Bol& Teelt
Hoe biostimulanten hun weg naar de bollenteler
Bloembollenteelt steeds vaker datagedreven
“Laat de sector zélf de regie voeren”
Ruud Tijssens
vinden
Hoe biostimulanten hun weg naar de bollenteler
Bloembollenteelt steeds vaker datagedreven
“Laat de sector zélf de regie voeren”
Ruud Tijssens
vinden
Het is voorjaar, een drukke periode in de bollenteelt. Drukte die tot ver in het najaar aanhoudt. Om dan ook nog even tussendoor de Bol&Teelt te lezen? Is dat niet te veel gevraagd?
Ik wil u zeker adviseren om deze uitgave van de Bol&Teelt uitgebreid te lezen. Want er gebeurt veel en Agrifrm-GMN informeert u graag over alle ins & outs in de sector. Veel ontwikkelingen hebben betrekking op het verduurzamen. In deze Bol&Teelt wordt dat vanuit verschillende hoeken belicht. Zo leest u een interview met Agrifirm Group Director Public & Cooperative Affairs Ruud Tijssens die naar de overheid laat doorklinken: ‘Geef ons zelf de regie’. Tegelijkertijd in dit nummer een aantal vakinhoudelijke artikelen over biostimulanten en over onderzoek door het Expertisecentrum Bloembollenteelt.
In de toekomst zijn nieuwe technologie en ict niet meer weg te denken in de verdere optimalisatie van de bollenteelt. Ook hiervoor is aandacht. Lees vooral het artikel op pagina 14 waarin meer wordt verteld over datagedreven telen en over de uitbreiding van GMN Crop met het FieldMate weerstation.
In de praktijk zien we eveneens mooie ontwikkelingen. De redactie ging op pad met adviseur Jonne van der Hulst. Hij vertelt over een jonge studieclub die zich inzet om de uitval in de teelt van zantedeschia met eigen onderzoek te beperken. Duidelijk is dat de jongste generatie zich laat gelden en voorbereid wil zijn op de toekomst. En dat vind ik persoonlijk heel goed nieuws.
Dennis Meijaard Directeur Business Unit BloembollenTulpen telen met een duidelijke focus op vooruitgang
Op pad met Jonne van der Hulst
14 Techniek en toekomst Bloembollenteelt steeds vaker datagedreven
15 Product, veiligheid en innovatie
19 Ontmoeten
De twee broers Jack en Vincent Blauw voeren samen met hun oom Cees Laan, Bloembollenbedrijf Laan-Blauw. Het bloembollenvak heeft op hen een grote aantrekkingskracht. Vanaf de middelbare school groeien ze erin met een duidelijke focus op vooruitgang.
Vanaf 2005 legt het bedrijf zich volledig toe op de tulpenteelt. Kort daarna, in 2007 werd naast de bollenkwekerij bovendien gestart met broeien. Jack: “In het begin jaarlijks zo’n 600.000 stelen”. Kort nadat Vincent instapt, koopt het bloembollenbedrijf 40 ha grond. En de broeierij wordt flink opgeschaald naar 4 miljoen stelen. Jack over de aankoop van de grond: “We liepen steeds meer tegen onze groeigrenzen aan. Het werd almaar lastiger om voldoende goede grond te pachten. Dankzij de aankoop van grond konden we flink uitbreiden en ook makkelijker grond ruilen. We hebben nu ca. 68 ha tulpen staan met ongeveer 40 cultivars. Vincent: “Vooral de wat exclusievere cultivars broeien we zelf af. Dat is ongeveer 10% van wat we telen. Veruit het grootste deel van de bollen
gaat naar één vaste afnemer (een broeier) en ongeveer 20% is bestemd voor export. Wat betreft de afzet van de bloemen: die gaan allemaal langs de veilingklok.”
Jack en Vincent zijn niet de mannen die graag grote machines en tractoren besturen. “Het heeft niet echt onze interesse”, vertellen de broers. “We zijn flink gegroeid in korte tijd. Het is belangrijk om die groei goed te managen. Daar ligt onze aandacht. Het uitbesteden van werk past in die filosofie. Grondbewerking, planten en rooien (100% nettenteelt), dat verloopt naar volle tevredenheid door zeer deskundige loonwerkers. Reken voor rooien en planten bijvoorbeeld 2 x 200 uur. Die tijd kunnen we nu aan andere zaken besteden. En ook naar machine-onderhoud, hebben wij geen omkijken. Wat we wel
zelf doen is bemesten, beregenen en de gewasbescherming. Zo zitten we dicht op het groeiproces.”
Goede partners zijn voor Bloembollenbedrijf Laan-Blauw belangrijk. Voor zowel gewasbescherming en bemesting is die partner Agrifirm-GMN. Cees die later aanschuift bij het gesprek weet te vertellen dat adviseur Siebe Seepma al zeker vijftien jaar op het bedrijf komt. “Een uitstekende adviseur aldus alle drie de heren. Hij houdt ons scherp. Het kan zomaar zijn dat hij op een middag belt en ons maant om snel een bespuiting uit te voeren met het oog op de weersomstandigheden. Siebe denkt zowel vooruit als met ons mee.” “Maar niet alleen dat”, vervolgt Jack. “Hij weet dat wij altijd voor het beste gaan. Het eindproduct, dat
moet top zijn. In die zin denken wij niet in kosten, maar altijd in wat het oplevert. Zeker ook fijn is het extra paar ogen van Siebe. Hij loopt regelmatig door de percelen en houdt ons scherp.”
De gewasbescherming wordt niet makkelijker. Waar ligt daar de focus? Jack: “Wat betreft de onkruidbeheersing is er na opkomst vrijwel niets meer mogelijk. Het maakt dat we meer met de hand doen. Niet leuk, maar wel noodzakelijk. We moeten er niet aan denken dat Roundup verdwijnt.” Ook over de virusbestrijding leven zorgen. Jack: “De hoeveelheid virus neemt vrijwel overal toe, daar moeten we iets mee.” Vincent vervolgt: “Mede om die reden schaffen we in 2024 een virusrobot aan. We hebben daar hoge verwachtingen van.”
