Ruimte + Wonen 2018 #4

Page 1

#4/2018

Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts

De agrarische revolutie 62 THEMA

De macht van de algoritmen Digitale gevaren 24

Design thinking in Helsinki

Ieder z'n eigen stad 72

44


Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner. Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Evamarije Smit via telefoonnummer 073-2051010 of via e-mail e.smit@aeneas.nl

Meer informatie over deze bedrijven en het partnerschap staat op ruimteenwonen.nl/partners


Inhoud Hier en hierna

THEMA ALGORITMEN

Panorama Nederland

Geen gebiedsontwikkeling zonder data

Toekomstperspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland

6

Bewegen of stilstaan Waardes van openbare ruimte in de stad

82

122

ARTIKELEN

REPORTAGES

EN VERDER

34

Op de troepen vooruit Eric Smulders

104 Provincie is geen pintautomaat Joost Zonneveld

2

Hoofdredactioneel Paul Gerretsen en Evamarije Smit

54

Dichtheid in beeld Een beeldessay

114 Ruimtelijke interventies Beeldessay over culturele hoofdstad Leeuwarden

86

Column Ron Lander

INTERVIEWS

139 Recensie IJsselmeergebied

94

Vinger aan de pols Roel Meeuwsen

16

Interview met Marleen Stikker

88

Interview met Paul Gerretsen en Desirée Uitzetter

132 Interview met Nienke Homan

1

138 Recensie City by City


Macht van algoritmen Het gesprek over algoritmen is nog maar net begonnen, zegt directeur van stichting Waag Marleen Stikker die vindt dat er zo snel mogelijk een Autoriteit Algoritmen moet komen. Want de macht van algoritmen is groot betoogt zij in een interview en de achterliggende beslisboom is vaak niet meer te achterhalen. De positie van burgers ten op zichtte van beleid komt daarmee in de knel; computergestuurde beslissingen kunnen moeilijk worden teruggedraaid. Ook de beschikbare data die vaak onvolledig en oud is, vormt een risico bij het gebruik van algoritmen. Dilemma´s voor bestuurders en beslissers zijn er volop: zijn grote investeringen te baseren op algoritmen die met “historische data” gevoed zijn?

Het gesprek over algoritmen is pas net begonnen” 2

Begrijpen wij genoeg van de manier waarop het software programma haar beslissingen heeft gemaakt? Stellen we onze data wel beschikbaar en willen we die wel delen met anderen? Hoe transparant zijn wij? Hoe vind je de balans tussen door computer gedreven beslissingen en de menselijke maat? Enzovoort.​ Al deze beren op de weg verhinderen niet dat de teneur van de artikelen die het thema van dit nummer behelst positief is. “De macht van de algoritmen” heeft de aandacht van de betrokkenen en weerhoudt bestuurders en beleidsmakers er niet van om te experimenteren met big data. Woningcorporatie Woonstad uit Rotterdam werkt inmiddels veel meer datagestuurd en is van mening dat de organisatie nu gerichter, scherper en meer onderbouwd beslissingen kan nemen over het vastgoed. En transparanter kan verantwoorden waarom ze welke keuzes maken, ver-


HOOFDREDACTIONEEL

telt Maria Molenaar, voorzitter van de Raad van Bestuur. Ook bij woonfraude, het voorkomen van betalingsachterstanden en het sociale beheer worden big data gekoppeld en geanalyseerd. Dat data vaak ontbreekt of verouderd is levert inderdaad blinde vlekken op maar de voordelen wegen zwaarder. Ook zij hebben ruim aandacht aan de morele kant van - en de menselijke maat van computergestuurde beslissingen. Het artikel “Iedereen zijn eigen stad” zet helder uiteen hoe een toenemende stroom van data over onze individuele voorkeuren en gedrag in de woonomgeving ervoor zorgt dat er een personalisering op grote schaal kan plaatsvinden. “De” stad wordt “mijn” stad. De hoofdstad van IJsland, Helsinki, is een koploper op dat gebied. De overheid is daar de stuwende kracht en heeft al haar besluitvormingsprocessen digitaal en transparant gemaakt. In feite heeft ze een digitale democratie

gefaciliteerd. Auteur Dirk Verhagen was op bezoek en doet verslag. De overheid zou ook in ons land een voorbeeldfunctie moeten vervullen, bepleit Co Verdaas die ook het zogenoemde Ongevraagd Advies van de Raad van State aan het kabinet een interessante ontwikkeling vindt. Het artikel hierover gaat de diepte in. Verdaas en zijn collega´s stellen in hun bijdrage dat gebiedsontwikkeling niet kan zonder data gedreven beslissingen, daarvoor zijn de huidige opgaven veel te complex. Het aardige van dit artikel, tevens de opening van dit thema, is dat de auteurs elk van een andere generatie zijn. Ze worden gedreven door dezelfde missie namelijk het vormgeven aan een duurzaam Nederland en hebben allen een andere relatie met data. Inspirerend en een beetje onwennig tegelijkertijd is het om te lezen dat data voor de jongste auteurs is als zuurstof: ze geven kleur en inzicht.

3

Zo onzichtbaar als algoritmen voor de meesten van ons toch nog zijn, zo zichtbaar is Panorama Nederland. U heeft een primeur in handen. Halverwege dit vakblad treft u de vier aangezichten van Nederland, ontworpen door de Rijksbouwmeesters. De insteek is wederom positief: de grote maatschappelijke opgaven bieden een kans om Nederland, schoner, hechter en rijker te maken. Het panorama zet de toon en verbeeldt een herkenbaar en toch fundamenteel anders georganiseerd Nederland; een toekomstperspectief lijkt geboden. Evamarije Smit Conceptmanager Ruimte en Wonen Paul Gerretsen Stedenbouw & Ruimtelijke Ontwikkeling


Auteurs Aan dit nummer werkten mee:

Marco Aarsen, Goudappel Coffeng

Steven Bastiaans, Stibbe

Paul Gerritsen, Vereniging Deltametropool

Marit Haaksma, Urban Synergy

Arjan Harbers, Planbureau voor de Leefomgeving

Erik Hardeman, Journalist

Gert-Jan Hagen, Springco

Ron Lander, Provincie Groningen

Roel Meeuwsen, Commissie voor de m.e.r.

4


RUIMTE + WONEN NETWERK

Merten Nefs, Vereniging Deltametropool

Evamarije Smit, Ruimte + Wonen

Eric Smulders, Woonstad Rotterdam

Co Verdaas, Over Morgen

Dirk Verhagen, Urban Synergy

Anne-Jo Visser, Gemeente Utrecht

Dorien de Voogt, Vereniging DeltaMetropool

Sjaak Wolfert, Wageningen University & Research

Joost Zonneveld, Journalist

5


ALGORITMEN

Heden en hierna

Geen gebiedsontwikkeling zonder data

Elektrisch rijden in 2030, verduurzaming van de woningvoorraad, klimaatadaptatie, transitie naar een circulaire landbouw en economie, 1 miljoen extra woningen. Zonder goed gebruik van data zijn we niet in staat de goede antwoorden te genereren. Bij onze aankopen, onze sociale contacten, onze mobiliteitskeuze en het boeken van een vakantie is het gebruik van data vanzelfsprekend. Data en gebiedsontwikkeling: waar liggen kansen, welke valkuilen moeten we vermijden. De lat kan niet hoog genoeg gelegd worden. Tekst Co Verdaas, Gerwin Hop, Anne van der Veen, Robin Ammerlaan

6


Prognose autonoom vervoer

7


ALGORITMEN

T

Begrippen geduid

oen rond 1990 de eerste computers hun intrede deden studeerde Co Verdaas af aan de Radboud Universiteit (toen nog de Katholieke Universiteit Nijmegen) op het gebruik van geografische informatiesystemen in de beleidscyclus. Dat was een wijze keuze volgens de betrokken docenten. Immers, de eerste computers en daarmee de maakbare samenleving, lag als het ware voor het oprapen. Meer data en meer kennis zouden leiden tot betere besluiten en meer welvaart en welzijn. Kennis van computers en geografische informatiesystemen zouden zelfs randvoorwaardelijk zijn voor het vinden van een baan als planoloog. Het zou nog even duren zo weten we nu. In 1991 zat werkelijk geen enkele werkgever te wachten op een pas afgestudeerde planoloog met kennis van geografische informatiesystemen. Gerwin Hop studeerde in 1999 af aan de universiteit Twente. Hij was toen al op zoek naar innovatieve technieken en werkwijzen. In 1996 was hij als stagiair trotse bezitter van een laptop waarmee hij data-analyses maakte die beslissers konden gebruiken voor hun beleid. Vol verwondering verzamelden de ambtenaren van de gemeente zich om dat bijzondere apparaat van hem. De nieuwste generatie wordt vertegenwoordigt door Anne van der Veen en Robin Ammerlaan voor wie data zijn als zuurstof; ze geven kleur en inzicht. Zij zijn recent afgestudeerd aan de TU Delft en Wageningen UR. Werken aan gebiedsontwikkeling zonder een empirische basis is voor hen ondenkbaar. Deze drie generaties worden gedreven door dezelfde missie: vormgeven aan een duurzaam Nederland. Eindelijk wordt de belofte van 1990 ingelost zo lijkt het, al zijn we nog lang niet zover dat een evidence based gebiedsontwikkeling op basis van (big) data vanzelfsprekend is.

Data. Je hoort de term vaak. Data is eigenlijk een grote serie aan kale feitjes. Gesorteerd of ongesorteerd, kwalitatief of kwantitatief. Wanneer je data verwerkt en interpreteert maak je er informatie van. Het verwerken van data naar informatie kun je automatiseren door het gebruik van algoritmen. Door nieuwe informatie te combineren met bestaande kennis en verbanden te leggen kom je vervolgens tot nieuwe inzichten. Big data is een containerbegrip en duidt meestal op het enorme volume aan data waar we tegenwoordig mee te maken hebben. We hebben steeds meer data tot onze beschikking, maar hoe we omgaan met de informatie die we hier uithalen blijft nog (heel) even mensenwerk. Data genereren inzicht en kennis. Kennis is echter veel omvattender dan een analyse van relevante data. Kennis gaat ook over kritisch vermogen, ervaring, inzicht in processen en theoretische bagage.

Koudwatervrees overwinnen Data en innovatieve technieken worden niet als vanzelf omarmd door beleidsmakers en beslissers. Ook niet nu we voor een aantal immense opgaven staan en data aantoonbaar helpen de kwaliteit van keuzes te verhogen en inzicht eraan kan bijdragen schaarse middelen zo optimaal mogelijk in te zetten. Barrières voor het gebruik van data variëren van ‘te lastig’, ‘te duur’ en ‘te vaag’ tot en met ‘te mooi om waar te zijn’ en ‘te complex’. Onbekend maakt onbemind. De koudwatervrees kan overwonnen worden door kennis te nemen van de voorbeelden die meer inzicht geven in de voordelen

8


“Cyclisch werken kan niet zonder betrouwbare data” CO VERDAAS 9


ken van een vakantie. In de gebiedsontwikkeling zijn we nog lang niet zover. Sommigen zien het gebruik van data als een bedreiging, wij willen vooral wijzen op de kansen en de noodzaak benadrukken. Data genereert inzicht in de stand van zaken en trends en ontwikkelingen. Dat helpt om wegwijs te worden in het oerwoud van overlappende opgaven. Enkelvoudig en modelmatig programmeren werkt niet meer. Niet alleen missen we dan kansen, we richten onze omgeving suboptimaal in. We moeten de complexiteit juist confronteren met – consequenties van – te maken keuzes. Een goed gebruik van algoritmes en data is precies het kapmes dat het oerwoud kan doorklieven en tot concrete oplossingen kan leiden. Zonder een data gedreven aanpak is het onmogelijk om weloverwogen besluiten te nemen voor een vitaal en duurzaam Nederland. Om de complexiteit te lijf te gaan brengen data een aantal functies in, hieronder belicht.

van een data gedreven aanpak. Inzicht genereren in trends en ontwikkelingen met data is noodzakelijk maar niet afdoende. Inzicht helpt wel bij het maken van transparante en optimale keuzes.

Data bij complexe opgaven

De druk op de ruimte in Nederland neemt toe en het leggen van de puzzel wordt steeds ingewikkelder. Om die reden zet het kabinetsperspectief op de NOVI in op het combi-

“Wederopbouw lukt alleen als aanvliegroutes in het beleid los gelaten worden” neren van opgaven, een trendbreuk met het in samenhang projecteren in de ruimte van sectorale programma’s (wonen, kantoren, bedrijfsterreinen en infrastructuur) waarbij we de open gebieden buiten de stad overwegend benaderden als ‘restruimte’. Met de grote opgaven van nu kunnen we het ons eenvoudigweg niet permitteren om keuzes te maken zonder goed gebruik te maken van data. Niet omdat data als vanzelf het goede antwoord genereren. Wel omdat de schaal, complexiteit en urgentie van de opgaven niet getackeld kan worden met de klassieke kwalitatieve en lineaire beleidsaanpak. Onderwijl is het gebruik van data in andere domeinen al een vanzelfsprekendheid: bij onze aankopen, onze sociale contacten, onze mobiliteitskeuzes, het boe-

Joint fact finding Waar de complexiteit en onderlinge afhankelijkheden toenemen zijn vaak ook belangen en waarden in het geding. Iedere professional zal dit herkennen. Het gaat al lang niet meer om de juiste locatie voor de nieuwe stadsuitbreiding vanuit een multicriteria analyse. Opeens speelt bijvoorbeeld de nabijheid van een warmtebron voor de verwarming van de nieuwe woonwijk een rol bij het maken van de keuze voor nieuwbouwlocaties. Onze ervaring is dat het loont om in complexe projecten waar verschillende opgaven (en dus ook belangen) elkaar treffen, te beginnen met een gedeeld beeld:

10


ALGORITMEN

​Warmte Transitie Atlas Zuid-Holland

neer doe je wat precies? Als het spoor aan zijn maximale capaciteit zit en je wilt verdichten, hoe blijven we dan bereikbaar? Als steeds meer mensen de (e-)bike pakken, wat betekent dat voor de openbare ruimte die we morgen veranderen? Als piekbuien in aantal en heftigheid toenemen en je maakt die trend inzichtelijk, dan is het logisch om te bezien wat de risicovolle plekken in je stad zijn. We maken nog te weinig gebruik van data in de vertaalslag naar concrete planningen en handelingsperspectieven toe: welke trends zijn autonoom, welke beïnvloedbaar en hoe verhouden ze zich tot elkaar. Het inzichtelijk maken van trends helpt ook bij het bouwen van alternatieve scenario’s en het creëren van een verhaal dat aangeeft waarom je zou kunnen of moeten ingrijpen. Onder de omgevingswet gaan we cyclisch werken. Dat klinkt abstract. Kortweg komt het erop neer dat sommige opgaven zo complex zijn dat we enerzijds handelen en anderzijds kijken of het ople-

joint fact finding. In gewoon Nederlands: waar hebben we het over en waar staan we. Wat is de gemene deler? Welke lessen uit het verleden kunnen we met elkaar delen? Dit voortkomt dat belanghebbenden elkaar in het proces blijven bestoken met ‘het eigen gelijk’ of op een later moment om meer onderzoek vragen. Middels een gedegen empirische basis krijgen al die verschillende partijen een gedeeld beeld van de opgave én van de urgentie. Daar waar in complexe projecten met meerdere belangen niet wordt geïnvesteerd in zo’n basis, resulteert dit verderop in het proces vrijwel zeker in gedoe en dus vertraging en extra kosten.

Inzicht in trends

De tweede functie van data is het inzichtelijk maken van trends. Uiteraard is beschikbaarheid van betrouwbare data cruciaal, maar het inzichtelijk maken van trends legitimeert de noodzaak om al dan niet in te grijpen. Er is een opgave en er is urgentie, maar wan-

11


De ambitie is om in 2030 het wagenpark in Nederland volledig elektrisch te laten zijn. Dat betekent ook dat er nog honderdduizenden laadpalen bij moeten komen. Volgens de Rai vereniging zelfs 3 miljoen. Of je nu uitgaat van 1 of 3 miljoen, het betekent dat er vanaf nu elke dag 300 tot 1000 laadpalen bijgeplaatst moeten worden. Door intelligente analyses van mobiliteitspatronen en het gebruik van laadpalen is het mogelijk de optimale verdeling van laadpalen in een gemeente te mappen en kunnen de consequenties voor de openbare ruimte inzichtelijk gemaakt worden. Nu worden laadpalen vaak nog ad hoc neergezet zonder uit te gaan van de ambitie voor 2030. Dat gebeurt ongetwijfeld met de beste bedoelingen. Uiteindelijk is het een verkwisting van geld en een onnodige inbreuk op de openbare ruimte.

vert wat we ervan verwachten. Door te monitoren en dus data te genereren tijdens de uitvoering, krijg je zicht op de effectiviteit van het handelen en ben je in staat tussentijds in te grijpen. Stel dat je in een centrum het aantal geluidgehinderden wil terugdringen, dan kan je inzetten op stille bestrating, isolatie, elektrisch vervoer of verkeersmanagement. Door te monitoren en data te verzamelen verkrijg je inzicht in welke maatregel welk effect heeft en hoe doelen gehaald kunnen worden tegen welke kosten. Cyclisch werken kan niet zonder betrouwbare data. Â

Wat data al mogelijk maakt

Wat al kan met data vraagt om meer. De voorbeelden illustreren lichten een tipje van de sluier op in de mogelijkheden.

12


ALGORITMEN

met zogenaamde klimaatkaarten inzichtelijk te maken hoe water zijn weg zoekt en wat de optelsom van individuele keuzes voor het weghalen van bestrating betekent, is het mogelijk de kosten af te wentelen op de gemeenschap en kunnen hoge investering in sommige gevallen worden voorkomen. De inrichting van Nederland vraag om meer van dergelijke toepassingen. Â

Aandachtspunten

Het gebruik van data als onderlegger voor beleidskeuzes en investeringen is nog lang niet overal ingeburgerd. Dat moeten data-specialisten en de potentiĂŤle gebruikers zichzelf aanrekenen. Reflecterend volgt hieronder een aantal aandachtspunten. Nog te vaak optimaliseren data -en gis-specialisten hun modellen en data en zijn ze niet in staat om de verbinding te maken met de problemen die maatschappelijk ervaren worden. Dat vraagt om sensitieve nerds en aandacht hiervoor in de vorming van de professionals van de toekomst. Wie de verbinding niet weet te maken staat uiteindelijk met lege handen, al beschik je over alle relevante data die je in een project maar zou wensen. Vaak wordt een visie opgesteld door een middag met elkaar in een hok te vergaderen. We chargeren, maar beleidsmakers en beslissers moeten meer dan nu gebeurt data- en kennis gedreven te werk gaan. Binnen projecten wordt vaak te snel geanticipeerd op mogelijke oplossingen, zonder eerst te investeren in een gedeelde empirische basis. Zoals eerder aangegeven: uiteindelijk levert dit vertraging en dus hogere kosten op. Op organisatorisch niveau bespeuren wij een gebrek aan ambitie om te investeren in een gezamenlijke kennisbasis die gericht de beschikbare data duidt en vertaalt in beslis-informatie. De kennisinfrastructuur is niet meer toegesneden op de

Themakaart regionale energiestrategie (fictief)

Om de energietransitie te realiseren moeten tot 2050 zo’n 1000 woningen per dag omgebouwd worden. Premier Rutte vergeleek deze opgave met de wederopbouw. Dat lukt alleen als we de klassieke aanvliegroutes in het beleid loslaten, onze routines doorbreken, modelmatig gaan mappen en mensen meenemen in de nieuwe werkelijkheid. Dat kan door met de warmtetransitieatlas aan de hand van data over energiebronnen, typologie van gebouwen en mogelijke oplossingen in beeld te brengen wat er kan en moet gebeuren en wat daar voor nodig is. Dat is zonder precedent, maar een alternatieve route is er niet. We krijgen naar verwachting meer en heviger buien. Een deel van de oplossing is gelegen in het voorkomen dat het regenwater meteen het laagste punt opzoekt. Door

13


Interactieve vastgoedatlas

mijn zal de omgevingswet dit afdwingen, om de eenvoudige reden dat veel deskundige burgers, organisaties en bedrijven zullen meekijken met de overheid en onvolkomenheden zullen signaleren en ook repareren. Daarop vooruitlopend stellen wij voor dat de overheid het goede voorbeeld geeft en zichzelf dient te binden aan data-gedreven keuzes. We trekken de analogie met de best beschikbare techniek bij het verlenen van een vergunning. Daar waar een overheid aan anderen mag vragen de best beschikbare techniek in een bedrijf te gebruiken, zou het de overheid sieren zelf ook de best beschikbare technieken en informatie bij de eigen keuzes als uitgangspunt te nemen. Een kwestie van wederkerigheid en geloofwaardigheid. De lat kan wat ons betreft niet hoog genoeg liggen. Het ongevraagde advies van de Raad van State van 31 augustus 2018 ‘effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen’ wekt de interesse. De Raad van State signaleert dat data en digitalisering steeds vaker een rol spelen in besluitvorming en dat het tot op heden aan kaders en handvatten ontbreekt. De Raad wijst op het

opgaven die vooral decentraal tot een afweging moeten komen. Data van bijvoorbeeld planbureau’s of kennisinstellingen vinden lang niet altijd hun weg naar decentrale beslissers. Dit is bij de grote decentralisaties in het omgevingsdomein een vergeten onderdeel. In de praktijk blijkt nog steeds een enorme terughoudendheid als het gaat om het investeren in het genereren van data en het delen van beschikbare data. Dit staat maatschappelijk optimale keuzes in de weg. Een positief voorbeeld vinden we in de waterschappen. Deze zijn ooit ontstaan vanuit de noodzaak te polderen en werken nu effectief, efficiënt en kennis gedreven aan onze waterveiligheid en –kwaliteit. Ook voor de energietransitie en mobiliteit zou zo’n aanpak en governance een goede referentie kunnen zijn.

Nieuwe norm voor de overheid De omgevingswet mag dan onverkort inzetten op een digitaal stelsel waarbij de beschikbare data voor eenieder toegankelijk zijn en op dezelfde manier ontsloten, dat is nog geen garantie dat het gebruik van data al spoedig de nieuwe default wordt. Op ter-

14


ALGORITMEN

Data is nog geen informatie: data is feitelijk, informatie is maakbaar. De context zal altijd in ogenschouw genomen moeten worden. Bij het formuleren van een oplossing is het zaak mensen met lokale of situationele kennis te betrekken. Anders kunnen verkeerde incentives of mechanismen ontstaan bij het formuleren van de oplossing. Zo kreeg een medewerker grondzaken een extra beloning op basis van het aantal verkochte M2 en werd later ontdekt dat die M2 ver onder de marktprijs werden verkocht. Daarnaast is het zaak alert te blijven op de zelf vervullende werking die data kun-

risico van ondoorgrondelijke algoritmes en de vertaling daarvan in machinetaal waarbij het enkel voor een ICT-specialist nog is na te gaan of de algoritmes recht doen aan de beleidsmatige uitgangspunten. Uiteraard is daarbij ook de navolgbaarheid en transparantie in het geding. De Raad van State wijst op het onvermogen van algoritmes om impliciete kennis mee te wegen. De ‘tacit knowledge’ en de eigenheid van een specifieke situatie. Dat zou juist het gewenste maatwerk op een robotachtige manier kunnen frustreren. Hopelijk komt het kabinet met een inhoudelijke niet al te defensieve reactie op dit ongevraagde advies waarbij de kansen van data en digitalisering volop worden omarmd en de risico’s realistisch worden geadresseerd. Data are here to stay.

“Omgaan met meer data blijft mensenwerk”

Tot slot

Gezien de opgaven waar we voor staan kunnen we het ons eenvoudigweg niet veroorloven om onze keuzes niet te baseren op data en met een open blik te kijken naar de consequenties van ons (niet) handelen. Data kunnen politieke en maatschappelijke keuzes onderbouwen en helpen eenieder onder ogen te laten zien wat de plussen en minnen zijn van die keuzes. Data zijn noodzakelijk. Wel is het zaak te blijven nadenken en ook ‘door de data’ heen te kijken. Zo wilde de WRO/Bro ’85 paal en perk stellen aan het gebruik van de beruchte artikel 19 procedure waarmee kon worden afgeweken van het bestemmingsplan. Kort na invoering van de WRO leek die missie geslaagd. Totdat bleek dat er eenvoudigweg veel minder gebouwd was en daardoor het gebruik van artikel 19 fors was afgenomen. Kortom, data vertellen veel, maar verklaren niet per se wat er aan de hand is.

nen hebben: stel dat een navigatiesysteem op basis van criminaliteitscijfers in de routeplanner bepaalde buurten mijdt, dan is de kans groot dat die buurten op termijn nog onveiliger worden door minder sociale controle en dus nog meer gemeden gaan worden. Dat mag overigens nooit een reden zijn om die data dan maar niet te openbaren en te benutten. Het is uiteraard allereerst zaak om niet weg te kijken en de achterliggende oorzaken van die onveiligheid aan te pakken. Kortom, data gedreven beleid en projecten zijn voor ons het nieuwe normaal, al kunnen we voorlopig nog niet zonder intelligentie en kritisch vermogen!

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

15


INTERVIEW

MARLEEN STIKKER Directeur en medeoprichter Waag Society

16


ALGORITMEN

Data juist geen garantie voor morgen Dit najaar presenteerde de gemeente Amsterdam haar digital right charter met NYC en Barcelona presenteert spreken we met internetpionier Marleen Stikker over hoe algoritmes onze omgeving en daarmee ons leven in toenemende mate bepalen. Directeur van stichting Waag vindt dat er snel een ‘algoritme autoriteit’ moet komen: “Het gesprek over de werking van algoritmen is nog maar net begonnen”. Tekst Evamarije Smit  Beeld Waag Society

“Neutrale data bestaan niet”, zegt Stikker vaak tegen studenten informatica en anderen bij kenniscentra. Ze kijken haar meewarig aan en worden ongemakkelijk, vertelt Stikker, mede oprichter van Waag die zich bezighoudt met de sociale- en culturele impact van technologie. Maar ieder meetpunt is een interpretatie van de werkelijkheid, gaat ze verder waarop deze briljante rekenaars het idee krijgen dat ze over filosofie begonnen is. Het ongemak neemt verder toe, is haar ervaring. Stikker: “Er zijn ontelbaar veel vooraannames gedaan tot het moment dat je iets tot data verklaard. Wie de categorieën van de database definieert, definieert al voor een belangrijk deel de uitkomst. Dus wie bepaalt wat we meten? Dat wat we niet meten, telt niet mee in de analyse. Dit bepaalt voor een belangrijk deel de blikrichting. Vervolgens pas je algoritmen toe. Een algoritmen is niets meer dan: als dit, dan dat. Dan bepaalt het algoritme het schakelpunt, de inclusie of exclusie, de actie of niet-actie. Dat zijn eigenlijk instructies die je allemaal aan het licht zou moeten brengen want hoe besluit dat systeem? Kan het systeem ons uitleggen hoe het iets

17


INTERVIEW

“Kan het systeem ons uitleggen hoe het iets heeft besloten” MARLEEN STIKKER 18


ALGORITMEN

heeft besloten? We hebben zichzelf uitleggende systemen nodig. Sommigen mensen worden heel blij van kunstmatige intelligentie omdat systemen zelf gaan leren en tot conclusies komen maar we weten niet hoe die tot stand zijn gekomen. Ik denk dat we dat fundamenteel niet moeten willen”. Het aardige van deze tijd, vindt Stikker, is dat de discussie over de “black box” (de niet meer te achterhalen beslisboom) wordt geopend. Het kennisniveau rondom algoritmes verbetert. Elke zichzelf respecterende wetenschapper is op de hoogte van de vraagstukken rondom algoritmes. Behalve hun werk te verdedigen moeten zij ook hun digitale ontwikkelstappen inzichtelijk maken. Nu beleidsmakers en planners nog, vult Paul Gerretsen aan, agent van de Vereniging DeltaMetropool en gesprekpartner van Stikker op haar werkkamer in Amsterdam. In de ruimtelijke ontwikkeling, stedenbouw en woningmarkt baseren professionals zich steeds meer op meer - en preciezere data. Dat klinkt goed maar leidt tot scenario´s “waar je het koud van krijgt” zegt Gerretsen. Hij vertelt van grote investeringsprogramma´s op het gebied van verkeer die op stapel staan.

“Bestuurders weten dit vaak niet eens!”

