Workshop Omwonenden
Hoe ga je in gesprek met kritische omwonenden?
“Drones kunnen zomaar het verschil maken”
Virusbeperking in bloembollen
Voorwoord Toekomstbestendig telen
Alstublieft: de tweede Bol&Teelt alweer in 2024. Het nieuwe seizoen is in volle gang en ongetwijfeld heeft u het druk. Tegelijkertijd genieten zo veel mensen in hun vrije tijd van de pracht van onze bollenvelden. Daar mogen we als sector trots op zijn.
Als altijd is er in dit nummer aandacht voor een duurzame en economische teelt. Ditmaal vanuit verschillende perspectieven. Bijvoorbeeld het verhaal van Joris Roskam die ingaat op het belang van een goede dialoog met onze omgeving. Dat verhaal wordt zeker ondersteund door Tim van den Berg van Boltha BV. De woorden duurzaam telen, vervangt hij graag door toekomstbestendig telen. Een mooi verhaal direct uit de praktijk.
Zeker ook aandacht is er voor onderzoek en actualiteit. Met informatie over ontwikkelingen in virusbestrijding en de bestrijding van de tulpengalmijt mede als gevolg van middelen die verdwijnen. Dat ons Expertisecentrum Bloembollenteelt van cruciale betekenis is voor een toekomstbestendige aanpak wordt in dit nummer onderstreept in een interview met Roos de Wit die er werkzaam is als projectleider.
Kortom, ook dit nummer biedt u volop informatie en inspiratie om vol energie te blijven gaan voor een toekomstbestendige en economische interessante teelt.
Dennis Meijaard Directeur Business Unit BloembollenInhoud
In de tulpenteelt zijn pyrethroïden nog steeds de basis om verspreiding van virus te beperken. Pyrethroïden lossen het probleem niet op, maar door ze op de juiste manier toe te passen, valt er zeker winst mee te behalen.
4
Toekomstbestendig bollen telen. Dat kan. Op pad met Roos de Wit
8
12
Virusbeperking in bloembollen
16
Galmijtonderzoek Op zoek naar alternatieven
In tulp betekent dit dus zo vroeg mogelijk selecteren en de besmette planten verwijderen.
06 Samen in de coöperatie Workshop Omwonenden
07 Fabrikant aan het woord Bayer, biologische middelen met impact
10 Teeltuitdaging Beperken enkelstalligheid in zantedeschia
11 Product, veiligheid en innovatie
14 Techniek en toekomst Drones maken het verschil
18 Een team van specialisten Maak kennis met Jim Tol en Desiree Huiberts
19 Product, veiligheid en innovatie
Colofon: Bol&Teelt is een uitgave van Agrifirm-GMN Redactie Frank van den Hoek en Eline Klaver, Agrifirm-GMN Tekstbijdragen Arjo van den Berg, Gerbrant Schilder, Alex de Waard, Joris Roskam, Jonne van der Hulst, Jan Ties Malda, Tim van den Berg, Roos de Wit, Peter Klaver, Joris Teeuwen, Wesley Jongejans, Jan Warmerdam, Evert Hofman, Bram Mulder, Piet Meeuwissen, Jim Tol, Desiree Huiberts, Jeroen Groot Interviews en tekstredactie Douwe Soepboer, DoorDouwe.com Ontwerp en opmaak Menno Verheij, Reach Brand Storytellers Fotografie Paula van der Post, Eline Klaver, Istockphoto, Adobe Firefly Drukwerk Damen Drukkers.
Toekomstbestendig bollen telen. Dat kan!
Boltha BV is sinds vijf generaties gevestigd in de regio Breezand. De vijfde generatie wordt vertegenwoordigd door de drie broers Sjaak (39), Tim (38) en Thijs (34). We spreken Tim van den Berg op hun bedrijf op de grens van Breezand en Anna Paulowna.
Virusvrij materiaal biedt ons meer zekerheden
“Het gebeurt maar zelden dat we met zijn drieën op het bedrijf zijn”, steekt Tim van wal. “We hebben binnen ons bedrijf allemaal onze eigen verantwoordelijkheden.
En door de verschillende teeltlocaties in met name Limburg en in Chili zijn we ook daar geregeld aanwezig. Mijn focus ligt vooral op de lelieteelt. Zo’n twaalf jaar geleden zijn we gestart met virusvrij materiaal uit weefselkweek. Dat vermeerderen we voor eigen gebruik en voor verkoop van virusvrije schubbollen. We doen er daarbij alles aan om te voorkomen dat het uitgangsmateriaal via mechanische overdracht met virus wordt besmet. Daarom stellen we zeer hoge eisen aan de hygiëne in ons bedrijf.”
Werken met weefselkweek is kostbaar.
Toch hebben jullie hiervoor gekozen. Wat is de achtergrond daarvan? “Dat heeft twee belangrijke redenen”, legt Tim uit. ‘“We weten natuurlijk al langer dat het gebruik van pyrethroïden onder druk staat. Met een continue toevoer van virusvrij uitgangsmateriaal denken wij veel minder
van deze middelen te hoeven toepassen. Ze zelfs helemaal uitsluiten lijkt ons mogelijk. We doen daar nu ervaring mee op. De andere reden, die hier natuurlijk direct mee samenhangt, is om het PLAMV-virus onder controle te houden.”
Laser Weeder
Boltha anticipeert waar dat kan op de toekomst. Tim daarover: “Het woord duurzaamheid wordt te pas en te onpas gebruikt. Ik kies liever het woord toekomstbestendig. Als sector komt er veel op ons af. Met Jan Willem van der Meer (adviseur bij Agrifirm-GMN, red.) voeren we geregeld gesprekken waarbij wij vragen naar de knelpunten voor de komende jaren. Vaak krijgen we te horen dat middelen tegen botrytis, luis en onkruiden gaan verdwijnen. Hier proberen we dan op te anticiperen. Het verdwijnen van veel herbiciden heeft ons ertoe gebracht om in het najaar van 2023, als eerste in Europa, over te gaan tot de aanschaf van de Laser Weeder. Een machine die met cameratechniek onkruiden detecteert en ze daarna via een geavanceerde laser doodt. Het is een fikse
investering. Daarom gaan we deze machine ook buiten het bedrijf zo breed mogelijk inzetten, bijvoorbeeld in de groenteteelt, maar ook bij collega bollenkwekers. Het is een voorbeeld van een investering die ons minder afhankelijk maakt van chemie, in dit geval van herbiciden.”
