Amantine van Tieghem De heks van Zwevegem
Tekst gepubliceerd in ‘Zanten en Zanen’ Uitgegeven door F.V. Amantine, Culturele en Heemkundige Kring van Zwevegem in 1997.
Amantine van Tieghem Amantine van Tieghem was een Zwevegemse volksvrouw die leefde aan het eind van de zestiende eeuw en die de eerste jaren van de zeventiende eeuw in Kortrijkse gevangenschap doorbracht, omdat ze beschuldigd werd van toverij. Natuurlijk was zij geen alleenstaand geval. In de hele Nederlanden werden toentertijd geruchtmakende heksenprocessen gevoerd, maar onze streek spande op een gegeven ogenblik toch wel de kroon. Niet voor niets ontstond het 'zeisel' Tussen Heestert en Moen waardat de tovermeten broen. Dit gezegde is in de loop van de jaren afgezwakt tot een spreuk zonder bijzondere betekenis, een vlot rijmpje dat geen bewuste beschuldiging of belediging van de twee genoemde dorpen meer inhoudt. Het klinkt plezierig en een beetje plagerig, maar meer wordt er niet meer achter gezocht. Er zijn geen Moense heksenprocessen bekend, en misschien duikt de naam van Moen in de spreuk op omdat hij zo lekker rijmt op 'broen'. Voor Heestert daarentegen ligt dat toch even anders: de boeken leren ons dat dit dorp zijn reputatie wel degelijk te wijten had aan bepaalde gebeurtenissen in zijn geschiedenis. Wie daar het fijne wil van weten kan zijn gading vinden in twee interessante bijdragen in De Leiegouw (1982 en 1994) van de hand van Jos Monballyu. Ze behandelen het proces van vier Heestertse vrouwen, van wie er drie op de brandstapel eindigden en de vierde daar met moeite aan ontsnapte; "niet omdat zij volgens haar rechters minder zware feiten had gepleegd dan de drie andere in Heestert terechtgestelde heksen, maar omdat zij blijkbaar meer uithoudingsvermogen had om de pijnigingen te doorstaan en in staat bleef haar bekentenissen in te trekken," aldus de auteur. De naam van die vier ongelukkige vrouwen luidde: Elisabeth de Bode (gewurgd en verbrand in 1659), Marie van der Brugghe (gegeseld en verbannen in 1660), Joosynne Labyns (gewurgd en verbrand in 1664) en Catharina de Craene (idem in 1676, als een van de laatsten in de Nederlanden!) Maar ook Zwevegem heeft enkele decennia eerder zijn befaamde 'heks' gekend in de persoon van Amantine van Tieghem, zodat het rijmpje minder geslaagd maar met meer historische grondslag anders had kunnen luiden: Tussen Zwevegem en Heestert waardat de tovermeten heersten... Het proces en de dood van Amantine staan gedetailleerd beschreven in het tweede jaarboek van de Geschied- en Heemkundige Kring Frans van Halewijn (1988). Daar heeft Kathleen Pattyn aan de hand van de historische stukken de verschrikkingen opgeroepen die Amantine in 1598-1599 heeft moeten ondergaan tijdens haar proces en foltering. De ongelukkige sloor bekende alles wat tegen haar werd ingebracht, maar zodra de pijniging ophield trok ze haar bekentenissen weer in, zodat haar rechters haar niet tot de brandstapel konden veroordelen. Daartoe was immers een bekentenis nodig die door de beklaagde 24 uur na de foltering werd bevestigd. Zo kwam het dat Amantine aan de brandstapel ontsnapte. Meteen ontstond echter een ware procedureslag tussen de Kortrijkse schepenen en de hoogbaljuw, waarin de Raad van Vlaanderen in Gent het laatste woord moest spreken. Het juridische steekspel duurde tot in 1606. Amantine bleef al die tijd opgesloten in een toren van de Kortrijkse stadsmuur. In het vermelde jaar 1606 brandde die toren volledig uit, zonder dat de oorzaak kon worden achterhaald. Amantine, zeven jaar voordien aan de vlammen ontsnapt, kwam alsnog om door het vuur. De ironie van het lot had zich sterker getoond dan de wetten van de Raad van Vlaanderen. De Open-Monumentendag 1996 (8 september) stond in het teken van het thema 'kleur'. Het gemeentebestuur van Zwevegem en de Commissie Bouwkundig Erfgoed, onder voorzitterschap van architect Didier Degezelle, wilden bij die gelegenheid iets organiseren om en in de Stenen Molen
