Energie+

Page 1

jrg 39 nr 1 maar t 2019

Van het aardgas af

Rendabele warmtenetten? 01-Cover.indd 1

Balanceren met schone energie

Hoe circulair is Nederland? 07-03-19 16:07


voorwoord Coverfoto: Jorrit Lousberg in opdracht van Nuon

jrg 39 nr 1 maar t 2019

Van het aardgas af

Rendabele warmtenetten?

Balanceren met schone energie

inhoud

Hoe circulair is Nederland?

01-Cover.indd 1

07-03-19 16:07

Energietransitie in de wijk

Joost Zonneveld Hoofdredacteur

Rutte III wil deze kabinetsperiode vijftigduizend bestaande woningen aardgasvrij maken. De burger is bezorgd. Op weg naar integrale vernieuwing? 4

De Wijk van de Toekomst Ook in de provincie Gelderland staat de energietransitie met stip bovenaan op de prioriteitenlijstjes. ‘Deze ambitie is groot en de spirit is goed.’ 8

Modeldorp van aardgas af Nagele is een van de proeftuinprojecten. Hier wordt de techniek van een lokaal warmtenet met warmteopslag onder de grond ingezet. 12

²

Stuurma

C. van Eesterenlaan

Van lokaal duurzaam opgewekt naar de energietransitie in de wijk. We zijn bezig om Energie+ te herpositioneren, zoals dat heet. Aanjagen van lokaal opgewekte duurzame energie, het delen van kennis daarover en vertellen dat het wél kan. Dat was lange tijd de missie van Energie+. In dit nummer is te lezen dat Nederland inmiddels bijna vijfhonderd energiecoöperaties telt. Dat is een bijzonder groot aantal en het laat eens te meer zien dat het inderdaad wél kan. Inmiddels staan we voor een enorme gezamenlijke opgave in wijken van steden en in dorpen. Om niet alleen duurzame energie op te wekken, maar om ook van het aardgas af te gaan. We willen met Energie+ aansluiten bij die uitdaging. Vrijwel iedere gemeente in het land is momenteel bezig plannen te maken om over te stappen op alternatieven voor aardgas. Maar hoe dat precies moet? Wat de beste techniek voor die specifieke wijk of dat kleine dorp is? Wat dat financieel gaat betekenen en hoe betrokkenen tot een gedragen plan voor hun wijk of dorp komen? Er is behoefte om daarover kennis te delen én om te laten zien dat het wél kan. We nemen de wijk (of het dorp) als uitgangspunt. Daar zijn professionals en bewoners immers bezig om de energietransitie vorm te geven. Energie+ wil als platform een bijdrage leveren aan die praktijk. En daarbij blijven we natuurlijk ruimte bieden aan achtergrondartikelen over energie en warmte. Tegelijkertijd willen we, zoals het een platform betaamt, het netwerk - u dus - meer betrekken bij Energie+. Ideeën, verhalen of vragen over de energietransitie? We horen ze graag.

Aardgasvrije wijken

Feike de

Boerlaa

nkade

n

Borneoka

de

Legend Optimal roof (21952 m2 ≈ 4100 MWh) Acceptable roof (4278 m2 ≈ 600 MWh) Unsuitable roof (20297 m2 ) 0

25

50

100 Meters

Balanceren met schone energie De momenten dat we de meeste energie gebruiken komt vaak niet overeen met de momenten dat de meeste duurzame energie wordt opgewekt. Hoe brengen we dit in balans? 18

Esri Nederland, © aerodata, Geocart, powered by CycloMedia

De potentie van warmtelevering Hoeveel warmteaansluitingen kunnen rendabel worden gerealiseerd tot 2030?

22

Column 3 Interview 14 Circulaire economie komt op gang 24 Opinie 28 Lezersservice 31

2 Energie+ nr 1 maart 2019

12.Voorwoord.indd 2

08-03-19 10:13


column

colofon

De echte klimaatspijbelaars Op 7 februari demonstreerden vijftienduizend middelbare scholieren met hun klimaatmars. Omdat ik in het gelukkige bezit ben van twee tieners en een student, en omdat ik wel nieuwsgierig was, mocht ik bij de demonstratie aanwezig zijn. Ik liep achter een bord met de toch wat eigenaardige leus ‘CO 2 weg ermee’. Het riep herinneringen op aan de laatste demonstratie waar ik bij was, in de jaren tachtig tegen kernwapens. Ik was toen zelf scholier. ‘Ban de bom’. Ik vind de maatschappelijke betrokkenheid van de huidige scholieren niet alleen indrukwekkend maar ook zeer terecht. Daarom wil ik – alleen al om ervoor te zorgen dat de dag waarop scholieren ‘CO 2 weg ermee’ riepen, iedereen bij blijft - de klimaatmars nog even onder de aandacht brengen. En waar we over tien jaar op terug moeten komen. De kern van de betekenis van de demonstratie is volgens mij dat dat de scholieren ergens doorheen geprikt hebben. Namelijk door het geloof in doelstellingen, stippen op de horizon, routekaarten, transitiescenario’s, klimaatambassadeurs en energiestrategieën. Mijn ervaring, en voor u is het ongetwijfeld niet anders, is dat tieners weliswaar nog niet deskundig zijn, maar wel feilloos aanvoelen wat er wel en niet gemeend is. Welke belofte wel of niet ingevuld wordt. Wanneer een volwassene staat voor wat hij/zij zegt of je iets op de mouw probeert te spelden. Om er vanaf te zijn, omdat dat uitkomt, omdat het zijn/haar tijd wel zal duren. Of het nu een ouder is die meer zakgeld in het vooruitzicht stelt,

een leraar die nu echt de test gaat nakijken, of de premier die zegt dat hij 49, nee 55% ‘CO 2 weg ermee’ wil realiseren. Die tieners zijn wat vroeg met hun scepsis, maar ze hebben wel gewoon gelijk. Wie kijkt er nog terug naar de doelstellingen die we hadden voor het jaar 2000, of nog niet zo lang geleden, voor 2010? Die doelstellingen formuleer je als ze veilig ver weg zijn. Om vervolgens, als de het jaar dat de doelstellingen gehaald moeten worden steeds dichterbij komt, de actuele omstandigheden aan te grijpen voor een koerswijziging. Of te procederen tegen het onrecht dat je wordt aangedaan, indien je ook nog eens gehouden wordt aan die doelen (klimaatzaak). Als er een groep belanghebbenden is ten aanzien van het klimaat, dan is het natuurlijk de jeugd. Ik vrees dat deze groep op 7 februari 2029 te vinden zal zijn op het Malieveld. Maar ik hoop het niet. Ik hoop dat ze werken aan de invulling van de klimaatdoelstellingen, bij de universiteit, bij Shell, in de politiek, bij Volkswagen, bij een installateur, bij de energiecoöperatie. En dat perspectief moeten wij – de echte klimaatspijbelaars – hen bieden. Een doelstelling heeft alleen zin als je bereid bent hiernaar te handelen, om de koers fundamenteel en zichtbaar te wijzigen. Anders kun je beter je mond houden en in de hoek gaan staan.

Redactie en productie Joost Zonneveld, Yvette Vierhout energieplus@aeneas.nl Community Manager Martine van Harten, m.vanharten@aeneas.nl Media-advies Stefan Terpstra s.terpstra@aeneas.nl Aan dit nummer werkten mee: Aukje van Bezeij, Rob van den Broeke, Jan-Coen van Elburg, Erik Hardeman, Maikel Kishna, Hugo Niesing, Trudy Rood, Frans Rooijers, Matthijs Uyterlinde, Anne-Jo Visser, Jan Willem Zwang, Uitgave Aeneas Media, Veemarktkade 8, Ruimte 4121, 5222 AE ’s-Hertogenbosch www.aeneas.nl, 073-2051010 Lezersservice lezersservice@aeneas.nl, T 073-2051020 www.energieplus.nl Vormgeving en productie Inpladi bv, Cuijk Lidmaatschappen in 2019 Jaarlidmaatschap vakblad + online !125,Jaarlidmaatschap online !107,Studentenlidmaatschap (vakblad + online) !31,25 Studentenlidmaatschap (online) !26,75 Losse editie: !15 (pdf/print) Alle prijzen zijn exclusief btw. Buiten Nederland geldt een toeslag voor extra porto. Abonnementen lopen per jaar en kunnen elk gewenst moment ingaan. Opzeggen moet altijd schriftelijk gebeuren, uiterlijk twee maanden voor de vervaldatum. ISSN 1871-9627 Voorwaarden © Aeneas Media 2019. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. De algemene publicatievoorwaarden van de uitgever worden verondersteld bij de auteur bekend te zijn en zijn op aanvraag beschikbaar. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Energie+ niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.

Jan-Coen van Elburg is werkzaam bij Rebel en schrijft deze column op persoonlijke titel.

nr 1 maart 2019 Energie+ 3

Column en Colofon.indd 3

08-03-19 10:14


aardgasvrij

Aardgasvrije wijken:

op weg naar integrale wijkvernieuwing? Rutte III wil deze kabinetsperiode vijftigduizend bestaande woningen aardgasvrij maken. De burger is bezorgd over gedoe en hoge kosten. In veel gevallen stuurt de gemeente van bovenaf, maar er zijn ook wijken waar de burger het initiatief neemt. Soms draait het maar om één doel: zo snel mogelijk van het aardgas af. In andere wijken wordt breder ingezet op een meer toekomstbestendige woonomgeving. Anne-Jo Visser, gemeente Utrecht en Matthijs Uyterlinde, Platform31

N

u we vaart gaan maken met de energietransitie keert de wijkaanpak terug op de beleidsagenda. In zeker een derde van de zevenentwintig wijken die najaar 2018 door het Rijk zijn aangewezen als proeftuin aardgasvrij, is de energietransitie niet de enige opgave. In sommige wijken kampen bewoners met sociaaleconomische achterstanden (armoede, schulden, werkloosheid) of gezondheidsproblemen (eenzaamheid, verslaving, ongezonde leefstijlen). De openbare ruimte is sleets en de woningvoorraad deels verouderd. Ook spelen soms problemen met de leefbaarheid en veiligheid. We spraken met de trekkers in vier proeftuinenwijken die een Rijksbijdrage ontvangen van het Programma Aardgasvrije Wijken. Hoe kijken zij aan tegen sturing van de aanpak en

de breedte van de opgave? In drie wijken ligt het initiatief bij de gemeente en haar partners: de Utrechtse wijk Overvecht-Noord, het Groningse Selwerd en Zwanenveld in Nijmegen. Hier spelen meer vraagstukken dan enkel het aardgasvrij maken van woningen. In de Benedenbuurt in Wageningen vervullen bewoners juist een centrale rol.

Lange beleidstraditie Nederland kent een lange beleidstraditie van wijkvernieuwing, die teruggaat tot halverwege de vorige eeuw. Na de wederopbouw werd eind jaren zestig de stadsvernieuwing ingezet om de verkrotting van de binnensteden een halt toe te roepen. Midden jaren negentig kwamen de naoorlogse wijken aan de beurt. Sociale huurwoningen werden op grote schaal vervangen door huur- en koop-

woningen, met als doel meer gemengde woonmilieus te creëren. De stedelijke vernieuwing (1995-2015) was niet alleen ingegeven door de constatering dat deze wijken verloederden. Ook de bodemsaneringsopgave zorgde voor kansen om investeringen te combineren. Van een fysiek gedreven vernieuwingsoperatie, verbreedde de stedelijke vernieuwing zich tot een integrale sociaal-fysieke aanpak van wonen, woonomgeving en bewoners. Gaandeweg groeide het besef dat investeren in mensen nodig was om kwetsbare wijken naar een hoger niveau te tillen. In 2007 selecteerde het Rijk veertig wijken die – met een integrale inzet op wonen, werken, leren en opgroeien, veiligheid en integratie – in tien jaar moesten uitgroeien tot ‘krachtwijken’.

4 Energie+ nr 1 maart 2019

6. Aardgasvrije wijken.indd 4

08-03-19 10:16


Zwanenveld Nijmegen Zwanenveld is een woonerfwijk met bijna 5.000 woningen, grenzend aan het stadsdeelwinkelcentrum Dukenburg. De gemeente werkt aan plannen voor aansluiting op een warmtenet met restwarmte van de nabijgelegen afvalverbrandingscentrale. Sociaal is Zwanenveld een kwetsbare buurt. Begin 2019 startte het programma Leefbaar Zwanenveld, waarin gemeente, corporaties en politie de komende twee jaar extra inzet leveren. De warmtetransitie zoekt samenwerking en afstemming met Leefbaar Zwanenveld.

maar gemeenten kunnen dat wel volgens de stedelijke vernieuwingsmethode aanpakken. Dus werk met werk maken. Het Rijk wil dit graag samen met gemeenten ontdekken.”

Integraal is ingewikkeld

Warmtenetten worden aangelegd in Amsterdam-Noord., bron: Jorrit Lousberg in opdracht van Nuon

Onder druk van de economische crisis en een andere politieke wind, is het krachtwijkenbeleid in 2012 vroegtijdig stopgezet. Toen in 2014 ook het doek viel voor het Investeringsbudget Stedelijke vernieuwing (ISV), moest de wijkaanpak zichzelf opnieuw uitvinden. Maar in veel gemeenten belandde de aandacht voor kwetsbare wijken op een zijspoor. In het merendeel van de buurten die deze eeuw benoemd zijn als kwetsbaar of problematisch, stagneert vanaf 2012 de ontwikkeling van de leefbaarheid, blijkt uit onderzoeken van Platform31 en Rigo.

Wijkaanpak terug van weggeweest? In theorie biedt de transitie naar aardgasvrij grote kansen om – net als pakweg twintig jaar geleden – integraal aan de slag te gaan. Om

van het aardgas los te komen gaan gemeenten en samenwerkende partijen immers in gesprek met bewoners. En ze gaan gebiedsgericht investeren in infrastructuur, in de gebouwde omgeving en in de openbare ruimte. Koppelkansen liggen voor het grijpen, zodat wijken niet alleen duurzamer, maar ook leefbaarder en veiliger worden. Alleen vraagt dit van alle partijen om verder te kijken dan hun eigen sectorale doelstellingen. Dat ziet ook Jos van Dalen, kwartiermaker en aanjager van het interbestuurlijk programma aardgasvrije wijken: “Gemeenten hebben jarenlang een infrastructuur opgebouwd voor de wijkaanpak. Maar kennelijk is het toch complex wanneer ook andere thema’s, zoals groen of de veiligheid om aandacht vragen. Het sectorale doel van het Rijk is aardgasvrij,

Een integrale benadering is al snel duurder, ingewikkelder en tijdrovender dan een technische operatie, legt Martin Klooster, projectleider wijkgerichte energie-aanpak in het Groningse Selwerd uit: “Het koppelen van de energietransitie aan andere opgaven is natuurlijk een kans voor open doel. Als je de straat openmaakt voor de aanleg van een warmtenet, kun je gelijk maatregelen nemen voor klimaatadaptatie, betere verkeersroutes en een mooiere openbare ruimte. Zodat bewoners elkaar makkelijker ontmoeten, meer bewegen en kinderen fijner kunnen spelen. Dat pakken we in Selwerd samen met bewoners op. Het gevaar is alleen dat je zoveel gaat koppelen en stapelen dat niemand het meer snapt.” Niet alleen bij gemeenten sloeg na de stedelijke vernieuwing de verkokering toe. Ook bij het Rijk is er geen integrale blik meer op de wijk. Van Dalen: “De kunst is, ook bij het Rijk, schotten weg te krijgen en per wijk te kijken wat de totale opgave is. Ook voor wethouders onderwijs, werk & inkomen en werkgelegenheid biedt deze transitie grote kansen. Dit is de tijd om van elkaar te leren en uit te vinden wat werkt. Want – zoals de Utrechtse wethouder Lot van Hooijdonk het formuleerde tijdens de onderhandelingen voor het Klimaatakkoord – op een gegeven moment moeten we opschalen. We kunnen niet bij alle 8 miljoen woningen aanbellen.” nr 1 maart 2019 Energie+ 5

6. Aardgasvrije wijken.indd 5

08-03-19 10:16


aardgasvrij

Benedenbuurt Wageningen Sinds 2016 zoeken bewoners van de Benedenbuurt samen met de Gemeente en de Woningstichting naar alternatieven voor aardgas. Men onderzoekt of en hoe een collectief warmtenet gerealiseerd kan worden. In de Benedenbuurt zijn 490 woningen uit de jaren 40-50, waarvan 170 sociale huur, 220 koop en 108 appartementen verenigd in 18 VVE’s. Aanleiding is dat riool, bestrating en aardgasnet aan vervanging toe waren. De bewoners hebben diverse onderzoeken gedaan naar duurzame bronnen van een warmtenet en betaalbare oplossingen voor bewoners.

