December 2011

Page 1

d e c e m b e r 2 011

|

n u m m e r 10

E-mental health

van de drank af via internet

Slokdarmkanker: weer terug van zalmroze naar parelmoer Met een stokje door de poep Hebben zijn critici Swaab wel gelezen?


w e t e n s c h a ps k a l e n d e r d e c em b e r

1 Promotie

Alice Scheffer: ‘Fear of falling in older patients’. Promotores zijn prof. dr. M.M. Levi, hoogleraar Inwendige Geneeskunde, en prof .dr. A. Abu-Hanna, hoogleraar Medische Informatiekunde. Co-promotores zijn dr. N. van Dijk en dr. S.E.J.A. de Rooij. Vallen is voor veel ouderen een serieus gezondheidsprobleem. Valincidenten leiden niet alleen tot lichamelijk letsel, maar kunnen ook psychologische gevolgen hebben, zoals angst om te vallen. Valangst wordt gerapporteerd door 20 tot 85 procent van de zelfstandig wonende ouderen, ook door ouderen die nog nooit zijn gevallen. In de klinische praktijk is er behoefte aan een eenvoudige methode om valangst te meten. Scheffer ontwikkelde een instrument dat aan deze behoefte kan voldoen. Bij het bedenken van strategieën voor valpreventie, moeten professionals in de gezondheidszorg, politici en zeker de ouderen zelf worden betrokken. Tijd: 14.00 uur

2 Promotie

Gerritjan Kuipers: ‘Procedural radiation exposure of interventional cardiologists and radiologists’. Promotor is prof. dr. J.J. Piek, hoogleraar Klinische Cardiologie, in het bijzonder Interventiecardiologie. Co-promotor is dr. X.L. Velders (Covidien Pharmaceuticals). Tijdens procedures die worden uitgevoerd door interventiecardiologen en –radiologen wordt zowel de behandelaar als de patiënt blootgesteld aan ioniserende straling. Kuipers onderzocht of het gebruik van een tweede persoonsdosismeter aanvullende informatie geeft over de hoeveelheid straling waaraan de interventiespecialist wordt blootgesteld. Hij ontdekte dat voor het meten van de stralingsbelasting gebruik kan worden gemaakt van een enkele persoonsdosismeter die op een vaste draagpositie aan de buitenzijde van het loodschort zit. Kuipers stelt voor om de instellingen van de röntgenapparatuur te standaardiseren. Hierdoor kan de stralingsbelasting voor de patiënt en de interventiespecialist dalen. Tijd: 10.00 uur

2 Promotie

Yasmin Namavar: ‘Pontocerebellar Hypoplasia: from gene to disease’. Promotores zijn prof. dr. F. Baas, hoogleraar Neurogenetica en prof. dr. B.T. Poll-The, hoogleraar Kinderneurologie. Co-promotor is prof. dr. P.G. Barth. Pontocerebellaire Hypoplasie (PCH) is een recessief erfelijke hersenziekte, die al tijdens de zwangerschap begint met een groeistoornis van de kleine hersenen (cerebellum), later ook van de grote hersenen. Er zijn meerdere subtypen bekend. Kinderen met PCH2, de meest voorkomende vorm, ontwikkelen vrijwel geen

cognitieve functies en hebben stoornissen waaronder slikstoornissen en hevige bewegingsonrust (chorea). Namavar toonde aan welke drie mutaties verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van PCH. Dit maakt genetische counseling en prenatale diagnostiek mogelijk. Ook is in een zebravismodel voor PCH de ziekte nagebootst waardoor de inzichten in het ontstaansmechanisme duidelijker zijn geworden. Tijd: 11.00 uur

2 Promotie

G. van Os: ‘Development of auto-antibodies towards β2-Glycoprotein I in the antiphospholipid syndrome’. Promotores zijn prof. dr. J.C.M. Meijers, hoogleraar Experimentele Vasculaire Geneeskunde, en prof. dr. Ph.G. de Groot, hoogleraar Biochemie van trombose en hemostase (UMC Utrecht). β2GPI kan binden aan oppervlakte eiwitten van de bacterie Streptococcus pyogenes. Vier eiwitten van S. pyogenes; M1-eiwit, eiwit H, SclA en SclB, kunnen binden aan β2GPI. Alleen de binding aan eiwit H induceert een conformationele verandering in β2GPI, de andere eiwitten binden wel maar dit leidt niet tot een conformatiewisseling van β2GPI. Muizen werden geïnjecteerd met deze vier eiwitten. Alleen muizen geïnjecteerd met eiwit H ontwikkelden antilichamen tegen β2GPI. Deze anti-β2GPI antilichamen zijn gericht tegen een cryptische epitoop in het domein van I. Dit toonde aan dat naast de wijziging van de pH- en zoutconcentratie een bacterieel eiwit een conformationele verandering in β2GPI kan induceren. Dit resulteerde in de vorming van auto-antilichamen tegen β2GPI. Tijd: 13.00 uur

2

2 Symposium en afscheidscollege

Bijeenkomst ter gelegenheid van het afscheid van prof. dr. Joep Bartelsman, hoogleraar Maag-, Darm- en Leverziekten. In het eerste deel van het middagprogramma spreken Guido Tytgat, Marcel Levi, Sander van Deventer en Hugo Heymans. Na de theepauze begint ‘Bartelsman en Witteman’ met Mirjam Bartelsman (verslaggever Nieuwsuur), Marc Benninga, Louise Gunning-Schepers en Coen Teulings van het CPB). Aanvang afscheidscollege: 16.30 uur. Plaats: Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ (Piet Heinkade 1) Tijd: 14.00 - 17.00 uur Inlichtingen: Secretariaat MDL, mw. A. Kist, 020 566 3534, a.kist@amc.nl

5 Ruyschlezing

De Ruyschlezing wordt gehouden door onderzoeker David Woodland, directeur van het Trudeau Institute te Saranac Lake (VS). De titel van zijn voordracht is: ‘Regulation of T cell immunity in the lung’. Woodland heeft aan de basis gestaan van baanbrekend onderzoek naar de werking van het immuunsysteem van de long, en de rol die dit speelt in de verdediging tegen virale en bacteriële infecties. Daarnaast leidde zijn onderzoek tot nieuwe inzichten in het functioneren van het immuunsysteem. Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 17.00 - 18.00 uur Inlichtingen: mw. S. van Vliet, 020 566 7806, s.a.vanvliet@amc.nl

6 Promotie

Promotie

Carla van Tienen: ‘(Molecular) epidemiology of HIV-1, HIV-2 and HTLV-1 in Guinea-Bissau’. Promotor is prof. dr. R.A. Coutinho, emeritus-hoogleraar Epidemiologie en preventie van infectieziekten, in het bijzonder aids. Co-promotores zijn prof. dr. H.C. Whittle (London School of Hygiene & Tropical Medicine) en dr. M.F. Schim van der Loeff. Dit proefschrift gaat over drie virussen die voorkomen in Guinea-Bissau, een klein land in West-Afrika. Het aantal mensen met hiv-1 stijgt, het aantal hiv-2 infecties (de zwakke broeder van hiv-1) daalt. Mensen die nét geïnfecteerd zijn met hiv-2 lopen het grootste risico om iemand anders te besmetten. Infectie met HTLV-1 (een virus dat leukemie en verlamming kan veroorzaken) vindt plaats door seksuele overdracht en van moeder op kind via borstvoeding. Genetisch onderzoek van HTLV-1 laat zien dat twee mensen zijn geïnfecteerd met een type dat ook in apen voorkomt; de vraag is of dit type virus in Guinea-Bissau van mens op mens wordt overgedragen of misschien van aap op mens. Tijd: 14.00 uur

2

AMC M aga zine december 2011

Rosa Burgers: ‘Functional defecation disorders in children. Diagnostics, treatment and association with lower urinary tract symptoms’. Promotores zijn prof. dr. M.A. Benninga, hoogleraar Kindergeneeskunde, in het bijzonder kindermaag-, darm- en leverziekten, en prof. dr. C. Di Lorenzo (Ohio State University), hoogleraar Maag- en darmziekten bij kinderen. Co-promotor is prof. dr. T.P.V.M de Jong. Obstipatie (verstopping van de darm) en fecale incontinentie (het verlies van ontlasting in het ondergoed) komen veel voor bij kinderen. Dat heeft verschillende oorzaken. Bij de meeste kinderen functioneren de dikke darm en de endeldarm in principe goed. Fecale incontinentie is vaak het gevolg van obstipatie. Bij een minderheid van de kinderen speelt obstipatie geen rol, dan is er sprake van solitaire fecale incontinentie (FNRFI). Het onderscheiden van deze aandoeningen en het uitsluiten van een lichamelijke afwijking is essentieel vanwege de verschillende behandelingen en prognoses. Dit proefschrift is gericht op de diagnostiek van ontlastingsproblemen bij kinderen. Daarnaast Zie verder pagina 13


2 Wetenschapskalender

20 Myoclonus Dystonie

een overbeweeglijk brein

4 Slokdarmkanker

weer terug van z almroze na ar parelmoer

22

7

Niet te moeilijk graag

heilz ame afstand

De ziekte van Parkinson

dopamine via stamcellen?