2
aan de Avelgemstraat. Paulette Loosveldt, cultuurfunctionaris van de gemeente, dacht aan een historische evocatie van proces en dood van Amantine van Tieghem en vroeg Jan Deloof daar een tekst voor te schrijven. Deze laatste nam de voornoemde bijdrage van Kathleen Pattyn als basis voor zijn tekst. De bewuste evocatie werd op zondag 8 september 1996 opgevoerd in een enscenering van Eugène Delabie en Guido Desimpelaere. We vermelden hier de groep mensen die heeft bijgedragen tot het welslagen van de onderneming en laten de tekst van de evocatie volgen: Acteurs: Roos Courtens (Amantine), Mieke Vanoverberghe (Amantine), Eugène Delabie (hoogbaljuw van Kortrijk). Stemmen: Magda Callens, Roos Courtens, Christa Scherpereel, Mieke Vanoverberghe, Lien Vandenbroeke, Eugène Delabie, Jef Depaepe, Bart Opsomer. Muziek: G.R.D.-producties, Kortrijk (Guido Desimpelaere). Fotografie: Herman Vandenameele. Video: D.C.J.-video-producties, Zwevegem (Chris Vandenbogaerde). Montage: D.C.J.-video-producties, Zwevegem, en V.P.R.-video-producties, Izegem. Decor: Johan en Waldo Rigole. Lichtdecor: Erik Callens, Jean-Pierre Turpijn. In totaal woonden meer dan duizend mensen de verschillende voorstellingen bij. De Orde van de Bakkers, onder de leiding van Gustaaf Devos, zorgde ervoor dat de mensen die buiten de molen op een volgende voorstelling moesten wachten in het droge een natje konden nuttigen.
3
AMANTINE Een spel van woord, klank en kleur De hoogbaljuw van Kortrijk spreekt:
"Ik ben geslaagd in het leven. Ik zeg dat niet om te pochen, maar omdat het kleinste kind het kan zien. Feitelijk heb ik altijd bereikt wat ik bereiken wilde. Ik weet het, het klinkt vreselijk verwaand, maar mijn carrière als hoogbaljuw van Kortrijk is een aaneenschakeling geweest van successen, juridisch en financieel. De ene overwinning na de andere. Ik weet eigenlijk maar van één nederlaag, en dan nog maar een halve. Ik heb het proces tegen Amantine van Tieghem niet gewonnen, maar al bij al ook niet verloren. En toch, ik blijf dat proces aanvoelen als een smet. Waarom eigenlijk? Waarom blijft precies die ene halve nederlaag in mijn binnenste knagen? Dat is toch belachelijk? Ik liet haar in mei 1598 in Zwevegem arresteren, want een machtige buitenpoorter betichtte haar van toverij; ze had zijn kind behekst door een schouderslag en het geven van een appel. Poorters moet je beschermen, ze zijn de ruggegraat van de maatschappij. Amantine van Tieghem had trouwens al sinds jaar en dag de kwalijke reputatie een heks te zijn. Natuurlijk ontkende ze de feiten. Maar een ervaren hoogbaljuw laat zich niet afschepen. Hij heeft machtige wapens, die zelden hun doel missen. Ik heb dadelijk bevel gegeven tot pijniging over te gaan, om een bekentenis af te dwingen. De foltering duurde vier dagen. Al die tijd zat het wijf met de handen op de rug gebonden, vlak bij een brandende haard, met het hoofd in een gepinde halsband. Het is een probate manier van pijnigen. De warmte doet de heks inslapen, en juist dat kan ze niet; ze moet rechtop blijven zitten, want anders prikken de pinnen haar te diep in de hals. Op de duur moét de heks eraan. Amantine van Tieghem was anders een taai vrouwmens. En sluw. De eerste dag heeft ze alles ontkend; de tweede dag vertoonde ze duidelijke tekenen van afmatting, want