De scenario´s hiervoor zijn gebaseerd op modellen die de vraag van de toekomst in kaart brengen. Echter, die modellen zijn gevoed met data met statistische projecties gebaseerd op de ontwikkelingen van de afgelopen 20 jaar, niet die van de toekomst, terwijl beleidsdoelstellingen al wel helemaal anders zijn! De betrouwbare, precieze en integere statisticus die daar werkt levert de getallen aan wat leidt tot het bizarre gegeven dat we op basis van wat we 20 jaar geleden deden, de aankomende 20 jaar ontwikkelen. Gerretsen: “Dat is de input voor miljardeninvesteringen terwijl we eigenlijk met ze allen weten dat wat we de afgelopen 20 jaar hebben gedaan niet goed is! Het erge is dat bestuurders dit vaak niet eens weten”. Heel herkenbaar voor Stikker die goed is ingevoerd, onder andere als een van de vier voorzitters van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving, een initiatief van de rijksoverheid. “Dit is een systemisch probleem. We trainen software met historische data. Stel dat we iets meten op ons 14-levensjaar en op basis daarvan voorspellingen doen, dan missen we heel veel informatie met alle levensfasen die daarna nog komen”. De Belgische professor Mireille Hillebrand houdt zich bezig met de voorwaarden van algoritmen. Zij bedacht de Triple Test, een simpel en doeltreffend hulpmiddel. Vraag je af: Which problem is solved, which problem is not solved en which problems are created? In plaats dat technologie en data alles oplost, creëert het zelf ook nieuwe problemen. Die zul je in kaart moeten brengen om een goede afweging te maken.

19


ALGORITMEN De kaart van Amsterdam In zijn essentie is er technologisch gezien nog niet veel veranderd. Stikker die 25 jaar geleden als jong professional begon met “data liberation”, het bevrijden en toegankelijk maken van data, stelt dat we met het ontsluiten van data niet altijd in de goede richting zijn opgeschoten. Zij ziet bovendien dat de impact die gegenereerd kan worden door zaken digitaal te ontsluiten eerder de weg terug dan een vlucht vooruit neemt. Zowel Gerretsen als Stikker herinneren zich de ARCAM kaart, ruim 20 jaar geleden, waarop alle plannen voor de regio Amsterdam waren verzameld en wat voor het eerst een overzicht maakte. De digitalisering daarvan door Waag en De Digitale Stad bood alle betrokkenen een geweldige bak aan informatie op de diverse niveaus. De bijeen gebrachte informatie bracht de inconsequenties van beleid helder in kaart. Het was de eerste keer dat digitale kaarten online kwamen te staan, ruim voor google maps. Er was een platform aangekoppeld evenals live bijeenkomsten om met elkaar de discussie aan te gaan. Precies zoals je zou willen; transparant en van invloed op de plannenmakerij. De ARCAM kaart was de inspiratie voor de Nieuwe Kaart van Nederland, waarin voor heel Nederland de plannen in kaart werden gebracht. Nu zien beiden dat het steeds moeilijker wordt over deze data te beschikken en om ze als overzicht te presenteren. Gerretsen: “De Nieuwe Kaart van Nederland is wegbezuinigd en is recent op initiatief van de Rijksadviseurs voor de Leefomgeving, zo goed en zo kwaad als kon, op nieuw opgestart. Het blijkt paradoxaal genoeg steeds lastiger alle informatie bij elkaar te krijgen en is daarom nu nog een gaten kaas”. Stikker vult aan dat het openbaar maken van informatie nog altijd weerstand oproept en dat overheden en bedrijven zich nog altijd niet graag in de kaart laten kijken: “Van overheden krijgen we vooral statische pdf´s en in het Amsterdamse bestuursinformatiesysteem Andreas, heeft meer hordes dan we vroeger met raw machine readable data konden doorzoeken.”.

Adaptief aan technologie Wat intussen wel duidelijk wordt, in de ogen van Stikker, is dat technologie en innovaties ons voortdurend tot ander gedrag dwingen. De mens is vooralsnog adaptief aan technologie in plaats van andersom. De zelfdenkende koelkast illustreert hoe technologie ons conditioneert: de koelkast kan melk op het boodschappenlijstje van de winkel zetten maar dan moet je de melk wel op een vaste plek in de koelkast terugzetten. Zo sprak Stikker recent met ontwikkelaars van zelfrijdende auto´s: “Ze zijn nu bezig de auto zijn intenties te laten weergeven. De voetganger kan dan aan de buitenkant van de auto aflezen wat de auto wil gaan doen: vertragen, versnellen, links af, rechts af enzovoort. Dan ga je er vanuit dat wij als voetgangers adaptief moeten zijn aan wat de auto-industrie denkt hoe ze ons moeten waarschuwen. Je ziet dus dat technologie ons steeds tot ander gedrag dwingt zodat wij met het systeem om kunnen gaan. Bovendien: daar waar we eerst met veel moeite de auto uit de binnenstad hebben gekregen komt hij er nu “zelfrijdend” weer terug in. Nog

20


aanweziger dan nu”. Zo’n ontwikkelproces omdraaien is heel erg lastig. Het begint vaak met een lobby van een industrie die beloftes doet over werkgelegenheid, groei van de economie. Daar is de eindgebruiker of burger nooit bij betrokken; de overheid en het bedrijfsleven zijn de dominante spelers, een beetje gevoed door kennisinstellingen. Binnen de ontwikkelprocessen van deze driehoek gaat het mis, in de visie van Stikker omdat het maatschappelijk veld niet aan tafel zit.

De overheid is de samenleving niet De overheid doet alsof zij de samenleving is maar dat is ze niet. Ze moet de samenleving zelf aan tafel zetten. Stikker: Er zit veel waardeontwikkeling in het maatschappelijke veld. Door deze gezamenlijke resources erkenning te geven kun je aan andere economische oplossingen werken. Het begrip ‘commons’ wordt daar internationaal voor gebruikt. Bij ons bekend als ‘meent’. Commons zijn gedeelde bronnen die worden beheerd door een gemeenschap op basis van expliciete regels. Bronnen kunnen grond zijn, water, energie, maar ook kennis en software. Dat is de eerste stap. Met de grote opgaven in zicht moet je fundamenteel nadenken over wat we voor een huishouden we willen in onze steden en dorpen. Dat gaat veel verder dat wat er nu in de driehoek overheid, markt en kennisinstellingen gebeurt; dat gaat het alleen over smart cities en enginering”. De volgende stap, hoewel het ook parallel kan lopen aan de eerste stap is de ervaring van Stikker, is design toevoegen aan het ontwikkelproces van beleid. Stikker wil ontwerp als factor in beleidsontwikkeling. Dat betekent dat je veel meer moet prototypen: “Simpelweg design, met al zijn methodieken zoals co-creatie of citizen design wat veel meer mensen betrekt bij het proces, wordt een voorwaarde om tot beleid te komen. Je moet je beleid funderen omdat je gekeken hebt of het ook werkt in de praktijk. Misschien is dat wel de simpele interventie die nodig is: de verplichting om beleid eerst te prototypen”, aldus Stikker.

“Burgers zouden een fundamenteel recht moeten hebben om data toe te voegen”

Het is haar overtuiging dat we een ander proces moeten opbouwen; van beleidsprocessen naar ontwerpprocessen. Met andere partijen aan tafel waardoor de dynamiek verandert en het perspectief van de burger in beeld komt. Hun plek aan tafel maakt dat we andere waarden als fundament krijgen. Maar zover is het nog lang niet. Stikker is als voorzitter van het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving betrokken bij het onderzoek naar het aardgasvrij maken van wijken. Er zijn door het Ministerie van BZK 27 wijken geselecteerd die ieder tussen de 3 en 5 miljoen euro hebben gekregen. De vraag is of participatie van bewoners een selecte criteria

21


INTERVIEW

“Dat betekent veel meer prototypen”

MARLEEN STIKKER 22


ALGORITMEN

is geweest? Met hoeveel bewoners en huishoudens uit die 27 wijken is er gesproken over het voornemen van de gemeenten? Zijn ze betrokken bij het besluit wat de beste methode is? Met een opgave om voor 2040 van het gas af te zijn, is het goed om in kaart te hebben of participatie een sleutel tot succes is.

Recht om data toe te voegen Naast het recht van toegang op (overheid)informatie zou er een fundamenteel recht moeten komen om data toe te voegen. Data die burgers met elkaar genereren, belangrijk achten en die serieus meegenomen wordt in beleid. De betekenis daarvan was al in 2006 zichtbaar. Toen leefde het beeld dat Schiphol maar één meetpunt had om geluid te meten. Het gevoel leefde dat wanneer er een duif op dat ene meetpunt zou gaan zitten de meting niet meer betrouwbaar was. Dat leidde tot de conclusie bij de burgers dat de data van Schiphol over geluidshinder niet te vertrouwen was. Stikker: “Toen heeft Geluidsnet er een heel eenvoudig en goedkoop netwerk aangelegd van eenvoudige sensoren (duizenden meetpuntjes) huis aan huis, die realtime informatie verstrekten over overvliegende vliegtuigen. Doordat het een collectieve actie was van veel burgers samen, werd de data vertrouwd. Het is gecheckt door TNO en het draagvlak voor de uitkomsten van die data was enorm groot want iedereen was zelf betrokken geweest”. Beleid voor de grote maatschappelijke transities zou geen “hogere ingenieurskunde” moeten zijn. Databronnen en rekencapaciteit kunnen worden ingezet voor een breed gedragen beleidsontwikkeling, die het resultaat is van een open proces. Als de instructies in een beslisstructuur, het algoritme, openbaar is wordt de maatschappelijke acceptatie veel groter. Niet alleen data moeten openbaar zijn, ook de algoritme die we in beleid verwerken. Heel fundamenteel daarin is het idee van prototyping, wat bovendien niet ingewikkeld is. Stikker: “Je moet prototyping niet ingewikkeld maken, begin klein met een groep mensen onder bepaalde condities. Als het werkt, breid je uit. Maak de groep iets complexer of bijvoorbeeld meer divers. Dan zijn we in staat door kleinschalige experimenten te ontdekken wat werkt, waar het werkt en hoe. Daarna ga je pas regels maken”.

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

23


Gevaren van digitalisering Problemen bij geautomatiseerde overheidsbesluitvorming

De overheid neemt in toenemende mate (deels) geautomatiseerde besluiten. Ook in het ruimtelijk domein valt te verwachten dat programmatische aanpakken zullen worden uitgerold: de nieuwe Omgevingswet biedt daarvoor ruimte. De Raad van State schreef eerder dit jaar een Ongevraagd Advies over ‘de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen’, waarop het kabinet begin november reageerde. Tijd voor een overzicht. Tekst Steven Bastiaans, Niels Jak en Jan van Oosten

24


ALGORITMEN Gevaren en pijnpunten

Burgers en bedrijven worden geregeld geconfronteerd met besluiten van de overheid die (deels) geautomatiseerd zijn genomen. Het gaat hier om besluiten in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) die zonder directe menselijke tussenkomst tot stand komen. Te denken valt aan het toekennen van uitkeringen en het opleggen van aanslagen door de Belastingdienst(/ Toeslagen), het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen en de Sociale Verzekeringsbank. Voor het omgevingsrecht is van belang het softwaresysteem AERIUS dat deels geautomatiseerde besluitvorming mogelijk maakt bij het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Deze programmatische aanpak voorziet in een toestemmingsregime voor activiteiten die stikstofneerslag veroorzaken op Natura 2000-gebieden. De aankomende Omgevingswet voorziet in een generieke regeling voor dit instrument, waardoor het te verwachten valt dat er in de nabije toekomst meerdere programmatische aanpakken zullen worden uitgerold. Kort samengevat worden de negatieve effecten van een bepaalde activiteit in een programmatische aanpak uitgewisseld tegen de positieve effecten van maatregelen die worden getroffen in het kader van deze programmatische aanpak. Op die manier kunnen nieuwe activiteiten worden ontplooid in gebieden waarin de omgevingswaarden onder druk staan. Dit maakt het mogelijk om specifieke activiteiten, zoals projecten en andere (ruimtelijke) initiatieven (alsnog) mogelijk te maken door aan te sturen op het beheer van de gebruiksruimte in een bepaald gebied. Het is goed denkbaar dat hiervoor softwaresystemen worden ontwikkeld vergelijkbaar met AERIUS waardoor ook hier (deels) geautomatiseerde besluitvorming wordt geïntroduceerd.

Op 31 augustus 2018 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State (Afdeling advisering) een ‘Ongevraagd advies over de effecten van de digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen’ betreffende de positie en de bescherming van de burger tegen een ‘iOverheid’ uitgebracht. In dit advies is de Afdeling advisering onder meer ingegaan op geautomatiseerde overheidsbesluitvorming. In deze bijdrage vatten wij de in het advies gesignaleerde gevaren en pijnpunten en de hiervoor geboden handvatten samen. Aan bod komen de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Nederlandse Uitvoeringswet van deze verordening. Afsluitend zal aandacht worden besteed aan de vraag of de huidige beginselen van behoorlijk bestuur nog afdoende waarborgen voor burgers bieden in deze tijd van digitalisering. De Afdeling advisering constateert dat er steeds vaker overheidsbesluiten geautomatiseerd, zonder menselijke tussenkomst, worden genomen. Dit gebeurt door middel van zogeheten algoritmen, of beslisregels die door computers worden uitgevoerd. Inzet van zulke algoritmen voor besluitvorming kan efficiënt zijn: een computer verwerkt sneller en nauwkeuriger gegevens dan de mens. Indien een veelvoud aan min of meer dezelfde besluiten dienen te worden genomen, biedt geautomatiseerde besluitvorming hier een nuttige oplossing voor. De Afdeling advisering signaleert bij deze ontwikkeling echter eveneens een tweetal problemen.

Transparantieperikelen Allereerst ontstaat het probleem dat algoritmen door middel van een programmeertaal moeten worden omgezet in machinetaal voor computers. De vraag of deze

25


ALGORITMEN

omzetting van algoritmen in een programmeertaal foutloos en nauwkeurig is gegaan, is voor een niet-ICT-specialist niet te controleren. Daarbij komt dat algoritmen gebruik maken van een groot aantal gegevens die mogelijk kunnen zijn ontleend aan diverse andere bronnen. Hierdoor wordt het voor burgers, die de behoefte voelen om de gegevens waarop het besluit is gebaseerd te controleren, zeer bewerkelijk om inzage in al deze gegevens te verkrijgen. Het is voor een burger vaak nauwelijks mogelijk om na te gaan welke regels zijn toegepast bij het nemen van het besluit en of deze regels ook daadwerkelijk doen waarvoor ze zijn bedoeld. Dit probleem van gebrek aan openbaarheid en transparantie speelt temeer indien de burger wenst bepaalde gegevens te rectificeren of te wissen. In dit verband is van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in een uitspraak van 17 mei 2017 met het oog op reële rechtsbescherming een toetsingskader heeft geformuleerd voor het gebruik van het al in de inleiding genoemde softwaresysteem AERIUS. Dit programma maakt deels geautomatiseerde besluitvorming mogelijk bij het PAS dat voorziet in een toestemmingsregime voor activiteiten die stikstofneerslag veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Voor het PAS en AERIUS wordt het risico van ondoorzichtigheid van besluitvorming door de Afdeling uitdrukkelijk onderkend. Een gebrek aan inzicht in de gemaakte keuzes en gebruikte gegevens en aannames kan ertoe leiden dat een ongelijkwaardige procespositie van partijen ontstaat, omdat zij niet kunnen controleren op basis waarvan tot een besluit wordt gekomen. Vanuit het perspectief van partijen kan sprake zijn van een ‘black box’, aldus de ABRvS. Om de controleerbaarheid van de besluitvorming op

grond van het PAS te verzekeren, heeft de Afdeling voor het bevoegd gezag de volgende norm geformuleerd: ‘Ter voorkoming van deze ongelijkwaardige procespositie rust in dit geval op genoemde ministers en de staatssecretaris de verplichting om de gemaakte keuzes en de gebruikte gegevens en aannames volledig, tijdig en uit eigen beweging openbaar te maken op een passende wijze zodat deze keuzes, gegevens en aannames voor derden toegankelijk zijn. Deze volledige, tijdige en adequate beschikbaarstelling moet het mogelijk maken de gemaakte keuzes en de gebruikte gegevens en aannames te beoordelen of te laten beoordelen en zo nodig gemotiveerd te betwisten, zodat reële rechtsbescherming tegen besluiten die op deze keuzes, gegevens en aannames zijn gebaseerd mogelijk is, waarbij de rechter aan de hand hiervan in staat is de rechtmatigheid van deze besluiten te toetsen.’

Aannames beoordelen Het valt op dat de beschikbaarstelling zodanig moet zijn dat het mogelijk is de gemaakte keuzes en gebruikte gegevens en aannames ‘te laten beoordelen’. Voor een bedrijf of diens advocaat betekent dat dat het nodig kan zijn om daarvoor een deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een data-analist. Eventueel zou de rechter in het licht van rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zelfs een deskundige moeten benoemen. In een latere uitspraak van 18 juli 2018 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak het hiervoor genoemde toetsingskader verfijnd, door ook enige verantwoordelijkheid bij de burger te leggen. Van belanghebbenden

26


THEMA HIER INVULLEN

“Menselijke heroverweging in bezwaarfase bevorderen”

27


nemen van besluiten op basis van statistische verbanden. Niet het verwijtbaar handelen van de burger staat in zo een geval vast, maar louter het vermoeden hiervan gebaseerd op grond van algemene kenmerken. De op 25 mei 2018 in werking getreden AVG beoogt hiertegen bescherming te bieden.

kan namelijk worden gevergd hun verzoek om informatie en inzage in de maatwerk en standaard invoergegevens en de op basis daarvan met AERIUS Calculator verrichte berekeningen tijdig in de procedure te doen. Daarbij dient – zo mogelijk – te worden aangegeven welke specifieke gegevens het betreft, opdat het bestuursorgaan daarin zo gericht en duidelijk mogelijk inzage kan geven. Ook hier kan het inschakelen van een deskundige mogelijk nodig zijn. Vermeldenswaard is dat het kabinet op dit moment verschillende onderzoeken heeft uitstaan waarbij wordt bezien hoe de benodigde transparantie door bestuursorganen geoperationaliseerd kan worden.

Menselijke tussenkomst De Afdeling advisering wijst er op dat de AVG in artikel 22 bepaalt dat geautomatiseerde besluitvorming, zonder menselijke tussenkomst, in beginsel niet is toegestaan. Het belang van deze bepaling is dat de mens niet (volledig) wordt vervangen door een computer, waardoor een betrokkene in beginsel altijd het recht heeft op menselijke tussenkomst bij genomen besluiten. Op dit verbod wordt in het tweede lid van artikel 22 AVG een uitzondering gemaakt, waarbij voor de overheid met name van belang is dat het verbod niet geldt indien geautomatiseerde besluitvorming is toegestaan bij een lidstaatrechtelijke bepaling die ook voorziet in passende maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de betrokkene (lid 2 aanhef en onder b). Wat dit in de praktijk betekent, zal nog nader moeten worden bepaald, waarbij de vraag welke passende maatregelen gelden ter bescherming van de burger een hele relevante is, aldus de Afdeling advisering. In de Nederlandse UAVG wordt in artikel 40 voorzien in een algemene wettelijke uitzondering: geautomatiseerde besluitvorming die geen profilering inhoudt, is toegestaan als deze noodzakelijk is om aan een wettelijke verplichting te voldoen of om een taak van algemeen belang te vervullen. Op profilering gebaseerde besluitvorming zonder menselijke tussenkomst is slechts mo-

Robotachtige gelijkheid Ten tweede kunnen regels, aldus de Afdeling advisering, in natuurlijke taal lang niet altijd één op één worden vertaald in een algoritme. Regels in natuurlijke taal zijn per definitie abstract, daar deze op een verscheidenheid van situaties dienen te worden toegepast en vervolgens eerst moeten worden geïnterpreteerd voordat toepassing daadwerkelijk kan geschieden. Problematisch is dat algoritmen bedoeld zijn om van toepassing te zijn op situaties met geprogrammeerde kenmerken en geen rekening kunnen houden met impliciete kennis, de noodzaak om de regel te interpreteren en met de noodzaak om alle omstandigheden van het geval mee te wegen. De Afdeling advisering concludeert dat door het verlies van een menselijke tussenkomst een burger sneller slachtoffer wordt van een ‘robotachtige gelijkheid’, waarbij geen aandacht meer bestaat voor de eigenheid van zijn situatie. Daarnaast vergroot digitalisering van de besluitvorming volgens de Afdeling advisering het gevaar op profilering en het

28


ALGORITMEN

soonsgegevens (artikel 15 AVG), rectificatie van hun persoonsgegevens (artikel 16 AVG) en zelfs het recht op gegevenswissing, of ‘vergetelheid’ (artikel 17 AVG). Aan de kant van de overheid noemt de Afdeling advisering nog enkele plichten uit de AVG, waaronder de verplichting tot het rechtmatig, behoorlijk en transparant verwerken van persoonsgegevens (artikel 5 AVG) en het reeds bij de inrichting van systemen rekening houden met de bescherming van persoonsgegevens (met inbegrip van het recht

gelijk als een bijzondere wet daarvoor een grondslag biedt. Hierbij speelt namelijk, meer dan bij geautomatiseerde besluitvorming in algemene zin, het risico van discriminatie, aldus de Afdeling advisering. Het kabinet heeft in zijn reactie op het ongevraagd advies geschreven dat juist bij profilering door de overheid het wenselijk is om kwaliteitswaarborgen te ontwikkelen om fouten te voorkomen. Hieraan wordt momenteel door een interdepartementale werkgroep gewerkt. Aanvankelijk had de Afdeling advisering zich in haar advies op het voorstel van de wettekst van de UAVG op het standpunt gesteld dat de AVG ook buiten de situatie van profilering een bijzondere wettelijke grondslag vereist. De regering denkt daar evenwel anders over. Het is opmerkelijk dat de Afdeling advisering zich hierover in het ongevraagd advies niet meer heeft uitgelaten. Een eventuele rechterlijke procedure over artikel 40 lid 1 UAVG zal in de toekomst uitsluitsel kunnen geven over deze kwestie. Wat ons betreft zou geautomatiseerde besluitvorming zoveel mogelijk op een specifieke wettelijke grondslag moeten berusten, wat er ook zij van de verplichtingen die voortvloeien uit de AVG. Dat dwingt de wetgever om voor de betreffende besluitvorming bewust stil te staan bij de noodzakelijkheid en proportionaliteit om een algoritme in te zetten en na te denken over de waarborgen waarin daarbij moet worden voorzien. Daarnaast noemt de Afdeling advisering nog verschillende andere, voor de in deze bijdrage omschreven problematiek, relevante rechten voor burgers uit AVG, waaronder het recht op inzage van hun per-

“Black box moet alle gegevens en handelingen van het softwaresysteem registreren” op inzage en rectificatie), ofwel privacy by design (artikel 25, eerste lid, AVG).

Behoorlijk bestuur in digitaal tijdperk Gezien de geschetste ontwikkelingen over de digitalisering van besluitvorming en de hieraan verbonden risico’s, voelt de Afdeling advisering zich genoodzaakt om zich te buigen over de vraag of de bestaande algemene beginselen van behoorlijk bestuur nog afdoende waarborgen bieden voor burgers ten opzichte van het handelen van een bestuursorgaan. De Afdeling advisering is van mening dat deze beginselen, in samenhang bezien met de AVG, op zichzelf al de nodige richting kunnen geven indien be-

29


gankelijk moet worden toegelicht of, en zo ja welke, automatische beslisregels zijn gebruikt. Daarnaast dient te worden toegelicht of het besluit mede voortbouwt op (geautomatiseerde) besluiten of gegevens van andere bestuursorganen eerder in de keten. Hiermee sluit de Afdeling advisering bij de uitwerking van dit beginsel duidelijk aan bij de lijn die de ABRvS in haar hiervoor genoemde AERIUS rechtspraak heeft uiteen-

stuursorganen deze op een juiste wijze interpreteren en toepassen in de relatie tussen de burger en digitale overheid. Nieuwe of specifieke ICT gerelateerde rechten zijn hiermee overbodig. Hierbij hecht de Afdeling advisering in bijzonder aan het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het motiveringsbeginsel, zo begint de Afdeling advisering, kan zo worden uitgewerkt dat in een besluit aan de burger toe-

30


ALGORITMEN

“Sommige besluiten hoeven simpelweg niet geautomatiseerd genomen te worden” zinsleven. Daarnaast wordt geadviseerd om maatwerk en ‘menselijke’ heroverweging in de bezwaarfase van geautomatiseerd tot stand gekomen besluiten te bevorderen. Het zorgvuldigheidsbeginsel dient volgens de Afdeling advisering zo te worden geïnterpreteerd dat bestuursorganen ruimhartig rekening moeten houden met alle feiten en omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang dat een bestuursorgaan een besluit moet kunnen nemen dat strikt genomen afwijkt van wat voortvloeit uit de geautomatiseerde beslisregels. Ofwel, een bestuursorgaan dient een voldoende ruime discretionaire bevoegdheid te bezitten. Zo wordt het probleem van de onterechte ‘robotachtige gelijkheid’ van een door een algoritme genomen besluit opgelost en kan evident onterechte benadeling van een burger worden vermeden. In zijn reactie op het ongevraagd advies onderschrijft het kabinet dat de bestaande beginselen van behoorlijk bestuur door bestuursorganen en de rechtspraktijk tegen de achtergrond van de AVG moeten worden toegepast. Daarnaast werkt BZK samen met een aantal gemeenten aan een Code Goed Digitaal Openbaar Bestuur. Hierin worden aanvullende afspraken gemaakt over het (her)gebruik van gegevens en data.

gezet. Daarnaast dienen sommige besluiten simpelweg niet geautomatiseerd genomen te worden. Een criterium dat de Afdeling advisering aan dit verbod hangt, betreft besluiten die betrekking hebben op ‘zwaar ingrijpende kwesties’, zoals de integriteit van het menselijk lichaam, privacy (wat weer een erg ruim begrip kan zijn) en het familie- en ge-

31


FOTO: N. GASTKEMPER

32


ALGORITMEN Rechtsstatelijkheid by design

teraf te kunnen bewerkstelligen. Van Eck, Bovens & Zouridis noemen in een recent artikel in het Nederlands Juristenblad bijvoorbeeld het gebruik van een audit-functie waarmee een periodieke, steekproefsgewijze controle op de rechtmatigheid van de algoritmes plaatsvindt. Zo kan worden nagegaan of er geen discriminatie in het systeem is geslopen. Dit lijkt ons een welkome waarborg.

Het advies van de Afdeling advisering kan positief worden gewaardeerd. Het biedt nuttige aanknopingspunten voor wetgever en bestuur om de positie van de burger te verbeteren in zijn relatie met de digitale overheid. Voor geautomatiseerde overheidsbesluitvorming betekent dit onder meer dat de overheid telkens de balans moet zien te vinden tussen onder andere besluiten die niet geautomatiseerd tot stand behoren te komen, zoals besluiten over de integriteit van het menselijk lichaam, en het motiveren van gebruik van algoritmen en data van besluiten die wel geautomatiseerd kunnen worden genomen. Ten slotte geeft de Afdeling advisering mee om maatwerk en ‘menselijke’ heroverweging in de bezwaarfase van geautomatiseerd tot stand gekomen besluiten te bevorderen. Het ongevraagd advies maakt in ieder geval duidelijk dat het borgen van de controleerbaarheid en transparantie van op algoritmes gebaseerde besluiten van groot belang is. De vraag rijst hoe, in navolging van het advies, de rechtsstatelijkheid van dergelijke besluiten vergroot kan worden. Wellicht dat bij het ontwerp van een algoritme al rekening kan worden gehouden met de uitlegbaarheid ervan (‘rechtsstatelijkheid by design’). Zo is in een resolutie van het Europees Parlement uit 2017 wel het idee geopperd van een zogenoemde ‘black box’ die de gegevens registreert van elke handeling die het softwaresysteem uitvoert, met inbegrip van de redeneringen die tot zijn beslissingen hebben bijgedragen. Het gaat hier om rechtsstatelijkheid vooraf. In de literatuur worden ook wel suggesties gedaan om rechtsstatelijkheid ach-

“Verantwoordelijkheid van de burger is ook gevraagd” Steven Bastiaans, Niels Jak en Jan van Oosten zijn werkzaam bij Stibbe.