8 E-mental health

van de dr ank af via internet

26 Kamfer

onderuit door mottenballen

27 Berichten

10

28

Bevolkingsonderzoek

met een stok je door de poep

AMC Collectie

oorlog uit gulle hand

14 Dikkedarmkanker

de k wade inborst van goeda ardige poliepen

30 De Stelling

opa’s horen niet in de boom

31

16

Colofon/Berichten

Wij zijn ons brein

hebben zijn critici Swa ab wel gelezen?

Foto omslag: Marieke de Lorijn/Marsprine

inhoud

AMC magazine


s l o k d a r m k a n k e r

Een heel klein deel van de mensen die als gevolg van ‘zuurbranden’ veranderingen in de bekleding van hun slokdarm krijgen, ontwikkelt later slokdarmkanker. AMCgastro-enteroloog en onderzoeker Sheila Krishnadath vond een manier om die kleine groep met dat enorm grote risico vooraf beter te herkennen. En met een prestigieuze subsidie wil ze ook werken aan een preventieve therapie.

Uitstrijkje voor ontspoorde slokdarm Rob Buiter

‘Op internationale congressen vinden collega’s mijn ideeën vaak veel te gewaagd’, zegt gastro-enteroloog Sheila Krishnadath met een opgewekt gezicht. ‘Maar dat was voor de subsidie van de European Research Council juist wel een pré, geloof ik. Daar houden ze wel van ideeën waarvan iedereen zegt dat het niet kan, maar die een eigenwijze onderzoeker dan toch wil toetsen.’ Dit jaar vielen maar liefst drie van die eigenzinnige AMC’ers in de ERC-prijzen: neuroloog Diederik van de Beek voor zijn onderzoek naar de genetica achter bacteriële hersenvliesontsteking, viroloog Rogier Sanders voor zijn zoektocht naar een vaccin tegen hiv en Sheila Krishnadath voor haar onderzoek naar de zogenoemde Barrett-slokdarm. Elk kregen ze anderhalf miljoen euro voor hun onderzoek. Krishnadath zal het geld gebruiken voor het ontwikkelen van een therapie waarmee zij de beruchte Barrett-slokdarm weer wil veranderen in een gewone, gezonde slokdarm. ‘Een gezond exemplaar ziet er door de endoscoop uit als een prachtig, parelmoeren oppervlak’, vertelt Krishnadath. ‘Bij een Barrett-slokdarm is het gewone plaveiselepitheel van de slokdarm aangetast door omhoogkomend maagzuur en voornamelijk het gal dat terugstroomt naar de slokdarm. Het verandert dan in cilinderepitheel.’

4

AMC M aga zine december 2011

Op zichzelf lijkt die verandering van glanzend, parelmoeren plaveiselepitheel naar zalmroze cilinderepitheel nog wel een nuttige zet van Moeder Natuur. Cilinderepitheel zie je immers ook in de maag en in de darmen. Het is een celtype dat beter bestand is tegen het zure milieu van de maag, dus het beschermt ook de slokdarm tegen opborrelend maagzuur. ‘Het nadeel’, verduidelijkt Krishnadath, ‘is het risico op slokdarmkanker. Een klein deel – minder dan 0,5 procent – van de mensen met een Barrett-slokdarm ontwikkelt daar op enig moment een tumor. En dat is een zwaard van Damocles. Een half procent lijkt misschien niet veel, maar het is wel een kleine kans op heel groot leed. De prognose voor een slokdarmtumor is ronduit slecht. Na alvleesklierkanker is het waarschijnlijk de meest gevreesde tumor. De vijfjaarsoverleving is de laatste jaren iets verbeterd, maar die is nog steeds maar ongeveer twintig procent. Draai je het verhaal om, dan kun je zeggen dat van de ruim duizend slokdarmtumoren die we jaarlijks in Nederland zien, tachtig procent zijn oorsprong vindt in een Barrett-slokdarm.’ Korte kuur

Al sinds haar opleiding tot specialist in het AMC, nu tien jaar terug, heeft Krishnadath zich vastgebeten


in de Barrett-slokdarm. Ze hoopt ooit het aangetaste orgaan te herkennen in een bloedtest, dus zonder een belastende endoscopie, waarbij via de mond een slang met camera tot in de slokdarm wordt geschoven. Ze zoekt ook naar een gewaagde immuuntherapie om de kwaadaardige cellen van een ontaarde Barrett-slokdarm aan te pakken. En nu wil ze dus ook al in een eerder stadium met medicijnen ingrijpen, nog vóór het moment dat in de aangedane slokdarm tumoren tot ontwikkeling komen. Mogelijk kan dat zelfs met een relatief korte geneesmiddelenkuur, hoopt de onderzoeker. ‘De enige therapie die nu bestaat tegen een Barrett-slokdarm is het wegbranden of -snijden van het aangedane slijmvlies. Deze therapieën zijn ingrijpend en kostbaar en alleen gereserveerd voor die Barrett-patiënten die nog een vroeg stadium van kanker hebben. Door de aangedane cellen te verwijderen, kan er weer gewoon plaveiselepitheel tot ontwikkeling komen.’ Krishnadath hoopt eerder in het proces te kunnen ingrijpen. ‘Ik denk dat ik nu weet hoe de plaveiselcellen veranderen in cilinderepitheel. Er was lange tijd discussie of de oorsprong van de cilindercellen wel of niet uitgaat van stamcellen in het plaveiselepitheel, of dat ze hun oorsprong hebben in het naburig gelegen cilinderepitheel van bijvoorbeeld de maag. Ik heb in vitro, dus op een laboratoriumschaal, en in een chirurgisch muizenmodel laten zien dat de cilindercellen rechtstreeks ontstaan uit de plaveiselcellen. Het gaat om een stapsgewijs proces. Om precies te zijn: de transcriptiefactoren CDX-2 en pSMAD zijn erbij betrokken. Mijn idee is om de zogenoemde pathways of signaalroutes waar die eiwitten in betrokken zijn, te blokkeren. Nieuw gevormde epitheelcellen in de slokdarm zullen dan automatisch weer van het plaveiseltype zijn en niet van het riskante cilindertype.’ Om tot die potentiële therapie te komen, gaat Krishnadath eerst remmers maken die het betrokken gen en de eiwitten effectief kunnen blokkeren. Met deze stoffen wil ze een experimentele therapie opzetten, in eerste instantie voor muizen. ‘Een groot deel van de ERC-subsidie zal waarschijnlijk gaan zitten in de ontwikkeling van een goed transgeen Barrett-muismodel’, veronderstelt de onderzoeker. ‘Dat is kostbare research. Maar als dat lukt, dan kan ik mij voorstellen dat dit een therapie zou kunnen worden die je, bijvoorbeeld in de vorm van

AMC M aga zine december 2011

5


een kleverige gel die je op het aangedane slijmvlies aanbrengt, maar kort hoeft te gebruiken.’

genetische merkers die bij sommige Barrett-patiënten in verhoogde mate tot expressie komen.’

Zuurremmers

Minder vaak op controle

Een behandeling van de Barrett-slokdarm heeft alleen zin als ook de onderliggende oorzaak wordt aangepakt: het zuurbranden. Krishnadath: ‘Je praat hier over mensen die hoe dan ook maagzuurremmers moeten gebruiken. En als je het in een nog vroeger stadium zou willen aanpakken, dan zul je vooral naar het voedingspatroon moeten kijken. De Barrett-slokdarm en de bijbehorende slokdarmtumoren zijn de laatste decennia sterk in opkomst in de Westerse wereld. Dan gaat het niet eens om de mensen met een vreselijk slechte levensstijl, zoals de stevige drinkers. Het merendeel betreft wat ik vaak noem “de brave burgers”. Ze sporten op z’n tijd, roken niet en drinken niet overmatig, maar houden wel van het goede leven. Ze neigen naar te veel buikvet en mede daardoor hebben ze last van zuurbranden. Het gros van de mensen met een Barrett-slokdarm is niet eens bekend bij een arts. Een deel bezoekt misschien de huisarts vanwege brandend maagzuur. De grootste groep van degenen bij wie de Barrett-slokdarm overgaat in kanker krijgen we pas te zien als het al te laat is: wanneer ze al kanker hebben. En bij een substantieel deel van die mensen ben je dan echt te laat.’ Ook dat probleem van de vroege signalering wil de onderzoeker graag aanpakken. ‘Voor de patholoog blijkt vroege herkenning van ontspoord cilinderepitheel lastig. Gedeeltelijk ligt dat aan de manier waarop we tot nu toe onze biopten namen. Dat deden we altijd met een endoscoop, om de zoveel centimeter een hapje. Maar als je net naast een ontsporend stukje slokdarm wat weefsel wegneemt, dan ziet de patholoog sowieso niets en kun je dus een beginnende tumor missen.’ Om dat probleem te tackelen verzamelen Krishnadath en collega’s sinds tien jaar op een andere manier cellen uit de Barrett-slokdarm. ‘Vergelijk het maar met het uitstrijkje uit de baarmoedermond’, verduidelijkt de onderzoeker. ‘Met een borsteltje schrapen we uit de hele slokdarm wat cellen van het oppervlak. Dat uitstrijkje nemen we nu nog endoscopisch. Maar in de toekomst, bijvoorbeeld voor bevolkingsonderzoek, zal dat ook zonder endoscoop kunnen. Met die losse slokdarmepitheelcellen kan een patholoog overigens nog steeds niet veel. In plaats daarvan kijken we nu naar drie specifieke