ze doolde; de derde dag was ze gek van de pijn, maar ze gaf nog altijd niet toe. Ze barstte in lachen uit en bleef maar schateren als een zottin, van 9 uur in de morgen tot na de middag. Ik hoor die krankzinnige lach nog altijd als ik wakker lig in de nacht. Pas de vierde dag, in de ochtend, bekende ze dat ze een pact met de duivel had gesloten. De feeks. Ze was nog niet helemaal uit het foltertuig bevrijd, of ze trok haar bekentenis al weer in. De schepenen wilden me niet geloven, al Amantine en de hoogbaljuw (foto Geert Vanhessche) ben ik altijd binnen de wet gebleven. Ik zei dat we de foltering meteen moesten herbeginnen, maar nee, zij wilden eerst een advies van de Raad van Vlaanderen. Puur tijdverlies natuurlijk. Het heeft daarna vijftien maanden geduurd voordat ik behoorlijk mijn werk kon doen. Ik heb haar opnieuw laten pijnigen, slechts één dag, maar ditmaal met verschillende technieken: uitrekking, een doornenkrans om het hoofd, de duimschroeven. Het duurde ditmaal niet lang voordat ze door de knieën ging. Maar de duivel beschermt zijn volgelingen, want een half uur na de pijniging herriep ze haar bekentenis alweer.
4
Ik heb Amantine daardoor niet gekregen waar ik haar hebben wilde: op de brandstapel. De schepenen hebben haar voor twintig jaar verbannen uit het graafschap Vlaanderen. Denk maar niet dat het hielp. Mijn mannen hebben haar na hooguit twee jaar in Moen weer gearresteerd. Dat was op Goede Vrijdag van 't jaar 1601, ik vergeet het nooit. Amantine zei dat ze met geweld uit Henegouwen verdreven was. De inwoners van Pottes en omgeving zouden haar in de Schelde geworpen hebben. Nee maar, is er een beter bewijs van haar schuld? Zonder de hulp van Satan was ze toch verdronken? Of niet soms? Die Walen hebben er korte metten mee gemaakt. Wij moesten er in Kortrijk maanden over palaveren, maar zij hadden zoveel tijd niet nodig om haar te ontmaskeren. Ik ben een onkreukbaar ambtenaar. Ik blijf altijd binnen de limieten van de wet. De wet kan hard zijn, maar het is de wet. Ik heb Amantine in een toren van de stadsmuur laten opsluiten. De schepenen van Kortrijk konden voortaan zoveel beraadslagen als ze wilden, zo dikwijls naar de Gentse Raad van Vlaanderen lopen als ze konden betalen, intussen kon de heks niemand kwaad doen. En ik zou haar tenslotte wel klein gekregen hebben, die Amantine. Maar kijk eens, begin 1606 is ze om het leven gekomen bij een brand in haar toren. We weten niet wat er gebeurd is. Misschien was ze onvoorzichtig geweest met haar vuurslag. Misschien was ze dat opgesloten zitten beu en stak ze zichzelf in brand. Wie zal het zeggen... Ik pieker me kapot en begrijp niet waarom ze mij ontsnapte. Ik heb alles strikt volgens de wet gedaan. Ik heb haar niet op de brandstapel gekregen, maar hogere machten hebben haar niettemin doen omkomen in het vuur. Waarom hebben ze mij die overwinning niet gegund? Het blijft me steken. Waarom moet ik voor de duizendste keer weer aan die verdomde Amantine denken? Waarom moet ik haar proces keer voor keer weer herkauwen? Ze is toch dood door de vlammen? Kan ze me dan nooit een ogenblik met rust laten? Rust? Rust? Krankzinnig maakt ze me. Ik zal de hele nacht weer geen oog kunnen dichtdoen." ** *
Ze wisten het allang: dat je behekst, dat je betovert. Geef het maar toe. Geef maar toe dat al die maren niet vanzelf gekomen zijn. Ze wisten het al jaren. En toen - opeens toen was het hun te veel. Op de tiende mei van vijftien achtennegentig werd op je deur gebonkt. Ze hebben je gevangen, onzacht op een kruiwagen gegooid en "voor tfaict van tooverie" in Kortrijk naar de cel gebracht. Je geeft iemand een schouderklopje, en ze noemen het een kwaad gebaar. Je geeft een appel aan het kind van Gieljoom en Margriet, en zo'n argeloos geschenk wordt eindeloos verdriet. Moedervrouw alleen zit je voor je beulen. De hoogbaljuw, de schepenen, de paap, Gieljoom en Margriet. 5
