Ruimte en Wonen 2017 04

Page 1

RUIMTE + W NEN 04/2017

Vakblad over de leefomgeving voor ruimtelijke professionals en woonexperts

Dromen over duurzaamheid 12 THEMA ENERGIETRANSITIE

De grootse vergezichten en de kleine praktijken Momentum voor warmtenet 30

We gaan VanGasLos! 68

Wat wil de bewoner? 78


Partners van

RUIMTE + W NEN Ruimte en Wonen wordt mede mogelijk gemaakt door onze partners. Een partner van Ruimte en Wonen geniet van veel aantrekkelijke voordelen, waaronder een korting op het lidmaatschap en een profielpagina op deze website. Omdat het partnerschap in onderling overleg wordt ingevuld, sluiten de voordelen precies aan bij de behoeftes van de partner. Heb je ook interesse om partner te worden, neem dan contact op met Evamarije Smit via telefoonnummer 073-2051010 of via e-mail e.smit@aeneas.nl

Meer informatie over deze bedrijven en het partnerschap staat op ruimteenwonen.nl/partners


Inhoud

THEMA ENERGIETRANSITIE

THEMA’S   6

Meters maken in de energietransitie van het wonen Anne-Jo Visser en Anouk Corel

16 Wat betekent de energietransitie voor woningen? Nico Hogervorst 40 Parkstad Limburg: plannen volgens het boekje; zo zou het overal moeten kunnen! Ralph van der Straten en Volmar Verheij 50 Rotterdamse VvE’s Kans voor de Stad Corine Erades 72 We gaan VanGasLos! Maar hoe dan? Maya van der Steenhoven 82 Zo gaat de Leidse regio van het gas af Fred Goedbloed

I NTERVIEWS   98 Momentum voor het warmtenet Renée Heller en Frank Suurenbroek 120 Watercyclus katalyseert Rob Ververs 132 Duurzaam Ameland, groot worden door klein te blijven David van Zelm van Eldik

R EPORTAGES    24

Dromen over duurzaamheid Eric Harms

60

‘Wat wil de bewoner?’ Tony Jacobs

108 'Zet de ambitie voorop' Tony Jacobs

34 Interview Annelies Huygen Hoogleraar UvA 92 Interview Hans Mommaas directeur Planbureau voor de Leefomgeving

E N VERDER  2

Hoofdredactioneel Paul Gerretsen Martijn Eskinasie Annemiek Rijckenberg Evamarije Smit

59 Column Guido van Loenen 70 Column Monique Esselbrugge 118 Hoe woont Nederland? 142 Boekenrecensies

Gesponsord ongeluk? In de vorige editie is per ongeluk het artikel “Geef leefomgeving actief vorm” geplaatst. Hoewel het onderwerp past bij het thema, voldoet de inhoud niet aan onze redactionele eisen. Verschillende lezers hebben ons gevraagd of dit een gesponsorde bijdrage was. Nee, dat was het niet. Wij zijn een onafhankelijk vakblad en plaatsen geen gesponsorde kopij. Onze excuses voor dit artikel. Evamarije Smit, ook namens de hoofredactie.

1


Agenda’s trekken Iedereen, die zich ooit heeft verdiept in het Nederlandse energiegebruik, weet dat de omvang daarvan gigantisch is. Ondanks de geringe inhoud van een Joule – de hoeveelheid energie om één lamp van 1 watt 1 seconde te laten branden - is een Petajoule, een biljard Joule, een enorme brok energie. Jaarlijks worden nog bijna 3000Pj voornamelijk fossiel opgewekt. De komende 30 jaar zullen we moeten gaan ombuigen naar zo’n 2200 Pj die dan vrijwel geheel CO2-loos worden geproduceerd. Dat betekent én onze gehele woningvoorraad met een tempo van bijna 200.000 woningen per jaar super energiezuinig maken (zo’n 117PJ) én 25.000 windmolens in onze Noordzee plaatsen (zo’n 500PJ) én

Of het op schiet met onze energierevolutie?” 2

alle bruikbare daken inzetten voor pv-panelen (zo’n 90PJ) én... én... enz... Dat zijn overweldigende aantallen, die het voorstellingsvermogen, zeker op het geringe grondgebied van Nederland, haast te buiten gaan. In de recente studie Energie en Ruimte heeft een gideonsbende van onderzoekers en ontwerpers onder leiding van Dirk Sijmons in kaart gebracht hoe haalbaar deze ombuiging is. Deze geeft aan dat met de rugwind van een stevige efficiëntiebonus door elektrificatie en een veeleisende maar haalbare besparing er ook keuzes ontstaan. Dat geeft de burger moed. We hoeven niet overal het maximale uit onze duurzame energiepotentie te halen. En daarmee ontstaat er gelegenheid voor experiment, maatschappelijke betrokkenheid en ruimtelijke keuzes, ook al zitten die wellicht een planmatig en maximaal efficient topdown scenario in de weg. De zin van dit nationale pespectief op 2050 zit hem


HOOFDREDACTIONEEL

dan ook vooral in de houvast die het biedt om zonder vrees een brede maatschappelijke beweging in gang te zetten. Want de urgentie is er niet minder om. Een tekening linksonder beginnen eindigt zelden rechtsboven, laat staan dat het dan nog ergens op lijkt. Er is dus niet alleen vanwege verduurzaming van onze energievoorziening een noodzaak een modus te vinden om gelijktijdig het individu, de VVE, de wijk, de regio en de Noordwest Europese zone in actie te krijgen. Voor de doelstellingen in Petajoules telt ieder joule gelijkwaardig en mag je alles bij elkaar op tellen. Voor onze ruimtelijke inrichting geldt dat echter niet – daar leidt een optelling van acties niet tot een totaal resultaat. Onze steden en landschappen, het materiaal van onze breed gewaardeerde leefomgeving, zijn het resultaat van investeringen die soms wel duizend jaar renderen. Op het nieuw gevormde ministerie Economische

Zaken en Klimaat is goed doorgedrongen dat de ruimtelijke consequenties van een duurzame energievoorziening aanzienlijk zijn. In verschillende transitiepaden van soorten emissiebronnen en energiegebruik zijn de keuzes nu op hun ruimtelijke voor- en nadelen en onderlinge samenhang op verschillene schaalniveuas onderzocht. Dat geeft duidelijkheid en maakt helder dat de sleutel ligt bij de mate waarin we in staat zijn de onderlinge interactie tussen de hoofdrolspelers te laten slagen. Het nieuw te vormen spel is niet gebaat bij een vast stramien van afspraken en afrekeningen maar van langdurige samenwerking en dynamische interactie Of het op schiet met onze energierevolutie is, lijkt het, vooral een kwestie van perceptie en natuurlijk van de omvang van je optimisme –zie de afgelopen bewindslieden. Dat is gegeven het feit dat er nog veel meer op het spel staat dan slechts ons voortbestaan een gotspe. Plannen lijkt het is niet

3

nodig, want de tijdgeest zegt dat het toch niet effectief is. In dit nummer van Ruimte en Wonen hebben we alle mogelijke invalshoeken verzameld. We tonen de grootse vergezichten en de kleine praktijken in de energietransitie, en het contrast tussen vage governance en praktische sturing. Een eenvoudige denkoefening maakt duidelijk dat met een zorgvuldige ruimtelijke monitoring, inspiratie en sturing de meters die we maken veel breder kunnen laten renderen. Zullen we toch maar agenda’s trekken?

Paul Gerretsen Stedenbouw & Ruimtelijke Ontwikkeling Martijn Eskinasi Wonen & Kwaliteit van de Leefomgeving Annemiek Rijckenberg Stedelijke Ontwikkeling & Duurzaamheid Evamarije Smit Conceptmanager Ruimte en Wonen


Auteurs Aan dit thema Energietransitie werkten mee:

Anouk Corel, projectleider Wonen & accountmanager woningcorporaties, Platform 31

Volmar Delheij, programmamanager, Stadsregio Parkstad

Fred Goedbloed, beleidsmedewerker, Gemeente Leiden

Anne-Jo Visser, Programmamanager Energie, gemeente Utrecht

Corine Erades, Architect, Corades Architects

Eric Harms, Freelance journalist

David van Zelm van Eldik, Strategisch adviseur ruimtelijke activering, Ministerie van Infrastructuur & Milieu

Monique Esselbrugge, Concernmanager Ruimte en Bereikbaarheid Provincie Overijssel

RenÊe Heller, Hoofd­ docent Sustainable Energy Systems, Hogeschool van Amsterdam

4


RUIMTE + WONEN NETWERK

Nico Hoogervorst, onderzoeker Beleidsevaluaties, Planbureau voor de 足Leefomgeving

Guido van Loenen, Procesregisseur gebiedsproces, Rho adviseurs voor de leefruimte

Ralph van der Straten, programmamedewerker, Stadsregio Parkstad

Guus de Hollander, wetenschappelijk onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving

Jan Ritsema van Eck, wetenschappelijk onderzoeker, Planbureau voor de Leefomgeving

Frank Suurenbroek, Lector Bouwtransformatie, Hogeschool van Amsterdam

Tony Jacobs, Freelance journalist

Maya van der Steen足 hoven, Directeur, Pro足 grammabureau Warmte Koude Zuid Holland

Rob Ververs, Beleids足adviseur, Waternet

5


Meters maken

In de energietransitie van het wonen

6


In 1896 werd ontdekt dat verbranding van fossiele brandstoffen de opwarming van de aarde kan ver­sterken. In 1986 vond in Assen de eerste aardbeving als gevolg van deze aardgaswinning plaats. Inmiddels zijn we 31 jaar na de eerste aardbeving in Assen, honderd aardbevingen en nog eens één miljoen extra gas­aansluitingen verder. Tekst Anne-Jo Visser en Anouk Corel Zonnepanelen in de achtertuin WIKIPEDIA

7


ENERGIETRANSITIE

L

bedrijven, de aansluitplicht wordt vervangen door een warmterecht en er komen kavels voor windmolens op zee. Om de energietransitie te versnellen, wil het nieuwe kabinet een nieuw Energieakkoord sluiten en een nieuwe Klimaatwet maken. Daarin moet verder worden uitgewerkt hoe de verschillende partijen aan de genoemde doelstellingen moeten bijdragen. Om minister Wiebes een handje te helpen, benoemen wij in dit artikel meerdere maatregelen om de transitie te versnellen. Naar ons idee is er een stevig en breed nationaal programma nodig, dat inzet op vijf lijnen: • Bewustwording, perspectief en ontzorgen • Verbeteren businesscase • Concrete afspraken • Vergroten van de duurzame opwekking • Industrialisatie en kennisopbouw

ang was er geen politieke urgentie om te stoppen met fossiele brandstoffen. Maar daar komt nu verandering in. Op mondiaal met het Klimaatakkoord Parijs van 2015. Op mondiaal niveau met het meest duurzame regeerakkoord ooit. En op lokaal niveau met de green deal aardgasloze wijken die dit jaar door 31 gemeenten is ondertekend en meteen met één wijk aan de slag zijn gegaan. De urgentie is extra groot, omdat het aantal aardbevingen door gasboringen de laatste jaren toegenomen is in Noord-Nederland. De komende 32 jaar staan we voor de opgave om het gebruik van fossiele brandstoffen in de gebouwde omgeving naar nul te reduceren. Dat is – ironisch genoeg – vrijwel gelijk aan de periode vanaf die eerste aardbeving tot nu. En om dat te bereiken is tempo nodig, veel tempo. Het antwoord van het Platform31 programma Energiesprong hierop was industrialisatie. Met dit programma zijn goede stappen gezet. Ook andere Platform31 projecten als warmtesprong, renovatiesprong en Huren met energie zorgden voor kennisopbouw en experimenten. Maar laten we wel wezen; er is veel meer nodig om in 2050 een CO₂-arme energievoorziening te hebben. De tijd van kleine stapjes en elke organisatie zijn eigen experiment moet voorbij zijn.

Bewustwording en perspectief bieden Bewustwording van bewoners en bedrijven is één van de belangrijkste instrumenten om deze grote transities te doen slagen. In de sociale huursector begint de urgentie en doel aardig te landen. De branchevereniging Aedes vraagt elk lid om een routekaart naar een CO₂-neutrale woningvoorraad uit te werken. De grootste uitdaging qua aanpak ligt in de koopsector. Uit de nationale energieverkenning 2017 blijkt geen stijging van het aantal energetische maatregelen dat huishoudens nemen. Ondanks een zeer lage rente op de spaarrekening en een relatief hoog spaartegoed van de gemiddelde Nederlander (340 miljard in totaal), is men nog niet bereid spaargeld of geleend geld vaker in te zetten voor verduurzaming. Het helpt in de bewustwording om consumenten niet de doemscenario’s van klimaatveranderingen voor te spiegelen, maar te be-

Versnelling noodzakelijk Om de gebouwde omgeving voor 2050 van het aardgas te halen, moeten 1000 woningen per dag geïsoleerd gasloos worden gemaakt. Voor de nieuwbouw geldt dit al voor eind 2021. Aan minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat de taak om dit op te pakken. Er zijn al verschillende maatregelen aangekondigd. De kolencentrales gaan dicht, er komt een CO₂-belasting voor

8


THEMA HIER INVULLEN

“Naast bewustwor­ ding is er ook handelings­ perspectief nodig, liefst handeling zonder veel gedoe.” ANNE-JO VISSER 9


ENERGIETRANSITIE

ook als opdrachtgevers op grote schaal om duurzame energievoorzieningen gaan vragen en de markt een grote productie kan gaan leveren, waardoor de prijzen omlaag gaan.

nadrukken wat mensen al goed doen. Bij doemscenario’s wenden mensen zich af “Daar heb ik als individu toch geen invloed op”- terwijl mensen van nature juist graag iets goeds willen doen voor de maatschappij. Uit onderzoek van de Universiteit van Groningen blijkt dat mensen van nature behoefte hebben aan consistentie; ze willen het gevoel hebben dat ze consequent zijn en handelen in overeenstemming met hoe ze zichzelf zien. Als je bij mensen benadrukt wat ze al doen voor het milieu, zullen ze geneigd zijn om meer duurzaam te handelen.

Concrete afspraken De nieuwe minister van Economische zaken en Klimaat heeft verschillende wetten en maatregelen aangekondigd om de verduurzaming te versnellen. Belangrijk is dat er ingezet wordt op concrete afspraken. Vanuit de ervaringen in Platform31 doen we vast een aanzet: • Elke gemeente heeft uiterlijk in 2018 een energietransitieplan 2050, afgestemd op regionaal niveau en met monitoring op de uitvoering. In 2030 en 2040 bouwen we tussendoelen in. • Provincie ziet toe op het opstellen plannen en monitoren van uitvoering , maar biedt ook ondersteuning.. • Elke provincie en corporatie heeft uiterlijk in 2018 een energietransitieplan 2050, eveneens gecombineerd met monitoring op de uitvoering. • Alle overheden - inclusief de rijksoverheid zelf – geven het goede voorbeeld door het eigen vastgoed versneld aardgasvrij te maken, uiterlijk in 2035. De overheden hebben hier immers een voorbeeldrol en daarnaast versterkt het de bewustwording. • Na 2030 worden er in Nederland geen nieuwe CV-ketels meer verkocht. Om Nederland van het aardgas te krijgen, moet elke partij die een rol speelt in de verkoop of onderhoud van een woning of woonproducten zijn of haar rol vervullen. Makelaars, installateurs, onderhoudsbedrijven, aannemers moeten hun eigen bedrijfskoers aanpassen. Ze kunnen daarnaast een belangrijke rol vervullen bij de

Naast bewustwording is er ook handelingsperspectief nodig, liefst handeling zonder veel gedoe. Want als de consumenten zich nu al bewust zijn van de opgave, dan vergt het behoorlijk wat technische verdieping om de woning aardgasvrij te maken, kan dat soms niet eens en zijn de kosten bovendien hoog. De transitie naar CO₂-neutrale woningvoorraad zal daarom gepaard moeten gaan met een strategie gericht om de consument te laten wennen aan de nieuwe werkelijkheid, het uitbouwen van de technische mogelijkheden voor hen, inzicht te geven in de technische mogelijkheden en hen zoveel mogelijk ontzorgen.

Verbeteren businesscase De meest voordelige manier van energieopwekking voor gebouwen is op dit moment nog via aardgas. De lage gasprijs zorgt ervoor dat de business cases van zowel all-electric oplossingen als warmtenetten vaak financieel slecht uitpakken. Beide opties worden rendabeler naarmate de gasprijs stijgt. De financiële middelen die hieruit voortkomen kunnen vervolgens ingezet worden om mensen met lage inkomens te compenseren en om duurzame opwekking te stimuleren. De business case verbetert

10


ENERGIETRANSITIE

vesteringen en levert aanzienlijke financiële risico’s op vergeleken met aardgasnetten. De kosten van warmtenetten worden niet over alle warmtenetten in Nederland omgeslagen, terwijl dit bij gas- en elektriciteitsnetten wel zo is. Dit betekent dat iedereen in Nederland meebetaalt aan netverzwaringen ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen als all-electric en elektrisch vervoer, ook al profiteert niet iedereen. Bij de ontwikkeling van warmtenetten worden de kosten teruggerekend naar de gebruikers van het betreffende net. Het omslaan van de

bewustwording van de consument. Bijvoorbeeld de CV-monteur die aangeeft dat bij vervanging beter gezocht kan worden naar aan andere warmtebron. Makelaars die potentiële kopers adviseren bij de aankoop van een woning in de eerste aardgasvrije wijk van de gemeente. Aannemers die consumenten vertellen dat de woning met wat extra maatregelen beter is voorbereid op de toekomst. En noem maar op. Deze partijen moeten zich bewust worden dat ze een rol hebben en daarnaast over voldoende informatie beschikken om hun rol goed uit te kunnen oefenen.

Stimuleren duurzame opwekking

“Alle overheden moeten het goede voorbeeld geven.”

Het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving is mogelijk als de energievraag beperkt wordt en de resterende energiebehoefte verduurzaamd wordt. Aansluiting op duurzame warmtenetten en all-electric oplossingen vormen de twee hoofdrichtingen in de duurzame opwekking. Het Rijk kan hier een grotere rol pakken.

kosten van de warmtenetten leidt tot minder financiële risico’s en verbetert het rendement waardoor meer warmtenetprojecten gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast ontstaat een gelijk speelveld tussen verschillende vormen van energielevering.

In 2011 bracht het Rijk de Kamerbrief Actieplan aardwarmte uit met daarin verschillende ondersteunende maatregelen voor de verduurzaming van warmtenetten middels geothermie. Inmiddels zijn er zo’n 12 aardwarmteprojecten in Nederland en worden op meerdere plekken proefboringen gedaan. Om dit te versnellen is verdere inzet voor de SDE+ regeling voor de verduurzaming van de energieopwekking noodzakelijk. Deze zou niet ingezet moeten worden om emissiereductie in het algemeen te stimuleren – waaronder ook CO₂ -opslag- , zoals wordt voorgesteld in het regeerakkoord. De aanleg van warmtenetten vergt grote in-

Opschaling en industrialisatie Opschaling is noodzakelijk bij zowel de (sociale) huursector als bij particulieren. Binnen het Platform31 project Renovatiesprong maakt men gebruik van de digitale tool Woonconnect voor particulieren. Op kosten van de gemeente wordt de woning compleet gedigitaliseerd in deze tool. De huiseigenaar kan vervolgens van achter de computer bouwkundige en energetische aanpassingen selecteren, die meteen visueel zichtbaar zijn en een prijsindicatie be-

11


“Om dit te versnellen is verdere inzet voor de SDE+ regeling voor de verduurzaming van de energieopwekking noodzakelijk.� in de verduurzaming van hun woning. De maatregelen kunnen stapje voor stapje uitgevoerd worden. Wanneer een wijk van het gas afgaat, is het ook mogelijk om verschillende renovatiemogelijkheden, met alter-

vatten. Een groep lokale bouwbedrijven en toeleveranciers heeft daarvoor samen een aanbod samengesteld en afgeprijsd. Een betrouwbaar aanbod en een gratis advies maakt dat huiseigenaren interesse krijgen

12


Sneek geeft een goed voorbeeld van duurzaamheid in de wijk BEELD: MIRIAM VAN DUN

natieve energievormen en businesscases voor bewoners in het systeem te zetten. Naast bovenstaande voordelen biedt een digitale infrastructuur mogelijkheden tot opschaling en industrialisatie. Veel woningen in Nederland zijn immers vergelijkbaar, waardoor toeleveranciers die hun producten in de digitale infrastructuur zetten een grotere markt bereiken en daarmee meer mogelijkheden hebben kosten voor innovaties terug te verdienen en tegelijkertijd de kostprijs verlaagd kan. Industrialisatie is noodzakelijk om de kostprijs te verlagen en

om de grote aantallen te halen die nodig zijn.

Ontzorgen Het zal veel mensen weinig uitmaken hoe hun woning verwarmd wordt, mits dit maar comfortabel is en het niet teveel geld kost. Zij willen graag ontzorgd worden in het kiezen van de juiste oplossing. Een goede mogelijkheid is – zeker in wijken met veel vergelijkbaar bezit – het uitschrijven van tenders waarin marktpartijen ‘ontzorgpakketten’ kunnen aanbieden voor een periode

13


van 30 jaar. Het gaat om esco-achtige constructies waarbij de bewoner voor een periode van 30 jaar een alternatieve vorm van verwarming aanbieden, inclusief bijbehorende isolerende maatregelen en waarbij de maandelijkse lasten vergelijkbaar zijn aan de huidige energierekening. Een soort energieprestatievergoeding voor particuliere eigenaren waarbij niet alleen all-electric, maar ook warmteopties worden meegenomen. Door meerdere wijken tegelijkertijd te tenderen kan de gemeente zorgen dat er meer massa ontstaat en daar-

door een beter aanbod en dat er ook betaalbare opties komen voor wijken waar de energietransitie lastiger – en daarmee financieel duurder – uitpakt. De huiseigenaren worden door de esco’s volledig ontzorgd en houden dezelfde maandlasten. Huiseigenaren met voldoende eigen vermogen, kunnen hetzelfde renovatieaanbod zonder tussenkomst van de esco aankopen.

Onderwijs en kennisopbouw Met de huidige bouwproductie zijn we bij lange na niet in staat om het aantal van

14


ENERGIETRANSITIE

“Gemeenten kunnen tenders uitschrijven waarin marktpartijen ‘ontzorgpakketten’ kunnen aanbieden voor een periode van 30 jaar.” het onder andere om het opdoen van technische kennis, transitievaardigheden, maatschappelijke vaardigheden als kennis van bouwproductie- processen en industrialisatie. Naast het opleiden van nieuwe studenten, vragen de snelle ontwikkelingen in de energietransitie continue bijscholing van arbeidskrachten.

Aan de slag Bovenstaande punten zijn nodig om de Energietransitie te versnellen. En dat is hard nodig. Zowel voor de CO₂-reductie als voor de Groningers. Laten we er gezamenlijk voor zorgen dat de laatste groep niet nog eens 31 jaar moet wachten. Gelukkig hebben ze inmiddels de Raad van State aan hun zijde die oordeelde dat minister Kamp onvoldoende oog heeft gehad voor hun veiligheid en de gaswinning omlaag moet. Hopelijk draagt dat bij aan het laatste punt dat wij wilden maken; een verhoging van de gasprijs. Dat draagt immers bij aan een hogere urgentie en een relatief gunstiger businesscase voor de alternatieven.

Het plaatsen van een warmtenet BEELD: MIJNWATER

1000 woningen per dag te renoveren. Zowel het aantal arbeidskrachten als de benodigde kennis in de bouw, verkoop en installatiebranche blijft achter. Het nieuwe kabinet doet er goed aan om te stimuleren dat het onderwijs en de benodigde arbeidscapaciteit beter op elkaar afgestemd worden. De energietransitie zal in iedere onderwijsinstelling een plek moeten krijgen. Daarnaast moeten geheel nieuwe curriculum komen waarin grote groepen studenten klaargestoomd worden om de verduurzamingsopgave in het wonen. Hierbij gaat

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen.

15


Wat betekent de energietransitie voor woningen? v

De regering wil de energietransitie voortvarend aanpakken. Dat betekent onder andere dat de verwarming van alle 7,6 miljoen bestaande woningen en andere gebouwen binnen 30 jaar klimaatneutraal gemaakt moet worden. Haast lijkt geboden, maar waar kunnen we het best beginnen? Tekst Nico Hoogervorst

16


ENERGIETRANSITIE

V

worden aangepast om hem op een klimaatneutrale manier te kunnen verwarmen (en koelen). Hoe dat precies gaat verlopen is nu nog niet te zeggen, maar er wordt al wel volop geëxperimenteerd met technieken die klimaatneutraal verwarmen mogelijk maken. Er wordt ook volop gestudeerd op de voor- en nadelen van alle denkbare opties. Dit artikel schetst het beeld van klimaatneutrale verwarming van woningen dat uit diverse studies van CE Delft en PBL naar voren komt.

anaf het begin van deze eeuw praten we al over de energietransitie, maar sinds de ondertekening van het klimaatakkoord van Parijs in 2016 gaat het er echt van komen, zo lijkt het. De aangekondigde maatregelen in het nieuwe regeerakkoord ondersteunen dit. Alles is er op gericht om in 2050, over ruim 30 jaar, 80-95 procent minder broeikasgassen uit te stoten dan in 1990. Veel mensen beseffen echter nog niet wat dat concreet voor hen gaat betekenen. De fossiele brandstoffen waar onze samenleving op draait, zullen grotendeels vervangen moeten worden door hernieuwbare energiebronnen. Dat vergt nieuwe productieprocessen in onze fabrieken, andere motoren in onze voertuigen, nieuwe apparaten om onze gebouwen te verwarmen en grote inspanningen om efficiënter met energie om te gaan. Vermoedelijk zijn deze veranderingen het meest ingrijpend voor het gebruik en het uiterlijk van woningen. Iedere burger krijgt daarmee te maken in zijn dagelijks leven. Elke bestaande woning zal in de komende 30 jaar in meer of mindere mate moeten

Klimaatneutrale alternatieven voor de CV-ketel Op dit moment wordt ruim 95% van alle gebouwen verwarmd door aardgas in CV-­ ketels te verbranden. Daarvoor zijn nu vijf alternatieve technieken in beeld die passen in een klimaatneutraal systeem van verwarmen (tabel 1). De CO₂-uitstoot van die systemen is afhankelijk van de wijze waarop de elektriciteit en de warmte die ze gebruiken is opgewekt. Op dit moment is de warmte in warmtenetten nog afkomstig van vuilverbrandingsinstallaties of kolenen gasgestookte centrales. Soms wordt de

Klimaatneutrale techniek

Meest geschikt voor:

Toelichting

1. W armtenetten met 70-100 graden water met hulpketels

Hoogbouw en gestapelde woningen

Veel warmtevraag per vierkante meter maakt warmtenetten rendabel.

2. E lektrisch verwarmen met een warmtepomp

Rijtjeswoningen en Verspreide bebouwing

Vergaande isolatie is daar uitvoerbaar en warmtenetten zijn daar relatief duurder.

3. Biomassaketels

Landelijk gebied

Wanneer isoleren duur is

4. H ybride warmtepomp of ketels op groen of hernieuwbaar gas

Woningen in historische binnensteden

Isoleren gaat ten koste van historische kwaliteit, weinig ruimte voor warmtenet.

5. H ybride warmtenetten met 30 graden water en warmtepomp

Wijken met matig dichte bebouwing en goede isolatiemogelijkheden

Neemt tussenpositie is tussen optie 1 en 2; in ontwikkeling.

17


ENERGIETRANSITIE

warmte verkregen uit biomassa. In de toekomst kunnen warmtenetten gevoed ­worden met restwarmte van bedrijven die geen fossiele brandstoffen gebruiken of met warmte uit de omgeving (lucht, oppervlaktewater, riool) of uit de ondergrond (WKO en geothermie). De hulpketels zouden op groene stroom, biomassa of groen gas kunnen draaien. Elektrisch verwarmen (en koelen) gebeurt op termijn natuurlijk uitsluitend met groene stroom. Op korte termijn is nog onvoldoende groene stroom en warmte beschikbaar, maar dat mag geen belemmering zijn om alvast te beginnen met aanleggen van de infrastructuur die nodig is om op termijn die groene, klimaatneutrale energiebronnen te kunnen benutten. De hybride warmtepomp, een combinatie van een gasgestookte CV-ketel en een warmtepomp, is het goedkoopste emissiearme alternatief voor de CV-ketel. Dat maakt hem een interessante ‘tussentechniek’ maar hij komt in het eindbeeld nauwelijks voor omdat er waarschijnlijk onvoldoende groen gas zal zijn voor grootschalige toepassing.

nen opstellen, waarin per wijk wordt aangegeven wanneer welk type infrastructuur beschikbaar zal zijn. Een aantal gemeenten loopt hierin voorop en doet mee aan de Green Deal Aardgasloze wijken. Andere gemeenten hebben het afgelopen jaar geprobeerd samen een regionale energiestrategie op te stellen, met steun uit een Green Deal voor vijf regio’s. In deze experimenten valt op dat gemeenten het bijzonder lastig vinden om een goed onderbouwde keuze te maken uit alle technische mogelijkheden. Veel gegevens zijn niet beschikbaar of moeilijk met elkaar in verband te brengen. Het is onzeker welke warmtebronnen de komende 20-30 jaar beschikbaar zullen zijn of ­komen. Hoe zullen de kosten van technieken zich ontwikkelen? Wat gaat groen gas kosten en hoeveel is er op termijn voor deze toepassing beschikbaar? Blijft het nietmeer-dan-anders-(NMDA) principe voor warmtenetten van kracht? Wat gaat er in aangrenzende gemeenten gebeuren? Allemaal vragen die gemeenten nu nog niet kunnen beantwoorden. Er wordt gesproken over oprichting van een Expertcentrum Warmtetransitie dat gemeenten gaat bijstaan bij het verzamelen van informatie en maken van warmteplannen en burgers gaat steunen bij het indienen van alternatieve plannen. Er zal ook behoefte zijn aan een gestructureerde methodiek om opties in kaart te brengen en af te wegen. Die moet er voor zorgen dat de belangen van netwerkbedrijven en energieleveranciers niet gaan domineren over de belangen van huurders en particuliere woningeigenaren en dat ­adviesbureaus die ingehuurd gaan worden de goede cijfers gebruiken.

