeugdboeken nog alCjd zijn. Mag ik volgend jaar weer?


Tosca Menten









Ted van Lieshout schreef op 7 november: Gisteren de twaalfde Middag van het Kinderboek in de Amsterdamse OBA. Humor, was het thema. Een moeilijk onderwerp om iets zinnigs over te zeggen. Toen Philip Hopman vorig jaar vertelde dat hij gevraagd was om erover een lezing te komen geven, vroeg hij of ik eraan mee wilde werken. Hij wilde een verhaal houden over de samenwerking tussen illustrator en auteur en hoe dat niet altijd over rozen gaat. Ik zei natuurlijk meteen ja, maar dacht dat het er niet van zou komen. Dat kwam het wel! Anderhalve maand geleden is Philip enthousiast aan de slag gegaan. Hij vertelde wat hij wilde, wat ik moest doen, en ik moest meekomen naar een naaister omdat hij kostuums voor ons wilde laten maken; hij wilde dat we ons tijdens het optreden zouden verkleden, niet als Boer Boris, maar als zusje Sam! We zijn pruiken wezen kopen, hebben in de Hema aan een dame gevraagd om ons te helpen aan de juiste maat maillot en hebben haardbanden via internet besteld. We spraken een paar keer door hoe we een en ander zouden improviseren en zijn vrijdag bij elkaar gekomen om alles nog even te passen. De voorpret was al voldoende: het kón niet meer mislukken. Philip vertelde een mooi verhaal, had een mooie auto uitgezaagd en haalde mij uit de zaal naar beneden. En zo zagen we eruit:





De Middag van het Kinderboek kan alleen dankzij de steun van de sponsoren worden georganiseerd en gerealiseerd. Daarom bedanken wij alle sponsoren nogmaals hartelijk!


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.