God is ver. De mensen - tot je onheil - niet. De pijniging begint op veertien mei en duurt tot de achttiende. Moedervrouw alleen zit je al die tijd - enkel nog je beulen ziende de handen op de rug, het hoofd in een gepinde halsband vast. Zitten wordt onmogelijk, maar liggen kun je niet, niet wrikken: er is altijd wel een pin die door je strot wil prikken. Je geeft een schouderklopje en het wordt de kwade hand. Je geeft een appel en die wordt gepinde band. Daar zijn de hoogbaljuw, de schepenen, de paap. Een nefaste leer, op kleine lieden afgedwongen, heeft je zover gebracht. Waar blijft Dries Blomme nu, je man? Waar zijn je zoons Amaat en Joos vannacht? Je dorpsgenoten hebben andere besognes. Ze drinken, schransen, dansen. Ze slaven, wroeten, potten op. Ze hebben ruim genoeg aan eigen zorg. Hoe ver is God. Alleen de kwade vijand is aanwezig om je strot. Amantine, waaraan denk je - als je zo nog denken kunt zesentachtig uren lang in je gepinde band? Amantine, hoor je me? Je gaf een schouderklopje en het werd een wrede leer. Je gaf een appel en die werd ondraaglijk zeer. De eerste dag heb je ontkend. De tweede dag was eindeloos, de derde... Pas de vierde dag gaf je tenslotte toe en groef je eigen graf: je handelde - dat gaf je toe "op quaeden raet die de quaede viant gaf'. Ze noteerden accuraat, hoogbaljuw en schepenen en paap. Ze notuleerden nauwgezet 6
en maakten gul de halsband los. Maar zie, ondankbaar duivelstuig, zonder schaamte nam je alles weer terug. Amantine spreekt:
"Blomme, laffe man van mij, heb ik jouw verraad verdiend? Heb ik je in keuken, tuin en bed, als meid en moede minnares, niet volgzaam en getrouw gediend? Amaat, mijn zoon, waar blijf je? Joos, mijn zoon, heb ik je nooit gebaard? Moedervrouw alleen en zot van zwakte huil en gil ik als een oen. Wie neemt het voor me op als mijn man, mijn zoons het al niet doen?" En je hebt gelachen dan, geschaterd met je laatste krachten, drie uur aan een stuk geschaterd om je schepenen dan, je paap, je dorpsgenoten, je schipperaars van zoons, je schijter van een man. Twintig jaar verbanning uit het graafschap, dat was de zware tol. Twintig jaar? Geen twĂŠĂŠ jaar hield je 't vol. Wat drijft een balling telkens weer naar zijn geboortegrond terug? Het gras is er niet groener, de lucht is er niet blauwer, de beek niet zuiverder, de mens niet beter. Wat drijft een balling? Het is herinnering misschien aan verre, blije zonnestralen op je zinnelijke vel, aan rosse vlammen in de haard, in de sneeuw een lichte tred, het lang vergeten hete spel met de geliefde in een veilig bed. Of misschien het denken aan je kroost, toen nog boordevol beloften, grote plannen. En zo hulpeloos. Je kwam terug en werd in Moen weer opgepakt. Ze wisten zich met jouw geval 7
geen raad, de heren. Was dat vrouwmens dan met geseling noch galg te keren? Ze pleegden lange maanden overleg. In Kortrijk en in Gent. Ze hebben je voorlopig in een toren van 't convent geworpen. En je dan vergeten. Voorlopig heb je daar de rest van je bestaan gesleten. Zo staat het in de boeken. Je was er moedermens alleen. Geen hoogbaljuw, geen paap, geen schepen, geen man, geen zoon kwam je bezoeken. De toren brandde uit. In januari zestien zes ben je in een vuurzee omgekomen. Was je onvoorzichtig met je vuurslag? Heb je jezelf in brand gestoken? Ze konden jou in elk geval geen gepaster einde dromen.
8