Warmteplannen Welke techniek op welke plaats zal worden toegepast, is niet te voorspellen. Het is niet verstandig dat van bovenaf op te leggen; daar zullen gebouweigenaren en gebruikers een belangrijke stem in moeten k ­ rijgen. Maar hoe die besluitvorming precies georganiseerd gaat worden is nog niet duidelijk. De techniekkeuze in de woningen zal sterk afhangen van de infrastructuur die ter plaatse aanwezig zal zijn: gasnet, warmtenet of een verzwaard elektriciteitsnet. In de plannen van de regering krijgen gemeenten een centrale rol in de besluitvorming over energie-infrastructuur. Van hen wordt verwacht dat zij de komende tijd warmteplan-

Wat gaat het kosten? De warmtetransitie, het ombouwen van ons verwarmingssysteem naar een systeem dat

18


THEMA HIER INVULLEN

“Elke bestaande woning zal in de komende 30 jaar moeten worden aangepast.” NICO HOOGERVORST 19


ENERGIETRANSITIE

vesteringen kan moeilijk worden voor sommige woningeigenaren. Hiervoor zal de rijksoverheid oplossingen moeten ontwikkelen, onder andere door tarieven en grondslagen voor energiebelastingen aan te passen en door maatregelen te nemen waardoor de risicopremie op leningen voor dit type investeringen omlaag kan. Wellicht zijn ook nieuwe subsidieregelingen nodig om het aantrekkelijk te maken om op korte termijn te investeren in vergaande energiebesparing en klimaatneutrale verwarmings-technieken. Die technieken worden immers niet vanzelf goedkoper; dat gebeurt alleen als ze op steeds grotere schaal worden toegepast.

vrijwel geen broeikasgassen uitstoot, zal de totale nationale kosten van verwarmen vermoedelijk grofweg verdubbelen: van 20 miljard euro per jaar nu naar 40-50 miljard euro in 2050. Dat is de uitkomst van indicatieve berekeningen met het Vesta-model, waarbij is verondersteld dat de huidige regelingen (zoals belastingen en NMDA-principe) in stand blijven, de huidige kosten van technieken geleidelijk dalen en elke wijk de klimaatneutrale techniek installeert die daar het goedkoopst is. Daarbij is ook verondersteld dat de overheid aardgas zo duur maakt, dat energie besparen en klimaatneutraal verwarmen relatief goedkoper worden en daardoor worden toegepast. De werkelijke kosten kunnen lager uitvallen, bijvoorbeeld omdat isoleren efficiënter gaat verlopen, omdat warmtepompen goed­ koper worden of omdat de warmteprijs wordt losgekoppeld van de gasprijs (inclusief belastingen). Maar het kan ook duurder worden dan berekend, bijvoorbeeld omdat technieken in de praktijk minder efficiënt functioneren dan in de berekeningen is verondersteld of omdat niet alle kostenposten zijn meegenomen. Ook kunnen warmtenetwerkbeheerders of leveranciers meer kosten in rekening brengen dan strikt nood­ zakelijk, bijvoorbeeld als hun netwerk niet optimaal wordt benut.

Haastige spoed … Wie de omvang van de transitie-opgave tot zich laat doordringen, kan gemakkelijk in paniek raken. Om in 2050 klimaatneutraal te verwarmen, zoals min of meer voortvloeit uit het Parijs-akkoord, moet het ­verwarmingssysteem in circa 6 miljoen bestaande woningen in 30 jaar worden aangepast. De overige circa 1 miljoen bestaande woningen worden waarschijnlijk gesloopt en deels vervangen door nieuwbouw. Dat betekent dat jaarlijks minimaal 200.000 woningen onder handen genomen moeten worden, variërend van vergaand isoleren tot vervangen van radiatoren. In bijna al deze woningen moet de CV-ketel vervangen worden door een warmteafgifteset of een warmtepomp. In veel woningen zal balansventilatie met warmteterugwinning geïnstalleerd moeten worden. Dat is wel even wat anders dan de overstap op aardgas die in de jaren zestig van de vorige eeuw is doorgevoerd en die (zeker achteraf gezien) betrekkelijk snel en probleemloos verliep. Dit keer zijn de bouwkundige veranderingen veel ingrijpender.

Naast de absolute hoogte van de kosten is ook de verdeling van de kosten over betrokken partijen van belang. Een verdubbeling van verwarmingskosten betekent niet dat de energierekening van bewoners ook verdubbelt; een deel van die extra kosten is namelijk afkomstig van de investeringen in energiebesparing, apparaten en netwerken. De kostenstijging kan vooral problematisch worden voor mensen met lage inkomens. Ook de financiering van de benodigde in-

20


ENERGIETRANSITIE

dat iedereen op de warmteplannen moet wachten?

Het transformeren van minimaal 200.000 woningen per jaar krijgt reliëf wanneer we dat vergelijke met de nieuwbouwprestaties in de afgelopen decennia. Sinds 2010 zijn jaarlijks minder dan 50.000 woningen ­gebouwd; tussen 2000 en 2010 gemiddeld bijna 60.000 woningen. Tot 2050 zijn nog circa 1 tot 3 miljoen nieuwe woningen nodig, inclusief herbouw van te slopen woningen. Voor 1 miljoen nieuwe woningen is een bouwtempo nodig van gemiddeld minimaal 35.000 woningen per jaar, ofwel ongeveer 70% van de huidige nieuwbouwcapaciteit. Om naast deze nieuwbouwopgave jaarlijks ook nog eens 200.000 woningen te kunnen transfor­ meren tot klimaatbestendige woningen, is dus een enorme uitbreiding van de bouw- en installatie-capaciteit nodig. Als nieuwbouw van 1 woning evenveel capaciteit kost als de transformatie van 4 woningen, dan moet de bouwcapaciteit minimaal verdubbelen om de warmtetransitie vóór 2050 te realiseren. Waar halen we de mensen vandaan die dat moeten gaan doen? Zijn we al begonnen met hun opleiding?

Begin alvast met energie­ besparing Energiebesparing door extra isoleren van woningen, energieterugwinning en overstapen op zuiniger apparaten is onmisbaar in de warmtetransitie. De optimale graad van isolatie verschilt echter per type infrastructuur dat beschikbaar is of aangelegd

“De hybride warmtepomp is het goedkoopste emissie­ arme alternatief voor de CV-ketel.” wordt. Bij aansluiting op een warmtenet leidt isoleren tot energielabel B in veel gevallen tot de laagste totale kosten terwijl bij elektrisch verwarmen verdergaande energiebesparing economisch voordelig is. Dat blijkt althans uit studies van o.a. CE Delft en PBL die de verwachte kosten van verschillende opties voor verschillende type woningen en wijken hebben geanalyseerd. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat het verstandig (no regret) is om alvast te beginnen met isoleren tot label B en eventuele aanvullende isolatie pas later aan te brengen, nadat duidelijk is geworden voor welke gebouwen elektrisch verwarmen de meest aantrekkelijke optie is. Stapsgewijs isoleren sluit aan bij de huidige praktijk en

Hoe langer we wachten met transformeren, hoe groter de capaciteitsuitbreiding die nodig is. Snel beginnen dus, maar wat moeten de bouwvakkers en installateurs precies gaan doen? Zolang de warmteplannen nog niet zijn vastgesteld, hebben woningeigenaren eigenlijk nog onvoldoende houvast om een goed onderbouwde investeringsbeslissing te nemen. Dat geldt misschien niet voor woningcorporaties met vastgoed in de buurt van bestaande warmtenetten, maar wel voor de meeste anderen. Betekent dit

21


ENERGIETRANSITIE

Energiemaatregelen in de bebouwde omgeving

die streven naar kostenreductie, kortere doorlooptijd en ruimere financierings-mogelijkheden. Deze concepten lijken vooral geschikt voor toepassing in rijwoningen en gestapelde woningen, waar standaardisatie tot kostenreductie kan leiden. Ze richten zich nu nog op elektrisch verwarmen, maar isolatieconcepten die aansluiten bij stadsverwarming moeten ook mogelijk zijn. Het is voor veel gebouweigenaren nu nog niet helder wat de beste isolatiestrategie is:

maakt financiering van de maatregelen bovendien behapbaar, zeker voor particuliere woning-eigenaren. Er zijn ook nadelen: niet alle maatregelen voor label B (zoals dubbel glas) passen bij een label A+ (niet alle stappen stapelen), je zit vaker in de rommel en er is meer regelwerk (overhead). Om deze nadelen te omzeilen worden concepten ontwikkeld voor integrale energie-neutrale gebouw-renovaties (zoals energiesprong, NOM (Nul op de meter), stroomversnelling)

22


ENERGIETRANSITIE

kan die nu al geven. Op korte termijn is behoefte aan warmteplannen, die voor elke wijk aangeven welk klimaatneutrale verwarmings-systeem het meest aantrekkelijk is. Die plannen dienen als voorlopige oriëntatiepunten, die bijgesteld worden ­ naarmate we meer ervaring opdoen met de toepassing van ­k limaatneutrale verwarmings­ systemen. Daarvoor zal de rijksoverheid de condities moeten scheppen, door met subsidies en belastingen klimaatneutraal verwarmen financieel aantrekkelijker te maken dan klimaatbelastend verwarmen. Daarnaast zal de regulering van de energienetten moeten worden aangepast, om tegen de laagst mogelijke nationale kosten een klimaatneutraal warmtesysteem te kunnen inrichten. De warmteplannen bieden gebouweigenaren houvast bij het plannen van investeringen om hun gebouw en installaties gereed te maken voor een klimaatneutrale toekomst. De bouw- en installatiebranche kan zich voorbereiden op een substantiële ­uitbreiding van zijn werkterrein. De nieuwe klanten zullen echter pas toestromen ­wanneer zij bereid zijn te investeren. Daar kunnen bedrijven aan bijdragen door goed werkende installaties en snelle, betaalbare renovatieconcepten te ontwikkelen die niet alleen energie besparen en de CO₂-uitstoot reduceren maar tegelijk het wooncomfort vergroten.

stapsgewijs, integraal of iets anders. Ook is nog onduidelijk of een verouderde CV-ketel het beste vervangen kan worden door een nieuwe CV-ketel, die weer 10 jaar meegaat, of door een hybride warmtepomp, die minder gas verbruikt en dus op korte termijn al

“Het is onzeker welke warmtebronnen de komende 20-30 jaar beschikbaar zullen zijn of komen.” circa 50% CO₂ bespaart. Gedurende de levensduur van een hybride warmtepomp kan de woning wellicht stapsgewijs worden voorbereid op aansluiting op een warmtenet of elektrische warmtepomp. Dat geeft dus flexibiliteit, maar sommige deskundigen vrezen dat het de doorstart naar technieken met nog meer CO₂-reductie in de weg kan zitten. Het lijkt wenselijk om met energie- en bouw-deskundigen handreikingen te ontwikkelen die op verschillende ­situaties zijn toegesneden en de gebouw­ eigenaar wegwijs biedt in het doolhof van mogelijkheden.

Aan de slag: afstemmen en faseren Uit bovenstaande beschouwing volgt dat we snel aan de slag moeten om de warmtetransitie, als onderdeel van de energietransitie, in ruim 30 jaar succesvol te kunnen doorlopen. Veel partijen vragen om zekerheid en heldere plannen, maar niemand

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

23


ENERGIETRANSITIE

Eindhoven denkt en droomt over de energietransitie van de toekomst BEELD: CITYDYNAMIEK.NL

24


Dromen over duurzaamheid Eindhoven koppelt ambitie aan realisme op basis van feiten

25


ENERGIETRANSITIE Bij voorbaat was al duidelijk dat de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente Eindhoven en de vier lokale woningcorporaties zeer ambitieus waren. Te ambitieus, zo toonde een analyse van Ortec Finance aan. Inmiddels werken gemeente en corporaties op basis van aangepaste doelstellingen samen aan een nog dit jaar te sluiten Duurzaamheidspact. Toch blijft het knagen, vindt wethouder Yasin Torunoglu. “Zonder verhuurderheffing waren onze oorspronkelijke ambities haalbaar geweest.”

instantie grenzeloos waren. We hebben durven dromen”, aldus wethouder Torunoglu. “Eindhoven is een zeer populaire stad en groeit dus hard. Wij vinden dat de sociale woningvoorraad daarin moet meegroeien. Met onze stevige duurzaamheidsambities willen we als stad bovendien onze verantwoordelijkheid voor het klimaat nemen. Eindhoven profileert zich als stad van de toekomst. Ontdekken, pionieren, innoveren: het staat bij iedereen voor op het netvlies. Dan zou het toch heel gek zijn als je geen hoge ambities hebt op het gebied van duurzaamheid?”

Financieel probleem Hoe hoog het ambitieniveau kon zijn, moest nog worden bezien. Daarvoor werd Ortec Finance ingeschakeld. Voor het onderzoek bracht het onderzoeksbureau als eerste het bezit, de opgaven en de financiële middelen van de vier Eindhovense woningcorporaties onder in een grote virtuele corporatie Eindhoven. Vervolgens werden de ambities ernaast gehouden en aan een grondige financiële analyse onderworpen. “De vraag was of de gestelde ambities ook feitelijk realiseerbaar waren”, aldus directeur Johan Conijn. “Dat bleek niet het geval. De combinatie van de drie gestelde doelen leidt tot een financieel probleem. Niet op alle financiële ratio’s scoort de virtuele corporatieslecht, maar wel op de loan-to-value. De verhouding tussen leningen en de waarde van de woningen gaat onderuit.” Het probleem is vooral dat tegenover de hoge investering die is gemoeid met energetische maatregelen in het algemeen weinig extra inkomsten staan. Conijn: “Daardoor neemt de leningportefeuille in omvang toe, terwijl de waarde van het vastgoed relatief weinig stijgt. En daar kan de corporatie Eindhoven niet zo goed tegen. Je zou een

Tekst Eric Harms

T

oegegeven, het was ook wel hoog gegrepen. Een nieuwbouwproductie van bijna 5.000 sociale huur- en koopwoningen in de periode tot 2026, een gemodereerd huurprijsniveau voor de sociale huursector, dat in 80 procent van de gevallen onder de eerste aftoppingsgrens zou moeten liggen (in 2017 €592,55 voor 1- en 2 persoonshuishoudens en €635,05 voor 3- of meerpersoons­ huishoudens) en een stevige verbetering van de energieprestatie van het woning­ bezit van de woningcorporaties. Concreet zou in 2020 een gemiddelde labelscore B gehaald moeten worden en in 2026 gemiddeld label A. “We hebben op het gebied van betaalbaarheid, beschikbaarheid en duurzaamheid ambities geformuleerd die in eerste

26


“We willen zo­ veel mogelijk gebruik maken van elkaars krachten” YASIN TORUNOGLU, WETHOUDER GEMEENTE EINDHOVEN 27


ENERGIETRANSITIE

“Energiemaatregelen voegen slechts in beperkte mate waarde aan het woningbezit toe.” hele boom kunnen opzetten of dat niet anders zou moeten en of het geen onderschatting is van de betekenis van de geleverde energieprestatie. Maar feitelijk hebben we met waarderingsgrondslagen te maken, waar energiemaatregelen slechts in beperkte mate waarde aan toevoegen.” Overigens is dat probleem ook bij het ministerie van wonen bekend. “Uit recent onderzoek dat Ortec Finance voor het ministerie heeft uitgevoerd, bleek al eerder dat 80 corporaties hun labeldoelstellingen niet kunnen halen. En daarbij werd nog niet eens rekening gehouden met hun doelstellingen op het gebied van woningbouw en betaalbaarheid. Het is dus sowieso een kwestie van passen en meten.”

Open en eerlijk proces Ingrid de Boer, directeur-bestuurder van Woonbedrijf, een van de vier Eindhovense corporaties: “Je hebt in de eerste plaats ambities. Het is altijd goed om die op elkaar af te stemmen. Daarnaast heb je mogelijkheden. Daarvan hebben we gezegd: laten we die nu eens beter aan elkaar koppelen. Daarmee bereik je meer dan wanneer het ieder voor zich zou zijn. We hebben heel bewust gekozen om hier een gezamenlijk traject van te maken.” Torunoglu: “We hebben allemaal geïnvesteerd in samenwerking. Dat is gebeurd in de overtuiging dat de gemeente en de

Dat is nu ook de opgave waarvoor gemeente en corporaties in Eindhoven zich gesteld zien. Aanpassing van de ambities is noodzakelijk om tot realistische prestatieafspraken te komen. “Dat is uiteindelijk een politieke keuze, waar wij geen uitspraken over doen”, aldus Conijn. “Maar de discussie daarover kan nu wel op basis van de feiten worden gevoerd. Dat vind ik hier het mooiste: het proces zelf. Zowel de gemeente als de corporaties hebben al hun kaarten open en eerlijk op tafel gelegd, om er vervolgens ook open en eerlijk met elkaar over in gesprek te gaan.”

28


Werkzaamheden in Boulevard-Zuid in Eindhoven BEELD: WOONBEDRIJF

onderzoek met elkaar de doelstellingen afwegen tegen de financiële mogelijkheden en op die manier prioriteiten stellen en tot haalbare prestatieafspraken komen. Vaak wordt het gesprek met elkaar gevoerd op basis van beelden die men heeft of verwachtingen die niet altijd goed zijn onderbouwd. Op basis van de feiten kun je veel beter afwegingen maken.”

woningcorporaties bondgenoten zijn. De vier corporaties hebben bijna 43 procent van de Eindhovense woningvoorraad in bezit. Zij zijn dus net zo verbonden met en gebonden aan deze stad als de gemeente dat is. Dat partnerschap is veel belangrijker en gaat ook veel verder dan het met elkaar willen onderhandelen. Wij hebben besloten om zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars krachten. Zodat we ook snel grote sprongen kunnen maken.” Conijn: “Dit kan een voorbeeld zijn voor hoe het zou kunnen gaan tussen corporaties en gemeenten: aan de hand van feitelijk

Durven te dromen “De rapportage van Ortec Finance heeft ons veel inzicht opgeleverd”, bevestigt wethouder Torunoglu. “De resultaten van het on-

29


Bewoner Frank samen met Heleen, medewerker van Woonbedrijf, voor zijn woning in Lakerlopen BEELD: WOONBEDRIJF

dragen. Dat is echt heel veel. Als je zoveel moet afdragen, dan gaat dat linksom of rechtsom gevolgen hebben voor het investeringsniveau.” De 100 miljoen euro die het nieuwe kabinet ter compensatie zegt vrij te willen maken voor de verduurzaming van de sociale woningvoorraad schiet wat Torunoglu betreft dan ook zeer tekort. “Dat komt neer op 24 euro per corporatiewoning. Met alle respect, maar dat is een schijnambitie. Toon dan zelf ambitie en neem het besluit om de opbrengst van de verhuurderheffing volledig te bestemmen voor investeringen in duurzaamheid. Dat zou van veel meer ambitie getuigen.” Het zou al schelen als de rijksoverheid een duidelijk beeld heeft van de situatie op lokaal niveau, voegt De Boer daaraan toe. “Op landelijk niveau wordt weliswaar ge-

derzoek vormen een mooi uitgangspunt om met elkaar te bekijken wat de meest optimale maar ook realistische ambities zijn. We zijn natuurlijk wel erg ambitieus geweest, dus de uitkomst dat het niet kon kwam niet echt als een verrassing. We durfden te dromen. Het wrange is wel dat alle ambities wel degelijk gerealiseerd hadden kunnen worden, als we daarvoor het bedrag hadden kunnen gebruiken dat de Eindhovense corporaties als verhuurderheffing aan het rijk moeten betalen. Dan waren onze grenzeloze ambities opeens heel reëel geweest.” De Boer: “Feit is dat de verhuurderheffing ons geen slok op een borrel maar een derde van een glas scheelt. Woonbedrijf heeft net weer de meerjarenbegroting opgesteld, en daaruit blijkt dat wij in 2022 maar liefst 31 procent van onze netto huurinkomsten af-

30


ENERGIETRANSITIE

het gebied van duurzaamheid een stevige ambitie neer te leggen. We maken die ambitie concreet in de vorm van een Duurzaamheidspact. Daar willen we nog voor het einde van het jaar onze handtekeningen onder kunnen zetten, zodat we het als onderlegger kunnen gebruiken voor de prestatieafspraken van volgend jaar.” De Boer: “Het streven is: optimalisatie van de drie prestatievelden. Ik wil bijvoorbeeld niet dat betaalbaarheid, waar we in Eindhoven heel goed op scoren, ten koste gaat van duurzaamheid. De huurdersverenigingen op hun beurt stellen juist de betaalbaarheid voorop en geven minder prioriteit aan duurzaamheid. Wij willen ook zeker niet alle kosten bij onze huurder neerleggen. Zo hebben we bepaald dat label B onze nieuwe standaard is. Alle kosten van de maatregelen die nodig zijn om onze voorraad op het niveau van label B te brengen rekenen wij niet door. Maar alles daarboven rekenen we wel door naar de huurder. Over dat soort zaken moeten we kortom met elkaar nieuwe standaarden afspreken. Je moet duidelijk zijn: wat mag de huurders aan kwaliteit en duurzaamheid verwachten voor de huur die hij betaalt?” Dat komt ook de betrokkenheid van bewoners bij het Duurzaamheidspact ten goede. “Die betrokkenheid is uitermate belangrijk”, meent Torunoglu. “Duurzaamheid doe je namelijk samen. Het is echt een co-creatie van alle betrokkenen. We nemen daarom de huurdersorganisaties nadrukkelijk mee in de opstelling van het Duurzaamheidspact. Het volstaat niet om de woningen te verduurzamen, als de bewoners zich niet bewust zijn van het steentje dat zij zelf kunnen bijdragen. Door de huurders erachter te krijgen, geven we een krachtig signaal naar de samenleving. De tijd is er rijp voor en het is omwille van het klimaat ook super-

steld dat label B voor alle corporatiewoningen in 2021 haalbaar en betaalbaar is. Maar dat gaat mis op de schaal van de individuele gemeenten. Op landelijk niveau kun je alles rond rekenen, maar als je op lokaal niveau beziet, is het niet zo eenvoudig. Hier moet het rijk veel gedetailleerder naar kijken.”

Paarse krokodillen Het is niet de enige wens aan het adres van het nieuwe kabinet. Gemeente en corporaties hopen daarnaast een toezegging te kunnen verkrijgen op het gebied van weten regelgeving. Wethouder Torunoglu: “De huidige set van stringente regels die corporaties opgelegd hebben gekregen zijn dodelijk voor het realiseren van onze ambities. De corporaties zijn aan alle kanten gebonden en beperkt in hun handelen. Er zijn een heleboel paarse krokodillen die we moeten killen om duurzaamheid in de corporatiesector echt van de grond te krijgen. Daarin is een faciliterende rol van het rijk heel hard nodig.” De Boer bevestigt dat: “Er is veel te veel gereguleerd en daar hebben we last van. We willen bijvoorbeeld graag de discussie aangaan over de woonkosten als geheel, dus over de huurprijs en de energielasten samen. Een energieprestatievergoeding, zou een goed instrument kunnen zijn om het rendement van onze investering in energiebesparende maatregelen ook bij ons te laten landen. Maar dat is heel technisch en moeilijk uitvoerbaar. We maken het echt onnodig moeilijk met elkaar.” De gesprekken tussen gemeenten, corporaties en bewonersorganisaties over betaalbaarheid, beschikbaarheid en verduurzaming zijn in volle gang, aldus Torunoglu. “Ondanks de uitkomsten van het onderzoek van Ortec Finance zijn we van plan om op

31


Bewoners in hun huis dat volgens The Natural Step is gerenoveerd BEELD: WOONBEDRIJF

beste technologie te ontdekken. Iedereen maakt er ook mensen voor vrij. Hoe mooi zou het zijn als we erin slagen om de krachten te bundelen? Zodat we het wiel niet telkens opnieuw hoeven uit te vinden, maar van elkaar krijgen te horen welke valkuilen er zijn en wie waarmee ervaring heeft opgedaan?” Nog afgezien van de inkoopvoordelen die geboekt kunnen worden. “Door het beschikbare geld zo efficiënt mogelijk te besteden houd je financiële ruimte over voor innovatie. En daardoor creëer je de perfecte omgeving voor de markt om te pionieren en nieuwe dingen te ontwikkelen, waarmee

noodzakelijk om het anders te doen. En dat besef neemt gelukkig alleen maar toe.”

Krachten bundelen Anders doen wil ook zeggen: krachten bundelen. Torunoglu: “Wij hebben als gemeente vastgoed in de stad, waarvoor inmiddels budgetten zijn vrijgemaakt om dat te verduurzamen. En de woningcorporaties hebben duurzaamheidsambities waar budget voor is vrijgemaakt. Maar wat veelal gebruikelijk is, is dat iedereen vervolgens voor zichzelf het wiel probeert uit te vinden. Iedereen probeert op eigen kracht of door inschakeling van adviseurs de nieuwste of

32


ENERGIETRANSITIE

“We willen niet dat betaalbaarheid ten koste gaat van duurzaamheid.” aan tafel zitten. Uiteindelijk moet het Duurzaamheidspact ons als bestuurders kunnen overstijgen. Gekoppeld aan de uitvoering ervan moet het organisatorisch zodanig worden ingebed en geborgd, dat al onze medewerkers ermee aan de slag gaan.” Daarnaast wordt nog gezocht naar een supervisor, die dat proces kan aanjagen en bewaken. “We hebben hier in Eindhoven goede ervaringen met de functie van supervisor. Adriaan Geuze heeft als supervisor voor Strijp-S de ontwikkelingen daar echt op gang weten te brengen en te houden. Zo iemand moeten we ook hebben voor ons Duurzaamheidspact. Er moet iemand zijn die knopen doorhakt en de knuppel in het hoenderhok gooit wanneer dat nodig is.” Torunoglu: “We zoeken een krachtige persoonlijkheid met gezag en brede kennis van duurzaamheid, die ons kan inspireren en opjagen. Koste wat kost moet voorkomen worden dat het Duurzaamheidspact in loze woorden blijft steken. We hebben met elkaar namelijk een zware klus te klaren.”

vervolgens met name ook in de bestaande bouw flinke stappen vooruit kunnen worden gezet. Dat zie ik als een belangrijke taak van de gemeente en de corporaties als opdrachtgever: de markt op positieve wijze stimuleren om innovatieve technieken nog sneller te ontwikkelen.” Ingrid de Boer: “Incidenteel werken we nu al voorzichtig samen met elkaar, maar dat moet nu breder en substantiëler worden opgepakt. De energie om dat voor elkaar te krijgen is er. De wil en bereidheid om dit te gaan doen zijn heel groot, zij het dat dit voor een belangrijk deel te maken heeft met de mensen die op dit moment met elkaar

LEES MEER Het artikel is ook online te lezen

33


ANNELIES HUYGEN hoogleraar Ordening van Energiemarkten aan de UvA en onderzoeker werkzaam bij TNO

34


I NTERVIEW

Van transitie naar metamorfose Annelies Huygen is hoogleraar Ordening van Energiemarkten aan de UvA en is als onderzoeker werkzaam bij TNO. Als lid van het kennisnetwerk FUSE bracht ze begin dit jaar het boek “Verduurzaming in eigen hand” uit, overhandigd aan een breed scala van Tweede Kamerleden. Ons gesprek gaat over het nieuwe kabinet en haar discussiestuk voor TNO: ‘DE METAMORFOSE VAN DE ENERGIEVOORZIENING’. Tekst Annemiek Rijckenberg

U kiest voor het poëtische woord metamorfose ten opzichte van de ingeburgerde term transitie, daarmee suggererend dat er een gedaanteverwisseling naar volwassenheid gaat plaatsvinden in plaats van een structurele overgang naar een ander systeem. Met dit begrip wil ik uitdrukken, dat de kern van de materie hetzelfde blijft, energie, maar dat we van rupsen naar vlinders gaan, en we weten niet precies hoe die vlinder er uit zal zien. De term transitie suggereert een complexe en loodzware systeemverandering, die ons angst inboezemt en weerhoudt om te beginnen. Over dat vooruitplannen, het technologisch neerzetten van het 2050-perspectief, kan ik mijn ergernis nauwelijks verhullen. We weten niet hoe de vlinder er in 2050 uitziet. Laten we daar dan ook geen plaatjes van maken. Dat doen we met de ICT ook niet meer, want dat zet op het verkeerde been, alsof het planbaar is. Essentieel is dat verduurzamen rendeert. Innovaties verlopen exponentieel, het begin is het moeilijkst. Niet lang geleden berekenden we dat er in 2017 ongeveer 40.000 zonnepanelen zouden zijn, het zijn er al 800.000. Zo ging het ook met internet: het rendeerde, iedereen ging het gebruiken.