Bloembollenbedrijf
Laan-Blauw
Kweekt circa 68 ha tulpen en broeit daarbij circa 4 miljoen stelen per jaar. Naast de broers Jack en Vincent Blauw en hun oom Cees Laan, zijn er drie vaste medewerkers. Tijdens de oogst wordt gebruik gemaakt van seizoenarbeid. Voorheen vooral scholieren, tegenwoordig steeds vaker medewerkers van uitzendbureaus. Jack begint in 1997 bij zijn oom. Hij vertelt: “De bollenteelt heeft mij altijd aangetrokken. In 2003 kreeg ik de kans om in te stappen in het bedrijf. We teelden toen16 ha tulpen en 16 ha lelies (contractteelt). Vincent: “Ik kreeg in 2013 de kans om mee te doen. Ik heb daar nooit een moment spijt van gehad.”
Wie aan komt rijden valt het gelijk op. Een enorm aantal zonnepanelen. De broers lachend: “Het zijn er ruim 1.600. En we zijn er heel content mee. Een goede energie-strategie wordt met de snel veranderende energiemarkt alleen maar belangrijker. We denken daarom volop na hoe we onze eigen opgewekte energie het beste kunnen inzetten. Bijvoorbeeld door ons droogproces en de ventilatie te optimaliseren. Ook overwegen we de aanschaf van een e-boiler en hebben we nagedacht over een accucontainer. Met name dit laatste is financieel nu nog niet haalbaar. Waar veel winst in zit, is het direct gebruik van energie als die wordt opgewekt. Dat wij vooral op zomerse dagen veel energie gebruiken, werkt in ons voordeel.”
Het bijdragen aan een ‘verantwoorde voedselketen voor toekomstige generaties’ is een belangrijk fundament in de Agrifirm-visie. Hoe duid je deze visie voor de bloembollenteelt? Ruud Tijssens, binnen Agrifirm Group Director Public & Cooperative Affairs, vertelt er graag over.
W“Wat is Nederland zonder de bloembollenteelt”, zo begint Ruud zijn verhaal.
“Onze bloembollen en snijbloemen zijn wereldberoemd en iconisch. Tegelijkertijd moeten we onszelf geen rad voor ogen draaien. In de bollenteelt worden relatief veel gewasbeschermingsmiddelen toegepast. En juist daar staan verschillende seinen op oranje. De milieu-impact moet daarom omlaag om een gezonde sector in de toekomst te behouden.”
Maar wat is de rol van Agrifirm hierin?
Ruud Tijssens: “Wat we zien is dat de overheid de neiging heeft om zaken op te leggen. En dat werkt lang niet altijd goed. Wat ik in de gesprekken met politici en ambtenaren aanvoer, is dat de sector zelf goed in staat is om de gewenste doelen te bereiken. Wat je nu soms ziet, is dat er middelen worden verboden waarvoor andere middelen, met meer milieu-impact, in de plaats komen. Vanuit Agrifirm zeggen we: Geef de sector zelf de regie. We zien dat dit werkt. Bijvoorbeeld binnen het Programma Duurzame Bollenteelt Drenthe, waar ik nauw bij betrokken ben. Daar
onderzoeken we of een reductie van vijftig procent milieu-impact haalbaar is zonder in te boeten op opbrengst en kwaliteit. En de resultaten zijn verrassend positief.”
Een nieuwe aanpak gericht op reductie en het verlagen van de milieu-impact vraagt ook een omslag in denken van de adviseurs. ”Hoe die omslag gaat doorwerken, ook daarop heeft Agrifirm een duidelijke visie”, aldus Ruud. “Het vakmanschap van de adviseurs wordt alleen maar belangrijker. Van elkaar leren is daarbij essentieel. Een van de instrumenten die we hebben
is benchmarking, ofwel het onderling vergelijken met elkaar en aanvullend daarop het uitwisselen van kennis. Je gaat zien dat vergelijkbare bedrijven verschillen in middelengebruik en milieu-impact hebben. En juist daar kan je van elkaar leren en elkaar scherp op houden. Daarnaast is het belangrijk dat wij vanuit Agrifirm de prikkel gericht op verkoop van een product nog verder verminderen. Het advies moet optimaal gericht zijn en recht doen aan ecologie én het verdienmodel van de teler. Met dat verhaal gaan onze adviseurs op pad.”
“In gesprekken met telers merk ik de urgentie die wordt gevoeld om te komen tot een duurzame teelt. Met meer aandacht voor bodem, vruchtwisseling en duurzamere vormen van voeding en gewasbescherming met biostimulanten en plantversterkers. Ook in dit nummer van de Bol&Teelt is daar weer aandacht voor. De sector is vitaal en ambitieus. Dat maakt dat ik ervan overtuigd ben dat de bloembollenteelt onlosmakelijk verbonden blijft met Nederland.”
Het vakmanschap van de adviseurs wordt alleen maar belangrijker.
Door innovaties en nieuwe beschikbare producten, maar ook door klimaatverandering en veranderende teeltinzichten ligt het voor de hand dat het teeltadvies zich continu ontwikkeld. Voeg daaraan toe de toegenomen eisen van afnemers en overheid . Dan is het helder dat de teeltreceptuur de nodige aanpassingen vereist.
Aanpassingen in advies brengen onzekerheden en risico’s met zich mee voor de teler. Aan Agrifirm-GMN de taak om samen met de sector oplossingen te ontwikkelen. Daarom wordt samen met telers hard gewerkt aan de ontwikkeling van de Totaal Gewasaanpak. We werken inmiddels twee seizoenen met deze methodiek. Twee telers in respectievelijk hyacint en lelie vragen we naar hun ervaringen binnen de pilots.