Waarom wij? Juist in wijken waar veel bewoners rond het bestaansminimum leven, en waar de leefbaarheid en veiligheid te wensen overlaten, kan het investeren in het leefklimaat helpen om draagvlak te winnen onder bewoners. Dat bewoners argwanend kunnen staan tegenover de transitie naar aardgasvrij, ondervond de gemeente Utrecht. Eind 2017 ging men aan de slag in één van de meest kwetsbare wijken. Wethouder Van Hooijdonk: “Wij zijn gestart in OvervechtNoord. De corporaties hebben daar een groot renovatieprogramma, we waren al bezig met een sociaal en veiligheidsprogramma en de aardgasleidingen zijn aan vervanging toe. Bewoners snappen best dat we van het gas af moeten, daarover is eigenlijk nooit discussie. De vraag die ze ons wel stellen is: waarom wij? En waarom hier? Daarom hebben we als gemeente afgesproken dat de transitie naar duurzame energie alleen kan slagen als het haalbaar en betaalbaar is voor alle Utrechters.” Tom Beek, projectleider warmtetransitie voor de Nijmeegse wijk Zwanenveld, vertelt dat er recent veel negatieve media-aandacht was over de aanleg van het bestaande warmtenet. Aanleiding is een rapport waarin de Nijmeegse rekenkamer kritische kanttekeningen plaatst bij de besluitvorming in 2012. Omdat in Zwanenveld het vertrouwen in de overheid toch al laag is, vindt Beek het belangrijk om te investeren in vertrouwen. “Vanuit het programma Leefbaar Zwanenveld is al veel contact met actieve bewoners. Wij willen daar zoveel mogelijk bij aansluiten, zodat we samen een plan voor de buurt kunnen maken.” Koppelkansen in Zwanenveld

Fietsers in Overvecht, Utrecht. Fotograaf: Renzo Gerritsen

liggen volgens Beek onder meer in een gezamenlijke aanpak van de openbare ruimte, want ook de riolering is aan vervanging toe en veel bewoners hebben last van zwerfvuil. Een kwart van de bewoners vindt de buurt achteruitgaan.

Reis door de wijk Tegelijkertijd beseft Beek dat zich misschien geen grote groep bewoners meldt om actief mee te denken. “Dan is het nodig dat we bewoners straks een duidelijk, aantrekkelijk aanbod kunnen doen. We moeten vooral laten zien in welk opzicht mensen erop vooruitgaan. Aardgasvrij moet niet als een hindernis worden ervaren, maar als kans op verbetering.” Dit onderschrijft wethouder Van Hooijdonk: “In veel deelbuurten van Overvecht-Noord zien we dat bewoners graag ontzorgd willen worden. Zij wachten op een aanbod. Maar er speelt in deze wijk veel meer. Daarom verkennen wij als gemeente of we de aanpak voor de bewoners integraal kunnen doen in een nieuw programma Samen Overvecht. Gericht op veiligheid, sociale vraagstukken, meer werkgelegenheid, meer menging van woningen, maar ook aardgasvrije woningen.”

Zeggenschap In de Wageningse Benedenbuurt was de transitie naar duurzame warmte een drijfveer voor bewoners om samen aan de slag te gaan. Initiatiefnemer Wanka Lelieveld kwam in 2016 in de Benedenbuurt wonen en raakte meteen betrokken bij het Klimaatstraatfeest. Binnen zes weken leerde hij iedereen in zijn straat kennen. Toen hij ontdekte dat de gemeente het riool moet gaan vervangen, bedacht hij dat dit misschien te combineren is met een duurzame warmtevoorziening. Na een aantal buurtavonden volgde een haalbaarheidsonderzoek. In 2018 is de coöperatie Warmtenet Oost Wageningen opgericht, waarmee bewoners hun eigen warmtenet willen organiseren en exploiteren. Lelieveld, die inmiddels door de gemeente is aangesteld projectleider: “Wij willen graag zeggenschap en keuze over

Selwerd Groningen ‘Alles wat we doen in Selwerd draagt bij aan de gezondheid en het welbevinden van de bewoners’, luidt de gezamenlijk geformuleerde ambitie voor de wijkvernieuwing. Omdat Selwerd - een stempelwijk uit de jaren zestig met ruim 4.000 woningen - sociaal kwetsbaar is en de

Ook Jos van Dalen benadrukt dat gemeenten een gedegen analyse van wijken moeten maken en bewoners goed moeten betrekken bij de aanpak. “Je moet een reis door de wijk maken. Wie wonen er, wat is het inkomen, hoe is de sociale cohesie, de kwaliteit van het groen en de woningvoorraad? Welke andere issues spelen er? Vervolgens kun je bepalen wat voor aanpak nodig is.”

woningvoorraad en de openbare ruimte verouderd zijn, startte de gemeente met wijkvernieuwing, waarbij Selwerd ook van het gas af gaat. Over tien jaar is het energiegebruik in woningen gehalveerd en vergroend, zijn de woonlastenniet gestegen en hoef je de wijk niet uit als je op zoek bent naar een betere woning.

6 Energie+ nr 1 maart 2019

6. Aardgasvrije wijken.indd 6

08-03-19 10:16


Overvecht-Noord Utrecht Eind 2017 kondigden de gemeente Utrecht, netbeheerder Stedin, warmtebedrijf Eneco, corporaties Mitros, Portaal en Bo-Ex en bewonerscoöperatie Energie-U aan te onderzoeken of Overvecht-Noord in 2030 aardgasvrij kan zijn. Aanleiding was het grootschalige renovatieprogramma van corporaties, de vervangingsopgave van aardgasleidingen en het lopende sociaaleconomische programma. In Overvecht-Noord staan ruim 8.200 woningen, waarvan 4.300 woningen al stadsverwarming hebben. De lastigste opgave ligt bij de 1.200 koopwoninWarmtepomp, bron: Joeke-Remkus de Vries

welke duurzame bron onze woningen straks gaat verwarmen. Ook omdat het goed is voor de waardeontwikkeling van onze woningen.” Voor het indienen van de proeftuinaanvraag gingen bewoners langs de deuren met een intentieverklaring. Maar liefst vierenveertig procent tekende het document. Toch maakt ook Lelieveld zich zorgen over draagvlak: “Met nieuwsbrieven en buurtavonden bereik je ongeveer de helft van de mensen.” De bewoners zetten onder meer in op storytelling: “Een kind uit de wijk gaat bijvoorbeeld de oudste bewoner interviewen over hoe zij in 1948 in de wijk kwam wonen toen men nog op steenkool stookte. Hoe zij toen de transitie van kolen naar gas meemaakte en nu naar duurzame bronnen. En we gaan workshops zonnekoken houden. Mensen moeten het kunnen zien en voelen.” In de Benedenbuurt spelen geen andere grote knelpunten. “Ik denk dat hondenpoep ons grootste probleem is” zegt Lelieveld lachend.

Drie typen wijken De rondgang langs vier wijken laat zien dat er geen uniforme procesregie is. In sommige wijken zeggen bewoners: wij kunnen het niet betalen en wij willen het ook niet. Dat vraagt iets anders van gemeenten, dan in wijken waar bewoners meer te besteden hebben en positiever tegenover aardgasvrij staan. Grofweg zien wij drie typen wijken, die elk om een andere benadering vragen. Ten eerste wijken die we kennen uit ‘oude lijstjes’ van Krachtwijken, GSB-wijken of ISVwijken. Wijken waar vaak meer dan vijf grote maatschappelijke vraagstukken spelen en waar de energietransitie onderdeel is van een

bredere aanpak. Doorgaans is het merendeel van de woningen corporatiebezit. Bij bewoners van deze wijken staat het aardgasvrij maken van hun woning niet in de top drie van urgente vraagstukken. De kans dat bewoners van deze wijken zelf initiatief nemen is minder groot. Daarom is gemeentelijke sturing nodig. Essentieel is wel dat de gemeente in interactie met bewoners tot een aanpak komt. Door met hen in gesprek te gaan en hun dromen en wensen op te halen, wordt duidelijk op welke fronten winst te behalen is, wat bewoners belangrijk vinden en waarvoor ze zich willen inzetten. Met een brede aanpak van wijkverbetering kan meerwaarde worden gecreëerd voor bewoners, en kunnen in de toekomst hopelijk maatschappelijke kosten worden bespaard. Ten tweede zijn er wijken waar minder pregnante vraagstukken spelen. Ook hier komt het aan op een goede en brede analyse van de wijk en de bewoners, zodat bepaald kan worden een verbinding kan worden gelegd met andere opgaven. En of de nadelen van integraal werken opwegen tegen de voordelen, zoals meer draagvlak en het beter aansluiten bij de logica en urgentie van bewoners omdat ook de woonomgeving wordt opgeknapt. In het derde type wijken staat een groter deel van de bewoners positief tegenover de energietransitie en beschikken veel bewoners ook over de nodige hulpbronnen. Hier liggen vooral kansen in het slim koppelen van technische uitvoeringsvraagstukken, zoals ingrepen in riool, water en warmte-infrastructuur. Vooral in de laatste twee typen wijken ligt het voor de hand dat bewonersgroepen een trek-

gen die nog op aardgas aangesloten zijn.

kende rol spelen, zoals in de Benedenbuurt in Wageningen. Daar zijn best persons zoals Wanka Lelieveld in staat om samen met buurtgenoten een zorgvuldig proces op te tuigen. Gemeenten staan dan voor de taak om deze initiatieven te ondersteunen en waar nodig te professionaliseren. Afhankelijk van de lokale situatie, moeten gemeenten bepalen welke regierol nodig is. Uiteindelijk moeten partijen toewerken naar een betere wijk: dat komt het draagvlak en de acceptatie van aardgasvrij ten goede.

Neem je tijd De trekkers in deze vier proeftuinen waarschuwen voor te hoge verwachtingen. De transitie is razend ingewikkeld, ook omdat nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan die nog op elkaar ingespeeld moeten raken. Martin Klooster is blij met de steun van het Rijk voor de aanpak in Selwerd, maar hij benadrukt dat veel knelpunten nog vragen om een oplossing: “Als gemeente willen wij heel graag, maar goede wil en subsidies voor de onrendabele top zijn niet genoeg. De techniek moet goedkoper worden, en faciliterende weten regelgeving én geld van bovenaf zijn hard nodig.” Vooral over de particuliere voorraad maakt Klooster zich zorgen. Jos van Dalen, die als kwartiermaker de transitie moet aanjagen, vindt dat gemeenten niet overhaast te werk moeten gaan: “Vooral bij steden met relatief groene colleges zie ik veel haast. Gaan we niet te snel? Het hoeft niet morgen af. Het gaat ook nog even duren voordat alles randvoorwaardelijk is geregeld. We moeten de energietransitie in wijken stap voor stap aanpakken. Dus gemeenten, neem je tijd.” nr 1 maart 2019 Energie+ 7

6. Aardgasvrije wijken.indd 7

08-03-19 10:16


Gelders Energieakkoord

De Wijk van de Toekomst li Zonneparken, windmolens, warmtenetten, de alternatieven voor het gebruik van aardgas zijn niet van de voorpagina’s weg te slaan. Ook in de provincie Gelderland staat de energietransitie met stip bovenaan op de prioriteitenlijstjes. Half februari presenteerde het Gelders Energieakkoord een tussenbalans. ‘Er zijn nog genoeg beren op de weg, maar de ambitie is groot en de spirit is goed.’ Erik Hardeman

I

n Loenen op de Veluwe wordt in De Middelste Molen al sinds 1622 gebruik gemaakt van waterkracht als energiebron voor de papierfabricage. De molen is echter maar een beperkt deel van de week voor dat doel in bedrijf, waardoor tot voor kort ruim zevenduizend uur waterkracht per jaar onbenut bleef. Zonde vond een groep milieubewuste inwoners van Loenen. Verenigd in de Stichting Loenen Energie Neutraal (LEN) vroegen zij de eigenaar in 2014 of zij de molen de rest van de tijd mochten gebruiken voor het opwekken van energie. En met succes. Met steun van de Duurzame Energiecoöperatie Apeldoorn

installeerden zij een generator die voldoende stroom levert om te voorzien in de dagelijkse energiebehoefte van zes huishoudens. Dat de stichting de generator kon financieren was te danken aan de overwinning die Loenen in 2013 had behaald in de door de gemeente Apeldoorn uitgeschreven wedstrijd ‘Energieke Dorpen’ voor alle dorpen in de omgeving. De opdracht was om een plan te bedenken om het dorp op termijn energieneutraal te maken. In Loenen nam een team van bewoners, ondernemers en de woningcorporatie de handschoen op en kwam met een plan voor

een plaatselijk Energiefonds. Dat is een revolverend fonds dat ervoor zorgt dat het rendement van een investering terugvloeit in het fonds, zodat er weer ruimte komt voor nieuwe projecten op het gebied van verduurzaming. Vooral het feit dat het initiatief van onderop kwam, van actieve inwoners van Loenen, bezorgde het dorp de overwinning. Die zege leverde de stichting behalve de eer ook een bedrag van tweehonderdduizend euro op. De Europese Unie had dit geld beschikbaar gesteld voor de winnaar in het kader van het Academy of Champions for Energy initiatief voor het opwekken van hernieuwbare energie. Met dat geld is inmiddels een groot aantal projecten op het gebied van duurzaamheid uitgevoerd. Het wekt dan ook geen verbazing dat Loenen voor de provincie Gelderland een paradepaardje is in het streven naar een aardgasvrije toekomst. Om die reden ging het dorp in 2017 deel uitmaken van het programma ‘Wijk van de Toekomst’, een provinciebreed stimuleringsprogramma voor dorpen en wijken in de provincie die voorop lopen in de energietransitie.

8 Energie+ nr 1 maart 2019

13. valentijn gea - provincie gelderland.indd 8

08-03-19 10:17


De Middelste Molen is een ambachtelijke papierfabriek, waar al vanaf 1622 met zeer oude machines papier wordt gemaakt. Fotograaf: Cees Schneiders

st ligt in Gelderland Energieneutraal Naast Loenen maken nog elf dorpen en wijken deel uit van dit programma, maar als het aan de provincie ligt, gaat dit aantal binnen afzienbare tijd stijgen naar veertig, want Gelderland heeft op het gebied van duurzaamheid grootse plannen. Vorig jaar spraken Provinciale Staten de ambitie uit om in 2050 honderd procent klimaat- en energieneutraal te zijn, met als tussendoel een emissiereductie van vijfenvijftig procent in 2030. En dan te bedenken dat duurzaamheid pas vier jaar geleden in Provinciale Staten echt een serieus onderwerp van gesprek werd, zegt Josan Meijers, gedeputeerde Ruimte en Wonen en een van de aanjagers van de Gelderse ambities. “Wij hebben in 2015 alle Gelderse woningcorporaties benaderd met de mededeling dat wij bereid waren tot een flinke investering, als zij serieus werk zouden maken van de verduurzaming van hun woningbezit. Zij vroegen om zeventig miljoen euro, een fors bedrag, maar we hebben dat toch toegezegd op voorwaarde dat de corporaties tienduizend woningen zouden verduurzamen door middel van isolatie en

zonnepanelen. Ook moesten zij toezeggen dat de huur van die woningen daarna niet omhoog zou gaan en dat leerlingen van het VMBO bij de uitvoering betrokken zouden worden. Ik wilde dat ook het onderwijs van ons geld zou profiteren. De afspraak werd een succes, want dankzij de financiële injectie lukte het de corporaties om de afgelopen jaren zelfs duizend woningen extra aan te pakken.” Toch was dit nog maar een eerste stap, want om de ambitieuze doelstelling van vijfenvijftig procent aardgasvrij in 2030 te bewerkstelligen, is veel meer geld nodig, besefte de provincie. Daarom reserveerde Provinciale Staten vorig jaar liefst driehonderdzestig miljoen euro, een bedrag dat de komende twaalf jaar stapsgewijs aan verduurzamingsprojecten zal worden uitgegeven. Meijers: “We zijn natuurlijk in de gelukkige omstandigheid dat we kapitaal hebben uit de NUON-gelden, maar ook dat geld kun je maar één keer uitgeven. Dat we dat voor dit doel hebben gereserveerd, zegt denk ik genoeg over onze ambitie. Ik ken geen andere provincie die nu al meerjarig een zo omvangrijk bedrag voor de energietransitie heeft gereserveerd.”