35


Uw publicaties stralen uit, dat het betere en beste de vijand is van het goede, en dat we de nu beschikbare duurzame technieken moeten gaan toepassen. Dat gebeurt tot nu toe niet vanzelf. Ik geloof met hart en ziel in de inventiviteit van de markten en technologische vooruitgang. Zodra er geld verdiend kan worden met verduurzaming, gaat de bal vanzelf rollen. Maar de regering creëert geen markt voor verduurzaming. Duurzame oplossingen worden vaak belast, terwijl vervuilers niet hoeven te betalen voor de schade die zij aanrichten. Dan komen er subsidies om toch iets te doen. Maar die gaan naar bewezen oplossingen en lokken geen revolutie uit. Zo lukt het niet. Straks kan alles energiedrager worden, alle oppervlakten en materialen, en de mogelijkheden van schone opwekking zijn nog lang niet allemaal bekend. We zitten nog steeds vast aan de nieuwe kolencentrales van minister Cramer, we stoken biobased bij en gaan nu grootschalige zonneparken en opslag van CO2 subsidiëren. Dat is geen metamorfose, maar een voortzetting van het traditionele systeem. Het meedoen met de Europese regels leidt tot het kappen van Amerikaanse bossen. Gelukkig staat in de regeringsverklaring dat hout bijstoken moet stoppen, al ligt de einddatum pas in 2030. Ondanks uw scherpe analyse doet u toch veel softe procesaanbevelingen, zoals we die op alle terreinen van beleid aantreffen. Daar maak je toch geen meters mee? Dat heeft alles te maken met de nu onoverbrugbare kloof tussen decentrale duurzame opwekking en het centrale systeem. Er zijn systeemveranderingen nodig. Het barst van de maatschappelijke energie en de mogelijkheden voor nieuwe bedrijvigheid, maar de initiatieven lopen vaak vast vóór ze kunnen renderen of opschalen. We mogen niet samen produceren en delen! Alles moet individueel worden afgerekend, je mag nu niet zomaar leveren aan je buurman of aan de buurt. Het beleid is detaillistisch, hier een experimentje, daar een pilot. Hoge belastingen op gezamenlijk geproduceerde duurzame energie bederven het rendement. De postcoderoos, een vrijstelling, is een van de meest bureaucratische bloemen, die ooit is gekweekt. Nu zijn er weer plannen voor nieuwe, grootschalige warmtenetten: volgens het uitstekende principe van gebruik van restwarmte opgezet, maar met een dure en inflexibele infrastructuur en warmte uit fossiele bronnen toch weer niet duurzaam. Burgers mogen niet in dure monopolistische oplossingen terecht komen. Ik geloof er heilig in, dat straks de zelf-opgewekte energie opgeslagen kan worden, en dan verandert het hele systeem! In uw publicatie FUSE is de conclusie: om ervoor te zorgen dat Nederland daadwerkelijk een vooraanstaande positie verwerft, is een nieuw reguleringsstelsel nodig, waarbij lokaal produceren, verhandelen en flexibiliteit uitwisselen wordt ondersteund in plaats van belemmerd. Ook het belastingstelsel dient aangepast te worden. We moeten eerst nog heel veel achterstand inhalen! Wat vindt u van regeerakkoord en het gevoerde debat over de ondergrondse CO2 opslag?

36


“Optimist tot in mijn vezels, maar eigenlijk ben ik kwaad!”

ANNELIES HUYGEN 37


Het klopt fundamenteel niet, hoe de energiebelasting en de subsidies worden ingezet. De overheid haalt ongeveer 7,2 miljard euro binnen uit heffingen uit de energierekening. Dit wordt grotendeels betaald door burgers en het MKB, grote bedrijven betalen nauwelijks mee. Dit geld wordt vooral ingezet voor de financiering van wind-op-zee en grootschalige zonneparken en zal in de toekomst ook naar de grootschalige opslag van CO2 onder de grond moeten gaan. Wat zou ú doen als u de nieuwe energieminister was? Het principe dat de vervuiler betaalt weer onderdeel maken van het belasting - en tarievenregime. Daarmee creëer je een markt voor schone producten en diensten, opruimen en recyclen wordt rendabeler dan nu. Van subsidies profiteren vooral de ingewijden en ze maken lui. Ze belemmeren veel innovaties. Vervolgens moet het salderen niet worden afschaft in 2020. Verduurzaming is ook mentaal; iedereen moet handelen. Salderen is succesvol, iedereen met een zonnepaneel beseft nu dat het anders kan. Er is geen enkele rechtvaardiging voor de torenhoge belastingen op het gebruik van zelf geproduceerde duurzame energie. Verder moet de opbrengst van lokale heffingen ook lokaal besteed worden, aan lokale innovaties en initiatieven waarbij echt meters worden gemaakt. Geen vage praatjes of eindeloos leren voor duurzaamheid of betere governance! Ik zou ook direct een taskforce instellen, met de mogelijkheid om iets te kunnen doen aan wet- en regelgeving die lokaal verduurzamen belemmert. Een vereiste is dat de rijksoverheid heldere normen formuleert, met handhaving in plaats van vage convenanten, waarbij inspirerende doelen worden gesteld. Zo moeten alle gemeenten nu warmteplannen maken, een gigantische operatie met talloze belanghebbenden. Ik zou direct een verbod leggen op de aanschaf van nieuwe gasketels zonder hybride warmtepomp; dat dient hetzelfde doel en heeft onmiddellijk resultaat. Het bevordert bovendien de innovatie. Daarnaast is de angst voor verstoring van het landschap door energieakkers groot. Maar we hebben natuurlijk een immens landschap van platte daken! Ik zou inzoomen op dat wat geen angst inboezemt.

Samenvatting Denktank Het boek “Verduurzaming in eigen hand” (download) is een uitgave van FUSE, een denktank waarin een keur van wetenschappers en innovatieve ondernemers op persoonlijke titel en om niet een bijdrage leveren aan de innovatie van ons energiesysteem. Annelies Huygen is een van hen. In het boek wordt betoogd dat Nederland het Silicon Valley van Europa kan worden met nieuwe technologieën en diensten op het gebied van lokale duurzame energie. Ons land is dicht bevolkt, er zijn fijnmazige infrastructuren, er is veel kennis en expertise op het gebied van energie, wij hebben een open energiesysteem en wij zijn gewend samen te werken (te polderen). Er zijn dan ook al meer dan 300 lokale initiatieven in Nederland, waar burgers en bedrijven gezamenlijk aan de slag gaan om een appartementencomplex, een wijk of een gebied te verduurzamen. Tien initiatieven zijn geportretteerd

38


I NTERVIEW

in het boek. Dit zijn interessante projecten, waarbij de nieuwste producten en diensten op het gebied van duurzame energie worden toegepast. Maar uit de interviews blijkt ook dat de initiatiefnemers vele zogenaamde institutionele belemmeringen tegenkomen. Dit zijn onnodige blokkades die soms bewust en vaak onbewust voortkomen uit de verouderde manier waarop we het energiesysteem nu geregeld hebben.(….) Nederland was met zijn aardgasbel en raffinaderijen koploper op het gebied van fossiele energie. Nu is het zaak dat wij ons ondanks die fossiele invloeden een positie veroveren in het nieuwe energiesysteem. Een grote belemmering blijkt het institutionele systeem te zijn, dat nog is gebaseerd op de traditionele centrale voorziening, met grote centrales die energie transporteren naar kleine gebruikers die passief blijven. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met actieve gebruikers, die zelf produceren, elektriciteit met elkaar willen uitwisselen en die vraag en aanbod met elkaar in evenwicht willen brengen, bijvoorbeeld door het laden van auto’s af te stemmen op de beschikbaarheid van elektriciteit of van transportcapaciteit. Daarnaast vormt het systeem van energiebelastingen een grote belemmering. Op het gebruik van lokale duurzame energie rusten vaak hoge belastingen, veel hogere energiebelastingen dan die grotere afnemers betalen voor het gebruik van fossiele energie. Bij opslag moet soms zelfs het dubbele betaald worden. Om ervoor te zorgen dat Nederland daadwerkelijk een vooraanstaande positie verwerft, is een nieuw reguleringsstelsel nodig, waarbij lokaal produceren, verhandelen en flexibiliteit uitwisselen wordt ondersteund in plaats van belemmerd. Ook het belastingstelsel dient aangepast te worden.

“Hoe de energie­ belasting en de subsidies door de regering worden ingezet, klopt fundamenteel niet.”

LEES MEER Dit artikel is met de download van 'Verduurzaming in eigen hand' online te lezen.

39


Parkstad Limburg:

Plannen volgens het boekje-

zo zou het overal moeten kunnen!

40


Bij het ontbreken van een dwingende Klimaatwet en sense of urgency bij bewoners en overheden moet er alles uit de kast worden gehaald om energietransitie tussen de oren te krijgen. Met vallen en opstaan lukt dat de Stadsregio Parkstad Limburg. In vier jaar tijd van algehele achterstand tot ĂŠĂŠn van de koplopers in Nederland. De belangrijkste uitdaging: de versnelling in de omzetting en uitvoering. Tekst Volmar Delheij en Ralph van der Straten

Bestaande wijk van morgen BEELD: NOSE FOR PHOTOGRAPHY | PASCAL MOORS

41


ENERGIETRANSITIE

O

Aan het einde van de bestuursconferentie werd door de aanwezige bestuurders en stakeholders zoals woningcorporaties, onderwijsinstellingen en bedrijven ter plekke de opdracht ter plekke geformuleerd: onderzoek wat het huidige energiegebruik in de regio is, welke potenties er zijn om op dat gebruik te besparen en welke mogelijkheden er zijn – passend bij de ruimtelijke kwaliteiten van de regio (die dus altijd anders zijn) – om duurzame wijze energie te produceren. Doel was een solide basis te leggen onder een decennialange regionale energiestrategie. Die strategie is getiteld Parkstad Limburg Energie Transitie (kortweg PALET). In een consortium van de Stadsregio Parkstad (projectregie), H+N+S (begeleiding inhoud), Zuyd Hogeschool (nulmeting en energiebesparing) en de Wageningen Universiteit (duurzame energie) werd de opdracht in pakweg vier maanden ingevuld.

p 13 september 2013 vond er in de regio Parkstad Limburg (acht samenwerkende gemeenten waaronder de centrumstad Heerlen) een bestuursconferentie plaats. De aanleiding was de ruimtelijke impact van de systeemverandering die energietransitie heet. De voormalige Oostelijke Mijnstreek moest weer koploper worden op het gebied van energie. Echter niet in fossiele energie, maar duurzaam. De ruimtelijke impact van duurzame energie was in de regio al min of meer ingedaald omdat de Duitse buurgemeente Aken pal aan de grens 9 windturbines had gerealiseerd. Dit had geleid tot het inzicht dat willen we voorkomen dat de energietran­ sitie onze stedelijke en landelijke omgeving op een ongeleide en niet afgestemde wijze overvalt en wellicht zelfs plundert – een ­gecoördineerde aanpak en een ruimtelijke visie noodzakelijk zijn. Een tweede belangrijk inzicht is dat de energietransitie enorme economische kansen biedt. Zo bedraagt de jaarlijkse energierekening in Parkstad zo’n 500 miljoen euro waarvan liefst 98% uit de regio verdwijnt! Een bierviltjesberekening, uitgaande van een energiebesparing van 30%, zou dus zo’n 150 miljoen euro méér besteedbaar ­inkomen voor inwoners en bedrijven betekenen. Een derde argument, de naderende ­k limaatverandering, was en is tot op de dag van vandaag in het algemeen toch nog een ‘ver van mijn bed’-show bij inwoners, bedrijven en ook overheden. De energietransitie in Parkstad kent dus twee fundamenten: ruimte en economie. Terwijl de klimaatverandering wellicht de belangrijkste reden zou moeten zijn.

Een gefundeerde regionale ambitie Resultaat van dit proces was een regionaal ambitiedocument over energietransitie: PALET 1.0. In dit 34 pagina’s tellende document werden de bestuurders voor het eerst en in grote lijnen meegenomen in wat er rond het thema energie in de regio omgaat, vaak echte eyeopeners: dat er enorm veel energie verloren gaat in het huidige systeem, meer dan de helft. Dat met 66% de grootverbruiker de gebouwde omgeving is, met name de woningen (en daarbinnen met name de rijwoningen). Dat flats en appartementen daarentegen relatief energiezuinig zijn. Dat er jaarlijks zo’n 500 miljoen euro aan energierekeningen betaald wordt en daarvan 98% de regio uit vloeit! Dat zonne-energie en warmte-koude opslag dé grote kanshebbers in de regio zijn, passend bij

42


THEMA HIER INVULLEN

“Cruciale zet was de kwanti­ ficering van de afzonderlijke gemeentelijke opgaven” VOLMAR DELHEIJ 43


ENERGIETRANSITIE

Energieakkoord aanlopen zou mogelijk tot een snelle en stille dood van het project leiden. Zo zou de regio in dat geval tot 2020 ongeveer een derde van haar totale woningbestand moeten renoveren. Praktisch onmogelijk en onbetaalbaar.

de regio-specifieke potenties. Dat er maar beperkt windenergie nodig is. En dat de potenties voor biomassa en waterkracht vrijwel nihil zijn. Niet op inzetten dus. In de PALET-methodiek staat “meten is weten” centraal. Uit een nulmeting bleek dat in de regio jaarlijks zo’n 29,6 PetaJoule (PJ) wordt gebruikt. De theorie van de Trias Energetica volgend, is vervolgens onderzocht hoeveel er bespaard kan worden. Deze besparingspotentie kwam uit op 10,1 PJ. Blijft over een energiebehoefte van 19,5 PJ. Rekening houdend met (beleids-)beperkingen, wenselijkheden en onwenselijkheden, is ten slotte onderzocht of de potentie voor duurzame energie voldoende was om in de eigen energiebehoefte te kunnen voorzien. Dat bleek mogelijk!

De bestuurscommissie Ruimte gaf vervolgens opdracht tot een verdiepingsslag per gemeente: de nu beproefde methodiek van de regionale studie werd toegepast op de acht individuele Parkstad-gemeenten. Daaruit bleek vervolgens de opgave per gemeente om de gezamenlijke regionale doelstelling te realiseren. Cruciale zet daarbij was de kwantificering van de afzonderlijke gemeentelijke opgaven. In een grote tabel werd duidelijk vanuit welke sectoren (bijvoorbeeld woningen, publieke dienstverlening, industrie) in welke mate duurzame energievormen (bijvoorbeeld grote zonnepanelen, kleine zonnecollectoren) konden worden toegepast en tot welke energetische opbrengst dit leidt. Daaraan ten grondslag lagen kwalitatieve uitgangspunten. De kansrijke gebieden voor duurzame energie werden zorgvuldig op potentiekaarten weergegeven.

Energieneutraal in 2040 De regionale potentie voor duurzame energieopwekking bedroeg namelijk 20,8 PJ, ruim voldoende dus. Temeer omdat duurzame energie veel efficiënter is dan fossiele energie. Met andere woorden: om in onze resterende energiebehoefte ná besparing te voorzien, is niet 19,5 PJ maar slechts 13 PJ aan duurzame energie nodig! Er is dus een overcapaciteit van liefst 7,8 PJ. Daarmee was het “gouden knopje” gevonden waaraan bestuurders en raadsleden mogen draaien als ze iets niet willen. Geen windenergie? Geen probleem. Maar dan moet wel aan een andere knop gedraaid worden. Bijvoorbeeld meer zonne-energie. Al deze bouwstenen samen leidden tot een bestuurlijk gedragen en gefundeerde ambitie: de regio Parkstad is in 2040 energieneutraal! Uit de analyse werd tevens een vermoeden bevestigd: niet alleen loopt Nederland achter in Europa, Limburg en de Parkstad Limburg lopen ook nog eens achter op Nederland. Blind achter doelstellingen van het

Acht unanieme raadsbesluiten Met de kwantitatieve tabel was een instrument geboren waarmee heel strak gestuurd kan worden op resultaat, maar ook op het maken van weloverwogen keuzes. Misschien nog veel belangrijker: het voorkomen van verkeerde keuzes. Door de kwantificering kunnen ongefundeerde kreten en meningen bestreden worden. Zoals het volgende denkbeeldige gesprek tussen een wethouder en een raadslid. Raadslid: “We moeten inzetten op zonnepanelen, want ik wil geen windenergie in mijn gemeente!” Wethouder: “Prima, in Brunssum zijn er

44


ENERGIETRANSITIE

14.279 woningen waarvan maar 30% geschikt is voor zonnepanelen, dus in totaal 4.283 woningen. Uitgaande van gemiddeld 14 zonnepanelen per woning, levert dit in energetische zin dan zo’n 50 TJ op”. Raadslid: “En die andere 10.000 woningen dan, hoe kunnen deze worden voorzien van duurzame elektriciteit?” Wethouder: “Dat kun je bijvoorbeeld opvangen met 7 windmolens”. Raadslid: “Nu wordt duidelijk hoe het zit. Toch niet zo onhandig, die windmolens!” Ergo: er ontstaat een heel andere discussie die veel minder geleid wordt door emoties. In het voorjaar van 2015 stelden de acht gemeenteraden unaniem de kaderstellende beleidsdocumenten PALET 1.0 (het regionale ambitiedocument) en de acht PALET 2.0-rapporten (de verdiepingsslag per gemeente) vast, een unicum in de historie van de regionale samenwerking. Daarmee stond het doel om in 2040 een energieneutrale regio te zijn definitief vast. In de omzetting van beleid in de uitvoering werd afgesproken de 24-jarige periode tot 2040 – te beginnen met de periode van 2016 tot 2020 – te verdelen in 6 perioden van elk 4 jaar. Om daarmee tussentijds te monitoren én in te spelen op technologische en maatschappelijke veranderingen.

wiel voor een groot deel samen worden uitgevonden, er lag immers een gezamenlijke opgave. Er is daarvoor een Broedkamer ingericht waarin acht (per gemeente één) energie- en duurzaamheidscoördinatoren, onder regie van de Stadsregio, een half jaar lang wekelijks een volledige dag samen het uitvoeringsprogramma beetje bij beetje vorm en inhoud gaven. Een wekelijks dag-vullend

“Er ontstaat een discussie die veel minder geleid wordt door emoties” programma met specialisten, voorbeeldprojecten, stakeholders en workshops en al het andere dat nodig was om inzicht te krijgen in wijzen waarop de vele potenties te verzilveren zouden zijn. Een werkvorm die wonderwel bleek te werken, met name vanwege de enorme interne kennistransfer en het ontstane team-gevoel.

8% besparen en 8% opwekken

Een nieuwe samenwerkingsvorm

Naast de procesmatige uitdaging, was het van groot belang om voor de eerste uitvoeringsperiode van 2016 tot 2020 een realistisch doel te formuleren. Na een rekensessie met Zuyd Hogeschool en de Wageningen Universiteit werd de bestuurscommissie Ruimte – die inmiddels collegiaal was aangevuld met de wethouders duurzaamheid – geadviseerd om in te zetten op een bespa-

Waar de beleidsvorming vrijwel volledig in handen lag van de Stadsregio Parkstad, moest de uitvoering van binnen uit de gemeenten komen. De reguliere ambtelijke overleggen waren daartoe niet bruikbaar. Tegelijkertijd lag er geen blauwdruk voor een uitvoeringsprogramma en moest het

45


ENERGIETRANSITIE

“Parkstad is in vier jaar tijd een regionale kop­loper in Neder­ land geworden.” rings- en opwekkingsambitie van 8% tot 2020. Dit betekende een besparingsopgave van 0,808 PJ en een opwekkingsopgave van 1,04 PJ. Onder het motto “een goede en zorgvuldige start is vele malen belangrijker dan snelle resultaten die alles over de kling jagen”, werd aan de slag gegaan. Vanuit de energiepotenties tot 2040 ontvingen alle gemeenten een bewerkte tabel, waarbij de 8%-opgave tot 2020 was verdeeld over de diverse sectoren. De Stadsregio had daarbij de taak de zaak voortdurend via de cijfers op te jagen. Bijvoorbeeld: educatie over energietransitie? Prima als flankerend project. Maar wat levert het in 2020 in energetisch opzicht op? Zo werd al gauw de schifting naar harde resultaten gemaakt en konden gemeenten zich niet verstoppen. Monteren van zonnepanelen

Massa door samenwerking

BEELD: ROGER COENDERS FOTOGRAFIE

Na een half jaar van intensief en soms moeizaam werken lag er een vuistdikke pil van 488 pagina’s: het uitvoeringsprogramma PALET 3.0. Sommige gemeenten haalden de 8% niet, maar omdat andere gemeenten dat compenseren wordt op regionaal schaalniveau 8% behaald. Sterker nog, er ligt een grotere ambitie. Een aantal projecten is gedefinieerd als een resultaatverplichting, projecten waar de gemeenten zich hard voor maken. Andere projecten zijn inspanningsverplichtingen. Het programma kent ook kwetsbaarheden en afhankelijkheden. Zo leunt een aantal gemeenten op het succes

van het toepassen van een laagtemperatuur warmte- en koelingsnet van het Mijnwater, alleen al zo’n 0,4 PJ. Van de andere kant, treedt er ongetwijfeld ook een maatschappelijke versnelling op en deze is niet opgenomen in het programma. Tijdens het proces bleek al snel dat een aantal projecten of ambities op alle gemeentelijke lijstjes werd genoemd. Zo ontstond er massa door opschaling en samenwerking. Vanuit het verlengde van de

46


nen op zo’n 30 regionale instellingen en bedrijven die PALET-ambassadeur zijn.

Broedkamer zijn er daarop Thematafels ingericht waarin een interne of externe projecttrekker verantwoordelijk is voor een gezamenlijk project. De uitdaging is om opgedane kennis en ervaring slim in te zetten. De één heeft bijvoorbeeld veel affiniteit met het verduurzamen van gemeentelijk vastgoed, de ander krijgt energie van het ontwikkelen van een communicatiestrategie. Een nieuwe definitie van intergemeentelijk samenwerken. Daarnaast mag PALET reke-

Het grootste zonnepanelen­ project in Nederland Eén van de gezamenlijke projecten is het Zonnepanelenproject Parkstad. De gemeente Landgraaf had in 2014 met een pilot van 600 woningen een innovatieve methode ontwikkeld waarbij de gemeente de bewoner tegen een lage rente geld leent voor

47


de uitvoering en binnen een half jaar doen 2.300 huishoudens mee. Er is ruimte voor 7.250 deelnemers. Het project laat zien wat samenwerking oplevert: 150.000 euro aan proceskosten van de Stadsregio Parkstad heeft geleid tot een project met een investeringsvolume van 43,5 miljoen euro. Het levert 35 extra banen in de komende drie jaar op en de inwoners besparen in 25 jaar samen zo’n 70 miljoen euro op hun energierekening (bij gelijkblijvende energieprijzenen wet- en regelgeving).

de aanschaf van zonnepanelen. De bewoner hoeft vrijwel niets te doen: van de aanschaf tot de installatie en het onderhoud wordt alles geregeld. En hij of zij krijgt 15 jaar garantie van de gemeente op de installatie en opbrengst. Het project stoelt op de landelijke salderingsregeling. Na het succes in Landgraaf werd dit project, gecoördineerd door de Stadsregio, opgeschaald naar de andere gemeenten. Een kort geding moest worden overwonnen om het project te kunnen uitvoeren; een lokale zonnepanelenaanbieder sprak van marktbederf. Terwijl het project juist werkgelegenheid creëert en zelfs – zo toonde het Landgraaf-project aan – tot een aanzienlijke spin-off leidt. Begin 2017 is gestart met

Nog een wereld te winnen Parkstad is in vier jaar tijd verworden tot een regionale koploper in Nederland (volgens IPO, VNG en Urgenda). Heeft dit suc-

48


ENERGIETRANSITIE

De Stadsregio Parkstad Limburg is een voormalige WGR+ regio. Tot 31 december 2014 was deze Gemeenschappelijke Regeling (GR) er een van gemeenteraden. Vanaf 1 januari 2015 is de + geschrapt en is een nieuwe GR van colleges in werking getreden. Daarin nemen de verantwoordelijke wethouders binnen de Bestuurscommissies Wonen & Herstructurering, Ruimte, Economie & Toerisme en Mobiliteit gewogen meerderheids­besluiten die tevens besluiten op het niveau van colleges zijn.

Ondanks de beperkte capaciteit aan ­mensen en middelen begint deze PALET-aanpak langzaam maar zeker zijn vruchten af te werpen. Mede omdat initiatiefnemers en investeerdersworden aangetrokken door de massa die PALET vertegenwoordigt. De bestuurders worden tweemaandelijks geïnformeerd via de reguliere overleggen van de bestuurscommissie Ruimte en soms via aparte ­ themasessies. In 2020 wordt een nieuwe nulmeting gemaakt en het uitvoeringsprogramma geëvalueerd. Wat is er gelukt, wat niet en waarom niet? Wat gaat er goed? Dan zal ook blijken of er sprake is van een maatschappelijke versnelling. De uitdaging is dan een nieuw uitvoeringsprogramma samen te stellen voor de periode 20212024, rekening houdend met technologische innovaties en nieuwe (bestuurlijke) wenselijkheden en onwenselijkheden. Als de Stadsregio dat proces met de gemeenten en stakeholders daarna nóg eens vier keer kan volhouden, is de regio Parkstad in 2040 energieneutraal.

Plaatsen van een warmtenet BEELD: MIJNWATER/ NOSE FOR PHOTOGRAPHY | PASCAL MOORS

cesverhaal dan geen beperkingen? Jazeker en niet de kleinste. Op het moment dat de daadwerkelijke uitvoering van start ging, moest direct geconcurreerd worden met de waan van de dag als het gaat om mensen en middelen. Een stad als Heerlen heeft wel een milieuafdeling, maar slechts één duurzaamheidsambtenaar. De horizontale vertaling van energietransitie in de verticale organisaties van gemeenten moet nog zijn beslag gaan krijgen, zoals dat in Duitsland bijvoorbeeld wel al veel meer het geval is. Daar is de Energiewende een dwarsthema door alle afdelingen heen. Een stad als Ludwigsburg, met evenveel inwoners als Heerlen, beschikt over liefst 20 FTE voor energie en duurzaamheid.

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

49


ENERGIETRANSITIE

Rotterdamse VvE’s kans voor de stad De helft van de woningen in Rotterdam is in bezit van Verenigingen van Eigenaars. Deze mini-samenlevingen staan daarmee aan de lat van een groot deel van de energietransitie van de bebouwde omgeving. Ook Rotterdam bestaat in 2050 voor het grootste deel uit gebouwen die er nu al staan. Als we de kracht van deze VvE’s gebruiken, leveren zij niet alleen een grote bijdrage aan onze klimaatdoelen, maar tevens aan de kwaliteit en leefbaarheid van de stad. Tekst Corine Erades Beeld Karin Oppelland

W

at is de rol van de 12.000 Rotterdamse VvE’s in de energietransitie? Die vraag begon voor mij in 2012 met de oprichting van een Energiecoöperatie Blijstroom in Rotterdam. De leidende vraag daarbij: op welke manier kunnen Rotterdammers zelf bijdragen aan de ‘energieneutrale’ toekomst van hun stad? Op zoek naar eigenaarschap in de energietransitie dus. Binnen Blijstroom kreeg dit gestalte door het samen opwekken van

50


Samen het gebouw inspecteren met een 'energiebril'- hoe dik is de isolatie op het dak?

51


ENERGIETRANSITIE

onder de deelnemers) een vervolgtraject: de ‘Eerste Grote Stap naar 0’. Daarin krijgt de VvE intensieve begeleiding om samen een doorwrocht plan te maken voor verduurzaming van hun gebouw. Met inmiddels verbreed draagvlak, gedeelde kennis over de techniek, meer inzicht in wat er financieel mogelijk is, wordt een uitvraag aan de markt gedaan en wordt de VvE zo voorzichtig aan opgeleid tot professionele opdrachtgever. Het doel: natuurlijk een aantal aansprekende voorbeelden realiseren in Rotterdam. Want zien doet geloven. Maar ook leren: we bevinden ons nog middenin dit experiment. Toch vormen zich eerste, maar duidelijke inzichten.

groene energie. In juni dit jaar is het eerste collectieve zonnedak met 50 investerende buurtgenoten gerealiseerd; volgende daken zijn onderweg. Dat levert niet alleen lokale groene energie op met een rendabele businesscase – het is ook iets dat mensen gewoon leuk vinden om te doen. Maar opwekken is niet genoeg. Om de klimaatdoelen te halen is allereerst een enorme investering in energiebesparing noodzakelijk. Dat lijkt minder ‘leuk’, althans, op het eerste gezicht. In dezelfde periode ontstond mijn samenwerking met Mimi Slauerhoff, die op dat moment onderzoek doet naar Verenigingen van Eigenaars, met als empirisch onderdeel de cursus ‘VvE’s Met Energie’. Deze cursus voor VvE-leden die hun gebouw willen verduurzamen bleek dermate populair en succesvol dat we de gemeente Rotterdam bereid vonden opdracht te verlenen voor doorontwikkeling en vervolg. De parallel met de energiecoöperatie was voor mij de vraag: op welke manier kun je als bewoner en als woningbezitter daadwerkelijk een aandeel hebben in de energietransitie? Hoe zorg je dat die transitie je niet overkomt, maar hoe kun je erop sturen, er onderdeel van zijn en er uiteindelijk ook de vruchten van plukken?