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

33


Op de troepen vooruit Data koppelen geeft kwaliteit aan corporaties

Tal van kansen om digitale technologie toe te passen bij de dienstverlening aan bewoners en in de eigen bedrijfsvoering, Woningcorporatie Woonstad (Rotterdam) ziet ze. De corporatie heeft zelfs een speciaal innovatieteam, dat experimenteert met data-gestuurde projecten. Het gaat om administratieve processen als het toewijzen van woningen, maar ook om persoonlijke en gevoelige processen als het voorkomen van huurachterstand en betalingsproblemen. Digitale transformatie is dan ook geen louter technische zaak. Tekst Eric Smulders

34


Funderingsherstel door Woonstad Rotterdam in Kralingen FOTO: WOONSTAD ROTTERDAM

35


ALGORITMEN

M

efficiëntere bedrijfsvoering.” Daarnaast experimenteert de corporatie inmiddels ook met data en algoritmen bij het voorkomen van betalingsproblemen en het opsporen van fraude met sociale huurwoningen.

aria Molenaar, sinds 2011 voorzitter van de Raad van Bestuur van Woonstad Rotterdam, zet stevig in op innovatie. “Ik ben overtuigd van de noodzaak om voortdurend alert te zijn op wat er op ons af komt. Welke technologische ontwikkelingen bieden meerwaarde voor onze klanten, voor de samenleving of voor onze bedrijfsvoering? Ik zie veel organisaties om me heen die nog erg traditioneel werken en denken, met in de loop der jaren ingesleten patronen en vanzelfsprekendheden. Maar de wereld om ons heen verandert in razend tempo. Je moet oppassen dat je niet door de ontwikkelingen ingehaald wordt. Of, positiever geformuleerd: het is prachtig om de kansen te gebruiken die deze ontwikkelingen bieden. Er is een beetje lef voor nodig, want je kunt niet alles overzien, maar het is goed mogelijk om op een verantwoorde manier te experimenteren met verschillende toepassingen.” Woonstad Rotterdam besteedt veel aandacht aan de privacygevoeligheid van data en de morele kant van digitaliseringprojecten.

Slimme data & vastgoedsturing Woonstad Rotterdam heeft bijna 61.000 eenheden in beheer, dus voor een mens is het onmogelijk die hele voorraad te overzien op criteria als financieel rendement en kwaliteit, laat staan hoe goed het vastgoed aansluit op de huidige en toekomstige vraag en maatschappelijke criteria. Daarom wordt nu bij vastgoedsturing de hulp ingeroepen van big data en algoritmen. De corporatie werkt met een meerjarenbegroting voor investeringen en onderhoud. Voorheen werd die MJB samengesteld op basis van kennis en ervaring van verschillende mensen, waardoor er altijd een stuk subjectiviteit in sloop. Door veel meer datagestuurd te werken, kan de organisatie nu gerichter, scherper en meer onderbouwd beslissingen nemen over het vastgoed. En transparanter verantwoorden waarom ze welke keuzes maken. Dat wordt zichtbaar in de 'wensportefeuille' die Woonstad Rotterdam ontwikkeld heeft, die gedetailleerd beschrijft hoe de woningvoorraad er nu uit ziet en in de toekomst. Met een druk op de knop krijgt de gebruiker een realtime en integraal beeld van hoe de portefeuille op dit moment scoort op meetbare criteria. Maar het systeem laat ook zien wat het effect is van de vastgoedaanpak die in de meerjarenbegroting beschreven staat. Zo kan bijvoorbeeld zichtbaar worden dat de corporatie met de geplande investeringen over tien jaar vooruitloopt op de ambities van funderingsherstel, maar bijvoorbeeld onvoldoende vooruitgang boekt op de duur-

10 jaar vooruit Sinds 2014 experimenteert Woonstad Rotterdam daarom met verschillende innovaties op basis van data en algoritmen. Allereerst gaat het daarbij om gestandaardiseerde processen die gemakkelijk te digitaliseren zijn, zoals het verhuurproces en de vastgoedsturing. Maria Molenaar: “We zijn begonnen met het opstellen van bedrijfsregels, een soort eenvoudige algoritmen. Die heb je nodig om te standaardiseren. Door vervolgens te digitaliseren waar het kan, kunnen we maatwerk leveren waar dat moet. Dat leidt tot een hogere klanttevredenheid en tot lagere bedrijfslasten door slimmere sturing en

36


THEMA HIER INVULLEN

“Er is lef nodig voor experimenten”

MARIA MOLENAAR 37


ALGORITMEN

puur technisch naar de woningvoorraad en houdt heen rekening met sociale, emotionele of politieke factoren. Verwachtingen bij bewoners, afspraken met de gemeente of reputatierisico’s worden niet meegewogen. Zoals een schaakcomputer uitrekent wat de slimste zet is, zegt dit instrument wat vanuit technisch oogpunt de beste aanpak is van het vastgoed. Hieraan kunnen de assetmanagers hun eigen MJB toetsen. Zo leveren algoritmen een integraal en diepgaand inzicht, dat helpt bij het maken van betere beslissingen.

zaamheidsdoelstellingen. Op basis van die harde cijfers kan de organisatie het beleid en de meerjarenbegroting bijsturen. Een onderdeel van de wensportefeuille zijn de zogenoemde risicokaarten, die Woonstad Rotterdam gebruikt om bouwkundige risico’s te inventariseren. Ook dat gaat op basis van big data. Risico’s als zwam, asbest, slechte funderingen, brandgevaar, schimmel en dergelijke worden integraal bekeken. Een algoritme bepaalt de impact van die risico’s. Zo kan de organisatie zien welke complexen de hoogste risico’s hebben. Die worden dan als eerste aangepakt. Deze integrale kijk heeft grote voordelen voor bewoners, aangezien alle bouwkundige problemen in een keer worden aangepakt. Voorheen kwam het voor dat in een woning de asbest werd gesaneerd en dat de corporatie twee jaar later opnieuw langs moest komen voor zwam of de fundering. Dat gaat de corporatie nu gecoördineerd doen.

Voorkomen betalingsproblemen Een heel ander gebied waar data-analyse kansen biedt, is het voorkomen van betalingsachterstanden. Als huurders eenmaal een betalingsachterstand hebben opgebouwd, dan is de kans groot dat ze steeds dieper in de financiële problemen zakken. Met als uiterste consequentie dat ze hun huis worden uitgezet. Zulke ontruimingen kosten veel geld, en niemand is erbij gebaat: de huurder niet, de corporatie niet en de samenleving niet. Daarom is het incassobeleid van Woonstad Rotterdam er op gericht om huisuitzettingen te voorkomen. Dat doet de corporatie door mogelijke betalingsproblemen te voorspellen, zodat tijdig betalingsregelingen kunnen worden getroffen. Ook voor deze aanpak gebruikt de corporatie big data met een eigen ontwikkeld algoritme. Om inzicht te krijgen in risico's zijn allereerst relevante data aan elkaar gekoppeld. Gegevens uit de eigen systemen van de corporatie, maar ook data van de gemeente Rotterdam en het regionale verdeelsysteem Woonnet Rijnmond. Op basis van die gegevens voorspelt het algoritme vrij nauwkeurig of iemand in de toekomst betalingsproblemen krijgt. Belangrijke voorspellers zijn het inkomen

Blinde vlekken vullen Net als bijna elke organisatie constateert ook Woonstad Rotterdam bij de ontwikkeling van nieuwe concepten dat de kwaliteit van de data niet optimaal is. Sommige data zijn verouderd of onvolledig. Dat probleem lost Woonstad deels op door blinde vlekken in te vullen op basis van extrapolatie en kansberekening. Simpel gezegd: wanneer iets in acht van de tien gevallen de uitkomst X heeft, dan is de kans groot dat dat in een ontbrekende file ook zo zal zijn. Door ontbrekende data aan te vullen, wordt de kwaliteit van de bestanden steeds beter. Woonstad Rotterdam heeft een analysemodel gebouwd dat een alternatieve MJB kan maken. Het dient als objectieve benchmark voor de MJB die de assetmanagers van de corporatie maken. Het model kijkt

38


ALGORITMEN

worden aangeboden vanuit een sociale huurwoning, zoals kapsalons of nagelstudio’s. Het inregelen van een intelligente zoekmachine om dit soort fraude op te sporen, is nog wel een hele toer. Allereerst gaat het om het vaststellen van de juiste zoektermen. Dat zijn niet alleen de exacte adressen en huisnummers, maar ook allerlei varianten daarop. Ook afbeeldingen van woningen kan de tool herkennen. Woonstad Rotterdam heeft van zo’n tienduizend woningen alle relevante informatie ingevoerd. Als de proef bevalt, dan wordt de

in relatie tot de huur en de leeftijd. Ook de betalingsgeschiedenis vertelt veel. Een huurder die eerder betalingsproblemen had, heeft een grote kans die weer te krijgen. De terugval is hoog. Het systeem doet uiteraard geen exacte voorspellingen, maar kan wel vrij nauwkeurig aangeven wanneer iemand in de gevarenzone komt. Dat is voor de corporatie het signaal om tijdig betalingsregelingen te treffen en zodoende calamiteiten te voorkomen. Woonstad Rotterdam wil dit systeem door ontwikkelen en daarbij nog intensiever samenwerken met andere belanghebbende partijen. Want bewoners die hun huur niet meer kunnen betalen, hebben vaak ook problemen met het betalen van de energieleverancier, telecomaanbieder en dergelijke.

Opsporen woonfraude

“Het is een kunst om gegevens te combineren met verhalen”

Woonstad experimenteert ook met big data bij het opsporen van woonfraude: het onrechtmatig gebruiken van een sociale huurwoning, bijvoorbeeld door illegale bewoning, hennepteelt, onderverhuren of het voeren van een bedrijf in de woning. Handhaven is lastig, omdat corporaties afhankelijk zijn van meldingen uit de buurt of eigen waarneming. Samen met een externe partij speurt de corporatie sinds kort met een digitale tool continu op websites naar signalen over de woningen. Onderhuur en bedrijvigheid mogen allebei niet in een sociale huurwoning. Dat zijn dus de belangrijkste targets. Bij onderhuur kijkt de corporatie of de woningen worden aangeboden op platforms als AirBNB of Marktplaats. Ook als een huurder van een woning al maandenlang foto’s op Facebook plaatst vanuit een ver buitenland, kan een aanwijzing zijn dat er iets niet klopt. Bij bedrijfjes gaat het om diensten die online

hele database met de gegevens verrijkt. Het afspeuren van internet naar indicaties van woonfraude levert adressen op van woningen waar mogelijk iets aan de hand is. Dat is dan aanleiding voor verder onderzoek. Menselijke interpretatie en menselijke beslissingen blijven dus altijd nodig. Maar met deze digitale voorselectie is Woonstad Rotterdam minder afhankelijk van meldingen en toeval. Het experiment roept wel ethische vragen op. Als de hoofdhuurder een uitkering heeft, is de kans groot dat hij zijn verdiensten met onderverhuur of bedrijvigheid niet meldt bij de belastingdienst. Dat maakt de data die Woonstad Rotterdam genereert erg interessant voor de gemeente. Het is echter de vraag of de corporatie die data mag en wil delen.

39


MARIA MOLENAAR TIJDENS HET STADSDEBAT ‘SMART CITIES’, HET GING UITGEBREID OVER ALGORITMEN EN DATA. FOTO: WOONSTAD ROTTERDAM

Sociaal beheer

zachte data van de eigen organisatie koppelt aan externe bronnen, zoals onderzoek van de gemeente Rotterdam. Medewerkers krijgen op hun scherm te zien hoe elk complex sociaal gezien scoort ten opzichte van het gemiddelde van de buurt, of specifieker, het eigen werkgebied van een sociaal beheerder. Een directe koppeling met de primaire systemen van

Nog een toepassing van slimme data: het bepalen van de mate van sociaal beheer voor woningcomplexen. Met het zelf ontwikkelde Sociaal Beheer Label (SBL) heeft de corporatie beter vat op wat er op sociaal gebied speelt in en om haar woningcomplexen. Het Sociaal Beheer Label is een innovatief rekenkundig model dat harde en

40


ALGORITMEN

“Het algoritme voorspelt vrij nauwkeurig of iemand betalingsproblemen krijgt” Met het SBL kan de organisatie kwalitatieve data koppelen aan kwantitatieve data. Want huismeesters en wijkbeheerders horen veel en hebben daardoor ook veel informatie over de sociale kracht van een complex. Het is de kunst om die verhalen van bewoners te combineren met kwantitatieve gegevens. Als blijkt dat sommige complexen meer aandacht vragen vanwege overlast, dan kan een huismeester vaker langsgaan. Of al in een complex relatief veel mensen wonen die het financieel lastig hebben, kan de corporatie gerichter bekijken wat daar precies aan de hand is. Het uitgangspunt voor de medewerkers van Woonstad Rotterdam is goed communiceren en elkaar scherp houden, op basis van zoveel mogelijk betrouwbare informatie. Op dit moment staan 1.554 complexen in het Sociaal Beheer Label. Complexen met minder dan tien verhuureenheden worden niet opgenomen, vanwege privacygevoeligheid.

Woonstad zorgt voor een realtime beeld van de situatie. Het SBL geeft scores voor vijf thema’s: schoon/heel/veilig, (woon) overlast, financiële draagkracht, sociale draagkracht en leefbaarheid algemeen. Dat leidt tot een totaalscore per complex, waarbij een 1 staat voor een kleine beheeropgave en een 5 voor een grote. Op basis van die scores bepaalt de organisatie de inzet van mensen en middelen.

Niet op de troepen vooruit Het is duidelijk dat Woonstad Rotterdam het belang erkent van de digitale transformatie en big data. Dat vraagt ook om nieuwe competenties van medewerkers. Digitalisering kreeg een centrale positie in de

41


Een zwam op een keldermuur, woonstad heeft op dit moment een proef waarin zwamgroei voorspeld wordt met big data FOTO: WOONSTAD ROTTERDAM

42


ALGORITMEN

iets technisch en juridisch mogelijk is, is het niet vanzelfsprekend dat we dat dan ook willen. Er zullen ethische afwegingen moeten worden gemaakt hoe we data wel en niet gebruiken. Daarbij is het essentieel om het evenwicht te bewaken tussen digitalisering en de menselijke maat. Er zullen altijd mensen bij betrokken moeten blijven, want een algoritme kent maar twee waarheden: iets is nul of een. Daardoor mist digitalisering dat wat ons menselijk maakt, zoals emotie, verbeeldingskracht en compassie.”

organisatie door de oprichting eind 2017 van het team Digitale Innovatie en Transformatie (DIT), een aparte afdeling voor het inrichten en bewerken van digitale processen en data. Het 12-hoofdige team bestaat uit data consultants, technisch consultants en business consultants. Voor deze structuur is gekozen om - los van de bestaande afdelingen met hun eigen belangen - een afdeling in te richten die tot hoofdtaak heeft het beschikbaar maken van data en het steeds blijven zoeken naar innovaties voor alle afdelingen. Bestuursvoorzitter Maria Molenaar heeft nog twee aandachtspunten bij de digitale transitie: “Om de digitale transformatie te laten slagen, is groot draagvlak in de organisatie noodzakelijk. Wil je de organisatie hierin meenemen, dan is het zaak om niet te ver voor de troepen uit te lopen. Het is een groot en ingrijpend leerproces. Je moet de tijd nemen om iedereen erbij te betrekken. Je kunt dit niet top-down organiseren.” “Daarnaast brengt het gebruik van data en algoritmen ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich mee. Wij hebben de ethische uitgangspunten voor het gebruik van digitale data expliciet vastgelegd. Die uitgangspunten beschrijven met welke intenties en doelen wij dataverzamelingen aanleggen, analyseren, koppelen of uitwisselen. En ook hoe we hierover transparant willen zijn en onze keuzes willen verantwoorden. Je ziet in de huidige discussie over digitalisering een terugkerende angst dat we in de toekomst gedicteerd worden door algoritmen en onze privacy kwijtraken. Daarom is het noodzakelijk aandacht te besteden aan de morele dimensie.” “Er is veel mogelijk met data, maar als

“Het is een groot en ingrijpend leerproces” Eric Smulders is werkzaam bij Woonstad Rotterdam.

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

43


Iedereen z’n eigen stad Slimme algoritmes vormen de sleutel

Als we van iedereen precies zouden weten hoe ze het liefst zouden willen wonen, werken en hun vrije tijd besteden, dan zouden we de informatie in handen hebben om de perfecte stad te bouwen, waarin ieder zich zou herkennen en thuis voelen. Dit is dĂŠ belofte van de digitale revolutie voor stedelijke ontwikkeling. Slimme algoritmes vertalen onze persoonlijke behoeften in concreet toepasbare maatregelen om voor iedereen de beste stad te maken. Tekst Gert Jan Hagen

44


ALGORITMEN

I

k weet nog goed dat ik vlak na oplevering in het gebouw De Rotterdam de lifthal binnenkwam en op een display het nummer van de etage van mijn bestemming moest intoetsen. Door de computer werd mij vervolgens één van de acht liften toegewezen. Deze lift bracht mij met minder stops naar de verdieping waar ik zijn moest. De andere mensen in ‘mijn lift’ gingen naar dezelfde etage of hadden een bestemming die beter in te passen was in deze lift dan in een van de andere liften. Dit is big data in het klein. Door iets meer informatie van de consument te hebben (de verdieping in plaats van omhoog/omlaag), kan het systeem hem een stuk beter bedienen. Het systeem ontvangt ieders individuele vraag, groepeert deze vraag, rekent alle reisopties door en komt tot een beste oplossing voor dat moment. De beste oplossing is dan in dit geval gedefinieerd als de minste tijd die het duurt om iedereen van de vertrekverdieping naar de gewenste aankomstverdieping te brengen. Of een beste oplossing kan ook zijn dat 90% van de mensen zo snel mogelijk op hun verdieping komt, maar dat sommige mensen juist iets langer moeten wachten. Het systeem kan met verschillende algoritmes worden aangestuurd, afhankelijk van de doelen die we beogen. Big data is niet alleen in staat om tot een verbetering van prestaties te komen, met big data hebben we ook meer in eigen hand welke doelen we willen bereiken. De lift die omhoog en omlaag gaat en waarin ik een toevallige passant ben verandert in ‘mijn lift’, omdat juist die lift mij het snelst op mijn bestemming brengt. De lift wordt gepersonaliseerd.

die busdiensten organiseert op basis van alle individuele reizigersvragen tezamen. Mensen geven aan op welk moment ze van waar naar waar willen reizen. Beeline analyseert deze data om de populaire routes te identificeren en biedt deze routes aan private busondernemingen aan. Beeline is zelf geen busbedrijf, maar brengt in een platform vraag en aanbod bij elkaar. Op basis van online en realtime consumenteninformatie en analytics wordt een netwerk van bussen en buschauffeurs aangestuurd. Buschauffeurs stappen nu ’s ochtends niet in de bus en rijden continu van A naar B en vice versa, maar rijden daarheen waar de reizigersvraag is. Algoritmes zorgen ervoor dat reizigers sneller hun bestemming bereiken, bussen niet leeg rondrijden en rendement wordt gemaximaliseerd. ‘De bus’ wordt ‘mijn bus’.

Van topdown naar bottom up De exponentieel toenemende datastroom over onze individuele voorkeuren en gedrag in de woon- en leefomgeving zorgt ervoor dat deze personalisering op een veel grotere schaal kan plaatsvinden. Een kwestie van computerkracht. Hiermee voltrekt zich een fundamentele verandering in de samenleving. De samenleving, die effectief en efficiënt ‘van bovenaf’ werd georganiseerd, maakt plaats voor een samenleving die op basis van de voorkeuren en behoeften van mensen ‘van onderop’ wordt ingericht. Al snel ontstaan - in ieder geval voor een deel van het publiek – organisaties die deze diensten beter, sneller, comfortabeler of goedkoper leveren. Uber, Airbnb, Amazon, Beeline zijn hiervan sprekende voorbeelden. Voor de manier waarop we met onze huizen, buurten en steden in onze woonbehoefte voorzien, is dat in wezen niet an-

De bus wordt mijn bus Een stap verder gaat Beeline in Singapore,

45


ALGORITMEN

ders. In Toronto ontwikkelt Sidewalk Labs, een dochteronderneming van Google Inc., de wijk Quayside. In deze wijk zal alles worden gemeten. Veranderingen in gedrag van de bewoners, de bezoekers en de werkers in de wijk worden vertaald in wijzigingen aan de infrastructuur, het openbaar gebied, de mobiliteit en de gebouwen. Net als het voorbeeld van de lift reageert het systeem op de individuele behoeften van mensen, waarbij de optelsom voor iedereen het beste resultaat geeft. Van de buurt en de gebouwen vereist dit een enorme flexibiliteit. Woningen moeten groter of kleiner, functies gaan van wonen naar werken en de mobiliteitsbehoefte past zich aan de bewoners aan. Specifieke ontwerpprincipes voor de gebouwen zorgen ervoor dat ruimtes sneller en goedkoper kunnen worden aangepast en van functie kunnen veranderen. Wijzigingen in de behoeften en gedrag kunnen leiden tot bijvoorbeeld de verkoop van een deel van het wagenpark, de aanschaf van deelfietsen en meer parken door een afnemende behoefte aan ruimte voor de auto. De stad beweegt mee met de gebruikers van de stad. Sidewalk Labs biedt een digitaal platform aan waarop consumenten en producenten kunnen inloggen om vraag en aanbod sneller en beter bij elkaar te brengen.

Door gelijkenissen tussen mensen, hoeven we niet alles van iedereen afzonderlijk te weten, maar kunnen we informatie over mensen aanvullen met informatie over hun look-a-likes. Dit alles natuurlijk met solide statistische technieken. Zoals Amazon mij boeken suggereert, die ook gekocht zijn door mijn look-a-likes, zo zou Funda mij op woningen kunnen wijzen van mensen die op eenzelfde manier tegen het wonen aankijken als ik. Belangrijke, maar zeker niet de enige databronnen zijn: • Data over mensen, bijvoorbeeld van dataleveranciers die op basis van (online) koopgedrag, lidmaatschappen en abonnementen komen tot profielen van huishoudens met kansschattingen over hun inkomen, leeftijd, huishoudensamenstelling en leefstijl; • Data over verhuizingen (van adres naar adres); • Data over het vastgoed (functie, m2, ligging, adres); • Data van statistische organisaties, zoals CBS; • Data van consumentensites (reviews van horeca, rating van zorginstellingen, kwaliteit van middelbare scholen, prijzen van te koop staande woningen); • Data van bedrijven of instellingen zelf vanuit hun bedrijfsproces (verhuringen, zorggedrag). Deze data hebben betrekking op gegevens en gedrag van mensen. Het zijn zogenaamde revealed preferences: men heeft door gedrag laten zien wat hun voorkeuren zijn. Het geeft aan wat mensen feitelijk doen en niet wat mensen hebben gezegd te gaan doen. Toch zijn deze laatstgenoemde stated preferences ook van waarde. Het geeft inzicht in achterliggende motieven voor een bepaald gedrag. De combinatie van beide preferences maakt het mogelijk om met de

Chocola Voor een personalisering van de stad hebben we twee dingen nodig: data en analytics. De data vormen de ingrediënten, de analytics maakt hiervan de chocola. Data gebruiken we om van te leren. Om gedrag op de woningmarkt te voorspellen hebben we informatie nodig over het woongedrag. Data over leeftijd, verhuizingen en woningtypen laten zien dat ouderen naar andere woningen verhuizen dan jongeren.

46


THEMA HIER INVULLEN

“Onder druk van de marktsituatie sluiten we onze ogen” GERT JAN HAGEN 47


wooncomplex wonen vooral ouderen, in dat complex vooral jongeren. Het is de basisinformatie, die voor de volgende treden van belang is. De tweede trede kijkt naar samenhang (diagnostic). Middels statistische analyse wordt de correlatie tussen variabelen onderzocht: we kunnen statistisch aantonen dat leeftijd samenhangt met de voorkeur voor bepaalde woningen. Bijvoorbeeld: ouderen kiezen vaker voor een appartement met lift. De derde trede omvat de voorspeltechnieken (predictive). Deze maakt gebruik van de gevonden samenhang tussen bepaalde variabelen in de data en voorspelt op basis van onafhankelijke variabelen (bijvoorbeeld leeftijd, inkomen en opleiding) dat iemand kiest voor een specifieke woning (bijvoorbeeld een appartement met lift). Ieder voorspelmodel toetsen we door middel van kruisvalidatie. In deze techniek wordt de database in twee delen gesplitst: een trainingset en een testset. De trainingset gebruiken we om het model te leren om een zo goed mogelijke voorspelling te doen van de keuze voor een appartement met lift. We helpen de computer door in de data aan te geven wie wel en wie niet voor een appartement met lift heeft gekozen (supervised machine learning). Vervolgens toetsen we de voorspelling in de testset. Daarin zien we hoe vaak de voorspelling juist is en hoe vaak verkeerd. Deze verhouding vormt een maatstaf voor de validiteit van het model. Met elkaar ondersteunt deze informatie beslissingen over beleid en investeringen in de stad. Dit komt tot uiting in de vierde trede (prescriptive). De voorspelde situatie vraagt om actie. Door de toename van ouderen neemt de behoefte aan specifieke woningen op bepaalde plekken toe. Dus moeten we deze woningen daar bouwen.

kennis over het gedrag van gisteren de ambities van morgen in beeld te brengen. We (Springco – red.) hebben in de provincie Zuid-Holland aan meer dan 50.000 huishoudens gevraagd om hun ideale buurt te typeren. De uitkomst laat duidelijk zien dat er verschillende buurtjes zijn. De bewoners van het Centrum wonen het liefst in een buurt met verschillende mensen. In Crooswijk woont men het liefst in een wijk waar men voor elkaar zorgt en in Kralingen woont met het liefst ‘met ons soort mensen’. Natuurlijk wisten we dat al, maar dit voorbeeld toont aan dat we de beleving van mensen steeds beter in beeld kunnen krijgen. Met machine learning kunnen we vervolgens deze data verder analyseren: in welke buurten zijn mensen die een buurt zoeken waar men voor elkaar zorgt dan meer en minder tevreden? Welke variabelen spelen hierbij een rol en hoe kunnen we die dan veranderen?