Taai probleem Zoals gezegd streeft Gelderland ernaar om in 2050 volledig aardgasvrij te zijn, maar voor heel wat betrokkenen is het maar zeer de vraag of dat wel een haalbare kaart is. Dat die vraag niet simpel met een eenduidig ‘ja’ kan worden beantwoord, bleek op 14 februari tijdens de door het Gelders Energieakkoord georganiseerde ‘Agenda voor Valentijn’. Meer dan honderd vertegenwoordigers van gemeenten, woningcorporaties en bedrijven uit de bouw- en de energiesector bogen zich in het Arnhemse Provinciehuis een dag lang over tal van vraagstukken die met de energietransitie samenhangen. Dat er sprake is van een taai probleem bleek al meteen bij de aftrap van de dag, toen de zaal werd gevraagd om te stemmen over de vraag of Gelderland al in 2030, in 2050 of wellicht helemaal nooit volledig van het aardgas af zal zijn. Ondanks het positivisme dat het provinciehuis de hele dag in zijn greep had, kozen toch bijna drie op de tien aanwezigen voor deze laatste optie. En getuige de discussies verder op de dag was dat ook niet vernr 1 maart 2019 Energie+ 9

13. valentijn gea - provincie gelderland.indd 9

08-03-19 10:17


Gelders Energieakkoord

wonderlijk, want hindernissen zijn er genoeg op de lange weg naar een aardgasvrije provincie. Waar die hindernissen uit bestaan werd duidelijk uit het antwoord op de vraag wat de zaal als grootste knelpunt voor een succesvolle energietransitie beschouwde. Met grote meerderheid kozen de aanwezigen voor ‘betaalbaarheid’ en ‘draagvlak creëren’. In een discussiegroep over de vraag ‘Hoe combineren we de aanpak van huur- en koopwoningen?’ lieten de deelnemers er geen misverstand over bestaan dat vooral huiseigenaren met weinig eigen vermogen wel eens een belangrijk struikelblok voor een succesvolle energietransitie zouden kunnen vormen. “Ik herinner me een isolatieproject in de Achterhoek waar wij voor een woningcorporatie werkten die op een paar huizen na een hele straat in bezit had”, vertelde een medewerker van een bouwbedrijf. “We hebben uiteraard ook de particuliere eigenaren in die straat benaderd, maar niemand wilde meedoen. Ze

hadden allemaal een neefje die het ook wel en veel goedkoper kon. Toen puntje bij paaltje kwam, deden ze trouwens helemaal niets omdat het toch wel erg duur zou worden. We zullen dus een aanpak moeten bedenken waarmee we ook eigenaren die weinig of geen geld hebben, perspectief kunnen bieden.” Dat is mogelijk, meenden verschillende sprekers, op voorwaarde dat we de moed hebben om een aantal heilige huisjes omver te schoppen. ”Wil je huiseigenaren een betaalbaar aanbod kunnen doen, dan kun je de energietransitie niet op individueel huisniveau regelen, dan moet je kiezen voor één collectieve voorziening voor een groter geheel, een straat of zelfs een buurt of een wijk. Dat kan een warmtenet zijn voor een hele wijk of warmtekracht-koppeling of geothermie. Maar waar je ook voor kiest, op een gegeven moment moeten mensen een onweerstaanbaar goed, maar ook een onvermijdelijk aanbod krijgen, een soort ultimatum: uw wijk wordt over x jaar uit-

gefaseerd wat betreft aardgas, dus u heeft geen keus, u moet mee. Maar dat kan ook, want je kunt door zo te werken echt enorme schaalvoordelen boeken, waardoor de kosten beheersbaar blijven.” Daarvan was echter niet iedereen overtuigd, zo bleek uit een interventie van een van de deelnemers aan de discussie. “Zo’n onweerstaanbaar goed aanbod is alleen mogelijk als de overheid de zaak aanjaagt met gigantische subsidies. Maar dat subsidiegeld is er niet, want dat moet naar de zorg of naar de leraren. Het is daarom beter om het over een heel andere boeg te gooien. In ons nobele streven om het klimaat te redden zijn we bezig om de lat veel te hoog te leggen. Als we er niet langer naar zouden streven om huizen volledig aardgasvrij te maken, maar in plaats daarvan genoegen zouden nemen met het reduceren van het gebruik van fossiele brandstoffen door middel van hybride systemen, dan zou dat een veel betere oplossing zijn. Je kunt je huis dan een groot deel van het jaar met een warmtepomp verwarmen en valt alleen in heel koude periodes terug op aardgas. De hele operatie wordt zo een stuk betaalbaarder en bovendien heb je over tien jaar gegarandeerd resultaat in plaats van dat je maar blijft praten over de superideale oplossing. Bovendien blijft de markt innoveren zodat je mogelijk over tien jaar wel zonder hoge kosten de laatste stap kunt zetten.”

Wijkgerichte aanpak

Fotograaf Martine van Harten

Voor Peter Drenth, Gelders gedeputeerde met onder meer de energietransitie in zijn portefeuille, is die laatste oplossing zeker geen taboe. “We hebben als provincie weliswaar een stevige ambitie uitgesproken voor 2050, maar het allerbelangrijkste is om gewoon te beginnen. Ik zie ook wel dat het heel ingewikkeld zal worden om in 2050 volledig CO2-neutraal te zijn, maar daar hoeven we ons nu nog geen zorgen over te maken. Laten we op dit moment haalbare en betaalbare stappen zetten om in ieder geval de vijfenvijftig procent reductie in 2030 te halen. Dan zien we daarna wel verder.” Net als zijn collega Meijers verwacht ook Drenth veel van de in Gelderland gekozen wijkgerichte aanpak. “Wij zetten sterk in op de betrokkenheid van zoveel mogelijk groepen en organisaties. Vandaar dat wij vier jaar geleden onze volle steun hebben gegeven aan het initiatief van de Gelderse Natuuren Milieufederatie voor een provinciebreed

10 Energie+ nr 1 maart 2019

13. valentijn gea - provincie gelderland.indd 10

08-03-19 10:17


platform. Dit Gelders Energieakkoord (GEA) telt nu meer dan tweehonderd deelnemers, met naast de provincie en eenenvijftig gemeenten ook bedrijven, onderwijsinstellingen, woningcorporaties, energiebedrijven en bewonersorganisaties.” Een belangrijk initiatief van het GEA was volgens Drenth het opzetten van het programma ‘Wijk van de Toekomst’ met als deelnemers twaalf wijken en dorpen die voorop lopen in het streven om hun wijk of dorp aardgasvrij te maken. “De provincie heeft twee miljoen euro beschikbaar gesteld voor procesbegeleiding in die dorpen en wijken. Doordat de procesbegeleiders in een community of practice kennis en ervaringen uitwisselen en samen knelpunten aanpakken, is bovendien sprake van een lerend netwerk waarvan toekomstige wijken van de toekomst kunnen profiteren. Welke oplossing voor de energietransitie een wijk of dorp kiest, bepalen de bewoners overigens volledig zelf. Wij bieden een helpende hand, maar wij hebben als provincie geen enkele behoefte om voor te schrijven hoe het moet. Ons motto is: Kies dingen die bij jouw woonomgeving passen, als je de doelstelling maar haalt.” Behalve voor concrete maatregelen heeft het label Wijk van de Toekomst ook gezorgd voor extra elan bij bewoners, aldus Drenth. “Ik merk dat zij trots zijn als hun wijk of dorp die titel krijgt en dat zij er dan extra de schouders onder zetten. En het zorgt ook voor publiciteit. In de Benedenbuurt in Wageningen, waar zo’n vierhonderd bewoners samen plannen maken voor de aanleg van een kleinschalig warmtenet, is koning Willem-Alexander zelfs op bezoek geweest. Dat stimuleert bewoners en dat is belangrijk, want bezig zijn met het aardgasvrij maken van je woonomgeving moet ook gewoon leuk zijn.”

Vloerisolatie De Zilverkamp in Huissen, een dorp in de gemeente Lingewaard, werd een Wijk van de Toekomst dankzij het Wijkontwikkelingsplan (WOP) dat in 2017 op initiatief van een groep bewoners is opgesteld,. Daarin zijn, naast duurzaamheid, ook leefbaarheid en verbeteringen in de openbare ruimte centrale thema’s, vertelt voorzitter Ton Berens van bewonerswerkgroep Duurzaam Zilverkamp. “In de Zilverkamp was al een tijd een bewonersgroep actief en op een gegeven moment is in die groep het idee ontstaan om de problemen in de wijk te inventariseren en inte-

Koning Willem Alexander krijgt in het veld een toelichting van het burgerinitiatief Mooi Binnenveld over nieuwe natuur tussen Wageningen en Veenendaal. Het burgerinitiatief wil hier 50 hectare nieuwe natuur aankopen. De burgemeester van Wageningen luistert mee. Fotograaf Tjitske Zwerver.

graal aan te pakken. We hebben een wandeling door de wijk georganiseerd en de gemeente daarna geadviseerd om als eerste de loszittende tegels in het trottoir aan te pakken.” Berens glimlacht bij de herinnering, want inmiddels heeft de prille samenwerking van destijds geresulteerd in een serieuze bewonerswerkgroep ‘Duurzaam Zilverkamp’, met de energietransitie als speerpunt. Een in mei 2018 georganiseerde middag over energiebesparing trok ondanks het stralende zomerweer ruim zestig bewoners naar een snikheet zaaltje, herinnert beleidsmedewerker Anne Pronk van Lingewaard zich: “We hebben daar aan de aanwezigen gevraagd naar hun prioriteiten en vloerisolatie stond op de lijstjes met stip bovenaan. Het idee was dat gezamenlijke inkoop voor bewoners tot aanmerkelijk lagere kosten zou kunnen leiden. Wij hebben die suggestie als werkgroep opgepakt en op 20 februari konden we geïnteresseerden een lucratief aanbod doen, waarvoor gelukkig heel veel animo blijkt te bestaan.” Ook in De Zilverkamp staan de bewoners dus aan het roer als het gaat om de transitie naar een duurzame en energieneutrale wijk. Deze gedachte was voor woningcorporatie Waardwonen, met ongeveer zeventig procent van de woningen in het dorp een belangrijke speler, zelfs aanleiding om haar huizenbezit in de

wijk al vóór 2025 te verduurzamen naar label A. Ook haalt de corporatie de renovatie van zevenenveertig woningen naar voren. Voor gedeputeerde Peter Drenth is dit een mooie illustratie van het positieve effect dat het programma ‘Wijk van de Toekomst’ kan hebben. “Ik denk dat wij met dit Gelderse initiatief in het land behoorlijk voorop lopen en gelukkig loopt bijna iedereen in de provincie met ons mee. Na de laatste raadsverkiezingen zijn bijna alle gemeenten in Gelderland met de energietransitie aan de slag gegaan. En op één na onderschrijven alle partijen in Provinciale Staten de doelstellingen van Parijs. Ik denk dat we als provincie redelijk uniek zijn in het feit dat ons energiebeleid zo unaniem politiek gedragen wordt. “Ook onder de inwoners groeit trouwens het draagvlak. Het beste bewijs daarvoor vind ik dat we al verschillende windmolenprojecten hebben goedgekeurd zonder dat burgers naar de Raad van State zijn gestapt om bezwaar te maken. Ik ben heel bij met die positieve houding. Die vind ik eerlijk gezegd belangrijker dan een antwoord op de vraag of we morgen alles al helemaal CO2-neutraal geregeld hebben. Cruciaal voor het succes van de energietransitie is een goede spirit onder de bevolking en die spirit zie ik gelukkig op heel veel plekken in onze provincie terug.” nr 1 maart 2019 Energie+ 11

13. valentijn gea - provincie gelderland.indd 11

08-03-19 10:17


aardgasvrij

Modeldorp van aardgas af

Een ander project van HoCoSto met waterbuffers onder de grond

Het modernistische dorp Nagele in de Noordoostpolder is een van de zevenentwintig proeftuinprojecten die door het ministerie van Binnenlandse Zaken is aangewezen. In Nagele wordt de techniek van een lokaal warmtenet met warmteopslag onder de grond voor een woonwijk ingezet. Joost Zonneveld

N

agele in de Noordoostpolder is een bijzonder dorp. In de jaren vijftig van de twintigste eeuw mochten Nederlandse toparchitecten het toekomstige wonen vormgeven. Het is een dorp dat bestaat uit verschillende hoven waar de eengezinswoningen met platte daken het groene gras omsluiten. Licht, lucht en ruimte waren het devies op het nieuwe land en maakte onderdeel uit van een nieuwe wereld die na de oorlog vorm moest krijgen. Nagele was in de jaren vijftig het modernste dorp dat er te vinden was, de huidige bewoners hebben de ambitie om er nu het duurzaamste dorp van te maken, zegt Rutger Bergboer, voorzitter van Energiek Nagele, de coöperatieve vereniging van inwoners van Nagele. De aanleiding voor die duurzaamheidsambitie was het jaarlijkse bedrag van tienduizend euro dat het dorp krijgt ter compensatie van de bouw van enkele grote windmolens in de buurt. Voor de dorpsbewoners was snel duidelijk dat driekwart van dat bedrag, immers afkomstig van een duurzaam energieproject, voor verdere verduurzaming van het dorp ingezet moest worden. Het bleek het begin van een veel groter project met als

ambitie om het gehele dorp van een alternatief voor aardgas te voorzien. Die ambitie, gecombineerd met het bijzondere karakter van het dorp, heeft ertoe geleid dat Nagele een van de zevenentwintig proeftuinengebieden van Nederland is geworden. In het project wordt niet alleen een relatief nieuwe techniek uitgeprobeerd, het is ook een leerproces op het gebied van wet- en regelgeving en financiele haalbaarheid.

Cultuurhistorisch erfgoed De gedachte achter de proeftuinen van het ministerie is om ervaring op te doen met verschillende technieken om van het aardgas af te gaan. In Nagele is de opgave complex vanwege de bijzondere architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van het dorp. Enkele publieke gebouwen zoals de drie scholen en de kerk in het centrum van Nagele hebben een rijksmonumentale status. Tweeëndertig woningen zijn gemeentelijk monument en in beheer van vereniging Hendrick de Keyser, een landelijke organisatie die zich inzet voor behoud van bijzonder erfgoed. Voor de overige woningen geldt deze bijzondere sta-

tus weliswaar niet, maar het is duidelijk dat de cultuurhistorische waarde van het dorp zo min mogelijk aangetast mag worden. Bergboer: “Vanaf het begin hebben we contact gehad met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, over de mogelijkheden die er zijn om te verduurzamen zonder de bijzondere kwaliteiten van de gebouwen aan te tasten. Wij willen als bewoners het aangezicht ook behouden.” Dat was dan ook de opgave voor de prijsvraag die Energiek Nagele uitschreef: hoe kan het dorp van het aardgas af zonder inbreuk te doen op het karakter van Nagele.

Warmtebuffers onder de grond De prijsvraag leverde een voorstel op dat voor Nagele bedacht lijkt te zijn. Het bedrijf HoCoSto heeft de techniek van warmtebuffering onder de grond wel al voor individuele gebouwen gebruikt, maar een compleet dorp met vijfhonderd woningen is nieuw. Het is de bedoeling dat onder ieder groen hof een buffer wordt ingegraven dat gevuld wordt met water. Daarna verdwijnen de buffers onder een vers grasveld. Dat water wordt in de zomer verwarmd door middel van de thermische collectoren die op de platte daken van de woningen buiten het zicht komen te liggen. De opgewekte warmte op de daken wordt naar een individuele boiler in de woningen geleid. Volgens René Geerts van HoCoSto kan de helft van de opgewekte warmte direct door de bewoners in de woningen gebruikt worden. Overtollige warmte wordt doorgeleid naar de

12 Energie+ nr 1 maart 2019

4. Nagele.indd 12

08-03-19 10:27


buffers onder het maaiveld van de gemeenschappelijke groene hoven. Aan het einde van de zomer bereikt de buffer dan een temperatuur van ongeveer negentig graden. In de winter kan de warmte uit de buffers al dan niet met behulp van een collectieve warmtepomp geoogst worden. Het warmtenet kan dan voorzien worden van water met een temperatuur van zo’n zeventig graden en krijgen daarbij nog steeds ondersteuning van de thermische collectoren die ook in de winter nog werk verzetten.