Hyacintenteler Arjan Hogervorst
“Het middelenpakket verschraalt en we moeten anders omgaan met de bodem. Ik zie dat het daarom anders moet. De uitgebreide analyses die in deze aanpak worden gebruikt, bieden mij aanknopingspunten. Met de nieuwe meetinstrumenten die we tot onze beschikking hebben en de data die we daarmee vergaren, kunnen we biostimulanten efficiënter inzetten. Dat is heel belangrijk. Want in ons vak kan je het elk teeltseizoen maar
onderwerp en was direct enthousiast over de pilot. Als jonge ondernemer zoek ik natuurlijk naar perspectief voor de toekomst. Wil mijn generatie bollen blijven telen, dan zal het anders moeten. Door de intensieve monitoring en uitgebreide grondanalyses, verkennen we de mogelijkheden om meer duurzame keuzes te maken. We zijn nog maar pas begonnen, maar de aanpak biedt nu al perspectief. Zo zal ik komend jaar op basis van de analyse bewuster omgaan met de irrigatie.”
Tulp
Dit jaar is ook gestart met de Totaal Gewasaanpak in tulp. Voor zowel op klei- als zandgronden wordt gewerkt aan een model. Vanaf volgend seizoen wordt dit in de praktijk getest.
De Totaal Gewasaanpak is gericht op economische en ecologische doelen van telers en eisen vanuit de markt. Door middel van de juiste set producten, onderbouwde adviezen en digitale tools halen telers het maximale uit het gewas. Data worden ingezet om resultaten te meten en voortdurend te verbeteren.
Jonne van der Hulst
Sinds 2014 is Jonne werkzaam bij Agrifirm. Opgegroeid tussen de bloembollenvelden in de kop van Noord-Holland waar hij zijn vrije uurtjes van school vaak doorbracht op het bloembollenbedrijf van zijn oom. Ondanks dat zijn studie Commerciële Economie niet per se aansluit op wat hij nu doet, is hij bij Agrifirm-GMN volledig op zijn plek. Jonne: “Mijn functie in de buitendienst bij Agrifirm is eigenlijk via via op mijn pad gekomen.”
AAls adviseur heeft Jonne binnen het vakgebied met tal van uitdagingen te maken. “Ik vind het uitdagend om oplossingen te bedenken en de klant daarmee van dienst te zijn. Maar ik vind het ook tof om proeven te doen en zo de sector vooruit te helpen. Als je dan resultaten ziet, dat maakt het natuurlijk alleen maar leuker. Kijk bijvoorbeeld naar de gladiolenteelt. Door hier veel onderzoek te doen, hebben we een goede strategie ontwikkeld in de bestrijding van straatgras.”
Nieuwe generatie telers
“Waar ik met belangstelling naar kijk is de nieuwe generatie van jonge telers”, vertelt Jonne. “Een generatie met een eigen visie waarmee ik door mijn eigen leeftijd goed aansluiting kan vinden. Deze groep krijgt te maken met minder beschikbare gewasbeschermingsmiddelen. Dat vraagt om een andere kijk op de teelt. En ook de noodzaak om nu te onderzoeken hoe er in toekomst geteeld moet worden.
Jonne van der Hulst ervaart ook in zijn werk belangrijke veranderingen. De schaal-
vergroting zet flink door. Als adviseur heeft
Jonne minder relaties dan toen hij negen jaar terug begon, maar de bedrijven zijn gemiddeld veel groter. Onveranderd is dat het in de relaties draait om vertrouwen.
Jonne vervolgt: “Voor een jonge adviseur is het misschien wel een voordeel dat er de afgelopen jaren zo veel is veranderd op het gebied van middelen en toelatingen. Bij al die veranderingen komt het heel erg van pas dat we over één groot bloembollenteam beschikken met daarin enorm veel kennis.”
Een mooi voorbeeld van een nieuwe groep jonge telers is te zien in de zantedeschia teelt. “Hierin is veel onverklaarbare uitval”, vertelt Jonne. “Op het oog lever je gezonde knollen af, maar in de broeierij gebeurt er niks. Geen opkomst, of een tekort aan bloemen. Dit kost veel geld. In het verleden is hiernaar al wel onderzoek gedaan, zonder veel resultaat. Naar aanleiding van een gesprek met calla-teler Pim van der Vlugt besloten we hiervoor een studieclub op te richten. Elf jonge zantedeschia-telers sloten zich aan. “Dit project heeft onlangs een POP3 subsidie gekregen. Het gaat nu dus echt beginnen.”
Het idee achter de proeven is om de komende twee tot drie jaar data te verzamelen bij de elf aangesloten bedrijven. De telers werken allemaal met identiek uitgangsmateriaal. Metingen vinden plaats op de thema’s: bodem, bemesting en be-
waring. Jonne daarover: “Wat ik mooi vind, is dat we er helemaal blanco ingaan. Weg van het gevoel en van eerdere ervaringen. De data die we verzamelen moeten ons gaan helpen om uitval te verklaren. Van daaruit kunnen we de juiste maatregelen treffen om in de toekomst uitval te beperken.”
Teelt van de toekomst?
Hoe de teelt van de toekomst er uit gaat zien? “Best lastig, vindt Jonne. “Als adviseur is ervaring heel belangrijk. Door de vele
ontwikkelingen gaan we in versneld tempo nieuwe ervaringen opdoen, bijvoorbeeld het hier genoemde onderzoek in zantedeschia. In die onderzoeken is de samenwerking tussen telers en het Expertisecentrum Bloembollenteelt van groot belang. Ook nieuwe technologie en data worden vast onderdeel van de teelt. Het is aan ons als adviseurs om steeds opnieuw de mogelijkheden te toetsen en te verkennen.”
De data die we verzamelen moeten ons gaan helpen om uitval te verklaren.In april zijn de eerste proeven uit het zantedeschia project geplant.
Nerine is een kenmerkende teelt in de regio Heemskerk. Een aantal telers is gespecialiseerd in deze snijbloem. Nerine kenmerkt zich door lange stelen, smalle bloemblaadjes die naar achter krullen en uitstekende meeldraden. Van nature is nerine een herfstbloeier. Maar door de bollen in een uitgekiende cyclus te brengen, lukt het telers om nerine ook jaarrond te laten bloeien. De vermeerdering van de teelt vindt met name plaats door het opplanten van klisters (‘spanen’).