De afgelopen jaren pasten Krishnadath en collega’s deze methode toe op mensen met een Barrett-slokdarm in zowel het AMC als in zes regionale ziekenhuizen. Daarbij is gebleken dat bij de patiënten die geen van de drie onderzochte merkers in verhoogde mate in de slokdarm hadden, na ruim vijf jaar nog steeds geen slokdarmtumoren werden gevonden. Degenen die wél positief scoorden op één of meer van de merkers hadden een kans van twintig tot zelfs veertig procent op het ontwikkelen van vroege kwaadaardige cellen of zelfs een tumor. ‘Deze merkers zijn dus een krachtig instrument gebleken om de groep met een relatief hoog risico in beeld te krijgen’, zegt Krishnadath opgetogen. ‘Samen met onze externe partners heeft het AMC deze diagnostiek gepatenteerd. Hiermee hoeft een groot deel van de mensen met een Barrett-slokdarm veel minder vaak op controle te komen. De beperkte capaciteit van het gastroenterologisch onderzoek kunnen we dan gerichter gaan inzetten op de groep die ook het hogere risico heeft op het ontwikkelen van slokdarmkanker.’ De mensen die op grond van de genetische test in het lage risicoprofiel worden ingedeeld, zullen nooit helemaal uit het beeld verdwijnen van de artsen, benadrukt Krishnadath. ‘Al was het maar omdat een slokdarmtumor zo’n gevreesde vorm van kanker is. Als ik ineens tegen iemand met een Barrett-slokdarm zou zeggen: “Laat die controles verder maar zitten, u zit toch in de laagste risicogroep”, dan willen mensen dat zelf echt niet. Sterker nog, ik denk dat er ooit een bepaalde vorm van bevolkingsonderzoek ingevoerd zal worden naar slokdarmtumoren. Het feit dat we de diagnostiek door middel van het “uitstrijkje” al een stuk minder belastend kunnen maken dan de traditionele scopie, en het feit dat we de mensen met een verhoogd risico steeds beter kunnen identificeren, zijn wat dat betreft stappen in de goede richting.’

6

AMC M aga zine december 2011


d e

z i e k t e

va n

pa r k i n s o n

Parkinsonpatiënten blijken evenveel delende neurale

Een zenuwcel. Foto: Dennis Kunkel Microscopy, Inc./

stamcellen te hebben als gezonde mensen. Een

Visuals Unlimited/Corbis

hoopgevende ontdekking, omdat deze stamcellen nieuwe zenuwcellen kunnen vormen. En die zouden verbetering kunnen geven van de motorische symptomen, zoals stijfheid, trillen of niet in staat zijn om te bewegen.

Repareren met stamcellen Jasper Enkl aar

Simone van den Berge staat, op het moment dat we haar spreken, op het punt een artikel in het toonaangevende tijdschrift Brain te publiceren, maar eigenlijk heeft ze het medisch-wetenschappelijke onderzoek al vaarwel gezegd. De neurobiologe werkt inmiddels bij het Prinses Beatrix Fonds, waar ze de financiering coördineert van onderzoek naar spierziekten en bewegingsstoornissen. Op 10 november promoveerde ze aan de UvA, waar ze onderzocht in hoeverre het zelf herstellend vermogen van de hersenen gestimuleerd kan worden bij Parkinsonpatiënten. Bij deze patiënten is het striatum aangedaan. Dit hersengebied is belangrijk voor het inzetten en coördineren van beweging. Door een tekort aan dopamine in het striatum ontstaan de bekende bewegingsproblemen, het belangrijkste kenmerk van Parkinson. Het dopaminegebrek treedt op, omdat in het striatum de zenuwcellen die deze boodschapperstof aanmaken, langzaam afsterven. Daarnaast ligt echter een gebied waar neurale stamcellen zitten, de subventriculaire zone. Die kunnen nieuwe zenuwcellen (neuronen) vormen. Tot nu toe ging men er vanuit dat neurale stamcellen bij Parkinsonpatiënten minder delen dan bij gezonde mensen. ‘Maar wij konden die resultaten niet reproduceren. En uitkomsten van onderzoek met dieren bleken inconsistent.’ Van den Berge toonde daarentegen juist aan dat Parkinsonpatiënten nog evenveel delende stamcellen hebben als gezonde mensen. Deze resultaten staan haaks op de eerdere aanname dat neurale stamcellen bij Parkinsonpatiënten afsterven. ‘En dat is hoopgevend’, legt Van den Berge uit. ‘Als er nog veel delende neurale stamcellen zijn in de omliggende zone, dan zou je die kunnen stimuleren naar het

striatum te gaan. In het striatum kunnen ze nieuwe zenuwcellen vormen die dopamine aanmaken. Dan is het dopaminetekort daar weg.’ Dat zou de kans verhogen op herstel van de motorische defecten. Hoe je stamcellen kan aanzetten naar het striatum te gaan en daar nieuwe zenuwcellen te gaan vormen, moet nog worden uitgezocht. Maar ook aan dat prille onderzoek heeft Van den Berge een belangrijke bijdrage geleverd. Hiervoor was het nodig neurale stamcellen te isoleren uit menselijke hersenen, op zichzelf al een technisch hoogstandje. Er was wel een protocol uit de VS, maar Van den Berge optimaliseerde de methode. Een groot voordeel was de nabijheid van de Nederlandse Hersenbank. Dat geeft de Amsterdamse onderzoekers een wereldwijde voorsprong. ‘Omdat wij de Hersenbank hebben, krijgen we heel vers materiaal, vaak slechts een paar uur na overlijden. Daarom kunnen we er goed materiaal uit kweken. Maar ook dan is het nog lastig en arbeidsintensief. De opbrengst is laag en het is niet makkelijk om die cellen aan het groeien te krijgen. Dat maakt het moeilijk om veel experimenten te doen.’ Het onderzoek van Van den Berge biedt op de lange termijn perspectief op reparatie van het aangedane brein met lichaamseigen neurale stamcellen. Bij de huidige therapie krijgen Parkinsonpatiënten een vorm van dopamine toegediend, die uiteindelijk opgenomen en gebruikt wordt in het striatum. Maar een probleem is dat patiënten op een gegeven moment resistent worden voor dopamine die ze in pillen toegediend krijgen. Bovendien wordt deze niet erg efficiënt omgezet. Van den Berge: ‘Als je nieuwe cellen kunt laten aanmaken die dopamine produceren, dan heb je waarschijnlijk het probleem van resistentie niet.’

AMC M aga zine december 2011

7


e-m e n ta l

h e a lt h

Nuchter door internet Hoewel de geestelijke gezondheidszorg beschikt over effectieve therapieën voor alcoholverslaving, maakt de doelgroep daar weinig gebruik van. Om de drempel naar de zorgverlening te verlagen, worden er allerlei e-mental health-programma’s ontwikkeld. Psycholoog Matthijs Blankers onderzocht het effect van twee van dergelijke internet-interventies. Veel deelnemers aan zijn studie blijken deze aanpak prettig te vinden en gaan beduidend minder drinken.