Individueel en collectief De techniek is er, maar de bewonerscoöperatie zal 2019 nog wel nodig hebben om nog een reeks aan vragen beantwoord te krijgen. Zo is op dit moment nog niet exact duidelijk wat de kosten voor de individuele eigenaren zullen zijn, zegt Bergboer. “We beginnen in de Karwijhof, een hof met vijftig woningen en we beginnen daar omdat dat een hof is met drie verschillende soorten eigenaren. Een deel is van particuliere eigenaren, een aantal woningen van woningcorporatie Mercatus en woningen van erfgoedbeschermer Vereniging Hendrick de Keyser. We dachten: als het daar lukt, dan lukt het in de rest van het dorp ook.” Een van de grote uitdagingen is hoe individuele opwekking, collectieve opslag van warmte en vervolgens individueel gebruik met elkaar in samenhang gebracht en verrekend kunnen worden. Geerts: “We hebben ook met bestaande wet- en regelgeving te maken die dit concept eigenlijk onmogelijk maakt. Maar het ministerie heeft gezegd: we gaan dit doen. Dat betekent dat we op dat vlak ook veel moeten uitzoeken.” De manier waarop het individuele en collectieve uiteindelijk wordt georganiseerd, kan ook invloed hebben op de kosten.” Bergboer geeft aan dat de coöperatie het liefste het gehele systeem in beheer neemt en dat de woningeigenaren bijvoorbeeld via een abonnement warmte afnemen. “We zoeken nog naar de beste en meest overzichtelijke vorm.” Geerts: “Met elektra kan je gemakkelijk salderen, met warmte kan dat ook maar het is ingewikkelder.”

gasprijs snel in ons voordeel omslaan.” Hoewel de exacte kosten voor de aanleg van de thermische zonnepanelen, de buffers, de individuele boilers en mogelijke vertakkingen naar andere hoven nog niet duidelijk zijn, is het subsidiebedrag van 4,2 miljoen euro van het Rijk meer dan welkom. Bergboer: “Omgerekend naar vijfhonderd woningen gaat het per woning om 8500 euro, dat is ook niet een enorm bedrag, maar het helpt natuurlijk wel. Uiteindelijk moet deze techniek ook zonder subsidie haalbaar en ook elders ingezet kunnen worden.” In binnensteden zal dat minder voor de hand liggen, maar op vergelijkbare locaties als Nagele waar wel ruimte en geen bestaand warmtenet in de buurt is, ziet Geerts kansen. Overigens benadrukt Bergboer dat de techniek met warmtebuffers niet alleen geld kost, maar ook kosten bespaart. “Omdat we met dit duurzame systeem de woningen met hoge temperatuur kunnen verwarmen, hoeven de huizen niet per se geïsoleerd te worden en bijvoorbeeld ook niet voorzien van vloerverwarming. Het is heel goed mogelijk dat de woningen die ooit ‘voor een dubbeltje zijn gebouwd’ en nu een energielabel E hebben, in een keer verbeterd worden naar A+. Door die enorme stap, hoeven individuele huiseigenaren en ook de woningcorporatie andere investeringen niet te doen. Dat scheelt heel veel geld en dat nemen we ook mee in onze berekeningen.” Wat het ingewikkeld maakt is dat een deel van de woningen al geïsoleerd is.

Daarnaast zijn er eigenaren die in de afgelopen jaren zonnepanelen op hun dak hebben laten installeren.

Toekomst Bergboer en Geerts zetten in op de start van het project in het voorjaar van 2020. Vervolgens moeten de andere Nagelse hoven aan de beurt komen. Geerts: “Het is de bedoeling dat de warmtebuffers ook gekoppeld worden waardoor een zonnewarmtenet ontstaat. En uiteindelijk mogelijk ook aan industrie in de buurt van het dorp waardoor restwarmte kan worden ingezet. Dan krijg je een warmtevoorziening die onderdeel is van een kringloop van lokale warmte.” In de komende jaren zal van de coöperatie van bewoners nog veel gevraagd worden om het dorp volledig aardgasvrij te maken. Een tijdrovend proces, weet ook Bergboer, die tegelijkertijd tevreden is over de manier waarop de gemeente met het bewonersinitiatief omgaat. “We hebben regelmatig overleg met ambtenaren van de gemeente en wij kunnen hun raadplegen als we dat willen. Maar de gemeente heeft duidelijk gemaakt dat zij niet op onze stoel wil gaan zitten. Wij houden het initiatief.” Het kan zijn dat dat er uiteindelijk toe leidt dat Nagele helemaal off grid gaat. “We concentreren ons nu volledig op duurzame warmte als alternatief voor aardgas. Wellicht dat we in de toekomst ook onze elektriciteit zelf willen opwekken, maar dat is een volgend project. We kunnen niet alles tegelijk.”

Kostenneutraal Het uitgangspunt dat bewoners na aanleg van het warmtesysteem ‘niet meer dan anders’ betalen. Of dat direct haalbaar is, kan Bergboer nog niet zeggen: “Het kan zijn dat iedereen begint met iets hogere maandelijkse lasten, maar dat die in relatie tot de stijgende nr 1 maart 2019 Energie+ 13

4. Nagele.indd 13

08-03-19 10:27


interview In gesprek met Gijs Termeer, directeur HIER

Bottom-up van het aardgas af Het landelijke debat over het Klimaatakkoord balanceert op een smal koord waarbij nut en noodzaak van de energietransitie eigenlijk niet langer ter discussie staan. Tegelijkertijd kan en wil de politiek de achterban niet opzadelen met hoge kosten. Gijs Termeer, directeur van HIER, heeft jaren ervaring met het stimuleren en begeleiden van (eigenaar-)bewoners bij duurzame energieprojecten. Als directeur-bestuurder van Woningstichting Qua Wonen heb ik ook te maken met de grote opgave om te verduurzamen. Corporaties maken daarover afspraken met gemeenten. Woningcorporaties spelen een belangrijke rol in de energietransitie, maar hoe krijg je vervolgens alle andere individuele huiseigenaren zover? Daarover ging ik in gesprek met Gijs Termeer. Rob van den Broeke, directeur-bestuurder Woningstichting Qua Wonen

H

IER opgewekt is het kennisplatform voor lokale initiatieven voor opwekking van groene stroom. Het is begonnen met een enkele pilot en inmiddels in tien jaar tijd is deze beweging van onderop uitgegroeid naar bijna vijfhonderd energiecoöperaties. Het gaat veelal om coöperaties van betrokken burgers die op lokaal niveau groene stroom produceren en langs die weg bijdragen aan de energietransitie. Oorspronkelijk was HIER opgewekt volledig gericht op collectieve opwekking met wind en zon, tegenwoordig krijgt warmtelevering, onder meer door geothermie meer aandacht. HIER wil burgers betrekken bij de oplossing van het klimaatprobleem, door concreet aan de slag te gaan, in huis, met de straat, in de buurt en op het werk. Inmiddels wordt de urgentie meer dan ooit gevoeld; aardgas is vroeg of laat op en de maatschappij vraagt om een overstap naar schone energiebronnen. De opwekking via zon en wind is volgens Termeer inmiddels ‘basiskennis’ geworden, inclusief de manier waarop lokale initiatieven gefinancierd worden. Initiatieven met warmtelevering zijn relatief nieuw en ook ingewikkelder. Termeer wijst er op dat de energietransitie

staat of valt met draagvlak. HIER ademt in alle haarvaten de gedachte dat transitie in een polderend Nederland alleen succesvol kan zijn wanneer mensen intrinsiek gemotiveerd zijn en actief zelf bijdragen. Participatie is dan wezenlijk onderdeel van de transitie-aanpak. Misschien is dat wat er ook wel schort aan de huidige aanpak met het Klimaatakkoord. Alle maatschappelijke geledingen zitten aan tafel, maar de gewone burger praat niet mee. De instituties praten. Dat maakt de uitkomst niet per se acceptabel voor de burger. Lokale opwekking via coöperaties is daarentegen succesvol omdat geappelleerd wordt aan eigen verantwoordelijkheid, er sprake is van directe betrokkenheid. Energietransitie is dan iets van de mensen zelf. En goed voorbeeld doet goed volgen, in die zin effenen de koplopers het pad voor de volgers: is er een coöperatie met een project, dan sluiten mensen zich aan. Zeker ook wanneer de participatie ook nog loont. Bij HIER draait de energietransitie om de sociale dimensie en dus ook om participatie: het organiseren van een groep bewoners die in gesprek gaat met de gemeente. Volgens Termeer draait de energietransitie ook niet om

belemmeringen en bezwaren die de politiek veronderstelt. Het draait juist om heel praktische zaken: als we van het aardgas af gaan, hoe moet ik dan koken? Als nieuwe infrastructuur wordt aangelegd, moet de straat dan open en hoe lang duurt dat dan? Warmtelevering via een ander bedrijf: wat zijn de voorwaarden? Wat ga ik straks betalen? Mijn CVketel is stuk, is het dan verstandig om juist nu over te stappen op een ander type installatie? Het belang van de individuele bewoner staat daarmee ver af van bijvoorbeeld een Regionale Energie Strategie (RES). Kortom, betrek mensen op het directe belang en minder op abstracte plannen. Motiverende voorbeelden helpen daarbij enorm, ze laten zien dat het wel kan. HIER heeft voor wat betreft duurzame opwekking uit wind en zon het tij mee. Weerstand van omwonden tegen zonnepanelen op daken is gering, maar dat geldt niet voor windmolens en horizonvervuiling. Het algemene belang Nederland in de toekomst klimaatneutraal wordt dan ineens heel klein gemaakt en kan het zomaar afleggen tegen het directe belang van één persoon. Ook hier is directe betrokkenheid essentieel: de acceptatie van wind-

14 Energie+ nr 1 maart 2019

5. HIER Klimaatbureau.indd 14

08-03-19 10:31


Zonnepanelen bij Zonnepark Garyp, bron: Eric Kampherbeek

projecten wordt groter wanneer de lokale omgeving kan participeren. Voor initiatieven met duurzame warmtelevering is draagvlak onder alle betrokkenen zelfs essentieel. Individuele eigenaren in een rijtje woningen, een wooncomplex of een buurt kunnen de aanleg van nieuwe duurzame infrastructuur bemoeilijken.

Duurzame koplopers Gijs Termeer noemt zeventien initiatieven waarbij bewoners van een buurt het initiatief genomen hebben om van het aardgas af te gaan, bijvoorbeeld met de aanleg van warmtenetten. Niet omdat een overheid een wijk aanwijst, maar omdat mensen zelf de handen in één slaan en niet wachten totdat er handtekeningen staan onder een Klimaatakkoord. HIER speelt daarin een mooie rol; kennis vergaren en delen, mensen met elkaar verbinden en standaarden ontwikkelen. Dergelijke bottom-up initiatieven dienen meerdere doelen. Natuurlijk, het gaat er om een buurt te verduurzamen met een alternatief voor aardgas. Maar er is zoveel meer te winnen wanneer mensen in een wijk in een dergelijk project samenwerken. Het is ook een

middel om de sociale cohesie te verbeteren. Het gesprek over een initiatief in een buurt brengt mensen bij elkaar die anders wellicht nooit contact met elkaar hadden gehad. Het gedeelde belang verbindt mensen en committeert hun aan elkaar, de buurt en aan het gemeenschappelijke doel. HIER zet in op positieve beïnvloeding. Niet denken in beperkingen, maar laten zien wat er wel kan, en welke voordelen een aanpak biedt. Voor HIER maakt het geen verschil of de motivatie gedreven wordt vanuit financiële of idealistische overwegingen. Als bewoners in een buurt elkaar vinden in een gemeenschappelijk doel, dan is dat de moeite waard om te versterken. Op steeds meer plekken ontstaan lokale warmteinitiatieven om wijken een alternatief voor aardgas te bieden. Soms gaat het over het benutten van beschikbare restwarmte, maar ook om geothermie, biomassa of warmtewinning uit oppervlakte- of rivierwater. Gijs Termeer verwijst naar zeventien kansrijke en leerzame initiatieven, waaronder ‘Van gas los’ in de Haagse Vruchtenbuurt en de warmtecoöperatie MeerEnergie U.A. in Amsterdam – die zich richt op gebruik van restwarmte van een nabijgelegen data center. Lang niet alle

coöperaties en initiatieven haken aan op hetzelfde niveau van ambitie en participatie. HIER onderscheidt daarin vijf stadia waarbij het vijfde stadium – collectief warmtebedrijf van bewoners in een wijk – het eindstadium is. De eerste fase is het creëren van bewustwording (de wijk moet van aardgas af), vervolgens is agendering bij de politiek van belang, als derde de participatieve planvorming, het vierde stadium draait om het vormgeven van collectief opdrachtgeverschap wat in het vijfde stadium kan uitmonden in een collectief warmtebedrijf. - Naast de initiatieven die worden opgestart, is er al een langer bestaand en geslaagd voorbeeld van collectieve warmtelevering, het betreft Thermo Bello in Culemborg. Bewoners zijn daar zelf eigenaar van en participeren in een warmtebedrijf dat warmte van het drinkwaterbedrijf levert voor de buurt. Initiatieven schieten weliswaar als paddenstoelen uit de grond, er is echter nog een wereld te winnen. De stap naar daadwerkelijk realiseren gaat in de komende periode gezet worden. De zeventien initiatieven vallen voor een belangrijk deel samen met de zevenentwintig proeftuinwijken die vanuit het ministerie van nr 1 maart 2019 Energie+ 15

5. HIER Klimaatbureau.indd 15

08-03-19 10:31


interview

Binnenlandse Zaken zijn aangewezen. Inzet vanuit BZK is dat er op meer plekken met verschillende typen – bestaande – wijken wordt geëxperimenteerd met aanpakken om versneld van het aardgas af te gaan. Gijs Termeer benadrukt dat ‘van het gas af’ niet hetzelfde is als CO2-neutraal of duurzaam opgewekt. Hoewel restwarmte officieel als CO2-neutraal wordt beoordeeld, wijzen critici op niet-duurzame bronnen zoals kolen of restwarmte uit de petrochemie. Om die reden is het verduurzamen van warmtebronnen zonder uitstoot het uitgangspunt. Voor woningcorporaties is het speelveld helder. Dee vereiste minimale deelname voor investeringen in verduurzaming is wettelijk bepaald op zeventig procent. Daarmee kan een collectieve aanpak, ook al doet niet iedereen mee, in complexen van woningcorporaties toch plaatsvinden. Voor eigenaar-bewoners ligt dat wezenlijk anders. Het verbaast niet dat verduurzaming in VvE-verband uiterst traag van de grond komt. De stemmen staken op de jaarlijkse VvE-vergadering en daarmee komt er geen collectieve aanpak van de grond. HIER gelooft sterk in de kwaliteit van het proces: laat mensen zich eerst uitspreken over de manier waarop de besluitvorming wordt vormgegeven. Door commitment aan het proces, ontstaat ook acceptatie voor de uiteindelijke uitkomst daarvan. Op die manier kan volgens Termeer het aantal ‘bagagedragerzitters’ tot een minimum beperkt worden. Juist hier draait het om een participatieve aanpak. Wijk of VvE maakt dan geen verschil.