Fusarium problemen
Nerine maakt deel uit van de narcissenfamilie (Amaryllidaceae). Net zoals narcis is nerine gevoelig voor de schimmelziekte Fusarium, de veroorzaker van bolrot. Met de naderende opgebruiktermijn van Mirage® Elan (30 juni 2023) komt de teler voor een nieuwe uitdaging te staan. Vanuit de telers kwamen vragen hoe dit te op te vangen. Agrifirm-GMN adviseur Bram Mulder heeft daarom al samen met telers bij De Wit Nerine in Heemskerk, een screeningsproef opgezet.
“Het is goed dat we ook in een kleine teelt als nerine onderzoek doen”, vertelt Robbert de Wit van De Wit Nerine. “Onze werkwijze is vaak gebaseerd op hoe we het altijd deden, terwijl dit misschien helemaal niet meer zo effectief is. Zeker met de verschraling van het middelenpakket is het goed om te kijken naar andere opties en mogelijkheden.”
Met ondersteuning van het Expertisecentrum Bloembollenteelt zijn dompelbehandelingen uitgevoerd om de werking van diverse fungiciden op Fusarium in nerine te beoordelen.
Daarnaast zijn biostimulanten en bodemverbeteraars ingezet om de gewasvitaliteit te bevorderen. Adviseur Bram Mulder hierover: ‘”Met Mirage Elan verdwijnt een sterk middel tegen Fusarium. Maar in de proef zagen we dat alternatieve fungiciden de werking op Fusarium goed weten te benaderen en de bloemkwaliteit handhaven of zelfs verbeteren. Deze screeningsproef biedt ons belangrijke nieuwe inzichten voor een goed advies. En het belangrijkste: het geeft telers houvast om in de praktijk met een nieuwe strategie aan de slag te gaan.”
Het vervolg
Doelstelling is nog meer kennis vergaren. Op basis van de eerder opgedane inzichten zijn er dit jaar opnieuw praktijkproeven geplant bij zowel De Wit Nerine als andere telers in de regio. Vanzelfsprekend worden ook de resultaten hiervan met de telers gedeeld.
Goede bodem- en waterkwaliteit zijn belangrijke pijlers onder elk agrarisch bedrijf. Voor verbetering daarvan kunt u sinds januari 2022 terecht bij Landbouwportaal Noord-Holland en Rijnland. Het portaal biedt informatie over subsidiemogelijkheden voor het verbeteren van de water- en bodemkwaliteit. Denk aan maatregelen in het kader van erfafspoeling, duurzaam bodemgebruik, emissie van gewasbeschermingsmiddelen en perceel- en oeverinrichting. Ook kunt u via dit portaal kosteloos een onafhankelijke coach aanvragen. De coach komt bij u op het bedrijf en biedt u advies over bedrijfsvoering en subsidiemogelijkheden.
Wilt u meer informatie of bent u benieuwd naar de mogelijkheden bij u in de buurt? Scan de qr code
Een vroege oogst van de bloembollen biedt volop mogelijkheden om de positieve eigenschappen van groenbemesters te benutten. Om de organische stof op peil te houden, maar ook voor de onkruidbeheersing: een steeds grotere uitdaging in de bollenteelt.
Het tijdig inzetten van groenbemesters kan ongewenste onkruiden uit het perceel houden. Bladrammenas, gele mosterd en Japanse haver hebben een snelle beginontwikkeling en zijn daardoor geschikt. Agrifirm-GMN heeft een breed assortiment groenbemesters beschikbaar. Bepaal samen met uw adviseur de juiste strategie.
Bij gebruikers van GMN Crop is Smartfarm (FieldMate) toegevoegd. FieldMate is een gewas- en bodemsensor die lokaal relevante gegevens meet tussen de planten. Informatie over ziektedruk, blad-nat en (bodem) temperatuur zijn daardoor nu rechtstreeks zichtbaar in GMN Crop.
Tien FieldMate’s gekoppeld Inmiddels zijn er tien FieldMate’s in GMN Crop te raadplegen. Hieronder is het FieldMate netwerk van Agrifirm-GMN zichtbaar, overigens nu nog uitsluitend in tulpenpercelen.
Omdat het ziektedruk model ook onderdeel uitmaakt van de SmartFarm koppeling wordt het voor de teler
makkelijker om gewasbehandelingen af te stemmen op actuele weersomstandigheden.
Kijk voor meer informatie over dit onderwerp ook op pagina 14 Interesse in GMN Crop en deze koppeling? Kijk op www.agrifirmgmn.nl/gmn-crop/
Hoe kunnen bollentelers beter gebruik maken van open source data? Met deze vraag gaat Piet Meeuwissen, student van Tuinbouw en Agribusiness Delft aan de slag. Over zijn onderzoek: “We zijn geneigd om ons te focussen op welke data we nog niet hebben. Maar daarmee vergeten we soms te kijken naar de mogelijkheden van data die binnen handbereik liggen.”
In de voorjaarseditie 2022 van de Bol&Teelt stond een uitgebreid artikel over groenbemesters. Wilt u dit opnieuw lezen?
Open source data zoals satellietbeelden en bodemkaarten via het internet zijn vrij beschikbaar. Piet: “In mijn onderzoek ben ik gestart met een literatuurstudie naar de mogelijkheden van open source data. Met de verzamelde informatie denk ik dat bredere inzet mogelijk is.” In het onderzoek worden het perceel en het gewas ‘op de grond’ beoordeeld aan de hand van verschillende metingen. Denk hierbij aan gewasstadium, gewasgezondheid en bodemverdichting. Deze visuele beoordelingen worden vergeleken met satellietdata. Piet
hierover: “Telen en adviseren op basis van data heeft in mijn optiek een grote toekomst. Met mijn onderzoek wil ik daar graag aan bijdragen.”
Het is voor Piet niet de eerste keer dat hij aan de slag gaat voor Agrifirm-GMN. “Eerder, in mijn tweede jaar, heb ik met een aantal studiegenoten onderzoek gedaan naar pythium in hyacint. Toen ik vanuit de opleiding de mogelijkheid kreeg om hier opnieuw stage te lopen, was de keuze voor mij snel gemaakt.”
