#3
september 2017
COMPLEXE WIJKEN
KENNISNETWERK BESTAANDE BOUW
■
inspired by canada
RENDA ZOEKT DE GELUKKIGSTE BEWONER. KEN JIJ HEM OF HAAR?
R E N DA . N L
RENDA MENUKAART 2017 Heb jij verstand van renoveren? Renda stelt professionals in staat hun werk beter te doen door betrouwbare vakkennis te delen. Is jouw bedrijf deskundig op het gebied van renovatie of een aspect daarvan? En wil je die kennis delen met woningcorporaties, renovatiebedrijven of toeleveranciers? Word dan partner van Renda. Eenpitters en start-ups Adviesbureaus, kleine bedrijven en corporaties Bedrijven
€ 950 € 1599 € 2599
WAT KRIJG JE DAARVOOR? REDACTIONEEL
NETWERK
COMMERCIEEL
• • • •
• Bepaal de koers van Renda • Toegang tot minimaal 6 events voor tenminste 2 personen • Toegang tot de online community voor het hele bedrijf • Korting op Renda Workshops • Partnerlidmaatschap voor alle medewerkers • Renda Magazine (max 20) • Renda Banenruil
• Logo in nieuwsbrief, op website en Renda Magazine • 25% korting op advertentietarieven • Plaatsing in Innovatiedatabase • Plaatsing in Vacaturebank
Welkomstinterview Deel je nieuws met het netwerk Een plek in ons blogpanel Schrijf een artikel in Renda Magazine • Deelname aan Renda-rubrieken: - Hoe woon jij? - Passie voor vakmanschap - Leerling & Leermeester
WIL JE NOG MEER ZICHTBAARHEID? REDACTIONEEL
NETWERK
COMMERCIEEL*
• Een artikel in Renda geschreven door een Renda-journalist € 500 • Renda-video € 1000 • Renda Magazine Special vanaf € 7500
• Sponsor een kennistafel € 1000 • Organiseer een Renda Workshop € 1500 • Organiseer een Renda Event € 4500
• • • • • •
Advertentie in Renda Innovatie op homepage Innovatie in nieuwbrief Vacature op homepage Banner in nieuwsbrief Banner op website
* Tarieven icm partnerschap. Meer weten: vraag de tariefkaart aan via s.verdonk@aeneas.nl.
RENDA.NL
€ 1495 € 280 € 225 € 225 € 375 € 565
Hoofdredactioneel
nr 3 2017
3
LEREN DOOR te blijven kijken De vakantieperiode is goed om te relativeren, om te ontspannen en afstand te nemen. Eigenlijk een veel betere tijd om goede voornemens te bedenken dan zo rond het einde van het jaar met de drukte van kerst, het nieuwe jaar en alle bijbehorende verplichtingen. Die voornemens kunnen betrekking hebben op je eigen carrière of over wat je in je baan wilt bereiken. Voor mij moet een vakantie ook voldoende inspiratie bevatten. Dat betekent in mijn geval voldoende tijd inruimen om steden te bekijken. Gelukkig heb ik een partner die daar ook van houdt. De zomervakantie ging dit jaar naar Duitsland.
Erna van Holland Hoofdredacteur Renda
Wat ik graag onder de aandacht wil brengen, is hoe je kunt leren als je maar blijft kijken. Ik neem jullie even mee naar een stad op mijn tocht: Magdeburg in voormalig Oost-Duitsland. Iedereen weet dat Dresden de stad is met de meeste schade na de Tweede Wereldoorlog. Maar wie weet dat Magdeburg toch wel een goede tweede plaats innam? Bijna negentig procent van de historische binnenstad lag in puin. Nu heb ik een boek gevonden van de ontwikkeling van de stad in de jaren 60. Met ongeloof kijk je naar die foto’s en denk je dat de oorlog nog maar net voorbij is. Ruïnes van kerken en gebouwen zijn nog na 1965 gesloopt om ruimte te maken voor vooral nieuwe woongebouwen. Wij zijn als Nederlanders wel gewend om beelden te zien van nieuwe naoorlogse bouw met net aangeplant groen en veel ruimte. Maar hier staan die gebouwen in het zand, zonder straten en met ruïnes van gebouwen in de achtergrond. En tot mijn grote verbazing worden ook hier al naoorlogse gebouwen afgebroken. Zelfs de recente geschiedenis is hier dus niet veilig. Toch moet je blijven lopen en kijken in zo’n stad. Dan tref je een voorbeeld van een renovatie van naoorlogse woningbouw om je vingers bij af te likken. Een groot blok van acht bouwlagen met portiekontsluiting. De woningen hebben zicht op de Elbe. Er is een spel gemaakt van wintertuinen en balkons in verschillende maten, dat als een soort gordijn voor het gehele bouwblok is gehangen. De eenvormigheid van het bouwblok is direct doorbroken en je kunt mensen ook nog eens verschillende oplossingen voor buitenruimten aanbieden. Een voorbeeld van bijzondere nieuwbouw is de Groene Citadel. Dit is een ontwerp van Friedensreich Hundertwasser. Met zijn multifunctioneel complex (waaronder hotel, theater, winkels en woningen) zet hij zich af tegen alles wat naoorlogs is in Magdeburg. Het kwam gereed in 2003, helaas was Hundertwasser toen al overleden. Het is een miniatuurstad, waar nauwelijks een muur recht staat. Hij geeft aan dat de natuur geen rechte lijnen heeft en dat dit niet bij mensen past. De industrie heeft de rechte lijn geïntroduceerd en daar moeten we vanaf. Nu vind ik de discussie mooi of lelijk niet zo interessant, maar met alle kronkelende gangen, patio’s, roze gevels, gouden en geglazuurde ornamenten, brengt hij wel een lach op ieders gezicht. En is dat niet wat we allemaal willen? De redactie gaat met nieuwe inspiratie aan de slag om met een voorstel voor het programma voor 2018 te komen. Maar eerst hebben we het najaar nog. We zien je graag met frisse ideeën en inspirerende (vakantie)foto’s! ■
Foto voorpagina: Dag van de Bewoner Foto: Bram Berkien
4
nr 3 2017
Inhoud
Inhoud 10
■■ ■■
Hoe woon jij? Gertie Peelen
■■
Project gemeente Eindhoven
■■
Innovatie
■■
The Natural Step
■■
Renda Workshopdag
■■
Column Hugo Meijwaard
■■
Inspired by Canada
■■
Leerling & Leermeester
16
30
34
22
■ COLOFON Dit magazine is onderdeel van Renda, jouw netwerk bestaande bouw. Het magazine verschijnt 4x per jaar. Meer informatie op www.renda.nl. UITGAVE Aeneas Media bv Veemarktkade 8, ingang F, ruimte 4121 5222 AE ‘s-Hertogenbosch T 073-2051010 www.aeneas.nl mail@aeneas.nl UITGEVER Æbele Kluwer; ae.kluwer@aeneas.nl; T 073-2051010
“Wij zijn de nieuwe generatie, er wordt wat van ons verwacht”
Interview Rob en Carel Hagemans
‘Toe naar datasturing in het onderhoud’ 6
Inzending verkiezing Gelukkigste Bewoner 10 ‘Maximale innovatie door duurzame samenwerking’ 12
Première van de Vastgoed Levensweg 20 Versnelling creëren door kennis te delen 22 Maak de risico’s inzichtelijk 24 Het luisterend oor zit niet meer in de prijs 29 Verduurzamen in complexe wijken 30 Rubriek over onderwijs in de praktijk 34
Hoofdredactioneel 3 Welkom nieuwe partners 5 Najaarsagenda Renda-events 5 Hogeschool Rotterdam start minor Renovatie & Transformatie 16 ZOwonen, Heijmans en Van Wijnen over samenwerken 26 Snel aan de slag met een duurzaam warmtenet 35 Renda-partners 39
RENDA TEAM Evamarije Smit (concept manager) Robert Dingemans (community manager) Fleur Reijngoudt (netwerkredacteur)
AAN DEZE EDITIE WERKTEN VERDER MEE Hannah Beljaars-Frederik, Guus de Haas, Anke van Hal, Erik Schurink, Eric Willems
VAKREDACTIE Erna van Holland (hoofdredacteur) Haico van Nunen Ad Straub Jetske Thielen
ADVERTENTIEVERKOOP Aeneas Media Mariëlle Beerens; m.beerens@aeneas.nl T 073 205 10 28
Meer weten over het lidmaatschap? Bel of mail met Evamarije Smit; 06 1619 2662, e.smit@aeneas.nl Alle prijzen ex. btw. Buiten Nederland geldt een toeslag voor extra porto. Lidmaatschappen lopen voor één jaar en kunnen elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot twee maanden voor vervaldatum telefonisch bij lezersservice, 073-2051025.
LEZERSSERVICE lezersservice@aeneas.nl, T 073-2051025
ONTWERP/ VORMGEVING Twin Media bv, Rimke Bartels, Culemborg
LIDMAATSCHAP 2017 Kennismaking – 119 euro Light – 119 euro Standaard - 259 euro
VOORWAARDEN Renda wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven
RENDA DENKTANK De Renda Denktank bestaat uit afgevaardigden van de Renda-partners. Zie voor een overzicht van onze partners pagina 39 van deze uitgave of renda.nl/partners.
en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoopvoorwaarden. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Renda niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever. ISSN 2211-5358
Vers bloed bij Renda
5
nr 3 2017
Vers bloed bij Renda Direct na de zomervakantie presenteren we weer drie nieuwe partners. Wie het zijn en waarom zij zijn aangehaakt bij Renda, lees je hier.
Carel Hagemans
Jan Willem Ponjé
Gert-Jan Bezemer
Hagemans
Coen Hagedoorn
Hagemans was al partner van Renda, na de mooie periode met De Variabele, zijn we dat opnieuw en met onze eigen naam. We vonden en vinden het belangrijk om met elkaar in gesprek te blijven over de (nabije) toekomst van het onderhoud. Wij willen het graag hebben over het ont-schotten van de verschillende onderhoudssoorten, over datasturing en over de veranderende rol van opdrachtgever én opdracht nemer.
Coen Hagedoorn begon jaren geleden met renoveren en onderhouden. In 1974 om precies te zijn. Mooie uitdagende projecten, waarbij snel en vakkundig gereageerd moest worden op niet te voorziene situaties. Bij de bewoners thuis. En dat doen we nog steeds. Via Renda willen we onze kennis en ervaring delen. Tevens laten we ons graag inspireren. Samen komen we tot slimmere, betere en groenere oplossingen.
transVORM BV
transVORM BV heeft, binnen VORM als ontwikkelende bouwer, als RGS/VGO-gecertificeerd bedrijf haar volledige focus op bestaand vastgoed. Het credo: In het bestaande zit de echte waarde. Renoveren (verduurzamen), transformeren (herbestemmen) en vastgoedonderhoud (meerjarig technisch beheer) zijn onze drie waardestromen. Hier sluit ons lidmaatschap bij Renda naadloos op aan.
✁
NAJAARSAGENDA
De zomervakantie is voorbij. Het najaar kan beginnen. De volgende data voor onze events staan al vast. Heb jij ze al in je agenda?
28 SEPTEMBER: FLEXWONEN BIJ WOONBEDRIJF
12 OKTOBER: ENERGIEPROEFTUIN BIJ DELTAWONEN
31 OKTOBER: NEDERLAND VAN HET GAS AF
TOT 31 OKTOBER: DE GELUKKIGSTE BEWONER VERKIEZING
23 NOVEMBER: DE DAG VAN DE BEWONER
■ Op 28 september gaat Renda on Tour naar Eindhoven. Daar wordt het oude kantoorgebouw van Woonbedrijf getransformeerd tot studio’s en appartementen volgens het concept Flexwonen.
■ In de verduurzamingsroute van woningcorporatie deltaWonen ligt de eerste stip op de horizon in 2023, dan moet het bezit van plusminus 15.000 eenheden een label A of B hebben. Vervolgens gaat de Zwolse corporatie de volgende stap zetten richting een energieneutrale woningvoorraad.
■ Wie een energieneutrale gebouwde omgeving in 2050 als stip aan de horizon heeft, moet logischerwijs plannen maken en maatregelen kiezen die in dit plaatje passen, de zogenaamde ‘no-regret maatregelen’.
■ Het is verkiezingstijd bij Renda. We zijn op zoek naar de Gelukkigste Bewoner van het jaar. De winnaar wordt op 23 november bekend gemaakt tijdens de Dag van de Bewoner in Utrecht. Hier nog even de drie minimale eisen die we stellen aan de inzending:
■ Een hele dag die in het teken staat van de bewoner. Aan het programma wordt nog steeds hard gewerkt, maar je kunt in elk geval al kiezen uit zeker tien break-outsessies. De dag is in het Krachtstation in Utrecht, een gebouw dat tot de beschikking staat van bewoners uit de wijk Kanaleneiland.
Voor jongeren en spoedzoekers is het tegenwoordig niet meer vanzelfsprekend dat zij aan betaalbare woonruimte kunnen komen. Flexwonen biedt tijdelijke huisvesting met behoud van inschrijftijd. Bewoners kunnen zo toewerken naar een meer permanente woonsituatie. Partners: Woonbedrijf
Bekijk onze evenementen online op www.renda.nl/events
Om een vliegende start te maken begint deltaWonen dit najaar met opdrachtnemer Trebbe met de Energieproeftuin, een pilot waarbij de corporatie verschillende energiebespaarders en energieopwekkers gaat testen bij bestaande sociale huurwoningen. Partners: deltaWonen en Trebbe
Maatregelen in de woningvoorraad moeten zo gekozen worden dat er ruimte blijft voor het op termijn kunnen inpassen van nieuwe technieken. Dit vereist van corporaties een energievisie te ontwikkelen, die richting geeft op strategisch-, tactisch- en operationeel niveau. Alleen dan blijven gasloze wijken niet alleen een ambitie, maar wordt het realiteit. Partners: Huygen Installatie Adviseurs & Guus de Haas&partners
1. De woning van de bewoner moet gerenoveerd zijn in bewoonde staat of er moet Groot Onderhoud hebben plaatsgevonden bij de bewoner thuis. 2. Het project moet een duurzaamheidsambitie hebben. 3. Het gaat om een huurder van een corporatie.
Een greep uit het programma: dilemma’s van een corporatie, de bewoner aan het stuur, een webshop met verduurzamingsproducten. Partners: SSW de Bilt, KnaapenGroep, Antares, Woonbedrijf, Caspar de Haan Renovatie en Onderhoud, Nyenrode, Talen Vastgoedonderhoud, Hostmanship, Mosa, Portaal en de Woonbond.