John Ekkelboom

De geestelijke gezondheidszorg (GGz) bestaat vooral uit communicatie tussen hulpvrager en therapeut. Het is dan ook niet vreemd dat hulpverleners binnen deze zorgsector jaren geleden als pioniers gingen nadenken over het gebruik van internet als middel bij de behandeling van patiënten. In het begin beperkte deze zogenaamde e-mental health zich tot passieve informatieoverdracht, waarbij mensen met psychische

8

AMC M aga zine december 2011

problemen via websites meer te weten konden komen over hun aandoening. De afgelopen jaren zijn er voor dergelijke patiënten eveneens allerlei digitale behandelingsmogelijkheden ontwikkeld. Zo zijn er interventies voor depressie, eetstoornissen, angststoornissen en verslaving. Ook Nederland levert een belangrijke bijdrage aan deze wereldwijde ontwikkeling. Forse behandelkloof

De vraag is uiteraard of die programma’s de gewenste resultaten leveren. Psycholoog Matthijs Blankers heeft zich daarin verdiept. Hij is onderzoeker bij de divisie Psychiatrie van het AMC en werkt bij Arkin, één van de grootste GGz-instellingen in Nederland. Hij besloot zijn onderzoek, waarop hij 23 november zal promoveren, te beperken tot e-mental health-programma’s voor alcoholverslaving. Deze programma’s trekken volgens hem de meeste deelnemers die er ook serieus mee aan de slag gaan. ‘Bovendien zie je bij alcoholverslaving dat veel mensen geen gebruik maken van de conventionele face-to-face therapieën, die wel degelijk effectief zijn. De literatuur geeft aan dat er wereldwijd een behandelkloof is van 78 procent. Dus nog geen kwart van de alcoholverslaafden laat zich behandelen. De onbehandelden vinden de bestaande therapieën niet aantrekkelijk, hebben een beperkt zelfinzicht in hun probleem, hebben meer behoefte aan eigen regie en/of weigeren


uit schaamte een centrum voor verslavingszorg te bezoeken. Het is dus belangrijk dat er goede alternatieven komen waarmee we deze mensen wel kunnen bereiken.’ Er zijn inmiddels verschillende Nederlandse internetinterventies voor alcoholverslaving. Blankers koos er twee uit om het effect ervan te bestuderen. Beide zijn ontwikkeld door de Jellinek - een instelling voor verslavingszorg in Amsterdam die deel uitmaakt van Arkin - en voldoen aan alle behandelprotocollen. De ene interventie is een volledig zelf hulpprogramma. De deelnemer wordt stap voor stap meegenomen om zijn alcoholgebruik en de risicosituaties in kaart te brengen. Ook moet hij zich een doel stellen: wil hij volledig stoppen met drinken of het alcoholgebruik reduceren, en op welke termijn moeten de gewenste resultaten zijn bereikt? Het programma laat de deelnemer tevens een plan maken om risicosituaties te vermijden, zoals het bezoek van kroegen of kennissen die erg veel drinken. Blankers: ‘De doelgroep van dit zelf hulpprogramma bestaat niet uit zwaar verslaafden maar uit mensen die onvoldoende controle hebben over hun alcoholgebruik. Zij hebben vaak nog een baan. Het is voor hen niet eenvoudig de voor- en nadelen van alcoholgebruik af te wegen. Drinken belemmert niet alleen het maatschappelijk functioneren maar het kan ook leuk en gezellig zijn. Om elkaar te stimuleren en te ondersteunen, biedt het programma de deelnemers een digitaal forum aan waar ze met elkaar kunnen communiceren. Lotgenotencontacten kunnen erg belangrijk zijn.’ Met therapeut

De tweede interventie is identiek aan het zelf hulpprogramma, maar biedt daarnaast ook één-op-één-behandelmomenten aan met een therapeut. Die bestaan uit zeven chatsessies van elk drie kwartier. De deelnemer kan vragen stellen en de behandelaar geeft antwoorden, persoonlijke adviezen, evalueert de ontwikkelingen en legt de opdrachten uit voor de komende periode. Via een gerandomiseerd, gecontroleerd onderzoek vergeleek Blankers het effect van beide interventies en zette deze af tegen de resultaten van het niet behandelen van een wachtlijstgroep. Om ethische redenen mocht deze controlegroep na de studie alsnog kiezen uit een van de twee internetinterventies. In totaal deden er 205 mannen en vrouwen van gemiddeld veertig jaar mee aan het onderzoek. Ze werden via loting in drie gelijke groepen verdeeld. Iedereen moest na drie en zes maanden een vragenlijst invullen. Daaruit bleek dat beide programma’s significant meer effect hadden dan niets doen. De deelnemers gingen minder drinken en lieten weten dat de kwaliteit van hun leven

verbeterde. Blankers: ‘We zagen na drie maanden dat de toegevoegde chatsessies betere resultaten lieten zien, maar het verschil met alleen het zelf hulpprogramma was kleiner dan we hadden verwacht. Na zes maanden werd dat verschil echter beduidend groter in het voordeel van de therapiegroep. Hoe dat kan, weten we niet precies. We vermoeden dat het tijd kost om de vaardigheden onder de knie te krijgen die de therapeut de probleemdrinker aanleert. Verder zien we dat de therapietrouw flink toeneemt wanneer iemand persoonlijke begeleiding krijgt.’ Om voortaan te kunnen inschatten wie het meeste profijt heeft van genoemde internetinterventies, wilde de psycholoog een screeningsinstrument ontwikkelen. Hij zag dat vooral probleemdrinkers die samenwonen en nogal inter-persoonlijk sensitief zijn (de gevoelens en behoeftes van anderen onderkennen en dat in hun gedrag laten blijken), wat dat betreft hoog scoren. Maar de effecten bleken niet zo groot dat het zinvol is om op basis daarvan mensen te selecteren. De onderzoeker pleit voor een stepped care-model: iedereen die zich voor het eerst aanmeldt laten beginnen met een zelf hulpprogramma dat relatief goedkoop is, en wanneer dat onvoldoende werkt, laten overstappen naar de zwaardere en veel duurdere interventie met een therapeut. ‘Hoewel de overheid grote belangstelling heeft voor e-health, is het voor instellingen ingewikkeld om dit soort interventies vergoed te krijgen. Dat gebeurt nog te veel ad hoc. Er moeten structurele afspraken komen, waarbij ook rekening wordt gehouden met de investeringskosten die gemoeid zijn met de ontwikkeling van dergelijke programma’s.’ Die ontwikkeling staat overigens niet stil, benadrukt Blankers. Er kan namelijk nog veel worden verbeterd. Hij denkt aan de vorm waarin de programma’s worden aangeboden. Nu haken veel mensen vroegtijdig af. ‘Als je programma’s aantrekkelijker maakt, door deelnemers bijvoorbeeld op een speelse manier te belonen, zullen minder mensen af haken. Bovendien moeten de programma’s ook voortdurend worden aangepast aan de resultaten van recent psychiatrisch onderzoek. Zo ontwikkelt Reinout Wiers, hoogleraar Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam, methoden om neurocognitieve processen te hertrainen. Via het aanbieden van computerplaatjes wordt dan geprobeerd automatische processen die bij verslaving een rol spelen, te doorbreken. Ook deze benadering kun je makkelijk via internet aanbieden.’ Het proefschrift van Matthijs Blankers is vrij via internet beschikbaar: www.mblankers.com/proefschrift

AMC M aga zine december 2011

9

Foto: Evelyne Jacq/Hollandse Hoogte


b e v o l k i n g s o n d e r z o e k

Massaal aan de poeptest Na jaren van discussie en onverwachte beslissingen, is het zo ver. Het bevolkingsonderzoek naar dikke darmkanker wordt ingevoerd. Vanaf 2013 krijgt iedereen tussen de 55 en 75 jaar een stokje opgestuurd, om door zijn poep te halen en terug te sturen. ‘Perfect is deze methode zeker niet, maar het gaat wel veel levens redden’, zegt AMC-arts Evelien Dekker.

Ber ber Rou wé

Verbaasd. Teleurgesteld. Boos. Zo reageerden veel maag-, darm- en leverartsen twee jaar geleden. De Gezondheidsraad adviseerde minister Ab Klink destijds om een landelijk programma voor dikke darmkankerscreening op te zetten. Maar Klink vond het plan onuitvoerbaar en zette het in de ijskast. Nu voert de huidige minister van Volksgezondheid, Edith Schippers, het bevolkingsonderzoek wél in. Vanwaar deze omslag? Evelien Dekker, maag-, darmen leverarts in het AMC, legt uit. Ze zit in een van de werkgroepen van het Rijksinstituut voor Volksgezond-

10

AMC M aga zine december 2011

heid en Milieu (RIVM) die de screening op poten gaan zetten. En ze leidt al jaren een groot proef bevolkingsonderzoek naar darmkanker: ‘Natuurlijk is dit een andere minister met andere prioriteiten. Maar doorslaggevend is de toets die het RIVM onlangs deed. In hun rapport staat heel concreet hóe dit bevolkingsonderzoek uitvoerbaar is.’ Perfect is het geplande bevolkingsonderzoek zeker niet, dat geeft Dekker onmiddellijk toe. ‘Maar het gaat wel veel sterfte aan darmkanker voorkomen. Een op de twintig Nederlanders krijgt ergens in zijn leven darmkanker. Per jaar komen er zo’n twaalfduizend nieuwe darmkankerpatiënten bij en sterven er ongeveer vijfduizend. Screening kan tenminste 1400 levens per jaar redden, schat de Gezondheidsraad. Mits zestig procent van de genodigden ook daadwerkelijk meedoet aan de screening, zoals in het proef bevolkingsonderzoek het geval was.’ Onder andere door de vergrijzing zal het aantal darmkankerpatiënten de komende jaren stijgen. Vanaf medio 2030 kan screening naar schatting 2400 levens per jaar redden, staat in het RIVM-rapport. doe-het-zelf poeptest