Ons verhaal vertellen
Hoogwaardige technologie speelt een steeds grotere rol in de bollenteelt. “Zeker, dat is zo. En wat mij betreft is dat ook een mooie ontwikkeling. Het maakt ons tot een interessante werkgever. Regelmatig nodigen wij omwonenden, lokale politiek en belangstellenden uit op ons bedrijf. Wat me opvalt is het vaak nostalgische beeld dat men heeft van onze sector. Als we uitleggen met welke innovaties we bezig zijn en we laten onze nieuwste machines zien, dan zijn die mensen echt onder de indruk.
Ook vinden we het belangrijk om te
Boltha BV
De naam Boltha is een samenvoeging van bol, teelt en handel. Boltha teelt samen met zijn productiepartners ruim 200 ha bloembollen waarvan het merendeel lelies. Circa 20 ha lelies is virusvrij materiaal, veelal afkomstig uit weefselkweek dat in Noord-Holland geteeld wordt. Het grootste areaal wordt in Limburg geteeld, door productiepartner Wilbert Mans (Weert, Limburg), waar Boltha al 28 jaar een nauwe samenwerking mee heeft. Andere hoofdgewassen zijn tulp en muscari.
vertellen welke stappen we hebben gemaakt met betrekking tot het terugdringen van chemische middelen en hoe we hier verder aan werken. Dat we kiezen voor rassen die veel minder tot niet gevoelig zijn voor botrytis, waardoor we met minder chemie toekunnen. Dat we inzetten op druppelirrigatie om uitspoeling van meststoffen te voorkomen, te besparen op water en om de botrytisdruk te verlagen. Het is zo belangrijk om het gesprek proactief met je omgeving aan te gaan en ons eigen verhaal te vertellen. Onze ervaring is dat dit tot veel begrip leidt. We verwachten niet dat we hierdoor de publieke opinie kunnen beïnvloeden. Dat moeten we als sector, met behulp van onze belangenbehartigers, als collectief doen. Maar we proberen er wel voor te zorgen dat we ons prachtige vak in goede harmonie met de omgeving kunnen blijven uitvoeren.”
Samenwerking is essentieel voor onze toekomst
“Onze relatie met Agrifirm-GMN gaat ver terug. Het vakgebied ‘gewasbescherming’ verandert en daarmee verandert ook hun rol. Ik vind het belangrijk dat ze volop investeren in kennis en onderzoek. Dat is kostbaar maar nodig en als kweker is het onmogelijk om dat zelf te doen. Op het terrein van de inzet van gewasbeschermingsmiddelen moeten en willen wij kunnen varen op de daar aanwezige kennis. En zeker ook op wat Jan Willem vaak doet: ons voorbereiden op mogelijke veranderingen. Deze vorm van samenwerking is nodig om uiteindelijk te komen tot een duurzame, of beter gezegd: een toekomstbestendige bollenteelt. Want dat die toekomst er is. Daarvan zijn wij overtuigd.”
Workshop Omwonenden
Hoe ga je in gesprek met kritische omwonenden?
De bollenteelt is regelmatig landelijk in het nieuws. Positief, maar helaas ook met enige regelmaat negatief. Bijvoorbeeld wanneer omwonenden hun zorgen uiten over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Het is belangrijk om die zorgen serieus te nemen vertelt Joris Roskam. De Workshop Omwonenden kan helpen om de dialoog op een goede manier aan te gaan.
HHet is geen uitzondering meer dat telers persoonlijk of via (social) media in een kwaad daglicht worden gesteld. Meestal ongenuanceerd. Joris hierover: “Het is vaak lastig je te verdedigen. Als teler weet je dat je opereert binnen de regels en richtlijnen. Je doet er alles aan om veilig te werken en overlast, laat staan gezondheidsschade, te voorkomen. En je weet dat de middelen uitgebreid zijn getoetst op veiligheid. Maar de ervaring leert dat al die argumenten maar al te vaak verkeerd landen. Als je bijvoorbeeld vertelt dat je al veel minder middelen gebruikt, krijg je terug: zie je wel, dat is omdat ze schadelijk waren. Als je niet uitkijkt, kom je nog meer tegenover elkaar te staan. Zorgen zijn heel moeilijk weg te nemen, zelfs niet met de beste argumenten. Daarom is het belangrijk om begrip te tonen voor de zorgen die er leven. Want ieder mens wil gehoord worden.”
We hebben veel goed nieuws te vertellen
“Ik werk inmiddels ruim 25 jaar binnen de gewasbescherming en wat is er veel veranderd. We zijn onze spuittechnieken aan het verfijnen en met nieuwe technologie (precisielandbouw en data) zijn we in staat om middelengebruik fors te reduceren. Steeds vaker rijdt de spuit met biostimulanten of biologische middelen en emissie zowel vanaf het erf als op het veld is enorm teruggedrongen. We blijven onszelf daarbij duidelijke doelen stellen om de milieu-impact nog verder terug te dringen en dat kunnen we aantonen met cijfers. Uitgedrukt in het aantal milieubelastingpunten naar het oppervlaktewater is er vanaf 1990 een reductie van bijna 90 procent gerealiseerd. Die verhalen mogen verteld worden. Maar hoe doe je dat? En hoe zorg je dat je ondanks je verschil van
mening toch begrip hebt voor elkaar?
Dat is waar de Workshop Omwonenden onder andere over gaat.”
Workshop Omwonenden iets voor u?
Agrifirm organiseerde dit voorjaar twee keer de Workshop Omwonenden in het Noordelijk Zandgebied en in de Duin- en Bollenstreek. Aan de hand van gesprekken en rollenspellen werden praktijksituaties besproken en gespeeld. Daarbij was er aandacht voor gesprekstechnieken, zowel verbale als non-verbale communicatie. Doel is om in de toekomst meer aandacht te besteden aan dit onderwerp om zo de dialoog met de omgeving beter te kunnen voeren. Heeft u interesse? Laat dit weten bij uw adviseur.
Fabrikant
aan het woord
Bayer, biologische middelen met impact
De bloembollensector is relatief klein. Samenwerking is daarom belangrijk, zeker bij het verder verduurzamen van de sector. Met Bayer, een van onze partners, doet Agrifirm-GMN momenteel samen onderzoek op het terrein van de bestrijding van galmijt en fusarium met de twee biologische producten FLiPPER® en Serenade®. Alex de Waard is sinds 2016 Cropadvisor Bloembollenteelt bij Bayer. Hij neemt ons mee in de actuele ontwikkelingen.
“De bloembollenteelt is voor Bayer altijd belangrijk geweest. We zijn er sterk in vertegenwoordigd”, vertelt Alex. “Ook wij zien de veranderingen in de sector waarbij tal van middelen niet langer beschikbaar zijn. En natuurlijk is er de wens van de sector om verder te verduurzamen. Vanzelfsprekend anticiperen we daarop. Daarmee zijn we niet gisteren begonnen. Al jarenlang ontwikkelen en onderzoeken we biologische middelen die we met een degelijk en goed onderbouwd dossier naar de markt willen brengen. Die inspanningen hebben geleid tot toelatingen van Serenade en FLiPPER.”