De VvE als mini-samenleving De afgelopen jaren is zichtbaar geworden hoeveel mensen warmlopen voor de verduurzaming van de eigen woning. Mede aangejaagd door het klimaatakkoord en gestimuleerd door subsidies investeren talloze eigenaars in isolatie en zonnepanelen. Dat wil zeggen: huiseigenaars met een vooruitziende blik, een dosis motivatie (een hoge energierekening, onafhankelijkheid, klimaatverandering) en een eigen dak. Over die categorie woningeigenaren – die vrijwel geheel zelfstandig kan investeren in de eigen woning, lijken we ons niet zo’n zorgen te hoeven maken. Heel anders ligt dat als je in een VvE zit met een gebouw in gedeeld eigendom. Deze ‘huiseigenaren’ hebben feitelijk helemaal geen huis, maar iets abstracts als een ‘appartementsrecht’. Zij kunnen nooit individueel beslissen over isolatie van de schil, het aanleggen van een efficiënter verwarmingssysteem, of de benutting van het dak voor de opwek van warmte of elektriciteit. De initiatiefkracht in de samenleving laat zich hier dus veel minder makkelijk benutten.

De eerste kartrekkers bijscholen De afgelopen twee jaar hebben zo’n honderd VvE-leden deelgenomen aan de cursus Rotterdamse VvE’s Met Energie. Een druppel op de gloeiende plaat? Samen vertegenwoordigen zij wel ruim 4000 appartementseigenaars; het telt dus op. Deze VvE-leden werden in vier avonden opgeleid om hun mede-eigenaars stap voor stap mee te nemen in hun ambitie. Het sociale proces, de besluitvorming, de techniek, de financiering, de juridische kant; alles komt aan bod. De drie meest kansrijke VvE’s uit de cursussen krijgen (na democratische stemming

52


“Bij iedere VvE is er wel iemand die zich wil inzetten voor de verduur­ zaming van het collectieve bezit.” CORINE ERADES 53


ENERGIETRANSISITIE

dat vervelend, maar kies je als bestuur de volgende keer een andere schilder. Als je echter een lening hebt afgesloten van een miljoen euro, voor maatregelen die alle leden van de VvE een flink lagere energierekening moeten opleveren, zijn de risico’s potentieel veel groter. Dat vraagt om professioneler opdrachtgeverschap. Dat opdrachtgeverschap is waar we in Rotterdam aan werken. In een proces van wederzijdse educatie, inspiratie en informatie wordt een plan voor verduurzaming gemaakt dat breed wordt gedragen binnen de VvE. Bij dat proces is de kennis die VvE-leden zelf hebben van hun gebouw en hun buren even belangrijk voor de uitkomst als de kennis van adviseurs. In dat proces toont zich niet de taaiheid, maar juist de kracht van deze mini-samenlevingen: met elkaar kunnen, willen en weten de leden van de vereniging van eigenaars heel erg veel. Diepgaande kennis over hoe een VvE ‘werkt’ die voor iedereen die komt ‘voorrijden met een oplossing’ even ontoegankelijk als onontbeerlijk is. Waar het om gaat is die capaciteit te versterken en te professionaliseren. Dit betekent niet dat iedereen actief mee hoeft te doen. Uiteindelijk volstaat een relatief klein aantal actieve leden die hun tijd en kunde willen inzetten om samen de mogelijkheden te onderzoeken en plannen uit te werken. Mits zij natuurlijk het mandaat verwerven van de andere leden in de VvE. En dat is geen mandaat om dat oorspronkelijke idee van die eerste kartrekker erdoorheen te krijgen. Nee, in dat collectieve proces van uitzoeken, het begrijpen van technische, juridische en financiële randvoorwaarden, het stellen van de juiste vragen aan de be-

Dat wil echter niet zeggen dat het aan ambitie of initiatief ontbreekt. De meer dan honderd deelnemers aan de cursus alleen al in Rotterdam de afgelopen jaren maakt dat zichtbaar. Onze ervaring is dat er in vrijwel iedere VvE wel iemand is die zich wil inzetten voor de verduurzaming van het collectieve bezit. Maar waar en hoe te beginnen? De vereniging van eigenaars is een samenleving op zichzelf: de bewoners zijn net zo verdeeld als Nederlandse burgers bij verkie-

“De leden van de vereniging van eigenaars leren om hun gebouw door een ‘energiebril’ te bekijken.” zingen. Besluitvorming is bovendien traag: eenmaal per jaar een algemene ledenvergadering maakt dat processen lang kunnen duren met als gevolg dat kartrekkers (vaak vrijwillige bestuursleden) stuklopen.

Van kartrekker naar trekkracht Het beheer van vrijwel iedere VvE is nu gericht op onderhoud, instandhouding van het gebouw, evenals de overlegstructuur en de verdeling van de kosten die daarbij hoort. Verduurzaming is in essentie echter verbetering, waar niet alleen een grotere meerderheid vóór moet stemmen, maar wat ook een ander type beslissing vergt: een investeringsbeslissing. Als de verf op de kozijnen na twee jaar toch begint de bladderen is

54


jullie gebouw: warmtestromen, verliezen en winsten

Warmtewinst 24%

Ventilatie 3%

(zoninstraling en interne warmtelast; apparaten, mensen)

Dak 13%

Netto warmtevraag 76% Infiltratie 8%

Gevel - dichte delen 15% Glas 55% Vloer 6% (excl. bewoonde souterrains) Beeld uit presentatie over het energieverbuik

vloeden? Ingewikkelde bouwfysica brengen we terug naar een begrijpelijk kader waardoor de VvE een taal ontwikkelt waarmee men onderling het gesprek kan voeren. “Ren maar eens tien rondjes rond het gebouw in een regenjas terwijl de zon schijnt”: vrijwel iedereen kan zich onmiddellijk (maar vaak voor het eerst) iets voorstellen bij het belang van goede ventilatie wanneer je gaat isoleren. De investering wordt mogelijk gemaakt door op toekomstige energie- en onderhoudskosten te besparen. In plaats daarvan komen rente en aflossing op een lening waarmee de investering nu kan worden gedaan. Cruciaal is dat die twee in evenwicht zijn: de financiering is afhankelijk van besparingen op onderhoud en energieverbruik. De VvE (en de financier) wil dus ook zeker zijn dat deze besparing gerealiseerd wordt. Bestaande rekenprogramma’s en

heerder, het maken van plannen en bespreken daarvan, ontstaat ‘als vanzelf’ een verbreding van die eerste individuele interesse (vaak zonnepanelen) naar een ‘vereniging van belangen’: de gedeelde ambitie. De agenda verbreedt zich van alleen verduurzaming naar een integraal plan voor een toekomstigbestendiger gebouw. In dit proces van ‘onderzoeken van de vraag’ en ‘betrekken van de buren’ ontstaat de collectieve capaciteit en trekkracht die nodig is voor continuïteit, ook na de uitvoeringsfase.

Anders rekenen en tekenen In dit gezamenlijke proces wordt veel geleerd, niet alleen door de VvE, maar door alle betrokken partijen. De leden van de vereniging van eigenaars leren om hun gebouw door een ‘energiebril’ te bekijken: wat stroomt erin, wat stroomt eruit en aan welke knoppen kan ik draaien om dat te beïn-

55


dische zaken bij elkaar moeten komen in een integraal plan met draagvlak onder de bewoners. Hierbij is alles in ontwikkeling: de techniek, de financiering, marktpartijen die voorsorteren op deze markt. Hierin is er niemand met een panklare oplossing. Ook niet die partijen die beweren van wel. In deze zoektocht is het cruciaal dat de VvE een adviseur heeft die aan hun kant blijft staan. Een adviseur die de VvE helpt te begrijpen, die voor de noodzakelijke informatie het gesprek ‘achter de voordeur’ kan voeren, die de routes weet naar marktpartijen en offertes kan helpen vertalen. Kortom: een adviseur de meebouwt aan het opdrachtgeverschap van de VvE zelf.

-methoden falen hier. Deze gaan uit van gemiddelden en normwaarden en zijn gericht op het Energie Label of de Energie Index; nuttig om een woning vergelijkbaar te maken in de markt, maar volstrekt onvoldoende om te weten hoeveel energie (en dus euro’s) er daadwerkelijk worden bespaard door het nemen van maatregelen. Inzicht in het werkelijke energieverbruik is daarvoor cruciaal, evenals kennis van het huishoudboekje van de VvE. Dit vergt (soms letterlijk) een kijkje achter de voordeur en kan dus ook niet zonder intensieve betrokkenheid en trekkracht vanuit de VvE zelf. De verduurzaming van de VvE is een zoekproces waarin techniek, financiering en juri-

56


ENERGIETRANSISITIE

Achtergrond RVME samenwerking

Energietransitie als kans voor verbetering van de bestaande gebouwde omgeving

Rotterdamse VvE’s Met Energie wordt gevormd door Mimi Slauerhoff (gedragsdeskundige) en Corine Erades (architect) en wordt uitgevoerd in opdracht van Stichting VVE010, Gemeente Rotterdam en Climate KIC. Mimi Slauerhoff schreef (in samenwerking met Carolien Hoogland, Drift) in 2013 in opdracht van de gemeente Den Haag en Energiesprong (nu Platform 31) een beleidsnotitie over verenigingen van eigenaars en verduurzaming. De bevindingen uit dit onderzoek vormen de basis voor het programma voor VvE’s in Rotterdam. Energiesprong (Platform31/Stroomversnelling) deed landelijk een experiment met VvE’s die hun gebouw in een keer wilden verbeteren zodat het evenveel energie opwekt als gebruikt (zie voor de uitkomsten van dit experiment de publicaties van Stroomversnelling). Voor de ‘Eerste Grote Stap naar 0’ projecten maken we gebruik van de kennis en de rekenmethodes die hierin zijn ontwikkeld.

In dit collectieve leerproces bij het maken van een integraal plan ontstaat een breder doel dan alleen energiebesparing. Andere wensen, verlangens en ambities voegen zich hierbij en zo komt een hoger comfort, een fijner huis met meer daglicht of een meer bruikbare buitenruimte als vanzelf op de agenda. Ambities die – wanneer integraal meegenomen bij de planvorming – zich op zijn minst gedeeltelijk laten meefinancieren uit dezelfde bron: het vermeden energieverbruik en onderhoud in de toekomst.

Dit leerproces is een investering. Een investering in mensen vooral, in capaciteit, in opdrachtgeverschap. En ze betaalt zich uit: als een VvE eenmaal collectief besluit om te investeren in bijvoorbeeld isolerende maatregelen, of een ingrijpende woningverbetering die leidt naar een Nul op de Meter gebouw, dan is het ook direct een veelvoud van woningen dat energie bespaart en CO2-uitstoot beperkt. Maar de baten zijn groter dan dat. Naast de lagere energiereke-

Schouw met aanbiedende partijen

57


Schouw met aanbiedende partijen

“Naast de lagere energierekening bouwen we zo aan fijnere, comfortabelere huizen met minder tocht en vocht.” vulde wens. Werkenderwijs wordt de onderlinge betrokkenheid van de VvE-leden versterkt, wordt en passant het huishoudboekje op orde en toekomstbestendig gemaakt. Daarmee is de energietransitie voor VvE’s vooral een kans: voor verbetering van de woning, de woongemeenschap én de stad.

ning bouwen we zo aan fijnere, comfortabelere huizen met minder tocht en vocht en daarmee een gezonder binnenklimaat. De aanpak van de schil van het gebouw leidt niet alleen tot betere isolatie maar in veel gevallen verbetert daarmee ook het aanzien van de straat en de wijk. Denk maar aan al die bouwblokken waar in de loop der jaren verschillende kozijn- en glastypen in zijn verschenen. Aanpassingen maken het bovendien mogelijk om langer in de huidige woning te blijven wonen, een nu vaak onver

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

58


COLUMN

#hoedan

Guido van Loenen Rho adviseurs voor leefruimte Procesregisseur gebiedsproces ZON & WIND IN BEUNINGEN

In de gemeente Beu­ ningen worden duidelijke doelen gesteld als het gaat om energietransitie. In een gebiedsproces met de samenleving gaan we met een missie op pad! Beuningen is ambitieus: energieneutraal in 2040. Deze gemeente heeft echter niet alleen ambitie, er is óók een visie op de uitvoering daarvan. Dat geldt uiteraard projecten rond energiebesparing bij huishoudens en bedrijven en opwek van elektriciteit op de daken in de dorpen, maar ook voor de grote slag neemt de gemeente verantwoordelijkheid. Voor de grootschalige opwek in het buitengebied is de visie namelijk duidelijk: 731 tera-joule in 2040. Dit is voor een kleine gemeente als Beuningen een flinke opgave. We kunnen precies berekenen en tekenen hoeveel windturbines en hectare aan zonnepanelen dat is, maar doen dat niet: we gaan het namelijk aan de samenleving vragen! Grootschalige opwek

gaat niet vanzelf en als een boer of windontwikkelaar zelf met participatie aan de slag gaat, ben je als gemeente de regie kwijt. Het gemeentelijke gebiedsproces is gericht op: mogelijkheden creëren, afstemmen, zoveel mogelijk tegemoet komen aan wensen. Een inhoudelijk debat over windturbines en zonnepanelen lijkt te lukken. Vanuit de inventarisatie van wensen, ideeën en zorgen maken we nu de stap naar de kaart en verkennen we gezamenlijk de scenario’s. In een gebiedsraad werken we die uit in kwalitatieve en kwantitatieve uitgangspunten. De gesprekken worden gevoerd met de vier kernen, Beuningen zelf en de drie

59

kerkdorpen Ewijk, Weurt en Winssen. Dat een proces op maat nodig is blijkt: per dorpen liggen er duidelijk andere accenten. In Weurt onder de rook van Nijmegen uitten de dorpsbewoners hun zorgen over de grootschalige industrie, de vuilverbrandingsinstallatie in het dorp en de windmolens vlak over de grens. In de andere gesprekkenwisselen enthousiasme, scepsis en constructief meedenken elkaar af. De accenten per dorp leiden ook weer tot maatwerkkeuzes voor het vervolg. De regie onder meer over welke locaties en eigendommen, de manier van het verdelen van investeringen en opbrengsten wordt ook vanuit het gebiedsproces opgepakt. De boeren en de windontwikkelaars die staan te trappelen, committeren zich. De lokale energiecoöperatie wordt gestimuleerd en gefaciliteerd én gekoppeld aan de mogelijkheden om wat terug te doen voor de samenleving. #zodusinBeuningen


ENERGIETRANSITIE

‘Wat wil de bewoner?’ Hoe krijg je de particuliere woningeigenaar aan het verduurzamen? Gemeente Enschede en woningcorporaties Domijn en de Woonplaats besloten deze vraag bij de markt neer te leggen. Er ontstonden verschillende initiatieven, maar het winnende concept kwam van KAW: een renovatiewinkel waar men duurzaamheid in pakketten koopt. Geurtse: “We hebben altijd gezegd dat we de corporatiewoningen willen gebruiken als motor voor de particuliere markt.” Ruim drie jaar na de opening van de eerste winkel lijkt het concept aan te slaan. Tekst Tony Jacobs Beeld Pim Geerts

D

e winkel is pas nog gerestyled, vertelt verkoopadviseur Kay Geurtse van Reimarkt, als we plaatsnemen aan een tafel gemaakt van een zonnepaneel. “Zo doet-ie niets. Maar als je het paneel op een dak legt, maakt hij gewoon stroom”, verzekert Geurtse. De winkel was toe aan een nieuwe look, omdat de oude misschien nog wat onpersoonlijk aandeed. Daarom werd het kantoortapijt vervangen door een parketvloer en kreeg de winkel een andere indeling. “Zo zijn we

60


Het aanbrengen van isolatiemateriaal op zolder

61


ENERGIETRANSITIE

ma uit. Volgens hem kan dit alleen als je als corporatie durft los te laten en uitgaat van vertrouwen. Maar zo’n kanteling gaat niet vanzelf. “Het zijn continu kleine stapjes, waar tevredenheid en financieel resultaat meetellen. Maar nog belangrijker is het vertrouwen dat je aan de collega's moet geven.” Want, zo stelt Sinnema, de manier van werken gaat veranderen, waarbij kritische prestatie indicatoren worden vastgesteld en beoordeeld. Het dagelijks toezicht wijzigt in het periodiek beoordelen van de uitgevoerde werkzaamheden. Een grote omslag, maar wel een die hard nodig was voor de verduurzaming: “Want vanuit de projectmatige aanpak kregen wij voor de energetische verbeteringen maar tien tot twaalf procent van de bewoners mee. De 70 procent, de grens om het complexmatig uit te voeren, werd nooit gehaald.” Maar, zegt Sinnema, als de weigeraars hadden gezien wat de corporatie gedaan heeft bij de bewoners die wel voor de verbeteringen kozen, kregen sommigen ‘spijt’: “De resultaten van de groep bewoners die wel gekozen hadden voor de energetische verbeteringen werkte als een olievlek. Deze bewoners werden juist de ambassadeurs voor de verduurzaming. Echter kregen de ‘spijtoptanten’ geen gehoor meer bij de corporatie omdat het project dan al was afgelopen.”

altijd bezig met de ervaring van de klant”, zegt Geurtse. “Hoe kunnen we de winkelervaring vergroten?” De winkel zit in een kantoorpand in het centrum van Enschede. Een kleine ruimte waar twee open kasten (de schappen) centraal staan: één voor de huurder en één voor de woningeigenaar. Op de planken staan affiches, en onderaan keurige roze pakketjes: de producten. Op de rug lees je wat je pakt: vloerisolatie, verschillende voordeuren, dubbele beglazing, en ga zo maar door. Dit is het concept van Reimarkt in een notendop: een winkel waar klanten duurzaamheid kopen zoals producten in de supermarkt.

Argwaan Architectenbureau KAW ontwikkelde het initiatief in 2013, eerst voor Bergen op Zoom en later voor Enschede. De grootste stad van Overijssel, bijna 160.000 inwoners, worstelde samen met de corporaties met de vraag: hoe kunnen we de woningvoorraad (40.000 woningen, waarvan de helft corporatiewoningen) zo snel mogelijk verduurzamen? Een lastige opgave, weet duurzaamheidsadviseur Peter Sinnema bij de Enschedese corporatie Domijn, omdat de klant zich maar moeilijk laat verleiden tot verduurzaming. “De corporatie wordt, en met name in het verleden, nogal eens met argwaan benaderd. Dat komt omdat corporaties vaak denken voor de klant”, meent hij. “Dat wilden we niet meer. We wilden de huurder zelf de verduurzaming laten doen.” Dit vergde een grote omslag binnen de organisatie: “Wij zijn een jaar of zeven geleden met de cultuuromslag gestart door contracten op een resultaat- en prestatie­ ge­ richte wijze weg te zetten in de markt. De kennis wordt nu uit de markt gehaald. Als corporatie word je de regisseur”, legt Sinne-

Marktconsultatie Er moesten andere oplossingen gezocht worden, naast de projectmatige aanpak. “De gemeente en corporaties besloten daarom een marktconsultatie uit te schrijven”, vertelt Sinnema. Er meldden zich verschillende initiatieven, en na een selectieproces kwam het initiatief van KAW als winnaar uit de bus: Reimarkt, een consortium van onder meer

62


THEMA HIER INVULLEN

“Het vastgoed verbetert door wat de bewoner kiest.” PETER SINNEMA 63


ENERGIETRANSITIE

len oprecht wat voor het milieu betekenen.” Volgens Geurtse moet je dus oppassen dat je in het gesprek met de klant niet gaat sturen op besparen. “Vraag jezelf in plaats daarvan af waarom de klant bij je is gekomen. Wat is het probleem?” zegt hij. “Daar hebben we onszelf echt in ontwikkeld. In het begin was het namelijk wel anders: de aanvraag werd gelijk doorgezet naar de aannemer, de hele woning werd vervolgens met een hoop bombarie gemeten, en wij kwamen daarna dan met een advies wat het beste was voor de woning. Dat werkte niet. Je moet de klant echt een pakket geven dat past bij de behoefte. Dat is de echte omslag geweest, waarna we die hoge aantallen haalden.”

makelaar Ten Hag, Trebbe Bouw, Nijhuis Bouw en ontwikkelaar KUUB. “Reimarkt sloot goed aan bij de vraag van de gemeente: de klantbenadering, de opdrachtverstrekking”, vertelt Sinnema, een van de juryleden destijds. “Daarnaast is de verduurzaming een bee tje een cowboymarkt”, zegt Geurtse. “Maar wij proberen het op een eerlijke manier te doen. Dat betekent dat we ook niet bang zijn om een keer een ‘nee’ te verkopen, als een woning ergens niet geschikt voor is.”

“We wilden de huurder zelf de verduurzaming laten doen.”

Je biedt comfort “De klant vult de vraag anders in dan experts die het doen vanuit de vastgoedgedachte”, vult Sinnema aan. “Dat is wel een groeiproces geweest. Je biedt de klant geen dakisolatie, maar een stukje comfort.” Het kan dan best zo zijn dat de huurder niet gelijk kiest wat het beste is voor de woning. Maar dat is geen probleem, volgens Sinnema. “Het is ons niet om het label te doen. Dat is maar een uitkomst van een ingreep. Het gaat ons om goed woningbezit. Dat heb je namelijk nodig om in 2050 CO₂-neutraal te zijn”, legt hij uit. “Ons vastgoed verbetert door wat de bewoner aan verbetering kiest. Wat deze ook kiest. We sturen niet aan op een bepaald product.” Dat neemt niet weg dat er wel bepaalde eisen aan de verbeteringen zijn, stelt Sinnema. “Het moet kwalitatief goed zijn, lang meegaan en weinig onderhoud kosten. Hoe lager de beheerkosten, hoe meer geld we overhouden voor andere zaken. Daarnaast moet de verbetering ook no regret zijn.” “No regret houdt in dat de maatregelen

De winkel werd in 2014 geopend door de toenmalige minister van Wonen en Rijksdienst, Stef Blok. Ruim drie jaar later heeft het bedrijf vestigingen in Delft, Zoetermeer, Groningen, Hoogeveen en Den Bosch, en renoveren ze alleen al in de gemeente Enschede zo’n 500 tot 600 corporatiewoningen per jaar. Een succes dat Geurtse vooral wijt aan de klantgerichte aanpak: je moet niet kijken naar wat de woning nodig heeft, zegt hij, maar naar wat de klant wil. En dat is niet alleen maar geld besparen: “Die gedachte is een valkuil”, zegt Geurtse. “We denken altijd dat de besparing hoger moet zijn dan de huurverhoging. Maar ik heb gemerkt dat klanten niet alleen maar geïnteresseerd zijn in besparingen. Sommigen willen bijvoorbeeld iets doen aan de tocht in huis, of wil-

64


ENERGIETRANSITIE

het verschil. Het is er kouder en tocht er meer. “Dat heb je met die huizen uit de jaren 80”, zegt ze. De Vries is daarom blij dat ze het bedrijf gevraagd heeft zo snel mogelijk langs te komen. “Ik gaf aan wanneer ik de sleutel kreeg en wat ik wilde hebben en nu zit er maar een weekje tussen het verhuizen en de renovatie”, zegt ze blij. “Het was vooral een kwestie van inmeten.” Dat er tegenover de verbeteringen een huurverhoging staat, vindt De Vries niet zo’n probleem. “Ik bespaar op mijn energierekening en ik zit er warm en tochtvrij bij”, zegt ze. “Maar aan de andere kant vind ik het ook de verantwoordelijkheid van de corporatie. De woningbouw moet de huizen gewoon energiezuinig opleveren. Maar ik heb het er wel voor over.” Nu is het ongeveer nog een week ploeteren en dan zit het erop. Dan staan alle spullen op hun plek en zijn de ramen vervangen. “Ik tel de dagen af hoor”, lacht ze. “Dan wordt het huis weer wat warmer en geeft het een veiliger gevoel. Dan is het af.”

die we toepassen, stapelbaar zijn”, legt Geurtse uit. “Je moet voorkomen dat je de aanpassingen later weer moet afbreken voor andere.” Voor de rest is de huurder vrij om te kiezen. Sinnema: “Maar daar staat wel een huurverhoging tegenover. Dat wordt geaccepteerd, omdat de klant weet wat hij krijgt.”

Verhuizing Huurder Daniëlle de Vries heeft het druk, maar gelukkig zit de verhuizing er bijna op. De 35-jarige Enschedese met Friese roots, verhuist van een bovenwoning in de wijk De Bothoven, naar de woning eronder. “Alles gelijkvloers én met een tuin”, vertelt ze enthousiast. Een tijd geleden had ze haar oude woning door Reimarkt laten verduurzamen en daar was ze zo tevreden over dat ze het bedrijf gelijk belde toen ze wist dat ze ging verhuizen: ook daar wilde ze nieuwe dubbele beglazing (de oude ramen stamden uit ‘82) en een nieuwe voordeur. “De deur was flinterdun en het raampje dat erin zat, tikte je er zo uit”, zegt ze. “Allemaal erg inbraakgevoelig. Dat voelt niet goed.” De Vries raakte in contact met de winkel toen Reimarkt een presentatie hield in het buurthuis waar De Vries werkt als vrijwilliger. Ze nodigde hen gelijk bij haar thuis uit: “Laten we dan maar eens kijken wat er beter kan”, vertelt De Vries. “Ik ben wel het type dat alles wat binnen de mogelijkheden ligt graag wil doen.” Dubbele beglazing was het advies: “Het was vaak koud in huis, de ramen waren snel beslagen en ze lieten veel geluid door. Dat was daarna verholpen”, herinnert De Vries zich. Het mes sneed aan twee kanten: “Het scheelt op de energierekening en het geeft een stukje extra comfort.” Nu ze in haar nieuwe woning zit, merkt ze

Particuliere woningen Op dit moment zijn de twee grootste klanten van Reimarkt de Enschedese corporaties Domijn en De Woonplaats. “Dat is nog steeds onze core business”, zegt Geurtse, maar naast die 20.000 corporatiewoningen, zijn er ook nog 20.000 particuliere woningen te renoveren. Geurtse hoopt dat de renovatie van het corporatiebestand de particuliere eigenaar over de streep trekt: “We hebben altijd gezegd dat we de corporatiewoningen willen gebruiken als motor voor de particuliere markt. Dat loopt als een geoliede machine. Wat we nu gedaan hebben is de particuliere woningeigenaar aanschrijven met de boodschap: jullie kunnen meeliften op dit concept.” “De basis van de producten die ontwik-

65


Na het isoleren voelt het behaaglijk in huis

bedrijf zo’n 15 tot 30 koopwoningen per maand. Dit is vooral te danken aan de energiebespaarlening die vorig jaar juni in Overijssel beschikbaar kwam. “Het concept was er wel, maar het financieringsmodel nog niet”, zegt Sinnema over de tijd vóór 2016. “Nu zie je dat de particulier bezig is met een inhaalslag.” Toch zijn er ook eigenaren die nog terughoudend zijn. Volgens Geurtse

keld zijn, ligt inderdaad bij de woningcorporatie”, vertelt Sinnema. “Maar zoveel verschillende woningtypes kent Nederland niet dus vrijwel alles is ook geschikt voor de particuliere woning. Die producten hoef je maar één keer te ontwikkelen.” De stroom particulieren die hun weg naar de winkel vinden, komt nu langzaam op gang, merkt Geurtse. Op dit moment renoveert het

66


ENERGIETRANSITIE

bedrijf door middel van pop-up stores. Bijna elke maand wordt er een huurwoning gerenoveerd. Wanneer het af wordt de buurt uitgenodigd een kijkje te nemen. “Tussen de huurwoningen zitten ook particulieren die zo enthousiast gemaakt worden. Sinnema: “Daarnaast helpt de gemeente de particulier ook weg naar de renovatiewinkel te vinden. Elke vraag, particulier of huur, wordt naar hier doorverwezen. Je ziet heel goed dat die wisselwerking tussen de verschillende partijen zich vertaalt in resultaten.”

“Klanten zijn niet alleen maar geïnteresseerd in besparingen.”

Samenwerking “Waar we ook grote stappen in hebben gemaakt, is het kunnen doen van een aanbod in een vrij korte tijd”, zegt Geurtse. Doordat de producten op maat gemaakt zijn voor de verschillende type woningen in Enschede, weet de adviseur gelijk wat de aanpassing kost en oplevert. “Als er nu een klant de winkel binnenloopt en een adres noemt, weten wij om wel woningtype het gaat, en welke producten daarop van toepassing zijn”, vertelt Geurtse. Maar daar moest aan de achterkant nog wel het een en ander voor veranderen: “Voorheen ging alles op een traditionele manier. De aannemer kwam een opname doen, en de bewoner kreeg dan

heeft dat vooral te maken met het woord: lening. “Dat moeten we zien te voorkomen. Dat schrikt mensen toch af. We merken het ook in andere vestigingen. Terwijl het eerder een stimuleringsmaatregel is met interessante voorwaarden, zoals boetevrij aflossen.” Een andere oorzaak van de toegenomen interesse van de particulier is volgens Geurtse de zichtbaarheid in de wijk. Dat doet het

67


Het plaatsen van isolatieglas in een woning

68


ENERGIETRANSITIE

“De klant vult de vraag anders in dan experts die het doen vanuit de vastgoedgedachte.” een hele calculatie waar elk spijkertje op vermeld stond. Dat hebben we veranderd. We hebben bijvoorbeeld met de aannemer afspraken gemaakt over all-in-prijzen. Dat is niet alleen fijn voor de klant, maar scheelt de aannemer ook een hoop werk.” De verschillende partijen zitten eens per maand met elkaar aan tafel. Tijdens de bijeenkomsten worden praktische zaken besproken, maar ook ervaringen en kennis uitgewisseld: “Zoals wat je moet doen als je asbest tegenkomt”, zegt Geurtse. Sinnema: “Ze proberen elkaar echt beter te maken. Ze kunnen elkaar ook aanspreken op wat ze goed en niet goed vinden, met de boodschap dat het ook anders kan. Het beter maken van elke partij tot een groot geheel, dat is een hele grote winst.” “Een mooi voorbeeld: de aannemer klaagt over het zaagtandeffect. Als we een pop-up hebben georganiseerd in een buurt die beheerd wordt door de ene aannemer, ziet deze daarna een piek in aanvragen. Daarna gaan we naar een andere buurt, en heeft de andere aannemer een piek. Hoe kun je ervoor zorgen dat je een meer constante werkstroom krijgt?” vraagt Geurtse. “Daar hebben we ook met elkaar over gesproken. Wat je dan kan doen is dat de ene aannemer de andere inhuurt.”