Darmkanker komt het meest voor bij mensen tussen zestig en tachtig jaar. Het probleem is dat de ziekte pas in een laat stadium klachten geeft. De tumoren


ontstaan uit poliepen, onschuldige uitstulpingen van de darmwand. Ongeveer één op de twintig poliepen groeit, héél langzaam, uit tot kanker. Dat kan wel tien tot vijftien jaar duren. Dekker: ‘Vaak bloedt een darmtumor een beetje, maar valt dat niet op. Het bloed vermengt zich met de ontlasting. Meestal krijgen patiënten pas jaren later duidelijke klachten, als de tumor de darm grotendeels blokkeert. Dan verandert hun ontlastingspatroon. Maar dan is de kans op genezing al afgenomen tot zestig procent of minder. Het doel van het bevolkingsonderzoek is om darmkanker in een zo vroeg mogelijk stadium te detecteren door op zoek te gaan naar bloed in de ontlasting. Dekker: ‘Zulke patiënten hebben 85 tot 95 procent kans op genezing.’ Daarnaast spoort het onderzoek mensen op met het voorloperstadium van darmkanker: grote of onrustige poliepen die onderweg zijn om uit te groeien tot tumoren. Zulke poliepen kunnen namelijk ook bloeden. De screening wordt in het najaar van 2013 ingevoerd en bestaat uit een thuistest en, zo nodig, vervolgonderzoek. Iedereen tussen de 55 en 75 jaar krijgt eens in de twee jaar een doe-het-zelf poeptest opgestuurd. Dekker: ‘Je haalt een stokje door je poep en stuurt dit in een plastic buisje terug. In het laboratorium wordt de immunochemische Fecale Occult Bloed Test (iFOBT) geanalyseerd. Worden er bloedsporen in de poep gevonden, dan word je uitgenodigd voor een coloscopie.’ De arts brengt dan via de anus een slang met een cameraatje in de dikke darm. Hij inspecteert de darmen op poliepen, darmkanker of andere afwijkingen die het bloed in de poep kunnen verklaren. Eventuele poliepen worden meteen weggehaald met een kleine lasso. Vindt de arts een darmtumor, dan wordt een patiënt doorverwezen voor verdere behandeling. Klinkt simpel, maar dat is het in de praktijk niet. Dat blijkt uit het proef bevolkingsonderzoek dat Dekkers groep ruim vijf jaar geleden opzette in de regio Amsterdam, Diemen en Almere. ‘We nodigen elke twee jaar iedereen uit die tussen de 50 en 75 jaar is en in één van onze postcodegebieden woont. Zij krijgen een brief. We hebben ons eigen voorlichtingsmateriaal gemaakt, de poep wordt onderzocht in het laboratorium en we doen alle gesprekken en vervolgonderzoeken.’ Hoopge vende cijfers

Het eerste praktische punt: niet iedereen doet mee aan de thuistest. Na de eerste oproep stuurde 57 procent van de ruim tienduizend genodigden de poeptest terug. ‘Dat viel ons mee, voor een screening zonder grootscheepse reclamecampagne.’ De resultaten van de tweede oproep, twee jaar later, worden binnenkort gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Gastroenterology. In de tweede ronde stuurden iets minder

mensen de poeptest terug, namelijk 52 procent. Dekker: ‘Redenen om niet mee te doen, waren bijvoorbeeld geen tijd of geen zin. Anderen gaven aan dat ze zich goed voelden en dus geen reden zagen om gehoor te geven aan de oproep. Terwijl screening nu juist bedoeld is voor patiënten zónder klachten. Onze voorlichting moet dus beter.’ De meeste mensen (85 procent) die deelnamen aan de eerste ronde, zaten ook in de tweede ronde. Van degenen die de eerste keer niet op de oproep reageerden, deed 21 procent de tweede ronde wél mee. Dekker: ‘Dit zijn allemaal hoopgevende cijfers. Maar hoeveel mensen aan het echte bevolkingsonderzoek zullen deelnemen, elke twee jaar weer, van hun 55e helemaal tot hun 75e, dat weten we nog niet.’ Het tweede punt van aandacht: de test maakt veel mensen ongerust om niets. Zowel in de eerste als de tweede ronde werd bij ongeveer acht procent van de deelnemers bloed in de poep gevonden. Ongeveer 85 procent van hen onderging een coloscopie. Na de coloscopie bleek dat de helft van de onderzochte mensen darmkanker of een voorloperstadium had. De andere helft van de deelnemers had iets onschuldigs. Aambeien bijvoorbeeld, of hele kleine poliepjes. ‘Het is dus cruciaal dat je deelnemers goed uitlegt wat de uitslag van de poeptest betekent. En dat je ze áls de poeptest afwijkt, binnen twee weken een coloscopie kunt geven.’ En daar komen we bij het derde probleem: het aantal maag-, darm- en leverartsen is beperkt. ‘We hebben te weinig capaciteit om al in 2013 alle benodigde coloscopieën uit te voeren. Daarom wordt de screening gefaseerd ingevoerd. Er worden extra specialisten en verpleegkundigen opgeleid. Pas in 2019 draait het programma op volle sterkte.’ Niet voor niets

Bij minder dan één procent van de coloscopieën treedt een complicatie op. Dat is het vierde nadeel van deze screeningsmethode. Het gaat om lichte tot ernstige bloedingen en soms om een gat in de darmwand. Daarnaast heeft een coloscopie de reputatie van pijnlijk en gênant onderzoek. ‘Dat vonden onze deelnemers gelukkig meevallen. De meesten vonden het onderzoek goed te doen. Tijdens de coloscopie krijgen ze een roesje en wat pijnstilling. Het vervelendst vinden ze de grote hoeveelheid ‘darmenschoonmaakmiddel’ die ze vooraf moeten drinken.’ Overigens ondergaan de mensen die uiteindelijk darmkankervrij blijken te zijn, niet helemáál voor niets een coloscopie. ‘Het levert ze de wetenschap op dat ze de komende tien jaar vrijwel zeker geen darmkanker zullen krijgen.’ Het verraderlijke is dat de doe-het-zelf poeptest juist géén garantie geeft op een darmkankervrij bestaan. Dit

AMC M aga zine december 2011

11

Foto: Flip Franssen/Hollandse Hoogte


Een patiënt wordt voorbereid voor een coloscopie. Vooraan hangt de slang met camera die via de anus zal worden ingebracht. Op de schermen zullen de camerabeelden verschijnen. Foto: Maarten Hartman/Hollandse Hoogte

is het vijfde en belangrijkste bezwaar van deze vorm van screening. Dekker: ‘Niet iedere poliep of tumor bloedt. Met één ronde bloed-in-de-poeptest mis je een kwart van de mensen met darmkanker. Ook mis je tweederde van de personen met een voorloperstadium van de ziekte. We hopen hen in volgende rondes alsnog op te pikken. Maar ons doemscenario is dat bepaalde deelnemers zich veilig wanen omdat de poeptest goed uitpakte, terwijl ze wél darmkanker hebben. Uiteraard willen we niet dat áls zulke mensen dan darmklachten krijgen, ze er lang mee rond blijven lopen omdat ze denken dat het toch geen darmkanker kan zijn. Ook hier is voorlichting cruciaal, zowel voor deelnemers als huisartsen.’ Nuttig maar niet ideaal dus, die Nederlandse screening. In bijvoorbeeld Duitsland, de VS en Polen screenen ze al jaren op darmkanker, maar op een andere manier. Dekker: ‘Zij bieden iedereen meteen een coloscopie aan, zonder poeptest. Dan mis je vrijwel geen tumoren en slechts eenvijfde van de poliepen. De Amerikanen begrepen tot voor kort niet waarom wij zo’n inferieure test gebruiken. Maar hun methode heeft weer als nadeel dat er minder mensen meedoen dan bij ons. Vooral mensen uit lagere sociale milieus blijken niet warm te lopen voor coloscopie-screening, realiseren ze zich nu in Amerika. Zou je Nederlanders direct een coloscopie aanbieden, dan doet 22 procent van alle genodigden mee, laat ons eigen onderzoek zien. Netto pik je dan ongeveer hetzelfde aantal darmkankerpatiënten op per honderd uitgenodigden als met een

12

AMC M aga zine december 2011

combinatie van poeptest en coloscopie.’ Een soortgelijke afweging geldt voor CT-colografie, waarbij de darmen in beeld worden gebracht met een röntgenscan. Dekker: ‘Bij CT-colografie hoeft er geen slang met camera naar binnen. Dan doen meer mensen mee, namelijk 34 procent van de genodigden. Maar met CT-colografie mis je meer tumoren dan met coloscopie. Netto pik je dan weer hetzelfde aantal darmkankerpatiënten op per honderd genodigden, blijkt uit onderzoek dat we deden samen met Jaap Stoker van de afdeling Radiologie en het Erasmus MC in Rotterdam. Het is net gepubliceerd in the Lancet Oncology.’ Dekker ziet twee manieren om de Nederlandse screening te verbeteren. ‘Je kunt al bij de poeptest vragen naar enkele risicofactoren voor darmkanker, zoals de familiegeschiedenis en roken. We onderzoeken samen met Patrick Bossuyt van de afdeling Klinische Epidemiologie en Biostatistiek of we mensen met een verhoogd risico op darmkanker zo beter opsporen. De andere manier is de poeptest vervangen door een test die niet zoekt naar bloed, maar naar biomarkers. Dat zijn bijvoorbeeld eiwitten, DNA- of RNA-moleculen die alleen door darmtumoren worden uitgescheiden. Zulke testen zijn in ontwikkeling. We zijn blij met de screeningsmethode die we nu gaan invoeren. Maar over tien jaar hebben we een betere methode, daar ben ik van overtuigd. En die nieuwe manier zullen we, dankzij de landelijke logistiek voor darmkankerscreening die we straks hebben, invoeren met relatief gemak.’