Samenwerking met het Expertisecentrum Bloembollenteelt
Bayer heeft vier eigen proeflocaties voor bloembollen verspreid over Nederland waar middelen worden getest. Aanvullend wordt voor kansrijke producten nadrukkelijk de samenwerking gezocht met het Expertisecentrum Bloembollenteelt. Alex hierover: “Die samenwerking biedt ons de kans om onze producten onafhankelijk te beproeven, te vergelijken en te bespreken met de adviseurs, maar ook om telers tijdens open dagen erover te informeren. Die samenwerking is wat mij betreft essentieel om producten succesvol te introduceren.”
Serenade tegen fusarium
“Al vanaf 2016 wordt Serenade beproefd tegen diverse ziektes. De afgelopen drie jaar hebben we goede resultaten geboekt in de strijd tegen fusarium. Serenade is gebaseerd op een unieke, van nature in de bodem voorkomende bacteriestam, Bacillus amyloliquefaciens QST 713. Het middel werkt in de omgeving van de wortel en wordt geactiveerd door overtollige suikers die vrijkomen via de wortel vanuit het fotosyntheseproces van de plant. We zien dat de bacteriën actief blijven zolang de wortels actief blijven. Serenade is het meest effectief als dompelbandeling of als grondbehandeling en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de fusarium-bestrijding. In proeven wordt er dit jaar opnieuw meer kennis opgebouwd. En verder zien we dat er al diverse telers zijn die op basis van goede ervaringen het middel al standaard toepassen.”
FLiPPER Plus tegen tulpengalmijt
Mede dankzij enkele krachtige middelen zijn er nauwelijks problemen met de tulpengalmijt. Dat gaat veranderen als na 2025 zowel Movento® als Batavia® niet langer zijn toegelaten. Alex de Waard hierover: “Al in 2016 zijn we begonnen met onderzoek naar de mogelijkheden van FLiPPER Plus ter bestrijding van de tulpengalmijt. Dit omdat we graag een afwisselpartner wilden hebben voor Movento/Batavia (resistentiemanagement). Recent (maart 2024) heeft dit geleid tot een nieuw etiket van FLiPPER Plus in de bloembollenteelt tegen tulpengalmijt. FLiPPER Plus is een natuurlijk product op basis van vetzuren-kaliumzouten als restproduct uit de productie van olijfolie. Het is voor honderd procent een contactmiddel. Jarenlange proeven laten zien dat de beste resultaten worden geboekt kort na de oogst, direct voor of na het pellen. De galmijt is dan grotendeels aan de oppervlakte aanwezig. Komende zomer gaan we verder onderzoeken op welke wijze we de behandelingen in de praktijk het beste kunnen implementeren.”
Op pad met Roos de Wit
Een kijkje op het Expertisecentrum Bloembollenteelt
Aan het begin van de Zandvaart in Breezand is het Expertisecentrum Bloembollenteelt gevestigd. Op het oog een klein pand met schuur, kas en erachter diverse veldjes; maar het werk dat hier wordt verricht, is van groot belang voor de bloembollensector. Een van de betrokken medewerkers in de proeftuin is projectleider Roos de Wit. We lopen in april een dagje mee.
H“Hier op het veld hebben we zowel voorjaars- als zomergewassen staan”, vertelt Roos. “We doen op deze locatie proeven met tulpen, narcissen, hyacinten, muscari’s en krokussen. En daarnaast ook met lelies en calla’s. Overigens hebben we door heel Nederland locaties waar we onderzoek doen. Zowel op eigen velden als bij klanten in de praktijk, zoals een botrytisproef in pioenroos in West-Friesland om maar een voorbeeld te noemen.”
Onderzoek in Amerika
Onderzoek heeft Roos altijd aangetrokken. Vanuit haar bijbaan rolt ze de agrarische sector in en gaat studeren aan de HAS in Den Bosch. Tijdens haar studie maakt ze een bijzonder uitstapje naar Amerika om daar mee te werken aan een al lopend onderzoek. Roos daarover: “Zo’n tien jaar geleden heb ik deelgenomen aan het Flower Bulb Research Program. Hierbij as-
sisteerde ik Bill Miller, een bekende onderzoeker binnen de sector, bij onderzoek in tulp, hyacint, narcis en lelie. Dit onderzoek was specifiek gericht op de verkoopmarkt in Amerika. Ik heb hier ontzettend veel geleerd en het heeft zeker een basis gelegd voor mijn werk hier bij het Expertisecentrum Bloembollenteelt.”
Goed onderzoek doen
Roos werkt inmiddels zes jaar bij de proeftuin. Ze is er verantwoordelijk voor zowel de opzet als de uitvoering van de proeven. “Iedere dag is hier anders”, vertelt Roos. “Mede door de groeicyclus van de gewassen, maar ook omdat ik zowel theoretisch als praktisch werk. En dat is heel gevarieerd: van het invoeren van spuitgegevens in het systeem tot het uitvoeren van de bespuiting zelf. Natuurlijk doe ik dat met een team van collega’s. Want bij het opzetten van goed en betrouwbaar onderzoek, daar
komt vaak meer bij kijken dan je wellicht in eerste instantie zou denken.”
Vuur- en rhizoctoniaproeven
Terug op het veld laat Roos de eerste vuurspetters in de vuurproef tulp zien. “Het is nog maar begin april, maar de eerste verschillen zijn al te zien”, vertelt ze terwijl ze de bladeren opzij drukt. “Het voorjaar vind ik wat dat betreft ook het mooiste seizoen. Deels omdat de gekleurde velden veel gezelligheid met zich meebrengen, maar ook omdat onderzoeksresulaten dan ook letterlijk zichtbaar zijn.”
In het lab van de proeftuin staat een rhizoctoniaproef op Roos te wachten. “Ook dit jaar doen we onderzoek in zowel tulp als lelie. We brengen daarbij geïnfecteerde haverkorrels aan in de grondlaag boven de bol.” Kijk, zegt ze: “Ik weeg nu de korrels per veldje af. Gedurende de groei beoordelen we het gewas diverse keren
op aantasting door rhizoctonia. In tulp zien we nu al mooie resultaten. Die delen we met de adviseurs, waarna zij vervolgens, tijdens onder andere de Expertisedagen, de resultaten delen met klanten.”