Steeds meer biostimulanten vinden de weg naar de bloembollensector. Bij de introductie van nieuwe biostimulanten gaat Agrifirm-GMN echter niet over een nacht ijs. Een belangrijke rol daarin is voor Cebeco Agro weggelegd. Cebeco Agro genereert en bundelt kennis van gewasbeschermingsmiddelen, basisstoffen, biostimulanten en specialty meststoffen en maakt een eerste selectie van producten. Jan Ties Malda maakt deel uit van dit team en richt zich op met name biostimulanten en meststoffen. Hij vertelt er in dit artikel, dat mede tot stand komt met medewerking van Arjo van den Berg (teeltspecialist Agrifirm-GMN), meer over.
Jan Ties Malda werkt sinds acht jaar voor Cebeco Agro, een volle dochter van Agrifirm. Hij vertelt: “Ons werk is een belangrijke schakel tussen fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen en biostimulanten en de dagelijkse praktijk in het veld. Heel eenvoudig gezegd: wij selecteren de producten met de meeste potentie en sturen waar mogelijk producenten aan om middelen te verbeteren. Dat doen we natuurlijk op basis van
vragen en wensen vanuit de praktijk. Mijn expertise ligt op het terrein van meststoffen en biostimulanten.”
Van meststoffen tot biostimulanten
“Toen ik begon, was onze focus vooral gericht op het effectiever inzetten van meststoffen. Met de inzet van coatings bijvoorbeeld, konden we beter sturen op de plantbehoefte. Je wilt immers dat de
meststof op het juiste moment beschikbaar komt voor de plant. Daarin zijn we nu behoorlijk succesvol. Een tweede focus kwam toen mancozeb verdween. Dit multifunctionele middel presteerde als fungicide, bladvoeding (mangaan en zink) en biostimulant. We hebben nu meerdere ‘vervangers’ beschikbaar. Uiteindelijk is ons streven om voor bladvoeding één universeel product te vinden. Met gebruiksgemak voor de teler.”
Zes thema’s als kompas
Er zijn misschien wel duizend verschillende biostimulanten beschikbaar. En natuurlijk beloven de meeste producenten gouden bergen. Om gericht op zoek te kunnen gaan naar de meest geschikte middelen, wordt gewerkt vanuit zes relevante thema’s:
■ Bodemweerbaarheid
■ Beworteling/zetting
■ Temperatuur- en droogtestress
■ Plantweerbaarheid
■ Bewaarkwaliteit
■ Nutriënten-efficiëntie.
De oplettende lezer valt het misschien op. Voorheen waren dit vijf thema’s. Nieuw is ‘nutriënten-efficiëntie’. Een actueel thema dat de komende jaren ongetwijfeld aan belang gaat winnen.
Van fabrikant naar teler:
een lange weg
Cebeco Agro en Agrifirm-GMN zijn altijd op zoek naar de beste producten. Dat begint bij gesprekken met adviseurs die de praktijk het allerbeste kennen. Waar liggen hun vragen, wensen en behoeftes?
Die informatie is essentieel om onderzoek op te starten naar wat de markt biedt. Op basis van theoretisch onderzoek, worden vervolgens de meest kansrijke producten geselecteerd. “Maar dan begint het pas”, vervolgt Jan Ties. “We willen natuurlijk weten wat de beschikbare producten doen in de bollenteelt. In dat traject is het Expertisecentrum Bloembollenteelt onmisbaar. Zij gaan ermee aan de slag in hun proeven. Een flink deel van de producten valt hier alsnog af. De middelen die deze fase wel doorkomen, worden vervolgens eerst kleinschalig in de praktijk getest. Pas als hier goede resultaten worden behaald, volgen er bredere adviezen.
Duidelijk mag zijn dat dit lange trajecten zijn. Maar uiteindelijk betekent dit wel veel meer zekerheid voor de teler.”
De meest succesvolle biostimulanten
Het onderzoek van de afgelopen jaren heeft inmiddels geleid tot een aantal innovatieve producten. We vragen Jan Ties Malda naar zijn lijst met meest kansrijke danwel succesvolle producten.
Agriculture Plus
Deze biostimulant kan zowel in het dompelbad als volvelds, voor en na de bloei, worden toegepast. Agriculture Plus heeft impact op de vitaliteit van het gewas en op de opbrengst. Het wordt steeds meer in de standaard adviezen opgenomen.
Soilset
Een veelbelovende biostimulant voor toepassing in de dompeling. Maar er is zowel ervaring opgedaan met inwerken in de bodem en toepassingen in het dompelbad, beide met goede resultaten. Soilset zorgt voor een betere microbiologie in de bodem wat leidt tot een sterkere wortelontwikkeling.
PhosN
PhosN is een combi van verschillende bacillus stammen die de wortelontwikkeling van de bloembollen stimuleren. Fosfaat uit de bodem wordt versneld omgezet naar beschikbaar fosfaat voor de plant. Het is een bacteriële bodemverbeteraar. PhosN wordt vóór het planten ingewerkt. Eventueel ook na het planten, maar dan is inregenen nodig.
Agro-Mos
Misschien wel een van de meest veelbelovende biostimulanten voor bladtoe-
passing. De gefermenteerde gistresten in dit product zorgen voor een sterkere, vitalere en minder stressgevoelige plant. Het verouderingsproces vertraagt en de plant blijft langer groen. Toepassing op het vitale gewas.
Optysil
Product op basis van silicium. Het zorgt voor een dikkere en hardere waslaag van de plant, maar ook voor verbetering van de vochthuishouding.
Tonivit
Tonivit is een zeewierextract. Proeven in hyacint, fijn wortelige gewassen maar ook in tulp laten zien dat Tonivit als bladtoepassing het wortelstelsel weet te stimuleren. Toepassing lijkt vooral zinvol als het gewas een ‘zetje’ kan gebruiken.
Nog volop uitdagingen te gaan
Met biostimulanten wordt ingezet op een meer duurzame en circulaire landbouw. De uitdagingen zijn groot. Zo is nutriënten-efficiëntie een belangrijk nieuw thema binnen de sector. Hoe zetten we onze meststoffen zo duurzaam en circulair mogelijk in? Nieuwe oplossingen dienen zich al aan. Bijvoorbeeld het product BlueN dat stikstof uit de lucht weet te binden waardoor mogelijk tot wel 30 kg kan worden bespaard op de N-gift. Een andere ‘heilige graal’ waar we naar op zoek zijn, is een systeem dat virusoverdracht tegengaat op basis van producten met Laag Milieu Impact (LMI). Jan Ties tot slot: “Alleen door vast te blijven houden aan verder onderzoek komen we verder.”