Deze samenwerking is erg belangrijk, volgens Geurtse en Sinnema, en daarom ook niet eenop-een te kopiëren naar een andere gemeente. “Reimarkt werkt met een consortium van aannemers. Die moet je in elke nieuwe regio zien te vinden. Daarnaast moet je ook de woningcorporaties zien te activeren”, zegt Geurtse. En dat kan soms lastig zijn: “De ene corporatie is de andere niet.” Maar wat betreft het concept is Sinnema stellig overtuigd: dat past overal. “Zeker. Er zijn namelijk geen hele grote verschillen in het woningaanbod in Nederland”, zegt hij. Jarendertigwoningen in Haarlem verschillen niet veel van die in Deventer. Geurtse geeft een voorbeeld: “Voor een corporatie in Den Bosch heb ik op afstand een aanbod gedaan voor een woning. Ik hoefde er niet heen, omdat het toevallig hetzelfde woningtype was dat we hier dagelijks in Enschede tegenkomen.” “Al die bouwers, met alle respect voor de bouwsector, denken iedere keer opnieuw de woning te moeten uitvinden”, zegt Sinnema. “Terwijl het allemaal repeteerbaar is. Dat is het hele eiereneten.”

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

69


De urgente opgave te lijf! Verstedelijking. Een urgente opgave die meer dan ooit een breed vraagstuk betreft. Niet sec de inrichting van locaties, maar ook een brede transitie waarin tal van maatschappelijke opgaven hun plek moeten vinden. Met oog voor de menselijke maat. De maatschappelijke opgaven die hun plek moeten vinden zijn talrijk. Het gaat om de energietransitie, bereikbaarheid, klimaatadaptatie, inrichting van de openbare ruimte met verblijfskwaliteit, omvang van het winkelapparaat en ook kwaliteit en betaalbaarheid van woningen. De verstedelijkingsopgave vraagt om nieuwe manieren van denken en werken, en het lef om ongebaande paden te be-

De verstedelijkings­ opgave vereist een eigen­ tijdse bereidingswijze. 70

treden en te werken in horizontale verbindingen in plaats van met alleen de geëigende partijen en vanachter ons bureau. Verstedelijkingsstrategieën in de netwerksamenleving zijn succesvol wanneer de eigen kracht van inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties benut wordt. Niet meer van bovenaf met gefixeerde eindbeelden, maar samen. Spanningen met het vertrouwde, ook bij bestuur en politiek, komen daarbij scherp aan het licht. Een voorbeeld van een nieuwe manier van denken en werken, waarin eigen kracht, innovatieve manieren van organiseren en de menselijke maat uitgangspunt zijn, is de Woonkeuken. Een unieke en vernieuwende samenwerking – van corporatiedirecteur tot hoogleraar, van wethouder tot bouwondernemer – rondom urgente maatschappelijke thema’s binnen de gebieds- en vastgoedontwikkeling. Mijlpaal is het gezamenlijke ‘kookboek’ voor transformatie


COLUMN

Monique Esselbrugge IS CONCERNMANAGER RUIMTE EN BEREIKBAARHEID PROVINCIE OVERIJSSEL

van leegstaand vastgoed en onbenutte ruimte. In de Woonkeuken is ervoor gekozen een krachtig doel te stellen; het transformeren van (leegstaand) vastgoed en onbenutte ruimte en een open route uit te stippelen waarmee we onszelf als mens, bestuurder en organisatie openstellen en zo meerwaarde creëren. We zijn ons vaak te weinig bewust van alle onschatbare waarde om ons heen. Dit ervaren we pas als we achter onze eigen tafel vandaan komen. Velen hebben met ons de moed gehad in het onbekende te stappen en samen te werken. Er is een belangrijke voedingsbodem gecreëerd voor innovatie in het bouwen in Overijssel. De grote maatschappelijke vraagstukken in steden vragen om krachtig te sturen en tegelijkertijd de menselijke maat niet uit het oog te verliezen. De menselijke maat wordt dikwijls uit het oog verloren in ­abstracte discussies over stedelijke en landelijke

ontwikkelingen en transformaties. Dit kwam ondermeer duidelijk naar voren in de interviewronde in opdracht van de G4, G32 en het IPO over Verstedelijkingsstrategieën als input voor de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In de Woonkeuken worden de grote vraagstukken verbonden aan straat, buurt en plek. Zo is er een proeflokaal met eigentijdse experimenten, zoals erfdelen, Erinthuis Novito-woning, etc. De verstedelijkingsopgave vereist een eigentijdse bereidingswijze. We zetten deze ingeslagen weg krachtig voort om tot nog meer duurzame resultaten te komen. Door met creativiteit en een onverminderd open houding – los van functies en posities – opgaven aan te vliegen. Dat is best spannend. Maar de eigen kracht van maatschappelijke partners, ondernemers en inwoners is essentieel voor de aanpak van verstedelijking. Mouwen opstropen, durven experimenteren en aan de

71

slag om slimme oplossingen te bedenken op het snijvlak van verschillende disciplines. Want juist daar ontstaan nieuwe ideeën, inzichten en oplossingen voor urgente maatschappelijke opgaven in stedelijke en ook landelijke gebieden.


We gaan VanGasLos! Maar hoe dan?

Sinds kort gonst het overal rond: we gaan aardgasloos wonen. En dat is snel gegaan want twee jaar geleden had nog niemand het hier over. Maar hoe snel gaat het nu werkelijk? En wat is de grootste uitdaging? Zijn dat de kosten of is het de ruimtelijke impact? Decentrale duurzame energie neemt veel meer ruimte in dan fossiele energie. Is er eigenlijk wel draagvlak voor een landschap dat gedomineerd wordt door windmolens en zonnepanelen? Hoe richten we het proces in van de warmtetransitie? Wat is de rol van gemeente? En waarom kan je als gemeente niet vroeg genoeg beginnen met communiceren? Tekst Maya van der Steenhoven

Zonder gas nog steeds een warme douche BEELD: SHUTTERSTOCK

72


73


ENERGIETRANSITIE

O

in ieder geval duidelijk dat bewoners, netbeheerders en gemeenten een grote rol zullen spelen in dit proces.

m het in Parijs afgesloten klimaatakkoord te halen, waarin is afgesproken dat de temperatuur niet meer dan 2 graden mag stijgen, moet 95% CO2 bespaard worden in Nederland in 2050. In de gebouwde omgeving wordt 18% van deze CO2 uitgestoten door middel van aardgas om te koken en stoken. Alhoewel het een gigantische opgave is om alle 7 miljoen woningen, kantoren en kassen van aardgas af te halen, is de uitdaging om de grondstoffen in de industrie of het internationaal transport te verduurzamen nog vele malen groter. In de industrie en transport zijn de alternatieven nog niet uitontwikkeld en daar heeft men meer last van concurrentienadelen met het buitenland. In de gebouwde omgeving kennen we die nadelen niet. We kunnen dus vandaag beginnen.

Ruimtelijke impact als uitdaging Dirk Sijmons laat met zijn recente publicatie ‘Landschap en energie’ de ingrijpende consequenties zien van de energietransitie. In het huidige landschap is (het transport van) energie grotendeels aan het zicht onttrokken. Door de energietransitie zal dit ingrijpend veranderen. Dat dit tot spanningen leidt ervaren we nu al, bijvoorbeeld bij de bouw van windturbines en zonnecentrales. We zitten nu echter pas op 5,9% duurzame energie. De ruimtelijke impact zal dus 20 keer groter worden. Energieproductie zal overal zichtbaar zijn. In een recente studie in de Leidse regio werd gevisualiseerd hoeveel wind, zon, biomassa en aardwarmte er nodig was om het regionale gebruik van elektriciteit en warmte te verduurzamen. Ondanks nog steeds een leiding vanuit Rotterdam met warmte noodzakelijk was, was de impact op de ruimte ongekend. Elk vrij stukje ruimte kreeg een energiefunctie: zonnepanelen (op boten) en windmolens op zee voor de kust, op de duinen, op lege weides, 3 rijen dikken windmolens rond het groene hart, om de 500 m een aardwarmteput (onmogelijk), zonnepanelen op de snelweg en op alle daken. Dit was overigens na een ingrijpende besparingsslag op ons energieverbruik. Het verdient aanbeveling om niet te licht te denken over de transitie. We zullen zo slim mogelijk een combinatie moeten maken van alle duurzame energievormen en niks kunnen uitsluiten. Als één ding duidelijk is, is dat het staat of valt met maatschappelijke acceptatie van energievormen in de openbare ruimte en dat alles nodig is.

Voor aardgas in de gebouwde omgeving zijn vier alternatieven: isolatie, elektrische individuele oplossingen, collectieve warmteoplossingen en groen gas. Op basis van bepaalde kenmerken kan per wijk een bepaalde oplossing de voorkeur hebben. Welke oplossing in de toekomst het grootste aandeel zal krijgen, is echter nog niet zeker. Het is de verwachting dat er tussenvormen van de verschillende maatregelen zullen ontstaan zoals warmtepompen in combinatie met lage temperatuur warmtenetten of hybride groengas systemen. De grootste uitdaging van deze warmtetransitie is om die keuzes te maken die maatschappelijk gezien voor de laagste kosten zorgen, op termijn voor het minste CO2 uitstoot en tegelijk voor de minste impact op de ruimte. Wie deze keus het beste kan maken en waar de kosten komen te liggen zal terugkomen in alle debatten het aankomende jaar. Het is

74


THEMA HIER INVULLEN

“De grootste uitdaging van deze warmte­ transitie is om keuzes te maken.” MAYA VAN DER STEENHOVEN 75


ENERGIETRANSITIE

Ruimtelijke impact nieuwe energievormen Posad / Generation.Energy

gekookt en gestookt en zij zullen de transitie moeten omarmen. Gelukkig staan de meeste bewoners positief tegenover deze transitie. Een groot deel daarvan wil zelfs binnen vijf jaar van gas af.

Sijmons: ‘De essentie van de energietransitie, is dat we de energieopwekking overal in beeld krijgen.’ Zon en wind zijn ‘dunne’ vormen van energie die we over grote oppervlakten moeten oogsten. De molens en panelen waarmee we dat doen, komen pontificaal in het zicht. Welke bronnen we ook gebruiken; er zijn ruimtelijke gevolgen. De zwaai die we de komende decennia gaan maken, zal tot in de haarvaten van de maatschappij merkbaar zijn.’

Om in 2050 aardgasvrije wijken te hebben moet het proces nu beginnen. Dit betekent 250.000 huizen per jaar en 20.000 per maand. Deze transitie zal niet lineair verlopen. Tussen 2018 en 2021 zullen een beperkt aantal wijken van aardgas af gaan en zullen we vooral leren van de eerste ervaringen. Het maken van keuzes ten aanzien van welke wijken als “eerste” van aardgas af gaan, het alternatief in die wijken en het startmoment voor het in gesprek gaan met bewoners, is complex. Tussen 2021 en 2040 zullen meer en meer wijken van aardgas af gaan om in 2040 bij de laatste en moeilijkste huizen aan te komen. Hierbij wordt ook wel gesproken van een S-curve.

Welke rollen zijn belangrijk in de transitie? Gemeenten, bewoners en netbeheerders hebben een belangrijke rol in deze transitie. Gemeenten hebben een regierol in het bepalen welke wijken het eerst van gas af zullen gaan. Zij hebben een voortrekkersrol in het opstarten van het proces, het verzorgen van communicatie en het betrekken van de juiste partijen. Netbeheerders moeten aangeven in welke wijken zij liever niet meer in het gasnet zouden willen investeren en welke maatschappelijke kosten bij welke infrastructuur horen. Bewoners zullen meebeslissen. Het zijn hun huizen waar niet langer op basis van aardgas zal kunnen worden

Dit proces om van aardgas los te gaan wordt nu uitgewerkt op Rijksniveau aan de Warmtetafel, binnen de Green Deal “aardgasvrije wijken” en is onderwerp van vele discussies binnen gemeenten. Er worden tools ont-

76


ENERGIETRANSITIE

Het verloop van het aantal huizen dat van gas af gaat in de tijd: de zogenaamde Scurve

der jaar dat we wachten komen er voor de volgende jaren weer heel veel extra woningen op aardgas bij. En wordt de immense opgave dus alleen maar groter. En de vraag is of we eigenlijk wel achter ons bureau kun-

wikkeld die daarbij kunnen helpen. De overheid denkt druk na over flankerend beleid zoals betere regelgeving, afwegingkaders en subsidies. Zelfs het marktmodel en de prijsstelling van aardgas zijn onderwerp van discussie. Deze transitie kost tijd. Veel tijd. En de oplossingen zijn niet kant en klaar.

Maar als we het nog niet weten? Kunnen we dan niet beter wachten?

“We zitten nu echter pas op 5,9% duurzame energie. De ruimtelijke impact zal dus 20 keer groter worden.”

Omdat we nog niet alles op overheidsniveau hebben uitgedacht, pleiten sommigen ervoor om te wachten. Wachten op een beter wetgevend kader, wachten op een betere prijsstelling voor de alternatieven voor aardgas en wachten op een uitgewerkt proces voor gemeenten om per wijk te kiezen welk alternatief voor aardgas aan zet is. Het probleem is echter dat we reeds vijf jaar op deze uitwerking wachten. En ieder jaar zetten we 100.000 woningen (opnieuw) op aardgas. Daarbij doen we nu een herinvestering in het bestaande aardgasnet waarvan 30% vervangen moet worden. Met andere woorden: ie-

nen verzinnen hoe deze transitie eruit moet zien. Terugkijkend op de eindeloze discussies met voors en tegens van de afgelopen vijf jaar waarin geen echte stappen zijn gezet, constateer ik van niet. Urgenda: De Agenda: Nederland 100% Duurzame energie in 2030 “gemakkelijk zal het niet gaan. Vraagtekens en Dillema’s gaan we zeker tegenkomen, maar die los je niet op

77


ENERGIETRANSITIE

“Om in 2050 aardgasvrije wijken te hebben moet het proces nu beginnen.”

bronnen op het net, soms keuze in producten, soms keuze tussen leveranciers • Lage temperatuur: veel warmtenetten zijn uitgelegd om 100 of 70 graden. Er is een wens om te bewegen naar lagere temperaturen van 50 graden. • Hoog tempo: sommige gemeenten hebben de wens voor 2035 alle woningen te hebben aangepakt • De markt moet het doen: rendabele business case • Niet te veel ruimtelijke impact: geen beleid dat vrij baan geeft voor energieproductie • Stadsgezicht zelfde blijven: vergunningsbeleid hindert duurzame energie • Minimaal geld vanuit de overheid: geen begroting en of menskracht die past bij de ambitie

door actie uit te stellen, maar juist door te beginnen. Door de discussie aan te gaan, stappen te zetten en onderweg oplossingen te bedenken, kunnen we snelheid maken en innovatie stimuleren. Nederland heeft zeer veel kennis, inventiviteit, en ondernemerschap. Laten we die ontketenen.”

De rol van gemeenten in de aardgasloze transitie: leiderschap

De bovenstaande punten zijn vaak zeer lastig met elkaar te combineren of überhaupt vanuit een het hele energiesysteem niet altijd gewenst. Zo is alles lokaal oplossen nogal lastig als je de ruimtelijke impact en de kosten daarvan mee neemt. Zeker als je bedenkt dat we ook nog ons vervoer en onze grondstoffen moeten verduurzamen. Gezien het feit dat veel gemeenten ook vinden dat het stadsgezicht niet te veel mag wijzigen en het zowel de gemeente als de bewoners niet te veel mag kosten, kom je al snel in een tweestrijd. Hetzelfde geldt voor keuzevrijheid. Veel gemeenteraden denken dat marktwerking altijd leidt tot lagere kosten. Dit is echter alleen het geval bij voldoende schaalgrootte. Ervaringen uit de gas en elektriciteitsmarkt zijn snel vergeten maar het heeft ruim 10 jaar geduurd voor dat de kinderziektes eruit waren en marktwerking effect had op de prijzen. De vraag is of een klein net met circa 20.000 bewoners en een of twee bronnen zal leiden tot daadwerke-

Gemeentebesturen en raden hebben een belangrijke rol in de transitie. Deze rol komt met de verantwoordelijkheid om te begrijpen dat deze transitie meer nodig heeft dan het neerleggen van een wensenlijst. In een dergelijk complex en nieuw proces zullen bewoners, gemeenten en bedrijven samen moeten werken om te ontdekken wat wel en niet kan. Gebrek aan kennis leidt tot een versimpeling van de opgave. Het is goed om te beseffen dat de huidige businesscases, regelgeving en kaders volstrekt onvoldoende zijn om het volgende veel voorkomende wensenlijstje te realiseren: • Geen warmte van buiten maar alles lokaal duurzaam • Goedkoop: oftewel goedkoper dan de fossiele variant • Open net en keuze vrijheid: soms betekent dit open toegang voor andere duurzame

78


ENERGIETRANSITIE

3 Er zijn allerlei redenen waarom bewoners van aardgas af willen. Zorg dat je als gemeente bij die redenen aansluit. 4 Zorg dat de communicatie eenduidig is en dat externe communicatie ook intern beleid is. Het is niet geloofwaardig om aan burgers te vragen over te gaan tot ingrijpende veranderingen in hun huis als de gemeenteraad Ik zou dat zelf als volgt willen samenvatten: Toon moed. Sta ergens voor. Dit is de grootste transitie van deze eeuw. We hebben nog niet alle antwoorden en deze gaan we voorlopig ook niet krijgen. We moeten van start om te leren wat op welke plek het beste is. We moeten vertrouwen hebben in onze ondernemers, onze bewoners en onszelf om met creatieve en goede oplossingen te komen voor de toekomst. Dat kunnen we, ik weet het zeker.

lijke concurrentie. In het geval van lokale warmtenetten is toezicht op de prijshoogte voorlopig waarschijnlijk een veel effectiever systeem. We hebben dus binnen gemeenten meer leiderschap nodig. Bestuurders en politici die beseffen dat deze transitie geen antwoorden vooraf heeft. Die lef tonen en beseffen dat samen lerend werken nodig is. Over je eigen schaduw heen stappen, samen verantwoordelijkheid nemen. Huidige wetgeving, lastige businesscases en beleving van de bewoner maken het zeer complex, zoniet onmogelijk. In de aankomende jaren zullen netbeheerders, gemeenten, bedrijven en bewoners vooral moeten leren hoe de warmtetransitie kan en wat ervoor nodig is. We moeten dit zien als de opstartfase waarin doen belangrijk is. Wat we nu leren zal leiden tot betere wetgeving, betere producten en nieuwe concepten en dus tot een versnelling van de warmtetransitie na 2021.

Tot slot We gaan een toekomst in waarin onze verwarming, warm water en koken niet meer fossiel is. Waarin onze luchtkwaliteit verbetert, onze veiligheid en ons wooncomfort. We leveren hier mee een bijdragen aan de aardbevingsproblematiek in Groningen, aan minder afhankelijkheid van dubieuze landen voor aardgas en vooral aan de leefbaarheid van Nederland voor toekomstige generaties. En uiteindelijk is het ook nog goed voor onze portemonnee. Maar het vraagt iets wat we terecht moeilijk vinden: keuzes maken. Wij zijn bang verkeerde keuzes te maken, maar elke dag dat we niet kiezen, gaan we voor fossiel.

Communicatie over aardgasloze wijken: je kunt niet vroeg genoeg beginnen. Gemeenten vinden het lastig om te communiceren over projecten als de kaders en uitkomsten nog niet echt duidelijk zijn. Toch zal dit wel moeten volgens het advies van het communicatie bureau Waai Innovation Partners dat heeft onderzocht hoe de communicatie richting bewoners het beste kan worden opgepakt: 1 Neem de bewoner serieus: betrek hem bij de keuze voor het alternatief en luister. Geef hem invloed op zijn eigen toekomst. 2 Communiceer op tijd: wacht hier vooral niet te lang mee. Zorg dat de burger meegenomen wordt in het proces en niet voor voldongen feiten wordt gesteld.

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

79


Slimme wanden voor conceptueel (prefab) bouwen onuitputtelijke

brandwerend

snel te monteren

schroefvast

thermisch isolerend

stabiele wifi

grondstoffen

geluidwerend

Renovatie en transformatie zijn groeimarkten, en ook de aantrekkende nieuwbouw mag daar weer toe gerekend worden. Het is noodzakelijk kosten te besparen en technische innovaties snel toe te passen. Conceptueel (prefab) bouwen is een onomkeerbare trend. Onze milieuvriendelijke, doordachte producten bieden precies wat u nodig heeft: onbegrensde flexibiliteit. Letterlijk. Met onze wandsystemen, plafonds en prefab-concepten is élke transformatie en élke renovatie mogelijk. Keer op keer, want alles is ook eenvoudig herbruikbaar.

Faay Vianen B.V. • Mijlweg 3 • postbus 116 • 4130 EC Vianen T (0347) 37 66 24 • info@faay.nl • www.faay.nl

Kies je voor comfortabel, duurzaam én mooi, kies dan voor FAAY wandpanelen Faay Vianen heeft voor élke situatie een passend wandsysteem. Milieuvriendelijk geproduceerd van onuitputtelijke grondstoffen. Geschikt voor eindeloos hergebruik! • Eenvoudige montage • Spijker- en schroefvast • Goede brandwerendheid (tot 120 min.) • Goede geluidsisolatie (tot 59 dB) • Voorzien van leidingschachten • Voor nieuwbouw, renovatie en transformatie


Uw partner in energietransitie •

Advies, installatie en onderhoud

Deskundig en oplossingsgericht

Op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen en mogelijkheden

Bel voor een vrijblijvend advies: 088 50 50 300


Leiden wil graag van het gas af BEELD: WIKIPEDIA

Zo gaat de Leidse regio van het gas af 82


Leiden is dichtbebouwd en ook bij de buren is weinig ruimte. Met de ambitie om de economie en de leefbaarheid te versterken, wordt de ­inpassing van de energie­opgave nog urgenter. De regie voor de realisatie van de energie­ transitie ligt weliswaar bij de gemeenten, maar die kunnen het niet alleen. De Omgevingsvisie is daarvoor een belangrijk hulpmiddel. Fred Goedbloed

83


ENERGIETRANSITIE

I

de toepasbaarheid voor de Leidse regio worden nog onderzocht. Het vraagt hoe dan ook om een andere ordening van de ondergrond. Dat is een enorme bottleneck. Je hebt niks aan bronnen als je de energie niet bij de afnemers kunt krijgen.

n Zuid-Holland wordt hard gewerkt om de Warmterotonde te realiseren. Restwarmte vanuit Rotterdamse haven, moet duizenden huizen van warmte gaan voorzien. In Leiden wordt deze restwarmte de nieuwe voedingsbron voor het bestaande stadswarmtenet. Daarnaast ontstaat er de mogelijkheid om bestaande woonwijken, ziekenhuizen en de bierbrouwerij van Heineken aan te sluiten.

Verdergaande elektrificatie Elektriciteit gaat veel belangrijker worden. Toch is er een aantal onzekerheden. De onzekerheden zitten met name in de onduidelijkheid over de opslag van energie en de ontwikkeling van mobiliteit. Het is nu nog lastig te voorspellen of het surplus aan opgewekte energie opgeslagen zal gaan worden in woningen, elektrische auto’s of dat andere buffers gebruikt zullen worden. Waterstof en ammoniak worden genoemd, maar wat dit ruimtelijk betekent aan opslag en transport is onduidelijk. Beide methoden zijn nog in een experimentele fase.

De Warmterotonde is om een aantal redenen goed voor Leiden en zijn buren Leiderdorp en Oegstgeest. Het belangrijkste voordeel is dat het de mix van mogelijke warmtebronnen versterkt. Dat is goed omdat de bouwvoorschriften de verschillende bouwcohorten geschikt of juist ongeschikt maken voor warmtenetten. De woningen die tussen de jaren ‘60-‘80 gerealiseerd werden, zijn bijvoorbeeld bijzonder geschikt voor warmtenetten. De monumenten, de vooroorlogse bouw en de bouw vanaf de jaren negentig zijn dat niet. De beste oplossing voor die woningen is sterk afhankelijk van het bouwjaar en de beschikbare technieken. Voor sommige woningen, denk aan de monumentale binnenstad, zijn die oplossingen er domweg nog niet. Een ruimere keuze uit beschikbare bronnen maakt de energievoorziening van de stad robuuster. Bovendien is de verwachting dat de stad door de juiste mix van bronnen efficiënter van energie voorzien kan worden. In een tijd waarin energie kostbaarder wordt, is dat een voordeel.

Het is in elk geval duidelijk dat er vanwege de verdergaande elektrificatie ‘meer van alles’ zal komen. De oude gemeentelijke netten zijn ooit houtje-touwtje met elkaar verknoopt, dit is het moment om na te denken over een nieuwe robuuste netstructuur. Die inpassing vraagt waarschijnlijk ruimte, veel ruimte. Zo hebben schakelstations de onhebbelijke gewoonte dat ze bij een verdubbeling van capaciteit niet twee keer, maar vier keer zo groot worden. Voor de ontwikkeling van de stad is het nodig om te weten waar die schakelstations en leidingentracés terechtkomen omdat er ruimte voor gereserveerd moet worden. Dat vraagt van de netbeheerders om binnen alle onzekerheden die er zijn toch keuzes te maken.

De andere opties voor warmte zijn in Leiden beperkt. Geothermie in de stad zelf lijkt geen optie omdat de ondergrond niet geschikt is. Op termijn biedt geothermie wel kansen bij de verduurzaming van de Warmterotonde maar dat moment lijkt nog ver weg. Andere alternatieven voor warmte en

Infra-structuren Een Warmtevisie doet uitspraken over die mix van bronnen. Aan die uitspraak is veel

84


THEMA HIER INVULLEN

“Energie is een thema dat als een koekoeks­ jong een plek in het ruimte­ lijke domein opeist.” FRED GOEDBLOED 85


Het kan wel: zonnepanelen op een monumentaal pand

86


ENERGIETRANSITIE

lands is dan een beroemd voorbeeld: iedereen gaat tegelijkertijd water koken. De netten zijn hier nu op gedimensioneerd en de centrales kunnen aan die vraag voldoen. Het is nog een vraag hoe dat opgelost zal worden met duurzame energie.

studie en overleg voorafgegaan. Om een gesprek te kunnen voeren over de toekomst van de energie in de stad, moet eerst de energievraag van nu en in de toekomst in beeld zijn. Daarnaast is in kaart gebracht waar de energievragers en -overschotten in de stad zitten. Minstens zo belangrijk is het om te weten hoeveel energie in de stad zelf opgewekt kan worden. In een dichtbevolkte stad als Leiden valt dat tegen. De daken zijn vaak minder geschikt door een verkeerde oriëntatie of door de hoek van het dak.

“Om de energie­ doelstelling te realiseren is samen­ werken essentieel.”

Om in beeld te brengen hoe de stad de transitie kan maken, is goed contact met de energieleveranciers en de netwerkbeheerders onontbeerlijk. Al was het maar omdat de bestaande gas- en elektranetten met publiek geld zijn aangelegd. Met de keuze tussen uitfaseren of vervangen zijn vele miljoenen gemoeid die ook weer door de consument betaald moeten worden. Desinvesteringen in de bestaande netten zouden zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. Dan gaat het niet alleen over het afstemmen van de werkzaamheden in de stad, het gaat ook over samen bouwen aan een structuur die in staat is de overgang naar een aardgasloze wijk te faciliteren.

Bewoners Wil de energietransitie een succes worden dan is het belangrijk om bewoners te informeren en stimuleren. Leiden doet dat met een netwerk van wijkambassadeurs. Daarvoor zijn koplopers in de energietransitie benaderd. Deze ervaringsdeskundigen zijn gevraagd om buren en andere wijkbewoners te informeren over de energietransitie. Zij ontzorgen geïnteresseerden bij het aanvragen van subsidies en het inkopen van besparingsmaatregelen of energiebronnen. Die werkwijze blijkt zo succesvol dat de subsidiepotten voor duurzame maatregelen na jaren van sluimerend bestaan binnen een jaar bijna zijn op gedroogd. Als het net er niet op is voorbereid, kunnen buurten niet massaal aan de zonnecollectoren gaan. Je wilt immers geen ‘nee’ verkopen aan enthousiaste bewoners. Versnelt, op ad hoc basis, netten verzwaren is echter ook geen optie. Een belangrijke randvoorwaarde is immers dat desinvesteringen in

Een bijkomende complicatie is de capaciteit van het elektriciteitsnet. Het bestaande net is aangelegd om elektra te leveren, niet om elektra terug geleverd te krijgen. Een nachtmerrie voor de netwerkbeheerders is dan ook dat het net overbelast wordt op mooie zonnige dagen en er niemand thuis is om energie te gebruiken Een kwestie die ook nog opgelost moet worden is het opvangen van de pieken. De rust tijdens voetbalinter-

87


Glaswol wordt voor isolatie aangebracht

Daarmee is het meer dan een onderwerp voor alleen de duurzaamheidsprofessionals, je komt dan ook op het terrein van de ruimtelijke ordenaars. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Het blijkt tot nu toe bijzonder moeilijk om de planologen en stedenbouwkundigen ervan te doordringen dat energie een thema is dat als een koekoeksjong een plek in het ruimtelijke domein opeist.

het net worden voorkomen. De aanpassingen die we nu aan de netten doen moeten passen in de architectuur van het net van 2050. Dat vraagt om een visie op het net en een zo flexibel mogelijk uitvoeringsplan. Het moet wel passen.