Bijdragen aan een rendabele teelt
Het belang van goed onderzoek kan wat Roos betreft niet vaak genoeg onderstreept worden. “De sector ligt onder een vergrootglas. We gaan een toekomst tegemoet waarbij we de teelt moeten aanpassen en het anders moeten doen dan we altijd gewend waren. Met andere middelen én andere technieken. Dit gaat niet zomaar van de ene op de andere dag. Hier op het Expertisecentrum Bloembollenteelt verkennen en onderzoeken we nieuwe middelen en mogelijkheden. En de resultaten delen we met ‘onze’ telers. Zo dragen we bij aan een verantwoorde en economisch rendabele teelt.”
Expertisecentrum Bloembollenteelt
Het Expertisecentrum Bloembollenteelt is de onderzoeksafdeling van AgrifirmGMN. Het ontwikkelen van duurzamere teeltsystemen in de bloembollenteelt staat er centraal. Er wordt onafhankelijk onderzoek gedaan naar de optimale inzet van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen. Dit in vrijwel alle belangrijke bloembolgewassen waaronder tulp, lelie, narcis, hyacint en muscari en zowel op de eigen proefvelden als in de praktijk bij klanten op het bedrijf. Ook toelatingsonderzoeken van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen worden door het Expertisecentrum Bloembollenteelt uitgevoerd.
Iets voor jou?
Het Expertisecentrum Bloembollenteelt is continu in ontwikkeling. Ben jij op zoek naar een nieuwe uitdaging en wil jij graag een steentje bijdragen aan het verduurzamen van de sector? Wij zijn op zoek naar een nieuwe collega die ons ondersteunt bij de werkzaamheden rondom de proeven. Iets voor jou? Stuur dan een mailtje naar Peter Klaver, p.klaver@agrifirm.com, ook als je eerst meer informatie wenst.
Tweejarig onderzoekstraject
Beperken enkelstalligheid in zantedeschia
Als Zantedeschia-teler Pim van der Vlugt in 2022 aan adviseur Jonne van der Hulst de vraag stelt: “Hebben jullie wel eens onderzoek gedaan naar oorzaken van enkelstalligheid in zantedeschia?”, wordt er een belangrijk zaadje geplant. Jonne legt de vraag voor aan zijn toenmalige manager die wijst op de mogelijkheid om voor een dergelijk onderzoek Europese subsidie aan te vragen. Maar minstens zo belangrijk, er wordt besloten een studieclub op te richten waarbij 11 jonge en enthousiaste telers zich aansluiten. Na het toekennen van de subsidie door de EU (POP3 Leader) kan het onderzoek van start in samenwerking met onder andere Eurofins, Plantenkwekerij P. Mostert, Agrifirm-GMN en natuurlijk de studieclub.
Jonne over de ontwikkelingen: “We zijn inmiddels bijna 1,5 jaar verder en hebben met elkaar flinke stappen gezet. De onderzoeksopzet is erop gericht om met terugwerkende kracht verklaringen te vinden voor de verschillen tijdens de broei. Vooral door te kijken naar bodem, bemesting en bewaring. Van de gevoelige cultivar Snowstorm hebben we 3300 knolletjes gelijk verdeeld over de 11 kwekers uit de studieclub. Tussen juli en oktober heeft Eurofins maandelijks grond, blad en knollen bemonsterd en geanalyseerd. Die data hebben we dus veiliggesteld. Ook hebben we onze visuele waarnemingen van de objecten gerapporteerd. Na de oogst is gekozen om elke teler de helft (dus 150 knollen)
volgens de eigen methode te laten bewaren en de andere helft centraal bij één gemeenschappelijke teler. Met data-loggers hebben we op elk bedrijf steeds de temperatuur en de luchtvochtigheid nauwlettend gevolgd en vastgelegd.”
Verschillen waarnemen tijdens de broei
Na de bewaring is de broei op een centrale plek onder identieke omstandigheden georganiseerd. Zo kunnen de verschillende partijen met elkaar worden vergeleken. Jonne daarover: “Plantenkwekerij P. Mostert wilde hieraan meewerken. Vanaf maart dit jaar beoordelen we op verschillende momenten het materiaal. Een eerste voorzichtige vaststelling is, dat verschillen in bewaring mogelijke verschillen in enkelstalligheid kunnen verklaren. Maar natuurlijk gaan we deze waarnemingen ook toetsen aan de data die eerder zijn verzameld.”
Rapportage en vervolgonderzoek
“We hebben ingezet op een tweejarig onderzoekstraject”, vervolgt Jonne. “Na het eerste jaar worden de resultaten gerapporteerd. We hopen dan al een aantal conclusies te kunnen trekken. Om die bevestigd te krijgen, wordt het onderzoek herhaald met een andere, eveneens gevoelige, cultivar. Dat tweede jaar is belangrijk om meer zekerheden in te bouwen omtrent de conclusies.”
Joris Teeuwen Joris Teeuwen heeft samen met zijn vader, oom en neef een bloembollenbedrijf (90 ha) met circa 25 ha zantedeschia. “Zantedeschia is een relatief nieuwe teelt”, aldus Joris. “En daarmee ook een teelt met veel uitdagingen. Ik ben daarom blij dat er nu een studieclub is met jonge telers die open staan voor het delen van ervaringen. Dat helpt iedereen verder. Het onderzoek naar mogelijke oorzaken van enkelstalligheid is op dit moment nog volop aan de gang. De uitkomsten, dat is nog afwachten. Maar waar ik nu al veel aan heb, is het regelmatige contact met collega-telers.”
Product, veiligheid en innovatie
GMN Crop ‘light’
De app voor het delen van waarnemingen
GMN Crop blijft zich ontwikkelen. Zowel op gebruiksvriendelijkheid en echt nieuwe functies. Het maakt dat een groeiende groep klanten en adviseurs teeltinformatie vastlegt en uitwisselt op het GMN Crop platform. Als u geen gebruik maakt van GMN Crop voor de teeltregistratie, willen wij u attenderen op de GMN Crop ‘light’ app, speciaal ontwikkeld voor veldwaarnemingen.
Met GMN Crop ‘light’ legt u heel specifiek uw (dagelijkse) waarnemingen of opvallende verschijnselen vast. Ook de teeltadviseur of uw collega’s kunnen er gebruik van maken en zo kan informatie makkelijk worden gedeeld. Ideaal is de onlangs toegevoegde berichtenfunctie met chatfunctie om informatie en vragen te delen. Alle waarnemingen (tekst en foto’s) worden overzichtelijk gerapporteerd en blijven beschikbaar. Kortom, alle reden om via het GMN-platform samen te gaan werken. Interesse? Vraag het uw adviseur!