w e t e n s c h a ps k a l e n d e r d e c em b e r is een nieuwe behandelmethode voor de weinig voorkomende maar frustrerende en lang aanhoudende aandoening solitaire fecale incontinentie onderzocht. Tijd: 10.00 uur

6 Promotie

Berber Piet: ‘Lymphocytes in the frontline. Local human T cells facing the challenges of the lung environment’. Promotor is prof. dr. R.A.W. van Lier, hoogleraar Experimentele Immunologie. Piet richtte zich op een bepaald soort afweercellen (T-cellen) in de menselijke long en de rol die zij kunnen spelen bij het ontstaan en het voorkomen van longinfecties, longkanker en COPD. Deze ziektes vormen een groot gezondheidsprobleem: ze staan alle drie in de top tien van wereldwijd meest voorkomende doodsoorzaken. Het blijkt dat de T-cellen in de long een plaatselijk geheugen vormen tegen griep. Tot nu toe werd gedacht dat afweercellen vanuit het bloed de rest van het lichaam beschermen tegen infecties. Deze plaatselijke afweercellen kunnen virussen zo snel bestrijden dat veel infecties worden voorkomen. Daarnaast is ontdekt dat T-cellen in de longen van mensen met COPD een gestoorde afweerfunctie lijken te hebben. Dit zou verklaren waarom mensen met COPD bevattelijk zijn voor infecties en waarom ze een grotere kans hebben op het krijgen van longkanker. Een gestoorde afweerfunctie zou zelfs aan de wieg kunnen staan van het ontstaan van de ziekte. Tijd: 14.00 uur

6 Cursus

Nascholing Reizigersgeneeskunde ‘Met een chronische aandoening op reis’. Met medewerking van dr. G. Baaten (huisarts in opleiding), dr. A. Goorhuis en R. Wieten (beiden verbonden aan het AMC Tropen­ centrum). Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.00 - 16.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, reizigers@amc.nl

8 Promotie

Christina Lavini: ‘Development and clinical applications of the time intensity curve shape analysis in dynamic contrast enhanced MRI: a pixel-by-pixel approach’. Promotores zijn prof. dr. J. Stoker, hoogleraar Radiologie, in het bijzonder de abdominale beeldvormende diagnostiek, en prof. dr. M.B. van Herk, hoogleraar 4D-beeldverwerking in de cardio-thoracale anesthesie. Co-promotor is dr. M. Maas. Lavini beschrijft een nieuwe methode om een MRIbeeld te interpreteren, waarbij pixel voor pixel wordt geanalyseerd volgens de time intensity curve shape analysis. Deze nieuwe methode is gebruikt om de beelden te beoordelen bij kanker, artritis en de ziekte

van Crohn. De methode, waarbij gebruik is gemaakt van een Dynamic Contrast Enhanced MRI, blijkt effectief veranderingen vast te kunnen stellen na de behandeling van tumoren en ontstekingsziektes. Tijd: 12.00 uur

8-10 Congres

Vijfde ‘European pediatric motility meeting’ georganiseerd door het Emma Kinderziekenhuis AMC en de EPGS (European Postgraduate Gastro-surgical School). Toponderzoekers uit de hele wereld geven een update over epidemiologie, pathofysiologie, diagnostiek, behandeling en folluw-up van motiliteitsstoornissen bij kinderen. Dit zijn aandoeningen als reflux, chronische buikpijn en obstipatie. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.30 - 18.00 uur (8/12), 9.00 - 17.30 uur (9/12) 9.00 - 17.00 uur (10/12) Inlichtingen: Secretariaat EPGS, mw. J. Goekoop, 020 566 3926/6468, epgs@amc.nl, www.epgs.nl

9 Promotie

Karam Singh Boparai: ‘The serrated neoplasia pathway. Investigating the role of serrated polyps in colorectal cancer development’. Promotores zijn prof. dr. P. Fockens, hoogleraar Gastrointestinale Endoscopie, en prof. dr. C.J.M. van Noesel, hoogleraar Moleculaire Pathologie. Co-promotores zijn dr. E. Dekker en prof. dr. E.M.H. Mathus-Vliegen. Tijd: 12.00 uur Zie ook artikel op pag. 14/15

12 Symposium

De Netherlands School of Occupational Health organiseert een topclass over het werken met nanodeeltjes. Wat zijn de gezondheidsrisico’s en wat moet de aanpak zijn om gezondheidsproblemen op de arbeidsvloer te voorkomen? De bijeenkomst behandelt de risico’s van productie van synthetische nanodeeltjes, de branches waar deze deeltjes worden gebruikt en hoe de blootstelling aan die deeltjes verloopt, met name via de huid. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 16.00 - 20.30 uur Inlichtingen: L. Koele-Leguit, 020 409 7083, info@ nspoh.nl, www.nspoh.nl

13 Promotie

Martijn Miedema: ‘Electrical impedance tomography in high frequency ventilated preterm infants. The search for the holy grail’. Promotor is prof. dr. J.H. Kok, hoogleraar Neonatologie. Co-promotores zijn dr. A.H.L.C. van Kaam en dr. ir. J.H. de Jongh. Bij te vroeg geboren kinderen is vaak sprake van een onrijpe longfunctie. Behandelingen zijn kunstmatige

AMC M aga zine december 2011

13

beademing en het toedienen van surfactant, een stof die de oppervlaktespanning van een vloeistof verlaagt. Beide kunnen de longfunctie verbeteren door het vergroten van het longvolume. Met een speciale beeldvormende techniek, toepasbaar aan het bed, heeft Miedema voor het eerst onderzocht wat de effecten van deze behandelingen zijn op het longvolume. Hij toonde aan dat tijdens hoogfrequente beademing het longvolume herstelt en dat het beademen bij lage druk het volume stabiliseert. Surfactant geeft een verdere stabilisatie van het longvolume. De veranderingen in longvolume treden binnen enkele minuten op na aanpassingen van de beademingsdruk en het toedienen van surfactant. Tijd: 10.00 uur

13 Cursus

Nascholing Jeugdgezondheidszorg. F.J. Waterreus (recherchespecialist mensenhandel, Politie Kennemerland) spreekt over ‘Loverboys: uitbuiters of gelegenheidsdaders?’ Vervolgens belicht kinderneuroloog drs. Ch.J.A. Schenning (Praktijk voor ontwikkelings- en leerproblemen in Haarlem) ‘Neuropsychologie: de executieve functie’. Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 19.30 - 22.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, H.J. Th. Van der Wal, 020 566 8585, jgz@amc.nl

13 Congres

Symposium ‘Drie handen op één buik’, over samenwerking binnen de verloskunde. Voordrachten over diverse studies (Triple P, ASB en INDEX), integrale zorg rondom baring, evaluatie van de twintig wekenecho en progesteron en vroeggeboorte. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 17.00 - 20.00 uur Inlichtingen: secretariaat Verloskunde, mw. A. Hartman, 020 566 2357, a.n.hartman@amc.nl

14 Symposium

Openingssymposium van het Amsterdam Centre for Forensic Studies (ACFS), een samenwerking tussen het AMC en de faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica van de Universiteit van Amsterdam. Doel is een betere afstemming van forensisch-wetenschappelijke activiteiten. Plaats: Amsterdam, Science Park 904, C1.110 Tijd: 15.30 - 17.00 uur Inlichtingen: info-science@uva.nl

14 Congres en boekpresentatie

Bijeenkomst over ‘Psychiatrie en filosofie: het debat’. Zie verder pagina 19


d i k k e d a r m k a n k e r

Poliepen in schaapskleren Goedaardige poliepen in de dikke darm zijn niet zo onschuldig als altijd werd gedacht. Ook zij kunnen net zo goed tot kanker leiden. Promovendus Karam Boparai vond hiervoor sterke aanwijzingen. ‘Tegenwoordig halen we bepaalde goedaardige exemplaren weg als we ze tegenkomen tijdens een onderzoek.’