Urban analytics Het vakgebied Urban Analytics houdt zich bezig met het toepassen van data en analyse technieken op het ruimtelijke domein. We onderscheiden daarin vier treden (afbeelding 1). De eerste trede betreft de beschrijvende analyse (descriptive). Het gaat hier eigenlijk om rechte tellingen: in dit

48


ALGORITMEN Huurders van een corporatie Met deze technieken is het mogelijk om – gebaseerd op een goede dataset met kenmerken van huishoudens en bijvoorbeeld gemeten voorkeuren of gedrag met betrekking tot het milieu, de gezondheid, de zorgvraag, de financiële huishouding – voor de hele huurderspopulatie van een corporatie de volgende variabelen te voorspellen: • Milieubewustzijn, relevant voor de energietransitie • Zelfredzaamheid, van belang voor de organisatie van wonen en zorg • Financiële positie, van invloed op het huurbeleid • Verwachte zorgconsumptie, van belang voor de inrichting van de voorzieningenstructuur • Kans op huurachterstand, aandacht voor preventie en voorlichting Met deze informatie kan de corporatie beter kiezen welke woningcomplexen in de verduurzaming het eerst worden aangepakt, bij welke doelgroepen meer inzet moet worden gepleegd op het voorkomen van huurachterstand of waar in de wijk de woonzorgvoorzieningen het beste kunnen worden gerealiseerd. Niet alleen klantgedrag kan worden voorspeld. Ook het ‘gedrag’ van woongebieden kan onderwerp zijn van predictive analytics. We voorspellen dan variabelen als: • Leefbaarheid, beïnvloeding van factoren om de leefbaarheid te versterken • Woonmilieu, past deze bij de vraag van de woonconsument • Prijsvorming, voorspelling van gentrification of achteruitgang

lijk en sociaal beleid. Voor de provincie Utrecht brachten we met data en urban analytics de potentie van doorstroming in beeld. Een belangrijk thema, want meer dan 20% van de woningvoorraad in de provincie bestaat uit eengezinswoningen die door kleine, veelal oudere huishoudens wordt bewoond. Het gaat hier over meer dan 100.000 woningen. Een groot aantal van deze huishoudens wil graag verhuizen naar een andere kleinere woning, maar vaak ontbreekt het aanbod, liggen de woningen in een andere buurt of is de prijs niet goed. Tegelijkertijd is er sprake van

“Deze vraag kan niet worden bediend” een enorme vraag naar deze eengezinswoningen. En omdat deze vraag niet kan worden bediend, worden mensen in feite gedwongen om genoegen te nemen met een niet-passende woning. Dit verklaart de hoge druk op de middeldure huursector. Het beter benutten van de woningvoorraad verdient daarom absoluut een hoge prioriteit. We hebben een voorspelmodel ontwikkeld dat - op basis van het werkelijk verhuisgedrag - voor ieder huishouden in de provincie Utrecht de verhuiskans voorspelt én het productsegment waar men dan heen zou verhuizen. Hiervoor maakten we gebruik van een database op adresniveau met informatie over de woningen en meer dan 100.000 verhuizingen. De kruisvalidatie wees uit dat het model met een kans van 80% tot 90% de beoogde woning naar ei-

Woningvoorraad beter benut Urban analytics kan helpen om betere keuzen te maken op het gebied van het ruimte-

49


Kralingse bos. Mooi voorbeeld van het gebruik van de stad ‘van onderop’. Je ziet verschillende groepen die dit stadspark afzonderlijk gebruiken. FOTO: GERT JAN HAGEN

50


ALGORITMEN

“Middeldure eengezins koopwoningen bouwen als oplossing is een misvatting” gendom en type juist voorspelt. Het model is gebruikt om met een verhuisketenanalyse van concrete projecten de effecten van doorstroming te bepalen. Een van de projecten is het nieuwbouwcomplex Van Reeshof (40 woningen in de middeldure huur) in Nieuwegein. De gemeente was met de belegger overeengekomen om expliciet voorrang te verlenen aan huishoudens vanuit een eengezinskoopwoning. Op verzoek van de gemeente stelde de belegger tevens de inkomensnorm bij van minimaal 4,5 x de huurprijs naar 3,0 x de huurprijs per maand. Het effect van de voorrangsmaatregel bleek enorm groot. Niet alleen resulteerde de maatregel in een aanzienlijk langere verhuisketen, waardoor meer mensen een woning vonden, maar ook werden díe woningen vrijgemaakt, waaraan de grootste behoefte in de woningmarkt is. Deze casus, maar ook ons woononderzoek in de provincie Zuid-Holland, toont aan dat senioren in de leeftijd van 55 tot 75 jaar veel meer verhuisgeneigd zijn dan algemeen wordt aangenomen. Hiervoor moeten de woningen wel goed aansluiten op hun behoeften. Niet alleen appartementen met lift, maar ook kleinere, gelijkvloerse grondgebonden woningen zijn populair. Door

51


Busje delen. Een mooi voorbeeld van de deeleconomie. Platform voor busvervoer van/ naar festivals ‘van onderop’. FOTO: GERT JAN HAGEN

52


ALGORITMEN

zijn alleen niet beschikbaar. De bottleneck is de doorstroming verderop in de keten: er wordt niet verhuisd omdat er geen passende doorstroommogelijkheden zijn. Door middeldure eengezins koopwoningen te bouwen los je het probleem slechts tijdelijk op; in een oogwenk zal dezelfde problematiek weer ontstaan. Zo bouwen we een woningvoorraad op die steeds verder af staat van de woningvoorraad waar we met z’n allen behoefte aan hebben. We moeten dus woningen bouwen die appelleren aan de

juist deze woningen te bouwen zorgen we ervoor dat we de woningvoorraad veel beter gaan benutten. Dit betekent concreet dat minder landelijk gebied voor woningbouw hoeft te worden opgeofferd en dat we met elkaar veel goedkoper uit kunnen zijn. Wanneer slechts 10% van de aanwezige ruimte in de woningvoorraad van de provincie Utrecht beter zou worden benut, zou dit een gebied vrij maken van 150 ha; dit is de omvang van de hele binnenstad van Utrecht. De verhuisalgoritmes tonen niet alleen de effecten op de woningmarkt van wat we bouwen, het maakt ook zichtbaar waar de grootste kansen voor doorstroming liggen, bijvoorbeeld waar de empty nesters wonen, die vanuit een eengezinswoning willen verhuizen naar een appartement.

De belofte

“Urban analytics stelt ons in staat beter af te stemmen op wat mensen echt willen”

Urban analytics stelt ons in staat om de stedelijke ontwikkeling veel beter af te stemmen op wat mensen werkelijk willen. We weten inmiddels veel over het gedrag van mensen, maar onder druk van de actuele marktsituatie sluiten we vaak onze ogen. Als mensen voor de deur van de makelaar liggen om die nieuwe eengezinswoningen tussen 2 en 2,5 ton te kopen, denken we al snel dat we in dat segment veel te weinig woningen hebben. Bovendien wil de ontwikkelaar deze woningen graag bouwen en wordt ook de wethouder door z’n raad aangespoord om deze doelgroep te bedienen. En iedereen wordt door de markt bevestigd in z’n gelijk: de woningen worden immers in no time verkocht. Maar schijn bedriegt. Er zijn voldoende eengezinswoningen in deze prijsklasse. Ze

behoeften en wensen van empty nesters die een eengezinswoning achterlaten. Daarmee helpen we veel meer mensen in hun woonbehoefte. Met slimme algoritmes kunnen we hun voorkeuren voorspellen. De informatie om betere keuzen te kunnen maken is beschikbaar. In een periode waarin partijen lijken dol te draaien over de vraag welke woningen waar en in welk tempo moeten worden gebouwd, zou data-gedreven bedachtzaamheid wel eens uitkomst kunnen bieden. Gert Jan Hagen is werkzaam bij Springco.

LEES MEER lees dit artikel ook online.

53


Dichtheid en functiemenging in beeld Floor Space Index en Mixed Use Index datasets landsdekkend beschikbaar

Tekst Arjan Harbers, Martijn Spoon, Hans van Amsterdam en Johan van der Schuit

54


ALGORITMEN

IN HET DEBAT OVER verstedelijking zijn dichtheid en functiemenging steeds terugkerende thema’s. De FSI en MXI als indicatoren voor ruimtelijke dichtheid en functiemenging bestaan al langer, maar waren nauwelijks beschikbaar. Het kostte teveel tijd om deze op grote schaal te bepalen. De FSI (Floor Space Index) is een dichtheidsmaat waarbij het totale vloeroppervlak van één of meerdere gebouwen wordt gedeeld door het oppervlak van het bijbehorende terrein. De MXI (Mixed Use Index) is de verhouding van het vloeroppervlak voor wonen ten opzichte van het totale vloeroppervlak. Nu heeft Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) de bepaling van deze indicatoren geautomatiseerd. De open data BAG, BGT, DKK, Ruimtelijke Plannen en ESRI werden verwerkt tot landsdekkende datasets op verschillende schaalniveaus. Deze datasets zullen niet alleen van belang zijn voor nationale, provinciale en gemeentelijke overheden, maar ook voor (onderzoekend) ontwerpers en ruimtelijke onderzoekers. Met dit materiaal kan onderzoek worden gedaan naar de interactie tussen dichtheid en functiemenging enerzijds en andere dossiers als vastgoedprijzen, leefbaarheid, mobiliteit en gezondheid anderzijds. Ook komt een schat aan referentiemateriaal voor toekomstige verstedelijkingsopgaven beschikbaar.

55


OP DE KAARTEN is per buurt de ruimtelijke dichtheid en functiemenging van de Amsterdamse en Rotterdamse regio in beeld gebracht. De hoogste dichtheden vinden we in de historische centra. De hoogbouw in de naoorlogse wijken levert geen wezenlijke bijdrage aan een hoge dichtheid. De dichtheid van bedrijventerreinen verschilt niet veel van hun omgeving. Vergelijk bijvoorbeeld Spaanse Polder (1) met Overschie (2). De haventerreinen zijn minder dicht bebouwd. Op de functiemengkaarten zijn terreinen met overwegend woonfuncties lichtrood en terreinen zonder woonfuncties licht grijsblauw. De gemengde terreinen hebben donkere kleuren. Met een eerste blik vallen een paar dingen op. Zowel in Amsterdam als Rotterdam zien we dat de oppervlakte voor wonen in het centrum minder dan de helft is. In de buurten daaromheen, bijvoorbeeld de Grachtengordel (3) of Agniesebuurt (4), is er ongeveer evenveel woonoppervlakte als oppervlakte voor andere functies. Ook opvallend is de grote mate van menging in de Alexanderpolder (5).

Floor Space Index FSI > 2,2 2,0 - 2,2 1,8 - 2,0 1,4 - 1,8 1,2 - 1,4 1,0 - 1,2 0,8 - 1,0 0,6 - 0,8 0,4 - 0,6 0,2 - 0,4 0,0 - 0,2 Buurt Gemeente

1

2

56 0

1

2 km


ALGORITMEN

3

Mixed Use Index, MXI Aandeel wonen (%) 85 - 100 70 - 85 55 - 70 45 - 55 30 - 45 15 - 30 0 - 15 Buurt Gemeente

5 4

57


2

ALS WE INZOOMEN naar het schaalniveau van bouwblokken zien we een gedifferentieerder beeld. Amsterdam kent veel bouwblokken met relatief hoge dichtheden. Lagere dichtheden zien we bij Artis (1) en het Marineterrein (2). In Rotterdam zien we de laagste dichtheden ook bij de dierentuin (3) en een volkstuincomplex (4) en de hoogste dichtheden langs de Coolsingel (5) en het Weena (6). In Amsterdam zijn de musea rondom het Museumplein (7), de Stopera (8), het Paleis op de Dam (9) en de Bijenkorf (10) herkenbaar als plekken waar niet gewoond wordt. In de Grachtengordel (11) is veel functiemenging. In Rotterdam zijn het Erasmus MC (12), Museumpark (13), De Lijnbaan (14), Coolsingel (15) en Weena (16) duidelijk herkenbaar als gebieden waar nauwelijks wordt gewoond. Menging zien we langs veel stadsstraten (17) en singels (18), waar gebouwen staan die zich zowel voor wonen als niet-wonen lenen.

1

Floor Space Index FSI > 5,0 4,5 - 5,0 4,0 - 4,5 3,5 - 4,0 3,0 - 3,5 2,5 - 3,0 2,0 - 2,5 1,5 - 2,0 1,0 - 1,5 0,5 - 1,0 0,0 - 0,5

3 4

6 5

58


ALGORITMEN

9 10 11

Mixed Use Index, MXI Aandeel wonen (%)

8

7

85 - 100 70 - 85 55 - 70 45 - 55 30 - 45 15 - 30 0 - 15

16

18

59

12

13

15 14

17


2

Floor Space Index FSI > 4,00 3,00- 4,00 2,50 - 3,00 2,00 - 2,50 1,50 - 2,00 1,25 - 1,50 1,00 - 1,25 0,75 - 1,00 0,50 - 0,75 0,25 - 0,50 0,00 - 0,25

ALS WE DE NETTO BOUWBLOKKEN van Almere vergelijken met het zuidelijk daarvan gelegen Gooi, zien we dat de dichtheden onderling niet zo veel van elkaar verschillen. Wel valt op dat in het Gooi veel meer gemengde bouwblokken zijn dan in Almere. Opvallend in het Gooi is ook de functiemenging in de lintbebouwing (1). Waar we in Rotterdam zagen dat een hoge dichtheid in het centrum niet per sĂŠ met functiemenging gepaard gaat is dit in Almere (2) wel het geval.

60 0

1

2 km


ALGORITMEN

2

Mixed Use Index, MXI Aandeel wonen (%) 85 - 100 70 - 85 55 - 70 45 - 55 30 - 45 15 - 30 0 - 15

1 1 1 61


De agrarische revolutie High tech toepassingen van Smart farmingÂ

Drones worden nu al ingezet om opnames van het gewas te maken en in de toekomst om plaatsspecifieke handelingen uit te voeren

62


De melkrobot ontfermt zich over hun koeien; sensoren die per uur metingen doorsturen over de gezondheid van een gewas; en software die tractoren zelfstandig hun route over een akker laat kiezen. Onder de invloed van hightech en big data ondergaat het boerenbedrijf in hoog tempo een ware metamorfose. Hoe kan de agrarische ondernemer smart farming op een zinnige manier implementeren? De Wageningen University & Research (WUR) helpt. Tekst Erik Hardeman

63


ALGORITMEN

W

werd een consortium gevormd van een kleine honderd deelnemers uit de wereld van agrifood en ICT, die in wisselende samenstelling in negentien zogeheten ‘use cases’ participeren.

ie op reis door de omgeving van Bordeaux het Chateau Doisy-Daëne nadert, zal op het eerste gezicht niets bijzonders opvallen. Het land is bezaaid met lange rijen wijnstokken, waaraan in deze omgeving de druiven voor de Graves Superieur rijpen. Maar wie zijn of haar reis onderbreekt voor een bezoek aan de wijngaarden en de kelders van de Domaines Denis Dubourdieu, komt terecht in een fascinerende wereld van Big Data. Met behulp van een Long Range Low Power netwerk van 150 sensoren en een aantal camera’s worden op het domein zowel de weersomstandigheden en de groei van de druiven op het veld als de temperatuur, de vochtigheidsgraad en het elektriciteitsverbruik in de kelders van uur tot uur gemonitord. Op basis van een speciaal voor de wijnmakerij ontwikkeld programma zorgt een computer op het wijngoed voor een continue analyse van de enorme hoeveelheid data. Hoofddoel van deze gedetailleerde monitoring is een zo efficiënt mogelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen op alleen die plekken waar schade dreigt. Ook reguleert de computer de omstandigheden in de kelders waar de wijn ligt te rijpen, en geeft hij adviezen over een optimale bemesting en over het beste moment van oogsten op de verschillende percelen. Dat Denis Dubourdieu een dergelijk geavanceerd monitoringsysteem in zijn bedrijf heeft kunnen installeren is te danken aan de Europese Unie die er geld voor beschikbaar stelde in het kader van het in 2016 gelanceerde stimuleringsprogramma ‘Internet of Food and Farm 2020 (IOF2020)’. Onder leiding van WUR, die de strijd om de coördinatie van dit programma ter waarde van in totaal 30 miljoen euro in zijn voordeel beslechtte,

“Les Domaines Dubourdieu is een echt familiebedrijf”, vertelt dr. Sjaak Wolfert, senior scientist Information Management and ICT in AgriFood bij WUR en wetenschappelijk coördinator van IOF 2020. “Maar waar vader en grootvader Dubourdieu zich concentreerden op het vergroten en verbeteren van de productie, wil zoon Fabrice vooral onderscheidend zijn door een milieuvriendelijke manier van produceren. Via via hoorde hij van de call van de Europese Unie en zijn aanvraag kwam voor ons als geroepen, want in het consortium was behoefte aan concrete casussen waarbij de vraag van onderop komt. Het programma is nog te kort in gebruik om al iets te kunnen zeggen over het effect ervan, maar de verwachting is dat het op termijn zal leiden tot een reductie van twintig procent in het gebruik van pesticiden en meststoffen. Dat is zowel uit milieu- als uit financieel oogpunt een substantiële besparing.”

Science fiction verandert naar real time De geavanceerde manier van werken in de wijngaarden van Bordeaux is een goed voorbeeld van smart farming, de ontwikkeling in de land- en tuinbouw waarin de digitalisering van bedrijfsprocessen een grote rol speelt. Als gevolg van de opkomst van het Internet of Things en Cloud Computing wordt het steeds aantrekkelijker om het management van een agrarisch bedrijf te stroomlijnen met behulp van informatie- en communicatietechnologie. Een vroeg voorbeeld van die aanpak is de automatische

64


THEMA HIER INVULLEN

“Smart farming is duur. Dat kan een kleine boer zich vaak niet veroorloven”

65


ALGORITMEN

vaak een instructie die door de boer zelf moet worden uitgevoerd. Maar er zijn steeds meer voorbeelden van cycli van meten en regelen die volledig autonoom plaats vinden, aldus Wolfert. “De beschikbare data kunnen bijvoorbeeld worden ingevoerd in gewasgroei- en bodemmodellen met als resultaat een taakkaart die een bemestings- of een sproeimachine automatisch aanstuurt. De meeste machines beschikken tegenwoordig over een GPS-systeem. Als we onze software daar op een goede manier aan koppelen, dan levert dat een gedetailleerde routebeschrijving op plus instructies over de hoeveelheid mest of gewasbeschermingsmiddel die op verschillende plekken in het veld moet worden uitgereden.” Ook in de melkveehouderij is sprake van vergaande vormen van automatisering. De nieuwste generatie melkrobots kan uit de melk zoveel gegevens destilleren dat de voeruitgave automatisch wordt afgesteld op de analyse van de gegevens van elke individuele koe. ‘Daar komt Berta 2, die moet die hoeveelheid van dat voer hebben.’ Elk dier wordt herkend aan de halsband die het om heeft en de voermachine bepaalt niet alleen wat voor voer de koe moet hebben, maar ook of er bepaalde toevoegingen nodig zijn, zoals vitamines of een geneesmiddel als bijvoorbeeld uit de analyse van de melk blijkt dat het dier een ontsteking heeft.

klimaatbeheersing die al sinds jaar en dag functioneert in de kassen in het Westland. Maar de ontwikkelingen op het gebied van automatisering en digitalisering gaan door. Zo komen er steeds geavanceerdere sensoren beschikbaar die via draadloze netwerken op afstand kunnen worden uitgelezen; drones met hightechcamera’s worden in de landbouw ingezet om de hoeveelheid biomassa te registreren en om ziektes op te sporen; robots voeren hoogcomplexe taken uit; en er komen steeds intelligentere algoritmen beschikbaar om de enorme berg data te analyseren. Door de op die manier verkregen informatie te combineren met externe data, bijvoorbeeld weersinformatie of satellietdata, kunnen boeren tegenwoordig beschikken over een schat aan gegevens die een vorm van precisielandbouw mogelijk maken die tot voor kort alleen in science fiction verhalen tot de mogelijkheden behoorde. Wolfert: “Vroeger waren we al heel blij als we per veld konden beoordelen hoe een gewas erbij stond en wat er aan maatregelen nodig was. Tegenwoordig zien we een veld niet langer als een homogeen geheel, maar als een lappendeken van bodemsoorten. We proberen de variatie in het veld zichtbaar te maken met satellietbeelden waarbij onder meer infraroodtechnologie wordt gebruikt. Maar er wordt ook gewerkt met bodemscanning. Er zijn inmiddels elektromagnetische technieken beschikbaar waarmee de bodem tot op de vierkante meter in kaart kan worden gebracht. Zo weet een boer precies hoeveel nutriënten er op een bepaald stukje akker in de bodem zitten, welke organische structuur dat stukje grond heeft en hoeveel water het bevat. Hoewel de automatisering voortschrijdt, is het resultaat van al dit meetwerk nu nog

Dreiging van stagnatie data uitwisseling ​ et leveren van een bijdrage aan de verdere H ontwikkeling van dit soort vormen van smart farming is een belangrijke prioriteit voor het wetenschappelijk onderzoek, maar Wolfert en zijn collega’s van de expertisegroep Data Science en Information Manage-

66


ALGORITMEN

adviezen en aantrekkelijke aanbiedingen van zulke bedrijven kunnen krijgen. Maar het is ook denkbaar dat op basis van de data alleen de meest productieve boeren nog in aanmerking komen voor een samenwerkingsovereenkomst. Dat zou een slechte ontwikkeling zijn.” Als gevolg van de vrees voor dit soort ontwikkelingen dreigt de uitwisseling van data in de agrifood te stagneren. Om dat te voorkomen zijn in 2017 en 2018 binnen de sector twee elkaar aanvullende projecten gelanceerd, JoinData en DATA-FAIR. Doel

ment houden zich daarnaast ook intensief bezig met de governance vraagstukken en de ethische dilemma’s die onlosmakelijk verbonden zijn met de opmars van big data. Wolfert: “Voor boeren wordt de vraag bijvoorbeeld steeds dringender wie toegang heeft tot hun data, en onder welke voorwaarden. Over dat soort vraagstukken denken wij hier na met als doel om de bestaande richtlijnen van Europese boerenorganisaties aan te passen aan de steeds groeiende hoeveelheid data en de complexere governance die daarvan het gevolg is. We kijken onder meer naar de manier waarop een en ander in de gezondheidssector en in biomedische databanken is geregeld en dat vertalen wij dan naar bruikbare procedures voor de foodsector.” Een ander probleem voor de vele kleine en middelgrote bedrijven in de agrarische sector is de groeiende macht van multinationals zoals Bayer en John Deere, die uitermate geïnteresseerd zijn in de data van boerenbedrijven. In haar artikel ‘Ethics of smart farming’ schrijft ethica Simone van der Burg: ‘Aan de ene kant lijken kleine familiebedrijven te kunnen profiteren van smart farming, omdat dat hun de mogelijkheid biedt om hun productie en hun winstkansen te vergroten, waardoor ze een grotere kans hebben om in de markt te overleven, maar aan de andere kant vormt smart farming een bedreiging voor de autonomie van familiebedrijven omdat het de kans vergroot dat zij afhankelijk worden van grote multinationals.’ Wolfert: “Verschillende van die multinationals ontwikkelen platforms waarop zij zoveel mogelijk datastromen proberen samen te brengen, liefst ook data van individuele boeren. Dat kan positief uitwerken omdat boeren in ruil voor hun data goede

“De robot schoffelt in real time schadelijke planten weg” van JoinData, een initiatief van LTO Nederland en coöperaties zoals Agrifirm, CRV en FrieslandCampina, is het creëren van één landelijk platform, een soort digitale datasnelweg die boeren de kans biedt om hun data op te slaan en op een veilige manier te delen. Aan het platform is een waterdicht machtigingsregister gekoppeld dat elke boer de controle geeft over de toegang tot zijn of haar data. Ook DATA-FAIR is een initiatief om het boeren mogelijk te maken hun data veilig uit te wisselen, maar nu ook met andere belanghebbenden, zoals banken, bedrijven, verzekeraars en branche-organisaties. Wolfert: “Bijzonder is dat in dit project wordt samengewerkt tussen partijen die elkaars data normaal gesproken niet zo snel onder ogen

67


Met mobiele camera’s kunnen snel opnames gemaakt worden die vervolgens door slimme algoritmes geïnterpreteerd kunnen worden (bv. ziektedetectering).

krijgen. Het biedt een verzekeraar bijvoorbeeld de mogelijkheid om bij schade op een bedrijf direct de data van drones en landbouwmachines voor en na de gebeurtenis te bekijken. Om de omvang van de schade vast te stellen is daardoor geen tijdrovende en dure inspectie meer nodig.”

die bang zijn dat smart farming vooral ten goede zal komen aan de grote spelers in het veld. Maar, is de vraag, draagt het onderzoek op dit terrein ondanks alle goede bedoelingen ook zelf niet juist bij aan de door velen gevreesde schaalvergroting? Wolfert aarzelt. “Het klopt dat de ontwikkelingen waaraan wij met ons onderzoek bijdragen nu nog vooral ten goede komen aan grotere bedrijven. We proberen de zaak weliswaar zo te organiseren dat ook kleine onderne-

Kosten voor de kleine boer Met deze en andere initiatieven proberen wetenschappers boeren tegemoet te komen

68


ALGORITMEN

ficial intelligence, bijvoorbeeld in de vorm van ICT-gestuurde onkruidbestrijding. Voor dat doel ontwerpt onze groep Visioning en Robotics algoritmen op basis van plantherkenning. Met behulp van die software heeft een bedrijf onlangs een machine op de markt gebracht die in real time met camera’s een gewas bekijkt op de aanwezigheid van schadelijke planten. Zodra hij zo’n plant herkent, haalt hij die met een schoffel weg, waarbij hij het gewas ongemoeid laat.” Ook op andere manier kan het milieu baat hebben bij smart farming, aldus Wolfert. Hij wijst bijvoorbeeld op een recent ontwikkelde applicatie om in de akkerbouw een optimale productie te combineren met maatregelen in de sfeer van natuurbescherming. “Die applicatie met de naam Geo-Akker-Optimalisatie-Software programmeert de route van een tractor over een akker zodanig dat de gewasbestrijding automatisch afneemt als de tractor de randen van een veld nadert. Hierdoor worden akkerranden gespaard en neemt de overlevingskans van bloemen en insecten er aanzienlijk toe.”

De vooravond van de revolutie Velen in de agrifood sector zijn ervan overtuigd dat de voordelen van smart farming de mogelijke nadelen op termijn ruim zullen overtreffen. Merkwaardig genoeg zijn het juist de boeren voor wie al dit moois wordt ontwikkeld, die nog huiverig zijn om met de nieuwe technologieën in zee te gaan. “Iedereen doet tegenwoordig aan smart farming, behalve boeren”, klaagde een deskundige van ABN Amro in 2016 in het rapport ‘Wijzer worden van smart farming’. Toch zijn er ook genoeg boeren die heel blij zijn met de introductie van nieuwe technologieën, weet Wolfert. “Je zou misschien verwachten dat melkveehouders een melkrobot vooral aanschaffen uit efficiën-

mers van onze resultaten kunnen profiteren, maar de technologie die nodig is voor smart farming, is duur. Die kan een kleine boer zich vaak niet veroorloven. “Toch is het zo dat onder de negentien ‘use cases’ van IOF2020 ook voorbeelden te vinden zijn van projecten waarbij ICT wordt ingezet in de wat kleinschaliger biologische sector. Wat in de biologische landbouw heel erg speelt, is preventief management, het voorkomen van ziektes met behulp van arti-

69


In de toekomst zullen robots in kassen worden ingezet om vruchten individueel te behandelen en uiteindelijk te oogsten.

70


ALGORITMEN

kunnen op hun beurt zien waar hun eten vandaan komt, hoe het is geproduceerd en soms ook de boerderij bezoeken. Bijkomend voordeel is dat meer consumenten zo de kans krijgen om te kiezen voor producten uit de eigen omgeving, zodat er een einde komt aan de situatie dat voedsel eerst half Europa wordt rondgesleept voordat het in de supermarkt belandt. Wolfert: “Ik hoop dat we met dit soort voorbeelden de vrees voor verdergaande schaalvergroting kunnen wegnemen en dat we ook kleine boeren en consumenten die

tie-overwegingen, maar in mijn contacten merk ik dat ook het gemak een belangrijk argument is. Koeien melken klinkt heel romantisch, maar als je het twee keer per dag, zeven dagen in de week, jaar in jaar uit moet doen, dan word je het snel zat. Boeren die overschakelen op een robot vertellen mij vaak dat ze heel blij zijn om nu wat meer vrijheid en vrije tijd te hebben.” Al met al voorziet Wolfert dat de agrifood sector dankzij het gebruik van hightech en big data aan de vooravond staat van een revolutionaire ontwikkeling die niet alleen voor ondernemers maar ook voor consumenten grote voordelen met zich mee zal brengen. Met behulp van digitale technieken kan tegenwoordig bijvoorbeeld op een eenvoudige manier veel informatie worden verzameld over de herkomst en de wijze van produceren van bepaalde producten. Die informatie kan door middel van een QR-code beschikbaar worden gesteld aan consumenten en dat is interessant voor boeren, want uit onderzoek blijkt dat consumenten de traceerbaarheid van een product niet alleen waarderen, maar er ook geld voor over hebben. Met verschillende producten is dat al in vergaande mate mogelijk. Met behulp van RFID-chips kunnen oogstkratten bijvoorbeeld precies worden gevolgd op hun route van de boomgaard of de kas naar de winkel. Eieren kunnen dankzij het nummer op het ei zelfs al worden getraceerd naar een bepaalde groep kippen op een boerderij. Een ander fenomeen in deze sfeer is de opkomst van digitale platforms waarop boeren, winkeliers en consumenten rechtstreeks met elkaar in contact staan. Boeren kunnen er hun producten bundelen en aanbieden aan consumenten in de regio. Die

“Techniek brengt de bodem tot op de v­ ierkante meter in kaart” nu nog sceptisch staan tegenover smart farming, kunnen overtuigen van de meerwaarde ervan. In een van de ‘use cases’ in het kader van IoF2020 wordt voor melkveehouders een zelflerende Intelligent Dairy farmer Assistant ontwikkeld, die onder meer informatie verzamelt over het eetgedrag van de koeien in de stal. Dat project, dat wordt uitgevoerd op bedrijven in Nederland, België, Duitsland en Ierland, heet ‘Happy Cow’. Wie zou er nou niet warm lopen voor een project met zo’n naam?”