Waardevolle inzichten
Benchmarkonderzoek bloembollentelers
Recent vergelijkend onderzoek heeft telers inzichten opgeleverd over de verschillen tussen de milieubelasting van gewasbeschermingsmiddelen en de opbrengsten per bedrijf. Voor dit onderzoek vergeleek Agrifirm-GMN vijf telers die eenzelfde cultivar telen in de regio Noordelijk Zandgebied.
Gedurende het teeltseizoen 2022-2023 werden diverse teeltgegevens verzameld, geanalyseerd en vergeleken; variërend van bolontsmetting en onkruidpreventie tot gewasverzorging, bemesting en opbrengstgegevens. Deze vergelijkmethode wordt wetenschappelijk aangeduid als benchmarken. Het is het vergelijken van individuele data met de gemiddelden van vergelijkbare collega’s. Kortom, hoe doe je het als teler ten opzichte van je collega’s. Benieuwd naar de uitkomsten van dit onderzoek? Neem dan een kijkje op www.agrifirmgmn.nl/benchmarkonderzoek
Resistente schimmel Aspergillus fumigatus
De schimmel Aspergillus fumigatus komt wereldwijd voor en kan gezondheidsschade bij de mens veroorzaken. Uit onderzoek blijkt dat plantenafval uit de bollenteelt een bron is voor vermenigvuldiging en verspreiding. Daarom heeft het Ctgb in 2021 een protocol opgesteld dat vastlegt hoe bollenafval (dat eerder met azoolhoudendefungiciden is behandeld) het best wordt opgeslagen en verwerkt, om zo verspreiding via sporen te voorkomen.
Vanaf de introductie van het protocol is Agrifirm-GMN met meerdere partijen aan de slag gegaan om meer kennis te krijgen over oorsprong, ontwikkeling en verspreiding van deze resistente schimmel. Op basis hiervan blijkt dat met een goede aanpak de verspreiding van de schimmel met 80 procent kan worden verminderd. Lees er meer over op www.agrifirmgmn.nl/ aanpak-aspergillus-fumigatus
Bloemenveiling
eist certificering
GMN Crop faciliteert
Onlangs is vanuit de bloemenhandel en -veiling gecommuniceerd over doelstellingen omtrent de certificering van de sector. Dit alles in het kader van de duurzaamheid. Gefaseerd wordt certificatie voor aanvoerders van bloemen en planten verplicht gesteld. GMN Crop is hierop ingericht en heeft al een groot aantal gebruikers.
Hoe het werkt
De kweker voert de gewasbescherming- en bemesting in in GMN Crop en voegt aanvullend informatie over water- en energieverbruik toe. Eenmaal ingevuld kan de informatie met één druk op de knop worden gedeeld met Global GAP.
Het voordeel van Global GAP IDA is dat er geen volledig Global GAP certificaat voor nodig is waardoor het dus relatief goedkoop en eenvoudig is.
Meer informatie over Global GAP en certificering vindt u op https://www.globalgap.org/
Balanceren tussen efficiëntie en duurzaamheid Virusbeperking in bloembollen
In de bloembollenteelt is virusbeperking van essentieel belang voor een gezonde oogst. Het vinden van de juiste balans tussen rendabiliteit, effectiviteit en duurzaamheid is daarbij cruciaal. In dit artikel neemt teeltspecialist Arjo van den Berg ons mee in de actualiteiten en ontwikkelingen in de virusbeheersing.
IIn bloembollen hebben we te maken met verschillende virussen. De meeste virussen worden overgedragen door luizen. Doordat er in bloembollen veel stuks op een hectare staan, zijn er bij een laag percentage virus toch veel stuks aanwezig op een perceel. De grootste virusbron zit vaak in de partij zelf. Bij tulp is het proces van zaailing naar leverbare partij zo lang, dat het vrijwel onhaalbaar is om de partij virusvrij te houden. In de lelie- en callateelt zit dat net weer wat anders. Doordat hier gestart wordt met weefselkweek, is de partij in principe schoon. Zodra de partij buiten geteeld wordt, verandert dit. Het is dan zaak het gehalte virus zo lang mogelijk laag te houden zodat het ‘onder controle’ blijft.
De eerste stap tegen virusverspreiding
Hoewel virusvrij telen eerder een uitzondering is dan regel, is het belangrijk om de hoeveelheid virus binnen een
partij zo veel mogelijk te beheersen. In tulp betekent dit dus zo vroeg mogelijk selecteren en de besmette planten verwijderen. Hoe lager de hoeveelheid virus binnen een partij, des te kleiner de kans op verspreiding is. Als het gaat om TVX in tulpen of PLAMV in lelies, is het zaak om zo min mogelijk mechanische verspreiding te veroorzaken. Tijdens het koppen van tulpen en rooien van de bollen ontstaat mechanische schade. Deze productbehandelingen zijn daarom een potentiële bron voor virusverspreiding. Werk daarom onder de juiste omstandigheden en zo hygiënisch mogelijk. Het koppen tijdens regen kan bijvoorbeeld voor extra verspreiding zorgen en ook het werken met een schone verwerkingslijn die minder beschadigt, helpt.
Middelenkeuze virusbeheersing In de tulpenteelt zijn pyrethroïden nog steeds de basis om verspreiding van virus te beperken. Pyrethroïden lossen het pro-
bleem niet op, maar door ze op de juiste manier toe te passen, valt er zeker winst mee te behalen. Door aanvullend ook systemische middelen, en waar het kan eventueel ook minerale olie in te zetten, kan de werking van pyrethroïden worden ondersteund.
In lelies is minerale olie de basis voor de virusbeperking. Bedenk dat het weer en teeltmaatregelen van invloed zijn op de duurwerking van de minerale olie. Door hier scherp op te zijn en op tijd te schakelen lukt het om partijen zo lang mogelijk virusarm te houden. Spuit bijvoorbeeld niet bij veel instraling en doe dit zoveel mogelijk ‘s avonds. Komt er slecht weer aan? Verkort dan het interval en loop niet
valt er zeker winst mee te behalen.
“Het vinden van de juiste balans tussen rendabiliteit, effectiviteit en duurzaamheid.”
Arjo
van den Berg, teeltspecialist
Balanceren tussen e ciëntie en duurzaamheid
Balanceren tussen e ciëntie en duurzaamheid
het risico dat door weersomstandigheden het interval te groot wordt.
Emissiebeperkende maatregelen
De inzet van insecticiden ligt milieutechnisch onder een vergrootglas. De restricties met betrekking tot driftreductie, het verminderd aantal toepassingen en de dosering maken het lastiger om een gesloten schema te maken. Mede hierdoor zijn we op zoek naar producten om de virusverspreiding zoveel mogelijk tegen te gaan.