“Diverse producten worden inmiddels succesvol toegepast in de praktijk. Daarnaast worden voortdurend nieuwe producten onderzocht die de komende jaren ongetwijfeld ook hun weg naar de bollenteler gaan vinden.”
Arjovan den Berg over biostimulanten
Dat datatechnologie steeds meer zijn intrede doet in de teelt, kan niemand ontgaan. Het gebruik van actuele data helpt teler en adviseur om de juiste keuzes te maken. Deze opmars wordt verder aangewakkerd door technologische vooruitgang, maar zeker ook door het belang van een steeds duurzamer teeltsysteem.
Data data data: en wat dan?
In de bloembollenteelt werkt men al langer met gewassensoren die worden geleverd door meerdere leveranciers. En ook de inzet van een Gewasbescherming En Weer Informatie Systeem (afgekort Gewis) is al langer gebruikelijk in de sector. Daarbij wordt steeds meer informatie over de teelt vastgelegd in teeltregistratie programma’s én door persoonlijke waarnemingen in het perceel digitaal te registreren. En daar komen ook nog eens satellietgegevens bij. Kortom, er komen steeds meer data beschikbaar. Het vertalen van al deze data naar de praktijk is de volgende stap. En daarbij zijn praktijkervaring en teeltkennis essentieel.
Het goede nieuws is dat er steeds nieuwe stappen worden gezet. Zo is een koppeling gemaakt tussen gewassensoren (FieldMates) en het teeltregistratie programma GMN Crop. Als eerste in de tulpenteelt. De gebruiker van GMN Crop krijgt met deze koppeling toegang tot tien weerstations in verschillende regio’s. De teler heeft niet alleen inzicht in de actuele omstandigheden, maar krijgt ook een melding over de ziektedruk. Bijkomend voordeel is dat er op basis van de geregistreerde gewasbehandelingen in combinatie met lokale weersvoorspellingen de volgende behandeling al kan worden ingepland. Op het optimale moment.
Een belangrijke uitdaging is om op basis van data, een irrigatie advies te ontwikkelen. Om dat voor elkaar te krijgen, is er al veel geëxperimenteerd en getest. Dit jaar gaan we aan de slag met satellietgegevens. Satellietopnames van het gewas gecombineerd met sensoren in het veld, maken het mogelijk om de vochtbehoefte van het gewas te bepalen. Althans, dat is de theorie. Met een aantal telers worden testen gedaan of dit in de praktijk bijdraagt aan het optimaliseren van irrigatie.
Niet iedere teler hoeft zelf het wiel uit te vinden. Agrifirm-GMN volgt de ontwikkelingen in de precisielandbouw op de voet. Dankzij onderzoeken en proeven zijn adviseurs in staat om telers te adviseren bij de inzet van nieuwe technieken. Om de kennis bij Agrifirm-GMN op peil te houden, wordt samengewerkt met tal van specialisten. Gezamenlijk wordt gekeken naar de toepasbaarheid gericht op een toekomstbestendige bollenteelt.
PPS is de afkorting voor Publieke Private Samenwerking. Binnen PPS Systeemsprong werken maar liefst veertien partijen* samen om de bollenteelt toekomstbestendig te maken. Onder meer door vraagstukken omtrent ziektedruk en het optimaliseren van de teelt met hoogwaardig onderzoek aan te vliegen. Eén van die projecten is gericht op onderzoek naar nieuwe teeltsystemen voor
tulp, narcis, zantedeschia en amaryllis. Ook wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een eenrichtingssysteem. Planten uit weefselkweek vormen in dit systeem het uitgangsmateriaal voor één laatste teeltjaar buiten. Wilt u meer weten over deze belangrijke ontwikkelingen? Lees dan vooral het artikel op onze website: www.agrifirmgmn.nl/de-bollenteeltoptimaliseren.
Het risico op erfemissie is het grootst tijdens het vullen van de tank.
Het Closed Transfer Systeem (CTS), dat per 2024 verplicht is, biedt mogelijkheden om dit te voorkomen.
Homburg Holland heeft daarom een gesloten vulsysteem ontwikkeld (Tefen AccuRite CTS) geschikt voor bestaande spuitmachines. Tefen maakt gebruik van het easyconnect-systeem dat bestaat uit twee componenten: een unieke schroefdop die aan de verpakking is bevestigd en een koppeling. Hierdoor is het niet langer nodig om de schroefdop van de can of bus te verwijderen. Het levert gebruiksgemak op en het risico op blootstelling en op morsen wordt geminimaliseerd.
Meer weten over dit systeem? Op de website Homburg Holland staat een duidelijke instructievideo. www.homburg-holland.com/nl/tefen
Laudis (werkzame stof tembotrione, uit de groep van triketonen) remt de fotosynthese. De werking wordt na enkele dagen zichtbaar in de vorm van witverkleuring, wat resulteert in necrose en afsterving van de plant. Laudis bestrijdt een aantal hardnekkige éénjarige grassen en een groot aantal éénjarige, breedbladige onkruiden. Pas Laudis in verband met de lage dosering toe op kleine onkruiden. Het middel is na een uur regenvast. Er zijn geen beperkingen ten aanzien van volggewassen in een normale vruchtopvolging. Laudis heeft een KUG-toelating en is niet toegelaten in tulp en lelie. Lees voor meer informatie over de onkruidbeheersing ook het artikel op pagina 16 en 17.