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

71


Design thinking blijkt sleutel Helsinki als inspiratiebron

72


Helsinki, de stad van architectonische hoogstandjes en fraaie productontwerpen. De stad waar Alvar Aal-to en Eliel Saarinen hun sporen achterlieten, van het Kiasma museum van Steven Holl. Waar doordacht ontworpen nieuwe woongebieden leren hoe het dagelijks leven van de stadsbewoner eruit ziet en wordt vormgegeven. Voor hen, werkzaam in de wereld van stedenbouw en landschap, al reden voor een bezoek. Dirk Verhagen bezocht daarom de Helsinki. Wat blijkt? Het is een booming slimme stad! Tekst Dirk Verhagen en Marit Haaksma

Bouwkranen in Kalatasama

73


ALGORITMEN

I

meer dan 1600 datasets. Het is daarmee de eerste stad in Europa die al haar data openbaar heeft gemaakt. Iedereen kan zien wat er gebeurt in de stad. De toegang tot de data is gebruiksvriendelijk gemaakt, in de hoop dat ontwerpers en ontwikkelaars ermee aan de slag zullen gaan. De stad wordt als een onderzoeksplatform aangeboden aan de universiteiten om nieuwe uitvindingen te produceren en te commercialiseren. Verder is Finland, met haar 5,5 miljoen inwoners dunbevolkt en overzichtelijk. Het maakt voorstellen voor verandering gemakkelijker te implementeren.

n 2012 werd Helsinki uitgeroepen tot de design hoofdstad van de wereld. Design is volgens de stad Helsinki een waarde voor iedereen, en moet dan ook zorgen voor een goed functionerende samenleving. De Finnen beschouwen design als de basis voor prettige, functionele, veilige en inspiratievolle plekken. Voorheen werd dat bereikt met esthetisch goed ontworpen producten. De laatste jaren vindt er een ontwikkeling plaats naar design-thinking: een methodiek voor het oplossen complexe processen met vernieuwende ideeën samen met eindgebruikers. Die eindgebruiker staat centraal door problemen steeds vanuit zijn of haar behoeften te definiëren. De methode wordt steeds vaker ingezet voor stedelijke vraagstukken. En blijkbaar werkt het, want Helsinki staat al jaren in de top van leefbare steden wereldwijd. De stad is in vijftien jaar van 560.000 aantal inwoners gegroeid naar 600.000 inwoners in 2016 en heeft de ambitie om te groeien naar 860.000 in 2050. Een uitdaging om de leefbaarheid te waarborgen. De Finse hoofdstad maakt gebruik van een smart aanpak en staat zelfs op de vijfde plek van de Smart Cities wereldwijd, en heeft grote ambities. De vraag rijst wat de ingrediënten zijn voor deze digitaal gedreven stad en hoe design-thinking samen met de eindgebruiker hieraan bijdragen.

Vruchtbaar kennisklimaat Op regionaal niveau wordt de open kijk op het gebruik van data doorgezet. De ‘Helsinki Region Infoshare’ (HRI) service is de website die in 2011 in de lucht kwam en waar iedereen toegang heeft tot data. Op de website kunnen data worden geplaatst, gedeeld en gebruikt. Het draagt nu 1200 open datasets die worden gebruikt door bewoners, buurten, bedrijven en de overheid. Ze bevatten gegevens over de voor ruimtelijke ordening belangrijke thema's, zoals de floot-space-index en het programma van alle gebouwen in de stad, verkeersaantallen, geluidszones, gegevens over de inwoners van een gebied, dichtheden, energieverbruik van bestaande gebouwen, maar ook de potenties van gebieden en gebouw voor klimaat en energie. Voor zover wij weten is er in Nederland niet een vergelijkbare website zo compleet. Het idee achter deze strategie is om samenwerking te stimuleren tussen de publieke sector, de ICT-sector en burgers om samen tot een hoger doel te komen. Bestuurders hebben de afgelopen jaren ingezet op verschillende manieren om een data gedreven klimaat te faciliteren. De

On top of cities Dat Helsinki zo hoog in de wereldwijde top van smart cities staat heeft meerdere redenen. Finland beschikt over een van de beste telecom clusters van de wereld en alle publieke data is gratis toegankelijk is voor iedereen. Het ministerie van financiën startte het Open Data Programma 2014-2015, met als resultaat de website opendata.fi met

74


THEMA HIER INVULLEN

“Met design thinking los je complexe processen op”

DIRK VERHAGEN 75


ters wordt aangekondigd als ‘living lab’. Deze wijk van 175 hectare groot was voorheen een industrie- en havengebied. Nu zijn er 3000 bewoners en in 2040 zullen er 25.000 bewoners zijn en 10.000 banen. In eerste instantie is het niet zichtbaar, maar er wordt geëxperimenteerd met slimme services. Opvallend zijn de nauwkeurig ontworpen bouwblokken, waarin veel wordt gevarieerd met vorm en afwijkend materiaalgebruik. Fietsenstallingen zijn in het gebouw geïntegreerd en elke plint is rijkelijk vormgegeven.

stad Helsinki werkt sinds 2014 samen met meerdere partijen als Espoo, Vantaa, Tampere, Oulu en Turku aan een innovatie platform ‘The Six City Strategy’, om van smart city projecten te leren. Ook op Europees niveau heeft Helsinki vele innovatieve samenwerkingen opgezocht, bijvoorbeeld met Horizon 2020 projects, EIT Digital en de EIT Climate-KIC. De stad ontving conferenties zoals Smart City 2018, European Alliance for Innovation conferences, Nordic Smart building Convention and Smart City 360 degrees. Deze strategische zetten qua smart city leidde tot hoge kwaliteit van hoger onderwijs en het kennisklimaat. Bovendien bracht de vestiging van Nokia in Helsinki een goede basis voor het kennisklimaat van ICT. Zelfs het faillissement van Nokia heeft bijgedragen aan een vruchtbaar kennisklimaat, want het leidde tot veel startups met soft- en hardware kennis.

Loop door de straten in Kalasatama. Het straatbeeld is schoon en stil. Er zijn geen geparkeerde auto’s, want die zijn overal onder de bouwblokken weggewerkt. In de verschillende vrij toegankelijke binnenblokken bevinden zich de ontmoetingsplekken, die veelal groen ingericht en met hippe speelplekken. De moderne kunst is nauwkeurig ingepast in de openbare ruimte. Op de ene hoek staat een drie meter hoge vogel gemaakt van blik en even verderop zijn verschillende stenen varkens in een zandbak ingegraven. Je merkt het niet, toch is de wijk de testbasis van verschillende pilots. De visie van bestuurders is dat inwoners van Kalatasama gelukkiger worden, doordat men een uur extra tijd overheeft door de aanleg van deze slimme wijk. Deze visie verschilt van andere smart city wijken, die de technologie als overkoepelend doel hebben, zoals energie of transport. Bedrijven, ondernemers, onderzoekers, de publieke sector en inwoners werken hierbij samen aan het smart district in pilots, met slimme projecten die leiden tot efficiëntere time-management en een vergroting van de kwaliteit van leven. Het gaat om het experimenteren met duurzaam afval management (slimme sensoren om afval logistiek te optimaliseren), smart grids voor energie

Wijk Kalasatama Inzoomend op google maps vinden we een bouwput, Kalasatama, de wijk die op pos-

Voorbeeld: Ruimte via de app In Flexispace worden gebouwen multifunctioneel gebruikt. Het is ontstaan uit co-creatie workshops. Via een app kun je een ruimte huren, voor een uur, dag of week. Op deze manier worden mensen geholpen met het vinden van een workshopruimte of atelier. Met een slim slot kan je de ruimte zelf open maken. Dit project zorgt voor efficiënter gebruik van ruimtes, en ook dat de plekken in de wijk bekendheid krijgen. Het project wordt doorontwikkeld naar ruimtes in scholen en andere publieke gebouwen.

76


ALGORITMEN Techno city voorbij

en mobiliteit als dienst. Bewoners hebben de mogelijkheid om hun parkeerplek te verhuren als ze deze niet nodig hebben.

Kalasatama loopt voorop en trekt vele bezoekers die van het smart model van Helsinki willen leren. Het smart district wordt nu uitgebreid naar de herontwikkeling in de westelijke haven van Helsinki, met de-

Ruim een derde van de inwoners van Kalastama werkt op dit moment mee aan een van de 25 slimme projecten. Er zijn verschillende redenen dat er zoveel mensen hieraan hebben bijgedragen vertelt Kaisa Spilling, Development Manager, Design & Business Strateeg in Helsinki. “We hebben actief scholen en zorginstellingen benaderd. Kalasatama heeft het geluk dat er veel mensen geïnteresseerd zijn in de omgeving, vanuit hun werk, maar ook omdat ze de pioniers zijn van deze nieuwe wijk. Als eerste bewoners kan er vanaf nul een nieuwe gemeenschap opgebouwd worden. Mensen willen hun nieuwe buren leren kennen, dus doen graag mee aan een workshop.

“Design als basis voor prettige, veilige en plekken vol inspiratie.” zelfde aanpak waar alle stakeholders worden betrokken. De meest vroege experimenten keken puur naar de technologie aangestuurd door bedrijven zoals IBM en Siemens. Het doel was om steden te transformeren naar super efficiënte leefomgevingen waarin alles door de techniek geregeld wordt. Een omgeving die voornamelijk aantrekkelijk was voor ‘technische innovators’. Een top-down visie waarbij vergeten werd te kijken hoe bewoners in de steden leefden en of de technologie de kwaliteit van leven van de burger kon beïnvloeden. Echter, de technologie alleen brengt niet de allesomvattende oplossing dus werd het tijd voor de smart city 2.0. Deze tweede fase werd geleid door vooruitstrevende burgemeesters en stadsbestuurders. Kwaliteit van leven speelde daarin een belangrijke rol. Kaisa Spilling: “Nu is de smart-city 3.0 in opkomst. De top-down aanpak transformeert naar co-creatie met de stad en burgers die samen worden betrokken bij de ontwikkeling van projecten. Het leven van mensen staat nu centraal; de technologie is ondersteunend”.

Ook zorgt de snelle aanpak van de projecten voor een lage drempel bij de stakeholders. De projecten duren niet langer dan zes maanden, waarbij bewoners tussentijds en aan het einde evalueren over de uitkomsten. Zo wordt er optimaal geleerd. Deze samenwerking is een kans om mensen aan elkaar te verbinden, groepen uit hun isolement te halen en een kans om gezamenlijk na te denken en bewust te worden over hoe je bijvoorbeeld als groep of wijk de ecologische footprint kan reduceren. De korte tijdsduur van de projecten dwingt om snel met resultaten te komen. In onze praktijk zien we dat daar nog wel eens de lastigheid zit tussen participatie en betrokkenheid met de omgeving en termijnen waarop veranderingen echt zichtbaar zijn geworden”.

77


Voorbeeld: Afval door de gevels Via een slimafvalsysteem met buizen onder de grond wordt gescheiden afval per bouwblok met 70 km/u naar een centrale plek in de wijk verplaatst. De inwoner sorteert het afval in bioafval, papier, drinkpakken en overig afval en kan dit op elk moment van de dag weggooien. Op sommige plekken zit de buis verwerkt in de gevel, op andere staat het in de openbare ruimte. Hier zijn kliko’s overbodig en hoeft de vuilniswagen niet de hele wijk door.

Traditie van kansen Wereldwijd ambiĂŤren steden een data gedreven stad, maar lopen tegen tal van problemen aan en blijven hangen in de eerste of tweede fase van de smart-city. Helsinki had een goede basis om de eerste twee fasen te doorlopen namelijk door het grote aantal ICT experts werkend in start-ups en het openen van publieke data. Echter, de design traditie heeft Helsinki werkelijk

78


ALGORITMEN

“Inwoners worden gelukkiger omdat ze een uur extra over houden door de slimme wijk.” Om de beleving en waarde van een ruimte te achterhalen, is de dialoog tussen hen essentieel. Een juiste interpretatie van big data helpt beter inzicht te krijgen om een gebied meer in te richten op de behoefte van bewoners, ondernemers, recreanten en bezoekers. Het biedt kansen om bijvoorbeeld gebieden meer klimaatadaptief in te richten. Vragen zijn: ondervinden bewoners nu al wateroverlast in een gebied en hoe zijn bewoners georganiseerd? Andere maatschappelijke vraagstukken zijn bijvoorbeeld de verduurzaming van een gebied (waar is ruimte voor zonne-energie, wie doet er mee?), het stimuleren van ontmoetingen tussen bewoners (is er behoefte aan het delen van activiteiten in een gebied?) en bijvoorbeeld de afvalscheiding zoals in Helsinki, afgestemd op bewoners. Helsinki is goed op weg. Een mooie uitdaging ligt er wellicht voor Helsinki om deze ingeslagen koers nog zichtbaarder te maken voor bewoners en bezoekers, een kans om zo nog meer mensen te inspireren en te laten zien wat je gezamenlijk kan bereiken. Een bezoek aan Helsinki is vanwege de architectuur en de design zeer aantrekkelijk: een bezoek aan Kalasatama is de kers op de

Afval scheiden in Kalatasama

naar de derde fase van smart city gebracht. De mens-georiënteerde aanpak werkt en is niet te vereenvoudigen tot datasets. Het gaat pas werken wanneer er slimme technologieën worden ingezet in een stedelijk samenweefsel. Helsinki heeft ons geïnspireerd: ze betrekken bewoners, ondernemers en andere stakeholders ruimtelijke ordeningsprocessen.

79


80


ALGORITMEN

taart. De applicatie The Citynomadi, leidt je langs 20 mooie en innovatieve plekken. Met de Rentapark app hoef je niet lang naar een parkeerplaats te zoeken want je boekt en betaalt vooruit. Dit zorgt voor minder rondrijden op zoek naar een vrije plek. Het verkeer in de stad is 30% verminderd en de CO2 uitstoot is met 10% gereduceerd. Zo houdt je net als de bewoners van Kalasatama een uur extra per dag over om de stad nog beter te leren kennen!

“De mens-georiënteerde aanpak werkt en is niet te vereenvoudigen tot datasets.” De auteurs werken bij ontwerpbureau Urban Synergy.

Rijkelijk vormgegeven bouwblokken op het binnenterrein

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

81


Panorama Nederland Visie van College van Rijksadviseurs op schoner, hechter en rijker Nederland

82


Vorige week donderdag 6 december presenteerde het College van Rijksadviseurs ‘Panorama Nederland’ een toekomstperspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het verbeeldt hoe de grote maatschappelijke vraagstukken van nu de komende decennia aanleiding kunnen bieden voor welkome, structurele verbeteringen van ons land.

Nederland staat voor een aantal complexe vraagstukken. De klimaatverandering, de overstap naar hernieuwbare energie, de vergrijzende samenleving, het nijpende tekort aan woningen en de harde grenzen waar Nederland in de landbouw tegen aan loopt. Stuk voor stuk opgaven waarvan we allemaal de gevolgen zullen ervaren, in onze directe leefomgeving, onze levensstijl en in ons landschap. Panorama Nederland schetst een optimistisch en aantrekkelijk toekomstbeeld. Een Nederland, dat voor iedereen uiterst herkenbaar blijft, maar dat toch op allerlei terreinen fundamenteel anders werkt: de manier waarop we reizen, de manier waarop we voedsel produceren, de manier waarop we bouwen en de manier waarop we energie opwekken. “De urgentie van deze opgaven leidt tot onrust en onzekerheid in de samenleving, terwijl optimisme en verlangen een veel krachtiger motor is voor verandering”, aldus rijksbouwmeester Floris Alkemade, voorzitter van het College van Rijksadviseurs. “We tonen dat dankzij alle veranderingen, Nederland rijker, schoner en hechter is geworden. Een Nederland waarnaar je kunt verlangen.” Met Panorama Nederland wil het College van Rijksadviseurs bestuurders oproepen om met een andere bril naar de ruimtelijke en maatschappelijk opgaven te kijken, door de toon te zetten, en daarmee richting te geven, aan hoe Nederland er in de toekomst uit kan zien. Geen enkele opgave staat op zichzelf; door ze te combineren kan maatschappelijke meerwaarde ontstaan. Het oude mobiliteitsdenken, met een focus op capaciteitsvergroting en piekbelasting, sluit niet langer aan op de uitdagingen van de verstedelijking.

83


loop- en fietsafstand van plekken met een overschot aan werk en in de nabijheid van scholen, zorg en voorzieningen”. Rijksadviseur Berno Strootman voegt daaraan toe dat ook de huidige intensieve wijze van voedselproductie niet langer houdbaar is: “Het is hoog tijd voor een New Deal tussen boer en maatschappij, waarin boeren een eerlijk inkomen verdienen in ruil voor een bijdrage aan een mooi landschap, duur-

Rijksadviseur Daan Zandbelt: “De focus zou moeten liggen op nabijheid en een verhoging van de individuele keuzemogelijkheden. In Panorama Nederland passen we het mobiliteitsnetwerk zo aan dat we mínder kunnen reizen, niet méér of nóg verder. Zo houden we tijd over voor elkaar en de dingen die we echt belangrijk vinden. Dat doen we bijvoorbeeld door bebouwing te concentreren in bestaand bebouwd gebied op

84


Panorama Nederland is input op het gesprek over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die momenteel door het Rijk wordt ontwikkeld. De komende maanden is Panorama Nederland (ruim 8 meter lang) op verschillende plekken in het land te zien om bestuurders, betrokkenen en inwoners te inspireren.

zaamheid en circulariteit”. De gewenste kwaliteiten van het landschap stellen randvoorwaarden aan de productieruimte voor landbouw. In het landelijk gebied wordt straks alleen nog grondgebonden geboerd; footloose landbouw zoals intensieve veehouderij en glastuinbouw worden op termijn verplaatst naar ‘bedrijventerreinen nieuwe stijl’ (agroparken) op een slimme plek nabij hoofdinfrastructuur en mainports.

85


Druppel op de gloeiende plaat

Een jaar geleden hebben IPO, G4 en G32 in samenwerking met Vereniging Deltamatropool het advies “Verstedelijkingsopgave van Nederland” aangeboden aan het kabinet. Aan de basis van dat rapport lagen interviews met dertig wethouders, burgemeesters en gedeputeerden ten grondslag. Bijna al deze bestuurders maken zich zorgen over de uitdagingen voor de bestaande stedelijke kernen.

Of het nu ging om krimpgebieden of metropolitane stedelijke netwerken: de noodzaak van een nieuwe stedelijke transitie-opgave is voor hen evident. Er móet een kwaliteitsslag worden gemaakt, met name in de naoorlogse wijken en in de krimpgebieden. Ook waar de woningbouwopgave vooral buiten het bestaande stedelijke gebied gaat plaatsvinden is het noodzakelijk om tegelijkertijd de kernen vitaal te houden. En de bewoners van de huizen op de nieuwe uitleglocaties blijven voor hun werk en voorzieningen aangewezen op bestaande stedelijke gebieden. Daarbij laten leefbaarheid, energietransitie, klimaatadaptatie, bereikbaarheid, economische ontwikkeling en gezondheid zich niet meer als aparte beleidster-

Er móet een kwaliteitsslag worden gemaakt in de krimpgebieden” 86

reinen benaderen. Ze eisen, binnen de stedelijke transitie, een integrale aanpak. Zo'n integrale aanpak is complex en duur: de stad Groningen bijvoorbeeld heeft een Stedelijk Investeringsfonds (SIF) gevuld met €47 miljoen. Met de zeven voorziene grote projecten is in de periode 2019-2030 ongeveer €600 miljoen gemoeid. Uiteindelijk leidt dat tot jaarlijkse gemeentelijke lasten van zo'n tien miljoen euro per jaar. Groningen is hierin niet uitzonderlijk, maar het is een mooi voorbeeld omdat het een grote stad is (vanaf 1 januari 2019 de vijfde van het land) en omdat het een belangrijke functie vervult voor het krimpende achterland. Natuurlijk wordt gekeken naar grondopbrengsten, waardecreatie in de keten, slimme verkoop- en contracteringsprocessen enzovoort. Het is een illusie om te denken dat daarmee de onrendabele top kan worden weggewerkt of zelfs tot beheersbare proporties kan worden teruggebracht. Je


COLUMN

Ron Lander is hoofd Ruimte en Wonen bij de provincie Groningen, hij schrijft deze column op persoonlijke titel.

kunt in grote delen van Nederland de verkoopprijs van de binnenstedelijk te realiseren woningen niet kostendekkend maken: dan worden ze simpelweg te duur voor de plaatselijke woningmarkt. Dat geldt voor Groningen, net zo goed als voor Enschede, Zaandam, Rotterdam(Zuid) of Doetinchem. Gelukkig zijn er innovatieve succesvolle cases waar het lukt om stedelijke vernieuwing, zelfs op heel lastige plekken, succesvol te realiseren. Ze laten zich alleen nog niet opschalen naar de verdienmodellen die nodig zouden zijn om de grote na-oorlogse wijken of krimpgebieden zonder substantiële publieke fondsen energie-vriendelijk en leefbaar te krijgen. Die fondsen zijn groter dan wat de regionale en lokale overheden financieel vermogen. De minister van BZK heeft €38 miljoen toegezegd voor een fonds voor gebiedstransformaties. Een goed begin, en ook een druppel op een gloeiende plaat. Ter vergelijking: het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing

(ISV) kende in zijn looptijd (2000-2014) een totaal budget van €3,1 miljard aan gebundelde, ontschotte middelen, wat neerkomt op gemiddeld €273 miljoen per jaar. De uitdagingen zijn er sindsdien niet kleiner op geworden en afgezien van enkele hoopvolle experimenten en een paar goede ideeën en intenties is er vooralsnog weinig wat de financiële leegte heeft gevuld. De nationale ruimtelijke ambities worden door het Rijk bijeen gebracht in de Nationale Omgevingsvisie, die voor de uitvoering terecht zwaar leunt op de samenwerking met de regio's. Het Kabinetsperspectief NOVI dat onlangs is vast gesteld, beperkt zich nog tot drie van de urgente opgaven (energietransitie, verstedelijking en landbouw), maar afgaande op het begeleidende persbericht zal de Ontwerp Nationale Omgevingsvisie straks completer en integraler van karakter zijn. De NOVI geeft een kader om in samenhang en op basis van

87

de prioriteiten keuzes te maken. Voor de implementatie zijn een verdere regionale invulling en lokaal maatwerk nodig, aldus het kabinetsperspectief. Daaraan moet worden toegevoegd, dat voor het slagen van die regionale invulling en dat lokale maatwerk, naast de middelen van de lokale en regionale overheden, een substantieel rijksfonds voor stedelijke vernieuwing onmisbaar is. Suggestie bij het vullen van dat fonds: Pas verevening toe door op elke woning die wordt gerealiseerd op de veel goedkopere uitleglocaties een verplichte bijdrage aan dit transitiefonds te leggen.


INTERVIEW

PAUL GERRETSEN EN DESIRÉE UITZETTER Agent van Vereniging Deltametropool & directeur Gebiedsontwikkeling BPD

88


INTERVIEW

De toekomst van de Deltametropool De Vereniging Deltametropool bestaat dit jaar 20 jaar. In de Houtloods in Tilburg gaan Paul Gerretsen, Agent van Vereniging Deltametropool, en Desirée Uitzetter, directeur Gebiedsontwikkeling bij BPD én lid van het Algemeen Bestuur van Vereniging Deltametropool, met elkaar in gesprek op zoek naar antwoorden op de nieuwe opgaven van Nederland. Hoe staat onze deltametropool er eigenlijk voor? Tekst Dorien de Voogt  Beeld Jostijn Ligtvoet

De Vereniging Deltametropool bestaat dit jaar 20 jaar. In de Houtloods in Tilburg gaan Paul Gerretsen, Agent van Vereniging Deltametropool, en Desirée Uitzetter, directeur Gebiedsontwikkeling bij BPD én lid van het Algemeen Bestuur van Vereniging Deltametropool, met elkaar in gesprek op zoek naar antwoorden op de nieuwe opgaven van Nederland. Hoe staat onze deltametropool er eigenlijk voor? Paul: Veel van waar we nu trots op zijn, is het resultaat van beslissingen die meer dan 20 jaar geleden genomen zijn, van voor de decentralisering. De aanleiding voor ons gesprek is natuurlijk het 20 jaar jubileum van Vereniging Deltametropool, opgericht door Dirk Frieling en de wethouders van de G4: Stadig, Noordanus, Kombrink en Rijckenberg. In hun verklaring lees je dat zij echt het gevoel hadden samen op te trekken, dat er samen iets te winnen valt. Hun verhaal blijkt behoorlijk actueel: internationale oriëntatie; internationale concurrentie positie; relatie markt overheid; andere manier van samenwerken. Ik vraag me dan af: hebben we in 20 jaar wat voor elkaar gekregen, is er wat veranderd?

89


INTERVIEW Versnipped beleid Desirée: Er is heel veel veranderd. Het ruimtelijk beleid is door de jaren versnipperd geraakt. Ook partijen en onderwerpen zijn versnipperd: we hebben het of over energie of over infrastructuur. En doordat alles op een lager schaalniveau gebeurt, is het lastig om de samenhang op het hogere schaalniveau te bewaken en ook om de opgaven efficiënt aan te pakken. We zouden het beter kunnen hebben over de integraliteit van deze opgaven: alles hangt namelijk met elkaar samen. Het zou mooi zijn als we de komende 20 jaar wél keuzes maken om de grote opgaven aan te pakken. Verstedelijking op een nieuwe manier, waarin alle trends en opgaven van nu een plek krijgen. Onze huishoudingssamenstelling is ten opzichte van de VINEX periode sterk veranderd en veel meer divers. Daar moet rekening mee worden gehouden. Verder, laten we ervoor zorgen dat we woongebieden creëren met een mix aan functies en juist ook bedrijvigheid. Dit zorgt ervoor dat het niet eenzijdige woongebieden worden maar dat het nieuw stedelijk weefsel wordt. Ik zou het een uitdaging vinden om op een paar plekken in Nederland verstedelijking opnieuw te gaan invullen. Laten we daarmee een nieuw exportproduct voor ons land ontwikkelen. P: We zijn nu met ‘De stad van de toekomst’ bezig, dat gaat over heel hoog stedelijke gebieden. Daarin zeggen we: laten we 5 plekken uitkiezen en kijk hoever je kunt komen met klimaatadaptatie, energietransitie, mobiliteitsvraagstukken en alle andere vraagstukken. Maar jij zegt dat we het ook gewoon kunnen proberen om het uit te voeren. Zie je al plekken waar dat zou kunnen gebeuren? D: Ja, er zijn plekken waar dit goed mogelijk is. Als Rijk moet je de keuze maken om een aantal nieuwe stedelijke gebieden te creëren in Nederland. Het gaat dan om de kwalitatieve opgave waar versterking van de stad en het landschap centraal staan. Deze plekken liggen deels in bestaand stedelijk gebied, maar kunnen ook tegen de stad aan liggen.

Wonen wordt een luxeproduct In het huidige tempo halen we de 1 miljoen woningen die er nodig zijn tot 2030 niet. Daarmee komt de betaalbaarheid van wonen nog verder onder druk te staan en dreigt een luxeproduct te worden. Daarom pleit ik er voor dat er wordt gekeken hoe we op een economisch verantwoorde manier een aantal plekken kunnen aanwijzen in Nederland om ervoor te zorgen dat iedereen straks voor een betaalbare prijs kan blijven wonen. De verstedelijkingsopgave vraagt naar mijn idee om vier acties of aanpakken. De eerste is de transformatie van bedrijventerreinen naar woongebieden: hoe kunnen we dit slimmer en efficiënter organiseren, kijkend naar de lange termijn. De tweede is ‘verdichting en inbreiding’, het verstedelijken en verduurzamen van de jaren ‘60 wijken, veelal in samenwerking met woningcorporaties. De derde is de verstedelijking van stadsranden: zorgen dat deze niet verrommelen en zo maar verschuiven, maar dat alles wat er gebeurt aan de stadsranden kwalitatief en met beleid

90


wordt afgemaakt. En de vierde aanpak is de nieuwe stedelijkheid. Creëer dit op een aantal plekken en kies die plekken zorgvuldig.

Plannersdroom of realiteit? P: De verklaring van Vereniging Deltametropool was er een van de vier grote steden. We hebben nu een actief nieuw lid erbij in Eindhoven en Zwolle wil graag meedoen. Deze steden voelen de dynamiek van de randstad uitstralen. Is dat een plannersdroom of is dat ook realiteit? D: Ja dat is een feit en terecht, daar mag je wel trots op zijn. De economische kerngebieden van Nederland breiden zich al enige tijd uit richting het Zuiden en het Oosten. Als je het vanuit internationaal perspectief bekijkt, is Nederland natuurlijk maar een klein land. Je zou ons eigenlijk als stad moeten gaan beschouwen en zo moeten omgaan met de inrichting van onze ruimte en de verdeling tussen wonen, werken, de natuur en mobiliteit.