• We onderzoeken UV-blockers die bijdragen aan meer duurwerking. Eén van de nadelige eigenschappen van de inzet van pyrethroïden is immers dat ze makkelijk afbreken door UV-licht. Natuurlijk doen we ook onderzoek naar verschillende nieuwe producten, vaak op basis van kruiden. Met als doel dat de plant voor luizen minder aantrekkelijk is.
• Verder zit er een aantal groene producten aan te komen die een contactwerking hebben op insecten.
Tot slot nog dit. Aangezien we vooral hebben te maken met vliegende insecten die de percelen ‘bezoeken’, is het juiste moment van toepassing enorm belangrijk. Hou hierin rekening met de weersomstandigheden en het moment wanneer u spuit. Dit geldt voor de huidige middelen maar nog meer voor nieuwe middelen.
Drones kunnen zomaar het verschil maken
De inzet van drones biedt tal van aanvullende mogelijkheden om de staat en de stand van het gewas op elk gewenst moment te monitoren. Het past daarmee uitstekend binnen de Totaal Gewasaanpak die Agrifirm-GMN ontwikkelt. Bram Mulder, teeltadviseur bloembollen, en Evert Hofman, teeltadviseur akkerbouw zijn nauw betrokken bij verschillende ontwikkelingen en praten ons bij.
Satellietbeelden en dronebeelden
“Satellieten leggen steeds meer in detail de ‘aarde’ vast. In 2022 was dit binnen Agrifirm-GMN aanleiding om te onderzoeken wat we met deze beelden zouden kunnen doen”, zo begint Bram zijn verhaal. “Voor student Piet Meeuwissen werd het zijn stageopdracht. Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek was dat de beelden weliswaar behoorlijk gedetailleerd waren, maar meestal onvoldoende bruikbaar om er echt iets mee te kunnen in de teelt.”
Botrytis opsporen met drones
Tegelijkertijd met het onderzoek naar satellietdata startte het project Remote Sensing voor Sierteelt: een onderzoek dat is opgestart door Unmanned Valley met verschillende bollentelers.
Bram vertelt: ‘’Vanuit verschillende telers in de Duin- en Bollenstreek kwam de vraag of satelliet- of dronebeelden kunnen helpen bij een efficiëntere monitoring en beheersing van botrytis. Via de kwekers ben ik in mijn rol als teeltspecialist betrokken geraakt bij het project, en heb ik bijgedragen aan het interpreteren van de opgehaalde beelden: het zogenaamde ‘annoteren’. Bij het annoteren zochten we naar botrytis-infecties die vervolgens gelabeld zijn als aantasting. Op die manier kon de database worden opgebouwd.”
Ontwikkelingen in een stroomversnelling
Na een eerste jaar ervaring groeit al snel het besef dat de inzet van drones heel goed past binnen de Totaal Gewasaanpak, waarbij we de teelt van a tot z willen optimaliseren met als doel de plant zo weerbaar mogelijk te maken tegen ziekten en plagen. Binnen Agrifirm komt Bram Mulder in contact met Evert Hofman die regelmatig aansluit bij de afdeling Gewas- en Businessdevelopment. Deze afdeling onderzoekt nieuwe ideeën en initiatieven ter ondersteuning van telers en adviseurs. Hij vertelt: “Binnen Agrifirm is een aantal jaar geleden al zwaar ingezet op de inzet van drones. Met de gedachte om een landelijk netwerk in te richten dat telers voorziet van data en taakkaarten. Een van de toepassingen was bijvoorbeeld om met drones ridderzuring (die vooral plaatselijk in grasland voorkomt) lokaal te bestrijden. Ik denk dat Agrifirm toen nog net te vroeg was. Het project is daarna op een laag pitje komen te staan. Maar nu komen tal van ontwikkelingen in een stroomversnelling. Denk aan AI, de betaalbaarheid van steeds betere drones in combinatie met het mobiele 5G-netwerk, maar ook de aanleg van snel glasvezel waardoor praktische toepassingen steeds meer werkelijkheid (kunnen) worden.”
Even terug naar het onderzoek naar botrytis in 2023. Hoe is dat afgelopen Bram? “We hebben daar mooie resultaten van gezien. Unmanned Valley heeft in tulp en hyacint gevlogen en daarin veel data verzameld. In tulpen detecteerden de drones al vroege aantastingen op het blad, pokken/spetters van nog maar enkele millimeters groot. In hyacint zagen we op beelden de grijsverkleuring van de bloem en de verspreiding van de schimmel naar de steel al in een vroeg stadium. Ik denk dat we dankzij dronebeelden dus in staat zijn om botrytis eerder op te sporen. Hoe we die kennis kunnen gebruiken is de volgende vraag.”
Van data naar informatie
Evert sluit aan bij de woorden van Bram. “Dat is denk ik een belangrijke vaststelling. We krijgen de beschikking over steeds meer data uit verschillende bronnen. Vanuit de in dit artikel genoemde satellieten en drones, maar ook bodemvochtsensoren, weerpalen en niet onbelangrijk weersvoorspellingen voorzien ons van data. Ik zie het als de belangrijkste uitdaging om al deze data te vertalen naar bruikbare informatie voor de teler.”
Bram vervolgt: “Het onderzoek naar het vinden van vroege botrytis-aantastingen wordt in 2024 voortgezet door Unmanned
Valley. Maar als Agrifirm-GMN willen het in een breder kader plaatsen. De beelden van drones kunnen ons een schat aan informatie opleveren. Niet alleen op het terrein van ziekten en plagen, maar ook bijvoorbeeld bij tekorten aan water of voeding. Daarmee past deze ontwikkeling perfect binnen de Totaal Gewasaanpak die we nastreven.”
Evert tot slot: “Agrifirm heeft al vroeg ingezet op de inzet van drones. De ontwikkelingen van nu maken dat we flinke stappen zetten. Of telers bijvoorbeeld zelf met drones gaan vliegen, of loonwerkers dat doen of misschien Agrifirm wel? Zeker is dat Agrifirm blijft zoeken naar oplossingen in projecten als deze. Want het blijft noodzakelijk om alle kennis en data die we vanuit verschillende bronnen vergaren te vertalen naar bruikbare informatie en praktische oplossingen voor de teler.”
*TU Delft en de gemeente Katwijk hebben samen de stichting Unmanned Valley opgericht om bedrijven, onderzoeks- en kennisinstellingen en overheden in staat te stellen om voorop te blijven lopen op het gebied van innovatie in robotica en onbemande systemen.