Ruimtevraag Het is al een aantal keren terloops genoemd: de energietransitie vraagt ruimte.

88


ENERGIETRANSITIE

“Het is een vergissing om je blind te staren op een thema.” Alle gemeenten in het verstedelijkte gebied langs de Oude Rijn kunnen hun duurzaamheidsdoelstelling nooit op het eigen grondgebied realiseren. Willen deze gemeenten hun energiedoelstellingen realiseren dan is samenwerking met alle gemeenten in de regio essentieel. Het is dan een voordeel dat de oplossing voor de energieopgave niet van een bron, maar van een mix van bronnen, moet komen. Het Leidse bestaande warmtenet met haar nieuwe duurzame bron is een van die oplossingen voor het regionale vraagstuk. Net zoals grote zonnevelden in een meer landelijke gemeente dat zijn. Ook zal de energie die buiten het verstedelijkte gebied wordt opgewekt naar de afnemers getransporteerd moeten worden. Daarmee ligt er niet alleen een discussie op tafel over de plekken waar windmolens of zonneakkers het best tot hun recht komen, maar ook waar de tracés moeten lopen en wat dit betekent voor de netarchitectuur rond de stad.

In Leiden en de regio is die combinatie tussen duurzaamheid en ruimtelijke ordening wel gemaakt. Beide bloedgroepen werken intens samen aan een regionale en lokale omgevingsvisie voor 2040. In die context is er een studie gedaan naar het ruimtebeslag die de energietransitie vraagt. Daarmee werd voor het eerst ook duidelijk dat we het niet gaan halen met een paar zonnecollectoren en een enkele windmolen.

Integrale afweging Het is een voordeel om de opgave te bekijken vanuit het perspectief van de Omgevingsvisie. Naar verwachting zullen in de komende 25 jaar nog zo’n 30.000 nieuwe

89


ENERGIETRANSITIE

Omgevingswet op tafel: hoe zal uiteindelijke de afweging tussen alle thema’s worden gemaakt?

“Door het veran­ derende klimaat komen een aantal vaste waarden op losse schroeven te staan.”

Leren van de transitie We leven in een overgangsperiode. Door het veranderende klimaat komen een aantal vaste waarden die we lang als een gegeven hebben beschouwd, op losse schroeven te staan. De manier waarop we met energie om zullen gaan verandert. Maar daar moet je je niet blind op staren. Ook de andere duurzaamheidsopgaven zoals het watersysteem en de hitte vragen ruimte. Ondertussen staat de wereld niet stil en zullen we net als altijd moeten nadenken over het toevoegen van woningen, de economie van onze steden, de veranderende mobiliteit en het vergrijzen en het ontgroenen van de bevolking.

woningen in het verstedelijkte gebied langs de Oude Rijn gebouwd worden. Het energiesysteem dat nu gebouwd is, kan maar beter op die opgave worden uitgelegd.

We weten dat niet handelen geen optie is. Al was het maar omdat de stad dagelijks slijt en we elk jaar onderhoud plegen. Aan het onderhoud en de afschrijftermijn van de openbare ruimte zijn budgetten gekoppeld. Alles wat nu vervangen wordt en waarbij niet nagedacht is over wat de mogelijke consequenties zijn van de energietransitie zou wel eens versneld afgeschreven moeten worden. Dat geld hebben de gemeenten niet.

In die afweging is het ook belangrijk er van bewust te zijn dat naast de traditionele ruimtelijke ordeningsdomeinen als wonen, economie, mobiliteit, water, groen, milieu en erfgoed ook de andere duurzaamheidsopgaven hun plek zullen opeisen. Zo kunnen geothermieboringen in het gebied rond Noordwijkerhout direct van invloed zijn op de watervoorraden in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Ook moet de kans op het ontstaan van mogelijke zoutpilaren en het effect op de teelten in de bollenstreek in die afwegingen betrokken worden. Waarmee maar gezegd is dat het een vergissing is om je blind te staren op een thema, zelfs als het zo een belangrijk thema is als de energietransitie. Het zal ook duidelijk zijn dat bij een dergelijk breed spectrum aan thema’s die tegen elkaar afgewogen moeten worden, de manier waarop die weging wordt gemaakt cruciaal is. Daarmee ligt ook het meest cruciale onderdeel van de

LEES MEER Dit artkel is ook online te lezen

90


Jan Luykenlaan, Den Haag

Renovatie met behoud van karakter en gevelbeeld De Haagse wijk Moerwijk is een enerverende wijk in onze regeringsstad. Dit deel van Den Haag wordt gekenmerkt door haar karakteristieke woningbouw. Het groot onderhoud, wat onder andere moest leiden tot een opwaardering naar A-label, riep dan ook vragen op. Met name was men huiverig over het behoud van het oorspronkelijke karakter van de portiekflats. Een belangrijk uitgangspunt van het ‘levensduur-groot-onderhoud’ is een nieuwe gebouwschil. Er werd een buitengevelisolatie systeem aangebracht op de bestaande gevel, waarbij de kenmerkende betonkaders zichtbaar blijven. Gekozen werd voor een fraaie afwerking met minerale steenstrips. Zo blijft niet alleen het oorspronkelijke metselwerk karakter behouden, maar zijn de gevels energetisch klaar voor de komende dertig jaar.

Hoogwaardige buitengevelisolatie met een gevelbekleding van minerale steenstrips combineert het beste van twee bouwmethodes:

Een oer-Hollands gevelbeeld én een extreem slank en goed geïsoleerde gevelconstructie. Minerale steenstrips zijn dun, duurzaam lichtgewicht, onderhoudsarm en vooral héél veelzijdig. Meer weten? Ga dan naar www.sto.nl.


HANS MOMMAAS directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving

92


I NTERVIEW

“De regio aan zet” “Wie heeft het beter in kaart dan de regio?” Hoe krijg je een brede maatschappelijke beweging in de enorme opgave van de energietransitie? Paul Gerretsen, hoofdredacteur van Ruimte en Wonen, ging voor dit nummer in gesprek met Hans Mommaas, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving over de verschillende spelers, onzekerheden en de Omgevingswet. Tekst Tony Jacobs en Paul Gerretsen  Beeld PBL

Paul Gerretsen: “De energietransitie is een enorme opgave waarvan je bijna denkt dat het niet kan. Maar we kunnen dit wel. De vraag is alleen: hoe krijg je een grote en brede maatschappelijke beweging in die energietransitie?” Hans Mommaas: “Er zijn veel onzekerheden en een situatie van onzekerheid is lastig voor partijen om in te opereren omdat er geen zekerheid op lange termijn is. De primaire rol voor een instituut als PBL is om in die onzekerheid uitzicht te bieden. Je moet de opgave helder gedefinieerd krijgen en permanent een barometer in het proces steken. Er komen daarbij twee componenten bij elkaar in ons werk. De eerste is de wat-vraag: wat is de opgave? De tweede is de hoe-vraag: hoe ga je het vervolgens inrichten? In allebei die vragen proberen we inzicht te bieden.” PG: “Op de ‘wat’ heb ik redelijk zicht. Maar de ‘hoe’…” HM: “Het PBL heeft een bak aan data waarin de fysieke en de energetische component even sterk aanwezig zijn. We kunnen bij wijze van spreken tot op huisniveau analyseren wat de opgave is en we kunnen er allerlei scenario’s bij maken. Het is nu zaak dat die data worden ingezet voor het versnellen van het maatschappelijk ontwikkelproces, dus niet alleen voor rapporten.”

93


PG: “Dat is dus de hoe-vraag. Ik ben benieuwd hoe jullie dat gaan doen.” HM: “Verkennen, verbeelden, verbinden is daarbij het motto. Je moet de data op het juiste schaalniveau hebben. Met die data aan de hand kunnen regionale stakeholders een voorstelling maken van hoe het nieuwe energielandschap eruitziet. Dat kun je samen met anderen doen. Dat is de derde component: de verkenning en verbeelding in dienst zetten van coalitievorming. Regionale stakeholders moeten regionale energielandschappen gaan ontwerpen. Dat zijn woningcorporaties, bedrijven, bestuurders, burgerorganisaties. Wij kunnen met onze data daarbij helpen.” PG: “Tijdens de afgelopen Landschapstriënnale viel me op dat iedereen blij was met een nationaal perspectief. Dat perspectief geeft een houvast. Tegelijkertijd denk ik dat we hier op rijksniveau qua wenkende perspectieven in een periode van droogstand zitten. We zijn nu erg trots dat we onze treinstations, maar die beslissing is wel in 1995 in gang gezet. Nu wil iedereen snel door, maar er is geen plan. Er is geen enkele basis om op die manier door te gaan.” HM: “We hebben een economische crisis achter de rug, die heeft er stevig ingehakt in de vastgoedsector. We zijn ook bezig met een stevige beleidstransitie: van oude structuurvisies naar de Omgevingswet toe. Ik zie overal, misschien minder op rijksniveau maar zeker op regionaal niveau, nieuwe ideeën ontstaan. Niet alleen op het gebied van wonen, maar ook op landschapsgebied en infrastructuur. We zitten in een transitiefase. Maar ik heb het idee dat we langzamerhand veel bouwstenen in de juiste positie hebben om de volgende stap te zetten. In het bestuur en beleid zijn we nu stevig aan het regionaliseren. De regio wordt een nieuwe actor en is dus niet alleen maar een fysieke ruimte.” PG: “Dan is het toch interessant dat in die nieuwe Omgevingswet de regio helemaal niet wordt geactiveerd.” HM: “Voor je het weet zit je in een hele ingewikkelde discussie over bestuurlijke vorming in de regio. Daar moet je uitblijven. Laat de provincies en gemeenten maar samenwerken, die moeten het doen. Dus geen nieuwe bestuurlijke concepten. Gewoon samenwerken vanuit de inhoud. Daarin zit de regio wel degelijk als actor, maar niet als nieuwe bestuurlijke entiteit. De stevige overtuiging is dat de regionale schaal nu aan zet is.” PG: “Uit een recent onderzoekje naar verstedelijking viel mij op dat het grootste deel van de serieuze opgave heel goed op regionale schaal opgepakt kan worden. In de G32-steden zit ontzettend veel kracht. Als die steden in staat zijn hun omgeving te activeren en mee te nemen, heb je al een oplossing in huis.” HM: “Daarom was ons motto voor de Balans voor de Leefomgeving in 2016 ook:

94


I NTERVIEW

‘Richting geven, ruimte maken’. Richting geven op nationaal niveau moet je zien in dienst van het ruimte geven op regionaal niveau. De besturen van de G4 en G32 zitten met enige regelmaat om de tafel. Wat ik interessant vind, is dat men naast elkaar gaat zitten en met het Rijk nadenkt en signalen afgeeft, zoals: het moet niet alleen maar gaan om vakkenvullen. Het gaat over vormgeven van stedelijke kwaliteit.”

“De hele opgave is het vinden van goede verdienmodellen”

PG: "Het goede nieuws is dat de transitie voor de gehele gebouwde omgeving niet onze grootste opgave is. Die transitie is voorstelbaar, maar hij is massief. Maar technisch kunnen we het nu al.” HM: “Technisch kan het, maar het gaat vooral over het organiserend vermogen. Verdienmodellen. Hoe bouw ik daar nou massa in op? De hele opgave is, los van de ontwerpopgave, het vinden van goede verdienmodellen, de verdeling van lusten en lasten tussen partijen en op de korte en lange termijn, en om daar beweging in te krijgen.” PG: “Als je naar de corporatiesector kijkt, dan moet dat toch kunnen. Die hebben het bezit, de massa. Wat houdt ze dan nog tegen?” HM: “De afgelopen jaren is de corporatiesector in een ingewikkelde interactie verwikkeld geweest met de overheid. De sector heeft zichzelf een beetje te groot gemaakt. Dat leidde ertoe dat er veel minder aandacht gegaan is naar inhoudelijke kwesties. Die aandacht moet weer terug.” PG: “Dat is de corporatiesector, maar bij particuliere woningbouwbezit is het interessant te zien hoe het daar heel snel kan gaan door het gevoel: ik kan het zelf wel. Tegelijkertijd schuilt daarin ook een gevaar: de mensen die kunnen zorgen voor collectieve systemen doen dat niet omdat ze het individueel oplossen. Is daar goed op te sturen?” HM: “Ja, het is te besturen. Maar ook daar speelt weer de onzekerheid. Ook voor gemeenten. Wat is bijvoorbeeld het juiste moment om over te gaan op andere energieprincipes? Op welke technologie ga je inzetten? Daarvoor geldt dat je dat in deze fase alleen maar adaptief kunt doen. Er is geen one-size-fits-all. Dat betekent dat elke gemeente ontzettend duidelijk haar energielandschap in kaart moet hebben. Een kansenkaart: waar kunnen we uit de voeten met geothermie? En waar met een warmtenet? PBL kan helpen het energielandschap in kaart te brengen.”

95


“Veel bouw­ stenen liggen in de juiste positie om de volgende stap te zetten” HANS MOMMAAS 96


I NTERVIEW

PG: “Op welke korrelgrootte moet men dit doen? Regio, gemeente, wijk?” HM: “Dat is op het niveau van wijken. Want de grondcondities in wijken variëren. Afhankelijk van die condities weet je welke techniek je moet toepassen. Wat je zou willen is dat de gemeenten in hun omgevingsvisie ook een energievisie vastleggen. We zitten nu in een fase dat lokale spelers zich goed op de hoogte moeten stellen van het landschap waarin ze opereren en wat de opgaven zijn. De vervolgfase is dat je met elkaar de verbeelding gaat activeren en kijkt wat de investerings- en verdienmodellen achter die opgaven zijn. Dan kom je tot de vraag: waar zitten de knoppen in dat verdienmodel en kun je met elkaar in gesprek gaan om het anders te organiseren. Maar daar zijn we nog niet.” PG: “In die zin is er een governancestructuur à la het Deltaprogramma, maar dan in het kwadraat als je ziet hoeveel stakeholders ermee te maken hebben.” HM: “De uitdaging zal zijn om de energieagenda op een goede manier te ver­ knopen met een aantal andere agenda’s, waaronder dus die van de woningbouw. Tilburg was een van de eerste steden met een eigen omgevingsvisie, waar de regio nadrukkelijk was ingebouwd. In hun omgevingsvisie hadden ze inhoudelijke dossiers gekoppeld aan netwerken van stakeholders.” PG: “De regionale schaal is ontzettend belangrijk. Daar kan je een ­heleboel in oplossen. Aan de andere kant: de gebouwde omgeving ­bestaat niet alleen uit woningen. Als je kijkt naar bedrijfsvestigingen dan zijn daar nog ontzettend veel kansen uit te halen. Daar kan je in no time verbetering in brengen, maar dat gebeurt niet. Dan vraag ik me af of die regionale schaal wel de aangewezen partij is.” HM: “Hoe zou je dat nationaal kunnen organiseren? Het gaat allemaal om regionale bedrijventerreinen. Wie heeft dat beter in kaart dan de regionale partijen? Laten we even uitgaan van hogedrukregio’s. Het is toch evident dat wanneer je als stad een enorme woningbouwopgave hebt en veel leegstand van kantoren, zelf contact zoekt met de partijen in de regio en daar afspraken mee maakt? En wat let je als gemeente om op te schalen? Andere partners te zoeken bij het Rijk? Waar ik voor pleit is dat die centrale-decentrale as veel meer tot leven komt en dat er meer communicatie op en neer gaat plaatsvinden.”

LEES MEER Ook dit artikel is online te lezen.

97


ENERGIETRANSITIE

Momentum voor het warmtenet Het overschakelen op warmtenetten is een cruciaal onderdeel binnen de energietransitie om onze steden in de toekomst robuust en energieneutraal te maken. In de afgelopen jaren is sterk ingezet op zonnepanelen en de isolatie van gebouwen en daar zal in de komende jaren ook de uitbreiding van lokale warmtenetwerken bij moeten komen. Tekst Renee Heller en Frank Suurenbroek

V

anwege een combinatie van drie ontwikkelingen ontstaat momentum: 1) de beleidskeuze voor een gasloze stad in 2050, mede gedragen door het regeerakkoord en de doelstellingen voor Parijs nopen tot snelheid; 2) de invoering van de Omgevingswet in 2021 betekent dat provincies en gemeenten de komende jaren integrale ruimtelijke structuurkeuzes maken in hun Omgevingsvisies; 3) de explosieve toename van het aantal (grootschalige) gebiedsontwikkelings- en

98


Het Mijnwater netwerk BEELD MIJNWATER

99


ENERGIETRANSITIE

herontwikkelingsprojecten zorgt voor concrete ruimtelijke projecten met een juiste schaal om warmtenetten aan te leggen. De keuze voor een warmtenet is echter geen vanzelfsprekend onderdeel van de traditionele ruimtelijke ordening, laat staan van individuele concrete gebiedsontwikkelingsprojecten. Vanwege het momentum is het derhalve cruciaal om de dilemma’s en mogelijke oplossingsrichtingen voor de aanleg van warmtenetten juist nu opnieuw voor de praktijk van de ruimtelijke ordening te ontsluiten. In deze bijdrage proberen we precies dit te doen. Het artikel is hierbij als volgt opgebouwd. Eerst introduceren we de nieuwe generatie warmtenetten – en meteen ook ons driejarig actie-onderzoek HeatNet, waarbij we de implementatie van zes warmtenetpilots in Noordwest-Europa volgen en evalueren (zie kader over HeatNet). Vervolgens schetsen we de vier te verwachten barrières en de oplossingsrichtingen die we zien ontstaan. We sluiten onze bijdrage af met enkele aanbevelingen op structuurniveau en enkele praktische handreikingen op projectniveau. De transitie naar een gasloze en CO2 neutrale samenleving redden we niet alleen met het energiezuinig maken van gebouwen. Er blijft een warmtevraag (tapwater en woningverwarming) waarin moet worden voorzien. Niet alles kan of hoeft elektrisch, zeker niet als er in de omgeving beschikbare bronnen voor restwarmte aanwezig zijn. Er is nu al te weinig dakoppervlak op appartementengebouwen en flats om aan de elektriciteitsvraag te voldoen. Als we in de toekomst meer warmtepompen en elektrische auto’s gaan gebruiken neemt de vraag hiernaar alleen maar toe. Recente rapporten laten zien dat het kosteneffectiever (Hoogervorst 2017; Vliet e.a. 2016; Blom e.a. 2014) is om voor som-

mige stedelijke locaties collectieve installaties te gebruiken waarmee warmtebronnen en gebruikers op gebiedsniveau worden gekoppeld, in plaats van verregaande isolatie en elektrificatie. Voor andere plekken is elektrificatie juist wel weer een passende oplossing. Met name in en rondom steden liggen vele (rest)warmtebronnen, zoals industrie, elektriciteits- of afvalcentrales, waarvan de warmte anders verloren gaat door de schoorsteen. De bestaande grote warmtenetten in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht gebruiken dit type restwarmte. Kenmerkend is het gebruiken van zogenaamde hoge temperatuurnetten, in het jargon: de derde generatie warmtenetten (Lund e.a. 2014) Recent wordt echter ook gewerkt met nieuwe vierde generatie warmtenetten. Hierbij gaat het om netten met veel lagere temperaturen, van 30°C tot 70°C Door te werken met lagere temperaturen wordt een groter aantal beschikbare duurzame bronnen ontsloten, is verlies in het net lager en zijn er kleinere pijpdiameters en minder pompenergie nodig. Het pilotproject Mijnwater in Heerlen is een voorbeeld waarbij de lagere temperatuur warmte uit de oude mijnschachten wordt gebruikt voor kantoren en woningen. De schaal en omvang van de te koppelen gebouwen is afhankelijk van de bron, maar kan door het verbinden van warmtenetwerken en of bronnen geleidelijk worden vergroot.

Koppeling met gebiedsontwikkeling: barrières en oplossingen Een warmtenet lijkt vooral een technische opgave, maar de kans op een succesvolle toepassing wordt groter als het een actief integraal onderdeel van de ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling vormt. Ten eerste toont de gebiedsontwikkeling litera-

100


“De keuze voor een warmtenet is geen vanzelf­ sprekend onderdeel van de traditionele ruimtelijke ordening.” RENEE HELLER EN FRANK SUURENBROEK 101


tuur dat de transfer van complexere ambities een actieve procesgang vereist om van ambitie tot uitvoering te komen (zie o.a. Salet 2008; De Rooy 2009; Teisman 2009). Ten tweede vraagt de implementatie van warmtenetten een integraal perspectief om de te verwachten barrières op te lossen. Onderstaand schetsen we de vier gangbare barrières die ook de pilots van HeatNet ervaren en enkele oplossingsrichtingen die ze daarvoor onderzoeken.

1  Consument en keuzevrijheid Dit is een cruciale culturele barrière bij de ontwikkeling van warmtenetten. De oplossing voor deze barrière ligt zowel bij de organisatie van het proces als bij de arrangementen van het eindproduct. Binnen de pilots van HeatNet blijkt uit de stakeholderanalyse dat de meeste projecten nog niet in contact zijn met de beoogde eindgebrui-

kers. De pilots hebben nu acties in hun proces opgenomen om deze stap te zetten, zo zijn in Kortrijk en Aberdeen ‘warmtenet-ambassadeurs’ aangesteld. De afgelopen decennia is bij de verduurzaming van de bouw met soortgelijke culturele barrières veel ervaring opgedaan. In het Energiesprongprogramma blijkt bijvoorbeeld dat woningcoöperaties die hierbij goed met de bewoners samenwerkten veel meer succes in hun project realiseren. (bronvermelding: zie internet) Een deel van de oplossing ligt echter daarnaast in het arrangement van het warmteproduct voor de eindgebruikers. Bij de ontwikkeling van warmtenetten is Denemarken een goed voorbeeld. Daarin zijn in sommige gevallen eindgebruikers aandeelhouder van hun lokale warmtenet en hebben daarmee inspraak in het besturen en functioneren van het net (Chittam e.a. 2014).

102


ENERGIETRANSITIE 2  Robuustheid en leverings­ zekerheid Leveringszekerheid is bij iedere energievoorziening belangrijk en zeker als er een nieuwe infrastructuur wordt aangelegd. Binnen de bestaande warmtenetten blijkt de robuustheid geen probleem, maar met de 4e generatie warmtenetten wordt de leveringszekerheid door het gebruik van lage temperatuur aanzienlijk vergroot. Er zijn veel meer bronnen beschikbaar waaruit lage temperatuur gewonnen kan worden. De pilots binnen HeatNet hebben daarom een back-up installatie. In Heerlen, Boulogne-sur-Mer en Kortrijk wordt bovendien de stap gezet om losse netten te koppelen waardoor meerdere bronnen en buffers worden gekoppeld, wat de flexibiliteit, regelbaarheid en de robuustheid vergroot.

3  Omvang en groei Warmtenetten zijn een oplossing op gebiedsniveau, maar de schaalgrootte van een netwerk kan al vanaf enkele tientallen aangesloten gebouwen. De minimale voorwaarde is een te koppelen restwarmtebron (aanbodzijde) en voldoende dichtheid aan gebouwen (vraagzijde). Dit omdat het transporteren van warmte over grotere afstanden een zekere schaal van de afname vereist om niet te veel warmte te verliezen. De mogelijkheden voor warmtenetten zijn uit te drukken in kengetallen voor een minimale warmtedichtheid en maximale afstand tot de productie-eenheid. Er is in de Europese Peta atlas gemaakt in het HeatRoadmap Europe project, op kaarten na te gaan waar restwarmtebronnen zijn en voldoende warmtedichtheid is. Deze warmtepotentieel kaarten zijn ook door de part-

ners in het HeatNet-project gemaakt. Binnen de pilots is gestart met een klein en overzichtelijk aantal institutionele partners als universiteiten, ziekenhuizen en corporaties. De gebouwen, bron en grond zijn daarbij in het bezit van een compact

“Warmtenetten zijn eigenlijk nuts­voorzieningen.” aantal partijen. In de initiatieffase wordt echter ook de mogelijke schaalsprong verkend. Warmtenetten kunnen geleidelijk worden verknoopt tot grotere samenhangende netwerken van bijvoorbeeld 100.000 gebouwen.

4  Businesscase en businessmodel De aanleg van warmtenetten is een grote (voor)investering. Er zijn meerdere transities op gebieds- en gebouwniveau noodzakelijk. De realisatie van warmtenetten lijkt te vergelijken met de grootschalige aanleg van de belangrijkste nutsvoorzieningen van de stad aan het einde van de 19e eeuw. Deze werden ook ten tijde van intensieve ruimtelijke ontwikkelingen aangelegd en beschouwd als het grondwerk die de juiste condities voor de moderne stad organiseert. De hedendaagse warmtenetten zijn onderdeel van het “grondwerk” om de steden met de energietransitie toekomstbestendig te maken. Ten behoeve van een sluitende businesscase zijn de volgende drie (samenhangende) strategieën te verkennen.

103


Aanleg warmtenet in Kortrijk

a De aanleg van een lokaal warmtenet is een structuuringreep voor decennia. Als zodanig is het een onderdeel van de energietransitie waarbij de maatschappelijke kosten baten (MKBA) het passende referentiekader vormt en niet de gasprijs, zoals nu dikwijls het geval is. Voorbeelden van MKBA-studies voor warmtenetten

zijn op meerdere plekken beschikbaar en blijken rendabel (zie o.a. Blom e.a. 2014; Hoogervorst 2017). b Draagvlak vanuit de overheid en vanuit de toekomstige gebruikers is cruciaal. Denemarken is hiervoor een leerzaam voorbeeld. De politieke ambitie vormde een belangrijke aanjager in de transitie

104


ENERGIETRANSITIE

kale overheid bij uitstek een belangrijke rol kan spelen. Politieke publiekelijke steun beïnvloedt sterk de voorspoedige aanleg van het warmtenet. c In de ruimtelijke ordening zouden we de Omgevingswet – en met name de Omgevingsvisie moeten inzetten. Dit om op structuurniveau de mogelijke gebieden voor nieuwe warmtenetten te selecteren en de aanleg van een warmtenet als onderdeel van het programma van eisen mee te geven. Daarnaast bieden grootschalige gebiedsontwikkelingsprojecten de kans om een deel van de investeringen van het gezamenlijke warmtenet in de gezamenlijke kosten van de gebiedsontwikkeling op te lossen.

Conclusies

naar een energiesysteem dat voor 63% uit collectieve warmte en voor 48% hiervan uit duurzame energie bestaat (Gerdvila 2017; Chittum 2014). In de pilot van Aberdeen zien we een andere stimulans van de overheid. De Schotse wet verplicht elektriciteitscentrales om een deel van de restwarmte productief in te zetten. Ten slotte blijkt in de andere pilots dat de lo-

Als onderdeel van de energietransitie bieden warmtenetten een belangrijke kans om stedelijke gebieden die geografisch nabij geschikte duurzame bronnen liggen structureel van warmte te voorzien. De aanleg van warmtenetten is een duurzame structuuringreep en vraagt daarmee een overheid die de aanleg steunt en daarvoor de juiste condities schept. In zekere zin is de aanleg van warmtenetten vergelijkbaar met de modernisering van de 19e-eeuwse stad. We kunnen en moeten nu de condities voor de toekomstige stad gereed maken. Warmtenetten zijn juist in stedelijke gebieden een noodzakelijk onderdeel van de energietransitie. Met alleen het isoleren en de aanleg van zonnepanelen en windmolenparken kunnen we immers niet volledig duurzaam aan de toekomstige vraag naar energie en warmte voorzien. Zeker niet als het elektrisch rijden ook doorzet. Praktisch vereist de aanleg van warmtenetten ingrepen op zowel gebieds- als gebouwniveau. De huidige ontwikkelingen in

105


Het regel- en verdeelstation van het warmtenet is geplaatst BEELD: MIJNWATER

106


ENERGIETRANSITIE

HeatNet HeatNet is een samenwerkingsproject tussen zes pilots waarin wordt gewerkt aan de introductie en demonstratie van 4e generatie warmtenetten in Noord West Europa. Deze zijn gesitueerd in Dublin, Heerlen, Kortrijk, Plymouth, Aberdeen en Boulogne sur Mer. De kennispartners in het samenwerkingsproject zijn Codema, HvA, UGent, Les 7 Vent, EnergyCities, Leijedal, CAP2020 en Cerema. HeatNet wordt gecofinancierd door het Europese Interreg North-West Europe programma. De projectinvesteringen zijn voor de fase van 2016 tot 2019 11,5 miljoen euro.

de ruimtelijke ordening bieden daarom een kans om ook de aanleg van warmtenetten mee te koppelen. Met de gemeentelijke Omgevingsvisie kunnen op structuurvisie-niveau de locaties die het beste geschikt zijn voor de transitie naar warmtenetten worden aangewezen. De concrete gebiedsontwikkelingsprojecten bieden vervolgens de kans om de ingreep te integreren met de ingrijpende werken die toch al op gebouw en gebiedsniveau worden ondernomen. Vanwege de nieuwe Omgevingswet, de voornemens in het regeerakkoord en de gebiedsontwikkelingsprojecten kan de lokale politiek het voortouw nemen en de juiste facilitering en condities scheppen. Opdat het vervolgens ook samen met ontwikkelaars en de toekomstige eindgebruikers wordt vormgegeven. 