Wie betaalt de rekening? De grote vraag blijft: wie gaat dit betalen? Op financieringsgebied is ontegenzeggelijk nog veel te doen. Er worden wel mogelijkheden verkend. Zo wordt in het Klimaatakkoord gedacht aan leningen die gebouwgebonden zijn – gekoppeld aan het pand en niet aan de eigenaar – maar ook arrangementen waarbij lage rente het mogelijk maakt om te verduurzamen. Financieringsarrangementen zijn van belang, maar ook de wijze waarop VvE’s sparen voor toekomstige investeringen. Overigens bestaan er al mooie initiatieven – bijvoorbeeld van Triodosbank – voor particulieren om groene financiering te krijgen waarbij de verstrekking is gekoppeld aan het energielabel of de energieindex van de woning. Het krediet kan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de aanschaf en installatie van zonnepanelen. Wat voorkomen moet worden is dat de ener-

gietransitie alleen voor mensen met voldoende financiële middelen binnen handbereik is en dat mensen met een kleinere beurs onevenredig veel betalen. Dat is ook de gedachte achter kostenneutraliteit. Dat klinkt goed op papier. Maar misschien moeten we er ook aan wennen dat de energietransitie geld gaat kosten. Het is echter van belang om de lasten van de transitie evenredig te verdelen. Daarin schuilt ook een stuk solidariteit met de onderkant van de samenleving. Een gevoelig punt daarbij blijft dat grootgebruikers in het bedrijfsleven een

veel lagere prijs betalen dan individuele burgers. Het is in dat licht helemaal onwenselijk dat mensen die niet kunnen investeren in duurzame alternatieven, via extra opslagen op vuile stroom en gas, de rekening krijgen gepresenteerd. En dus pleit Gijs Termeer ook voor meer lokale duurzame projecten van energiecoöperaties waarbij mensen met lagere inkomens met een lagere inleg mee kunnen doen maar wel hetzelfde voordeel van duurzame en goedkope energie krijgen. Als het om financiering gaat, dan is ook het

16 Energie+ nr 1 maart 2019

5. HIER Klimaatbureau.indd 16

08-03-19 10:31


Windmolens in ketelburg, bron: Eric Kampherbeek

eigendom van installaties voor opwekking van duurzame energie een punt. Het is de vraag of iedereen wel eigenaar moet zijn van een installatie. Participatie kan immers ook in de vorm van het afnemen van diensten bij derden, een bedrijf dat investeert in zonnepanelen op het dak van de bewoner en daarmee de bewoners ontzorgt. Daarbij vertaalt de levering van zonne-energie zich in een serviceovereenkomst met levering van zonnestroom, tegen betaling van service en verbruik. Op dat vlak zijn meer initiatieven ontwikkeld, al is het succes daarvan nog relatief beperkt. Het

voordeel voor de bewoners is nog te gering en het rendement van de investeerder nog te hoog.

Schaalsprong Iedere transitie kent pioniers en die zijn er volop in Nederland. Maar het is ook duidelijk dat in de komende tijd een schaalsprong nodig is. Er zal veel meer nodig zijn dan de zeventien buurtinitiatieven om van het aardgas af te gaan, die HIER momenteel ondersteunt. Daarbij is de capaciteit bij gemeenten een punt van zorg. De organisatie om de ener-

gietransitie vorm te geven is nog marginaal opgetuigd en richt zich nog te veel op techniek. Wat dat betreft kunnen gemeenten, corporaties, VvE’s leren van een organisatie als HIER als het gaat om participatie-denken, het verplaatsen in de burger, faciliteren, het aanwenden van netwerken en het verbinden van mensen. HIER wil gemeenten, corporaties en VvE’s daar graag bij helpen. Al was het maar om de eigen ambitie te halen: voor 2022 in vijfhonderd wijken bottom-up initiatieven om van het aardgas af te gaan.

nr 1 maart 2019 Energie+ 17

5. HIER Klimaatbureau.indd 17

08-03-19 10:31


energiegebruik

Balanceren met schone energie ² Dak classificatie PV-productie op Borneo-eiland, Amsterdam.

an Stuurm

C. van Eesterenlaan

Feike de

Boerla

kade

an

Borneoka

de

Legend Optimal roof (21952 m2 ≈ 4100 MWh) Acceptable roof (4278 m2 ≈ 600 MWh) Unsuitable roof (20297 m2 ) 0

De momenten dat we de meeste energie gebruiken komt in veel huishoudens niet overeen met de momenten dat zij de meeste duurzame energie opwekken. Hoe kunnen we energieproductie en het verbruik daarvan beter met elkaar in balans brengen? Hugo Niesing, Resourcefully

‘S

Ochtends staan we op, nemen we een warme douche, zetten een kop koffie en vertrekken naar school of werk. Aan het eind van de dag komen we terug en beginnen onze huishoudelijke apparaten opnieuw te draaien. Momenten waar we misschien niet altijd bij stilstaan, maar het zijn de piekuren van onze energievraag. In de ochtend en de avonduren koken en wassen we, staan onze lichten

18 Energie+ nr 1 maart 2019

aan en verwarmen of verkoelen we ons huis. Deels doen we dit elektrisch, deels met gas. In de nabije toekomst zullen we echter van het gas af gaan. Er is een massale trend in de ontwikkeling van aardgasvrije wijken. Woningen worden voorzien van andere energie- en warmtebronnen om comfortabel te kunnen wonen. Dit heeft behoorlijk wat consequen-

25

50

100 Meters

ties. Zo worden woningen niet alleen uitgerust met andere kooktoestellen, de gehele warmte- en energietoevoer zal veranderen. Hierbij wordt ingezet op een combinatie van stadswarmte en zonnepanelen. Voor de energievraag betekent dit dat deze zal toenemen tijdens de piekuren – terwijl er een aanbod aan zonne-energie is op andere momenten. Immers, tijdens de piekuren is het rendement van de zonnepanelen laag omdat dan de zon beperkt schijnt. We blijven dus afhankelijk van het reguliere elektriciteitsnet en daarmee afhankelijk van niet-duurzame energiebronnen. Ondanks de aardgasvrije huishoudens. Hoe kan dit anders? Hoe kunnen we onze ‘eigen energieconsumptie’ verhogen en de interactie met het net verminderen?

Esri Nederland, © aerodata, Geocart, powered by CycloMedia


In samenwerking met de Universiteit Utrecht onderzoekt en ontwikkelt Resourcefully, adviesbureau in energietransitie, tools en maatregelen om deze vraag te beantwoorden. Wat begon met het inzichtelijk maken van energie-opwek en verbruik is uitgemond in een tool voor gemeenten om ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van een geoptimaliseerd energie-ontwerp voor wijken, waarin het elektriciteitsnet, het aantal zonnepanelen en het gebruik van de oplaadinfrastructuur voor elektrische auto’s op elkaar afgestemd worden. Dit artikel gaat in op het Energie- en Mobiliteits Dashboard en het maximaliseren van de zelf-consumptie van schone energie via een geoptimaliseerd elektriciteitsnet, maar begint met wat het inzichtelijk maken van onze energiestromen kan betekenen voor het eigen energiegebruik en de uitleg van een flexibele elektriciteitsconsumptie.

Figuur 1.

Figuur 2.

Inzicht energiestromen Het aanpassen van ons gebruik van energie op de piekmomenten is een kwestie van het verbruik managen en aanpassen aan de eigen productie van duurzame energie op het dak. Bewustwording bij de energiegebruikers is daarbij van belang. Als je niet weet wat je opwekt en verbruikt weet je ook niet wat je kan veranderen. Het Oostelijk Havengebied in Amsterdam is een woonwijk waar potentieel veel zonneenergie installaties kunnen zijn – dit gebied is ook groot-deels aardgasvrij ontwikkeld. De huishoudens met zonnepanelen verzorgen een aanzienlijk deel van hun elektriciteitsbehoefte, maar een groot deel van de productie vindt plaats wanneer bewoners niet thuis zijn en de energievraag laag is. Het overschot aan opgewekte zonne-energie wordt dan geïnjecteerd in het elektriciteitsnet. Er wordt meer energie geproduceerd dan geconsumeerd. Hoe meer zonnepanelen, hoe groter het overschot en hoe meer energie er in het reguliere net gepompt wordt. Iets wat het net niet aankan als het elektriciteitsnet niet genoeg spanning heeft. Wanneer we slimmer en efficiënter omgaan met onze energie kan het overschot voor zelf-consumptie gebruikt worden en hoeft het niet het elektriciteitsnet in en belast dit het elektriciteitsnet ook niet. In het Oostelijke Havengebied maken zevenentwintig huishoudens gebruik van een appli-

catie om hun energiestromen weer te geven. Op eenvoudige wijze kunnen zij zien hoeveel energie ze zelf opwekken met zonnepanelen, hoeveel ze hiervan zelf verbruiken en hoeveel zij injecteren in het elektriciteitsnet. Daarnaast kunnen zij zien hoeveel energie ze per huishoudelijk apparaat verbruiken. En, kan er geschakeld worden wanneer er een overschot is, bijvoorbeeld door de vaatwasser, boiler of wasmachine aan te zetten. Met deze inzichten kunnen bewoners waar mogelijk hun gedrag aanpassen. Buurvrouw A is bijvoorbeeld wél overdag thuis en zet nu haar wasmachine in de middag aan in plaats van de avonduren. Maar ook heeft zij gezien dat haar wasmachine een grootverbruiker was en heeft zij deze vervangen door een efficiënter en energiezuiniger exemplaar.

Elektriciteitsconsumptie Maar met het verschuiven of verminderen van het gebruik van enkele huishoudelijke apparaten is een zonne-overschot nog niet verdwenen. Daarom wordt ook getest hoe het zonneoverschot toegepast kan worden op wijkniveau, bijvoorbeeld voor het elektrisch

laden van auto’s of voor het gebruik van een warmtepomp. Neem Bob, Bob heeft zonnepanelen op zijn dak liggen en heeft een elektrische auto. Op donderdagen werkt Bob altijd thuis en staat zijn auto geparkeerd voor de deur. Als Bob weet dat het morgen een zonnige dag gaat worden en hij weet hoeveel energie hij met zijn zonnepanelen op gaat wekken, kan Bob er bewust voor kiezen om zijn elektrische auto niet op woensdagavond op te laden, maar op donderdagmiddag. Op deze manier hebben we te maken met een flexibele elektriciteitsconsumptie: de consumptie van elektriciteit vindt plaats op het moment dat er productie of overschot is van zonne-energie. En niet op het moment dat dit het individu het beste uitkomt. In bovenstaande voorbeelden reguleren bewoners dit zelf, maar met slimme technieken kan dit ook automatisch gereguleerd worden, waardoor de directe zonne-energie consumptie stijgt. Een combinatie van toepassing van slimme technieken, bewustwording en mogelijkheden voor energieopslag worden we minder nr 1 maart 2019 Energie+ 19


energiegebruik

afhankelijk van het elektriciteitsnet. Figuur 1 en 2 tonen wat er gebeurt. In de eerste afbeelding is de energievraag zonder flexibele energieconsumptie weergegeven. De groei in zonne-energie creëert een energieproductiepiek tussen 10 en 16 uur. Terwijl de pieken in de energievraag tussen 7-9 en 17-20 zijn. Wanneer we flexibel omgaan met onze energieconsumptie (zelf of gereguleerd met behulp van slimme toepassingen of opslag) dan stijgt de energievraag tijdens de zonnepiekuren en vlakken de pieken in de ochtend- en avonduren af.

Energie-ontwerp Het maximaliseren van de zelf-consumptie van schone energie vraagt om een geoptimaliseerd elektriciteitsnet. Daar is een energieontwerp voor de gehele wijk voor nodig waarin inzicht wordt geboden in de hoeveelheid opgewekte zonne-energie, het eigen verbruik, het overschot en de hoeveelheid elektrische voertuigen. Met die achterliggende gedachte ontwikkelde Resourcefully het Energie- & Mobiliteits Dashboard. Een tool die beoogt gemeenten te ondersteunen met beslissingen over de uitbreiding van de oplaadinfrastructuur, capaciteit van zonnepanelen en hoeveel regulier elektriciteitsnet er nodig is. Het doel van het dashboard is om aan te tonen wat de impact van de energiestroom van een moderne wijk is op het elektriciteitsnet zonder én met actieve besturing van verwarming, elektrisch opladen en wassen. Er kan op voorhand berekend worden wat de pieken in energie-import tijdens wintermaanden en de verwachte energie-export in de zomermaanden zullen zijn. Simpeler gezegd: hoeveel energie huishoudens in een wijk maximaal in de zomermaanden injecteren in het net en hoeveel energie diezelfde huishoudens in de wintermaanden maximaal vragen.

Werking Dashboard Het dashboard bestaat uit twee onderdelen: de input voor de analyses en berekeningen en, daarnaast de visualisaties en voorspellingen. De input bestaat uit data van verschillende energiestromen: de zelfgeproduceerde elektriciteit – afhankelijk van het aantal zonnepanelen en het energieverbruik van huishoudens. Daarvan kan het verbruik worden opgesplitst in (1) huishoudelijk energieverbruik als wassen of koken en (2) energieverbruik voor verwarming, verkoeling of ventilatie en (3) het opladen van elektrische voertuigen. 20 Energie+ nr 1 maart 2019

In het dashboard kan gespeeld worden met deze parameters en de mate van flexibele energieprofielen. In een flexibel energieprofiel kan de dagelijkse vraag van verwarming of verkoeling verschuiven om zo het gebruik van zonne-energieproductie in de middaguren te maximaliseren. In een niet-flexibel energieprofiel vindt verwarming en verkoeling plaats op het moment dat het nodig is, een aan/uit principe. Ook kan men variëren in het aantal zonnepanelen. Om te voldoen aan de BENG-eisen (Bijna Energie Neutrale Gebouwen) waar alle nieuwbouw vanaf 1 januari 2020 aan moet voldoen, is een minimale opwek per vierkant meter in een huis nodig. Met behulp van het dashboard kan gevarieerd worden tussen een minimaal en maximaal geïnstalleerd vermogen kWp in een buurt. Er wordt een onderscheid gemaakt in een niet-flexibel en een flexibel profiel. In het nietflexibele profiel begint elke EV (Electric Vehicle) meteen te laden wanneer hij ’s avonds thuiskomt en eindigt dit laden na twee uur. Dit leidt tot een EV-vraagpiek in de avonduren. In het flexibele profiel wordt het laadproces gespreid over een tijdvenster van tien uur, om de verbruikspiek tijdens de avonduren te verlagen. De algemene dagelijkse consumptie per elektrisch voertuig is ongeveer 6,75 kWh. De totale impact van elektrische voertuigen is in het dashboard flexibel vast te stellen door te variëren van 0 tot 200 voertuigen. Figuur 3 visualiseert het verschil in vraag en aanbod tussen flexibel en niet-flexibel energiegebruik in een willekeurige week in Maart. De bovenste grafiek is een scenario zonder flexibel energiegebruik. In het groen is het aanbod, in blauw de vraag. Te zien is dat de vraag uit twee pieken bestaat, terwijl het aanbod piekt tussen deze twee momenten in. In de grafiek eronder zie je een energiescenario wanneer er wel sprake is van flexibel energiegebruik. Vraag en aanbod vallen meer samen. Er wordt meer gebruik gemaakt van de zonneenergie.

Toepassing in de Scheg Het energie- en mobiliteitsdashboard is toegepast voor een studie voor de gemeente Amstelveen naar de wijk van de toekomst. De gemeente Amstelveen toetst hiermee de constructie van nieuwe woningen om te zorgen dat deze overeenstemmen met het Klimaatakkoord van Parijs en de Nederlandse afspraken rondom energie. Om aan de doelstellingen te

voldoen is het nodig een minimum en maximum voor groene energieproductie vast te stellen in de gebouwde omgeving. Immers, met te weinig groene energieproductie blijven we te afhankelijk van fossiele brandstoffen, met te veel raakt het net overbelast. In het westelijke deel van nieuwbouwwijk de Scheg worden tussen 2019 en 2024 zo’n 700 nieuwe, aardgasvrije woningen gebouwd. Woningen met warmtepompen en zonnepanelen. Maar er ligt nog niet vast hoeveel zonnepanelen er nodig zijn en hoeveel er gaan komen. Aan de hand van het energie- en mobiliteitsdashboard berekende Resourcefully diverse scenario’s. Een scenario waarbij de wijk gebouwd wordt met minimale installatie van zonnepanelen, een gelimiteerd aantal elektrische voertuigen en geen flexibiliteit in energiegebruik; een scenario met maximale installatie zonnepanelen, gemiddeld aantal elektrische voertuigen en geen flexibiliteit; minimale installatie van zonnepanelen, gelimiteerd aantal elektrische voertuigen en wel flexibiliteit; en een scenario met maximale installatie zonnepanelen, gemiddeld aantal elektrische voertuigen en een flexibel energiegebruik. De scenario’s met een groot vermogen van zonnepanelen laten goed de impact van flexibel energiegebruik zien. Bij flexibel energiegebruik gaat het dan om het slim laden van elektrische voertuigen en flexibiliteit in zowel verwarming als verkoeling door een huishouden. In de scenario’s wordt 64% procent van de energie op jaarbasis gegenereerd met zonne-energie, waarvan met een flexibel energiegebruik een stijging van 28 tot 40 procent in zonne-energie consumptie plaatsvindt. Er wordt dus meer lokaal opgewekte groene energie direct geconsumeerd in plaats van teruggegeven aan het elektriciteitsnet. In de flexibele scenario’s is de buurt minder afhankelijk van het net. Momenteel wordt het dashboard verbeterd om te zien of en hoe dit percentage hoger kan worden. Ook wordt het maximale gebruik van het net (tussen 17 en 19 uur in de wintermaanden) en de maximale netinjectie gereduceerd. Specifiek voor de ontwikkeling van het westelijk deel van de Scheg betekent dit dat er met ongeveer negen zonnepanelen per woning, minstens vijftig elektrische auto’s in de wijk en een slimme regeling van de warmtepomp veertig procent van de eigen energie geproduceerd en geconsumeerd wordt. Het energie-


gebruik wordt zo steeds beter afgestemd op het aanbod van de zonnepanelen.