Beheersing tulpengalmijt
Op zoek naar alternatieven
Met het verdwijnen van effectieve bestrijdingsmiddelen als Batavia® en Movento® in 2025 is onderzoek naar alternatieve oplossingen voor de bestrijding van de tulpengalmijt essentieel. Het afgelopen seizoen zijn er mooie onderzoeksresultaten behaald die een nieuw licht werpen op nieuwe strategieën voor een effectieve bestrijding van de tulpengalmijt. We nemen u mee in de laatste ontwikkelingen.
Het onderzoek naar alternatieve oplossingen voor galmijt stond in seizoen 20232024 in het teken van het selecteren van middelen met een goede werking. In samenwerking met het Expertisecentrum Bloembollenteelt is in eerste instantie gestart met het screenen van een breed aantal middelen en stoffen op knoflookteentjes met galmijt. “Het voordeel van onderzoek doen op knoflook is dat je veel meer cycli per jaar kunt onderzoeken”, vertelt teeltspecialist Gerbrant Schilder. “Waar je anders een jaar moet wachten, konden we nu alvast een voorselectie maken van middelen waar we wel of geen effect mee zagen.” De tien die het beste uit de test kwamen, zijn vervolgens in de zomer van 2023 meegenomen in dompelbehandelingen, uitgevoerd op geïnfecteerde cultivars Purple Prince en Royal Ten.
We hebben toelatingen nodig! Hoewel er een goede oplossing is gevonden om in een korte periode veel onderzoek te doen, is het beschikbare middelenpakket ook in dit verhaal een uitdaging. “De middelen waar we nu proeven mee doen, hebben, op een uitzondering na, nog geen toelating”, vertelt Gerbrant.
“Dit is ook gelijk een belangrijk aandachtspunt. We hebben toelatingen nodig om effectieve middelen naar de praktijk te brengen. En dit kost zowel tijd als geld.” Gelukkig doen diverse fabrikanten mee aan het onderzoek naar de bestrijding van tulpengalmijt. Ook om de resultaten te kunnen gebruiken voor de toelatingsaanvraag. Maar of die toelatingen er zijn op het moment dat we afscheid nemen van Movento en Batavia, dat is verre van zeker.
Strategieën testen
“De effectiviteit van de middelen, getest in het dompelbad, hebben we dit voorjaar kunnen beoordelen”, vertelt Gerbrant. “Zowel in de kas als op het land waren mooie verschillen te zien.” Er zijn diverse middelen getest. Enerzijds groepen plantextracten en elementen (beide te scharen onder de noemer groene chemie), maar daarnaast ook chemische middelen.
Het galmijtonderzoek richt zich niet alleen op het vinden van effectieve middelen, maar ook op het ontwikkelen van strategieën voor een langdurige en praktisch toepasbare aanpak van galmijtbestrijding. Uit eigen proeven van afgelopen seizoen, maar ook uit proeven elders, blijkt dat
een enkele toepassing niet voldoende is. Gerbrant daarover: “Alle middelen in het onderzoek zijn contactmiddelen. Dit betekent dat de galmijten echt moeten worden geraakt. Komende tijd zullen we gaan testen met combinaties van behandelingen na de oogst, door middel van dompelen, schuimen en vernevelen.”
Toepassingen tijdens de bewaring
In het tulpengalmijt onderzoek wordt niet alleen gekeken naar nieuwe middelen, maar ook naar andere mogelijkheden. Zoals ruimtebehandeling en werken met Ultra Low Oxygen (ULO). “Een heel mooie manier van werken is met een ruimtebehandeling”, vertelt Gerbrant. “Er zijn in het verleden, maar ook recent resultaten behaald met etherische oliën. Dit is echter nog nooit op grotere schaal toegepast op plantgoed. De uitdaging hierbij is om met de olie op alle plekken in de kuubkist te komen. De ervaring uit het verleden, met andere middelen, lieten zien dat dit niet altijd lukte. Er zal onderzoek nodig zijn om echt conclusies te kunnen trekken.”
ULO wordt gezien als een kansrijke mogelijkheid voor behandeling. Agrifirm-GMN is daarom een samenwerking aangegaan
met Besseling Group om onderzoek te doen naar deze behandelmethode en het uiteindelijke effect op de bol. “We weten dat het werkt”, vertelt Gerbrant. “Daarom ligt de focus van het onderzoek voornamelijk op de veiligheid voor de bol en de teeltcyclussen hierna.”
Tulpengalmijtonderzoek en hygiëne
Om kruisinfectie tegen te gaan, wordt er tijdens de proeven zo klinisch mogelijk gewerkt. Zodra een behandeling is uitgevoerd mogen er namelijk geen galmijten van de ene partij op de andere komen. Dit vergt veel denkwerk en precisie. Zo worden behandelde bollen opgehangen in zakken in een cel waar geen luchtbeweging is. Na elke behandeling worden de handschoenen vervangen. “Ook wordt er een streepje vaseline aangebracht in de broeibak om een extra barrière te creëren. De bakken staan nooit op elkaar maar altijd op afstand van elkaar, zowel in de cel als in de kas. Eén keer twee deuren tegelijk openzetten, waardoor er een windvlaag door de bakken kan waaien, kan er al voor zorgen dat de proef mislukt.”
Expertisedagen
Tijdens de Expertisedagen dit voorjaar vertellen we meer over het onderzoek en de mogelijke combinaties van oplossingen om zo problemen te blijven beheersen. Wilt u meer weten over tulpengalmijt en het onderzoek? Vraag ernaar bij uw adviseur of kijk op www.agrifirmgmn.nl/teeltuitdagingen/ tulpengalmijt/
Agrifirm-GMN
Eén team met vak- en gewasspecialisten
Advies en begeleiding zijn in de eerste plaats mensenwerk. Onze adviseurs komen op de bedrijven en weten wat er speelt. Maar ook achter de schermen gebeurt er veel. Met diverse medewerkers bieden wij passend advies en ondersteuning. Daarbij zorgen we natuurlijk dat de producten voor u als relatie van Agrifirm-GMN op tijd beschikbaar zijn en volgens afspraak worden geleverd. Dit keer maakt u kennis met twee medewerkers die u dagelijks aan de telefoon kunt treffen: Jim Tol en Desiree Huiberts.
Jim Tol
Samenwerken met klanten
Jim Tol werkt ruim 30 jaar in de dynamische bloembollensector. “Binnen GMN heb ik door de jaren heen diverse rollen vervuld. Sinds het samengaan vier jaar geleden werk ik als Categorie Manager Bloembollen bij Agrifirm-GMN. Dit houdt onder andere in dat ik verantwoordelijk ben voor prognoses en beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen voor het bloembollenteam.” De sector staat voor grote uitdagingen. Wat is jouw bijdrage daarin? “Ik heb dagelijks contact met fabrikanten waarbij ik samen met mijn collega’s zorg voor de beschikbaarheid van de juiste producten. Het is natuurlijk belangrijk dat onze klanten op elk moment en in elk seizoen met de juiste middelen aan de slag kunnen.”