LEES MEER Lees online het artikel met literatuurlijst en voetnoten

107


“Zet de ambitie voorop”

108


Over 32 jaar moeten alle Nederlandse woningen energieneutraal zijn. Een gigantische opgave, waarvan nog niemand precies weet hoe dit moet gebeuren. Waar begin je? Woningcorporatie Elkien uit Friesland trok de verantwoordelijkheid naar zich toe en zette haar ambitie voorop. Afgelopen zomer opende ze een waterzuinige buurt. Geroemd wordt vooral de intensieve samenwerking met verschillende partijen. Tekst Tony Jacobs Beeld Miriam van Dun

109


ENERGIETRANSITIE

H

et is moeilijk voor te stellen, vertelt Wiebo de Visser (78) over zijn wijk Noorderhoek I in Sneek, maar vroeger waren dit toch echt weilanden. “Hier zocht ik als kleine jongen in het voorjaar naar kievietseieren”, zegt hij breed lachend. De Visser is een Noorderhoeker in hart en nieren: als peuter verhuisde hij samen met zijn ouders naar het eerste deel van de wijk, dat halverwege de jaren ‘20 en ‘30 gebouwd werd. Het tweede deel werd gebouwd na de oorlog in, voor een groot deel, typische wederopbouwstijl. Later kwam De Visser er samen met zijn vrouw te wonen. In het begin was er een hechte gemeenschap, herinnert De Visser zich, maar dat veranderde in de loop der jaren: “Successievelijk kwamen er nieuwe bewoners die het leven een beetje minder nauw namen dan de anderen. Je zag al gauw rotzooi voor de deur, politie in de straat. Dan zie je zo’n wijk verpauperen.” Op stedenbouwkundig niveau werden ook grote verschillen zichtbaar, vertelt Henk Heikema van der Kloet, portefeuillemanager bij de Friese woningcorporatie Elkien. “De Noorderhoek is een wijk met twee gezichten. Het vooroorlogse deel heeft een hoge stedenbouwkundige, architectonische kwaliteit. Bij het andere deel was er een enorme versobering in architectuur en stedenbouw.” Daarnaast raakte de verdeling koop- en huurwoningen uit balans. “In het oudere deel stond voornamelijk koop, in het nieuwere deel huur. Er was binnen de wijk een scherp onderscheid ontstaan tussen oud (de betere woningen) en nieuw (de slechtere woningen).” Het opknappen van de bestaande bouw was volgens Van der Kloet geen optie. Daar was de kwaliteit te

slecht voor. De woningen waren na de eeuwwisseling echt op: een herstructurering was meer op z’n plaats.

WaterSchoon Rond diezelfde tijd had de Wageningen Universiteit een nieuw sanitatiesysteem bedacht, WaterSchoon, waarbij het afvalwater in de woning wordt gescheiden en decentraal wordt verwerkt. De universiteit zocht alleen nog een gemeente die bereid was het experiment met hen uit te voeren. Na verschillende afwijzingen in andere plaatsen, klopte de universiteit aan in Sneek. Daar werd het project wel met enthousiasme ontvangen. “In andere gemeenten dachten ze al snel in problemen en risico’s”, vertelt Van der Kloet, maar in Sneek gebeurde iets anders: “Hier zochten we niet naar problemen om daar vervolgens oplossingen voor te vinden. We hadden de ambitie vooropstaan. We maakten aan de achterkant wel afspraken voor als het mis zou gaan, maar die stonden niet op de voorgrond. Dat noem ik ook als een van de succesfactoren van dit project: we hebben het proces gekanteld.” Bij het WaterSchoonproject worden in de woning twee waterstromen gescheiden: grijswater (douche, vaatwasser, wasmachine, keukenkraan) en zwartwater (toilet, voedselrestenvermaler). Deze twee stromen komen uit op een waterzuiveringssysteem dat midden in de wijk is ondergebracht. Uit het grijswater, dat zo ongeveer een temperatuur van 30 graden Celsius heeft, wordt warmte teruggewonnen. Uit het zwartwater, dat via een speciaal vacuümriool loopt, wordt met behulp van micro-organisme biogas geproduceerd wat weer gebruikt wordt voor de energievoorziening in de wijk.

110


THEMA HIER INVULLEN

“Als we op de traditionele manier bouwen, schuiven we de vernieuwings­ slag vooruit.” HENK HEIKEMA VAN DER KLOET 111


ENERGIETRANSITIE

Het was een spannende uitdaging, die de corporatie Elkien wel wilde aangaan. Daar waren meerdere redenen voor: “Innovatie is nodig om tot verduurzaming en die energietransitie te komen”, zegt Van der Kloet. “Daarnaast willen we de woonlasten van de huurders laag houden, door de energiecomponent in de klauwen te houden. Een derde belangrijk element is investeren in ons vastgoed. Als we op de traditionele manier bouwen, schuiven we de vernieuwingsslag vooruit en we willen voorkomen dat die hoos aan vernieuwingen zich concentreert rond 2050. Wij willen dat wat uit elkaar trekken en een voorsprong creëren. En er is een maatschappelijk element: hoe zorgen we ervoor dat duurzame innovaties voet aan wal krijgen? Daar nemen we onze verantwoordelijkheid in.” Het project werd eerst op een veel kleinere schaal (ongeveer een twintigtal woningen) uitgevoerd ergens anders in Sneek: “Maar na de proefperiode kwam al snel de ambitie om het uit te rollen in een grotere wijk. Toen zijn we gaan kijken welke wijk zich daarvoor zou lenen. De Noorderhoek was eigenlijk de enige kandidaat, omdat daar de herstructurering zou starten.”

Samenwerking Als actieve wijkbewoner was De Visser voorzitter van de huurdersvereniging Houkewier en van de commissie die zich zou bemoeien met die herstructurering. Zodoende heeft hij het hele traject op de voet kunnen volgen: 282 woningen werden gesloopt, en het recht-toe-recht-aan-stratenpatroon maakte plaats voor een logischere en sfeervollere indeling en architectuur, zoals die van een jarendertigwijk. Geen gemakkelijke opgave: “Dat was een heel traject”, vertelt De Visser. “Dat heeft jaren ge-

kost. Echt ongelooflijk wat je tegenkomt.” De Visser herinnert zich een onderzoek naar de vogels. In het gebied bleek de gierzwaluw te vliegen, een beschermde vogelsoort. En in een van de flats was ook nog eens een vleermuis genesteld. “Dat moest allemaal veranderen, voordat er gebouwd kon worden.” Ook op bestuurlijk niveau moesten er volgens Van der Kloet obstakels worden overwonnen. “Om een bedrijf mee te krijgen was relatief simpel. Zij hebben vooral een eendimensionaal verlangen: zit er marktpotentie in? Ook bij de corporatie was het niet ingewikkeld, als je eenmaal die ambitie gesteld hebt. Maar bij een bestuurlijk apparaat zoals het waterschap of de gemeente, lag dat ingewikkelder. Daar was een belangrijke succesfactor dat er een enthousiaste wethouder zat die in die verduurzaming stappen wilde zetten. Het kwam goed uit dat wij door andere projecten al zeer regelmatig met de gemeente aan tafel zaten”, vertelt hij. “Dat was een tweede succesfactor: intensief contact tussen alle belanghebbenden.” En die belanghebbenden, dat zijn er nogal wat: de Universiteit Wageningen, het bedrijf Landustrie, het wetterskip Fryslân, de gemeente, de corporatie. Vijf partijen met ieder hun eigen belangen en ambities. Van der Kloet: “Je moet onderkennen dat die belangen er zijn en aan die belangen ruimte durven geven. Zoals bijvoorbeeld de commerciële belangen van het bedrijf. Het is goed om te weten waar deze liggen, en wat de grenzen en mogelijkheden zijn. Van daaruit moet je gaan werken: hoe kun je die belangen een verantwoorde plek geven?” De universiteit en het bedrijf zetten samen een onderneming op (DeSaH BV) en werden daarmee sturend op de inhoud van het

112


ENERGIETRANSITIE

concept. De corporatie overzag het proces en de voortgang. Van der Kloet: “Wij moesten ervoor zorgen dat er beweging in bleef zitten.” En dat ging met ups en downs: financiële tegenvallers, onzekere subsidies, kosten die hoger uitkwamen dan beraamd. “Dan is het de uitdaging om de partijen bij hun ambities te houden en op een redelijke manier de kosten en risico’s te verdelen. Je moet voorkomen dat de ene partij roofbouw pleegt op de andere.” Daarnaast heeft het ook geholpen dat het project al veel aandacht kreeg van buitenaf. “Een beetje gemeen maar als je een uniek project neerzet met veel exposure, maakt dat het ook moeilijker voor een partij om eruit te stappen.”

Trots

2011 de eerste fase van het project. Hij bekeek de zuiveringsinstallatie en bezocht de eerste bewoners. Dat laat wel zien hoe speciaal dit project is, vindt De Visser. “Ik heb hem toen ook mogen toespreken”, zegt hij trots. “Dat was een hele belevenis.” Dat de bewoners er zo bij betrokken werden, was een bewuste keuze. Volgens Van der Kloet een belangrijke factor: je moet de eindgebruiker heel snel en heel serieus erbij betrekken. Laat haar niet een figurant zijn, maar zet haar op een podium. “Bij het eerdere proefproject merkten we dat er veel

“Werk vanuit de vraag: hoe kun je de belangen een plek geven?”

Niet iedereen was in het begin blij met de grote plannen, weet De Visser. Er werden meer woningen gesloopt dan dat er terugkwamen. Wijkbewoners moesten gedwongen verhuizen, en sommigen konden niet meer terugkeren. “Er waren een aantal mensen die tegen de sloop waren”, herinnert De Visser zich. “De SP ging zich ermee bemoeien, plakte biljetten. Maar het kon niet anders: de woningen waren echt op.” Bij een herstructurering is het moeilijk te doorgronden wat de buurt er echt van vindt, zegt Van der Kloet. “Zo’n wijk valt uit elkaar. Maar op het moment dat er gebouwd werd en het project van de grond kwam, groeide ook het enthousiasme. Dat werd vooral gevoed door het idee dat we bezig waren met iets unieks. Daardoor ontstond een gevoel van trots. Als je draagvlak hebt, is het essentieel om dat vast te houden. Dat zag je ook bij de opening.” Niemand minder dan koning Willem-Alexander, toen nog de kroonprins, opende in

belangstelling was van bestuurders. Toen hadden we al bewust gezegd: we laten deze mensen niet door bobo’s ontvangen, maar ze komen bij de huurders thuis en gaan met hen in gesprek. Dat versterkt het gevoel van trots en betrokkenheid bij de bewoners.”

Leerpunten

Toch bleef er een kleine groep bewoners ontevreden, merkte Van der Kloet. Volgens hem had dat niets te maken met het WaterSchoonproject, maar vooral met de kinderziektes die in het verwarmingssysteem ­zaten. “Dat is een lage temperatuurverwarming”, vertelt hij. “Daar moet je anders mee omgaan dan met een traditionele verwarming. Het heeft geen zin de verwarming laag te zetten als je weggaat, en hoog als je weer thuiskomt. Het verwarmen gaat heel

113


Wiebo Visser voor zijn woning

langzaam.” Dat kan De Visser beamen: “Het is erg traag. Maar het was hier ook niet goed geïsoleerd, dus het eerste jaar was het erg koud.” Daarnaast denkt hij ook dat er niet goed rekening is gehouden met de doelgroep van zijn appartementencomplex: ouderen schakelen moeilijker over op nieuwe dingen. Dat is ook gelijk een van de leerpunten, erkent Van der Kloet. “Je moet rekening houden met de systemen waaraan mensen gewend zijn geraakt, en goed bedenken hoe je dat ‘omzet’ naar een nieuw systeem. Deze mensen zijn bijvoorbeeld vanuit traditie gewend zuiniger te zijn met energie, en ’s

nachts de kachel uit te zetten. Maar dat kon hier niet, en daardoor kregen ze het gevoel energie te verspillen. Dat is een deel beeldvorming, en leren omgaan met de nieuwe techniek. Maar het is ook het bieden van een simpele interface, zonder al te veel techniek.” Een andere concreet leerpunt is dat er een verkeerde doelgroep in de woningen zit, om de vergisting van ontlasting optimaal te kunnen gebruiken. De wijk heeft vooral oudere bewoners. Mensen op hoge leeftijd wonen vaak alleen of met z’n tweeën, en produceren minder ontlasting en meer urine

114


ENERGIETRANSITIE

“Je moet onderkennen dat die belangen er zijn en aan die belangen ruimte durven geven.” daar zo slecht tegen, dat hij is verhuisd. Een leerpunt zou zijn dat je in de toekomst kritisch kijkt naar de isolatie van de toiletten en leidingen.”

dan jongere bewoners. “De consequentie daarvan is dat je weinig capaciteit hebt om te vergisten”, zegt Van der Kloet. “Die balans was heel anders dan van tevoren bedacht.” Daardoor wordt er minder biogas geproduceerd, en is er meer energie nodig uit andere bronnen.

Vacuümknal Ook moesten huurders in het begin nogal wennen aan het speciale toilet, aangesloten op het vacuümriool. “De enige klacht was het geluid dat de wc produceert bij het doortrekken”, zegt Van der Kloet. “Je hoort wel even die vacuümknal. Eén bewoner kon

De Visser wil ons wel een demonstratie geven van het toilet. “Moet je op de badkamerdeur letten”, tipt hij. Als hij doortrekt wordt het water met een klap weggezogen. Het geluid is te vergelijken met dat van een vliegtuigtoilet. De badkamerdeur die op een kier stond, trekt door de vacuümkracht een beetje dicht. Het is nogal een verschil met een normaal toilet, maar dat deert De Visser niet. “Ideaal”, noemt hij het glunderend. “Ik zie het vooral praktisch. Bij de voorbereidingen zeiden ze dat een normaal toilet zeven liter water verbruikt per spoelbeurt. Dit toilet maar een liter. Dit zou dus enorm besparen.” Sceptisch als hij was, is hij zijn waterverbruik in zijn oude woning gaan bijhouden. Na een paar jaar kwam hij uit op een gemiddelde van 75 m3 per jaar. Nu ligt zijn jaarlijks verbruik rond de 45 m3. Een verschil van ongeveer een klein zwembad per jaar. Dat verschil is logischerwijs niet alleen te verklaren door de nieuwe wc, aldus Van der Kloet. Het wonen in deze waterbesparende woningen heeft de huurders ook bewust gemaakt van hun verbruik. Dat ligt aan de woning maar ook zeker aan een stukje sturing vooraf, zegt Heikema. “Tijdens een bijeen-

115


Het duurzame huis van Wiebo de Visser

116


ENERGIETRANSITIE

komst met de bewoners lieten we in spaflessen zien hoeveel water een wc doortrekken, douchen en bijvoorbeeld een was draaien kost. Dat heeft indruk gemaakt.”

Toekomst “We zitten nu in een consolidatiefase”, zegt Van der Kloet. Dat betekent dat de partijen nu om de tafel zitten om te kijken hoe ze het project in stand gaan houden en welke modificaties er nodig zijn. Een nieuwe fase, waar ook weer nieuwe belangen bij spelen. Het is volgens hem daarom ook niet verkeerd om in het begin al goed na te denken over deze fase: “En afspraken maakt die ook later houdbaar zijn”. Veel kan hij daar nog niet over zeggen, omdat de partijen daar nog middenin staan. Wel zegt hij over de toekomst dat er goed gekeken moet worden naar de optimalisering van het systeem, en dan niet alleen het optimaal produceren van biogas maar ook andere bijproducten: “Bij het zuiveren van grijswater komt veel fosfaat vrij. Dit wordt meestal gewonnen door instabiele landen, en bij dat proces komt uranium vrij. Een onzekere productie, en slecht voor het milieu. Het zou mooi zijn als je dat uit het grijswater kan terugwinnen. Dan zou je het ook kunnen vermarkten. Zo zijn er veel bijproducten die ineens duidelijk worden.”

op de planning van de corporatie. “Wel zijn we nu bezig met een project waarin we de energievraag kunnen reduceren, zodat we de lasten van de huurder zo laag mogelijk houden.” Voor andere corporaties die ook stappen willen zetten naar de energietransitie, heeft Van der Kloet wel een tip: “Kijk goed waarvoor je het doet. Is het experimenteel? Steek er dan zoveel mogelijk ambitie in en kijk zo min mogelijk naar de beren op de weg. Als je doel techniek toepassen is, kies

“Is het experimenteel? Steek er dan zoveel mogelijk ambitie in”

Ook de warmtewinning uit het riool kan geoptimaliseerd worden. “Het water dat daar terechtkomt, is van een relatief hoge temperatuur”, legt Van der Kloet uit. “Wat zou je daar bijvoorbeeld nog meer mee kunnen doen? Dat zijn innovaties die door zo’n project als dit een nieuwe impuls krijgen.” Toch staan nieuwe vergelijkbare projecten niet

dan voor een ander systeem dat al langer functioneert en waarbij je minder afhankelijk bent van andere partijen. Houd je perspectief in de gaten waarvoor je het doet, en kies daarbij de juiste aanpak.” Voor Wiebo de Visser en zijn vrouw hebben de veranderingen zeker goed uitgepakt, al was het begin lastig. “Bij de verhuizing zei ik nog tegen mijn vrouw over ons oude huis: wat hebben we hier potverdikkeme toch veertig jaar lang mooi gewoond! Maar toen we hier in het nieuwe huis zaten, zei ik: sjonge, dat hadden we veel eerder moeten doen. We wonen hier prachtig.”

LEES MEER Lees dit artikel ook online

117


In beeld Hoe woont Nederland?

118


Een windturbine op het dak Op tien hoog in een flat in het Utrechtse Overvecht voelt Tineke van den Haselkamp zich helemaal thuis. Ze woont er al 33 jaar en wil er absoluut niet weg. De flat wordt in 2018 gerenoveerd en ook een stuk duurzamer gemaakt. Aan de zijkant hangen al zonnepanelen en sinds afgelopen zomer staat een kleine windturbine pal boven het appartement van Tineke. Het is een hele belevenis voor de buurt geweest. Een enorme kraan is de windturbine boven op het dak komen afleveren. Tineke is bij het plaatsen van de ‘PowerNEST’ op het dak gaan kijken. “Zie je die ronde vormen?” Tineke wijst op haar telefoon naar de foto’s van de windturbine. “Ik vind het net een vrouw”, zegt ze lachend. De windturbine is nog in een testfase, maar volgens Alexander Suma van Ibis Power, voldoet het ruimschoots aan de verwachtingen. “Voordat de PowerNEST op het dak in Utrecht is geplaatst, hebben we hem getest op zeecontainers in de Eemshaven. Die containers bereikte een hoogte van acht meter hoog en nu staat hij op dertig meter. Dat is een enorm verschil.” Tijdens de eerste dagen veroorzaakte de windturbine een enorm lawaai. “Alsof er een vliegtuig

119

met draaiende motoren op het dak stond. Zelfs de bewoners van de andere flats hadden er last van. Maar nu hoor je hem helemaal niet meer”, zegt Tineke. “De hogere windsnelheid op het dak zorgde dat het apparaat zijn overtollige energie niet kwijt kon. Die energie werd gedeeltelijk omgezet in geluid”, legt Alexander uit. Als alles volgens plan verloopt, moet de windturbine straks voor de elektriciteit in de hele flat gaan zorgen. Alexander verwacht dat de PowerNEST glansrijk door de proefperiode zal komen. “De resultaten zullen binnenkort bekend worden gemaakt, maar hij doet het beter dan verwacht.” Daarna is het afwachten of de rest van de bewoners de windturbine ook ziet zitten. Als 70% voor stemt, wordt het hele dak vol gezet met de windturbines. Tineke hoopt dat de bewoners willen meewerken. “Plan B is alleen de renovatie van de hal, de lift, onze balkons en kozijnen. Dat is natuurlijk ook al mooi, maar de windturbine kan een besparing in de kosten opleveren. Ik betaal nu 160 euro aan energiekosten omdat ik boven woon en op een hoek zit. Dat zal straks een hoop kunnen schelen.”


Toekomstbeeld van een zelfvoorzienende wijk

120


Watercyclus katalyseert Van fossiele naar hernieuwbare energie

In de toekomst wil Metropoolregio Amsterdam niet meer afhankelijk zijn van fossiele energie, maar van hernieuwbare energie. Om deze regio in de toekomst te kunnen voorzien van hernieuwbare energie moet een gat worden overbrugd van 34 petajoule. De energie daarvoor kan (grotendeels) worden geleverd vanuit de watercyclus, maar daarvoor is een ander systeem van energielevering nodig. Waternet, Alliander en de gemeente Amsterdam gaan nauw met elkaar samenwerken om een andere energievoorziening te realiseren. Tekst Rob Ververs, projectontwikkelaar bij Waternet met een bijdrage van: Peter Beemsterboer, tekst redacteur bij Waternet, Manon JĂźtte, Corporate Strategist bij Alliander

121


ENERGIETRANSITIE

D

e Metropoolregio Amsterdam (MRA) bestaat uit 33 gemeenten en telt circa 2,5 miljoen inwoners. De overgang naar duurzame, hernieuwbare energiebronnen is mede mogelijk met behulp van de energie uit de watercyclus. Maar het lukt alleen als alle partijen en belanghebbenden over hun eigen grenzen heen kijken en in onderlinge samenwerking op zoek gaan naar nieuwe methoden en innovaties. Een dergelijke vorm van samenwerking tussen verschillende partijen is tot op heden nog niet gebruikelijk, maar is noodzakelijk om de stad leefbaar te houden en om de overgang naar hernieuwbare energie te kunnen maken.

een geringe bijdrage aan de bovengeschetste opgave, maar worden hier gebruikt om te illustreren hoe energie uit de watercyclus direct kan worden benut. Ze gebruiken de warmte van het water dat wegspoelt tijdens het douchen direct om het verbruik van warm tapwater te verminderen. Op deze manier zorgen ze voor een besparing op energie. Het gebruik van een douchewarmtewisselaar verdient zichzelf binnen een aantal jaren terug en bovendien levert het geen verlies aan comfort op. Douchewarmtewisselaars vallen niet onder collectief beheer en moeten door of via de woningeigenaar worden geïnstalleerd.

In de watercyclus zit een enorme potentie aan thermische energie (zowel warmte als koude). Tot nu toe wordt die potentie nog lang niet volledig benut. Om de thermische energie uit de watercyclus te kunnen benutten, moeten publieke installaties voor warmte-koudeopslag (WKO’s) worden ingezet. Deze WKO’s moeten worden ingezet in samenhang met de benodigde energiesystemen en assets. Energie uit de watercyclus kan namelijk niet direct worden gebruikt op het moment dat het wordt teruggewonnen (met uitzondering van het gebruik van douchewarmtewisselaars). Installaties voor warmte-koudeopslag kunnen de gewonnen thermische energie opslaan tot het moment dat deze nodig is. Om dergelijke installaties maatschappelijk te kunnen inbedden, moeten de nutsbedrijven nauw kunnen samenwerken met gemeenten, corporaties, (verenigingen van) eigenaren en huurders.

Om de thermische energie uit de watercyclus optimaal te benutten is het vooral belangrijk dat energie (dus zowel warmte als koude) lokaal kan worden opgewekt en dat ze tussen gebruikers kan worden uitgewisseld. WKO’s maken dit mogelijk. De warmte uit het afvalwater kan worden gebruikt als een constante bron van thermische energie om te voorzien in de warmtebehoefte van woningen, zo nodig aangevuld met energie uit oppervlaktewater of drinkwater. Daarbij is het essentieel om gebruik te maken van ruimteverwarming op lage temperatuur. Water met een hoge temperatuur (70 ˚C) kan namelijk niet op een rendabele manier uit de watercyclus worden gewonnen.

Direct energiebesparing met douchewarmtewisselaars Douchewarmtewisselaars leveren slechts

Ruimteverwarming op lage temperatuur

Niet alle woningen zijn geschikt voor ruimteverwarming op lage temperatuur. Reeds bestaande woningen zullen hiervoor dus moeten worden aangepast. Vanuit veiligheidsoverwegingen is voor het gebruik van warm tapwater echter wel een hogere temperatuur nodig dan voor ruimteverwarming, met name voor het keukentappunt.

122


ENERGIETRANSITIE

“De uitdaging zal liggen in de mate waarin men energie in de wijk lokaal wil opwekken en opslaan.” ROB VERVERS 123


ENERGIETRANSITIE

“De koppeling tussen warmtenet­ ten en de watercy­ clus zorgt voor deze meerwaarde.” Doordat het daarbij gaat om een relatief klein volume is dit wel rendabel te krijgen. Dit kan door een extra stap met een warmtepomp in te voegen. Verder is een douchewarmtewisselaar in dit geval zeer geschikt om de vraag naar warm tapwater te verminderen.

Riolering vervangen? Gelijk nieuwe systemen integreren! De riolering in de grote steden is grotendeels aangelegd na de oorlog aangelegd en loopt op het einde van zijn technische levensduur. De komende tien tot twintig jaar moeten deze leidingen worden vervangen. Als al deze oudere rioolleidingen in één keer zouden moeten worden vervangen, zou de metropoolregio volledig verstoppen. Jaarlijks zou 5% van de straten in de stad opengebroken liggen. De vervanging binnen het rioleringsstelsel zal dus in fasen moeten worden opgesplitst. Daarnaast hebben ook de netbeheerders een grote opgave. Als het gasnet niet op een alternatieve manier zal worden gebruikt, bijvoorbeeld voor biogas, raakt het in onbruik. Als woningen uitsluitend afhankelijk worden van elektrische energie (all-electric living) zal de capaciteitsvraag bij het elektriciteitsnet verveelvoudigen. Enerzijds komt dat doordat heel veel voor-

Werkzaamheden in de stad

BEELD DIGIDAAN

zieningen zullen worden geëlektrificeerd (met behulp van zonne-energie en windenergie). Anderzijds zal meer energie decentraal worden opgewekt, waardoor de transportfunctie van het net veel zwaarder wordt belast. Het ligt voor de hand om de vervanging van verouderde delen van het rioleringsstelsel te combineren met de uitbreiding van duurzame elektriciteitsvoorzieningen.

Meerwaarde bij het koppelen van systemen Doordat all-electrictoepassingen het gehele jaar door gevoelig zijn voor de beschikbaar-

124


heid van zonne-energie en windenergie, komt de zelfvoorzienendheid van de gebruikers in de winter echter onder grote druk te staan. Om de kans op energietekorten in dit geval te minimaliseren, is het van belang om het scala aan energiebronnen uit te breiden. De uitdaging bij de vervangingsoperatie van grote delen van het rioleringsstelsel is dan ook om op zoek te gaan naar koppelingskansen tussen de verschillende systemen. Als de systemen aan elkaar kunnen worden gekoppeld en de output van de een de input voor de ander wordt, levert dat een grote meerwaarde op. De koppeling tussen warmtenetten (op een zo

lokaal mogelijk schaalniveau) en de watercyclus zorgt voor deze meerwaarde.

Geïntegreerd energiesysteem Met twee verschillende nutsvoorzieningen – dus vanuit twee verschillende perspectieven – is het noodzakelijk om grote infrastructurele ingrepen toe te passen. Tegelijk ontstaan extra koppelingskansen wat betreft grondverzet en digitalisering en dergelijke. Zowel publiek, financieel als politiek maken dergelijke koppelingen de kans op draagvlak substantieel groter. Als bovendien een verband kan worden gelegd met de benodigde aanpassingen in de wo-

125


126


ENERGIETRANSITIE

ningen, maakt dat het proces extra sterk. Informatie over het toekomstige gebruik van publieke (water- en energie)netten in een bepaalde wijk, zowel bij renovatie als bij nieuwbouw, kan in het ontwerpstadium helpen bij het besparen van kosten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de mate waarin eigen energie op wijkniveau kan worden opgewekt of op straatniveau. Het geĂŻntegreerde energiesysteem bestaat dan uit een combinatie van decentrale energieopwekking door de huishoudens zelf (zonne- en windenergie etc.) met, waar nodig, centraal aangeboden voorzieningen door nutsbedrijven, met bijvoorbeeld thermische energie die uit de watercyclus is opgewekt. De dimensionering van het net kan hierop worden afgestemd, zodat geen extra (overtollige) energievoorziening wordt geplaatst.