6
nr 3 2017
Interview met Rob en Carel Hagemans
Interview met Rob en Carel Hagemans
nr 3 2017
Toe naar datasturing in het onderhoud Tijdens de première van Vastgoed Levensweg afgelopen juni lichtten Carel en Rob Hagemans kort toe dat Hagemans Vastgoedonderhoud sinds eind 2016 geen onderdeel meer is van De Variabele Groot Onderhoud. Het leidde tot vragen en geroezemoes in de wandelgangen. Renda sprak de broers op het hoofdkantoor in Nijmegen. Waarom stapten ze in De Variabele, waarom stapten ze er weer uit en beter nog: wat zijn de soloplannen voor de nabije toekomst? Tekst en beeld Fleur Reijngoudt
Carel: 2014 was de periode waarin we het idee hadden dat het in de corporatiesector om grote projecten zou gaan draaien. Projecten waarvoor je alleen in aanmerking kon komen als je bedrijf een minimale grootte besloeg. Wij zeiden destijds tegen elkaar: ‘We zijn te groot voor het servet, maar te klein voor het tafellaken’. Rob: Het was een tijd van schakelen tussen de Woningwet en de verhuurdersheffing. Er was kennis, kunde en vooral volume nodig. Carel: We hadden als Hagemans wel de expertise in huis, maar we praten over projecten van vijf á zes miljoen. Men vond het eng om een opdracht van dat formaat te geven aan een bedrijf met een jaaromzet van pak ‘m beet een factor drie. Het was daarom logisch voor ons om onze krachten te bundelen in het groot onderhoud. Vandaar dat we, puur en alleen voor groot onderhoud, samen met Vastgoedonderhoudsbedrijf Burgers van der Wal, Burghouts Schilderen en Isoleren en Jacobs Beheersbaar Onderhoud in De Variabele stapten. We bleven tegelijkertijd zelfstandig als Hagemans – net als de andere bedrijven - actief in het planmatig onderhoud. Rob: Het werd ons gaandeweg steeds duidelijker dat het voor opdrachtgevers, de markt of eigenlijk gewoon voor de buitenwereld onduidelijk was waar werd samengewerkt en waar we zelfstandig aan de slag waren. Vorig jaar rond deze tijd, net na de bouwvak in 2016, stonden we voor de keuze: óf volledig samen verder, óf uit elkaar. Die keuze is inmiddels bekend. Carel: In het planmatig onderhoud waren we nog steeds concurrenten, ook al werkten we in het groot onderhoud nauw samen. Een opdrachtgever gunt misschien jaarlijks twintig procent aan één partij. We wisten dat het nooit vier keer twintig procent zou worden, omdat we geografisch gezien simpelweg te dicht op elkaar zaten om volledig samen verder te kunnen. Het omzetverlies bij samengaan zou simpelweg veel
Foto: Rob (l) en Carel (r) Hagemans
7
interview
te groot zijn. Én parallel daaraan liep de kentering in de markt. Opdrachtgevers zochten en zoeken naar logica in momenten van onderhoud plegen. Groot onderhoud wordt steeds meer gekoppeld aan de normale cycli van planmatig onderhoud. Daarin zijn we alle vier goed. Rob: Drie van de vier bedrijven zitten in Nijmegen. Stel dat we veertig kilometer uit elkaar hadden gezeten, waren we zeker samen verder gegaan. Voor de lange termijn hadden we een prima verhaal, maar morgen is er ook nog. En morgen is nu. Sinds 1 januari werkt Hagemans weer zelfstandig in alle disciplines van het onderhoud, van dagelijks onderhoud tot en met verduurzaming. Over aanbod van werk hebben we geen klachten.
HET TIJ IS GEKEERD
Carel: Waar we eerst moesten vechten om een order, zoeken we nu hard naar mensen om het allemaal gemaakt te krijgen. In 12 tot 15 maanden is het tij volledig gekeerd. We moeten nu leren om nee te zeggen. Rob: Hagemans heeft een groot bestand aan eigen mensen. Dat hebben we niet kunnen uitbreiden tijdens de crisis, maar gelukkig wel kunnen behouden. Nu zijn we volop mensen aan het aannemen. Ze zijn er nu nog wel, maar of het op termijn voldoende is… Dan hebben we het niet alleen over de vakmensen buiten. We zoeken zeker ook medewerkers voor binnen: planvoorbereiders, projectleiders en projectondersteuners. Dit zijn vaak wel banen die weg (zijn ge)vallen bij de corporatie, dus uit die vijver kunnen wij nog een beetje vissen. Daarnaast werken we veel met leerlingen en SROI-kandidaten. Hagemans is PSO-gecertificeerd.
KENNISPARTNER IN KETENSAMENWERKING
Rob: We willen en kunnen nu echt de kennispartner zijn waar de opdrachtgever vaak naar op zoek is. Daarom zijn we ook als Hagemans bij Renda aangehaakt gebleven. Een belangrijke pijler van Renda is Betaalbaarheid. Wij zijn van mening dat daar nog heel veel winst te behalen valt, als we het proces verbeteren. We moeten efficiënt omgaan met de uren van de vakman. Wat ons betreft betekent dat: Weg met de eilanden in het onderhoud. Dat is meteen ook onze visie: Slimmer omgaan met het plegen van onderhoud.
Weg met de eilanden in het onderhoud
8
nr 3 2017
Interview met Rob en Carel Hagemans
Straks zitten er censoren in de kozijnen die ons vertellen wanneer het kozijn te vochtig is
Carel: Een goed voorbeeld is Kr8. Het staat voor Kan Regio 8 en is een samenwerkingsverband van acht corporaties (Laris Wonen en diensten, Oosterpoort Wooncombinatie, Portaal Arnhem/Nijmegen, Standvast Wonen, Talis, Vivare, Volkshuisvesting Arnhem en Woonservice IJsselland) in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Samen bezitten zij zo’n tachtigduizend woningen die onderhouden en verbeterd moeten worden. Als je dat proces slim aanpakt, kunnen we dat doen met honderd man uit de eigen regio. Nu staan er wel vierhonderd mensen te werken. Je kunt zo’n proces prima sturen op data. Dat is gelukkig ook wel langzaam aan het gebeuren. Er moet gestuurd worden op output en niet meer op bestek en input. Rob: We schakelen het lekkerst met de opdrachtgever die zijn huis op orde heeft. Carel: Er worden nog te veel dingen dubbel gedaan. Als we het proces slimmer aanpakken, kan er zo 15 tot 20 procent van de kosten af. Dat beloven we. Hoe het wat ons betreft slimmer kan? Wij noemen het het ontschotten van onderhoud. We moeten alle potjes als één geheel gaan beschouwen. Daar zit nog een extra besparing van 15 procent. De traditionele corporatie wil hier nog niet aan, maar wat ons betreft moet mutatie, planmatig en groot onderhoud in elk geval één worden. In dat speelveld willen wij graag de kennispartner zijn. Een voordeel aan Hagemans is dan ook dat we het door echt eigen mensen kunnen laten uitvoeren. Met alle respect, maar je ziet vaak zat dat de busjes flexkrachten van diverse pluimage komen voorrijden zodra de uitvoering begint. NO REGRET
Rob: Betaalbaarheid van wonen blijft het allerbelangrijkste. Maar we moeten natuurlijk ook verduurzamen. Met relatief simpele middelen kunnen we een woning naar label B brengen. ‘De echte uitdaging ligt na die stap’, hoor je vaak. En dat terwijl we ‘alle woningen naar label B in 2020’ misschien wel niet eens halen. Hoe moet dat dan met ‘klimaatneutraal in 2030’ zoals sommige gemeenten wensen in hun prestatieafspraken? Carel: De no regret aanpak past ons het best. Je kunt natuurlijk niet gaan zitten wachten tot de juiste optie zich ooit een keer aandient. Wat ons betreft leent het mutatieonderhoud zich bij uitstek om meteen extra zaken aan te pakken. Met een mutatiegraad van ongeveer acht procent ben je in tien jaar ook een heel eind op de goede weg. Het is dan wel enorm belangrijk dat de corporatie haar bezit goed kent. Welke complexen heb ik en wat kan ik daarmee? Het voorraadbeleid moet op orde zijn. En daarna dus ontschotten. Dat geldt
natuurlijk niet alleen voor de corporatie, maar ook voor ons. Aan onze kant moet ook ontschot worden. Feit blijft dat het mutatieonderhoud het ideale moment is om een woning tot bijvoorbeeld Nul-op-de-Meter te renoveren. Het huis is leeg, je kunt je gang gaan. Ook biedt het de opdrachtgever mogelijk ruimte in de huur. Hierbij wil ik graag een kleine kanttekening plaatsen. Bij Renda hebben we het vaak over ‘de bewoner centraal stellen’. Ik vind dat elk zichzelf respecterend onderhoudsbedrijf anno 2017 de bewoner centraal moet stellen. Dat moet niet meer bijzonder zijn. Maar dat terzijde.
Interview met Rob en Carel Hagemans
DATASTURING EN HET INTERNET DER DINGEN
Carel: Over techniek gesproken… We zeggen wel eens tegen elkaar: Glas groeit niet. Toch gaan we elke keer weer naar de woning om het glas in te meten. Hagemans is actief bezig met datasturing. Er wordt bewust in geïnvesteerd. Zodra we alle data op orde hebben, kunnen we deze koppelen aan accurate onderhoudsvoorspellingen. Dit gaat nog veel meer tijd en geld besparen in het renovatieproces. En, het internet der dingen wordt de toekomst. Straks zitten er censoren in de kozijnen die ons vertellen wanneer het kozijn te vochtig is. We zijn toe aan verandering, aan vernieuwing. Een laatste voorbeeld: het binnenschil-
nr 3 2017
9
derwerk in een corporatiewoning is voor de huurder. Dat is nu eenmaal ooit zo bepaald. Toch weten we in middels dat de levensduur van het kozijn langer is als je het ook binnen goed schildert en afkit. De kans is groot dat een bewoner dit niet doet, dus waarom doen wij dat niet? Tot op de dag van vandaag is dit lastig bespreekbaar. Rob: Over dit soort dingen moeten we het blijven hebben met elkaar. ■
10
GERTIE PEELEN Renda is op zoek naar de Gelukkigste Bewoner. Of Gertie Peelen het wordt, weten we nog niet, maar gelukkig is ze wel: “Ik ben graag thuis, voel me veilig en ik heb veel contact met de andere bewoners. Ik voel me hier gewaardeerd.” Vijf jaar geleden is de 63-jarige Peelen aan de Molenbossen in Blerick (Venlo) komen wonen. Ze heeft een volle agenda: twee keer in de week oppassen, zingen in een smartlappen- en een Duitstalig koor en ze is een van de vrijwilligers die voor de activiteiten in de flat zorgt. “We komen één keer per maand bij elkaar voor een vergadering. Beneden hebben we een plek waar we samen koffie drinken. Deze plek bestond al, maar sinds de renovatie die Antares door KnaapenGroep liet uitvoeren, organiseren we steeds meer. Met carnaval serveren we soep na de optocht en we zorgen voor een boeren ontbijt rond de Venlose boerenbruiloft.” Tijdens de renovatie die in juni vorig jaar werd afgerond, werden alle balkons uitgebreid en de galerijen opgewaardeerd. Ook kregen bewoners nieuwe voordeuren en werd de gevelisolatie verbeterd. De hoofdentree werd opgeknapt en de twee liften stoppen nu op alle verdiepingen. Veel en ingrijpende werkzaamheden dus. Bewoners die het lawaai beu waren, konden terecht in Tante Keet. Peelen meldde zich aan als vrijwilliger om daar koffie te zetten. Gezellig, en je hoort nog eens wat. “Met persoonlijke problemen kon je altijd bij Anneke Knaapen terecht; een prettig persoon met een goed luisterend oor. Ook kon je naar mensen van Antares die in de flat kantoor hielden. Daarnaast werden we per sms op de hoogte gehouden van de werkzaamheden en je kon zelf inloggen op een site.” Peelen gaf de sleutel van haar woning af zodat er geklust kon worden. Voordat ze de deur uitging voor één van haar activiteiten, zette ze koffie en koekjes klaar. Ook stond in de woonkamer een campingkoelbox met frisdrank voor de klussers. Zelf maakte ze dat ze wegkwam. “Het was geen doen om thuis te blijven. Alle meubels waren afgedekt. Ik heb ook nog voor een aantal extra opties gekozen, dus er moest een hoop gebeuren.” Op de zeldzame momenten dat Peelen thuis is, geniet ze van haar nieuwe woning. Zoals ze al zei: “Ik ben een gelukkige bewoner.” Tekst en beeld Fleur Reijngoudt
Hoe woon jij?
VERKIEZING GELUKKIGSTE BEWONER
Gertie Peelen is door KnaapenGroep voorgedragen deel te nemen aan de verkiezing waarin Renda opzoek is naar de Gelukkigste Bewoner. Tijdens de Dag van de Bewoner op 23 november wordt de winnaar bekend gemaakt in het Krachtstation in Utrecht. Ook jij kunt nog een gelukkige bewoner aanmelden voor de verkiezing. Kijk hiervoor op www.renda.nl/degelukkigste-bewoner-verkiezing
12
nr 3 2017
Project
Maximale innovatie door duurzame samenwerking
Project
Inmiddels is de renovatie én verduurzaming van de stadhuistoren van start gegaan.
De gemeente Eindhoven maakt de komende tien jaar werk van de renovatie, het onderhoud én het maximaal verduurzamen van zeven gemeentelijke gebouwen in het stadshart. Daarvoor is het de samenwerking aangegaan met !MPULS, een samenwerkingsverband dat mede wordt aangevoerd door Renda-partner LAUDY Bouw & Ontwikkeling. Inmiddels is de renovatie én verduurzaming van het eerste gebouw – de stadhuistoren – van start gegaan.
Tekst Robert Dingemans Beeld !MPULS
Binnen het traject stelde de gemeente een aantal doelen. Belangrijk daarin was enerzijds zo veel mogelijk lokale (en kleine) ondernemers een kans bieden en anderzijds innovatie binnen het traject maximaal stimuleren. Toch zocht de gemeente de samenwerking met een grote partij die een totaalaanbieding kon maken. Om de innovatiekracht van de kleinere partijen te benutten werd een marktconsultatie gehouden. Hierbij werden allerlei ideeën (meer dan tweehonderd in totaal) opgehaald van kleine en grotere bedrijven. Wat volgde was een ontmoeting tussen (kleine) lokale partijen en grotere aannemers om te kijken of er een match te maken was. Als aannemer ging LAUDY de samenwerking aan met enkele lokale en landelijk opererende partijen zoals Brink Groep, DOOR architecten/ Rudy Uytenhaak architectenbureau, DWA en Kuijpers. Daarmee was het ontstaan van !MPULS een feit, een van de drie samenwerkingsverbanden die uiteindelijk een aanbieding deden aan de gemeente. “Een samenwerking waar de regio weliswaar goed in
Project
nr 3 2017
13
Jan Drummen: “Het draait er uiteindelijk om dat de werknemer een werkplek krijgt waar hij of zij zich op haar gemak voelt.”
vertegenwoordigd is, maar dat was in dit stadium geen keiharde voorwaarde”, vertelt Jan Drummen, senior projectmanager van LAUDY. “Er is wel afgesproken dat tijdens de uitvoering ‘de handjes’ bij voorkeur uit de stadsregio Eindhoven komen.”
ALLIANTIE ALS SAMENWERKINGSVORM
Samenwerking was een van de belangrijkste pijlers in het traject. De gemeente Eindhoven zocht bij uitstek een partner die gezamenlijk op wilde trekken tijdens de voorbereiding én uitvoering. En dat begon al in de aanbestedingsfase. Pim de Valk is inmiddels werkzaam voor moederbedrijf Ballast Nedam, maar ten tijde van de aanbesteding nog werkzaam voor LAUDY. “De eerste selectie gebeurde op basis van een visie ten aanzien van samenwerken. Vanaf dat moment begon eigenlijk het traject waarin er al geen sprake meer was van een traditionele opdrachtgever/opdrachtnemer-verhouding. Alles gebeurde in samenspraak totdat drie jaar later de handtekeningen gezet werden voor de samenwerking.” Als samenwerkingsvorm is gekozen voor een Alliantie, waarbij de structuur opdrachtgever/opdrachtnemer juridisch gezien wel in stand blijft, maar waarbij de aansturing op strategisch vlak volledig gebeurd in een klein bestuur, waarin deelnemers van de gemeente en van !MPULS zitten. Samen zetten ze de doelen van de gemeente om in concrete plannen voor de verduurzaming van het bezit.