“Misschien moeten we hopen op meer maatschappelijk opstand”

P: Als we naar het maatschappelijke kader kijken, heb ik het gevoel dat de urgentie er is om met andere dingen bezig te zijn dan met welvaart. De ontwikkeling van economische groei vertaalt zich steeds moeilijker naar een welstandsontwikkeling. Misschien omdat ons welvaartsniveau zo goed is dat andere dingen belangrijk worden maar misschien ook omdat de urgenties groter zijn, bijvoorbeeld klimaatverandering: daar móet je iets mee. Denk je dat er een maatschappelijke verandering van motivatie is van een welvaartgerichte naar een veel bredere transitiegerichte agenda? D: De vraag is of het een andere motivatie is want als bijvoorbeeld grondstoffen onbetaalbaar worden, is dit ook economisch gedreven. Daarbij is de vraag wie de opgave gaat betalen ook heel belangrijk. Ik mis dit aspect in de huidige gesprekken. Hoe is de financiering van de integrale woningopgave? Door het niet te bespreken, dreigt de rekening bij de burgers terecht te komen, maar wat betekent dat? Wat houdt dat in voor het welvaartsniveau in Nederland? Dit punt moet op tafel komen. P: Ik vind dat de rijksmiddelen verkeerd geïnvesteerd worden. Ik vind dat er heel veel investeringen in ruimte op afstand van waar de ‘heart of the matter’ gedaan worden. Je ziet het bijvoorbeeld bij infrastructuur investeringen, dit zijn echt investering van 20 jaar geleden. Er is maar weinig ruimte om daar op een slimmere manier mee om te gaan. Er worden publieke middelen verspild voor oplossingen uit het verleden, terwijl we behoefte, ideeën en gedachten hebben voor de toekomst. Bij onze omringende landen is het anders, daar gebeurt het wel.

91


INTERVIEW

Paul Gerretsen en Desirée UItzetter

Samenwerken D: Het gaat erom dat we gezamenlijk optrekken: overheden, natuurorganisaties, OV bedrijven, bouwers, ontwikkelaars, corporaties. En dat we gezamenlijk werken aan langjarig aantrekkelijk investeringsklimaat, in plaats van te focussen op de korte termijn ingrepen. Daarnaast kun je klok niet terugdraaien en moet je bezien hoe je zo goed mogelijk inspeelt en omgaat met oplossingen uit het verleden. Ik ga niet te ver mee in het ideologische wensdenken, daar ben ik te nuchter voor. Ingrepen die we voordragen, moeten bijdragen aan de kwaliteit van onze leefomgeving, maar ook uitvoerbaar en realistisch zijn en uiteraard voorzien in een behoefte. P: Wat er na de hoofdlijnen van het klimaatakkoord is gebeurd, vind ik teleurstellend. Eigenlijk hoop je dat het antwoord van de overheid zou zijn: “Ok, dit is hoever jullie kunnen komen, maar wij gaan daar een stap overheen zetten”. Het tegenovergestelde is gebeurd. Daar hebben we de overheid niet voor, die moet wél verantwoordelijkheid nemen. Een heleboel mensen voelen dat zij het straks op hun bordje krijgen. En de realiteit is dat dat gebeurt. Er is een deel van de bevolking die dit goed kan dragen maar er is ook een groep waarbij dit niet zo is. De Rijksoverheid heeft de mogelijkheid en plicht om dit op een verantwoordelijke manier te doen. Maarten Hajer heeft de ‘Places of hope’ tentoonstelling in Leeuwarden gemaakt, hij beschrijft de grote transitievraagstukken en daarbij het belang van de maatschappelijk kracht die, als je terugkijkt, altijd belangrijk is geweest. We beschouwen het als iets vervelends: orde verstoring, maar het heeft altijd iets teweeg gebracht waar we toch iets aan hebben gehad. Interessant dat in de Urgenda-zaak juridisch klimaatregels worden afgedwongen door het volk. Misschien moeten we hopen op meer maatschappelijk opstand.

92


D: Het zou mooi zijn als er weer meer wordt geïnvesteerd in Nederland, om het land in zijn geheel er beter van te laten worden. Ik bedoel daarmee dat er meer in de verbondenheid van onze steden, in het opleidingsniveau, de kennis en het innovatieve karakter van Nederland kan worden geïnvesteerd. Ervoor te zorgen dat Nederland een open en aantrekkelijk land blijft, waar mensen graag willen wonen en werken. P: We hebben heel wat te bieden, we hebben een kwaliteit van leven die waanzinnig is, ook op wereldschaal is dat ongekend. Dat vergeten we, we vergeten het te zeggen en ons daarin te positioneren. Nederland is ontwerpland. Kleine steden, goed verbonden hebben economische kracht. Dat zou het uitgangspunt moeten zijn. Is het geloof bij de overheden verdwenen dat ze daadwerkelijk iets voor elkaar kunnen krijgen? Als ik nu deze verklaring aan de 4 huidige wethouders zou laten zien, in hoeverre zouden ze zich hier nog verbonden mee voelen? Zouden ze deze missie onderschrijven en is die motivatie er nog wel? In hoeverre zouden ze hier richting, vorm en inhoud aan willen geven? De goede initiatieven zijn er wel en het netwerk is er, maar de centrale grondslag om iets voor elkaar te krijgen ontbreekt. D: Innovaties in de bouw zijn bijna altijd door de overheid afgedwongen in het verleden. Kennelijk werkt het zo dat als de overheid regels stelt, de bouwsector zich begint te reorganiseren. De regels mogen meer aangehaald worden. P: Dat zou ook de belangrijkste functie van de NOVI moeten zijn, we kunnen het en we gaan alle knoppen die we ter beschikking hebben inzetten zodat het ook gebeurt en alle marktpartijen en kennispartijen leveren zoals ze moeten. Ik ben zelf in mijn genen teveel een ontwerper dus ik denk: we kunnen dit toch voorzien, we kunnen dit toch maken, waarom doen we het niet gewoon? Dat is ook de motivatie die bij mij heel sterk in het werk bij de vereniging zit. De functie van de vereniging is dat er innovatie uit samenwerking komt. Wij laten zien dat het kan. We hebben met ‘Energie en Ruimte’ een poging gedaan om te kijken wat nou de consequenties zijn: is het wel of niet voorstelbaar. En dan komt er een perspectief, misschien niet tot in de finesse uitgewerkt maar zeker hoop voor de toekomst. Daarnaast moeten we meer naar wethouders en ook daar het debat terug te leggen. Er is een momentum dat de druk toeneemt en zo groot wordt dat er beweging volgt. Ik heb daar wel vertrouwen in: het netwerk is niet zo groot en het kennisniveau hoog. Mooie voorbeeld komen uit de waterhoek. Bijvoorbeeld bij ‘Ruimte voor de rivier’: dit is zo goed gedaan! Dan kom je uit op het Nederlandse kunnen: de integratie is mogelijk! En zelfs met de vaak ingewikkelde en noodzakelijke regelgeving die daarbij hoort. Een heel mooi voorbeeld vind ik Noordwaard waar een groot poldergebied is ontpolderd doordat de dijken zijn verlaagd, bij nood is dat overstromingsgebied. Het is een prachtig gebied geworden, uitgevoerd op een manier waarop je de beleving van het land helemaal mee krijgt. Misschien is het een klein voorbeeld maar alles komt samen: dat kunnen we met elkaar. En zo voel ik het ook dat we dat op alle andere vraagstukken ook echt in de vingers hebben om dat voor elkaar te krijgen.  LEES MEER Lees dit artikel ook online.

93


Vinger aan de pols Experimenteren met de Omgevingswet

Vanaf 2021 zal de nieuwe Omgevingswet in werking ­treden. Deze wet integreert verschillende ‘ruimtelijke’ ­wetten in één wet met als doel een gezonde en veilige leefomgeving. Rijk, provincie en gemeenten moeten hun ruimtelijk beleid uitwerken in omgevingsvisies en omgevingsplannen. Vaak is daarbij het opstellen van een MER-rapport verplicht. Dit wordt door overheden veelal gezien als een extra te nemen procedurele hobbel. Dit is ten onrechte omdat het MER een positieve bijdrage kan leveren. Op zoek naar deze positieve bijdrage. Tekst Roel Meeuwsen

94


D

Definities

e Omgevingswet zal overheden een nieuw kader bieden voor ruimtelijke besluiten. Naast de vervanging van verschillende ‘ruimtelijke’ wetten zal de Omgevingswet ook ruimte bieden aan innovaties en maatschappelijke initiatieven. Onder de nieuwe wet moeten overheden, Rijk, provincie en gemeenten, hun ruimtelijk beleid uitwerken in omgevingsvisies en omgevingsplannen. Het lijkt extra werk te kosten om een MER-rapport op te stellen. Maar het MER kan juist ook helpen bij het verwezenlijken van de doelen van de Omgevingswet. Overheden kunnen het toepassen bij het vertalen van ambities en maatschappelijke opgaven naar beleid. Blijft nog de vraag hoe het kan helpen met verdelen van de onderzoekslast. In 2016 gaf het toenmalig ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) de Commissie de opdracht pilots uit te voeren. Doel was beter inzicht te krijgen in de aanpak en werkwijze met het MER-rapport onder de Omgevingswet. Een aantal pilots is inmiddels afgerond en de resultaten laten zien welke meerwaarde de inzet van een MER heeft bij omgevingsplannen en omgevingsvisies. Dit artikel gaat in op de ervaringen met de pilots Binckhorst Den Haag, Haven-Stad Amsterdam, Buitengebied Boekel, Omgevingsvisie Noord-Brabant en Omgevingsvisie Katwijk. En geeft antwoord op de vraag hoe het MER meerwaarde heeft bij de uitwerking van het beleid onder de Omgevingswet.

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is het proces waarin de milieueffecten van een plan of project in beeld worden gebracht voordat de overheid daar een besluit over neemt. Milieueffectrapport (MER) is het rapport met de verwachte milieueffecten van een plan of project. Commissie voor de milieueffectrapportage, de onafhankelijke Commissie m.e.r. is bij wet ingesteld en adviseert overheden over de kwaliteit van milieu-informatie, adviseert over de gewenste inhoud en toetst de kwaliteit van het MER-rapport. m.e.r.-plicht bij omgevingsplannen en omgevingsvisies geldt indien de visie of het plan kaderstellende uitspraken bevat over m.e.r.-(beoordelings)- plichtige activiteiten.

alisatieplicht om de 10 jaar, het kunnen opstellen van globale en flexibele plannen, integraal werken, doorschuiven van onderzoekslast en monitoring en evaluatie. Deze wijzigingen hebben behoorlijke impact op het opstellen van het MER-rapport. Hoewel het wettelijk kader voor de m.e.r.-procedure niet ingrijpend wijzigt, veranderd de werkwijze wel. De m.e.r.-wetgeving is Europees geregeld en lidstaten zijn verplicht deze te vertalen in nationale wetgeving. De hoofdlijnen blijven dus ongewijzigd en de kern blijft beschrijven van alternatieven en onderzoeken van milieueffecten. Ook advies van de Commissie blijft verplicht. De m.e.r.-procedure is flexibel inzetbaar en maakt het geschikt voor de totstandkoming en besluitvorming over omgevingsplannen en -visies. Met de pilots heeft de Commissie hiermee geëxperimenteerd.

Experimenten onder de wet De Omgevingswet maakt de invulling van het ruimtelijk beleid van Rijk, provincies en gemeenten aanzienlijk anders. De belangrijkste veranderingen ten opzichte van de huidige wet zijn het schrappen van de actu-

95


Urgente opgaven ‘Vlag van Brabant’

nog in ontwikkeling, de provincie werkt op dit moment aan het monitoringsprogramma. Zowel de korte als lange termijn doelen zullen erin gepast worden, want Noord-Brabant heeft de opgave in de visie beoordeeld voor de lange termijn van 2050 en de korte termijn van 2030. Op advies van de Commissie werd het referentiejaar 2030 toegevoegd, juist om meer inzicht te krijgen in effecten die ook op de korte termijn zullen optreden. Zo wordt inzichtelijk hoe en wanneer de provincie het beste haar beleid kan inzetten voor zowel de korte als lange termijn doelen.

De thema’s die de Omgevingswet zal omvatten liggen verder uiteen. De verschillende sectorale wetten worden geïntegreerd in één wet. Dit betekent dat in de omgevingsvisies en -plannen het beleid van uiteenlopende thema’s zoals verkeer, landschap, milieu, water en natuur moet bundelen. Maar ook nieuwe thema’s zoals klimaatadaptatie, energietransitie, circulaire economie en gezonde leefomgeving moeten integraal worden beschreven. Een grote klus voor provincies en gemeente. Het MER kan ingezet worden om ambities en doelen te concretiseren. Zo heeft de provincie Noord-Brabant bij het opstellen van de Omgevingsvisie focus aangebracht door vijf urgente thema’s te benoemen. Het betreft de opgaven energietransitie, klimaatproof, slimme netwerksteden en concurrerende en duurzame economie. Dit bleek nog niet volledig. En op basis van de uitkomsten van het MER is nog een vijfde opgave, ‘basis op orde’ toegevoegd. Deze opgave bevat de ambities en doelen op het gebied van natuur, landschap en leefomgeving. Noord-Brabant heeft een integraal beoordelingskader ontwikkelt, de Vlag van Brabant, om hiermee de opgave te kunnen beoordelen. Het is gebaseerd op de uitgangspunten van people, planet, profit (Telos methode universiteit van Tilburg). De Vlag van Brabant is handig, want het zal meteen ook de basis vormen voor het monitoringsprogramma en de evaluatie van het beleid en de beoordeling van de programma’s. Deze programma’s zet de provincie in om de doelen en ambities verder te concretiseren. De voortgang van het beleid zal periodiek worden getoetst en zo moet duidelijk worden of het beleid moet worden bijgestuurd. Deze nieuwe aanpak is

Katwijk energieneutraal Ook de gemeente Katwijk heeft een pilot gedraaid en ervaring opgedaan met het opstellen van een omgevingsvisie en een MER-rapport. We nemen hier de ambitie op het gebied van duurzame energie als voorbeeld. Katwijk wil namelijk in 2050 energieneutraal zijn. Onderzocht is hoe groot de opgave voor verduurzaming van het energieverbruik voor de verschillende sectoren is. Daarbij is gekeken naar 2030, wanneer Katwijk voor 50% energieneutraal wil zijn en naar 2050, wanneer ze 100% energieneutraal willen zijn. Daarmee wordt inzichtelijk hoeveel energie er moet worden bespaard en hoeveel energie duurzaam moet worden opgewekt. De vraag rees of het een haalbare doelstelling is. Het onderzoek hoe de energie-doelstelling zich verhoudt tot doelstellingen voor woningbouw, leefomgeving, mobiliteit, landschap, natuur en recreatie volgde. Deze exercitie geeft naast inzicht in de haalbaarheid van de energiedoelstellingen ook de kansen en risico´s weer. Het blijkt lastig te zijn de doelen voor energietransitie te halen. De gemeente heeft binnen haar grondgebied beperkte ruimte voor

96


THEMA HIER INVULLEN

“Van ‘nee, tenzij’ naar ‘ja, mits’ is nog niet eenvoudig” ROEL MEEUWSEN 97


waarmee de gemeente haar ambities mobiliteit, gezondheid en duurzaamheid kan realiseren. De alternatieven die het beste scoren zijn opgenomen en uitgewerkt in de ontwikkelstrategie voor Haven-Stad. Dit zijn nog geen concrete stedenbouwkundige plannen, maar slechts randvoorwaarden en spelregels waaraan toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst. De gemeente wil daarmee ontwikkelaars vrijheid en ruimte bieden om met plannen te komen voor de gebiedsontwikkeling die nog tientallen jaren zal duren. Tegelijkertijd wil zij haar ambities en doelen behalen en daar ook op kunnen sturen. Daarom is er naast het spelregelkader ook een monitoringsplan opgesteld, waarmee de ontwikkeling kan worden gevolgd en indien nodig worden bijgestuurd. Neem bijvoorbeeld de ambitie mobiliteit, uitgewerkt in het MER-rapport. Om de hoog stedelijke ambities mogelijk te maken moet worden ingezet op openbaar vervoer en de fiets, als alternatieven voor de auto. Maatregelen die ervoor moeten zorgen dat Haven-Stad goed bereikbaar wordt zijn bijvoorbeeld de aanleg van snelle fietsverbindingen en aansluiting op het Amsterdamse metronetwerk. Daarnaast wordt voorgesteld om een strenge parkeernorm van 0,2 auto per woning te hanteren. Uit het MER blijkt dat deze aanvullende maatregel nodig is om te voorkomen dat niet iedereen met de auto naar Haven-Stad gaat reizen en zo het wegennet vastloopt. Het blijkt uit het rapport dat de maatregelen voor verkeer ook voor andere ambities en doelstellingen positief scoren. Bovendien blijkt het terugdringen van de auto ook positief vanuit het oogpunt van volksgezondheid en duurzaamheid gezien. In het MER-rapport Haven-Stad is ook onderzocht hoe een gezonde leefomgeving is

het opwekken van duurzame energie. De opgaven voor energietransitie conflicteren met de opgaven voor landschap en leefomgeving. Maar er liggen ook kansen voor bijvoorbeeld woningbouw. Nieuwe woningen in Valkenburg, een nieuwe woonwijk met 5.000 woningen, kunnen namelijk energiezuinig en duurzaam worden gebouwd. Deze inzichten kunnen goed worden meegenomen in de gebiedsgerichte programma’s die de gemeente na vaststelling van de visie gaat uitwerken. In de gebiedsgerichte programma’s werkt de gemeente de ambities uit de visie verder uit voor verschillende deelgebieden van de gemeente. De wijk Hoornes geeft een andere voorbeeld van deze gebiedsgerichte aanpak. Deze typische jaren ’60 en ’70 wijk heeft veel gestapelde woningen en met name in de sociale-huursector. Het is hier moeilijker de ambities voor klimaatadaptatie en energietransitie te realiseren dan in een nieuw te bouwen wijk zoals Valkenburg. Bestaande woningen energiezuinig maken is relatief kostbaar ten opzichte van nieuwbouw. En klimaatadaptatie vraagt ruimte, die niet overal aanwezig is in het bestaand stedelijk gebied. Deze uitkomsten zijn gepresenteerd in het MER-rapport. Daarbij zijn eenvoudige en duidelijke figuren en tabellen gebruikt. Voordeel is dat snel inzichtelijk wordt waar bijsturing van beleid nodig is om ambities en doelen te realiseren. Dit helpt Katwijk bij de verdere uitwerking van beleid waarmee de energietransitie wordt vormgegeven.

Bereikbare Haven-Stad Nog een pilot, nu in de gemeente Amsterdam, die de haven- en industriegebieden binnen de Ring A10 wil omvormen tot een gemengd stedelijk gebied. Het MER-rapport beschrijft verschillende alternatieven

98


ten. Zo kwamen verschillende alternatieven in beeld. Bekeken is of het aantal woningen in het plan kon worden verminderd, of dat maatregelen konden worden ingezet om de hinder terug te dringen. Denk daarbij aan geluidsschermen en bronmaatregelen bij bedrijven. De keuze viel echter op borging van de milieukwaliteit via zogenaamde ‘planregels’. Dat betekent dat de plankaart met globale functies kan worden vastgesteld ondanks de potentiële (wettelijke) overschrijdingen van milieugrenswaarden. De planregels stellen als voorwaarde dat

te realiseren in een gebied waar de milieubelasting van de industrie juist hoog is. Op korte termijn is deze ambities lastig te realiseren. De bestaande bedrijven en havenactiviteiten blijven voorlopig in het gebied actief. Om toch een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te creëren zijn er spelregels gekoppeld aan de bouw van woningen. Denk daarbij aan het toepassen van dove gevels, stille zijdes en slaapkamers aan de geluidluwe zijde van woningen. Daar waar deze maatregelen niet mogelijk zijn, zullen toekomstige bewoners expliciet moeten worden geïnformeerd over de geluidsbelasting in hun nieuwe woonomgeving.

OER oplossingen

“De Omgevingswet vraagt een omslag van denken”

De gemeente Den Haag wil het bedrijventerrein De Binckhorst ontwikkelen tot een veelzijdige stadswijk. En om dit planologisch mogelijk te maken heeft Den Haag een flexibel omgevingsplan opgesteld. Voordat het besluit over het omgevingsplan is genomen heeft de gemeente de milieugevolgen onderzocht in een Omgevingseffectrapport (OER). De gemeente heeft het MER-rapport omgedoopt tot een OER met een reden; om aan te geven dat àlle aspecten van de fysieke leefomgeving worden onderzocht en meegenomen in het omgevingsplan. Het OER gaf veel belangrijke nieuwe inzichten, onder andere dat het nu nog niet haalbaar is het aantal van 5.000 woningen in De Binckhorst te realiseren. De milieuhinder van bestaande bedrijven en door de toename van het verkeer is nog te hoog. Met name de effecten van geluid, luchtverontreiniging, externe veiligheid en geur knelden met de stedelijke ontwikkeling. Daarom is in het OER onderzoek gedaan naar oplossingen voor deze knelpun-

woningbouwontwikkeling pas kan plaatsvinden als voldaan wordt aan de milieunormen in het gebied. In deze planregels is ook vastgelegd dat de milieuhinder in het gebied via monitoring in de gaten wordt gehouden. Op het moment dat de leefomgevingskwaliteit aan de (wettelijke) eisen voldoet, wordt dit gesignaleerd en zijn ontwikkelingen toegestaan. Deze aanpak heeft een aantal voordelen. Zo hoeven de ambities niet tussentijds te worden bijgesteld. Bovendien hoeft het plan in een latere fase niet opnieuw in procedure te worden gebracht om de ontwikkeling planologisch-juridisch te faciliteren. Daarbij is het wel een vereiste dat een monitoringssysteem aanwezig is dat de kwaliteit van milieu en leefomgeving volgt. De effectbeschrijving uit het OER vormen een

99


Foto: Gemeente Amsterdam

basis voor het opzetten van een dergelijk systeem. De informatie uit het OER levert de nul-meting voor de monitoring, namelijk de huidige situatie van het milieu. Daarnaast kan het beoordelingskader met criteria aan de hand waarvan de effecten op het milieu zijn beschreven ook al worden ingezet bij de monitoring. En, tot slot, geeft het OER een doorkijk in de haalbaarheid en effectiviteit van maatregelen die kunnen wor-

den ingezet wanneer bijsturing noodzakelijk is. Ook handig, want het geeft wel enig inzicht op de haalbaarheid van de gebiedsontwikkeling.

Boekel Buitengebied De gemeente Boekel wil de kwaliteit van haar buitengebied versterken door meer verschillende, ook niet-agrarische, functies een plek te geven. Om dit mogelijk te maken

100


strenger dan bestaande regels voor luchtkwaliteit en ammoniakemissies, werd invulling gegeven aan het Omgevingsplan. Het Omgevingsplan biedt ook ruimte voor nieuwe inzichten, zoals die bijvoorbeeld voortkomen uit onderzoek naar veehouderijen en gezondheid. Deze kunnen in de toekomst worden gebruikt als motivering van de te nemen maatregelen. Zo kan de gemeente een omgevingsvergunning weigeren op basis van nieuwe inzichten rond gezondheid. Ook dit is vastgelegd in het Omgevingsplan. Het betekent dat wanneer een initiatief zou leiden tot (mogelijk) ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheid het project kan worden geweigerd of maatregelen kunnen worden geëist.

Vinger aan de pols

hebben ze een nieuw omgevingsplan opgesteld en de ambities ‘vitaal buitengebied’ en ´gezondheid´ uitgewerkt. De effecten op de leefomgeving zijn onderzocht in een MER-rapport. Met het doel van de gemeente om de leefbaarheid van het platteland te verbeteren dienden daarmee bestaande knelpunten te worden aangepakt. Deze waren er rond luchtkwaliteit, zoönosen en geur. Met maatregelen hiertegen, soms

De voorbeelden van de uitgevoerde pilots onderbouwen de toegevoegde waarde van het opstellen van een MER-rapport bij omgevingsvisies en -plannen. De meerwaarde verschilt per pilot en uiteraard zijn er ook nog verbeterpunten en vragen over de nieuwe werkwijze. Resultaat is een aantal nieuwe ervaringen waar ook andere gemeenten en provincies hun voordeel mee kunnen doen. Hierna worden de belangrijkste lessen nog een keer samengevat. Monitoring en evaluatie zijn onlosmakelijk verbonden met de nieuwe werkwijze van de Omgevingswet, doordat omgevingsvisies en -plannen globaal en flexibel zijn en zo de uitwerking doorschuift naar de uitvoeringsfase. Gedetailleerd onderzoek naar effecten op de leefomgeving kan daarom ook pas plaatsvinden als concreet is gemaakt welke activiteiten er gaan plaatsvinden. Het is daarom zaak ‘vinger aan de pols’ te houden en ontwikkelingen en effecten op de leefomgeving te volgen en monitoren. De informatie uit het MER kan worden ge-

101


Den Haag (Binckhorst), foto Jurriaan Brobbel

bruikt bij het opstellen van een monitoringsplan. De beschrijving van de milieusituatie bij de start van een plan kan worden gebruikt als 0-meting voor de monitoring. De criteria waarmee de milieueffecten in het MER zijn onderzocht kunnen ook later worden gebruikt om de effecten in beeld te brengen. Zo kunnen ontwikkelingen worden gevolgd en indien nodig worden bijgestuurd met maatregelen. Deze maatregelen achter de hand kunnen in het MER ook al worden onderzocht op hun uitvoerbaarheid en effectiviteit.

Het MER kan helpen om ambities en doelstellingen concreter uit te werken. Het in beeld brengen van kansen en risico’s ondersteunt daarbij het maken van keuzes. Daarmee kan ook antwoord worden gegeven op de vraag of en hoe ambities en doelen uitvoerbaar zijn. Voorbeeld hiervan is de ambities energietransitie. De uitwerking ervan biedt bijvoorbeeld kansen voor verduurzaming van mobiliteit en woningbouw. Maar laat ook risico´s zien voor natuur, landschap en leefomgeving, vanwege negatieve effecten die bijvoorbeeld kunnen optreden bij de

102


bouw van windparken. Dit vraagt om duidelijke keuzes. Het inzichtelijk maken van deze keuzes en de effecten ervan in omgevingsvisies en -plannen helpt bij de latere besluitvorming over programma’s en projecten, omdat de randvoorwaarden en het toetsingskader scherp zijn geformuleerd. Alternatieven blijven de kern van MER vormen. In de omgevingsplannen en -visies gaat het om de vraag hoe ambities en doelen kunnen worden bereikt en welke keuzemogelijkheden er hierbij zijn. Gebeurt dit via harde normen? Of wordt de markt gestimuleerd met flexibele plannen en ruimte voor innovatie? Hoe worden ambities en doelen gerealiseerd en wat zijn de effecten op de leefomgeving? Door dit te onderzoeken in alternatieven en de effecten ervan in beeld te brengen helpt het MER om zorgvuldige keuzen te maken en ondersteunt het de besluitvorming.

uitvoering en koppeling van monitoring en evaluatie leiden tot een beter inzicht in de effecten en mogelijkheden en wenselijkheid van bijsturing van beleid. Het vraagt ook om nadenken over haalbare ambities en doelen bij aanvang van de visie- en planvorming. De visies en plannen worden daarmee uiteraard beter. Maar of ze ook eenvoudiger worden dat is nog niet bewezen. De Omgevingswet vraagt om een cultuuromslag naar anders werken. Van sectoraal naar integraal en van nee, tenzij naar ja, mits, dit is nog niet eenvou-

Risico verkleinen

dig. Het integraal afwegen van belangen in de ruimtelijke ordening blijft complex. Vervolgexperimenten zullen nodig zijn om hier ervaring en vertrouwen mee te krijgen. Daarom zullen we de komende jaren tot aan de invoering van de Omgevingswet ook nog blijven experimenteren en ontwikkelen, zodat m.e.r. een meest positieve bijdrage kan leveren aan de zorgvuldige besluitvorming over houdbare omgevingsplannen en visies.  Roel Meeuwsen is secretaris van de Commissie voor de milieueffectrapportage.

“Het motto van de nieuwe wet is eenvoudiger en beter”

Het Motto van de nieuwe wet is eenvoudig beter. Dat roept de vraag op of de m.e.r.-procedure hier een bijdrage aan kan leveren. En of het opstellen van een MER-rapport het leven van de plannenmakers en bestuurders eenvoudiger maakt. Met de pilots m.e.r. en Omgevingswet en de nieuwe werkwijze die deze hebben opgeleverd, kunnen deze vragen positief worden beantwoord. Inzet van m.e.r. kan een bijdrage leveren aan betere plannen, omdat afwegingen integraal zullen plaatsvinden en daarbij alle belangen worden meegenomen. Of op zijn minst zal het risico dat een belang wordt vergeten kleiner worden. Daarnaast zal de koppeling van de verschillende fasen van planvorming, van visie naar plan en programma naar

LEES MEER Meer informatie over deze en de andere pilots is te vinden op de website van de Commissie m.e.r. (www.commissiemer.nl).