Sinds kort is Jim ook actief binnen Cebeco Agro. Cebeco Agro genereert en bundelt kennis van gewasbeschermingsmiddelen, basisstoffen, biostimulanten en specialty meststoffen; en ondersteunt de inkoop van deze producten voor haar aandeelhouder Royal Agrifirm Group en andere distributeurs. “Het mooiste aan mijn werk vind ik de samenwerking met collega’s binnen AgrifirmGMN en Cebeco, maar vooral met onze klanten en toeleveranciers, om onze prachtige sector toekomstbestendig te houden.”
Desiree Huiberts
Geen werkdag is hetzelfde
Desiree is opgegroeid op een akkerbouwbedrijf.
“Na een baan als logistiek planner bij een aardappelhandelshuis, ben ik bij Agrifirm-GMN terechtgekomen”, vertelt ze. Als klantenservice medewerker ondersteunt Desiree de buitendienst door klanten te helpen met allerhande vragen. “We pakken letterlijk alles op, van het invoeren van orders tot uitleg over systemen zoals MijnAgrifirm. Maar wat we niet doen is teelttechnische vragen beantwoorden. Dat is aan de adviseurs. Geen werkdag is hetzelfde en dat is ook het leuke aan het werk: samenwerken als team met als doel de klant zo goed mogelijk van dienst zijn.”
Om deze samenwerking nog efficiënter te maken, is Desiree betrokken bij een pilot waarbij ze aan de slag gaat als Commerciële Binnendienst medewerker, ook wel CoBi genoemd. “Om de klant zo goed mogelijk te bedienen, werk ik binnen deze pilot intensief samen met teeltspecialist Marco Jonkman. De teeltspecifieke vragen zijn voor Marco en alles daaromheen is mijn verantwoordelijkheid. Momenteel wordt deze samenwerking met tien klanten opgezet, waarbij onze rollen steeds verder worden vormgegeven. Een leuke uitdaging om hierin verder te groeien.”
Agrifirm-GMN is de specialist in de bloembollenteelt met een groot aantal teeltadviseurs en (gewas)specialisten. Op de website www.agrifirmgmn.nl/over-ons/onze-adviseurs/ maakt u kennis met hen.
Product, veiligheid en innovatie
Onkruidbestrijding in pioen
De natte en warme winter heeft ook in de pioenen gevolgen. Onkruiden kiemden dit voorjaar al vroeg. Daarom is er daar waar nodig een rond-opkomst bespuiting met Goltix® of Fresco® toegepast. Teeltspecialisten Gerbrant Schilder en Jeroen Groot blikken terug en geven tips.
“De afgelopen jaren hebben we veel onderzoek naar rijenbespuiting gedaan, waardoor we telers beter kunnen adviseren. Een combinatie van Goltix Queen® met Corzal® SE, of Oblix® 500SC met Soberan® en olie, geeft goede resultaten op de meeste onkruiden. Daarnaast beschikken we over het middel Vivendi® 100 voor op distels (stekels). Dit vraagt echter om secuur werk!
Verder kunnen grassen onderdoor worden aangepakt met Centurion Plus® en zijn sinds kort ook Primus® en Cleave® toegelaten om toe te passen aan het einde van het seizoen. Overleg dit met uw adviseur, want het toepassen is risicovol. Dit is de tijd om met de rijenspuit aan de slag te gaan, op tijd starten is hierbij van belang. De onkruiden zijn dan nog niet groot en niet afgehard. Als door omstandigheden het onkruid toch heeft kunnen ontsnappen, dan kunnen onkruiden ook worden aangepakt door het ‘aanaarden’ van de ruggen.
Voor klanten die pioenen stekken op bedden telen, doen we ook dit jaar weer onderzoek naar LDS (het lage dosering systeem) toepassingen. Tijdens de pioenen bijeenkomsten komende winter zal hier zeker aandacht voor zijn.”
Product in beeld
Turan®
Turan® is één van de groene middelen (biostimulanten) waar Agrifirm-GMN in samenwerking met het Expertisecentrum Bloembollenteelt de afgelopen jaren goede onderzoeksresultaten mee behaalt* wat betreft opbrengst en een optimaal mangaan/zink gehalte in lelie.
Turan werkt op basis van polyfenolen die de plant weerbaarder maakt tegen invloeden van buitenaf. Hierdoor blijft de plant langer groen en vitaal. Met name in lelie heeft deze biostimulant
een meerwaarde. Jan Ties Malda is technisch commercieel specialist bij Cebeco Agro. Hij begeleidt het in de markt zetten van nieuw ontwikkelde producten en legt graag de meerwaarde van Turan uit: “Onderzoek laten zien dat de polyfenolen en de minimale hoeveelheid koper positief bijdragen aan de mangaan- en zinkgehaltes in leliebollen. Bij het inzetten van deze biostimulant blijft het gewas langer groen. Wat we ook zien is dat de werking van Turan wordt versterkt in combinatie met andere biostimulanten zoals Hu-Man. In tulp zijn we door verhoogde risico’s voor bladschade erg terughoudend met koper, zelfs bij lage hoeveelheden. Daarom doen we nu testen met een zusje van Turan, zonder koper maar wel de positieve effecten van polyfenolen.”
*De afgelopen 5 jaar heeft het Expertisecentrum Bloembollenteelt veel onderzoek gedaan naar biostimulant Turan waardoor het nu is opgenomen is het advies. Maar minstens zo belangrijk is het opdoen van praktijkervaring op eigen percelen. Maak samen met uw adviseur een plan op maat.
Amaryllis
Wetenschappelijke naam: Amaryllis
Familie: Amaryllidaceae (narcisfamilie)
Oppervlakte: 100 ha
Oorspronkelijke afkomst: Afrika
De amaryllis, in het Latijn Hippeastrum, bestaat uit een holle stengel met grote kelken erop. Het is een populaire plant; en als bolgewas redelijk uniek in winterse huiskamers. Veel voorkomende kleuren zijn rood, zalmroze, oranje en wit.
De amaryllis wordt zowel voor de bloem als voor de bol geteeld, vaak als bijgoed. Tegenwoordig zijn er koudbloedige amaryllissen die in Nederland goed geteeld kunnen worden.
Agrifirm-GMN heeft hier de afgelopen jaren voor onze kwekers ook onderzoek in gedaan. Vooral op het gebied van onkruidbeheersing en bemesting.