Goede bescherming en verzorging van het gewas en de oogst is belangrijk. Maar vergeet ook uzelf en uw personeel niet deze zomer. Om ook uzelf goed te beschermen en uw hoofd koel te houden, heeft Agrifirm-GMN een leuk zomerpakket voor u met een koeltasje met daarin, zonnebrand, speelkaarten en wat drankjes en lekkere versnaperingen. Als relatie kunt u na een bezoek aan een van onze expertisedagen uw zomerpakket meenemen. Kijk voor meer informatie op www.agrifirmgmn.nl/ expertisedagen
Alle aandacht met nieuw onderzoek
De onkruidbeheersing in bloembollen wordt er, om het maar zacht uit te drukken, niet makkelijker op. Het middelenpakket dat nog inzetbaar is, is flink gedecimeerd. Alle reden om te kijken wat er wel mogelijk is. Het Expertisecentrum Bloembollenteelt trekt daarbij samen op met fabrikanten. Dit resulteert in nieuwe (KUG)toelatingen. Arjo van den Berg (teeltspecialist) en Thijs Wester (onderzoeker Expertisecentrum Bloembollenteelt) over de laatste ontwikkelingen.
Voor fabrikanten is en blijft het een dilemma om te investeren in toelatingen in kleine teelten. De hoge kosten wegen immers vaak onvoldoende op tegen de uiteindelijke opbrengsten. Gelukkig is er de mogelijkheid voor KUG-toelatingen. Hieraan zijn lagere kosten verbonden, maar tegelijkertijd biedt het minder zekerheden voor de kweker. Lelies en tulpen hebben daarbij nog een ‘handicap’. Deze teelten vallen in Nederland niet onder de kleine teelten waardoor er geen KUG-toelating mogelijk is. Hierdoor vallen ze steeds vaker tussen wal en schip. Voor Agrifirm-GMN is deze situatie een belangrijke aanleiding en stimulans om zelf onderzoek te doen en waar mogelijk de dialoog met fabrikanten aan te gaan. Om zo gezamenlijk beschikbare middelen met potentie te toetsen en naar de markt te brengen.
Belangrijke middelen als Chloor IPC, Asulam® en Pyramin® zijn in de bollenteelt niet meer toegestaan. Dit levert flinke nieuwe uitdagingen op om de onkruiddruk te beheersen. Voor opkomst zijn nu bollenbreed de middelen Stomp® 400 SC en Wing® P beschikbaar, beide werkzaam tegen een aantal breedbladige en grasachtige onkruiden. Daarnaast kregen de middelen Devrinol® 45 SC en AZTM 500 een KUG-toelating waarbij AZ 500 ook is toegelaten in lelies (met uitzondering van tweedejaars). In tulpen is er geen toelating. Verder is er nog het middel Fresco® dat ook in een aantal kleine teelten en in lelies (plantgoed en kale schubben) voor opkomst kan worden ingezet. Kortom er is een breed spectrum aan middelen, maar geen van deze middelen biedt een complete oplossing. Van teelt tot teelt en van perceel tot perceel (wat zijn de probleemonkruiden) is het zoeken naar de juiste strategie.
Als gevolg van het verdwijnen van met name na-opkomst middelen, neemt de onkruiddruk na opkomst toe. Kamille, vogelmuur en grasachtigen, maar ook klein kruiskruid zijn vaker zichtbaar. De beheersing wordt steeds lastiger in de kleine teelten, maar wellicht nog meer in tulpen en lelies. Na opkomst wordt bijvoorbeeld in de meeste teelten gewerkt met Goltix®WG. Toe te passen in lage doseringen is het effectief op onder andere meldesoorten en straatgras. Om een effect te genereren is vroege inzet
(kiemstadium onkruiden) essentieel. De harde conclusie is dat er in de tulpenteelt momenteel na opkomst vrijwel niets meer mogelijk is.
Onderzoek naar nieuwe middelen
Om in de toekomst toch voldoende middelen beschikbaar te hebben, wordt op het Expertisecentrum Bloembollenteelt intensief onderzoek gedaan naar nieuwe mogelijkheden. Met name bestaande en beschikbare middelen voor de akkerbouw worden getoetst in de bloembollenteelt. Met een aantal middelen is de afgelopen jaren dusdanig veel ervaring opgedaan, waardoor ze nu in de praktijk -voorzichtigkunnen worden toegepast.
Laudis®
Het middel Laudis van Bayer is een bekend middel in de maïsteelt. Het middel is effectief tegen eenjarige onkruiden, onder meer ereprijs, dovenetel en brandnetel na opkomst. Het is de afgelopen jaren uitgebreid getest waardoor er inzicht is in zowel effectiviteit als tolerantie. Laudis heeft een KUG-toelating. Er is geen toelating in lelies en tulpen.
Titus®
Titus is een behoorlijk breedwerkend herbicide met een werking op onder andere kweek, hanepoot en kamille. Ook dit jaar zijn de proeven gericht op een optimale
toepassing waarbij tevens gekeken wordt naar gevoeligheden. De verwachting is dat Titus breed wordt toegepast in de lelieteelt. (KUG toelating lelie met uitzondering van tweedejaarsteelt)
Primus®
Primus had een al een KUG-toelating in narcis. Die toelating is nu verder uitgebreid in de bloembollenteelt met uitzondering van tulp en lelie. Primus (werkzame stof florasulam) is een groeistofachtig middel dat kan zorgen voor schade aan het gewas. Ook naar mogelijke volgschade, door te kijken naar de afbroei, wordt onderzoek gedaan. Kortom, de uitbreiding van de inzet van Primus zit in een pril stadium (met uitzondering van narcis) waarbij dit jaar op beperkte schaal praktijkervaringen worden opgedaan.
Advies is maatwerk
De onkruidbeheersing is tegenwoordig vrijwel altijd maatwerk in dosering en toepassing. En bedenk: middelen met een KUG-toelating zijn altijd op eigen risico. Eventuele schade kan niet verhaald worden bij de fabrikant. Alle reden om zorgvuldig de voors en tegens van in te zetten middelen af te wegen. Kortom, laat u goed informeren door uw adviseur om zo de onkruiddruk waar mogelijk te beperken en tegelijk schade aan het gewas te voorkomen.
In de proeven van het Expertisecentrum Bloembollenteelt is dit voorjaar veel aandacht voor onkruidbeheersing in de bollenteelt. Onder begeleiding van adviseurs en onderzoekers van het Expertisecentrum maakt u kennis met de meest recente proeven en bestrijdingsresultaten. Meer over deze dagen leest u op pagina 19.