Betekenis van de tool Voor gemeenten is dit een tool die ingezet kan worden bij de ontwikkeling of besluitvorming in de gebouwde omgeving. Op wijkniveau kan de impact van zonnepanelen, laadpunten en de noodzaak of mogelijkheden van opslag geanalyseerd worden. Dat kan meegenomen worden in het ontwerp van de wijk. Het enkel aanleggen van zonnepanelen is niet genoeg, evenals het enkel afsluiten van aardgas niet genoeg is om niet meer afhankelijk te zijn van niet-duurzame energiebronnen. Met behulp van het energie- en mobiliteitsdashboard kunnen voorspellingen gemaakt worden over energie-opwek en gebruik in toekomstige wijken en kunnen wijken ontworpen worden waarbij efficiënter gebruik gemaakt wordt van duurzame energie. Bovendien is men minder afhankelijk van het elektriciteitsnet en zijn er geen forse investeringen nodig om ons elektriciteitsnet bestendig te maken op de hoge energievraag en injecties – de injecties gaan direct naar de huishoudens zelf.

De vraag nu is, in hoeverre de inzichten die bewoners zelf krijgen gecombineerd kunnen worden in een energie- en mobiliteitsprofiel. Kan je als je inzicht hebt in het zonne-overschot van jouw buurman, besluiten je elektrische auto de volgende dag te gaan opladen? Als we terugkijken naar het eerdere voorbeeld van Bob met zijn elektrische auto die hij op donderdagmiddag gaat laden omdat hij dan thuis werkt. Stel nou dat Bob geen zonnepanelen heeft, maar wel een elektrische auto. De buurvrouw van Bob werkt op donderdagmiddag en heeft haar auto op haar werk staan. Als Bob inzicht heeft in de energie-opwek en gebruik van zijn buurvrouw kan hij er bewust voor kiezen zijn auto op donderdagmiddag op te laden, met het zonne-overschot van de zonnepanelen van zijn buurvrouw. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat het energiegebruik binnen een wijk gemonitord wordt en de opwek en het gebruik slim aan elkaar gekoppeld worden samen met buurtbewoners. De mogelijkheden hiervoor worden op dit moment onderzocht en getest in het Oostelijk Havengebied. Van de zevenentwintig huishoudens hebben drie bewoners een elektrisch

Het dashboard demonstreert de waarde van flexibele energie en het gebruik van een elektrisch vervoersmiddel (EV) en laat de impact van verschillende keuzes zien op: • Voldoen aan de BENG-criteria met betrekking tot energie- en CO2-emissiedoelstellingen. • Optimalisatie van de vereiste netinfrastructuur in een wijk, nu én in de toekomst. • Optimaliseren van de energie-autonomie en het eigen verbruik (met betrekking tot het vervallen van de mogelijkheid 1 op 1 te salderen). • Het belang van flexibiliteit van energievoorziening voor de drie bovengenoemde doelstellingen.

voertuig en drie een warmtepomp. Anders dan bij het eerstgenoemde project in de Scheg, wordt er naast het inzichtelijk maken van de opwek en het verbruik dus ook gezocht naar mogelijkheden voor energie-uitwisseling.

Figuur 3.

nr 1 maart 2019 Energie+ 21


warmtenetten

De potentie van warmte le In het Ontwerp van het Klimaatakkoord is de ambitie neergelegd om de aansluiting van woningen en utiliteitsgebouwen op collectieve warmtenetten vanaf 2025 fors uit te breiden. Hoeveel warmteaansluitingen kunnen rendabel worden gerealiseerd tot 2030? Frans Rooijers & Marijke Meyer, CE Delft

I

n het Ontwerp van het Klimaatakkoord van 21 december 2018 is de afspraak gemaakt om vanaf 2025 tachtigduizend woningen en utiliteitsgebouwen extra per jaar aan te sluiten (vijftigduizend woningen en dertigduizend utiliteit) op collectieve warmtelevering. In figuur 1 is deze ambitie, uitgedrukt in woningequivalenten (WEQ), weergegeven ten opzichte van het totaal in Nederland. Hierbij is uitgegaan van een half miljoen woningequivalenten die op dit moment al zijn aangesloten op een warmtenet. Daarmee komt het aantal woningequivalenten op warmte in 2030 uit op 1,2 miljoen (dertien procent van het totaal aantal WEQ’s), oftewel een groei van zevenhonderdduizend woningequivalenten ten opzichte van nu. Bepalend voor het realiseren van deze ambitie is de rentabiliteit van de nieuwe aansluitingen. Die wordt vooral bepaald door het kostenniveau van de nieuwe aansluitingen en de prijs van het alternatief, nog steeds verwarmen met aardgas.

Tabel 1 – Opbouw prijs van aardgas €/m3

2019

Gasprijs commodity [1]

0,16

Energiebelasting (eerste schijf)

0,293

Opslag duurzame energie (eerste schijf)

0,052

21% BTW

0,127

Totaal

0,612

[1]

Nationale Energieverkenning 2017, groothandelsprijs gas. Op dit moment is de marktprijs fors hoger, maar bepalend is de prijs over de hele zichtperiode.

Een warmteboring in Amsterdam, bron: Nuon

De potentie van warmtelevering hebben we bepaald met het CEGOIA-model door diverse runs te maken met oplopende aardgasprijzen. Een belangrijk voordeel van het CEGOIA-model is dat het potentieel voor warmteaansluitingen ook geografisch inzichtelijk kan worden gemaakt, zie kader. De gebieden die als eerste in aanmerking komen voor (rendabele) warmtelevering bij een oplopende belasting op aardgas, liggen in de dichtbevolkte stedelijke gebieden, vooral waar al warmtenetten zijn en die uitgebreid kunnen worden.

Warmte versus aardgas Als startpunt van de aardgasprijs is uitgegaan van de energiebelasting en opslag duurzame energie in 2019, zie tabel 1. Vervolgens is de energiebelasting in stappen van €0,05/m3 (excl. BTW) verhoogd. Daarnaast is uitgegaan van drie verschillende eenmalige aansluitbijdragen op warmtelevering: €1.500, €3.000 en €4.500 per aansluiting (excl. BTW). Aan de kostenkant is gevarieerd door uit te gaan van het huidige kostenniveau en een doorrekening met een kostenreductie van twintig procent in 2030 op de jaarlijkse kosten van het warmtenet (exclusief energieverbruikskosten). Dit levert een gemiddelde kostprijsverlaging op van tien procent in de komende periode. De kosten van warmtelevering, maar ook de kosten van verwarmen met aardgas verschillen per buurt. Het CEGOIA-model kan bereke-

nen in welke buurten de integrale ketenkosten van de HR-ketel op aardgas hoger zijn dan de kosten voor warmtelevering. Per buurt worden beide concepten doorgerekend en wordt bepaald of warmtelevering lagere kosten oplevert dan verwarmen met een HR-ketel. Bij warmtelevering worden de te verwachten kosten over de keten voor warmtelevering van bron, distributie tot en met levering in kaart gebracht. Voor het bepalen van de kosten van de HR-ketel wordt in deze analyse gerekend met enerzijds de kosten van het aardgas, de ketel en anderzijds met het (gesocialiseerde) tarief voor een gasaansluiting. Alles conform de ACM-tarieven. Deze aanpak geeft het beste de concurrentie weer tussen bestaande woningen met een HR-ketel en een nieuw aan te leggen warmtenet. Op deze wijze is voor iedere buurt in Nederland berekend of warmtelevering lagere kosten heeft dan de (integrale kosten van) een HR-ketel en of warmtelevering derhalve rendabel is, waarbij rekening wordt gehouden met de lokale beschikbaarheid van restwarmte en de potentie voor geothermie. Warmtelevering in buurten die nu nog een HRketel hebben worden afzonderlijk beoordeeld, zij het dat voor buurten waar in een nabijgelegen wijk al warmtelevering aanwezig is, wordt gerekend met vijf procent lagere kosten voor aansluiting op het warmtenet.

22 Energie+ nr 1 maart 2019

9. Warmtenetten.indd 22

08-03-19 10:33


e levering

CEOGIA-model

In de analyse wordt geen rekening gehouden met een toenemend rendement voor het warmtebedrijf in de bestaande warmteleveringsgebieden ten gevolge van de stijgende gasprijs, als deze volledig zou worden meegenomen door de warmteleveringsbedrijven. Op dit moment wordt discussie gevoerd over aanpassing van het NMDA-principe in een kostprijs+ principe. Ook is in de berekeningen geen rekening gehouden met eventuele ISDE-subsidie.

Uitkomsten analyse Er zijn zes berekeningen uitgevoerd: een aansluitbijdrage conform de Warmtewet van €1.500, €3.000 en €4.500 (excl. BTW) gecombineerd met enerzijds huidige kosten en anderzijds een kostenreductie van twintig procent in 2030 (kostenreductie van gemiddeld tien procent) aan de zijde van de warmtebedrijven. Uit de berekening wordt duidelijk dat zonder kostenreductie van de warmtenetten een stapsgewijze belastingverhoging van in totaal €0,20/m3 (excl. BTW) en een aansluitbijdrage van €1.500 net niet voldoende is voor een groei van tachtigduizend extra WEQ op warmtelevering per jaar. Bij een eenmalige aansluitbijdrage van €3.000 wordt het doel wel gehaald. Tot slot is in Tabel 2 aangegeven hoeveel WEQ (duizenden) rendabel worden bij de verschillende aansluitbijdragen en hoogtes van de energiebelasting. De felblauw gekleurde vakken voldoen aan de afspraak om zevenhonderdduizend extra WEQ aan te sluiten. In combinatie met een gemiddelde kostenreductie van tien procent aan de zijde van de warmtebedrij-

CEGOIA is een model aan de hand waarvan op

opdrachtgever(s) worden de parameters

basis van diverse parameters kan worden

vastgesteld. Het model is gevuld met een grote

berekend welke energievoorziening van de

set van ‘default’-waarden, maar in overleg met de

gebouwde omgeving (woningen, utiliteitsbouw

opdrachtgever(s) kunnen lokale en specifieke

en eventueel glastuinbouw) de laagste kosten

parameters worden aangepast.

(jaarlijkse CAPEX en OPEX) over de gehele keten

Denk hierbij aan lokale milieurestricties of het

heeft: productie – transport – consumptie –

wel of niet mogelijk zijn van WKO-systemen.

besparing. Hierbij wordt gekeken naar de

Daarnaast kan gekozen worden uit een grote

warmte- en elektriciteitsvraag en kunnen zon-PV

variatie van technieken voor de warmtevraag, van

en zonneboilers worden meegenomen.

individuele warmtepompen tot grootschalige

Het model is door CE Delft ontwikkeld om een

geothermie of industriële restwarmte.

uitspraak te doen over het eindbeeld en de

Het model resulteert in een overzicht van de

mogelijke ontwikkeling van het energievraagstuk

totale jaarlijkse kosten van alle opties voor de

in de gebouwde omgeving en de gevolgen die dat

onderzochte buurttypen, gegeven de aangeno-

heeft voor de fysieke (infra)structuren. Het model

men parameters. Hierbij wordt enkel gerekend

is onder meer gebruikt in projecten voor GasTerra,

met kosten en belastingen kunnen aan/uit

Gasunie, Enexis, Eneco, Alliander, Stedin, de

worden gezet.

gemeenten Nijmegen, Den Haag, Amsterdam,

Het model rekent met werkelijke energieverbrui-

Helmond, Sittard-Geleen en de provincies

ken op buurtniveau en neemt de specifieke

Overijssel, Noord-Holland en Zeeland.

eigenschappen van alle twaalfduizend buurten in

Op buurtniveau (CBS-indeling) worden alle

Nederland mee. Zo kan zowel voor héél Neder-

ketenaspecten berekend. Meerdere besparings-

land als voor één enkele gemeente – of cluster van

niveaus, diverse technieken en verschillende

gemeenten - worden berekend wat de kosten zijn

energiebronnen worden toegepast. Het model is

van verschillende oplossingen voor een

hierbij transparant en flexibel. In overleg met de

klimaatneutrale warmtevoorziening.

ven, wordt de beoogde groei al behaald bij een belastingverhoging van respectievelijk 0,15, 0,10 en 0,05 eurocent bij een eenmalige aansluitbijdrage van €1.500, €3.000 en €4.500. De in het Ontwerp voor Klimaatakkoord voorgestelde 10 ct/m3 verhoging van de belasting op aardgas zal alleen voldoende zijn bij een aansluitbijdrage van €3000 of meer, of met een aanvullende subsidie. Hoewel het in het kader van de Warmtewet mogelijk is, maken we de kanttekening dat bewoners een eigen bijdrage bovenop het NMDA-tarief, niet zullen ervaren als Niet Meer

Tabel 2 – Ontwikkeling potentieel warmtelevering bij variatie energiebelasting en kosten warmtenetten Verhoging EB, Excl.

€1.500

€1.500

€3.000

€3.000

€4.500

€4.500

BTW (€/m3)

Huidige kosten

– 10% kosten

Huidige kosten

– 10% kosten

Huidige kosten

– 10% kosten

0,00

481

780

598

929

787

1.091

0,05

588

916

797

1.091

998

1.268

0,1

785

1.086

1.014

1.272

1.154

1.416

0,15

996

1.265

1.157

1.414

1.288

1.548

0,2

1.154

1.409

1.265

1.536

1.389

1.652

Warmtewerk in Nijmegen, bron: Nuon

Dan Anders; het is namelijk eenmalig €1.500 tot €4.500 duurder dan NMDA. Wel zijn de CO2-effecten van warmtelevering veel lager tot nihil in de toekomst, in vergelijking met verwarmen met aardgas. Een waardering van de CO2-reductie zou daarom in de vergelijking betrokken moeten worden, maar die hebben we in deze studie niet berekend omdat deze sterk verschilt per casus. Daarnaast hebben de warmtebedrijven in het Ontwerp van het Klimaatakkoord aangegeven de CO2-emissie per geleverde GJ-warmte verder te verlagen. Omdat warmtelevering qua CO2-prestatie meestal niet vergelijkbaar is met verwarmen met aardgas, is het NMDA in de energietransitie niet goed hanteerbaar en zal een andere systematiek, bijvoorbeeld kosten-plus, ontwikkeld moeten worden. nr 1 maart 2019 Energie+ 23

9. Warmtenetten.indd 23

08-03-19 10:33


circulair

Circulaire economie komt (een beetje) op gang De circulaire economie is in opkomst. De recente inventarisatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) brengt de circulaire economie in kaart. Het laat zien dat er veel bedrijven en organisaties zijn die bewust of onbewust bijdragen aan de circulaire economie. In totaal gaat het om ruwweg vijfentachtigduizend activiteiten, waar meer dan vierhonderdduizend banen mee zijn gemoeid. Daarmee is vier à vijf procent van de huidige Nederlandse economie circulair. Trudy Rood en Maikel Kishna

D

e hoeveelheid grondstoffen die wereldwijd wordt gebruikt, is in de afgelopen eeuw verachtvoudigd. Dit hangt vooral samen met de mondiale inkomens en bevolkingsgroei. Deze trends zetten naar verwachting in de komende decennia door. Zonder aanvullend beleid leidt dit tot een toenemende belasting van het milieu. Door het stijgende grondstoffengebruik nemen ook de leveringszekerheidsrisico’s toe door schaarste aan grondstoffen. Deze schaarste komt veelal niet doordat grondstoffen fysiek uitgeput raken, maar doordat ze in moeilijk toegankelijke gebieden worden gewonnen, voor geopolitieke doeleinden worden gebruikt of onderhevig zijn aan flinke prijsschommelingen. In een circulaire economie staat het efficiënter gebruiken van grondstoffen centraal. Een efficiënter grondstoffengebruik heeft positieve effecten op het milieu, bijvoorbeeld omdat er minder nieuwe materialen zoals plastics en metalen nodig zijn, de uitstoot van broeikasgas afneemt, biodiversiteitsverlies wordt beperkt of bodem, water en lucht minder worden verontreinigd met bijvoorbeeld zwerfafval of een overmaat aan nutriënten. Ook verkleint efficiënter grondstoffengebruik de risico’s voor de leveringszekerheid van bijvoorbeeld zeldzame aardmetalen – die nodig zijn voor hightechproducten als windmolens, elektrische auto’s en mobieltjes – en van fosfaat, dat cruciaal is voor de productie van biomassa en voedsel.