Verschillende aanpak bij bestaande en nieuwe wijken Bij de overgang naar hernieuwbare energie zal de aanleg van een collectief systeem (warmte-koudeopslag en warmtenetwerk) moeten worden gekoppeld met individuele aanpassingen aan de woningen. Natuurlijk krijgt die overgang bij nieuwbouwwijken op een andere manier vorm dan bij bestaande wijken. Bovendien verschillen de direct belanghebbenden in de bestaande wijken met die uit nieuwbouw- of herinrichtingswijken. In de bestaande wijken betreft het woningeigenaren en corporaties en bij nieuwbouw- en herinrichtingswijken gaat het, behalve om corporaties, vooral ook om projectontwikkelaars op verschillende schaalniveaus (ook collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO’s) en zelfbouw). Bij de uitgifte van grond voor nieuwbouw moet de gemeente hoge ambities vastleggen,

127


Een co-creatietraject in Buiksloterham in volle gang

bijvoorbeeld door middel van kavelpaspoorten. Het collectieve energiesysteem wordt afgestemd op de energieprestaties van de woningen. De woningen kunnen zodanig worden ontworpen dat de ene primaire behoefte (sanitatie en watergebruik) de bron vormt voor de andere primaire behoefte (energie). Bij nieuwbouw kunnen de woningen op een eenvoudige manier geschikt geschikt worden gemaakt voor lage-temperatuurverwarming (LTV). Ook de vermindering van de vraag naar warm tapwater kan eenvoudig worden gerealiseerd door woningen te voorzien van volumestroombegrenzers en douchewarmtewisselaars. Bij bestaande wijken moet worden gekozen voor een wijk-voor-wijkaanpak. Daarbij moet de vervanging van het oude gasnet worden gecombineerd met de vervanging van de riolering. Behalve de meerwaarde van gelijktijdige vervanging kan ook meerwaarde worden bereikt door het rioleringssysteem en het energiesysteem met elkaar te

BEELD PLAY THE CITY

koppelen. De vervanging van deze beide leidingsystemen is de leidraad om de energietransitie te doorlopen. Hierdoor wordt het voor de woningeigenaren urgent om hun woning geschikt te maken voor hernieuwbare energie. Een duidelijke deadline daarvoor, die een koppeling heeft met de collectieve werkzaamheden, kan er voor zorgen dat woningeigenaren de betreffende investeringsplannen maken. Via een vorm van wijkdemocratie wordt een keuze gemaakt voor (de planning van) het collectieve systeem en weten de woningeigenaren bovendien welke aanpassingen benodigd zijn.

Gemengd aanbod van nutsvoorzieningen Traditioneel vormen nutsvoorzieningen op watergebied veelal een centraal beheerd systeem. Dit biedt voor huishoudens praktisch geen keuzevrijheid in de aansluitingsmogelijkheden. Wat dat betreft is in de energiesector al langer een transitie gaande. De mogelijkheden voor eigen energie-

128


ENERGIETRANSITIE

opwekking door huishoudens zijn op dit vlak al langer veel groter. Schoorvoetend ontstaat op watergebied echter ook een omslag, doordat huishoudens hierin meer zelf de hand willen houden en meer keuze(vrijheid) willen hebben. Als watercyclusbedrijf zal bijvoorbeeld Waternet, en ook andere waterbedrijven, aan deze maatschappelijke trend gehoor moeten geven. Om te bewerkstelligen dat een collectief systeem van leidingen en WKO’s aansluit op de energieprestaties van de woningen zullen de systeembeheerders en de woningeigenaren een overlegvorm moeten vinden. Zo’n overlegvorm kan wijkdemocratie worden genoemd. Het overleg zal gaan over de mate waarin men energie in de wijk lokaal wil opwekken en opslaan, maar ook over de vraag welk collectief systeem de voorkeur verdient. Zowel over de aanleg van de systemen als over exploitatie ervan zullen afspraken moeten worden gemaakt. Het gaat immers niet alleen om centrale, maar ook om decentrale energievoorzieningen. Een dergelijk hybride energiesysteem moet zodanig functioneren dat het de energievraag volledig afdekt.

menwerken, hoe meer ze kunnen streven naar een optimaal resultaat voor alle betrokkenen. Grote (maatschappelijke) uitdagingen met lange looptijden worden hierbij omgezet in hanteerbare vraagstukken. Zulke vormen van samenwerking zijn pas mogelijk als alle belanghebbenden hun individuele businesscases en korte termijn-terugverdienperioden kunnen loslaten. Daar moeten goede verdeelsleutels en een aantoonbare meerwaarde voor de deelnemers tegenover staan. Als duidelijkheid en consensus is ontstaan over de aanpak, wordt de

“Door één graad warmte te onttrekken aan het oppervlakte­ water kan grofweg één miljoen huizen verwarmd worden.”

Vergaande samenwerking voor optimaal resultaat Een samenwerkingsvorm waarbij alle deelnemers invloed hebben op het proces en op het resultaat daarvan wordt cocreatie genoemd. Cocreatie is een proces waarbij de deelnemers vanuit hun eigen verantwoordelijkheid en expertise deelnemen om een gezamenlijk probleem op te lossen. Hoe beter de verschillende belanghebbenden sa-

uitvoering onder ieders eigen verantwoordelijkheid samen met de markt opgepakt. Regie op hoofdlijnen door (een vertegenwoordiging van) de deelnemers is essentieel, om elkaar te kunnen blijven committeren aan het eindresultaat en bij te kunnen sturen indien nodig.

Cocreatie bij kunstwerken in de Maas Inmiddels is ervaring opgedaan met soortgelijke maatschappelijke uitdagingen.

129


ENERGIETRANSITIE

Energienetwerkbeheerder Alliander heeft deelgenomen aan cocreatie opgaven bij De Bouwcampus waaronder het cocreatie traject “Grip op de Maas” dat door Rijkswaterstaat ingebracht is. Rijkswaterstaat staat voor de grootschalige vervanging en renovatie van kunstwerken zoals sluizen, dammen en stuwen. In de Maas liggen zeven sluis-stuwcomplexen waarvan de stuwen het eind van hun levensduur bereiken. Bij de noodzakelijke vervanging van deze kunstwerken wilde Rijkswaterstaat de perspectieven voor maximale maatschappelijke meerwaarde onderzoeken. Op “De Bouwcampus” hebben zestig experts uit de grond-, weg- en waterbouwsector (GWW-sector) hierover in cocreatie gebrainstormd. Eén van de teams legde een koppelingskans tussen het waterbeheer en de energietransitie. Dit leidde tot het inzicht dat ons oppervlaktewater te warm wordt terwijl de gebieden rond een sluis-stuwcomplex een warmtevraag hebben. Door één graad warmte te onttrekken aan het oppervlaktewater kan grofweg één miljoen huizen verwarmd worden. Op basis van deze inzichten heeft het cross-sectorale cocreatie team een schetsontwerp opgesteld en deze getoetst aan de basiseisen van zowel de water- als de energiesectoren. inancieel gezien is dit geïntegreerde systeem zeer aantrekkelijk ten opzicht van een all electric alternatief. Het is aantrekkelijk voor zowel de beide beheerders als de burgers. Daarbij zijn er ook nog koppelkansen ten aanzien van grondverschuivingen, toegangswegen, vergunningen en nog meer. Rijkswaterstaat en Alliander gaan dit geïntegreerde systeem verder uitwerken en in een pilot testen. Zie www. debouwcampus.nl voor de rapportages van het onderzoek.

Cocreatie bij rioolvervanging en energietransitie Waternet en Alliander gaan samen een cocreatie traject in voor het combineren van de rioolvervanging en de energietransitie in de metropoolregio Amsterdam. Andere belanghebbenden in dit proces - zoals verschillende diensten van de gemeente Amsterdam, woningcorporaties en (organisaties van) verenigingen van eigenaren - zullen ook deelnemen aan dit cocreatie traject. Behalve werk-met-werk creëren wordt ook gekeken naar de mogelijke meerwaarde die ontstaat als beide systemen gekoppeld worden. Mogelijk zijn nog andere combinaties te bedenken, zoals met de afvalinzameling of met de digitale infrastructuur. Alliander en Waternet nemen het initiatief, omdat zij beide probleemeigenaar zijn en een meerwaarde zien in de koppeling met andere maatschappelijke opgaven. Het slagen van dit traject is grotendeels afhankelijk van medewerking van de gemeente Amsterdam, vanwege haar ruimtelijke ordeningstaak en relatie met de woningeigenaren. Vandaar dat de gemeente vanaf het begin is uitgenodigd om deel uit te maken van deze coalitie. Door een probleem te delen willen Waternet en Alliander bewerkstelligen dat de oplossing ervan in een stroomversnelling komt!

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

130



Duurzaam Ameland Duurzaam Ameland. In 2020 wil het eiland volledig in zijn eigen energiebehoefte kunnen voorzien met duurzaam opgewekte elektriciteit en groen gas. Ook daarna wil Ameland steeds vijftien tot twintig jaar voor blijven lopen in de energietransitie. Een ­afgegrensd gebied als omgeving om nieuwe technieken en slimme systemen te testen in real life. Met de Amelander bevolking die actief meedenkt. Het eiland lijkt een startpunt voor verandering. Luc van Tiggelen trekt het proces namens de gemeente. Hoe doet hij dat? Waarom kan hij versnellen waar de rest van Nederland in 2020 blij mag zijn met 14% duurzame energie? Tekst David van Zelm van Eldik

132


Ameland vanuit de lucht gezien BEELD: KEES VAN DE VEEN

133


ENERGIETRANSITIE

L

uc van Tiggelen was afdelingshoofd bij de gemeente maar kreeg de kans om coördinator duurzaamheid te worden. “Daardoor werk ik nu op de afdeling waar ik eerder leiding aan gaf”, vertelt hij lachend. Duurzaamheid was vanaf dat moment zijn thema. “In 2007 hebben de vijf Waddeneilanden raadsbreed de ambitie vastgesteld om in 2020 zelfvoorzienend te zijn op het gebied van duurzame energie en water. Op Ameland werd destijds ook burgemeester Albert de Hoop benoemd, een man met een enorme innerlijke motivatie om de verduurzaming te versnellen. Een bestuurder met zo’n drive als De Hoop heb je nodig om echt meters te maken. En je hebt natuurlijk ambtenaren nodig die dezelfde passie hebben. Daarnaast moet van je directie een beetje ruimte krijgen. Aan die randvoorwaarden is op Ameland voldaan.” Luc ziet het als zijn kracht om tussen de partijen te opereren. “Soms moet je risico´s durven nemen, de wethouders en de gemeenteraad moet je een paar keer per jaar meenemen in je verhaal. Tussen die momenten is het belangrijk de vrije ruimte te benutten. Vooral niet overal formeel toestemming voor vragen. Waar de vis zit gooi je een hengel uit!” Luc is van het proces, het meenemen van partners en vooral van het goed luisteren naar wat ze willen. De duurzaamheidsambitie op Ameland begon in 2007, maar de versnelling kwam pas een aantal jaren later. Durk Veenema van het vliegveld Ameland herinnert zich hoe hij acht jaar geleden de burgemeester mocht rondvliegen boven de Waddenzee. Hij vloog ook over het zonnepark op het Duitse Waddeneiland Borkum, toen al een

groot park dat prachtig te zien was vanuit de lucht. Toen de burgemeester iets later op vakantie was in Frankrijk, zag hij ook daar overal zonneparken verschijnen. “Dat kunnen wij ook!”, dacht hij.

Lokale stroom lokaal verhandelen Zonnepark Ameland ligt er inmiddels en draait op volle toeren. Met twee collega’s pakte Luc destijds de kaart erbij en bedacht drie eisen: 1) minimaal tien hectare, want dat is genoeg ruimte voor zonnepanelen om alle inwoners van energie te voorzien, 2) alleen gemeentegrond, want dat is waarschijnlijk goedkoper en je bent eigen baas en 3) liefst grond met zo weinig mogelijk natuurwetgeving, want dat gaat sneller. Al snel kwamen ze uit op het vliegveld. Grond met een minimale grasopbrengst, waarvan de boeren alleen gebruik maken om hun mestboekhouding rond te krijgen. Daarna werd een lijstje gemaakt: welke wettelijke restricties zijn er als we het gebied willen gebruiken als zonnepark en met welke partijen krijgen we in elk geval te maken? Collega Jacob Dijkstra had al snel een indicatieve businesscase gemaakt. Daarin werd het zonnepark gecombineerd met 45 methaanbrandstofcellen en werd voor het gehele project een subsidie aangevraagd bij het Waddenfonds. Het Waddenfonds was echter van mening dat hier sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun. Laat nu net een inwoner van Amsterdam een zomerhuis op Ameland hebben én gespecialiseerd zijn in staatssteunrecht. Hij kon de juristen van het Waddenfonds ervan overtuigen dat staatssteun niet aan de orde was. Toen kon de subsidie verstrekt worden. Van de benodigde 7 miljoen euro ontving Ameland in totaal drie miljoen aan subsidie. Het groot-

134


THEMA HIER INVULLEN

“Valkuil is om als overheid te zeggen hoe het moet.”

LUC VAN TIGGELEN 135


ENERGIETRANSITIE

ste deel daarvan kwam uit het Waddenfonds; de provincie Friesland deed mee voor ongeveer vier ton. Ook Johan Kiewiet van de Amelander Energie Coöperatie (AEC) wilde graag meedoen. De coöperatie bedacht een slim plan om zoveel mogelijk lokale eigenaren aan te trekken. Hoe minder obligaties in het zonnepark bewoners wilden afnemen, hoe hoger men kwam op de lijst! Binnen drie weken waren alle 80 obligaties uitgegeven. Twee partijen die in hun eentje de helft wilden opkopen, kregen zo uiteindelijk niets.

“Een coöperatie voelt gewoon goed” Al tijdens de planvorming spraken Luc en Jacob met mensen van Eneco over het zonnepark. De gemeente vroeg de energieleverancier of ze ook mee wilden doen. Het eerste gesprek was in Zwolle, herinnert Luc zich. “De gemeente Ameland was en is aandeelhouder van Eneco en dus was het logisch om met hen te praten. De mensen van Eneco wilden het project echter meteen naar zich toe trekken. Toen hebben wij gezegd: zie het als een auto. De gemeente zit aan het stuur en jullie op de achterbank. Als je braaf bent mag je straks op de voorbank bank komen zitten. Maar achter het stuur kom je niet.” Dat was schrikken. We hebben er nog altijd veel lol om. Het avontuur heeft Eneco geleerd dat ze projecten echt beter samen met andere partijen kunnen realiseren.”

Stap voor stap ontstond zo een bijzonder consortium: burgers verenigd in een energiecoöperatie, een van de kleinste gemeenten van Nederland en een multinational. De coöperatie is goed in het creëren van draagvlak, de gemeente is goed met vergunningen en Eneco is goed in de techniek. Na twee jaar is de samenwerkingsvorm gestold in een BV met drie aandeelhouders. Onderling maakten ze de afspraak geen uren aan elkaar door te berekenen. Eneco krijgt nu voor vijf jaar het recht op de stroom. Daarna wordt dat recht wellicht overdragen aan AEC. “Het is toch het mooiste om onze lokale stroom lokaal te verhandelen”, zegt Luc.

Wij houden niet van kletsen maar van doen Waarom lukt het Ameland om te versnellen waar andere regio´s in Nederland maar moeizaam uit de startblokken komen? Volgens Luc zit het geheim in een aantal kenmerken. Als eerste voelt de samenwerkingsvorm van een coöperatie gewoon goed. Amelanders kennen die vorm al jaren. Niet alleen in de landbouw, maar ook Klein Vaarwater, een grote recreatieonderneming met 3500 bedden, is een lokale coöperatie. Jaarlijks levert elk aandeel een goed dividend op. De samenwerkingsvorm past ook bij de aard van de eilanders. Amelanders zijn autonoom en trots. Ze willen het liefst alles zelf doen. “Wij houden niet van kletsen, maar van zelf doen!” Een andere reden voor het succes is dat iedereen ervan doordrongen is dat rust, natuur en landschap samen de kurk vormen waar de eilandeconomie op drijft. Honderd procent hernieuwbare energie past heel mooi bij dat imago. Het zonnepark en de andere duurzame projecten op het eiland trekken per jaar een paar honderd extra mensen naar het eiland. Dat kunnen er veel

136


ENERGIETRANSITIE

meer worden als er nog meer pilots rond schone energie komen. Of Amelanders veel op hebben met het klimaatakkoord van Parijs is de vraag. Voor hen is de aantrekkelijkheid van het eiland voor toeristen een veel directere motivator. Ten slotte ligt een deel van het succes ook besloten in de houding van de betrokken partijen. Alle partners pakken de specifieke rol waarin ze zelf goed zijn en gunnen de ander de ruimte.

Het innovatieprogramma van het ministerie van BZK “Nederland van Morgen” is erop gericht praktijk en beleid te verbinden. Een van de initiatieven is het vangen van persoonlijke verhalen van landmakers. Dit zijn inspirerende mensen die ons in hun praktijk van vandaag al tonen hoe het Nederland van morgen eruit kan zien. Als kennispartner van Ruimte en Wonen deelt het ministerie enkele verhalen met ons. Kijk voor alle verhalen op www.wijmakennederland.nl

Hoe meer mensen met een persoonlijke drive hoe beter Gevraagd naar zijn eigen drive bekent Luc weinig op te hebben met ´geitenwollensokken-duurzaamheid´. Zijn passie ligt heel dichtbij; hij wil het zijn kinderen mogelijk maken om in een mooie en gezonde en veilige omgeving op te groeien. Dat gaat om veel meer dan natuurschoon, zegt Luc. “Duurzaamheid is een belangrijke noemer om kennispartijen en onderzoekers naar het eiland te krijgen. Daarmee zetten we de ramen open en brengen we wat differentiatie in de beroepssamenstelling. Dat is goed voor de verbreding van de economie en het heeft een positief effect op de gehele sociaal-maatsschappelijke leefomgeving.” De partners van de vaste wal kwamen stap voor stap. Behalve met Eneco had de gemeente Ameland al convenantafspraken met de NAM en GasTerra. In 2010 is Philips daarbij gekomen en vanaf 2017 ook Liander, EnTranCe/Hanzehogeschool en TNO. Deze bedrijven zien het eiland al als pilotgebied voor nieuwe technische toepassingen die ook interessant zijn voor het vasteland. De partners hebben gezamenlijk het doel om op Ameland qua duurzaamheid steeds 15-20 jaar voor te lopen op de rest van Nederland. Op 13 juni 2017 is het con-

venant Duurzaam Ameland weer voor een aantal jaren vernieuwd en kreeg het project onder andere via het NOS Journaal veel extra bekendheid. Ook andere bedrijven willen nu aansluiten. Een van de belangrijkste uitdagingen van Ameland (en overigens ook van de rest van Nederland) is een volledig duurzame warmtevoorziening. De convenantpartners van Duurzaam Ameland hebben de totale energievraag van het eiland opgedeeld in vier boxen: eilandbewoners, toeristen, veerboot en industrie. Per box kijken ze met betrokken spelers naar nieuwe mogelijkheden. Uitgangspunt is dat nieuwe initiatieven voor duurzame energieopwekking alleen mogelijk zijn als de betrokkenen het zelf ook graag willen. Met çharrettes als werkvorm organiseren ze per dorp het gesprek over wat de volgende stappen zijn. Daarbij speelt bijvoorbeeld de vraag of er wel of geen windmolens kunnen komen. Het bestuurlijke antwoord is dat dit niet mag in het Waddengebied, maar met coöperatieve eigenaren zou het zomaar een aantrekkelijke optie kunnen zijn.

137


Luc van Tiggelen trekt namens de gemeente het proces BEELD: JANTINE SCHELTEMA

Een mooi voorbeeld van wat de Amelander werkwijze op kan leveren is het uitrollen van hybride warmtepompen op het eiland. Inmiddels zijn er al zo’n 85 geïnstalleerd en daar komen er op korte termijn nog vijftig bij. Dit lukt omdat gestart is met alle partners aan tafel en omdat daarna een heldere taakverdeling is gemaakt. De gemeente helpt met subsidie, de lokale installateurs

maken offertes, Gasterra gaf extra premie omdat ze per type locatie praktijktesten met de warmtepompen wilde doen. En de studenten van de Hanzehogeschool meten vervolgens de lokale prestaties per apparaat, om te kijken of deze ook in de zoute wind hun prestaties nog blijven leveren. Ondernemers die meedoen met duurzaam Ameland krijgen een mooi bord om in

138


ENERGIETRANSITIE

rond elektriciteit en gas. Sommige technische toepassingen mogen nu nog niet of worden door wetgeving ontmoedigd. “Twee keer belasting betalen over teveel opwekte zonnestroom op je eigen dak begrijpt niemand.” Daarnaast weet Luc nog wel een belangrijke valkuil. “De overheid heeft heel sterk de neiging om zelf te zeggen hoe het moet. Maar dat duwt mensen in de weerstand.

“Duurzaamheid is een belangrijke noemer om kennispartijen en onderzoekers naar het eiland te krijgen.”

hun bedrijf aan de muur te hangen. “Hoe meer mensen meedoen hoe beter. Een sterke persoonlijke drive van betrokken personen is de basis. Mensen die niets willen, hoeven ook niets. De valkuil is om als overheid te zeggen hoe het moet." Een belemmering voor de energietransitie die met name Den Haag zou moeten wegnemen is volgens Luc de huidige wetgeving

Laat mensen zelf oplossingen bedenken! Dit blijft een uitdaging, ook voor de gemeente. Wil je een zonnepark? Neem dan de bevolking, de grondeigenaren en de pachters vanaf het begin mee in de plannen. Dat is een voorwaarde voor opschaling. Benader iedereen persoonlijk, ook mensen die formeel geen belang hebben moeten in de gelegenheid zijn om mee te praten. Zorg er daarnaast voor dat alle besprekingen buiten het gemeentehuis plaatsvinden, het liefst in de kroeg of het dorpshuis. Ook de schaal van de oplossingen moet steeds heel lokaal zijn.” De droom van Luc van Tiggelen is dat Ameland een volledig circulaire economie krijgt. Elke ton afval die op het eiland kan worden hergebruikt hoeft niet naar het vas-

139


140


ENERGIETRANSITIE

“Twee keer belasting betalen over teveel opwekte zonnestroom op je eigen dak begrijpt niemand.” teland te worden getransporteerd. Energie ziet hij als de belangrijkste aanjager van de circulariteit. Onderdeel van zijn droom is ook dat steeds meer eilanders er plezier in hebben om mee te doen. In de kroeg moet het ook over de circulaire economie van het eiland gaan. “De patatboer test gelukkig al welke afbreekbare bakjes geschikt zijn voor de mayonaise.” Informeel pragmatisme is voor Luc de basis voor succes, met de voetbalkantine en de kroeg als broedplaats. “De verschillende sporen van Duurzaam Ameland gaan steeds meer bij elkaar komen. Door je eigen dromen te delen, door zoveel mogelijk mensen mee te laten doen en door zelf te doen waar je goed in bent.”

LEES MEER Dit artikel is ook online te lezen

141


Recensies Besproken door Guus de Hollander, Planbureau voor de Leefomgeving

De beweegvriendelijke stad, Urhahn, stedenbouw en strategie Urhahn | stedenbouw & strategie In opdracht van: Gemeente Amsterdam, 2017 ISBN: 978-90-827451-0-8 192 pp, € 24.50 OP VERZOEK VAN de ge-

meente heeft het bureau Urhahn een boek samengesteld over een beweegvriendelijk Amsterdam. Uitgangspunt is dat lichamelijke inspanning de gezondheid en het welbevinden van elke Amsterdammer bevordert. Het is een bijzonder fraai en overzichtelijk boekwerk geworden, waarin het prinsheerlijk bladeren is, voor de beroeps en voor de leek. Tekst, foto’s en inzichtelijke diagrammen zijn op toegankelijke wijze geordend aan de hand van de drie thema’s: ‘fietsen en lopen’, ‘sport’ en ’spel en ontspanning’. Bij elk thema worden eerst de ambities

op een rij gezet, denk daarbij aan de verbinding van stedelijke kernen, een luwe stadsbuurt, de stad als sportschool, water als beweegruimte of onbegrensde plekken. Aan het eind worden die vertaald in concrete ‘ontwerptools’ die grafisch in beeld worden gebracht. Ze zijn geschematiseerd naar veel voorkomende Amsterdamse stadswijken. Alle groene, rode en blauwe mogelijkheden van de stad worden benut, vaak in aansluiting op al bestaand, spontaan gebruik. In de tussentijd wordt de lezer vermaakt en onderwezen met (historische) achtergrondverhalen van goed ingevoerde auteurs. En vooral ook met zo’n 20 inspiratieprojecten, die met korte, rake beschrijvingen en foto’s in beeld worden gebracht. De lol van de herkenning, zeker voor de Amsterdammers onder de

142

lezers. Zo maak je het ontwerp concreet: de fietsparkeergarage bij station Zuid, de voor- en nadelen van de Nesciobrug, de befaamde stadsportvelden op het Olympiaplein, de natuurspeeltuin het Woeste Westen of het stadsstrand van Blijburg. Terecht wordt in de inleiding opgemerkt dat bewegingsarmoede vooral voorkomt bij de lager opgeleide, minder gefortuneerde Amsterdammer. Die is vaak ook minder gezond. Het is niet altijd duidelijk in hoeverre juist die groep in de toch al flink ‘gentrificerende’ stad zal profiteren van de beweegvriendelijke inrichting.


Besproken door Jan Ritsema van Eck, Planbureau voor de Leefomgeving

Stedelijke Vraagstukken, Veerkrachtige oplossingen Ontwerpend onderzoek van de toekomst van stedelijke regio’s TrancityxValiz ISBN: 978-94-92095-32-9 320 pp €27,50 HET LECTORAAT FUTURE

Urban Regions, een gezamenlijk initiatief van de zes Academies voor Bouwkunst, ging in 2013 van start. Drie jaar lang is onder leiding van Lector Eric Frijters ontwerpend onderzoek gedaan naar gezonde stedelijkheid. Het boek presenteert de resultaten in een drietal essays, meer dan 50 praktijkvoorbeelden en ontwerpvoorstellen, en een afsluitende beschouwing. Het eerste deel (Wat?) begint met een pleidooi voor een systeembenadering van stedelijke regio’s, geënt op het metabolisme van de stad. Een inclusieve en duurzame ontwikkeling vraagt om een evenwicht tussen ecologische

bovengrenzen en sociale minimumvereisten. Gezonde stedelijkheid is het centrale begrip dat het lectoraat heeft gekozen als antwoord op de uitdagingen die op de stedelijke regio’s afkomen. Het tweede deel (Hoe?) gaat in op het proces van ontwerpend onderzoek voor gezonde stedelijkheid: waar begin je als ontwerper met een opdracht die niet helder en ruimtelijk afgebakend is, maar die gaat om het verbeteren van het functioneren van het hele systeem? Aan de hand van verschillende conceptuele schema’s wordt een methodiek beschreven om in zulke gevallen grip te krijgen op het probleem en in stappen te werken van voorstelbare naar maakbare en bruikbare oplossingen. Het derde deel (Wie?) gaat over coalitievorming. Bij ontwerpend onderzoek

143

voor gezonde stedelijkheid is vaak geen sprake van een opdrachtgever in de klassieke zin maar heb je in de verschillende fasen van het ontwerp te maken met andere actoren. Hoe kan je de juiste actoren betrekken en hoe houd je ze geïnteresseerd? Het essay beschrijft een drietal praktijkvoorbeelden. De belangrijkste les: niemand wil eigenaar zijn van een probleem. Focus daarom op de kansen die gezonde stedelijkheid biedt.


Colofon Ruimte en Wonen, 98e jaargang, nummer 4, december 2017. Ruimte en Wonen is een vakblad en kennisnetwerk voor ruimtelijke professionals en woningmarkt­ experts, ontstaan uit de vakbladen S+RO en TVV. Het vakblad verschijnt vier keer per jaar en daarnaast worden verschillende kennisnetwerken georganiseerd. Lees ook mee op Twitter: @ruimteenwonen. Uitgave Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, ruimte 4121, 5222 AE ‘s-Hertogenbosch, 073- 2051010, www.aeneas.nl, ruimteenwonen@aeneas.nl Conceptmanager Evamarije Smit, e.smit@aeneas.nl, T 073-2051010 Vakredactie Marijn Eskinasi, Thomas Filthaut, Paul Gerretsen, Marrietta Haffner, Vincent Kompier, Jeanet Kullberg, Annemiek Rijckenberg, Maurits Schaafsma, Anne-Jo Visser Redactie-ondersteuning Renée Römgens, ruimteenwonen@aeneas.nl, T 073-2051010

Richtlijnen voor auteurs De redactie ontvangt graag kopij, de richtlijnen voor auteurs zijn te downloaden via www.ruimteenwonen.nl Advertentieverkoop Sanne Verdonk, s.verdonk@aeneas.nl, T 073-2051023 Lezersservice lezersservice@aeneas.nl, T 073-2051010 Lidmaatschappen 2018 Jaarlidmaatschap: € 132,- (print en online), € 100,- (online-only), Losse artikelen via www.ruimteenwonen.nl, print € 25,- Meer weten over lidmaatschappen? Kijk op: shop.aeneas.nl. Alle prijzen ex. 6% btw. Buiten Nederland geldt een toeslag voor extra porto. Lidmaatschappen lopen voor één jaar en kunnen elk gewenst moment ingaan. Opzeggen kan tot twee maanden voor vervaldatum telefonisch bij lezersservice, 073-2051010. Ontwerp en vormgeving Kristel Guit en Miranda de Groot, Twin Media bv

144

Voorwaarden Ruimte en Wonen wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoop­ voorwaarden. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Ruimte en Wonen niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.

ISBN: 978-94-6104-047-3 ISSN: 2543-103X



RUIMTE + W NEN kennisnetwerk

Het kennisnetwerk Ruimte en Wonen houdt bijeenkomsten voor leden en partners. Tijdens deze events gaan we dieper in op één van de thema´s en delen we de meest inspirerende verhalen met elkaar. We zorgen voor een programma met ruimte voor samenwerkingsspecialisten. Zet daarom nu alvast in je agenda: Donderdag

Donderdag

thema: De wederombouw van Nederland

thema: De woningmarkt draait door

16 maart 2018

21 juni 2018

Aanmelden? Kijk op ruimteenwonen.nl/events


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.