Irene v an El z akker

‘Poliepen met tanden’, worden goedaardige darmpoliepen ook wel genoemd. Dat heeft alles te maken met de zaagtandvorm die zich onder de microscoop aftekent. Officieel heten ze serrated poliepen. Ze komen bij 10 tot 35 procent van de mensen voor, blijkt uit cijfers van endoscopie-onderzoek (waarbij met een endoscoop of kijkbuis via de anus de dikke darm geïnspecteerd wordt). Bij autopsies lopen deze percentages zelfs op tot vijftig procent. Hun kwaadaardige tegenhangers heten adenomen. Als je die vindt in de dikke darm, is er een flink verhoogd risico dat ze op den duur tot kanker leiden. Bij patiënten met Familiaire Adenomateuze Polyposis (FAP), die veel van deze kwaadaardige poliepen hebben, is dat duidelijk te zien. Zij lopen, als ze niet behandeld worden, een risico van bijna honderd procent op dikkedarmkanker. ‘Zowel onder de microscoop als met het blote oog zie je een duidelijk verschil tussen adenomen en serrated poliepen’, vertelt Karam Boparai, maag-, darm- en leverarts in opleiding. De goedaardige exemplaren zijn een stuk kleiner – variërend van een paar millimeter tot een centimeter – en vlak. Ze hebben geen specifieke kleur en lijken veel op de omgeving van de darmen. Adenomen vallen meer op. Ze zijn vaak rood en gesteeld, net als paddestoelen. Boparai: ‘Vanwege hun uiterlijk kun je serrated poliepen gemakkelijk over het hoofd zien. Tot voor kort vonden we dat geen probleem, want ze waren toch goedaardig. Dat idee is nu snel aan het veranderen.’ Tot 2010 luidde de richtlijn met betrekking tot darmscopieën: zie je een enkele serrated poliep, dan is er geen verhoogd risico op

14

AMC M aga zine december 2011

darmkanker en kun je hem dus laten zitten. Daarvóór waren er al twijfels of dat echt zo was, vertelt de promovendus. Die waren simpelweg gebaseerd op observatie. Net zoals je bij adenomen vaak de tumor naast de poliep ziet zitten, zie je ook regelmatig serrated poliepen tegen een tumor aan liggen. Bovendien werd in een aantal darmtumoren een mutatie gevonden in het BRAF-gen. Deze mutatie komt voornamelijk voor in serrated poliepen. ‘Zou er een relatie tussen die tumoren en de goedaardige poliepen zijn?, vroeg men zich af. Een statistische studie toonde aan dat grote serrated exemplaren voorspellers zijn voor darmkanker. Dat was erg verrassend’, aldus Boparai. Verhoogd risico

Ondertussen viel het artsen in het AMC op dat patiënten met het erfelijke hyperplastisch polyposis syndroom (HPS), die meer dan twintig serrated poliepen aan het begin van de dikke darm hebben (maar ook adenomen), opvallend vaak darmkanker krijgen. Daarom voerde Boparai met nog zes centra een studie uit bij 77 HPSpatiënten. ‘Toen zij zich voor het eerst meldden, vonden we bij eenderde van hen al tumoren in de dikke darm.’ De promovendus verzamelde gegevens van deze groep die gemiddeld een behandelperiode van zes jaar beslaan. Omdat er geen standaard aanpak is, verschilt de therapie per ziekenhuis. ‘Sommigen vinden bijvoorbeeld verwijdering van de adenomen het belangrijkst, anderen halen daarnaast de serrated poliepen weg die groter zijn dan vijf millimeter’, legt de promovendus uit. Maar wat ze ook deden, na de behandeling kreeg


nog eens zeven procent darmkanker. Het risico in de algemene bevolking op dikkedarmtumoren is zes procent, dus het lijkt erop dat HPS-patiënten een verhoogd risico hebben op darmkanker. Maar welke soort poliep is nu de boosdoener? Boparai: ‘Het viel op dat er bij de HPS-patiënten geen verband was tussen hun adenomen en het ontstaan van darmkanker. Er was wel een duidelijke relatie met serrated poliepen. Maar dat is nog steeds allemaal statistiek en circumstantial evidence. Daarom keken we bij HPSpatiënten naar de histologische en moleculaire eigenschappen van hun tumoren én poliepen.’ In meer dan de helft van de tumoren bleek een mutatie aanwezig in het BRAF-gen, dat in verband gebracht wordt met de ‘zaagtand’poliepen. Dezelfde mutatie was uitsluitend in de serrated exemplaren te vinden. Bij slechts elf procent van de tumoren vonden de onderzoekers een APC-mutatie. Hiervan is bekend dat ze in adenomen voorkomt en tot kanker leidt. Bovendien zag de promovendus onder de microscoop dat opvallend veel tumoren (32 procent) tegen een serrated poliep aan lagen. In deze ‘combinatie tumoren’ was dezelfde BRAF-mutatie in zowel de serrated poliep als in de tumor aanwezig. Ge volgen voor behandeling

Conclusie: ‘Adenomen zijn belangrijk, maar serrated poliepen lijken de boventoon te voeren bij het ontstaan van dikkedarmkanker in HPS-patiënten.’ Het is nog geen onomstotelijk verband, maar wel het bewijs dat er moleculaire veranderingen kunnen plaatsvinden die

goedaardige poliepen transformeren tot kwaadaardige tumoren. In patienten zonder HPS is het nog onduidelijk in welke mate serrated poliepen bijdragen aan darmkanker, maar dat ze niet allemaal onschuldig zijn, is duidelijk, stelt Boparai. De bevindingen hebben gevolgen voor de behandeling van HPS-patiënten. ‘Omdat we ook tumoren zagen die uit heel kleine poliepen waren ontstaan, halen we voortaan alle serrated exemplaren weg van drie millimeter en groter. Die worden verwijderd tijdens de endoscopie. Bij HPS-patiënten met honderden exemplaren lukt dat niet, dan is de kans groot dat je net een poliep mist waaruit een tumor kan ontstaan. Bij hen wordt chirurgisch een stuk van de darm verwijderd.’ Of dat de beste manier van behandelen is, weten de onderzoekers niet. ‘Misschien gaan we te agressief te werk of juist niet agressief genoeg’, zegt de promovendus. ‘Dat zijn we nu aan het onderzoeken. Hiervoor kijken we naar het optreden van tumoren na de behandeling en naar de schade die de endoscopie aanricht. Het kan bij zo’n ingreep namelijk gebeuren dat je een gat maakt in de darmwand of een bloeding veroorzaakt. Al die factoren zullen tegen elkaar worden afgewogen. Pas over een aantal jaren zullen we zien wat de meest succesvolle aanpak is. Wat we nu in ieder geval zeker weten, is dat het niet volstaat om alleen adenomen weg te halen.’

rechts: Een adenoom (kwaadaardige poliep). links: Een serrated poliep. Foto’s: Science Photo Library/ANP

AMC M aga zine december 2011

15


w i j

z i j n

o n s

b r e i n

De NS Publieksprijs ontging hem op de valreep. Even­ goed is ‘Wij zijn ons brein’ uitgegroeid tot een ongekende kaskraker. Maar naast overvloedige loftuitingen kreeg neurowetenschapper Dick Swaab ook de nodige kritiek over zich heen, en niet alleen van wat hijzelf betitelt als‘feministische dinosaurussen’. Terugkerende vraag blijft: hebben zijn critici hem wel gelézen?

Swaab riposteert Simon K nepper

Tussen de 220 en 260 duizend exemplaren gingen er tot op heden over de toonbank. ‘Wij zijn ons brein’ werd vertaald in het Duits en het Chinees; Italiaanse, Hebreeuwse en Engelse versies zijn in voorbereiding. ‘Krankzinnig’, oordeelt Dick Swaab zelf. ‘Mijn uitgeefster zegt dat ze het wel had verwacht, maar de eerste oplage was niet meer dan drieduizend exemplaren.’ En met de innemende glimlach die hem in de loop van het gesprek maar zelden zal verlaten: ‘Dus ze kletst.’ Naast uitbundige lof waren er ook af keurende commentaren. Psycholoog Douwe Draaisma verweet de neurowetenschapper uitspraken te doen die de grenzen van zijn vakgebied overschrijden. Nou én, luidde Swaabs repliek. Het enige wat telt is toch of die uitspraken juist zijn? Swaab nu: ‘Ik ben echt niet immuun voor kritiek. Als mensen uit andere disciplines me willen en kunnen corrigeren, luister ik graag.’ Vrolijk grijnzend: ‘Ik was op de boekenbeurs in Peking in verband met de vertaling van mijn boek en Draaisma hield daar ook een presentatie. Hij werd aan het publiek voorgesteld als iemand die niet alleen over psychologie schrijft, maar ook over hersenen en filosofie. Dat hoorde Douwe heel tevreden aan. Ik ook.’ De uitspraak ‘wij zijn ons brein’ impliceert dat we iets zijn dat we tegelijkertijd hebben, merkte een andere criticus op. Dat is een logische onmogelijkheid. ‘In dit soort kritiekpunten zie je via de achterdeur toch steeds weer het Cartesiaanse dualisme binnensluipen: de mens als samenstel van lichaam en geest. Wat zouden we anders kunnen zijn dan ons brein?