MEEBEWEGEN MET INNOVATIE
Een verduurzaming die de komende jaren gefaseerd wordt aangepakt, in volgorde van urgentie. Daarbij stelt de gemeente niet alleen het budget ter beschikking voor de initiële investering, maar ook voor alle huisvestingslasten, waaronder de energielasten. “Dat betekent dat !MPULS zelf de vruchten plukt van succesvolle verduurzamingsmaatregelen”, vertelt Jan Drummen. “Voor ons een extra aanmoediging om de juiste keuzes te maken.” De Valk: “In de samenwerking voor de komende tien jaar speelt innovatie een belangrijke rol. Er gaat in de komende jaren zoveel gebeuren op het gebied van verduurzamingsmaatregelen. Prestaties waarin we geloven gaan we contracteren, maar we kunnen daarbij natuurlijk onmogelijk alle oplossingen nu al vastleggen. In continu overleg met de gemeente willen we in de loop van het
contract (tien jaar met een optie voor nog vijf jaar) samen met de gemeente bekijken wat we precies gaan doen.” Belangrijk onderdeel daarbij zijn de krachtvoersessies die een aantal keer per jaar worden georganiseerd, waarbij bewust de markt wordt uitgedaagd om met oplossingen te komen voor specifieke aandachtspunten. “Dat doen we enerzijds omdat we de kleine, lokale ondernemer de kans willen bieden om zich te presenteren en ideeën te pitchen, maar anderzijds onderkennen we dat het consortium niet alle kennis zelf in huis heeft. Daarom gaan we continu op zoek naar partijen die aanvullend kunnen zijn aan wat wij doen. En dat heeft al geleid tot een concrete samenwerking met een DuneWorks, een lokale partij die zelf al graag mee wilde doen aan de uitvraag, maar daar vanwege de geringe omvang niet zelfstandig toe in staat was. Nu hebben ze zich bij ons aangesloten en pakken een specifiek onderdeel op: zij gaan echt in gesprek met medewerkers van de gemeente over hun ervaring ten aanzien van het klimaat. De lessen die we daaruit trekken nemen we mee in de ontwikkeling van nieuwe werkplekconcepten. Daarnaast zijn ze betrokken bij het opleiden van de ambassadeurs die op verschillende manieren bij zullen dragen aan de verduurzaming van de gebouwen.” De gesprekken zijn een belangrijk onderdeel van wat straks tot een hoge gebruikstevredenheid moet leiden. Drummen: “Dat is een van de doelstellingen van de gemeente die in een KPI verwoord is. Uiteindelijk kunnen wij van alles verzinnen, maar als de gebruiker het niets vindt, schiet je het doel voorbij. Het draait er uiteindelijk om dat de werknemer een werkplek krijgt waar hij of zij zich op haar gemak voelt. Hoe we dat doen, is aan ons, maar de gebruiker is het meetpunt. Zo gaan we werken met smart aangestuurde klimatisering. De gebruiker kun je via zijn of haar smartphone lokaliseren en op basis van ingestelde voorkeuren begeleiden naar een voor hem of haar passende werkplek. Dat levert hopelijk niet alleen een hoge gebruikerstevredenheid op, maar ook een significante energiebesparing.” Een andere doelstelling van de gemeente is het werken volgens de principes van The Natural Step. Social Return maakt daar deel van uit, net zoals circulariteit. “We hebben afgesproken dat 95% van de uitgaande materialen gerecycled wordt. Daarnaast moet !MPULS aantonen dat we materialen ook hergebruiken. Een deur dus als deur inzetten en niet als afvalhout voor verwerking in de afvalverbranding.”
14
nr 3 2017
Project
DE UITVRAAG
De uitvraag van de langdurige samenwerking kwam tot stand door een combinatie van factoren, vertelt Garry Whitrick, Senior projectmanager slim verduurzamen gemeentelijke gebouwen (gemeente Eindhoven). “De stadhuistoren stond al een tijdje leeg en we wilden kijken hoe we hem konden inzetten voor ambtelijke huisvesting volgens de principes van het nieuwe werken. Daarbij was er onderhoudsbudget beschikbaar voor renovatie en verduurzaming van ons bezit.” Wat volgde was een uitvraag op basis van Best Value Procurement in combinatie met een concurrentiegerichte dialoog. Drie belangrijke elementen zaten daarin: systeemgerichtheid, lange termijn denken en samenwerking. Whitrick: “We hebben open en eerlijk naar de markt gecommuniceerd. Dit zijn onze ambities, dat is het geld dat we daarvoor hebben. Kom maar met ideeën.” Op die uitvraag kreeg de gemeente veel positieve reacties uit de markt: “Eindelijk een overheid die naar ons luistert, kregen we te horen.” Vierhonderd bedrijven kwamen af op de eerste bijeenkomst die de gemeente belegde. “We hebben er een tweede dag aan vast moeten plakken. Uiteindelijk hadden we onze scope helder. Dat hebben we in de markt gezet. Daarbij waren de principes van The Natural Step een belangrijke eis vanuit de gemeente. Uiteindelijk zijn we in de eerste ronde van 77 bedrijven in 17 consortiums naar vijf consortiums gegaan. In totaal waren er vijf dialoogrondes. De eerste twee gingen puur over samenwerking. We hebben de partijen gevraagd naar hun visie op samenwerking en aan de hand daarvan drie partijen geselecteerd voor de derde ronde. Daar kwam de harde kant aan bod. “Je mag spelen met het business model, maar aan het eind van de rit mag niet het geld op zijn.” Na de overwinning van !MPULS heeft de gemeente nog enkele maanden de tijd genomen om te verifiëren of zij daadwerkelijk konden waarmaken wat is beloofd. “Drie jaar na de eerste uitvraag zijn de contracten ondertekend.” Voor de gemeente Eindhoven is het de eerste keer dat ze het bouwproces zo losgelaten hebben. Whitrick kreeg toestemming van de raad. “Later kreeg ik de vraag; we gaan dit betalen, maar wat krijgen we voor dat geld? Dat weet ik nog niet precies, moest ik toen het antwoord schuldig blijven. Toen stonden ze toch wel raar te kijken.”
KRACHTVOERSESSIES
In de krachtvoersessie van begin juli probeerden de partijen kennis en ideeën uit de markt te halen op het gebied van circulariteit. Vraag die centraal stond: hoe kunnen vrijkomende materialen uit de gerenoveerde panden het beste worden ingezet? Een concrete casus ging over de vele TL-armaturen uit de Stadhuistoren. Drummen: “Die kunnen we zo ombouwen dat ze te gebruiken zijn voor ledverlichting. Speciaal voor de sessie werden ze bekleed met vilt, kurk, hout of oude tapijttegels, zodat je zo ook loshangend kunt gebruiken.” Een stichting gaat nu bekijken of het bekleden van de TL-armaturen gedaan kan worden door
vrijwilligers met een afstand tot de arbeidsmarkt. Drummen: “Zo zie je dat architecten een leuk idee hebben, een prototype laten zien en daar weer marktpartijen op inspringen. Die willen er dan ook een paar hebben om mee te experimenteren en als dat lukt hebben ze interesse om een hele partij af te nemen. Die materialen worden dan dus niet gedowncycled, maar blijven op hetzelfde niveau.” Hetzelfde geldt voor veel andere materialen uit het gebouw, zoals kranen en andere installatiedelen. Die worden voor een lage prijs aangeboden op het platform recourcestore.nl. “Die zijn populair”, zegt Pim de Valk, “maar we trekken er nu al weer lessen uit hoe we dat de volgende keer sneller kunnen doen, zodat we ze door de koper zelf uit het gebouw kunnen laten halen. Dat scheelt in opslag en geeft ons langer de tijd om spullen te verkopen.” Niet alle materialen kunnen op hetzelfde niveau blijven. Zo zat het gebouw ook vol met systeemplafonds. Drummen: “Die kun je na twintig jaar niet meer op dezelfde manier inzetten, maar het is van steenwol, dus hebben we gekeken of we die platen als isolatie kunnen inzetten. Dat blijkt te kunnen. Dus verwerken we het gros van de plafondplaten nu in de buitengevel als isolatie. Daarmee zakken ze maar een trede op de zogeheten ladder van Lansink. Bovendien is er geen extra af- en aanvoer nodig.” Het hergebruik van materialen is een creatief proces waar je wel tijd voor moet vrij willen maken. Jan Drummen: “Je moet zorgen dat je bouwproces er niet onder leidt, die processen moeten naast elkaar lopen. De partijen die nu aan tafel zitten, willen daadwerkelijk vooruitgang boeken op dat vlak. Dat betekent ook dat je op dit moment soms wat meer tijd stopt in ontwikkeling dan dat het - financieel - oplevert, maar we hopen daar de komende jaren natuurlijk wel de vruchten van te plukken.”
Project
Op dit moment wordt er ook al ‘gewoon’ druk gewerkt aan het renoveren en verduurzamen van het stadhuis en de stadhuistoren. Drummen: “Dat zijn twee gebouwen naast elkaar die de grootste verduurzamingsbehoefte hadden. De buitenkant behoudt hetzelfde uiterlijk, vanwege het gezichtsbepalende karakter voor de stad Eindhoven. De binnenkant van de stadhuistoren wordt compleet vernieuwd. De hoofddraagstructuur blijft staan en er komt een nieuwe indeling van de kantooromgeving. In plaats van de hokjes die er eerst aanwezig waren, komt er nu een veel flexibelere, transparante indeling.” De buitenschil staat op dit moment in de steigers. De ramen worden vervangen. Drummen: “Daar kwamen we ook asbest tegen.” Een voorbeeld van een risico dat mogelijk traditioneel bij de opdrachtnemer zou liggen, maar wat nu in overleg met de opdrachtgever werd aangepakt. Jan Drummen: “Dat risico hebben we op voorhand benoemd en daarvan is gezegd dat doen we samen. Dat geeft de mogelijkheid om de voor iedereen beste oplossing te kiezen. In dit geval saneren we de asbest in het gebouw en met name in de buitengevel gelijktijdig met de renovatie.”
CODE OF CONDUCT
Het is een van de vele risico’s die op voorhand werd benoemd is en waar afspraken over zijn gemaakt. Het maakt deel uit van de nieuwe manier van samenwerken die ook bij zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer intern tot een cultuuromslag leidt. Pim de Valk: “Vorig jaar zomer toen de contracten getekend moesten worden, kwamen de verhoudingen daardoor wel even onder druk te staan. Een voorbeeld is dat de gemeente het gevoel had dat er bepaalde risico’s naar haar toe werden geschoven, terwijl wij juist zeiden: we willen ze bespreken.
nr 3 2017
15
Uiteindelijk is dat heel goed geweest, want we zijn toen samen gaan zitten en hebben ons - gezamenlijk afgevraagd: wat gebeurt er nu? Wat zijn nu de doelen van de gemeente en welke doelen hebben de marktpartijen? Daar is uiteindelijk een document van twee pagina’s uitgekomen waarop hele simpele regels staan. De gemeente erkent dat wij als doel hebben om een boterham te verdienen en gunt ons dat ook. Aan de andere kant moeten wij als marktpartijen zeggen dat wij wel altijd voor de doelen van de gemeente Eindhoven staan. Wij moeten proberen zoveel mogelijk duurzaamheid te brengen voor het budget dat beschikbaar is gesteld. Zo zijn we op een heel andere manier in gesprek geraakt. Op het moment dat er nu stress ontstaat hebben we altijd die set basisregels waar we naar kunnen teruggrijpen. Dat heeft ons als opdrachtgever en opdrachtnemer dichter bij elkaar gebracht.” Een ander risico is het stijgen van de prijzen. Ook dat pakken de partijen samen - in overleg - op. De Valk: “Het kan natuurlijk ook goedkoper worden, het werkt twee kanten op. Als mensen zijn we toch een beetje geneigd om van het negatieve uit te gaan? Op het moment dat het goedkoper wordt, heb je de kans om nog extra stappen te zetten, wordt het duurder dan moet je nog harder op zoek naar innovaties die uiteindelijk je einddoelstellingen wel mogelijk maken. Op het moment dat dingen niet gaan zoals je wilt, moet je niet tegenover elkaar gaan staan, maar met elkaar kijken hoe je tot een oplossing komt. En dat is de toekomst. In mijn ogen niet alleen voor de bouwsector, maar voor elke sector.” ■
16
nr 3 2017
Minor Renovatie & Transformatie
De renovatie & transformatie expert in opleiding De bouw is een traditionele wereld. Maar ook in tradities treden veranderingen op. Zo vormde nieuwbouw altijd de hoofdmoot binnen de bouwopleidingen. En als je de nieuwbouwvaardigheden beheerste, dan kon je ook wel een renovatie of transformatie uitvoeren. Langzaamaan wordt duidelijk dat er toch wel meer nodig is voor een renovatie of transformatie dan nieuwbouwoplossingen in een bestaand gebouw toepassen. Daarom heeft de Hogeschool Rotterdam tegenwoordig een minor Renovatie & Transformatie. Tekst Hannah Beljaars-Frederiks, hoofddocent opleiding bouwkunde, Hogeschool Rotterdam & Haico van Nunen, lector Duurzame Renovatie aan het Kenniscentrum Duurzame Havenstad, Hogeschool Rotterdam.
Binnen het hoger beroepsonderwijs (hbo) van de Hogeschool Rotterdam is de kennislacune voor renovatie en transformatie erkend. De aandacht voor renovatie en transformatie is de laatste jaren toegenomen. Tijdens de crisis vond er nauwelijks nog nieuwbouw plaats, dus veel bedrijven in de bouw hebben zich toegelegd op renovatie- en transformatiewerkzaamheden, en met wisselend succes. Er is inmiddels een speciaal onderwijsprogramma gestart: de minor Renovatie en Transformatie. Een minor is een samenhangend verdiepend onderwijsprogramma in het laatste deel van de studie die studenten zelf kiezen. De minor Renovatie en Transformatie leert de student kennis en vaardigheden te combineren op zowel bouwtechnisch, ontwerptechnisch, juridisch, organisatorisch, bestuurskundig, ruimtelijk en economisch gebied voor renovaties en transformaties. De studenten zijn afkomstig uit verschil-
lende opleidingen, waaronder bouwkunde, vastgoed en makelaardij en ruimtelijke ordening en planning. De minor gaat uit van gedifferentieerd onderwijs. Bouwkundestudenten krijgen meer inzicht in financiering en waardering en studenten vastgoed krijgen meer bouwkundige vakken. De opdrachten worden zoveel mogelijk in teams uitgevoerd zodat ze van elkaars expertise kunnen leren. Daarnaast heeft bij de opleiding Bouwkunde op de Hogeschool Rotterdam een curriculum vernieuwing plaatsgevonden, die in september dit jaar van start is gegaan. In dat nieuwe curriculum komt de bestaande bouw prominenter naar voren. Er worden onder meer vakken gegeven waarin bestaande bouwtechnieken aan bod komen en er wordt gekeken naar herbestemming van gebouwen.
Minor Renovatie & Transformatie
nr 3 2017
17
TIJDENS DE MINOR WORDT GEWERKT AAN: ■■
■■
■■
■■
■■
Het verbreden en verdiepen van kennis over het renoveren en transformeren van gebouwen; Het creëren van nieuwe innovatieve kennis voor het renoveren en transformeren van de gebouwde omgeving; Het opstellen en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek ten behoeve van bouwtechnische kwaliteit van een gebouw, levensduur van een gebouw, herbestemmingsmogelijkheden en haalbaarheid van renovatie- en transformatieprojecten; Samenwerken in en communiceren binnen multidisciplinaire teams. De teams die samenwerken binnen een project aan een integrale oplossing, dienen problemen aan te pakken op bouwkundig, constructie, logistiek, financieel en sociaal-maatschappelijk gebied; Het initiëren en managen van renovatie- en transformatieprocessen.
tot het juiste plan te komen. Daarvoor moet je kennis hebben, kunnen samenwerken en de daarvoor beschikbare middelen op de juiste manier in zetten. Maar waar het vooral om gaat, is dat je als renovatie-expert de regierol goed op kunt pakken, zodat je het gehele proces kunt doorzien en daar samen met anderen invulling aan kunt geven.