Advies en teeltbegeleiding is in de eerste plaats mensenwerk. Onze adviseurs komen op de bedrijven en weten wat er speelt. Ze informeren u over actuele ontwikkelingen op het gebied van toelatingen, meststoffen, wetgeving en andere topics die in de sector spelen. Ook beschikken zij over de meest recente onderzoeksresultaten van het Expertisecentrum Bloembollenteelt. Daarbij kiest elke adviseur voor eigen specialisaties op het terrein van gewasbescherming, bemesting of biostimulanten. Maak hieronder kennis met twee van onze adviseurs:
Aan de slag in de agrarische sector: het was voor Jan een heldere keuze. Thuis had zijn vader een bollenkwekerij waar hij alle kneepjes van het vak leert. Maar tegenwoordig heeft hij meer in zijn portefeuille dan alleen bloembollen. “In het verleden bedienden we vanuit één locatie in Noord-Scharwoude alle klanten van Agrifirm. Van daaruit heb ik mijn klantenkring opgebouwd met daarin zowel bloembollen- als groentetelers. Beide vakgebieden hebben veel overeenkomsten met name op het gebied van beschikbare gewasbeschermingsmiddelen. Hierdoor ben ik regelmatig eerder dan collega’s bekend met middelen die al een toelating in de groenteteelt hadden. Het mooie aan mijn werk vind ik dat elke dag, elke week en elk jaar weer anders zijn. Het is onmogelijk om aan het begin van het seizoen het verloop te voorspellen. Dat maakt dat je altijd flexibel moet zijn om samen met de klant tot een zo goed mogelijk resultaat te komen.”
Duurzaamheid speelt een grote rol in het werk van Leen. Al sinds het begin van zijn loopbaan bij Agrifirm, focust hij zich op microbiologie. “De afgelopen jaren zie je dat de sector flink aan het vergroenen is. Middelen verdwijnen en 2030 komt steeds dichterbij. Maar eerlijk gezegd: ik focus me al twintig jaar op vergroening. Als adviseur wil je vooruit. Ik was al vroeg overtuigd dat de rol van chemie minder zou gaan worden. Ik heb veel research gedaan naar biostimulanten en andere groene middelen zoals Agriculture Plus. Het is niet altijd makkelijk om voorloper te zijn. Daarom vind ik het zo mooi om te zien dat deze nieuwe ontwikkelingen en middelen meer en meer worden omarmd door collega’s. En dat klanten hierin meegroeien.”
Teeltadviseurs
Agrifirm-GMN is de specialist in de bloembollenteelt met een groot aantal teeltadviseurs en (gewas)specialisten. Op de website www.agrifirmgmn.nl maakt u kennis met hen.
In februari organiseerden we voor onze klanten maar liefst tien Regio Relatiedagen die in totaal ruim 650 bezoekers trokken. Zij werden geïnformeerd over tal van actuele onderwerpen in de bollenteelt. Zo was er aandacht voor de virusrobot, het optimaliseren van het spuitbeeld en werd het nieuwe vulsyteem (Tefen) geïntroduceerd. Veel dank gaat uit naar klanten die hun bedrijfsruimte ter beschikking stelden voor deze bijeenkomsten. Zo konden we in de verschillende regio’s terecht. “Een prima manier om in één keer over een groot aantal onderwerpen geïnformeerd te worden”, aldus een van de bezoekers.
De grootste indoor bloembollententoonstelling is geslaagd in een nieuwe opzet. Door de combinatie met de ‘Flowerbulb business days’ was het voor zowel vakgenoten als consumenten een bijzonder aantrekkelijke en hierdoor goed bezochte week. Agrifirm-GMN is trots om sponsor te zijn van de Lentetuin. De stand op de Agri vakbeurs was dit jaar een samenwerking tussen Agrifirm-GMN, Olof Schuur BV en CNB. Hiermee wisten we de prijs van beste stand in de wacht te slepen. We hebben tijdens de Lentetuin veel relaties mogen ontvangen.
Wanneer deze Bol&Teelt op de mat valt, staan de Expertisedagen in de voorjaarsgewassen op het punt van beginnen. Op de proefvelden in Voorhout, Zwaagdijk en Breezand is het onderzoek in volle gang en graag geven we onze relaties weer de mogelijkheid om deze proeven te bezichtigen en er de kennis van op te doen.
De open dagen/expertisedagen op een rij:
25 mei
Open dag van de Tulp
Vertify organiseert 25 mei de Open dag van de Tulp in Zwaagdijk. Tijdens deze dag zullen wij aanwezig zijn
om een aantal van onze proeven toe te lichten. Aanmelden kan via de website van Vertify.
31 mei
Expeditiedag Breezand
Op woensdag 31 mei nodigen we u uit om naar onze proeflocatie in Breezand te komen. Graag praten we u bij over onze laatste inzichten op het gebied van onkruidbeheersing, biostimulanten, virusbeheersing, bladmeststoffen en verdere verduurzaming in de teelt. Tijdens deze dag is het ook mogelijk om uw licentie thema Teelt te verlengen. Aanmelden voor deze bijeenkomst is verplicht en kan via website onderaan de pagina
7 en 8 juni
Expertisedagen Duin- & Bollenstreek
Op woensdag 7 en donderdag 8 juni kunt u onze
Expertisedagen Duin- & Bollenstreek (Voorhout) bezoeken. Vanaf 13.00 uur start er onder leiding van onze teeltspecialisten regelmatig een rondleiding langs de proeven. Let op! Dit jaar is hier geen licentie.
Kijk voor meer informatie op www.agrifirmgmn.nl/expertisedagen
De kennis en kunde van de bollenteelt gaat in Nederland honderden jaren terug. Om ook in de toekomst een grote bijdrage te kunnen leveren aan de bloembollensector, doet het Expertisecentrum Bloembollenteelt onderzoek. Zowel in de praktijk als op onze eigen locaties. Vorig jaar zijn de onderzoeksactiviteiten van het Expertisecentrum Bloembollenteelt flink uitgebreid op een tweede locatie aan de Zandvaart in Breezand. Deze locatie wordt vooral gebruikt om de geoogste bollen van proefvelden verder te verwerken waarna Agrifirm-GMN adviseurs de resultaten kunnen delen met telers.