Waarom een inventarisatie?

Kleine verplaatsbare woningen – zoals die van Heijmans - kunnen zorgen voor efficiënter materiaalverbruik maar ook voor vermindering van de CO2-uitstoot. Bron: Heijmans

Er is al een Rijksbreed programma circulaire economie, een grondstoffenakkoord en vijf transitieteams waarmee stappen worden gezet naar een circulaire economie. Bedrijven, het kabinet en andere organisaties streven gezamenlijk naar een circulaire economie in 2050. Deze partijen willen volgende stappen zetten.

24 Energie+ nr 1 maart 2019

10. circulaire economie.indd 24

08-03-19 10:33


t

Tot voor kort was er echter geen overzicht van de circulaire activiteiten van bedrijven en organisaties. Om stappen te zetten, is het nodig om te weten welke circulaire activiteiten er al zijn en waar mogelijkheden zitten om meer en nieuwe activiteiten te ontplooien of stimuleren. Daarom zijn wij vorig jaar deze inventarisatie gestart en hebben we deze in januari 2019 gepubliceerd. Met deze inventarisatie brengt het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voor het eerst in volle breedte de circulaire activiteiten in Nederland in beeld. Deze inventarisatie van circulaire activiteiten in Nederland kan worden gezien als een nulmeting.

Wat zijn circulaire activiteiten? Circulaire activiteiten zijn activiteiten van organisaties die een of meer R-strategieën (deze beginnen in het Engels met de letter ‘R’, zoals re-use, recycling et cetera) toepassen. Bij circulaire activiteiten gaat het niet alleen om bedrijven, maar bijvoorbeeld ook om burgerinitiatieven of samenwerkingsverbanden tussen overheden, bedrijven, NGO’s en kennisinstellingen. Maar circulaire activiteiten door consumenten in privéverband, zoals het hergebruiken van kleding in de familie, kunnen we niet registreren en rekenen we daarom niet tot de groep van circulaire activiteiten. In samenwerking met Royal HaskoningDHV en Millenials.ai hebben we circulaire activiteiten in kaart gebracht. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van vier bronnen: het LISAbedrijvenbestand, een enquête, bestaande lijsten van circulaire activiteiten, en een gestructureerde zoektocht op het internet. Er is een enorme diversiteit aan circulaire activiteiten in Nederland. In totaal gaat het om ruwweg vijfentachtigduizend activiteiten, waar circa vierhonderdtwintig banen mee zijn gemoeid. Daarmee is vier à vijf procent van de Nederlandse huidige economie circulair.

De R-ladder Er zijn verschillende circulaire activiteiten of strategieën voor een circulaire economie, die geplaatst kunnen worden op een R-ladder. Als vuistregel leveren strategieën op de hoogste trede van de ladder de meeste grondstofbesparing op. Recycling staat lager dan hergebruik omdat in principe hergebruik van producten of productonderdelen meer grondstoffen bespaart. Recycling is echter in een circulaire economie wel nodig als andere

vormen van hergebruik niet meer tot de mogelijkheden behoren. Bovenaan de R-ladder staan activiteiten die afzien van producten of activiteiten waardoor producten intensiever worden gebruikt door ze bijvoorbeeld te delen (zie figuur 2). Zo zijn er tiny houses of kleine verplaatsbare woningen. Tiny houses zijn volledig uitgeruste woningen van beperkte omvang voor permanente bewoning. Door af te zien van een grotere omvang worden veel materialen bespaard. Deelplatformen voor bijvoorbeeld auto’s of gereedschap zorgen ervoor dat producten intensiever worden gebruikt (zoals Buurauto, Peerby, Bksy en Camptoo). Voor tien mensen is dan bijvoorbeeld één gedeelde boormachine genoeg in plaats van tien individueel gekochte boormachines. Daarna volgen activiteiten die gaan over reductie door het efficiënter fabriceren van producten of deze efficiënter maken in het gebruik. Een ‘circulaire douche’ vangt bijvoorbeeld het gebruikte water op, ververst dit en gebruikt het direct weer, waardoor veel water wordt bespaard in vergelijking met een traditionele douche. En de activiteit van Philips waarbij zij licht aanbiedt als dienst, kan zorgen voor een efficiëntere productie en doelmatiger gebruik. De aanbieder heeft namelijk een prikkel om met zo min mogelijk lampen de gevraagde hoeveelheid licht te bieden en de klant heeft een prikkel om zuinig om te gaan met licht als deze per geleverde hoeveelheid licht betaalt. Andere strategieën richten zich op de levens-

duurverlenging van producten of productonderdelen. Dat geldt voor hergebruik als door de verkoop van tweedehandsproducten in kringloopwinkels of op online marktplaatsen producten langer worden gebruikt, waardoor de vraag naar nieuwe producten kan afnemen. Maar denk ook aan activiteiten zoals het verhuren van kinderkleding of een kinderbedje (Hoolaloop en bettje.nl) dat ervoor zorgt dat de producten terugkomen bij de aanbieder, die ze vervolgens kan inzetten bij een volgende klant. Ook door reparatie, reviseren of hergebruiken van productonderdelen wordt de levensduur verlengd. Een activiteit zoals een reparatiecafé biedt mensen gereedschap en kennis om zelf meegebrachte producten te repareren, waardoor de koop van nieuwe producten kan worden uitgesteld. Daarnaast zijn er diensten voor bijvoorbeeld het gebruik van kantoormeubilair of fietsen waarin onderhoud is inbegrepen (bijvoorbeeld van Decorum en Swapfiets). Of activiteiten waarbij een afgedankt product weer aangepast wordt aan de huidige standaarden door onderdelen te vervangen, zoals Philips doet door revisie van medische systemen en Ricoh door revisie van printers. Daaronder staat recycling, ofwel activiteiten die grondstoffen verwerken en hergebruiken. Hieronder vallen ook activiteiten die gaan over het verwerken en scheiden van zogenoemde reststromen of afval en het gebruiken ervan. Reststromen zijn bijvoorbeeld gras, afvalhout, gft, veilingafval en koffiedik. Denk aan het terugwinnen van kritieke matenr 1 maart 2019 Energie+ 25

10. circulaire economie.indd 25

08-03-19 10:33


circulair

rialen uit afgedankte mobieltjes, het maken van vangrails op basis van reststromen uit de agrarische sector en het maken van producten van gerecycled plastic, zoals een honderd procent gerecyclede fles van Bar­le­Duc en een design sofa van Gispen die voor vijfennegentig procent is gemaakt van gerecycled plastic. Helemaal onderaan staan activiteiten die draaien om het terugwinnen van energie uit materialen. Denk aan afvalverbrandingsinstallaties en vergisters die warmte en elektriciteit maken uit reststromen of afval.

Circulaire innovaties Uit bovenstaande voorbeelden blijkt al: ‘circulair’ is in sommige markten al heel normaal. De circulaire activiteiten worden alleen vaak niet als circulair herkend, omdat ze al zo lang bestaan, zoals reparatie door een fietsenmaker, de reparatie van auto’s of het verkopen van tweedehandsmeubels en ­witgoed via marktplaats. Ook sommige nieuwe producten die bijdragen aan de circulaire economie zijn al snel ingeburgerd, zoals de dopper en andere herbruikbare waterflessen. Het aantal initiatieven dat vernieuwend is, is maar een klein deel van de eerder genoemde vijfentachtigduizend. Er zijn circa vijftienhonderd innovatieve circulaire initiatieven. Bij deze innovatieve initiatieven gaat het om vernieuwende productontwerpen, businessmodellen of technologieën. Of aan toepassingen in een nieuw marktsegment. Denk bij innovatieve ontwerpen aan een modulaire koptelefoon, waarvan het snoer en de oorschelpen vervangen kunnen worden. Of aan een telefoon met vervangbare camera en speakers, zoals de Fairphone. Dankzij dit soort ontwerpen is het mogelijk om kapotte of verouderde onderdelen te vervangen, waardoor de levensduur van producten wordt verlengd. Voorbeelden van innovatieve businessmodellen zijn deelplatformen (zoals Peerby of Snappcar) of abonnementen op een fiets (bijvoorbeeld een Swapfiets), wasmachine (Bundles) en verlichting of lift. Deze businessmodellen stellen gebruik, en niet het bezit, centraal. Hierdoor worden producten intensiever gebruikt (in plaats van in de kast te liggen, worden producten gedeeld) of komen producten terug bij de aanbieder, die ze onderhoudt en inzet bij een volgende klant. Dergelijke innovaties die hoog op de R-ladder

staan komen nog maar beperkt voor. De meeste innovaties zijn gericht op recycling, een van de lagere R-strategieën. Meer dan zeshonderd initiatieven richten zich op innovatieve technologieën om fossiele grondstoffen te vervangen door grondstoffen uit biotische reststromen en recyclaten. Denk bijvoorbeeld aan het maken van een fietspad van gerecycled plastic en een kinderspeelhuis van hennep, boomschors en aardappelschillen. De vernieuwende technologie maakt het gebruik van reststromen als grondstof voor nieuwe producten mogelijk. Voorbeelden van consumptiegoederen zijn skateboards gemaakt van weggegooide flessendoppen, leer gemaakt van fruitafval, speelgoedbouwblokken van rietsuikerafval en vloerkleden van gerecycled polyester.

Combinatie met andere doelen Tot slot blijkt uit de inventarisatie dat de combinatie van circulaire activiteiten met andere doelen ook voorkomt, zoals de klimaat­of woningbouwopgave. Zo zijn er kleine verplaatsbare woningen die niet alleen kunnen worden gebouwd en hergebruikt met minder materiaal, maar die ook leiden tot minder CO2uitstoot. Uit eerder PBL-onderzoek bleek al dat de overlap tussen de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie substantieel is. Deze overlap heeft vooral betrekking op de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de inzet van fossiele energie voor zowel verbanding als grondstof, zoals aardolie voor plastic. Concreet gaat het dan om grondstofwinning, de basisindustrie (papier, basischemie, kunstmest, basismetaal en bouwmaterialen), de verwerkende industrie, de bouwnijverheid en de afvalverwerking. Deze sectoren zijn relevant voor de circulaire economie en zijn goed voor ongeveer achtentwintig procent van de totale broeikasgasemissies in Nederland. Zowel door recycling en hergebruik van grondstoffen, materialen en producten als door vervanging van fossiele door niet-fossiele grondstoffen draagt de circulaire economie bij aan de vermindering van de emissies van broeikasgassen. Er zijn ook circulaire activiteiten die worden gecombineerd met een sociaal doel. Denk bijvoorbeeld aan de kringloopwinkels die naast hun bijdrage aan hergebruik, sterk inzetten op werk­en leertrajecten voor sociaal kwetsbare groepen. Bedrijven zoals I­did en De Ver-

spillingsfabriek dragen bij aan een circulaire economie omdat ze tassen en soepen maken van afgedankte grondstoffen zoals niet meer draagbare kleding of te kleine groente. En bovendien wordt de productie voornamelijk verzorgd door mensen met een achterstand op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er organisaties en bedrijven die circulair combineren met een sociaal én een lokaal leefomgevingsdoel. Een voorbeeld hiervan is een initiatief rondom ‘weesbootjes’: het opruimen van achtergelaten boten en daarna het opknappen ervan voor hergebruik door mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Een deel van de activiteiten met een sociaal doel heeft wellicht een beperkte invloed op het verminderen van het totale grondstoffengebruik of de emissie van broeikasgassen vanwege de kleine schaal waarop ze actief zijn. Deze activiteiten geven echter wel concreet vorm aan circulariteit in de maatschappij. Daarnaast kunnen ze bijdragen aan het draagvlak voor de transitie naar een circulaire economie. Burgers ervaren deze initiatieven positief, omdat ze bijdragen aan het oplossen van sociale of lokale problemen waarmee zij worden geconfronteerd. Hierdoor kan draagvlak ontstaan voor bepaalde vormen van circulariteit, zoals het voorkómen van zwerfafval of het repareren van elektronica, en daarmee voor de bredere transitie naar een circulaire economie.

Belemmeringen De vele circulaire activiteiten ten spijt, voor het realiseren van een volledige circulaire economie zijn er nog grote belemmeringen. Zo zijn grondstoffen en producten vaak relatief goedkoop; milieubelastende effecten van de productie of consumptie van goederen zijn niet volledig in de prijs verrekend. Door de relatief lage prijs van grondstoffen worden producenten nu niet gestimuleerd om te investeren in een efficiëntere omgang met grondstoffen. Het beprijzen van milieueffecten kan circulaire activiteiten stimuleren, maar neemt niet alle hobbels weg. Regels, normen en gewoontes sluiten nog niet aan bij een circulaire economie. Zo kan biomassa worden gebruikt als bouwmateriaal, maar omdat hier nog geen regels en normen voor bestaan, wordt dit materiaal nog maar weinig gebruikt. Ook een slecht imago kan circulaire activiteiten in de weg staan: tweedehandsproducten, productonderdelen en gerecy-

26 Energie+ nr 1 maart 2019

10. circulaire economie.indd 26

08-03-19 10:33


Het circulaire paviljoen Circl van ABNAMRO is geïsoleerd met vezels uit ingezamelde jeans. De lift blijft eigendom van de fabrikant en er wordt betaald op basis van het gebruik. Bron: ABN-AMRO

clede materialen (zoals gerecycled plastic) hebben veelal een minder goed imago, waardoor consumenten en bedrijven vaak een voorkeur voor ‘nieuw’ hebben. Verder speelt gewoontegedrag een rol: veel mensen gooien kapotte producten weg omdat ze dat nu eenmaal zo gewend zijn, terwijl reparatie wellicht ook mogelijk is. Tot slot blijken investeerders nog niet zo happig om te investeren in circulaire activiteiten van bedrijven, omdat ze vaak onbekend zijn met ‘circulariteit’ en circulaire initiatieven als laag renderend inschatten.