DE REGIE
DE OPGAVE VAN DE TOEKOMST
De hedendaagse studenten moeten voorbereid zijn op de opgave van de toekomst. Dat betekent dat ze kennis en technieken aangeleerd moeten krijgen waar ze in de praktijk ook daadwerkelijk mee in aanraking komen. Zeker nu renovatie dominanter wordt, moeten we vooral vooruitkijken naar de opgave die zij straks op moeten pakken. Grote kans dat de studenten in hun latere werkzaamheden met renovatie te maken krijgen. Het renovatieproces begint met het stellen van een goede vraag. Je kunt niet zomaar beginnen met het verzamelen van technieken, maar je moet eerst nadenken over wat de opdrachtgever precies wenst. Als hij vraagt om ‘een betaalbare woning’, gaat het dan om een woning met een lage huur, of moeten de totale woonlasten laag zijn en wil hij graag een NoM-woning? Vanuit de vraag kun je tot een voorstel komen. Het is aan de renovatie-expert om dat te organiseren, andere experts (bouwfysicus, constructeur, etc.) erbij te betrekken en
Als het gaat over regie, gaat het niet alleen over de uitvoering, maar juist over het voortraject. Zodra er een besluit is genomen tot een verbetering zal er iemand moeten zijn die de verschillende partijen aanstuurt, van ontwerp tot realisatie. In het verleden was dat de architect als bouwheer, maar dat is al langer niet meer het geval. (Lees ook: Specialisatie zorgt voor andere posities, Haico van Nunen en Ad Straub Renda nr. 2 2017.) Nu zijn het vaak aannemers die de regierol op zich nemen. Dit is te verklaren doordat ze in de uitvoering al de regie voerden, dus zouden ze dat in het voortraject ook moeten kunnen. Aannemers bieden nu een totaaloplossing, bijvoorbeeld door het vormen een consortium met onderaannemers en toeleveranciers en nemen daarin ook de adviseur en de architect mee en sturen hen aan. Maar het is écht een andere opgave om een uitvoering aan te sturen, of een proces waarin nog afwegingen met diverse partijen gemaakt moeten worden. En dan merk je direct of deze regisseur gewend is om in een bestaande situatie te werken, waar mensen wonen en werken, of dat ze gewend zijn alles zelf te bepalen zoals in een nieuwbouwwijk. Het gebrek aan kennis over het hele renovatieproces zorgt ervoor dat
18
nr 3 2017
Minor Renovatie & Transformatie
het soms moeizame trajecten worden voor veel mensen. Daar ligt een kennislacune die snel ingevuld moet worden. De renovatiemarkt groeit en zal blijven groeien. Nu al komt de helft van de omzet in de bouw uit onderhoud en verbetering, en de verwachting is dat onderhoud en verbetering in 2040 twee derde van de omzet bedraagt. Er is dus dringend behoefte aan mensen die kennis hebben van renoveren in de breedte en binnen die processen de regie kunnen voeren. Dat kan bij een aannemer zijn, maar ook opdrachtgevers, toeleverende partijen (uitvoerend en producerend) of overheid hebben behoefte aan deze experts.
wederopbouwperiode en het derde project betreft een erfgoed project. Daarnaast krijgen de studenten diverse vakken, variĂŤrend van bouwtechniek en bouwfysica, maar ook de procesmatige benadering van een renovatie komt aan bod. In 2016 draaide de minor in Rotterdam voor het eerst met 22 studenten en aankomend schooljaar is het aantal ruim verdubbeld naar 50 studenten. Met de kennis van de minor Renovatie en Transformatie worden ook de andere leerjaren gevoed met nieuwe kennis wat ervoor zorgt dat elke student van bouwkunde, vastgoed & makelaardij en stedenbouw expertise krijgt in renovatie en transformatie.
ECHTE OPDRACHTGEVERS
DE VERSCHILLEN MET NIEUWBOUW
Tijdens de minor Renovatie en Transformatie werken de studenten aan praktijkopgaven in de omgeving van Rotterdam met echte opdrachtgevers. Zij verzorgen onder meer een aantal gastcolleges. Ook brengt de minor elk jaar een magazine uit over actuele renovatie- en transformatieprojecten. Daarin worden de projecten die tijdens de excursies bezocht zijn verder uitgediept door de studenten. Tijdens de minor, die ongeveer vijf maanden duurt, komen drie projecten aan bod. Dit jaar zijn dat als eerste kluswoningen, vervolgens een transformatieproject uit de
Een renovatie of transformatie vraagt om kennis over het bestaande, het vraagt om kennis van nieuwe technieken en het vraagt om de vaardigheid die twee met elkaar te verbinden. Dat is eigenlijk de grootste kracht die de renovatie en transformatie-expert van de toekomst moet hebben: de mogelijkheid om kennis te verbinden. Bij nieuwbouw bepaal je zelf de maten en producten. Als je dat SMART en LEAN doet, heb je de uitvoering onder controle. Bij een bestaand
Minor Renovatie & Transformatie
gebouw is het toch maar altijd de vraag wat je aantreft. Al zegt de tekening het een, de praktijk is vaak anders. Zelfs de afmetingen kunnen bij ogenschijnlijk identieke gebouwen zomaar verschillen. Daarbij komen partijen die gewend waren om in een weiland aan de slag te gaan bij renovatie opeens bij mensen thuis over de vloer, inclusief modderschoenen. De transformatie van oude industriële gebouwen, scholen en kantoren is de afgelopen jaren ook toegenomen en dit zal de komende jaren niet afnemen. Steeds meer mensen zijn geïnteresseerd in het ondernemen, wonen en werken in panden die voorheen een andere functie hadden. Het mes snijdt aan twee kanten: er is minder leegstand en veel gebouwen zijn kansrijk om langer gebruikt te worden. Een nadeel (of juist een uitdaging) is dat het transformeren van deze, vaak bijzondere, panden erg complex kan zijn en er creatief moet worden samengewerkt om de transformatie te doen slagen. Zowel bij renovatie als bij transformatie gaat het om specialistisch werk waarvoor maar in beperkte mate goede mensen te vinden zijn.
nr 3 2017
19
de kwaliteiten zijn van een gebouw, wat de potentie is voor een levensduurverlenging en hoe het gebouw gerenoveerd en/of getransformeerd kan worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat de renovatie- en transformatiespecialist integraal kan denken en werken en dat hij dus samenwerkt met andere disciplines. De integrale benadering bevat verschillende aspecten van bouwkunde, vastgoedontwikkeling, ruimtelijke ordening, logistiek, duurzaamheid, bouwfysica en installaties om aan de slag te gaan met de volgende vraagstukken: ■■
■■
■■
■■
■■
Wat kunnen we doen met de bestaande constructie en opbouw van de gebouwen? Hoe kunnen we met de gebruikte bouwmethodes uit het verleden toch zorgen dat de gebouwen aan hedendaagse en zelfs toekomstige eisen voldoet? Is het rendabel om een bestaand pand te renoveren of te transformeren? Hoe gaan we om met de bestaande bewoners en/of omwonenden en welke aanpassingen willen zij? Hoe zorgen we ervoor dat het nieuwe plan in de reeds bebouwde omgeving gerealiseerd kan worden?
DE BEWONER
En er is nog een groot verschil, bij de renovatie van woningen heb je te maken met een bewoner. Iemand die in de ochtend de deur voor je opendoet als je daar komt werken. Dat betekent dat niet alles zomaar kan. Alle kozijnen tegelijkertijd eruit, hartje winter, daar staat een bewoner niet om te springen. Maar het betekent ook dat je geen muziek aandoet, aan het einde van de dag de spullen opruimt en de straat veegt. Dat geldt bij de uitvoering van de werkzaamheden, maar renoveren begint al veel eerder. Er wonen mensen in die woning en die hebben zelf aangegeven dat ze aanpassingen willen, of de beheerder of eigenaar heeft aangegeven dat er veranderingen nodig zijn. In dat laatste geval is het bijvoorbeeld de woningcorporatie die een renovatie uit wil voeren om het gebouw aan te passen. Maar daar geldt wel bij dat ze met een gedegen plan moeten komen. Om aan te tonen dat het een gedegen plan betreft, moet er zeventig procent instemming zijn van de huidige bewoners. Dat brengt dus al mee dat er een plan moet worden gemaakt waar de huidige bewoners op zitten te wachten. Maar vanuit het lange termijn perspectief moet dit ook aansluiten bij de strategische visie van de corporatie.
COMPETENTIES
Het proces van renovatie en transformatie kan bijzonder ingewikkeld zijn, omdat het in een bestaand gebied plaatsvindt waar mensen wonen en werken. De gebieden zijn bebouwd en hebben een eigen geschiedenis en imago. Er zijn vaak vele partijen betrokken, ieder met een eigen belang. Wat moet een renovatie- en transformatiespecialist in dat geval dan kunnen? Voor een renovatie en transformatie wordt onderzocht wat
Hopelijk volgen steeds meer studenten de minor, zet de stijgende lijn zich voort en komen er binnenkort kersverse, jonge, enthousiaste renovatie en transformatie-experts de arbeidsmarkt op. ■
ONDERZOEK
Een hogeschool richt zich op het uitvoeren van praktijkgericht onderwijs; het zoeken naar antwoorden op vragen uit de praktijk. Enerzijds levert dit kennis op die direct in de praktijk toe te passen is, maar anderzijds is deze kennis nodig om het curriculum constant te blijven vernieuwen en de studenten van vandaag de dag de juiste bagage mee te geven voor hun verdere carrière. Binnen Hogeschool Rotterdam wordt het onderzoek door kenniscentra gedaan, waarbij de opgave is om middels onderzoek bij te dragen aan de kennisontwikkeling van de opleidingen. Kenniscentrum Duurzame Havenstad is een van de kenniscentra in Rotterdam met daaronder de onderzoekslijn ‘opschaling van energie neutrale renovatie’. Daarbinnen wordt op diverse vlakken gewerkt aan #DuurzaamRenoveren en de toepassingen van BIM in de bouw. Het zijn beiden werkvelden waar op dit moment beperkt kennis aanwezig is en waar mensen met de juiste kennis de rol van ‘expert’ op zich kunnen nemen. Vanuit die invalshoek werken de auteurs van dit artikel samen in de minor Renovatie en Trans formatie.
20
nr 3 2017
Vastgoed Levensweg
Vastgoed Levensweg
Serious gaming voor projecten In de ‘conceptenfabriek’ De Variabele Strategie & Innovatie is de afgelopen jaren gewerkt aan oplossingen om het onderhoudsproces te verbeteren. Op 15 juni 2017 waren we met Renda bij de ‘première’ van de nieuwste uitkomst van de denktank: Vastgoed Levensweg; serious gaming voor projecten.
Het Rendapubliek kijkt in de Cinemec in Nijmegen naar de première van Vastgoed Levensweg.
Tekst Fleur Reijngoudt Beeld Evamarije Smit
Sinds eind 2016 is Hagemans Vastgoedonderhoud geen onderdeel meer van De Variabele (lees het interview met Rob en Carel Hagemans in deze Renda), maar als goede vrienden presenteerden ze in de CineMec bij Nijmegen de Vastgoed Levensweg. Door middel van een landkaart visualiseert Vastgoed Levensweg de route in het projectontwikkelingsproces. De game is ontwikkeld, omdat de ervaring leerde dat men hulp wil om sneller beslissingen te kunnen nemen. De landkaart helpt onder andere om onderwerpen op het juiste moment bespreekbaar te maken. Ook helpt Vastgoed Levensweg technische taal om te zetten naar beeldtaal, zodat mensen die minder bekend zijn met de branche kunnen volgen welke keuzes het team maakt. De scenario’s en daarmee de effecten voor nu en in de komst, worden zo voor iedereen inzichtelijk. Vandaar dat de TCO-gedachte ook vorm heeft gekregen. In het midden van de kaart verzamelen alle betrokken om het juiste team voor de klus samen te stellen. Het devies van De Variabele is dan ook: gebruik elkaars expertise en kennis. Met het juiste team aan boord zijn er vervolgens diverse routes die je kunt rijden en afslagen die je kunt
Deze kaart kan helpen bij het uitstippelen van de route in het projectontwikkelingsproces.
nemen. Het spel maakt inzichtelijk waar je samen tegenaan zou kunnen lopen bij het kiezen en toetsen van het juiste scenario. Zo kom je door het risicogebergte waar bewonersparticipatie, de Wet Natuurbescherming, inventarisaties en inspecties van bijvoorbeeld asbest, sloopvergunningen en zo meer op je pad komen. Per project andere keuzes maken, of juist dezelfde op basis van ervaring én opgeslagen data.
REKENMODELLEN
Naast het risicogebergte reis je door het Dal der Ontwikkeling, het Analysegebied, de Definitiestreek of misschien moet je wel naar de Verkoopvijver of het Sloopravijn… Met de landkaart komen rekenmodellen, waarmee je de scenario’s kunt doorrekenen vanuit technisch, financieel en woon-perspectief. Zo kun je bijvoorbeeld rekenen met of zonder huurharmonisatie en zien wat de gemeentelijke of energielasten doen. En wat doet het met de kosten als je voor NoM wilt gaan in plaats van voor, bijvoorbeeld, Label B? Op basis van de vooraf afgesproken prestatie indicatoren worden de scenariotypen door middel van smileys – hiervoor wordt het rekenmodel SMILE gebruikt – beoordeeld. Deze scenario’s kun je nog verder optimaliseren. Daarna wordt het plan getoetst en ingediend. De tip luidt niet alleen gebruik te maken van elkaars kennis en kunde. Sla ook je data goed op, zodat je die bij ieder volgend project kunt raadplegen. Vooruit denken is de oplossing. De oplossing voor een gestroomlijnd ontwikkelingsproces en de oplossing voor een tevreden bewoner/klant. ■
Neem voor meer informatie over Vastgoed Levensweg contact op met Nol Rijken, 06-2237 9491 of Ludwig Smits, 06-5132 6187 of kijk op www.renda.nl/vastgoed-levensweg
Heb jij ook een innovatie voor in onze innovatiedatabase? Mail naar renda@aeneas.nl of kijk op www.renda.nl/ innovatiedatabase
RENDA ORGANISEERT DE DAG VAN DE BEWONER
23 NO
VEMB ER 2017
Een renovatie is pas geslaagd als uw bewoner tevreden is. De bewoner staat centraal, daarom lanceert Renda de verkiezing van de Gelukkigste Bewoner. Wie is de Gelukkigste Bewoner en waarom? Geef dit aan ons door via onderstaande link. Een onafhankelijke jury bekijkt alle inzendingen. Op 23 november tijdens de Dag van de Bewoner wordt u samen met de winnende bewoner in de schijnwerpers gezet en mag de bewoner zijn persoonlijke verhaal vertellen. Alle inzendingen worden gedeeld binnen ons netwerk.
Is uw bewoner de Gelukkigste Bewoner? Geef hem of haar op voor de Dag van de Bewoner.
RENDA.NL/DAGVANDEBEWONER
22
nr 3 2017
The Natural Step
Door kennis te delen kunnen we versnelling creëren Sinds anderhalf jaar is Robert van Boldrik algemeen directeur van familiebedrijf VB Groep. Hieronder vallen CRA Vastgoed, Huybregts Relou, Huybregts Systeembouw, Smeets Bouw, Smeets Vastgoedservice en Van Heur Bouw & Onderhoud. Al deze bedrijven werken inmiddels volgens de principes van The Natural Step (TNS): “Wij zijn de nieuwe generatie. Er wordt wat van ons verwacht.”