103


Provincie geen pinautomaat Provincie Overijssel jaagt met programma De Stadsbeweging lokale projecten aanÂ

104


Het is de participatiemaatschappij op provinciaal niveau: de provincie Overijssel wil sinds een paar jaar niet meer een anonieme geldschieter op afstand zijn, maar een betrokken partij die meehelpt de 'energie' in steden verder aan te wakkeren. En dat lijkt te werken. In meerdere Overijsselse gemeenten zijn brede coalities ontstaan om de binnensteden nieuw leven in te blazen of te versterken. De eerste resultaten zijn succesvol maar het hele proces is er ÊÊn van lange adem en doorzetten waarbij soms grote, maar vaak kleinere stappen worden gezet. Tekst Joost Zonneveld

De historische binnenstad van Deventer

105


V

oor de argeloze bezoeker lijkt er in Deventer, de voormalige Hanzestad aan de IJssel, weinig reden om de noodklok te luiden. De rivier, de rust, de prachtige langgerekte Brink met zijn terrassen en historische pandjes, de kleine straatjes met hippe winkeltjes waar je doorheen kunt dwalen, deze provinciestad lijkt er prima bij te staan. Deventer heeft inderdaad genoeg kwaliteiten, weet ook centrummanager Peter Brouwer, “maar een paar jaar geleden maakten velen zich wel zorgen. We hebben een economische crisis gehad en toen V&D een paar jaar geleden failliet ging en ook het prominente filiaal in Deventer dichtging, werd iedereen hier wakker. Het gedrag van consumenten verandert en mensen komen niet meer alleen naar binnensteden om te winkelen. Dat werd ook zichtbaar doordat steeds meer winkelpanden leeg stonden. Er begon een breed besef te ontstaan dat zowel bewoners van Deventer als bezoekers van buiten iets willen kunnen beleven in de binnenstad. Er moest iets gebeuren.” Deventer heeft genoeg potentie, maar die moet volgens Brouwer wel verzilverd worden. Aan hem de schone taak om de vele stakeholders in de binnenstad bij elkaar en op één lijn te krijgen. “Samen eigenaar worden van een gemeenschappelijk doel, dat is ons devies,” aldus Brouwer, maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. In maart 2016 werd Brouwer benaderd om de kar te trekken, ruim een maand later lukte het hem om driehonderd belanghebbenden in de lokale schouwburg bij elkaar te krijgen om over de uitdagingen voor de binnenstad van Deventer te praten. “Met elkaar hebben wij een plan van aanpak geschreven en vorig jaar heeft zeventig procent van in totaal twaalfhonderd

ondernemers, vastgoedeigenaren en overheden zich achter het plan geschaard om samen aan de binnenstad te werken en daarvoor ook de portemonnee te trekken. We zijn nu met elkaar, overheid, ondernemers en vastgoedeigenaren, invulling aan het geven hoe we de binnenstad nog aantrekkelijker kunnen maken. Wij wachten daarbij niet op elkaar, maar gaan echt samen aan de slag.”

Stadsarrangementen

Dat ondernemers, bewoners, lokale overheden en vastgoedeigenaren zelf aan de slag gaan met de toekomst van hun binnenstad is de basis van De Stadsbeweging, het programma dat de provincie Overijssel twee jaar geleden is gestart. “Wij gaan niet van bovenaf bepalen wat betrokkenen in de steden moeten doen en ook niet achteraf enkel op basis van rigide regels geld overmaken,” zegt gedeputeerde Monique van Haaf, “ideeën moeten uit de steden zelf komen, wij willen een betrokken partner zijn in dat proces door mee te denken, beschikbare kennis toegankelijk te maken en ook door financieel bij te dragen. Hét grote verschil met voorheen is dat we meedenken vanuit de opgaven die op lokaal niveau bestaan en daarbij vanaf het begin betrokken willen zijn. Uiteindelijk maken we dan afspraken met de gemeente en andere lokale stakeholders in de vorm van een stadsarrangement. Het gaat om lokale 'energie', visie en uitvoering. Met onze financiële bijdrage kunnen dan projecten, zowel groot als klein, uitgevoerd worden waarbij een steuntje in de rug nodig is. Voor kleine projecten organiseren we samen stadscafés waar belanghebbenden bij elkaar komen of stellen we stadscheques van 2500 euro per stuk beschikbaar. Het uitgangspunt blijft wel dat de lokale partners de projecten dragen. Wij

106


THEMA HIER INVULLEN

“Wij proberen een duidelijke rol te spelen, maar leggen niets op” BJÖRN EDELENBOS 107


stimuleren en begeleiden. Het stimuleren van samenwerking en het financieren van kleinere projecten kan ook leiden tot grotere projecten waar wij bij betrokken zijn. Zo doen we met onze Herstructureringsmaatschappij Overijssel mee in grote gebiedsontwikkelingen zoals in het Broerenkwartier in Zwolle. De HMO heeft een opdracht speciaal voor binnensteden.” Het klinkt wellicht vreemd in de oren maar het is niet vanzelfsprekend dat een provincie zich met de ontwikkeling van binnensteden bezighoudt. “Dat geldt eigenlijk voor alle provincies en voorheen gold dat ook in Overijssel als een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf,” zegt Nienke Visschers, beleidsontwikkelaar stedelijk gebied en wonen bij de provincie Overijssel, maar het werd een paar jaar geleden steeds duidelijker dat meer binnensteden in Overijssel het moeilijk hadden. Dat zij met steeds meer leegstand te kampen hadden bijvoorbeeld.” En dat terwijl stadscentra belangrijk zijn als economische motor voor de gehele gemeente en regio, vult Björn Edelenbos, beleidsontwikkelaar mobiliteit, infra en ruimte bij de provincie Overijssel, aan.

Cultuuromslag naar De Stadsbeweging

In het meest recente coalitieakkoord van gedeputeerde staten in Overijssel werd in 2015 opgenomen dat de provincie meer aandacht zou moeten besteden aan de Overijsselse binnensteden. Nienke Visschers: “We wisten eigenlijk meteen dat wij als provincie dit niet financieel zouden kunnen trekken, want als je bijvoorbeeld winkelgebieden wil gaan transformeren dan gaat dat vele miljoenen kosten. Dat geld was er niet, maar het was ook niet de bedoeling om als overheid alles te willen doen. Alleen waar de markt het niet zou oppak-

ken zouden wij een rol kunnen hebben, naast het aanjagen van de energie die al in de steden bestond.” In de zoektocht naar een andere rol vonden Visschers en Edelenbos onder meer inspiratie door te gaan kijken in steden als Rotterdam, Deventer, Enschede en Hengelo en door veel in gesprek te gaan met diverse partijen in Overijssel. Edelenbos: “Enschede bijvoorbeeld had het moeilijk in de crisis, had te maken met veel leegstand maar had ook met succes rigoureuze keuzes gemaakt en de samenwerking met stedelijke stakeholders gezocht. Dat is voor ons de opmaat geweest voor het programma De Stadsbeweging.” Van Haaf: “Het was heel mooi om te merken dat de betrokken ambtenaren van de provincie de slag wilden maken naar de samenleving, luisteren naar wat er lokaal speelt en daar voeding aan geven.” Bestuurlijk en ambtelijk leek de omslag dan ook vrij snel gemaakt, waardoor de Stadsbeweging volgens Edelenbos van de grond kon komen. Een belangrijke opgave was de controle op de besteding van de bijna tien miljoen euro die voor vier jaar beschikbaar was. “We hebben leden van de gedeputeerde staten meegenomen naar Enschede en onder andere Deventer waar lokale ondernemers en bewoners vertelden wat de opgaven in de binnensteden waren. Dan wordt niet alleen duidelijk dat investeren nodig is, maar ook dat je dat niet altijd één op één kunt vertalen naar concrete uitkomsten. Ook al houden we het aantal activiteiten waar we financieel aan bijdragen natuurlijk bij, provinciale statenleden vinden de verhalen uit de stad en het inzicht in wat er in de steden speelt een duidelijk signaal dat de Stadsbeweging werkt.” Dat betekent dat statenleden hun controlerende taak op een andere manier in zijn gaan vullen. Iets vergelijkbaars gold voor de planning- en con-

108


trolcyclus binnen de provinciale organisatie, waar nu gewerkt wordt aan een manier van verantwoorden die ruimte biedt voor deze manier van werken zoals bij de Stadsbeweging, zegt Visschers. Toch laat Van Haaf weten dat 'de oude manier van werken' nog wel een reflex is waar een deel van de ambtenaren gemakkelijk weer in kan schieten. “Maar ik ben zeer tevreden over de snelle omslag die de ambtelijke organisatie heeft kunnen maken.” Volgens Edelenbos speelt daarbij ook slim personeelsbeleid een rol. “Niet iedereen heeft de wil of de vaardigheden om met gemeenteambtenaren, ondernemers en bewoners in gesprek te gaan. Binnen onze organisatie proberen we de laatste jaren steeds beter te kijken welke rol bij iemand past.”

Op zoek naar DNA

juist met krimp te maken. “Een ander punt is dat sommige steden dicht bij elkaar liggen. Het is van belang te voorkomen dat steden elkaars concurrent worden,” zegt Edelenbos, “daarom is de eerste vraag die gemeenten zich eigenlijk moeten stellen: wat onderscheidt ons? Wat is ons DNA? En vervolgens: hoe gaan we daar invulling aan geven? In dat proces komt dan ook naar voren welke kwaliteiten die gemeente wil profileren en wat de randvoorwaarden zijn voor het versterken van de binnenstad. Er ontstaat een duidelijk profiel van de rich-

“Statenleden vullen hun controlerende taak nu iets anders in”

Inmiddels doen 24 gemeenten mee met de Stadsbeweging, de meesten met een zogenoemd stadsarrangement , waarbij afspraken met de provincie gemaakt zijn over de aanpak van kleinere en grotere opgaven in de betreffende gemeente waaraan de provincie ook financieel bijdraagt. “Alleen de gemeente Staphorst overweegt deelname aan De Stadsbeweging nog,” zegt Van Haaf, “maar het is wel duidelijk dat eigenlijk alle steden graag meedoen, ook al is de ene gemeente verder dan de andere.” Visschers benadrukt dat het steeds om maatwerk gaat: “De opgaven verschillen per gemeente en in de ene stad verloopt het proces om de binnenstad te versterken sneller dan in de andere.” En niet alleen dat. Sommige steden in de provincie profiteren meer van de groeiende economie dan ander steden en waar de een met druk op de woningmarkt te maken heeft, hebben andere gemeenten

ting waarin het stadscentrum zich moet ontwikkelen en welke ingrepen en investeringen daar bij horen. Op die manier kunnen steden elkaar versterken in plaats van elkaars concurrent worden.” Omdat de provincie in het gehele Overijsselse grondgebied actief is, kunnen Visschers, Edelenbos en hun collega's op een iets hoger schaalniveau meedenken met het proces dat de gemeenten, samen met lokale partners doorlopen.

De Glimlach van Twente

Een van de gemeenten die zich vrijwel meteen heeft aangesloten bij de Stadsbeweging is Oldenzaal. Wethouder Alida Renkema: “Wij hadden echt een probleem in de binnenstad. De Vijfhoek is een winkelcentrum uit de jaren zeventig en ongeveer de helft

109


In Den Vijfhoek in Oldenzaal, foto: Gemeente Oldenzaal

van de winkels stond leeg. Dat geeft een slechte indruk en bovendien verloederde een deel van de openbare ruimte. Het idee om onze binnenstad weer bruisend te maken en nieuw perspectief te geven, leefde al sterk toen de provincie met De Stadsbeweging kwam. Daardoor konden we een aanpak van de fysieke ruimte combineren met meer samenwerking in de stad en ondersteuning door de provincie.” In Oldenzaal

was het 'vinden' van het DNA volgens Renkema niet bepaald een zoektocht. “Oldenzaal heeft vanwege het carnaval een imago als een Bourgondische stad. Wij prijzen onszelf niet voor niets aan als De Glimlach van Twente. In de komende jaren gaan we met alle partijen dat imago proberen te versterken.” In Oldenzaal is in het stadsarrangement onder meer afgesproken dat de provincie

110


“Hét grote verschil is dat we nu vanaf het begin betrokken zijn” vaak veel te ruim bemeten.” De betrokkenheid van de HMO maakt het mogelijk om opgaven die de markt niet wil en de gemeente niet kan dragen, te financieren. Visschers: “De HMO is opgezet voor herstructurering van bedrijventerreinen maar het werkgebied is inmiddels verbreed naar stadscentra. Het betekent dus niet dat de HMO De Vijfhoek gaat herstructureren, dat doet de eigenaar zelf, maar de betrokkenheid van de HMO helpt wel.”

Verschil van inzicht

investeert in bewegwijzering, het ontsluiten van cultureel erfgoed, een jaar lang een centrummanager financiert, maar ook dat de provincie met de Herstructureringsmaatschappij Overijssel betrokken wordt bij de herontwikkeling van winkelcentrum De Vijfhoek en omgeving. Dat is een grote opgave waar meer steden mee te maken hebben, zegt Edelenbos: “het winkelbestand is niet alleen verouderd maar ook

In Oldenzaal is men bezig op een manier die men in het Provinciehuis graag ziet. Van Haaf: “Het heeft alleen zin om aan een proces bij te dragen als daar ook energie is, als men lokaal zelf ook iets wil. Wij zijn als provincie niet de probleemeigenaar, wij proberen te helpen waar dat kan.” Maar wat als een gemeente en de provincie verschil van inzicht ervaren? Die voorbeelden zijn er wel. Zo geeft Edelenbos het voorbeeld van een gemeente die wil investeren in ontwikkelingen aan de rand van de stad. “In zo'n geval gaan wij het gesprek aan met de gemeente en helpen wij met voorbeelden en data te onderbouwen, wat dat betekent voor de binnenstad. Hoewel bedoeld als aanjager of economische trekker, heeft dat vaak negatieve gevolgen voor de binnenstad.” Deze voorbeelden laten zien dat de pro-

111


Groei bezoekers binnenstad Hengelo helpt leegstand winkels te verminderen

112


vincie weliswaar geen probleemeigenaar is, maar ook niet lijdzaam afwacht. “Wij proberen wel een duidelijke rol te spelen, maar niet iets op te leggen,” aldus Edelenbos. En dat is inderdaad de manier van werken die Van Haaf voorstaat: “We leren gaandeweg dat ons enthousiasme voor sommige processen te snel gaat. Vanzelfsprekend neemt het aardig wat tijd in beslag voor een gemeente om tot een duidelijk en eigen profiel te komen. Of bijvoorbeeld ondernemers te verenigen. We moeten soms wat geduld hebben maar het weerhoudt ons er niet van gemeenten te blijven ondersteunen door te inspireren en kennis te delen.”

Grote complexe projecten

Van Haaf verwacht dat het programma De Stadsbeweging ook na de provinciale verkiezingen van 2019 zal blijven bestaan. “De Provinciale Staten hebben onlangs nog een extra miljoen euro voor het programma toegezegd en er bestaat brede steun voor deze aanpak.” Daarmee hebben zij aangegeven, dat er vertrouwen is in de aanpak van de Stadsbeweging. Van Haaf: “Momenteel ben ik aan het inventariseren welke kleine en grote projecten voor de Overijsselse binnensteden van belang zijn. Het is aan de Provinciale Staten om de vraag te beantwoorden waar wij als provincie in willen investeren en hoe we de verbinding leggen met andere grote thema's zoals de energie-opgave. Op die manier proberen we de volgende stap te maken, uiteraard in samenwerking met alle lokale partijen in de Overijsselse binnensteden”.

“Samen eigenaar worden van een gemeenschappelijk doel is ons devies”

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

113


Ruimtelijke interventies Vibes in Leeuwarden Tekst Evamarije Smit

Het Stationsplein in Leeuwarden FOTO: EVAMARIJE SMIT

114


ALS CULTURELE HOOFDSTAD van Europa kijkt de stad terug op een enorme belangstelling van burgers, belangstellende toeristen en ruimtelijke professionals. Achter de schermen wordt nu nagedacht over hoe “deze energie” is vast te houden. Want die vibe is voelbaar; het oude dna van Leeuwarden transformeert. Diane Prins, projectleider bij de gemeente en nauw betrokken bij de fysieke voorbereidingen van Leeuwarden als culturele hoofdstad, vertelt wat het hoger doel was van de hele onderneming. “We wilden een mentale verandering ondergaan. Wij zagen onze eigen stad en perifere ligging als een zwakte. De uitspraak ‘het is niks en zal nooit wat worden’ was tot een decennium geleden een veel gehoorde uitspraak. We hadden geen hoge pet op van onszelf.” Leeuwarden als culturele hoofdstad was het startsein om dat te veranderen. Het hogere doel was om het zwakke imago achter ons te laten”, aldus Prins. Ze vervolgt: “We zijn nuchter, open en vanwege de perifere structuur in het noorden van oudsher gewend om samen te werken. De ruimte, de relatie met het omliggende gebied 115zijn we juist als kracht gaan zien”.


Het Wilhelminaplein in Leeuwarden FOTO: EVAMARIJE SMIT

116


BEELDESSAY

Het Wilhelminaplein FOTO: EVAMARIJE SMIT

MET AANJAGER Harmen de Haas, hoofd Stadsontwikkeling, heeft in 2017 ter voorbereiding een reeks ruimtelijke interventies plaats gehad die de stad goed hebben gedaan. Diane Prins spreekt van “interventies op maat” om ruimtelijke en sociale impact te generen. Het Wilhelminaplein was de eerste grote ingreep, een die niet zonder slag of stoot ging. Het plan is met en nipte meerderheid van 1 stem door de gemeenteraad gekomen. De angst voor verandering was groot bij het van oudsher bekende plein. De transformatie van een immens groot plein met daaronder een parkeergarage is de plek geworden tot een mooi verblijfsgebied met fonteinen, bomen, bankjes en terrassen. Toegankelijk voor alle soorten portemonnees, niet onbelangrijk in een stad waar nog altijd mensen en gezinnen van een relatief laag inkomen moeten rondkomen. Achteraf is bijna iedereen blij en kan zich niet meer voorstellen hoe het voor de ingreep was. Op de grote gevels aan weerszijde van het plein staan typische Friese uitdrukkingen zoals: “Nee Jonge, JaJuh” wat zoiets betekent als “Ja ja, denk jij dat maar,

maar zo zit het niet”. Deze liefde voor poëzie en taal in de openbare ruimte verraad de hand van De Haas, een rasechte Fries. Het stationsgebied stond al langer op de planning maar met de toezegging van culturele hoofdstad 2018 kreeg de ontwikkeling een enorme push. Bezoekers van stad moesten ze welkom voelen: de weg voor het spoorwegstation werd een “shared space”. Het gemotoriseerde verkeer, brommers, auto´s en bussen worden door een ferme versmalling in de weg uitgenodigd bijna stapvoets te rijden. Door (oog)contact te maken met andere weggebruikers zoals fietsers en voetgangers wordt op organische wijze beslist wie wanneer oversteekt en waar gaat. Door contact te maken wordt de voorrang geregeld. “Dat was wel even wennen” zegt stedenbouwkundige Jos van Langen, die afgelopen jaar vele professionals door zijn stad heeft rondgeleid. “Deze trend heeft de toekomst omdat je verkeersgebieden omtovert tot verblijfsgebied waar contact en verbinding tussen mensen kunnen ontstaan”, aldus Van Langen.

117


De visgraat zorgt voor meer doorloop in de Lombardsteeg FOTO: EVAMARIJE SMIT

Het kunstwerk van bovenaf FOTO: ILYA RABINOVICH

118


BEELDESSAY DE FONTEIN VAN Plensa levert een stevige bijdrage aan het in contact brengen van mensen, waaronder toeristen. Bij de twee kinderhoofden van de Spaanse kunstenaar Jaume Plensa wordt stilgestaan, gepraat en geluncht. Verder lopend de binnenstad in heeft de door Van Langen genoemde “pissteeg� een tweede leven gekregen. Eerder was het een donkere, smalle steeg waar niemand doorheen dorste. Het werd het nachtelijk urinoir van zij die waren uit geweest. Kunstenares Giny Vos vond inspiratie in de geschiedenis van de stad en bracht een sculptuur aan, hoog tussen de bijzonder smalle zijmuren. In vroegere tijden stroomde de Middelzee door de stad en wanneer deze zich terugtrok liet de zee skeletten van grote vissen achter die als het ware bleven haken. Zo werd de walvis van de Lombardsteeg geboren, een sfeervolle en moderne sculptuur die mensen nu verrast, verwondert en beschut. De steeg is door haar inwoners weer in gebruik genomen en zorgt bovendien voor verbinding met het eerder genoemde Wilhelminaplein.

De Lombardsteeg FOTO: EVAMARIJE SMIT

119


KUNST EN CULTUUR als interventie in de openbare ruimte; De Haas gelooft er heilig in: “Het werken met een kunstenaar als Jaume Plensa brengt Leeuwarden als stad op een ander niveau, de walvis in de Lombardsteeg doet dat ook. Een aantrekkelijke stad heeft beeldende kunst van topkwaliteit nodig.” Culturele hoofdstad en het jarenlang daar naar toe werken heeft Leeuwarden veel opgeleverd, vertelt Diane Prins. “Fors hogere aantallen toeristen (definitieve cijfers zijn er begin 2019, maar enkele populaire attracties hadden in 2018 ruim twee keer zoveel bezoekers dan in 2017), erg veel media-aandacht, veel aandacht voor met cultuur aangekaarte thema’s als biodiversiteit en een fossielvrije toekomst. Maar ook de trots bij de eigen bewoners en een veel betere samenwerking met veel Friese partners, in het bijzonder met de provincie Fryslân”. De Haas besluit: “Leeuwarden-Fryslân2018 geeft de titel European Capital of Culture op 24 november door aan Plovidiv2019 (Bulgarije) en Matera2019 (Italië). Maar de gemeente Leeuwarden, de provincie Fryslân en partners als het Leeuwarder Ondernemers Fonds willen door op de ingeslagen weg. De focus verlegt Leeuwarden samen met haar partners naar 2028. Om het jaar, voor het eerst in 2020, wil Leeuwarden bezoekers een bijzondere culturele programmering bieden. Daarbij is cultuur vaak ook de katalysator om thema’s als ecologie, sociale ongelijkheid en kansen voor iedereen aan de orde te stellen. De werkorganisatie voor 2020 is van start, belangrijke opgave is om opnieuw zoveel mogelijk organisaties en mensen ruimte te bieden om een bijdrage aan het programma te leveren en er met heel Fryslân opnieuw een bijzonder jaar van te maken.”

120


BEELDESSAY

Kunstwerken aan de panden fleuren de stad op.

121


Bewegen of stilstaan Waardes van openbare ruimte in de stad

Door de trek naar de stad wordt de druk op de openbare ruimte alsmaar groter. Daarom is het belangrijk meer aandacht te geven aan de voetganger, de fietser en de kwaliteit van deze openbare ruimte. Maar hoe waardevol is onze openbare ruimte nu eigenlijk? De baten van een goede openbare ruimte zijn de laatste jaren steeds meer onderzocht. De keuzes om te werken aan een leefbare, gezonde en aantrekkelijke stad worden inzichtelijk gemaakt door Marco Aarsen en Tim van Huffelen. Dit geldt voor de steden van vandaag, en zeker voor die van morgen. Tekst Marco Aarsen

122


De Steenstraat in Arnhem FOTO: MARCO AARSEN

123


BIG DATA

D

e auto heeft na zijn introductie de openbare ruimte in onze steden en dorpen voor een belangrijk deel in beslag genomen en kwam, in plaats van de mens, steeds centraler te staan. Gelukkig ontstaat er in de huidige tijd meer inzicht in de waarde die onze omgeving voor ons heeft als mens. Globaal gesteld wordt de omgeving door een zestal waarden vertegenwoordigd: sociaal, mobiliteit, ruimtelijke kwaliteit, gezondheid, klimaatadaptie en economische vitaliteit.

Toegankelijke openbare ruimte Van oudsher heeft onze openbare ruimte een grote sociale waarde; de plek waar we elkaar ontmoeten en met elkaar in gesprek raken. In een maatschappij die digitaler en individualistisch georiënteerd is wordt ontmoeting belangrijker. Sommige groepen in onze samenleving komen steeds verder uit elkaar te staan. Dat wordt versterkt door de social media bubble waar we in zitten. Iets simpels als elkaar op straat tegenkomen en met elkaar in gesprek raken, kan inzichten en onderlinge verhoudingen in positieve zin veranderen. Nu ouderen steeds langer zelfstandig blijven wonen, wordt het aandachtspunt veiligheid groter. Zowel veilig op straat kunnen bewegen van a naar b, als de sociale veiligheid zou het voor ouderen makkelijk mogelijk moeten maken zich te mengen. Maar toenemende eenzaamheid bij de groeiende groep ouderen vraagt voldoende toegankelijkheid van de openbare ruimte.

Toenemende drukte De openbare ruimte is er voor iedereen om zo veilig mogelijk te bewegen.Dat brengt de tweede waarde naar boven; het samen gebruik maken van mobiliteit in de openbare

ruimte. Ondanks dat onze maatschappij steeds meer online plaatsvindt, blijven we ons uiteraard ook fysiek verplaatsen. De toenemende drukte in de steden zorgt voor een sterke behoefte aan een goede balans tussen verkeersruimte en verblijfsruimte. In de drukte van het verkeer verdienen kinderen extra aandacht, want voor hen wensen we voldoende veiligheid op straat zodat ze zelfstandig naar school kunnen fietsen. We moeten hierin slimme en efficiënte keuzes maken om de positie van de fietser en de voetganger te versterken. We hebben maar beperkte ruimte. Denk bijvoorbeeld aan Mobility hubs, deelsystemen van auto’s en fietsen en meer investeringen in voorzieningen voor fietsers en voetgangers. Het belang om de steden bereikbaar te houden wordt met de toegenomen drukte alsmaar groter. Het parkeren van auto’s en fietsen wordt steeds slimmer en efficiënter aangepakt. Maar tegelijkertijd is de plek die een auto op straat inneemt na het parkeren statisch en redelijk dominant in het straatbeeld. Deze ruimte kan dan niet langer voor andere doeleinden gebruikt worden. Dit monofunctionele en private gebruik van de waardevolle openbare ruimte past steeds minder in deze tijd van flexibel ruimtegebruik en het multifunctionele denken. De parkeerruimte zou bijvoorbeeld ook als (tijdelijk) terras kunnen worden ingezet of als voetgangersgebied.

Invloed op gedrag De waarde ruimtelijke kwaliteit bepaalt hoe mensen hun omgeving beleven; of de ruimte een prettig gevoel geeft. De inrichting is van invloed op ons gedrag. We kunnen hiermee als het ware ons gedrag sturen en zo ‘gewenst’ of gezond gedrag stimuleren. Een goed onderhouden en ‘schone’ om-

124


“Fietsers kiezen niet voor de snelste of kortste route�

125


geving zorgt voor minder vandalisme. Ruimtes kunnen uitnodigend zijn om te vertoeven en anderen te ontmoeten. Een omgeving met voldoende overzicht en mogelijkheid tot oogcontact, versterkt het gevoel van veiligheid. Tegelijkertijd zoeken mensen beschutting. Wind en bezonning zijn belangrijke factoren in de beleving van een plek. Als ruimtes te groot zijn, en dus niet aansluiten bij de menselijke maat, is het gevoel minder veilig en prettig. Bij grote pleinen is vaak te zien dat mensen vooral langs de randen lopen.

stimuleerd worden om niet voor de auto te kiezen als vervoersmiddel, hoe beter dit is voor hun gezondheid. In deze tijd van obesitas en toename van geestelijke aandoeningen, zoals bijvoorbeeld een burn-out, is het belangrijker dan ooit om de openbare ruimte optimaal in te richten voor gezonde mobiliteitskeuzes, zoals lopen en fietsen. Wanneer een bedrijf ervoor kiest dicht bij een treinstation te zitten, worden de medewerkers gestimuleerd met de (ov)fiets te komen of lopend vanaf het station.

Gestuurde gezondheid Ook een basisschool kan hier al een duidelijk statement maken. De school kiest bijvoorbeeld voor de inrichting van de omliggende ruimte als parkeergebied en kiss and ride gebied in plaats van speelruimte, ontvangstruimte of fietsenstalling. Maar hoe minder prominent de autoparkeerplaatsen zijn, hoe meer ouders gestimuleerd zullen worden hun kinderen met de fiets te brengen of ze zelf te laten fietsen. De aanwezigheid van groen zorgt voor een toename van ons geestelijk welzijn en bomen in onze leefomgeving maken ons gelukkiger. Gezondheid kan dus deels gestuurd worden door de openbare ruimte.