Naar een circulaire economie Deze nulmeting heeft circulaire activiteiten in Nederland in beeld gebracht. Opvallend is dat innovaties relatief gering in aantal zijn en maar moeilijk doorbreken. Wat kunnen over-

heden, bedrijven, organisaties en burgers doen om innovatieve circulaire initiatieven te bevorderen? Momenteel vinden nog veel innovaties plaats vanuit individuele bedrijven. Voor het realiseren van nieuwe vormen van recycling, hergebruik, reparatie en het aanbieden van een product als dienst, is het nodig dat er samenwerkingsverbanden ontstaan tussen partijen die eerder nog niet samenwerkten. Hierbij kunnen bedrijven en organisaties leren van bestaande activiteiten. Wat is er bijvoorbeeld voor nodig om reparatie en hergebruik van consumentenelektronica net zo vanzelfsprekend te maken als nu is voor fietsen en auto’s? Recycling is een belangrijk onderdeel van de circulaire economie in Nederland. Het is ech-

ter ook nodig dat meer wordt ingezet op het repareren, delen, leasen of circulair ontwerpen van producten, om zo het grondstofgebruik in Nederland drastisch te verminderen. Bedrijven kunnen bijvoorbeeld nadenken over een ander ontwerp of het inzetten van een gebruikt product bij een volgende klant, zodat ze grondstoffen besparen en producten hergebruiken. Werken richting een circulaire economie kan ook bijdragen aan het verminderen van de CO2-uitstoot en het nastreven van andere maatschappelijke doelen, zoals het schoonhouden van de stad en het aan werk helpen van mensen die langdurig in de bijstand zitten. Zo kunnen winwinsituaties ontstaan, die de overgang naar een circulaire economie kunnen versnellen. nr 1 maart 2019 Energie+ 27

10. circulaire economie.indd 27

08-03-19 10:34


opinie

Statenverkiezingen leiden tot populistisch klimaatgedrag Al een paar maanden wordt door verschillende politieke partijen alles aangegrepen om zieltjes te winnen van Henk en Ingrid. In november kwam Klaas Dijkhoff, fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, na een uitzending van Arjen Lubach over kernenergie, meteen met de uitspraak dat Nederland zijn klimaatdoelstellingen niet haalt zonder kernenergie. Om daaraan toe te voegen dat wat hem betreft “we snel beginnen met bouwen”. Jan Willem Zwang

I

n december kwam Alexander Kops (PVV) in het vragenuurtje naar aanleiding van een bericht in De Telegraaf met de mondelinge vraag aan staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) hoe de staatssecretaris de stijging van de energiekosten gaat compenseren. De website van de Tweede Kamer meldt hier het volgende over: “Driehonderd euro. Dat is wat een huishouden in 2019 volgens De Telegraaf meer aan energiekosten moet betalen. Schandalig, vindt Kops. Dit ziet hij als het klimaatbeleid in de praktijk. ‘De gewone man en vrouw moeten bloeden’. Hoe gaat de regering deze stijging compenseren voor de mensen die dit niet kunnen betalen? “ De bedragen in het artikel kloppen niet voor een gemiddeld huishouden, stelt Keijzer. Zowel de genoemde verbruikscijfers als de

gehanteerde elektriciteitsprijs zijn te hoog geraamd. Maar het kabinet vindt betaalbaarheid wel heel belangrijk voor het draagvlak voor de klimaatmaatregelen, benadrukt de staatssecretaris. En kijk breder: ook met bijvoorbeeld inkomensbeleid en huurbeleid wordt iets gedaan voor de lagere inkomens.” In januari komt Dijkhoff nog een keer en zegt in De Telegraaf dat het klimaatakkoord niet zijn akkoord is en zinspeelt zelfs op een mogelijke val van het kabinet. Sybrand Buma van het CDA kan zich niet onbetuigd laten en gaat er een paar dagen later nog eens dunnetjes overheen. Buma laat in een reactie op de uitlatingen van Dijkhoff het volgende weten: “Het is belangrijk dat de VVD nu ook ziet dat het klimaatakkoord niet heilig is en dat het kabinet zelf keuzes moet maken om te zorgen dat de rekening voor gewone burgers betaalbaar blijft.”

Op de achtergrond loopt Thierry Baudet van Forum voor Democratie al sinds oktober vorig jaar te roepen dat het Klimaatakkoord ons duizend miljard euro gaat kosten. De kracht van de boodschap zit in de herhaling, want deze maand wordt deze boodschap opeens opgepikt door meerdere landelijke dagbladen. De meeste grote kranten hebben het verhaal van Baudet overigens volledig gefileerd. Aan de andere kant van de tafel, of de Kamer, zitten Jetten en Klaver van respectievelijk D66 en GroenLinks. Zij roepen te pas en te onpas dat ‘de industrie’ moet betalen en dat er een CO2-taks moet komen om ‘de vervuiler te laten betalen’. Inmiddels zitten we bijna in maart en dit keer is de energienota het middel om het vuurtje weer eens lekker op te stoken voor de Statenverkiezingen. Roepen dat de koopkracht

28 Energie+ nr 1 maart 2019

11.opiniestuk.indd 28

08-03-19 10:34


Bron: Tobias Scheck

omlaag gaat als gevolg van de energietransitie of het Klimaatakkoord scoort namelijk ontzettend goed bij Henk en Ingrid. Al het populistisch gedrag over kerncentrales, het afwijzen van het klimaatakkoord en de duizend miljard euro aan kosten voor de energietransitie leg ik terzijde. Ik wil wel ingaan op de huidige discussie rondom de energienota.

Hoe zit dat nu met die rekenfout? Op 4 december 2018 plaatste Gaslicht.com een blog waarin het berekent dat een gezin van drie personen in 2019 honderdzestig euro meer kwijt is voor zijn energie. Volgens Gaslicht.com komt dit door hogere belastingen, hogere netbeheerderskosten en waarschijnlijk hogere prijzen voor elektriciteit en gas. Overstappen via Gaslicht.com levert echter een besparing op van 310 euro per jaar in

plaats van een verhoging van 160 euro per jaar. Ik hoef u uiteraard niet te vertellen waar Gaslicht.com haar geld mee verdient, maar ik doe het toch: met overstappen van energiebedrijf via hun website. Het Algemeen Dagblad pikte dit nieuws op en deed er meteen een schepje bovenop. Het AD kopt de volgende dag: Energierekening wordt volgend jaar 360 euro hoger. Maar wat zijn nu de werkelijke kosten en hoe kan het dat Staatssecretaris Mona Keijzer in het vragenuurtje zo overtuigd zei dat de kosten niet met 360 euro zouden stijgen? In de rekenvoorbeelden werd gerekend met een gemiddeld elektriciteitsverbruik van drieduizend kWh per jaar en een gemiddeld gasverbruik van vijftienhonderd m3 per jaar. Wanneer we enkel kijken naar de kosten voor energiebelasting, Opslag Duurzame Energie en de Belasting Toegevoegde Waarde (BTW) die over deze twee belastingen wordt geheven (ja echt waar, in Nederland heffen we belasting over de belasting die we moeten betalen), dan krijgen we het volgende beeld: • In 2019 betaalt een huishouden €31,83 meer aan energiebelasting dan in 2018 (gas is €49,68 gestegen, elektriciteit is €17,85 gedaald); • In 2019 betaalt een huishouden €52,95 meer aan Opslag Duurzame Energie dan in 2018 (zowel gas als elektriciteit is gestegen); • De belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting is in 2019 €51,00 gedaald ten opzichte van 2018 (hierdoor wordt de energienota dus hoger); en • Per saldo moet over bovenstaande posten ook nog eens 21% BTW worden betaald. Dit komt neer op €28,51. De stijging op de energienota in 2019 ten opzichte van 2018 als gevolg van wijzigingen in de belastingen is dus €164,29. De Staatssecretaris had dit kunnen weten. Wat de Staatssecretaris niet kan weten en wat haar ook niet verweten kan worden, is wat de prijzen van elektriciteit en gas gaan doen. Gaslicht.com baseert haar berekeningen op de variabele prijzen die de grote energiebedrijven in rekening brengen. Deze variabele prijzen zijn gebaseerd op het ‘modelcontract’. Dit is een verplicht nummer dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de energiebedrijven heeft opgelegd en dit is bij de meeste energiebedrijven tevens het minst aantrekkelijke energiecontract omdat het vaak het duurste contract is. De energiebedrijven

adverteren hier ook niet mee; ze stunten liever met specifieke aanbiedingen om klanten over te laten stappen. Alleen huishoudens die nog nooit zijn overgestapt én nog nooit een aanbieding voor een driejarig contract of een contract voor groene stroom of gecompenseerd gas heeft geaccepteerd, zitten al jaren op dit modelcontract. En betalen dus sowieso het meest in vergelijking met huishoudens die al wel eens zijn overgestapt. En al helemaal in vergelijking met huishoudens die ieder jaar overstappen, want dat is nog steeds het voordeligste. Wat de staatssecretaris eind 2018 had kunnen weten, is hoe de energieprijzen zich in 2018 hebben ontwikkeld. De elektriciteitsprijs is bijvoorbeeld bijna verdubbeld ten opzichte van eind 2017. Je zou van een staatssecretaris mogen verwachten dat ze dit soort kennis paraat heeft tijdens zo’n vragenuurtje. Maar toch zegt dit niet alles. Dit elektriciteitsprijs voor 2020 heeft dit jaar op bijna €64 per MWh gestaan maar is deze week gedaald naar net boven de €50 per MWh, een daling van meer dan 21%. Wat een huishouden in een bepaald jaar betaalt, is afhankelijk van zijn energiecontract. Als een huishouden in de zomer van 2017 een driejarig contract heeft afgesloten, betaalt dat huishouden dit jaar meer dan in 2018 als gevolg van de hogere belastingen, maar is hij veel goedkoper uit dan degene die nog nooit is overgestapt. Kortom: de staatssecretaris heeft geblunderd in december. Dat het Planbureau voor de Leefomgeving nu de schuld krijgt van het kabinet, is niet chique. Het PBL kan hier helemaal niets aan doen en het feit dat de staatssecretaris zich verschuilt achter zogenaamd verkeerde aannames van het PBL en op de Nationale Energieverkenning 2017 is ronduit laf te noemen; ze had gewoon beter moeten weten.

Is het erg? De vraag is nu of het erg is dat de energienota dit jaar een stuk hoger uitvalt dan in 2018. Ik denk het niet. Het kabinet wil haar klimaatdoelstellingen halen. Daarom wordt ingezet op de elektrificering van het energieverbruik door huishoudens te stimuleren van gas af te gaan. Om dit te stimuleren, wordt de energiebelasting op gas verhoogd en die op elektriciteit verlaagd. Dankzij de hogere energienota leveren investeringen in energiebesparende maatregelen veel meer rendement op dan wanneer geld op een spaarrekening blijft staan. nr 1 maart 2019 Energie+ 29

11.opiniestuk.indd 29

08-03-19 10:34


opinie

Het kabinet moet keuzes maken over het klimaat, bron: Frank Magdelyns

Het is daarom ook te hopen dat de marktprijzen voor energie de komende jaren flink stijgen, hopelijk tot het niveau waarop ze in 2007 en tot de zomer van 2008 waren. Toen waren de energieprijzen namelijk twee keer zo hoog als nu en als de crisis toen niet was gekomen, hadden we in Nederland allang veel meer duurzame energieproductie gehad dan we nu hebben. Henk en Ingrid zullen echter niet investeren in energiebesparende maatregelen. Ingrid omdat ze geen spaargeld heeft en iedere maand moeite heeft om überhaupt rond te komen en Henk omdat hij niet in klimaatverandering gelooft. Henk gebruikt het liefst gas uit Slochteren en elektriciteit van die walmende kolencentrale op de Maasvlakte. Klimaatverandering is volgens Henk toch maar onzin. Henk gaan we nooit overtuigen om te schakelen naar duurzame energie want dat gaat tegen zijn principes in. Het is dus niet erg dat de energienota hoger wordt. Sterker nog: die moet nog hoger, dus gooi de belastingen maar verder omhoog en knal er ook nog een CO2-belasting op. Laat Henk maar lekker betalen voor zijn fossiele gedrag en verbruik. Maar Ingrid moeten we helpen. Het kan niet zo zijn dat de rekening van de energietransitie

voor een relatief groot deel door de smalste schouders wordt gedragen. Al helemaal niet door een deel dat wel wil verduurzamen maar dit simpelweg niet kan betalen.

Maar hoe dan? De vraag waar iedere partij mee worstelt, is hoe de rekening van de verduurzaming moet worden gefinancierd. Het verbaast mij enorm dat ze de knop waarmee ze de particulier wil stimuleren om van gas af te gaan niet inzet om dit ook voor de industrie te doen: knal de energiebelasting omhoog in de derde en vierde schijf! De energiebelasting op elektriciteit bedraagt in de derde schijf (50.001 tot en met 10.000.000 kWh verbruik op jaarbasis) €0,01421 cent per kWh. Ter vergelijking: een huishouden betaalt €0,09863 cent per kWh (inclusief BTW is dit zelfs €0,1193 cent per kWh), ruim 8 keer zoveel! De prijs van elektriciteit voor levering bedraagt op dit moment zo’n €0,05 per kWh. Wanneer de energiebelasting in de derde schijf met €0,02 per kWh wordt verhoogd en tegelijkertijd in de eerste schijf (verbruik tot en met 10.000 kWh, de schijf waar Ingrid in zit) wordt verlaagd, kan dit budgetneutraal.

Het huishoudelijke elektriciteitsverbruik was in 2018 ongeveer 19%, dus het is zelfs mogelijk om de energiebelasting in de eerste schijf met €0,05 per kWh te verlagen zonder dat dit het land extra geld kost. Ingrid wordt hiermee flink geholpen en de industrie wordt gestimuleerd om te gaan verduurzamen. Natuurlijk zullen de vertegenwoordigers van de industrie zeggen dat onze concurrentiepositie wordt verslechterd wanneer hun grootverbruik extra wordt belast. Maar het is een non-argument: iedere kWh die ze gaan besparen, levert ze juist meer voordeel op. Helaas zie je hier hetzelfde rekenwerk als van Baudet: er wordt alleen naar de extra kosten gekeken van de partijen die niets doen; partijen zoals Henk. Er wordt echter niet gerekend met de voordelen die de partijen hebben die wél wat doen. Per saldo zijn degenen die investeren in energiebesparing en opwek van duurzame energie voordeliger uit en Ingrid krijgt gelukkig toch een lagere energienota zonder dat dit de staat iets kost. Nu moeten we er alleen nog voor zorgen dat Ingrid ook nog kan verduurzamen als ze dat wil, maar misschien kan ze dat straks zelf wanneer ze iedere maand wat overhoudt dankzij die lagere energienota.

30 Energie+ nr 1 maart 2019

11.opiniestuk.indd 30

08-03-19 10:34


service Energie+ expertblog

jrg 38 nr 2 juni 2018

jrg 38 nr 3 September 2018

jrg 38 nr 4 december 2018

jrg 39 nr 1 m aart

Een groep representatieve professionals uit de energiesector vormt het expertpanel van Energie+. Regelmatig leest u een nieuw blog van een van de experts online. De redactie is nog op zoek naar nieuwe leden voor het blogpanel. Dus wilt u graag een paar keer per jaar schrijven over energiegerelateerde onderwerpen binnen uw vakgebied? Stuur dan een mail naar energieplus@aeneas.nl.

Aardgasvrij, maar hoe?

Gelijk speelveld warmte-opties

Winnaars en verliezers transitie

Zonnepark De Groene Weuste

Energie+2 Cover.indd 1

29-05-18 11:56

Waterstof als back-up

Wat is de beste weg naar NOM?

100% duurzaam Ansen in 2020

3-EnergiePlus_Cover.indd 1

Een integrale Energiewet 17-09-18 08:43

Lees de blogs door het scannen van de QR-code, of ga naar www.energieplus.nl/expertblogs.

Geen verduurzaming zonder burgers

Flexibeler energieverbruik

Spelregels groene economie

P01 Cover.indd 1

Lokale warmte in Haarlem 30-11-18 14:09

Rendabele warmten etten? 01-Cove

r.indd

1

Van aardgashet af

Balancer en schone en met ergie

Hoe circul air is Nederla nd? 07-03-19

Meest geraadpleegde artikelen oktober t/m december 2018

16:07

Reageren? Heeft u een vraag of opmerking over Energie+? Neem dan contact met ons op.

1. Kosten en baten van waterstof (Energie+ 2018/3) 2. Een integrale Energiewet (Energie+ 2018/3) 3. Groene waterstof als back-up (Energie+ 2018/3)

Aeneas Media Afdeling Lezersservice Veemarktkade 8, Ruimte 4121 5222 AE ’s-Hertogenbosch

Verder op www.energieplus.nl • Het complete online archief van Energie+ • Het laatste nieuws • Aankomende evenementen

2019

T 073-2051020 E lezersservice@aeneas.nl

Aanmelden voor de nieuwsbrief?

• Interessante WebTV-uitzendingen • Energie+ op Twitter: @energie_plus

Stuur een e-mail o.v.v. ‘Nieuwsbrief Energie+ ’ naar lezersservice@ aeneas.nl of ga naar www.energieplus.nl/lezersservice.

“Ik voel mij nu pas samenvallen met de tijdgeest” prof. dr. ir. Jan Rotmans

Nu met gratis boek In het oog van de orkaan Verandering van tijdperk, de opvolger van de bestseller In het oog van de orkaan, maakt de transitie van de hele samenleving zichtbaar. Naast de sectoren Energie, Bouw en Zorg heeft Rotmans voor dit boek onderzoek gedaan naar de wereld van Onderwijs en Financiën. Rotmans: “Organisaties die zich aanpassen aan deze ontwikkeling zullen overleven. Zij die vasthouden aan het oude gaan ten onder.”

€ 31-Servicepagina.indd 31

5 9 , 24

:.. ellen erk t s e b rect vantijdp i d f o g atie anderin m r o r r inf l/ve Mee eneas.n .a www

08-03-19 10:34


02025 02025 02025 Amsterdam koploper schone energie

Game on Femke Adriaens

Femke Adriaens advertentie_02025_17Aug2018.indd 1

08-03-19 10:28


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.