‘The Natural Step is meer dan het trucje van één van de werkmaatschappijen’ Tekst en beeld Fleur Reijngoudt
The Natural Step
Het was zeker niet van begin af aan duidelijk dat Van Boldrik een rol zou bekleden binnen het familiebedrijf. Hij doorliep de middelbare land- en tuinbouwschool, omdat hij altijd al geïnteresseerd was in de groene omgeving. “Ik leer door dingen te doen. Omdat ik uit een ondernemersfamilie kom, was me wel van jongs af aan al duidelijk dat ik ondernemer wilde worden. Na mijn opleiding begon ik in 2001 mijn eigen hoveniersbedrijf. Daar heb ik veel van geleerd en het was leuk om te doen, maar ik wilde meer. Mijn compagnon destijds had hierbij andere gedachten. Voor mij reden om verder te kijken.” Ondertussen was er binnen de familie meer behoefte aan inzicht en betrokkenheid binnen de groep. “In een aantal sessies werd ons de gang van zaken uitgelegd. Het wekte mijn interesse. ‘Als ik nou bij jou kom werken, hoe ziet de wereld er dan uit?’ vroeg ik aan mijn vader. We zijn erover gaan sparren.”
nr 3 2017
23
wat ze doen met The Natural Step. Zo kwam het meerdere malen ter sprake aan de directietafel van VB Groep die op dat moment bezig was met het vaststellen van de kenwaarden van het bedrijf.
MATERIAALKEUZE WAAROM?
Van Boldrik begon in het financiële team. In het hart van het bedrijf, zoals hij zelf zegt. Hij merkte dat hij het leuk vond om overal over mee te praten en de waarom-vraag te stellen. Toen op een gegeven moment de financieel directeur vertrok, dacht hij: Waarom ga ik dat niet doen? Dingen moeten natuurlijk gaan, vindt Van Boldrik. “Wel heb ik die functie bewust los van mijn vader bekleed. Uit respect is een bepaalde afstand toch soms noodzakelijk.” Inmiddels anderhalf jaar geleden deed zijn vader een stapje terug en nam Van Boldrik de stoel over als algemeen directeur. “Je wilt toch wat dingetjes bijschaven en tegelijkertijd hebben we de wind weer in de rug wat de markt betreft. Het directeurschap was in het begin even wennen. Gelukkig heeft VB Groep een sterke raad van commissarissen waar ik advies aan kan vragen. Je wilt niet altijd naar je vader stappen. Het mooie aan onze organisatie en de strategische partners daaromheen is dat iedereen bereid is om elkaar écht te willen helpen. Hier ben ik enorm trots op.”
MEER EVOLUTIE DAN REVOLUTIE
De groene omgeving zat bij Van Boldriks in de genen. Maar, duurzaam ondernemen zit al langer in het bedrijf verweven. “In 2009 stond mijn vader in een artikel over duurzaam ondernemen. We werkten toen aan het Ronald McDonald huis in Kerkrade. Er werd vooral veel over duurzaamheid gesproken. Nu wordt het meer en meer opgepakt door de markt. Toch zien we het meer als een evolutie dan als een revolutie. Dankzij TNS (The Natural Step) hebben we nu een visie op duurzaamheid die ondernemingsbreed wordt uitgedragen. Ik heb de samenwerking tussen de bedrijven aangehaald. Dit moeten we met elkaar doen. Het is meer dan het trucje van één van de werkmaatschappijen.” Na het horen van een presentatie van Berend Aanraad van The Natural Step, heeft het bedrijf zelf contact gezocht met de stichting. Tegelijkertijd werd het bedrijf bij een project door Gemeente Eindhoven gevraagd
“In een kennismakingsgesprek is gekeken naar waar we als bedrijf staan als het gaat om duurzaam ondernemen. Daarna volgden een aantal inspiratiesessies met bijvoorbeeld projectleiders. In een van die sessies hebben we met elkaar krantenkoppen bedacht over VB Groep in de toekomst. Dit om vrij te kunnen denken en onze stip op de horizon te kunnen bepalen. In vervolgsessies werd gekeken naar wat VB Groep al doet aan duurzaam ondernemerschap. Zo heeft het familiebedrijf al zeventig procent van de CO2-uitstoot gereduceerd dankzij de inkoop van duurzaam gecertificeerde Nederlandse windenergie en heeft het 700 vierkante meter aan zonnepanelen. In weer een volgende sessie werd gekeken naar wat ze nog meer kunnen doen. Uiteindelijk werden de zes thema’s bepaald: 1. Resultaat komt samen: Samenwerking 2. Duurzaamheid is materialen kiezen 3. Energie 4. Product (ver)bouwen 5. Meer bewegen, minder bewegingen 6. Natuur bouwen “Rond deze thema’s is de belangrijkste vraag is: wat heeft voor mijn organisatie de grootste impact? Op dat punt kun je namelijk ook de grootste stappen zetten.” Voor VB Groep bleek dat geen reductie van CO2-uitstoot meer, maar materiaalkeuzes. “Dat is meteen wel een hele lastige. Als je bijvoorbeeld alleen al kijkt naar kozijnen, wat is dan de meest duurzame oplossing? Hout, kunststof? Of nog iets anders? Paul van Enckevort van The Natural Step legde ons via een rekensom uit dat je bij het recyclen van een wc-pot tot bakstenen alleen voordelig uit bent, als je het transport binnen de vijftig kilometer blijft. Heel leuk om over na te denken, maar in de praktijk wel heel lastig.” “We moeten het gewoon gaan proberen, liefst met z’n allen. Daarom proberen we nu regionale partijen die zich hebben aangesloten bij The Natural Step bij elkaar te brengen, om kennis te delen en van elkaar te leren, dan kunnen we snelheid creëren. We moeten een database beginnen en leren van elkaars fouten, want die gaan we maken. Maar als we niets doen, verandert er sowieso niets.” ■
24
nr 3 2017
Workshopdag
Maak de risico’s inzichtelijk Op 30 mei hield Renda de eerste Renda workshopdag. Bij Woonbedrijf in Eind hoven werden Renda-leden en partners bijgepraat op diverse onderwerpen. Het beheersen van risico’s was de gemene deler; risico’s voor de gebouweigenaar, risico’s voor vaklui en risico’s voor de bewoner. Bevlogen vakmensen betrokken onze gasten bij de problematiek waarbij zij dagelijks mee worstelen en riepen op tot actie. Tekst Robert Dingemans Beeld Lies van den Bersselaar.
BRANDVEILIGHEID
DAKEN-DNA Mogelijk gemaakt door: Fier Dakcontrol
Mogelijk gemaakt door: Faay De eisen die de plaatselijke overheid stelt aan brandveiligheid zijn vaak hoger dan die in het bouwbesluit zijn afgesproken. Jack van Schoonneveldt, voormalig brandweercommandant en nu directeur van vb&t Brandveiligheid & Milieu merkt dat er bij renovatie- en transformatieprojecten hierdoor vaak onnodig vertraging wordt opgelopen. Vaak wordt er ten onrechte vanuit gegaan dat nieuwbouweisen gelden, terwijl bij zowel renovatie als transformatie de eisen voor bestaande bouw gelden. Een goed voorbeeld is het aantal vluchtwegen dat geëist wordt in nieuwbouw. Dit soort eisen is in bestaande bouw volgens Van Schoonneveldt vaak niet te realiseren. Het advies van Van Schoonneveldt: “Zorg dat je weet wat er in het Bouwbesluit staat en ga de discussie aan met de gemeente indien nodig.”
De conditie van daken en dakveiligheid zijn volgens Joost Stemkens van Fier Dakcontrol onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Vandaar dat beide onderwerpen terugkwamen op de workshop Daken-DNA. “Het draait allemaal om een integrale benadering”, zegt Stemkens, die zijn zorgen uitsprak over de slechte conditie van daken in Nederland en het gebrek aan inzicht van gebouweigenaren in de staat van hun ‘dakbezit’. Volgens Stemkens wordt er bij dakrenovaties te vaak teruggegrepen op oude werkwijzen en zijn de minimumvoorschriften uit het bouwbesluit - wanneer die al worden gevolgd - niet altijd afdoende. Een gebrek aan toezicht en documentatie tijdens het bouwproces doet de rest, waardoor inzicht en overzicht over het dakenbezit ontbreekt. Bewustwording is het sleutelwoord. Alleen dan kun je met een plan van aanpak komen voor het bereiken van een goede conditie van je daken en het monitoren en borgen van de staat ervan. Tijdens dat hele proces speelt ook dakveiligheid een grote rol. Daarom was Vlindar ook aanwezig tijdens de workshop. Elko Petten nam ons mee langs de aanscherpende regelgeving op het gebied van valbeveiliging.
Workshopdag
HET BELANG VAN EEN GOEDE ASBESTINVENTARISATIE Mogelijk gemaakt door: Van der Sanden Asbestsanering Leg het maar eens uit: waarom staat er iemand in een wit pak met een masker op een plaat van zolder te schroeven, terwijl de bewoner daar al twintig jaar de was doet? Communicatie is dus van wezenlijk belang bij het verwijderen van asbest. Het is een van de speerpunten van Van der Sanden Asbestsanering en dat kwam ook naar voren tijdens de workshop op 30 mei. Aan de hand van diverse casussen maakte Benny van der Sanden de aandachtspunten die spelen rond het kiezen van het juiste saneringsmoment inzichtelijk. Uiteraard was er daarbij ook aandacht voor de kostenkant. Om de bewoner zo min mogelijk tot last te zijn wordt er door corporaties vaak voor gekozen om een sanering uit te voeren tijdens (mutatie-)onderhoud, terwijl een projectsanering significant goedkoper is. Aan de hand van een voorbeeld van de vervanging van golfplateten op een berging werd inzichtelijk dat een projectsanering bijna vier keer minder kan kosten. SGS Search, expert op het gebied van asbestonderzoek leverde een significante bijdrage aan de workshop door een presentatie te geven over de aangepaste wet- en regelgeving.
nr 3 2017
25
GEZOND BINNENKLIMAAT Mogelijk gemaakt door: Aralco Er is nog een lange weg te gaan op het gebied van een gezond binnenklimaat. In de presentatie van Rob Huvers werd de problematiek uiteengezet. Geschat wordt dat in ons land zo’n 8 miljoen mensen leven in een binnenklimaat dat niet voldoet aan de minimale eisen, zoals staat beschreven in het Bouwbesluit. Bij bewoners en ketenpartners bestaat nog (te) weinig bewustzijn over een gezond binnenklimaat. Pieter de Boer van Rochdale schetst de dagelijkse praktijk in Amsterdam: “Bij ons is het een hot item. Huurders zien het als ons probleem. Ze hebben nauwelijks oog voor hun eigen handelen en verantwoordelijkheid voor voldoende ventilatie in huis. Het vervelende is dat wij ook niet veel meer te bieden hebben dan een belerend praatje over het belang hiervan.” Er ontbreekt een echt goed verhaal, constateren de deelnemers van de workshop. Er is behoefte aan een op feiten gebaseerd verhaal met wellicht wat schokkende conclusies zoals bijvoorbeeld een verkorte levensverwachting. De situatie is zo nijpend dat tijdens de workshop het idee ontstond om binnen Renda een werkgroep voor een gezonde lucht in woningen in het leven te roepen. Die is inmiddels van start. Je leest er meer over op Renda.nl.
FLORA- EN FAUNAWETGEVING Mogelijk gemaakt door: Weijerseikhout De Flora- en Faunawet is niet meer. De wet is sinds 1 januari 2017, samen met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet, opgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. Dit met een drieledig doel: 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland, 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden en 3. vereenvoudiging van regels. De effecten van de wet worden volgens Marko Sinke van Loo Plan - net zoals bij de flora- en faunawet - nogal eens onderschat. Sinke adviseerde de aanwezigen dan ook om de wet natuurbescherming vroegtijdig in het proces
op te nemen om vertraging tijdens een project te voorkomen. “Je hebt te maken met de broedseizoenen van voornamelijk de huismus, de gierzwaluw en de vleermuis. Een inventarisatie kost geld, maar als een project wordt stilgelegd, ben je veel verder van huis.” In 2017 is het aantal toezichthouders fors toegenomen. En daarmee stijgt ook de pakkans. Sinke ziet het positieve ervan in. “Er is meer toezicht, maar er is ook meer bereidheid tot overleg. Er zijn vaak meerdere oplossingen mogelijk. Je kunt samen zoeken naar wat de beste keuze is.”
Wil je de presentaties nog eens teruglezen? Kijk op renda.nl/terugblik workshopdag2017
26
nr 3 2017
Samen leren in de keten
Samenwerking
Tekst Robert Dingemans Beeld Marcel van Hoorn
Een decennia lang durende vechtcultuur tussen opdrachtgever en opdrachtnemer bouw je niet in een keer af met een paar richtlijnen voor ketensamenwerking. ZOwonen, Heijmans en Van Wijnen zijn vol vertrouwen de samenwerking aangegaan, maar beseffen terdege dat hun organisaties nog veel moeten leren voordat ze echt op basis van gelijkwaardigheid kunnen samenwerken.
Ramon van Zijderveld, directeur renovatie, beheer en onderhoud van Heijmans en Raymond Vaessen, commercieel directeur Van Wijnen Zuid, sloten aan bij manager vastgoed en strategie van corporatie ZOwonen Tonio Vervoordeldonk voor een gesprek over samenwerking en cultuurverandering.
Ronkende succesverhalen verschenen de afgelopen jaren in de kranten als het ging om ketensamenwerkingen. Volgens Vervoordeldonk is de cultuuromslag die gevraagd wordt er echter een van de lange adem. Voor ronkende succesverhalen zijn we daarom in Zuid-Limburg aan het verkeerde adres. Een samenwerking moet je kneden en is niet vanaf dag één perfect. Realiteitszin, jezelf kwetsbaar durven opstellen en toegeven dat de hele sector nog middenin een leerproces zit, waren belangrijke voorwaarden voor de zoektocht naar ketenpartners om bij te dragen aan de portefeuilleontwikkeling van de woningcorporatie voor de komende tien jaar. Van Wijnen en Heijmans scoorden sterk op dat profiel en mogen de klus, samen met de corporatie, gaan klaren.
REGISSEREND OPDRACHTGEVERSCHAP
vraag gesteld. Zijn wij de meest geschikte partij om dit op te pakken of zijn er partijen die dat vaker en beter doen? Ontwikkeling en uitvoering zijn voorbeelden van taken die niet tot de core business van een corporatie behoren. Dus dan ga je kijken of je dat samen met andere partijen kunt doen waarbij je de taak neerlegt bij degene die hem het best beheerst.” De corporatie stelde zichzelf echter ook een belangrijke vraag: zijn wij hier al klaar voor? Dat antwoord was toen nog nee. Daarom moest de organisatie zelf eerst een veranderproces in. “De gehele organisatie moest op een andere manier gaan denken. Loslaten, niet meer alles zelf willen doen. Voor zo’n cultuuromslag heb je andere competenties nodig, soms zelfs andersoortige mensen. Daar is de afgelopen jaren in geïnvesteerd.” Het proces is nog niet afgerond, maar ZOwonen is al wel zo ver dat ze het verdere proces nu met andere partijen kan oppakken.
De uitvraag van de corporatie vindt zijn wortels vijf jaar geleden toen ZOwonen de keus maakte voor Regisserend Opdrachtgeverschap. Vervoordeldonk: “Bij alles wat we op dat moment deden hebben we de
Daarvoor ging de corporatie op zoek naar partijen die – logischerwijs – het kunstje van bouw en ontwikkeling tot in de puntjes beheersen, maar
Samenwerking
nr 3 2017
27
bouwer en opdrachtgever strikt gescheiden van elkaar. Aannemers hadden geen invloed op bestek en tekeningen. Uitvoerders werden opgeleid in een cultuur waar het mes op tafel lag. Zo werd er naar het bestek gekeken. Het was een vechtcultuur waarbij of de opdrachtgever of de opdrachtnemer aan het langste eind moest trekken.” De cultuur leidde er toe dat er nauwelijks vertrouwen was tussen de verschillende partijen in de keten. Dat dit er nu niet ineens van de ene op de andere dag wel zo zou zijn, vindt hij dan ook niet raar. “Als je als uitvoerder jarenlang in die verzuiling hebt geacteerd, is dat niet van de ene op de andere dag opgelost.”