“Obesitas en burn-outs maken het belang van gezonde keuzes groter” Variatie onderweg Uit onderzoek van Goudappel Coffeng blijkt dat fietsers niet zozeer kiezen voor de snelste of kortste route - al denken ze zelf vaak van wel - maar voor de meest aangename route. Dit kan zitten in bijvoorbeeld voldoende variatie onderweg. Of het kan komen doordat een route als aantrekkelijker ervaren wordt door de aanwezigheid van groen, water of attractieve bebouwing. Ook het gevoel van sociale veiligheid kan de routekeuze beïnvloeden. De fietser wil goed gezien worden, ook in de avond. De ruimtelijke kwaliteit kan hierop het antwoord geven.

Gezondheid De inrichting van onze ruimte beïnvloedt ook onze gezondheid. Hoe meer mensen ge-

Klimaatadaptie De vijfde waarde, steeds actueler, is klimaatadaptie. Met meer periodes van hitte en heftige regenbuien groeit de urgentie om steden hierop aan te passen. Vergroening van de straten en pleinen is een belangrijke sleutel. Bomen geven schaduw als antwoord op hittestress en groene plekken in de stad en groene daken zorgen ervoor dat water langer en beter vastgehouden wordt.

126


Verharding versus groen

Meer door ruimte

Zo raken de straten en het rioleringsstelsel minder overbelast bij heftige neerslag. Bij de inrichting van de openbare ruimte en verkeersruimte moet kritisch gekeken worden naar de verhouding tussen verharding en groen. De verharding zou de juiste mate van waterinfiltratie moeten hebben. Vanuit dit oogpunt gaat de voorkeur uit naar elementverharding in plaats van gesloten verharding, zoals asfalt. Ook de opsluiting van de straat heeft invloed op waterinfiltratie, want een straat in banden geleidt het water naar kolken, terwijl een straat zonder banden het water meer naar een eventuele berm zou kunnen afvoeren. Om klimaatadaptie toe te passen willen we liever dat laatste.

Tenslotte heeft de openbare ruimte impact op de economische vitaliteit. Zo weet een aantrekkelijke openbare ruimte de klanten langer te boeien en zien we een toename in omzet bij winkels waarbij de omgeving aantrekkelijker gemaakt wordt om te verblijven. Het heeft een positief effect op leegstand en huurprijzen of vastgoedwaarde. Woningen in een straat met fraaie bomen hebben een hogere vastgoedwaarde dan woningen in een vergelijkbare straat zonder bomen. Als we ruimte scheppen voor voetgangers en fietsers levert dat een winkelcentrum meer op dan aanvankelijk kan worden bedacht. Inmiddels zijn er steden waar de auto wordt geweerd uit de binnenstad. Er is meer aandacht voor de kwaliteit van de openbare

127


Van Asfaltweg (links) naar leefbare Steenstraat (rechts) FOTO’S: MARCO AARSEN

128


(verblijfs)ruimte. Ook is het inzicht gekomen dat beleving van de openbare ruimte positieve impulsen geeft aan de binnenstedelijke economie. In ons werk zien we dat de economische waarde van een binnenstad en een hoge kwaliteit van de openbare ruimte elkaar versterken, juist in een periode waarin online winkelen enorm populair is.

Automobilist ‘weggepest’ Enige tijd geleden stond er in het Financieel Dagblad een artikel van journalist Jan Jager waarin werd betoogd dat kwakkelende centra van middelgrote steden baat hebben bij meer auto’s in de binnenstad. Auto’s leveren een bijdrage aan de levendigheid, vooral in de avonduren, en kunnen een positief effect hebben op de leegstand in het winkelaanbod. De schone lucht campagne van Milieudefensie met de waarden ‘gezond, groen en leefbaar’ passen meer bij een woonwijk dan bij een binnenstad, zo stelde Jager in het artikel. “Bovendien lost dit zich in de toekomst vanzelf op door elektrificatie van het wagenpark. Wanneer mensen niet voor de deur van een winkel kunnen parkeren, wijken ze uit naar outletcentra. De auto’s en consumenten worden tegenwoordig ‘weggepest’ uit de centra door de politiek”, aldus de auteur.

Zoeken naar balans ‘Meer auto’s in de binnenstad zijn altijd beter voor de levendigheid en de lokale economie’, zo wordt vaak gedacht. Maar wat wordt vergeten: het is altijd maatwerk. Een centrum van een stad heeft andere behoeften dan een centrum van een dorp. En een kern met goede ov-bereikbaarheid, zoals een treinstation nabij het centrum, is weer iets anders dan een kern die dit niet heeft. Het is zoeken naar de juiste balans

tussen verkeersruimte en verblijfsruimte, de juiste balans tussen de ‘The World of Flows’ en ‘The World of Places’. Wat is de positie van de auto en hoe verhoudt parkeren in centrumgebieden zich ten opzichte van het verblijfsgebied. Voor een dorp kan het vanuit economische vitaliteit en leefbaarheid juist onwenselijk zijn een rondweg te realiseren en zo het autoverkeer uit het centrum te halen. Hier kan het slimmer zijn om de doorgaande weg door het centrum meer als verblijfsomgeving in te richten, met een aangepaste snelheid voor auto’s, of zelfs dusdanig dat de auto als het ware ‘te gast’ is.

Gedrag automobilist Het kan dan even druk blijven qua verkeersintensiteit, maar het gedrag en de rijsnelheid van de automobilist zal beduidend anders zijn. Zo wordt het centrum ook aantrekkelijker en vriendelijker voor fietsers en voetgangers. Het betekent niet per definitie dat er minder auto’s mogen komen. De optimale autobereikbaarheid en parkeren voor de deur leidt niet altijd tot de meeste omzet voor een ondernemer. Ondernemers hebben helaas, vaak ten onrechte, deze gedachte. Wanneer er plannen zijn om een winkelstraat of centrumgebied opnieuw in te richten met meer ruimte voor de voetganger, fietser en groen, heeft dit vaak consequenties voor de ruimte voor auto en hoeveelheid parkeerplaatsen. Eén van de angsten van ondernemers is dat hun omzet erop achteruit zal gaan. Dit is een begrijpelijke reactie van een ondernemer. Verandering is altijd spannend, zeker wanneer je het gevoel hebt dat de automobilisten ‘weggepest’ worden.

129


Het bestedingspatroon in de winkels van de West-Kruiskade in Rotterdam is gedurende één week per vervoermiddel in beeld gebracht. Opvallend hierbij is de positie van de auto, deze is kleiner dan de ondernemers aanvankelijk dachten.

Walkonomics en bikenomics

Herinrichting ruimte

Het ingenieursbureau heeft de afgelopen jaren inzicht gekregen in de economische baten van een goede openbare ruimte. En gezien dat investeren in de kwaliteit van de openbare ruimte loont. Het toenemende aantal onderzoeken naar zogenaamde bikenomics en walkonomics heeft meer inzicht gegeven in de daadwerkelijke bestedingspatroon per modaliteit. Een automobilist geeft per keer gemiddeld weliswaar meer geld uit in de winkel, maar komt minder vaak. Een fietser of voetganger komt vaker en geeft daardoor per saldo vaak meer uit. Een aantrekkelijke openbare ruimte met voldoende aanleiding om te verblijven verleidt de bezoeker langer te vertoeven, vaker gebruik te maken van het winkelaanbod en meer geld uit te geven. Een ondernemer kan verbaasd staan dat het niet de automobilisten blijken te zijn die het meest besteden in zijn winkel, maar juist de voetgangers of de fietsers.

Steeds vaker wordt onderzocht wat de economische effecten zijn van herinrichting van de stedelijke openbare ruimte. Bijvoorbeeld het onderzoek in Rotterdam, waar voor de West-Kruiskade de mogelijkheden werden onderzocht om deze weg vriendelijker in te richten, voor zowel de voetganger als fietser. De bestedingen in de winkels voor één week per vervoermiddel werden in beeld gebracht. Opvallende uitkomst is dat niet de auto zorgt voor de meeste bestedingen (8%), maar de voetganger (37%) en het openbaar vervoer (43%). Na een mogelijke herinrichting kan een dergelijke meting nogmaals gedaan worden om de verschillen in bestedingsgedrag in de winkels inzichtelijk te maken.

Ingericht als stadsstraat Een aantal jaar geleden is de Steenstraat in Arnhem ingericht als een aantrekkelijke stadsstraat met een shared space inrichting

130


op de kruispunten. Het parkeren is teruggebracht naar één zijde van de weg, er is meer ruimte voor de voetganger en voor groen en het asfalt heeft plaatsgemaakt voor gebakken klinkers. Gevolg van deze ruimtelijke kwaliteitsimpuls is een ander gedrag bij de verkeersdeelnemers. De weg is van een drukke autoroute veranderd in een leefbare stadsstraat. Het is meer het domein van de voetganger en de fietser, de automobilist gedraagt zich meer alsof hij ‘te gast’ is. Nog steeds is de straat druk qua autoverkeer, maar het gedrag is beduidend anders. De ruimtelijke transformatie heeft ook een positief vliegwieleffect gehad op de ondernemers aan de Steenstraat. Winkels zoeken contact met de straat en plaatsen uitstallingen en kleine terrasjes, waar dat eerst niet het geval was. Er zijn meer voetgangers in de straat gekomen en uit voor- en na onderzoek van de gemeente Arnhem blijkt dat de bezoekers de straat nu plezieriger ervaren als horeca- en winkelgebied.

voetgangersdomein ook steeds groter. Bij dorpscentra ligt dit soms wat gevoelig, maar ook hier zijn vaak best mogelijkheden wat kritischer te kijken naar het aantal parkeerplaatsen voor de deur in relatie tot een aantrekkelijke en groene verblijfsruimte. Bezoekers wijken niet makkelijk uit naar een outletcentrum, want het is een ander type bestemming dan een binnenstad of dorpscentrum en zorgt voor een heel andere beleving dan die de binnenstadbezoeker verwacht. De tendens en het toekomstbeeld is dat de mens in de stad meer centraal staat. Deze positie is niet langer weggelegd

“Mobiliteit is niet langer een doel op zich” voor de auto. Mobiliteit is een middel geworden en niet langer een doel op zich.  Marco Aarsen is landschapsarchitect bij Goudappel Coffeng.

Voetganger boven automobilist De balans tussen ‘The world of Flows’ en ‘The world of Places’ is continu aan verandering onderhevig en verschilt op elke plek. De tijdgeest is medebepalend, net als het voortschrijdend inzicht in de wensen wat betreft gezondheid, leefbaarheid, klimaat, duurzaamheid en bereikbaarheid. De ene stad maakt hierin grotere stappen dan de andere. Voor een vitaal economisch klimaat hoeft de automobilist niet voor de deur te kunnen parkeren. Uiteraard is dit al lang aan de orde bij aantrekkelijk binnensteden als Amsterdam en Utrecht. Middelgrote steden en dorpen maken het

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

131


INTERVIEW

NIENKE HOMAN GroenLinks gedeputeerde van de Provinciale Staten in Groningen

132


INTERVIEW

Motor achter energietransitie Groningen Ambitie en eigenaarschap zijn de twee elementen die ervoor gaan zorgen dat de inwoners van de provincie Groningen meegaan in de door de provincie omarmde energietransitie. Althans in de ogen van Nienke Homan, de 39-jarige GroenLinks gedeputeerde van de Provinciale Staten in Groningen. Tekst Evamarije Smit  Beeld Balanina fotografie

De bevlogen bestuurder, geboren oost Groningse, ervaart dat het essentieel is dat de burgers ("ook weer zo een woord") mee gaan in de enorme doelen van de energietransitie. Niet omdat ze lastig zijn, maar vanwege de geschiedenis in dit gebied. Homan: "Hier is het gevoel van oneerlijkheid behalve actueel ook echt wat inwoners hebben ervaren. De Groningers hebben het gevoel dat ze te weinig hebben gedeeld in de rijkdom die het aardgas heeft opgeleverd terwijl ze wel met de lasten zijn opgezadeld in de vorm van aardbevingen. Dat gevoel van oneerlijkheid mag zich niet herhalen: wij zien de energietransitie nu als een kans om het anders aan te pakken. Om zelf de regie te nemen en lusten en lasten eerlijk te delen.” Want windmolens zijn ook nodig. Nog meer dan tot nu toe was gepland. Kort geleden heeft de provincie het "Gronings bod" in Den Haag op tafel gelegd waarin staat dat zij bereid zijn meer dan gepland en dus voor de rest van Nederland energie op te wekken onder andere door de productie van waterstof. Daar hangt uiteraard een prijskaartje aan. Een officiële reactie is nog niet ontvangen uit Den Haag maar Homan verwacht dat het terugkomt in het Nationale Klimaatakkoord dat nog verder

133


INTERVIEW

wordt uitgewerkt en eind december moet af zijn. Wat er nu speelt is de Regionale Energie Strategie (RES) dat de vier schaalniveaus gemeente, waterschap, provincie en Rijk samenbrengt. Daarin wordt rekening gehouden met veel meer wind op land; een capaciteitsplan is in de maak.

Ander gesprek door eigenaarschap Homan kijkt straks vanuit haar huis ook uit op een zonnepark en wellicht op windmolens, op ongeveer drie kilometer afstand. Zij ziet daar niet tegen op en vindt dat het juist goed voelt als het "jouw energie" is. Zij vergelijkt het met de snelweg die vlak langs haar zo goed als energie neutrale huis ligt: "Iedereen in mijn straat hoort de snelweg, altijd, en niemand klaagt. Waarom? Omdat we er allemaal gebruik van maken". Dat is precies het psychologische effect dat nodig is om mensen in beweging te krijgen, gelooft een optimistische Homan die het afgelopen jaar op ongeveer 40 bijeenkomsten aanwezig was om met iedereen in gesprek te gaan. Dat deed ze samen met haar collega Ruimtelijke ordening Fleur Graper- Van Koolwijk, (D66) die in de ogen van Homan als geen ander in staat is eerlijk en helder te zijn over de energie ambities als vertrekpunt. De energieopwekking wordt in de toekomst meer zichtbaar, analyseert Homan. “Wanneer je de mensen die daar op uitkijken ook eigenaarschap geeft, krijg je een ander gesprek. Ook tegenstanders van windmolens zijn niet tegen de windmolens zelf, maar wel tegen de manier waarop ze daarmee in het verleden zijn geconfronteerd: het was niet hun initiatief. Nu gaan we dat anders aanpakken", aldus Homan.

De hoe-vraag stellen De basis van deze aanpak is het brengen van een ondubbelzinnige boodschap die vertaald is naar concrete doelen waarbij niets doen geen optie is. Volgens Homan is een glasheldere boodschap "aan het begin" van essentieel belang als je direct de hoe-vraag stelt. Het is haar ervaring dat je dan een ander gesprek voert. Dan kijken mensen en professionals naar hoe ze het hebben willen. Homan is niet zo naïef te denken dat ze met deze benadering 100% tevredenheid zal scoren maar ze heeft goede hoop. In alle verkennende bijeenkomsten viel haar op dat ze hetzelfde verliepen. Er werd een werkvorm (We Energy Game van EnTranCe van de Hanzehogeschool Groningen) gehanteerd waarbij mensen zelf een vastgestelde energieambitie moesten verwezenlijken. Mensen redeneren dan allemaal hetzelfde: ze willen graag wat doen, maar zien voor - en nadelen van biomassa, van grote zonneparken en windmolens. Ze kiezen dan wat bij hen past. Bovendien kennen ze hun eigen omgeving het beste en wijzen dan vooral plekken aan voor windmolens en langs bestaande infrastructuur: kanalen, kusten, snelwegen enzovoort. Homan spreekt bewust niet meer over "een inpassing" van de energietransitie in het landschap maar over een grote verbouwing: "Ons landschap komt er heel anders uit te zien". Het college van Gedeputeerde Staten schreef een ambitieus en concreet Programma Energietransitie. Het feit dat niemand echt bestuurlijke erva-

134


INTERVIEW

ring had, was in de ogen van Homan een pre: "We hebben de kennisinstellingen gevraagd naar denkbare scenario's, de risico's en met elkaar de afspraak gemaakt dat niets doen geen optie is. Dan ga je gewoon aan de slag".

Op bezoek bij dorpshuizen Het komende jaar zal de provincie wederom alle dorpshuizen bezoeken en nu met landschapstekeningen onder de arm. Deze tekeningen van landschapsarchitecten laten per landschapstype zien welke karakteristieke lijnen bepalend zijn. De voorstellingen maken duidelijk waar en hoe grote hoeveelheden windmolens (groot en klein) geplaatst kunnen worden. Op de bijeenkomsten krijgen de betrokkenen, burgers, lokale bestuurders en energie coöperaties twee vragen voorgelegd: als je hiernaar kijkt, waar kan het en wat wil je ervoor terug? Niets doen is geen optie, is ook dan het devies. Homan spant zich in om met name jongeren hierbij te betrekken. Ze gniffelt dat ze daarmee iedereen onder de 58 jaar bedoelt. "Het is opmerkelijk dat je op deze bijeenkomsten met name blanke mannen van rond de 60 tegenkomt. We missen hele doelgroepen!".

Aanhaken bij lokale intiatieven

“Dat gevoel van oneerlijkheid mag zich niet herhalen”

Waar Homan en haar collegae veel toekomst in zien is het aanhaken bij lokale initiatieven en energie co-operaties. Omdat de afgelopen tien jaar veel is geïnvesteerd in de lokale opwekking zijn deze initiatieven (67 in totaal) sterk geprofessionaliseerd. Ze zijn toe aan een volgende stap. Homan: "Men wil uitbreiden, verder investeren en geld verdienen wat hun dorp en gemeenschap ten goede komt". Regie en geld gaan hand in hand en wordt door Homan gezien als een grote kans: "We hebben de afgelopen jaren geleerd dat we het geld hier in de regio moeten houden, in tegenstelling tot de grote opbrengsten van het aardgas. We kunnen hier een nieuwe economie laten ontstaan waar mensen een toekomstperspectief in zien. Groningers zien ook wel dat hier veel ruimte is en plek voor windmolens en zonnepanelen op land. Wanneer daar goede verdiensten tegen overstaan is dat in balans met het gevoel van oneerlijkheid waarmee veel Groningers zijn opgegroeid. Het is een lastig gevoel en voorzichtigheid is geboden want het kan niet zo zijn dat we hier tegen de windmolens aankijken en in de Randstad iedereen weliswaar voor duurder wordende energie betaalt maar verder nergens last van heeft. Dat heeft de geschiedenis van het Groningse gas wel duidelijk gemaakt". Veel energie co-operaties hebben interesse hun opwek capaciteit uit te breiden met enkele tientallen (of meer of minder) windmolens. Om het verdienmodel van deze uitbreiding in de noordelijke provincie een extra boost te geven hebben gemeente-

135


INTERVIEW

“Niets doen is geen optie”

NIENKE HOMAN 136


INTERVIEW

huizen en de provincie beloofd -en contractueel vastgelegd- dat zij de aankomende 15 jaar lokaal opgewekte energie afnemen. Voorwaarde is vanzelfsprekend dat het nieuwe energie is, afkomstig van nieuwe windparken en zonneweiden. Homan: "Als alle overheden dat zouden doen, maken we een hele grote stap. We hebben alles gecheckt, ook juridisch en binnen de Europese kaders voor aanbestedingen. Het kan. Collegae overheden kunnen nu van mij een blauwdruk van de overeenkomst krijgen".

Ruimtelijke functies combineren Homan die ook aanzit bij de klimaattafel Industrie heeft goede ervaringen met bedrijven in het Groningse, groot en klein. Iedereen doet mee; de boerenbedrijven, de industrie, de kennisinstellingen. Echter, aan het verknopen van transities zijn ze nog nauwelijks toegekomen. In de ogen van Homan zijn bestuurders nauwelijks in staat geweest om ruimtelijke functies te combineren, denk aan zonnepanelen langs wegen, zonneparken op stortplaatsen etc. Dat is de volgende stap.

“Je ziet vooral blanke mannen rond de zestig. We missen hele doelgroepen!”

Is het genoeg?

De grote vraag is of het genoeg is. Of de Groningers zien wat Homan en haar collegae zien. Er wordt wel anders naar haar gekeken sinds de grote overwinning van GroenLinks met de Tweede Kamer verkiezingen. Ze wordt meer dan voorheen gevraagd voor bijeenkomsten. Zelf ervaart ze ook een verandering: “ik voel ook een grotere verantwoordelijkheid, meer nog dan voorheen”. Homan is vol vertrouwen en heeft goede hoop. Wanneer ze naar haar kinderen kijkt en ook naar studenten, ziet zij een belangrijk verschil met haar generatie: “Wij denken vanuit problemen en ervaren weerstand bij het zoeken naar oplossingen. Voor is jongeren is een duurzame wereld vanzelfsprekend en redeneren nu al vanuit mogelijkheden.”

LEES MEER Lees dit artikel ook online.

137


Recensies Besproken door Anne-Jo Visser

City by city, change the world: a change maker’s guide to fast forward sustainability Leen Gorrissen, Erika Meynaerts Lannoo N. V., Uitgeverij ISBN 9789401453578 EEN POSITIEVE EN BETEKENISVOLLE

verandering in steden door transitie-initiatieven van onderop, is de focus van het beeldende boek City by City. De Vlaamse Leen Gorrissen onderzocht via een Europees project vijf steden, hun duurzaamheidsinitiatieven en hoe zij bijdragen aan de dynamiek van verandering om stedelijke regio’s sneller te verduurzamen. In Brighton & Hove, Genk, Stockholm, Dresden en Budapest is de omgeving gunstig om in lokale gemeenschappen aan de slag te gaan met moestuinen, energie coöperaties en ruilwinkels.

De initiatieven zijn vaak breed gericht op voedsel, werk, duurzame energie opwek, hergebruik van materialen en grondstoffen en natuur. Ze richten zich meestal op de groene koplopers in deze stedelijke regio’s. De vele voorbeelden per stad zijn niet erg vernieuwend. De kracht van het boek ligt in het tweede deel waarin de mechanismen achter deze initiatieven worden geduid: kopiëren van goede initiatieven, samenwerking tussen en met partners, opschaling, verbinden met de overheidswereld of integreren in overheidspatronen. Dan blijken de kleine voorbeelden in een grotere context effect te hebben op instituties en schalen zij op tot aantallen die het verschil maken. City by city is geschreven vanuit de

138

overtuiging dat bewoners stad voor stad de belangrijkste motor zijn achter deze duurzaamheidstransitie. Het is een rijkelijk geïllustreerd gids met mensen die dat ook vinden: van burgemeester, ondernemer tot bioloog. Of zoals UN Secretaris Generaal Ban Ki-moon zegt: “our struggle for global sustainability will be won of lost in cities”. City by city laat zien wat we kunnen doen om steden toekomstproof hiervoor te maken.


Besproken door Merten Nefs

IJsselmeergebied – een ruimtelijk perspectief Frits Palmboom en de Van Eesteren Leerstoel, TU Delft. Uitgeverij Vantilt. ISBN 9789460042980

HET IS VERLEIDELIJK OM ‘IJSSELMEERGEBIED’ ALS EEN STRIPBOEK TE GAAN LEZEN – en dat kan

eigenlijk ook prima – maar de urgentie zit toch in de tekst. De typische handgetekende illustraties – in de vakwereld bekent als ‘palmboompjes’ - werden voor dit boek vooral vervaardigd door Paul Broekhuisen en Palmboom zelf. Ze vertellen het ruimtelijke verhaal van het meer, eerst met ijstijden en ander natuurgeweld en later met menselijk ingrijpen, van wie Cornelis van Eesteren er tijdens de Zuiderzeewerken één was. In een ontleding van Edam snap je door de getekende bootjes, pijltjes en kades precies hoe de dynamiek

van het gebied eruit moet hebben gezien in de Gouden Eeuw. Een serie magische uitzichten van fotograaf Theo Baart staat verspreid door het boek. Het boek communiceert geen strak betoog dat tot één onvermijdelijke conclusie leidt, maar een manier van kijken (en tekenen) van het landschap. Hiermee is het complementair aan de biografie van het IJsselmeer, uitgebracht door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Het resultaat zijn tien ‘gouden regels’, waarmee Palmboom een taal aanreikt om de toekomst van het IJsselmeer te bespreken. Die taal met o.a. bulten, baaien, kapen en lagunes, is laagdrempelig vergeleken met het droge Nederlandse plannersjargon. In vier testgebieden wordt hiermee in het boek globaal geëxperimenteerd. Of deze

139

handreikingen voldoende zijn om de kwaliteit van het gebied te bewaken nu zich enorme veranderingen gaan voltrekken, moet nog blijken. Zo wordt het IJsselmeer, dat zijn rol voor de visserij en grote vaart al grotendeels had verloren, nu ook omgekat tot een genietingslandschap, een ‘metropolitane verademing’ die bijdraagt aan het vestigingsklimaat. Ook moet het gebied ecologisch nog volwassen worden en is het kansrijk voor het realiseren van de energietransitie. Ik raad de Metropoolregio Amsterdam en anderen aan dit boek open op tafel te laten liggen.


Colofon Ruimte en Wonen 99e jaargang, nummer 4, december 2018. Ruimte en Wonen is een vakblad en kennisnetwerk voor ruimtelijke professionals en woningmarktexperts, ontstaan uit de vakbladen S+RO en TVV. Het vakblad verschijnt 4x per jaar en zijn gekoppeld aan kennissessies. Lees ook mee op Twitter: @ruimteenwonen. Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, ruimte 4121, 5222 AE ‘s-Hertogenbosch, 073- 2051010, www.aeneas.nl, ruimteenwonen@aeneas.nl Conceptmanager Evamarije Smit, e.smit@aeneas.nl, T 06-16192662 Redactie Marrietta Haffner, Anne-Jo Visser, Like Bijlsma, Leo Pols, Rob van den Broeke. Kernredactie Martijn Eskinasi, Paul Gerretsen, Evamarije Smit, Annemiek Rijckenberg Kennispartner Organisaties, bedrijven en instellingen kunnen partner worden van Ruimte en Wonen.

Neem contact op met Evamarije Smit, 06-16192662 of mail naar e.smit@aeneas.nl. Comunity manager Martine van Harten, m.vanharten@aeneas.nl, T 073-2051012 Richtlijnen voor auteurs De redactie ontvangt graag kopij, de richtlijnen voor auteurs zijn te downloaden via www.ruimteenwonen.nl Advertentieverkoop s.terpstra@aeneas.nl, T 073-2051015 Contact lezersservice@aeneas.nl, T 073-2051010 Lidmaatschappen 2018 Kijk voor informatie over onze lidmaatschappen op www.ruimteenwonen.nl of neem contact op met onze klantenservice via lezersservice@aeneas.nl of 073 2051010. Alle prijzen zijn op jaarbasis en exclusief btw. Ontwerp en vormgeving Sanne Heuker Twin Media bv Voorwaarden Ruimte en Wonen wordt tevens

140

elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoop­ voorwaarden. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Ruimte en Wonen niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.


De Kracht van een goede opdracht Wat vraagt opdrachtgeverschap van woningcorporaties. En hoe werk je samen met de markt aan een mooie toekomst voor je huurders. Aanbesteden op de laagste prijs was lange tijd dÊ manier van werken in de corporatiebranche. Ook steeds meer corporaties zien, met het oog op de toekomst, dat het niet de beoogde kwaliteit oplevert. Lukt het de verduurzamingsopgave te voltooien: alle corporatiewoningen CO2-neutraal voor 2050? Nee. De markt heeft simpelweg niet de materialen en de mensen. Het moet anders, slimmer en beter. Dat vraagt wel wat. Jij bent nu een aanjager in de vernieuwing. En hoe je dat doet, daarover gaat dit boek.

Wil je dit boek bestellen? Ga naar www.dekrachtvaneengoedeopdracht.nl


VAKINFORMATIE EEN BELANGRIJKE SECUNDAIRE ARBEIDSVOORWAARDE?

Sluit bij ons een licentie af voor toegang tot de content van Ruimte en Wonen voor iedere medewerker.

Uw medewerkers zijn met deze licentie welkom op onze bijeenkomsten, genieten korting bij betaalde masterclasses en hebben te allen tijde online toegang tot alle content op de website, waaronder het bijna 100 jaar oude en unieke archief (van SRO en TVV). Interesse? Bel onze collega Stefan op 070-2051023 of mail naar S.Terpstra@aeneas.nl

RUIMTEENWONEN.NL


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.