OPSCHUIVEN IN DE KETEN
Inmiddels zijn bouwers opgeschoven in de keten. Er is een besef gekomen dat de uitvoerder het meeste weet van techniek, van doorlooptijden en van de bouw zelf. Daar is nog het bewustzijn bijgekomen dat het niet alleen om de initiële prijs van een project gaat, maar dat een gebouw daarna ook nog 30, 40 of vijftig jaar in stand gehouden moet worden. Je hebt nu te maken met een breder vraagstuk en dat schept verantwoordelijkheden. Vaessen: “In plaats van elkaar uitknijpen, proberen we nu met zijn allen het beste model te kiezen, vaak met total cost of ownership als uitgangspunt. Dat is een geweldig gewin.” Het vertrouwen dat ervoor nodig is, staat in schril contrast met de oude vechtcultuur. Vaessen: “Wij moeten een bepaald moreel besef in onze organisatie teweeg brengen. Dat het gaat om samen het beste resultaat te halen en dat geldt ook naar onze onderaannemers toe. Continuïteit en garanties zijn belangrijk.”
STRAATVECHTERS EN KENNISBEDRIJVEN
die net zoals ZOwonen als organisatie een verandering doormaken. Vervoordeldonk: “Partijen die openstaan voor een andere manier van werken, maar net zo belangrijk: die reëel zijn in het leerproces dat we in de branche nog moeten doormaken.” Wat volgde was een intensieve selectie waarbij de corporatie aanbieders vroeg naar hun ‘kijk op de wereld’ en hoe zij de samenwerking vorm zouden willen geven. “Daarbij kwam de corporatie ook echt bij ons over de vloer om te toetsen of wat wij voorspiegelden ook realiteit was binnen onze organisatie”, zegt Ramon van Zijderveld.
CULTUURVERANDERING GEVRAAGD
Voor dat leerproces trekken de partners tien jaar uit, want er moet wel ruimte zijn voor verbetering. Raymond Vaessen: “De woningbouw leent zich uitstekend voor dit leerproces vanwege de grote herhaalbaarheid, zowel in nieuwbouw als renovatie.” Hij beschrijft de transitie die de bouw doormaakt als volgt: “In het klassieke aannemersmodel leefden
Het klassieke model klinkt inmiddels als iets uit een ver verleden, maar een groot gedeelte van de branche werkt nog steeds op de traditionele manier. Heijmans laat die klussen het liefst aan zich voorbij gaan. Ramon van Zijderveld: “Wij zijn echt op zoek naar opdrachtgevers waar we een lange relatie mee aan kunnen gaan. Wij profileren ons als kennisbedrijf en niet als straatvechter die telkens voor de laagste prijs wil gaan. We willen meerdere projecten doen met een corporatie als ZOwonen, naar tevredenheid van beide partijen.” Opvallend aan deze samenwerking is dat de drie bedrijven bijna als één opereren. Van Zijderveld: “De visies van de bedrijven zijn op elkaar gelegd. Hoe loopt jouw proces, hoe loopt het mijne? En kunnen we ook met elkaar kijken of we die processen bij elkaar kunnen leggen om de dubbelingen er zo veel mogelijk uit te halen en zodoende een efficiencyslag te maken?” ZOwonen kiest in deze samenwerking nadrukkelijk voor een rol in de keten. Vervoordeldonk: “We werken op basis van gelijkwaardigheid. Alleen zo kun je samen voor het beste resultaat gaan.” Toch moet er soms iemand een positie erboven innemen. “Als je vastloopt in de samenwerking wel ja, maar dan nog pakken we dat gezamenlijk op. Je kunt eigenlijk zeggen dat er sprake is van twee ketens; een keten van
28
nr 3 2017
de mensen die het doen en een keten van de mensen die daar vanuit strategisch oogpunt boven zitten. Maar ook in die stuurgroep ben ik niet degene die bepaalt. We zoeken overleg met elkaar en tot dusver komen we er nog altijd samen uit.”
WERKEN ALS ÉÉN BEDRIJF
De verhouding tussen Van Wijnen en Heijmans is simpel. De partijen hebben de projecten fiftyfifty verdeeld. Daarnaast is er een aparte groep die zich bezighoudt met kennisdeling. De eerste grote renovatieklus - de Carmelflats in Beek - pakken de twee bouwbedrijven echter gezamenlijk op. Vaessen: “Deels om onze leveranciers te ontlasten, maar ook om het leertraject samen op te starten. Wat doen we slim? Wat kan beter?” Van Zijderveld: “Daarbij werken we volledig als één bedrijf. We komen bij elkaar over de vloer en er zijn geen verborgen agenda’s.” De bouwers zijn content met de samenwerking. Vaessen: “We hebben ook in andere bouwcombinaties gezeten, maar er zijn toch wel veel bedrijven die totaal anders werken.” Van Zijderveld knikt instemmend, maar sluit ook de rol van de corporatie niet uit. “We hebben ook ketensamenwerkingen gedaan waarbij de opdrachtgever zich traditioneler opstelt. Dan kruipen ook mijn mensen wat meer in hun schulp en verloopt de samenwerking minder soepel.”
MEEBEWEGEN MET DE TIJD
In een samenwerking die zich uitspant over een relatief lange tijd, is enige vorm van flexibiliteit onontbeerlijk. Tonio Vervoordeldonk: “We hebben afgesproken dat we de stichtingskosten omlaag willen brengen, maar als we nu naar buiten kijken zien we dat de prijzen over de gehele linie aan het stijgen zijn.” Ramon van Zijderveld. “Je moet meebewegen met de tijd. Prijzen kunnen stijgen of dalen. We hebben het politieke klimaat ook niet in de hand. We gaan het allemaal meemaken in de komende tien jaar. Raymond Vaessen: “Dat de prijzen aan het stijgen zijn, is voor een gedeelte in onze achterwaartse keten opgelost. Wij krijgen continuïteit van de opdrachtgever, maar dat bieden wij verderop in de keten ook. Daar moet de prijs dan ook niet te veel fluctueren. Zo krijgen we afvlakking in dit soort marktmechanismen.”
Samen leren
GRENZELOOS VERTROUWEN
De goede sfeer waarin de ketenpartners samenwerken, duiden bijna op een grenzeloos vertrouwen, maar ook hier overheerst realiteitszin. Vervoordeldonk: “Vertrouwen is er zeker, maar we zijn zeker niet naïef. Je moet scherpte houden, blijven kijken.” Vaessen: “Dat kan goed, omdat het sociale huurproduct goed vergelijkbaar is. ZOwonen deelt haar businessmodel met ons. Het mag zoveel kosten, we zoeken dit rendement, voor deze beurs.” Van Zijderveld: “Doordat wij weten wat de vraagstukken zijn waar de corporatie mee kampt, kunnen wij onze kennis inbrengen. Dan kan het soms toch nog net iets goedkoper, of net iets efficiënter, waardoor een project ineens wel haalbaar is.” Vervoordeldonk: “We hebben aan de voorkant uitgebreid gekeken of deze partijen ons vertrouwen waard zijn. Daar waren we toen van overtuigd. Dan moeten we nu die ruimte ook geven.”
BEWONER ALS EINDKLANT
Vaessen is uitgesproken als het om het vertrouwen van de corporatie gaat. ”Ik heb met deze klus tien jaar continuïteit voor ons bedrijf. We zouden wel gek zijn als we dat op het spel zouden zetten.” Vervoordeldonk: “Wij hebben de visie met elkaar verwoord, maar ook gewoon een samenwerkingsovereenkomst. Daar staan keiharde kpi’s in. Daarnaast hebben we projectcontracten waar alle eisen in vastliggen. Van Zijderveld: Je moet daarbij denken aan strategische doelen, zoals een stijging van bewonerstevredenheid en het verkorten van de planning van de projecten. Vervoordeldonk: “De scherpte moet erin blijven. Je moet elkaar prikkelen en indien nodig ter verantwoording roepen.” Die doelen moet je meten, om zo steeds verder te verbeteren. Vervoordeldonk geeft wel aan dat ze daarin nog lerend zijn. “We moeten kpi’s vaststellen zonder dat ze een doel op zich worden. Het gaat uiteindelijk om de achterliggende bedoeling: de bewoner zo goed mogelijk bedienen. Daar moeten onze partners in mee. Dus niet zeggen: als we een woning hebben opgeleverd en de klant belt niet meer, dan hebben we het goed gedaan. We zeggen hier nu steeds vaker tegen elkaar: “Die aannemer begint dat te snappen.” Vaessen: “We worden nu gevraagd om een huisvestingsprobleem op te lossen. Als je ons tien jaar geleden had gevraagd naar 70% bewonersdeelname, hadden we gezegd: Dat is niet ons probleem. Nu denken we actief mee.” Van Zijderveld vult aan: “We schuiven al ver op, maar we hebben ook nog een hele weg te gaan om echt de bewoner te snappen.” ■
Column
nr 3 2017
Het luisterend oor zit niet meer in de prijs Eenzaamheid is iets van deze tijd. Dertig jaar met één aannemer samenwerken, is juist niet meer van deze tijd. Dat is een tegenstrijdigheid waar Hugo Meijwaard van Woonlinie graag een column over schreef.
Onlangs sprak ik de voorman van de aannemer die voor ons al jaren het dagelijks en mutatieonderhoud aan het woningbezit uitvoert. Hij doet dit al meer dan dertig jaar en nog steeds met heel veel betrokkenheid en passie! Geweldig om (weer) eens te horen hoe belangrijk onze huurders voor hem en zijn collega’s zijn, hij kent ze bij naam en toenaam. Bij ons hebben de mensen vaak nog een bijnaam, ‘dên dieen van dên dieeën’. Hij weet waar hij moet zijn, waar de sleutel is, hoe de familieverbanden zijn. Al werkende heeft hij ook vaak een praatje, een goed woord. Hij bemoedigt mensen en biedt een luisterend oor. Bewoners waarderen het enorm. Hij kent ook al onze woningen, hij weet welke materialen waar zijn toegepast, ook dat is een grote meerwaarde.
Hugo Meijwaard, manager vastgoed bij Woonlinie
EENZAAMHEID
De eenzaamheid onder ouderen, maar ook onder jongeren neemt steeds meer toe. Onze huurders willen graag in hun woning blijven wonen, omdat ze de buurt prettig vinden en hun sociale netwerken zich daaromheen bevinden. Dat kregen we te horen toen we laatst bij onze 80-plus huurders op de koffie gingen. Het zolang met één aannemer samenwerken is niet meer van deze tijd, hoor ik mijn collega-managers wel eens zeggen. Huurders willen op tijd geholpen worden en door wie is niet belangrijk. We moeten het totale onderhoud buiten de deur zetten, bij grote onderhoudsbedrijven, meer digitaal, meer op afstand en strak werken volgens de afgesproken tijden, volgens de overeengekomen SLA’s. Van tijd tot tijd al het onderhoud aanbesteden, want ja, het moet toch allemaal scherp ingekocht worden, niet waar?
EEN PRAATJE IS GOUD WAARD
Dan hebben we dus duidelijk geen oog meer voor waar onze huurders echt behoefte aan hebben. Want dat praatje, het luisterend oor, dat kan niet meer uit. Dat zit niet meer in de prijs. Deze waarde is niet te calculeren, maar wel GOUD waard. Zeker in deze geïndividualiseerde maatschappij hebben mensen in de stad en in de dorpen op het platteland behoefte aan echt contact, iemand die ze vertrouwen en die belang in hun stelt. Dat is van onschatbare waarde! ■
Lees elke week een persoonlijke column van een van onze partners op renda.nl/columns. Ook deze colomn is daar terug te vinden.
29
30
nr 3 2017
Inspired by Canada
De aanpak van ‘complexe’ wijken Nederland staat goed aangeschreven in Canada waar het het energiezuiniger maken van woningen betreft. Maar Nederlanders zouden op hun beurt diep onder de indruk kunnen raken van de wijze waarop in Canada met duurzaamheid wordt omgegaan in ‘complexe wijken’. Deze wijken, die zich kenmerken door een veelheid aan complicerende factoren, hebben daar terecht de hoogste prioriteit. De Canadese ervaringen bewijzen het; een lange adem loont en leidt tot winst op vele fronten. Het kan zelfs het behalen van ambitieuze energiedoelen, ook die in Nederland, versnellen. Tekst Anke van Hal Beeld TRCA’s SNAP Program
Samen werken aan een (duurzame) kwaliteitsverbetering van de wijk leidt tot motivatie voor energiebesparing
Inspired by Canada
nr 3 2017
31
Als de prijs van voedsel het grootste probleem is, begin je met gemeenschappelijke moestuinen
Wat opvalt als je veel tijd in het buitenland doorbrengt; het gras is altijd groener aan de overzijde. Terwijl ik me terdege bewust ben van alles wat nog niet goed lukt in Nederland bij het energiezuiniger maken van de bestaande woningbouw, raken renovatiespecialisten in Canada niet uitgepraat over wat daar ‘the EnergieSprong’ heet. Dat is wat wij in Nederland de Stroomversnellingaanpak of de Nul op de Meter (NOM)benadering noemen; dankzij prefabricage en een slimme financieringsregeling woningen in bewoonde staat in een paar dagen tijd energieneutraal maken. De superlatieven vliegen steevast over tafel als de aanpak ter sprake komt. Dat ik daarentegen juist erg geïnspireerd ben door de aanpak van de hoogbouwwijken in Toronto en van mening ben dat we daar in Nederland heel veel van kunnen leren, ook omdat de NOM-aanpak nog lang niet zo snel gaat als beoogd, leidt vaak tot opperste verbazing. Want wat blijkt; de verhalen die ik zo mooi vind, kennen de meeste Canadese renovatiespecialisten niet. Zij zien, net als ik in Nederland, vooral alles wat er niet lukt. LANGZAMER DAN GEPLAND
De reden waarom ik zo geïmponeerd ben door de aanpak van de zogenaamde ‘towers’ in Toronto heeft veel te maken met de valkuilen die ik in Nederland bij renovatieprojecten met hoge energieambities vaak zie. Ik ben er in de loop van tijd van overtuigd geraakt dat onze focus op de energieambities en onze haast om die te halen er mede de oorzaak van zijn dat we onze doelen veel langzamer halen dan gepland. Dat klinkt misschien wat paradoxaal maar het komt erop neer dat we gaan voor versimpeling terwijl juist het omarmen van de complexiteit van deze opgave wel eens de voorwaarde voor succes zou kunnen zijn. Ga maar na; we zijn al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bezig met het energiezuiniger maken van de bestaande woningvoorraad. Daarbij richten we ons in eerste instantie op de zo veelvuldig voorkomende naoorlogse rijtjeswoningen waarvoor in de loop der tientallen jaren dan ook vele technische oplossingen en financiële prikkels zijn verzonnen. En toch kan ik de ambities op dit vlak van dertig jaar geleden aan de professionals van nu laten zien, zonder dat het iemand opvalt hoe gedateerd die zijn. Als de opgave van het halen van energieambities in de bestaande woningbouw simpel was, dan hadden we in die dertig jaar ons doel echt wel gehaald. Maar het is een lastige opgave. Een heel lastige opgave zelfs, want je hebt te maken met bewoners die al in die
32
nr 3 2017
Inspired by Canada
Anke van Hal is achter de schermen betrokken bij de Dag van de Bewoner. Ze zit bijvoorbeeld in de jury voor de verkiezing van de Gelukkigste Bewoner. Haar collega Birgit Dulski geeft op 23 november een break-outsessie over de geluksfactoren van bewoners. Ze is onderzoekster bij Nyenrode en houdt professionals in deze sessie een spiegel voor. Wat vinden bewoners nu daadwerkelijk geslaagd aan hun huis en waarom? Meld je aan op www.renda.nl/event_dagvandebewoner.
woningen wonen en over het algemeen heel andere dingen aan hun hoofd hebben dan de energieopgave. Het is in de relatief ‘simpele’ wijken al moeilijk , waar mensen in redelijke welstand in grondgebonden woningen wonen, om de bewoners enthousiast te krijgen voor het energiezuiniger maken van hun woning. Hoe ingewikkeld is de opgave dan wel niet in de wijken waar sprake is van een opeenstapeling van problemen? Variërend van werkeloosheid en armoede tot criminaliteit en technologische achterstand? En toch zijn het die wijken waar in Toronto de aandacht het eerst naar toe gaat als het over verduurzaming gaat. En de reden waarom en de wijze waarop zijn uitermate leerzaam. WEINIG WINST IN HOOGBOUW
Uit oogpunt van energie valt in die hoogbouwcomplexen niet de grootste winst te halen, weinig buitenoppervlak dus relatief weinig energieverlies en relatief lage verbruiken-, maar vanuit een focus op de belangen van de mensen die er wonen ligt daar juist de winst. Daar wonen namelijk veel mensen die elk dubbeltje, of elke ‘loonie’, om moeten draaien om rond te komen. Dit zijn ook de wijken waar gezondheidsproblemen op grote schaal spelen als gevolg van kou en vocht in de woningen waardoor het volgen van opleidingen en het vinden van passend werk moeilijker wordt. Vanwege dit uiterst urgente bewonersbelang richten de gemeente Toronto met zijn ‘tower renewal project’, NGO’s als SNAP (Sustainable Neighborhood Action Plan) en diverse idealistische architecten, zoals die van Sustainable.TO, zich op deze
Het energiezuinig maken van de woningen begint met ‘eetbare balkons’
wijken. Maar het is niet alleen idealisme. De torenwijken van Toronto lijken op de banlieus in Parijs en velen herinneren zich de rellen en problemen die daar speelden en het internationale nieuws haalden. Dergelijke extremen voorkomen is ook een drijfveer. Dus het belang van de bewoners en het belang van de stad samen vormen in Toronto de belangrijkste redenen om juist in de ‘complexe’ wijken met duurzaamheidsambities aan de slag te gaan. De recente ramp in een Londense torenflat onderschrijft deze redenering. Maar, zoals eerder gesteld, energiebesparing is niet iets wat bewoners erg bezighoudt. Die hebben andere dingen aan hun hoofd. En daarom kiest men er in Toronto voor om eerst te inventariseren waar de hoofden van overlopen, maar ook om na te gaan wat er allemaal wel goed gaat in die wijken. Dat om daarop verder te kunnen bouwen. Er wordt daar dus bewust gekozen voor een, vanuit het energieperspectief gezien, aanpak met een lange adem. Maar dan wel met het streven ook andere urgente problemen tegelijk aan te pakken. “Het kost wat tijd en moeite, maar dan heb je ook wat.”, zou de slogan kunnen zijn. En wat is het opvallende? In vrijwel alle projecten die in de loop der tijd zijn ontwikkeld, bleken de bewoners heel anders over hun wijk te denken dan veel professionals op voorhand dachten. “Men wil daar zo snel mogelijk vandaan,” dacht men bijvoorbeeld vaak op voorhand. Het tegendeel bleek echter waar te zijn toen bewoners, bijvoorbeeld in een park-pop-up-event, hun dromen op papier zetten. De bewoners wilden wel heel graag dat hun woningen werden opgeknapt, de veiligheid in de buurt werd verbeterd en de werkgelegenheid een impuls zou krijgen, maar ze voelden zich wel heel erg thuis in de wijk. Ze wonen er vaak in hechte familie- en vriendengroepen en willen daar graag blijven wonen. De professional ziet een technisch slechte woning, de bewoner zijn of haar ‘thuis’. Dat is een cruciaal verschil. Een andere gedachte, ‘het verminderen van de criminaliteit zal wel de hoogste prioriteit hebben’, bleek ook niet waar te zijn. VERSE GROENTEN
Ook lokaal groente produceren en fietsen in plaats van autorijden zijn vormen van energiebesparing
We kunnen het ons in Nederland maar moeilijk voorstellen, maar in vrijwel alle projecten bleek voor de bewoners het krijgen van betaalbare verse groente de hoogste prioriteit te hebben. Daarom werd in het SNAP-
Inspired by Canada
nr 3 2017
BEWONERS PANEL
33
Klaas Jelle Hakvoort Hakvoort Mens en Gebouw
project in de San Romanoway towers gestart met het informeren van bewoners over de wijze waarop ze ‘eetbare balkons’ konden maken, moestuinen op het balkon, en werd in eerste instantie vooral op ‘urban farming’ ingezet. Maar ook werd een project gestart in de wijk Black Creek waar bewoners uit de torens de bewoners in de laagbouwwijken uit de directe omgeving, met veel fruitbomen in hun tuinen, hielpen met oogsten en snoeien. En om dat laatste te kunnen, werden bewoners uit de torens opgeleid. Ze kregen ook een diploma dat aantoonde dat ze nu snoeibekwaam zijn, waardoor de werkgelegenheid werd bevorderd, en zo meer. Een ander voorbeeld vormt de slechte bereikbaarheid van de wijken, die de bewoners een doorn in het oog is. Om dat op te lossen werden oude fietsen ingezameld en bewoners opgeleid om ze op te knappen, waardoor weer lokale werkgelegenheid ontstond.
“
Bewoners denken anders over hun wijk
En wat heeft dat alles nu met de energieambities te maken? Veel. Zoals wij in de tijd van de aanleg van de Nederlandse zogenaamde eco-wijken uit de jaren negentig ook redeneerden; meer fietsen betekent minder autorijden, en dus minder energie en uitstoot. Maar dat is het niet het enige en zeker ook niet het belangrijkste. Het belangrijkste voordeel van deze aanpak is dat er een positieve houding ten opzichte van duurzaamheid bij de bewoners ontstaat. Dat de bewoners vertrouwen krijgen in de positieve neveneffecten van ingrijpende duurzaamheidsmaatregelen, dat ze bereid zijn aan de realisatie daarvan mee te werken en open staan voor tips om energie te besparen in hun woning. Ook wordt het eenvoudiger om investeerders te vinden voor de technische maatregelen, want, om het nog ingewikkelder te maken, veel van de woontorens in Toronto zijn in handen van particulieren met weinig financiële middelen. Het SNAP-programma in de San Romanoway towers gaat nu het vierde jaar in. En nu pas zijn de woningen aan de beurt en gaat het energieverbruik van de woningen echt dalen. Maar er is ondertussen wel heel veel verbeterd in de wijk. Mensen kenen elkaar beter, zijn actiever, de criminaliteit is verminderd, de werkgelegenheid toegenomen. En dat was een uitermate complexe klus waar de medewerkers van de gemeente, SNAP en de idealistische architecten heel veel tijd en moeite in hebben moeten steken. Maar het lukt ze en het behalen van je energieambities in vier jaar is ook in Nederlandse ogen helemaal zo slecht niet. En wat moeten we hier nu mee in Nederland? Zoeken naar het equivalent van de eetbare balkons zou ik zeggen en geduld betrachten. En heel goed luisteren. Maar ook, wat volgens de ingewijden in Toronto de succesfactor is, technische specialisten en deskundigen op sociale gebieden, zoals de werkgelegenheid en de geestelijke gezondheidszorg om maar twee voorbeelden te noemen, vanaf het allereerste begin bij de benadering van dergelijke wijken heel nauw samen op laten trekken. Een verbond laten vormen om elkaars expertise optimaal te benutten.
Het Renda Bewonerspanel leest mee met de inhoud. Dit keer Klaas Jelle Hakvoort: “Mijn eerste reactie bij dit mooie en pittige artikel is een beetje flauw, maar geeft wel de essentie weer: één en één is twee. Dat weten we allemaal. Tel je er daarna nog één bij op, dan pas heb je drie. Zo kijkt de bewoner ook naar deze materie. Stapje voor stapje. Eerst van één naar twee, en dan van twee naar
drie. En wat wil de markt? Hup, meteen naar drie. Helemaal NOM. “Gas? Pech gehad, dat gaat eruit”. Maar waarom? Gun die mensen een bijna-NOMwoning en laat ze hun eitje lekker op gas koken. Wat maakt het uit?! Met positieve bewoners die zelf vol energie zitten bereiken we in de wijk veel meer. Dan pas ben je in staat coalities te sluiten.”
DE DERDE SUCCESFACTOR
In Nederland pleiten collega’s en ik via het kennisplatform HomeMates al sinds enige jaren voor meer aandacht voor wat wij ‘de derde succesfactor’ van woningrenovaties met hoge energieambities’ noemen. Dat betreft al die succesfactoren die niet direct iets met techniek en geld te maken hebben maar wel met de emotionele en sociale aspecten die met deze opgave gepaard gaan. “Neem de belangen van de bewoners altijd als uitgangspunt!” roepen we daarom tot treures toe. En, omdat die vaak maar weinig te doen hebben met het thema energie: “Breng de energieopgave samen met dat wat mensen echt belangrijk vinden! Vergroot de context!” En tenslotte, omdat dat betekent dat je met allerlei partijen te maken krijgt: “Leer goed samenwerken!” Misschien dat ook daarom mijn kennismaking met de aanpak van deze Toronto torenwijken zo’n verademing voor me was. Het is ingewikkeld maar het werkt en het mes snijdt uiteindelijk aan heel veel kanten. Dus laten we ons ook in Nederland met onze energieambities meer richten op de bewoners die een lage energierekening het hardste nodig hebben, laten we geduld hebben bij het behalen van onze energiedoelen, accepteren dat de opgave complex is, coalities sluiten met partijen die om andere redenen in complexe wijken actief zijn en leren van de ervaringen uit het buitenland. Laat ‘the EnergieSprong’ Canadezen inspireren en laten wij leren van de Toronto ‘tower renewal’-benadering en heel snel onze energieambities ook richten op onze complexe wijken. Dan neemt in beide landen de kans toe dat de Parijsdoelen worden gehaald én neemt de leefbaarheid toe in de wijken waar dat het hardste nodig is. Eén en één is drie. ■
Dit artikel vind je ook online: www.renda.nl/inspiredbycanada
34
LEERMEESTER
Patrick Quix (45) LEERLING
Mike Meuleman (19) OPLEIDING
Installatietechniek, niveau 3, Summa College Eindhoven
nr 3 2017
“Vroeger was school niet zo belangrijk. Leren deed je wel in de praktijk. Maar tegenwoordig hebben jongeren toch echt een diploma nodig om ergens aan de slag te kunnen.” Aan het woord is Patrick Quix (45), leermeester in opleiding bij Sankomij. Hij begeleidt onder andere de 19-jarige Mike Meuleman, die niet kan wachten tot hij dat diploma op zak heeft.
LEERBEDRIJF
Sankomij
Installatietechniek, hoe kom je erbij? Lachend vertelt Mike Meuleman: “Ik deed vmbo-t. Daar krijg je veel huiswerk, dat is niets voor mij. Toen ik mijn tweede jaar niet haalde, ben ik naar de praktijkschool gegaan. Daar kon ik niet kiezen tussen elektro- en installatietechniek, dus ben ik aan allebei begonnen. Ik vond elektrotechniek moeilijk, toen bleef installatietechniek over.” Daar zijn ze bij Sankomij maar wat blij mee. Patrick Quix is in opleiding tot leermeester en spreekt vol lof over Mike: “Dat is een goeie. Hij werkt hard, kijkt om zich heen of er nog wat moet gebeuren en neemt zelf initiatief. Daarmee onderscheid je je van anderen.” Mike is in dienst bij het IWBZ, maar het is de bedoeling dat Sankomij uiteindelijk zijn contract overneemt. Dat ziet Mike wel zitten. “Het werk is elke dag anders. Je begint met de riolering op de begane grond, dan ga je naar het tussendek en onder de kap van de woning, dan komt de waterleiding, de badkamer, het sanitair en de radiatoren. Meestal is het nieuwbouw, maar soms doen we ook renovaties.” Patrick: “Ik zeg altijd: ‘Wij doen het werk van A tot Z, van afvoer tot zink.’” Mike lacht. “Met Patrick is er altijd ruimte voor een gein-
Leerling & Leermeester
tje.” Patrick heeft altijd goed kunnen opschieten met de jeugd. Toen zijn werkgever Sankomij hem als leermeester vroeg, twijfelde hij niet. Hij volgt nu diverse cursussen en voert gesprekken met de school.
Achter op praktijk “Een opleiding loopt altijd zo’n 2 jaar achter op de techniek en de praktijk. Dat is logisch, want de techniek staat niet stil. Het is goed als een opleiding zich hierin flexibel opstelt. Onze jongens leren nu bijvoorbeeld op school nog over koperen leidingen, terwijl we in de nieuwbouw al tijden werken met kunststof leidingen. Het is wel handig om te weten hoe je met koper om moet gaan voor als je het nog eens tegenkomt in een renovatie, maar hoe je met kunststof leidingen werkt, zouden ze op school ook best kunnen vertellen, ook al staat dit nog niet in het lesboek. Ik stam nog uit de tijd dat mijn ouwe baas zei dat ik wel kon stoppen met school. ‘In de praktijk leer je veel meer,’ zei hij. En hij haalde ons van school. Tegenwoordig hebben die jongens een diploma nodig.” Mike knikt. “Zodra ik die heb, ga ik lekker werken. Dat leren is niets voor mij!” ■
leerling & leermeester
‘Van afvoer tot zink’
Warmtenetten
35
nr 3 2017
Snel aan de slag met een duurzaam warmtenet Gebiedsanalyse als tool voor de keuze van het optimale gebied voor zeer lage temperatuur warmtenet Het TKI-project OLEC – afgerond medio 2017 - heeft technische en financiële instrumenten opgeleverd voor een versnelde ontwikkeling van zeer lage temperatuur warmtenetten. Door het kunnen benutten van laagwaardige restwarmte en het gebruik van seizoensopslag kunnen deze lokale warmtenetten volgens het consortium een belangrijke rol gaan spelen in de energietransitie: Nederland van het gas. De gebouwde omgeving in Nederland laat zich goed indelen in referentie clusters voor het toepassen lage temperatuur warmtenetten. Luchtfoto van Harderwijk, Marco Grotenhuis
Zeer lage temperatuur warmtenetten zijn een betrekkelijk nieuw concept. De ervaring is inmiddels dat de ontwikkeling complex is en dat een goede werkvolgorde voor de ontwikkelfase een belangrijke succesfactor is. Daarom is in TKI-OLEC een gebiedsanalyse ontwikkeld die leidt tot een keuzeaanbod van technische scenario’s van zeer lage tempratuur warmtenetten. De doelgroep voor deze informatie bevat gebiedsontwikkelaars, ESCo’s (een Energy Service Company pakt het onderhoud en beheer van gebouwen aan en zorgt ervoor dat deze moderner, energiezuiniger en comfortabeler worden. Uniek aan een ESCo is dat de opdrachtgever geen risico draagt.), woningcorporaties, stedenbouwkundigen en gemeenten.
Tekst Erik Schurink van LievenseCSO, Eric Willems van Huygen Ingenieurs & Adviseurs BV en Guus de Haas van de Haas advies duurzaam gebouwde omgeving
bronnen zijn alom verspreid aanwezig in de gebouwde omgeving. Denk hierbij aan condensor warmte van airco’s, datacenters en supermarkten, restwarmte op kleinschalige bedrijventerreinen en laagwaardige warmte uit de ondiepe bodem (< 500m –mv) zoals warmte-koudeopslag (wko) en ondiepe geothermie. Door zo nodig een warmtebuffer in te bouwen, kunnen warmtevraag en aanbod gedurende het gehele jaar worden afgestemd. Een belangrijke eis aan de gebouwen is dat deze geschikt zijn voor lage tempratuurverwarming. Dat kan door gebouwen goed thermisch te isoleren op energielabel B of beter. Ook voorzieningen voor het naverwarmen van tapwaterverwarming zijn noodzakelijk.
DE VERKENNINGSFASE
Essentieel in de eerste stap (de verkenning) is dat parallel zowel aan techniek als omgevingsfactoren en financiële haalbaarheid wordt gewerkt. Dan worden snelle slagen in besluitvorming gemaakt en ontstaat er binnen de kortste keren vertrouwen in de algehele haalbaarheid van het project. Een gedegen gebiedsanalyse is de basis van deze aanpak. Hierop gaan we in dit artikel specifiek in. Zeer lage temperatuur warmtenetten Het benutten van laagwaardige warmtebronnen kan het beste met zeer lage temperatuur warmtenetten waarvan warmte (T<550C) zowel kan worden afgenomen als teruggeleverd. Juist de laagwaardige warmte-
Technische scenario’s Om tot een optimaal warmtenet te komen, is input van de betrokken stakeholders noodzakelijk. Door deze informatie te structureren volgt uiteindelijk een keuze voor een warmtenetoplossing. In de OLEC-catalogus zijn de meest belangrijke kenmerken van de laagwaardige restwarmtebronnen gecombineerd met de eigenschappen van de gebouwde omgeving. Deze combinaties leiden tot een zestal geschikte scenario’s van warmtenetten. Deze scenario’s leiden al dan niet in een gefaseerde aanpak tot energieneutrale gebiedsoplossingen. Deze meest interessante scenario’s zijn in de OLEC-catalogus beschreven en uitgewerkt met kengetallen onder verschillende omstandigheden van de ondergrond.
36
nr 3 2017
Warmtenetten
Uiteindelijk gaat het om de volgende gegevens: SCHAALGROOTTE EN OPTIMALISATIE WARMTENETTEN ALS GEBIEDSMAATREGEL
Energieneutrale gebouwen (nieuwbouw en renovatie) zijn met de huidige stand van de techniek al mogelijk. Met maatregelen passend bij de individuele woning of het gebouw wordt aan de gestelde energieprestatie-eisen voldaan. De investeringen voor deze aanpak zijn echter vaak relatief hoog, omdat op dit schaalniveau ook minder rendabele maatregelen ingezet moeten worden. Een goed alternatief is het combineren van maatregelen op woningniveau met maatregelen op gebouw- en op buurtniveau. Daarmee wordt het palet aan mogelijke maatregelen aanzienlijk groter en komen veel efficiëntere combinaties in beeld. Ook ontstaan veel meer mogelijkheden voor optimalisatie op basis van vereiste investering, maandelijkse lasten, hinder bij de uitvoering, comfort en toekomstbestendigheid. Hoe hoger het schaalniveau, hoe meer ruimte om te optimaliseren en hoe gunstiger de kosten-batenverhouding.
1 Hoe groot is het gebied en in welke clusters kan ik het opdelen? 2 Wat is de warmtevraag van het gebied? 3 Wat is het aanbod aan energie van restwarmtebronnen en de bodem? 4 Welke ruimtelijke aspecten en ontwikkelingen kenmerken het gebied?
Dit vertrekpunt van de gebiedsanalyse is onafhankelijk van de initiatiefnemer en kan op voorhand al worden uitgevoerd. Daarbij kan het gebruik van open data kaarten enorm helpen om de hoeveelheid data die een gebiedsanalyse oplevert te structureren en analyseren. 1 De grootte van het te onderzoeken gebied De gebiedsgrootte voor beheerste implementatie is bepaald op ongeveer 25 hectaren, ook wel clusters genoemd. Daarbij kunnen deze clusters wel gecombineerd worden tot grotere gebieden, mits hier vanuit uniformiteit van de aanpak aanleiding toe is. Deze gebieden van 25 hectaren zijn in elf typologieën te onderscheiden (zie kader referentieclusters) en daarmee ook bepalend voor de beschrijving van de warmtevraag. Deze gebieden zijn dan het uitgangspunt voor nadere analyse van warmtevraag, aanbod en besluitvorming.
Scenario
Omschrijving
0
Huidige situatie bestaand
1
Gebouwen/woningen thermisch geïsoleerd en geschikt voor LageTemperatuurVerwarming (EI ca. 1,3 of Energielabel B).
2 De warmtevraag Dit hangt samen met: ■■ De aard en de dichtheid van de bebouwing (woningen, bedrijven, kantoren), de bebouwingsdichtheid (historisch centrum of plattelandsgemeente), woningtypologie (aantal vierkante meters vloeroppervlak). (Zie kader referentieclusters) ■■ De mate waarin panden al geïsoleerd zijn en de mate waarin reeds voorzieningen als zonneboilers zijn aangebracht.
2
Idem 1 met: Gebouwen/woningen voorzien van warmtepompen met eigen wko of bodemwisselaars.
3 Het aanbod van warmte
3
Idem 1 met: Gebouwen/woningen voorzien van warmtepompen met collectieve wko
4
Gebouwen/woningen voorzien van warmtepompen aangesloten op lokaal warmtenet van 30˚C.
4a
Idem als 4 met zonthermische collectoren en seizoensopslag van warmte in het gebied
5
Idem 1 met: Gebouwen/woningen voorzien van warmtepompen aangesloten op lokaal warmtenet van 30˚C (Winter) en 50˚C (Zomer)
5a
Idem als 5 met seizoensopslag van warmte in het gebied
6
Idem 1 met: Gebouwen aangesloten op lokaal warmtenet (50˚C). Woningen aanvullend een boosterwarmtepomp voor warmtapwaterverwarming.
Onderstaand overzocht geeft een beknopte omschrijving van de uitgewerkte scenario’s:
Per scenario komen aan de orde: energiegebruik, energiekosten, energieopslag, randvoorwaarden voor financiële haalbaarheid, aansluitvoorwaarden, de eisen aan gebouwen en de schaalgrootte van het warmtenet, toekomstige uitbreiding, plaats en diameter van de transport- en distributieleidingen en civieltechnische werkzaamheden. Maar om tot een slimme keuze van een scenario te komen, is het nodig een gebiedsanalyse uit te voeren. In eerste instantie kan dit vanachter het bureau. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor het verzamelen van de juiste (open) data.
VAN GEBIEDSANALYSE TOT KEUZE SCENARIO
Een voorafgaande gebiedsanalyse levert de informatie die nodig is om de meest gunstige opzet van het warmtenet te kiezen, waarmee vervolgens de verdere stappen kunnen worden gezet.
Voor de bronnen van laagwaardige warmte binnen de gebouwde omgeving hebben we ons beperkt tot restwarmte en warmte-koudeopslag (WKO). We onderscheiden de volgende specifieke typologieën: ■■ Matige of hoge potentie voor WKO-toepassing; ■■ Matige, tussen en hoog aanbod van restwarmte (uitgedrukt in temperatuurniveau en beschikbaarheid over het jaar van het warmteaanbod); ■■ Zes combinaties van potentie van WKO en aanbod van restwarmte. Data over het aanwezige aanbod van energie in het gebied is vaak beschikbaar in warmteatlassen (www.warmteatlas.nl), websites van gemeentes. Met www.WKO-tool.nl kan een eerste inschatting worden gemaakt van de potentie van de bodemenergie. Daarnaast geeft de tool inzicht in de praktische en juridische beperkingen die daarbij gelden. 4 Ruimtelijke aspecten en ontwikkelingen Van belang is te weten of clusters binnenkort toch al gerenoveerd gaan worden. Worden de ketels vervangen, de daken gerenoveerd in combinatie met plaatsing van zonnecellen of worden bedrijventerreinen opgewaardeerd? Ook kan worden bekeken of leidingwerk voor warmtenetten kan worden gecombineerd met rioolvervanging, werk aan wegen enzovoort. En natuurlijk of nieuwbouw is voorzien in de nabije omgeving, waardoor er in de toekomst meer of minder restwarmte beschikbaar zal zijn, of al voorziene en al vergunde WKO-systemen het gebruik van bodemenergie in de weg kunnen gaan zitten, en of verwacht kan worden dat warmte uit andere bronnen zou kunnen worden aangeboden.
Warmtenetten
nr 3 2017
37
Kaarten kunnen ook in dit deel van de analyse een belangrijk hulpmiddel zijn bij verdere optimalisatie. Naast bestaande en verwachtte ‘vraag’ en ‘aanbod’ kunnen relevante civieltechnische hindernissen met kostenconsequenties voor transportleidingen worden ingetekend. Combineren van relevante data Uit een kaart van het CBS, aangevuld met eventuele BAG-data (Basisregistraties Adressen en Gebouwen), zijn de referentieclusters af te leiden. Vervolgens voegen we data toe van de energielabels om de maatregelen te overzien om tot het energielabel B van de gebouwen te komen. Met deze energielabels en referentieclusters is de warmtevraag bepaald. Tegelijkertijd wordt het warmteaanbod in beeld gebracht in de vorm van restwarmtebronnen en potenties van WKO. Indien we vervolgens rekening houden met de toekomstige ruimtelijke plannen kunnen we de referentieclusters aan technische scenario’s voor zeer lage temperatuur warmtenetten. Naast de aangegeven bronnen zijn er ook tools in ontwikkeling die als ‘open data platform’ dienst doen. Zo biedt geodan.nl/research/picoportaal data van netbeheerders aan met betrekking tot energieverbruik. Op beperkte schaal zijn ook modeldata beschikbaar, desondanks is elke locatie specifiek, waardoor het nodig is om beschikbaar gestelde gegevens te controleren op juistheid, volledigheid en betrouwbaarheid. De genoemde omgevingsaspecten zijn zeker niet-limitatief: ook belangrijk zijn mogelijkheden het warmtenet uit te breiden met andere vormen van warmtelevering via zonnecollectoren (op geluidswallen), riothermie
In deze figuur is een voorbeeld gegeven van een van de mogelijke scenario’s. Dit vierde scenario bevat een zeer lage temperatuur warmtenet met seizoensopslag van warmte en zonnecollectoren op de gebouwen. Per woning wordt warm tapwater naverwarmd met een booster warmtepomp.
(warmte uit het riool), et cetera. Tevens zijn meer sociale aspecten in deze stap van belang: draagvlak, enthousiasme bij de gemeente, de beschikbaarheid van lokale voorbeeldprojecten, bewonersgroepen die kunnen worden gemobiliseerd ten behoeve van een vorm van burgerparticipatie en co-creatie.
REFERENTIECLUSTERS
In het OLEC-project zijn warmtevraagprofielen van een groot aantal verschillende objecten berekend. Ook van verschillende combinaties van objecten (de referentieclusters) zijn nu energievraagprofielen vastgesteld waaruit een specifieke energievraag en vraagverdeling PROFIELEN VAN DE WARMTEVRAAG
over de dag en het jaar blijkt, in de huidige situatie of na verbetering van de isolatie. Type referentiecluster is een van de ingangen waarmee in de catalogus kan worden gezocht naar bijpassende warmtenetconfiguraties. Met deze tien referentieclusters kan zeventig
procent van de bebouwing in ons land worden beschreven. Uit bijgaand figuur blijkt hoe deze referentieclusters zich verhouden tot het aantal inwoners per 25 hectaren en aantal vierkante meter vloeroppervlakte.
38
nr 3 2017
Warmtenetten
Omdat leidingen een belangrijke kostenpost zijn is ook een inventarisatie van mogelijke knelpunten van belang. Als tracés voor belangrijke wegen, spoorlijnen, waterwegen, waterkeringen en leidingen voor gevaarlijke stoffen kruisen, dan is dat een niet onbelangrijk aandachtspunt. Naast forse kostenverhogingen moet dan ook met tijdrovende vergunningprocedures rekening worden gehouden. En uiteraard de afstand tussen de bron van restwarmte en de afnemers. Versnelling in besluitvorming In de eerste stap in de ontwikkeling van een warmtenet zijn veel (potentiële) stakeholders. Voor een snelle besluitvorming is het belangrijk het kennisniveau over warmtenetten snel gelijk te trekken, alleen dan kan er snelle besluitvorming plaatsvinden. Daarom is door OLEC een catalogus ontwikkeld met zes verschillende scenario’s voor zeer lage temperatuur warmtenetten waarvoor een reeks van technische en financiële kengetallen is ontwikkeld. Belangrijk voor het versnellen van besluitvorming over warmtenetten is snel inzicht krijgen in technische en financiële kenmerken van zeer lage temperatuur warmtenetten. De gebiedsanalyse uit TKI-OLEC is een instrument waarmee snel een optimaal scenario te bepalen is. De kenmerken van de scenario’s zijn terug te vinden in de catalogus. Die informatie is niet alleen technisch van aard (energie, restwarmte, bodem), maar belicht ook meteen de economische haalbaarheid en houdt rekening met kansen en bedreigingen vanuit diverse omgevingsfactoren. Een initiatief dat in korte tijd concreet gemaakt kan worden creëert draagvlak bij gemeente, gebouweigenaren en afnemers en aanbieders van energie. Dat lukt alleen door de afzonderlijke bouwstenen (vraag, aanbod, kosten, techniek, draagvlak) meteen al in onderlinge samenhang te bezien en de hoeveelheid theoretische oplossingen voor het warmtenet snel te beperken tot enkele kansrijke. ■ Een voorbeeld van een conceptkaart in de provincie Limburg
Het TKI-OLEC consortium bestaat uit Huygen (penvoerder), ABT, LievenseCSO, TNO, ESCOplan en de Haas advies. Het onderzoek Transep-DGO (20082012) is uitgevoerd met financiële ondersteuning van het programma EOS-LT en OLEC vanuit TKI-EnerGO (2014-2017) waarvoor wij RvO en TKI bijzonder erkentelijk zijn. Meer informatie over de instrumenten genoemd in dit artikel en van OLEC is opvraagbaar bij de consortiumpartners of te vinden op www.tki-olec.nl. Voor alle links die genoemd worden in dit artikel, kun je naar www.renda.nl/duurzaamwarmtenet. Hier is met een voorbeeld geschetst hoe datakaarten tot een keuze voor clusters van scenario’s kan leiden
Renda, jouw netwerk bestaande bouw wordt mede mogelijk gemaakt door de volgende partners: FOUNDING PARTNERS:
PARTNERS:
KENNISNETWERK BESTAANDE BOUW
VORMSTABILITEIT (LUCHTDICHTHEIDSKLASSE 4)
GELUIDSISOLATIE (TOT 48dB)
BRANDVEILIGHEID (30 MIN WBDBO)
INBRAAKVEILIGHEID (SKG3)
DEUREN VAN DALOC: DE MEEST ONTWIKKELDE DEUREN OP DE MARKT. Innovatie en duurzaamheid voor nieuwbouw, renovatie én transformatie. Daloc veiligheidsdeuren overtreffen de geldende eisen, hebben een gunstige TCO en bieden een hoog veiligheids- en comfortgevoel voor een competitieve prijs. Voor zowel aannemer, opdrachtgever als bewoner zijn er risicobeperkende en waardeverhogende voordelen. Als Zweeds marktleider en recent op de Nederlandse markt hebben we in korte tijd een mooi aantal projecten uitgevoerd voor aansprekende innovatieve beleggers, ontwikkelaars, woningcorporaties en aannemers. Bent u ook één van de game changers met de deur van de toekomst?
Complete set met unieke eigenschappen Onze deur-kozijncombinaties zijn van staal, schadebestendig, trekken niet krom en sluiten kou, tocht, brand, rook, vocht en onaangename luchten buiten. Er is maar weinig wat u tegen zoveel zaken kan beschermen. Eventueel een super robot... Kijk voor meer informatie op daloc.nl/wooncomfort
Veiligheidsdeur