16

AMC M aga zine december 2011

Ons brein plus de rest van ons lichaam? Dan heb je hetzelfde probleem, dan ben je ook iets wat je hebt. Het schijnt heel moeilijk te zijn om te accepteren dat het brein onze geest produceert zoals de nieren urine.’ In De Volkskrant zei psychiater Frank Koerselman: ‘Een uitspraak als ‘alles zit in de hersenen’ is net zoiets als ‘elk schilderij bestaat uit verf’. ‘Die vergelijking gaat mank. Ik zeg niet dat ik nog steeds ons brein ben als je mijn hersencellen tot een prut prakt. Het is onze specifieke hersenstructuur die ons maakt tot wie we zijn. Dát is het schilderij, niet de verf. Bij al dit soort kritieken denk ik: hebben ze het wel gelezen?’ Naar verluidt is uw observatie dat homoseksuele mannen een grotere biologische klok hebben dan hetero’s nooit bevestigd door andere, onafhankelijke onderzoeksgroepen. ‘Maar niemand heeft dat ook geprobeerd! Wat wij hebben gedaan, vraagt een bijzonder omvangrijke verzameling hersenmateriaal. Bovendien hebben we gebruik gemaakt van een bepaalde immunocytochemische techniek om die klok zichtbaar te maken, dat betekent een extra moeilijkheidgraad.’ Neurowetenschapper Simon LeVay van Harvard Medical School twijfelt aan de betrouwbaarheid van uw ontdekking. ‘LeVay is een beetje vals als-ie dat zegt. Hij zit er erg mee dat hij pas een jaar na mijn ontdekking met zijn


publicatie kwam over structurele verschillen tussen homo- en heterohersenen. In zijn boekje doet hij ook alsof mijn observatie niet bestaat.’

zaken overleden hetero’s. Alleen de eerste groep sprong er duidelijk uit. Waarom nemen zulke critici niet de moeite om even het onderzoeksartikel erbij te nemen?’

Maar LeVay heeft die vergrote klok niet aangetroffen. ‘Nee, dat was ook niet mogelijk, de techniek waarmee dat kan is door hem niet gebruikt. Maar ik voel me er vrij zeker over. Samen met een Rotterdamse groep hebben we indertijd ook gekeken naar jonge ratten, die een stofje kregen waardoor de interactie tussen hormonen en de hersencellen-in-ontwikkeling werd geblokkeerd. Die ratten ontwikkelden een vergrote biologische klok en ze gingen ook biseksueel gedrag vertonen. Dat is toch een aardige biologische bevestiging van het veronderstelde verband.’

Ander kritiekpunt: met uw vaststelling dat onze genderidentiteit wordt vastgelegd in de baarmoeder, zou u de levenslange plasticiteit van de hersenen negeren. ‘Die plasticiteit betekent niet dat alles vatbaar blijft voor verandering. Er zijn kritische periodes in de seksuele differentiatie van de hersenen. Het vastleggen van de gender-identiteit is gebonden aan de tweede helft van de zwangerschap, daarna kun je op je kop gaan staan maar er valt niets meer aan te veranderen. Dat is aangetoond in letterlijk duizenden onderzoeken.’

U keek naar de hersenen van aidspatiënten, maar het is goed denkbaar dat aids hersenenstructuren vervormt. Volgens wetenschapsjournalist Asha ten Broeke heeft u daar geen rekening mee gehouden. Zichtbaar geïrriteerd: ‘Denkt die mevrouw dat we debiel zijn? Natuurlijk hadden wij dat ook bedacht. We hebben drie groepen vergeleken: aan aids overleden homoseksuelen, aan aids overleden hetero’s en door andere oor-

Als je een meisjesrat precies zo behandelt als een jongensrat, zeggen de critici, zijn er later in dat meisjesbrein ook mannelijke hersenstructuren te zien. ‘Correct, maar dat moet je dan wel in de kritische periode doen. De crux is dat die bij ratten later ligt dan bij mensen: niet in de zwangerschap, maar in de eerste weken na de geboorte. Luister, de afgelopen honderd jaar is er gecastreerd, er zijn oestrogenen en testosteron gegeven, hele volksstammen zijn in psychoanalyse en

AMC M aga zine december 2011

17

Dick Swaab. Foto: Sake Rijpkema


r u b r i e k s n aam

gedragstherapie geweest om hetero te worden of de gender-identiteit te krijgen die in overeenstemming was met hun lichaam. Nog steeds probeert één op de zes Britse psychiaters van homo’s hetero’s te maken en in de VS zijn boerderijen waar je tegen ruime betaling van je homoseksualiteit af kunt komen. En wat is het enige resultaat? Een schrikbarend aantal suïcides.’ ADHD is volgens u toe te schrijven aan erfelijkheid en omstandigheden in de baarmoeder, niet aan omgevingsfactoren. Douwe Draaisma stelt daar het huidige generatiecohort van lastige Marokkaantjes tegenover. Hoe waarschijnlijk is het, vraagt hij zich af, dat er binnen één generatie in al die Marokkaanse baarmoeders iets is misgegaan? ‘Heeft Douwe dat echt gezegd? Dat moet een vergissing van hem zijn, ADHD en de Marokkaantjesproblematiek zijn totaal verschillende dingen. Kansarme mensen die worstelen met twee culturen lopen altijd meer risico om lastig te worden. In het New York van de jaren dertig was de criminaliteit van joodse emigranten een enorm probleem, daar hoor je nu niks meer over. Met echte, door ervaren kinderpsychiaters vastgestelde ADHD heeft dat allemaal niets te maken, al zal er tussen die Marokkaanse jongeren best eens een ADHD’ertje zitten.’ Roken tijdens de zwangerschap geeft een negenmaal verhoogde kans op ADHD, schrijft u, tenminste bij kinderen die daar genetisch gevoelig voor zijn. Vorige generaties moeders waren daar niet van op de hoogte. In de jaren vijftig en zestig moet dus veel meer ADHD zijn voorgekomen dan nu, ondanks de schijn van het omgekeerde. ‘Mogelijk, ja. Maar ik ken geen betrouwbare epidemiologische cijfers die de veranderingen door de decennia heen laat zien. Vroeger werd er anders gediagnosticeerd, alleen al daarom zijn vergelijkingen op dit punt altijd heel moeilijk. En naar deze genetische subgroep is vroeger al helemaal nooit gekeken.’ U noemt de vrije wil een illusie. De kritiek uit juridische hoek luidt: dan is dus niemand meer aan te spreken op zijn eigen daden. Swaab kan toch niet serieus menen dat we allemaal ontoerekeningsvatbaar zijn? ‘Ontoerekeningsvatbaarheid valt te verdedigen, dat heb ik ook wel eens gedaan. Maar ik praat liever over morele verantwoordelijkheid. Als je een bepaalde genetische constitutie hebt, als je moeder tijdens de zwangerschap gerookt en gedronken heeft en je bent ook nog

18

AMC M aga zine december 2011

in een rottige omgeving opgegroeid, ben je dan moreel verantwoordelijk voor het feit dat je een delict pleegt? Nee. Maar de volgende stap is dan dat mensen denken: Swaab is tegen straffen. Welnee! Elke maatschappij heeft regels nodig om te kunnen functioneren en sancties voor wie zich daar niet aan houdt. De vraag is niet of je moet straffen, maar hoe je dat effectief kunt doen. Daarin schuilt de zwakte van ons huidige strafsysteem. Nieuwe geneesmiddelen worden tot in den treure getoetst op effectiviteit en bijwerkingen, maar bij straffen hoeft dat kennelijk niet en dat wreekt zich. Bij negentig procent van de jonge gevangenen is aantoonbaar sprake van psychiatrische problematiek. Die kinderen halen we niettemin van hun school om ze in een omgeving te stoppen waar ze omringd worden door professionele criminelen, van wie ze dan de fijne kneepjes van het vak leren. Overigens denken ze bij Justitie de laatste tijd wel over dit soort argumenten na, ik krijg opeens de ene na de andere uitnodiging om te komen praten.’ Er zijn ook neurowetenschappers die bescheiden vaststellen: we weten nog veel te weinig van het brein om iets zinnigs te kunnen zeggen over het al dan niet bestaan van een vrije wil. ‘We weten nog heel weinig, klopt. Maar we hebben wel een paar goeie argumenten. Critici verwijzen altijd naar het onderzoek van Benjamin Libet, dat controversieel zou zijn. Libet heeft laten zien dat keuzes die we bewust lijken te maken, al een halve seconde eerder onbewust zijn gemaakt. Nou, inmiddels weten we dat het nog ernstiger is. Als je met functionele scanning naar het brein kijkt, zie je dat het brein sommige beslissingen zelfs zeven tot acht seconden eerder neemt dan wij ze denken te nemen. Door op het juiste moment een magnetische pulse toe te dienen, kun je er bovendien voor zorgen dat de uitvoering van zo’n beslissing doorgaat zonder dat er bewustwording optreedt. Ik ben de laatste om te zeggen dat alles opgelost is, maar… (diepe zucht). Laat men eerst de evidence eens bekijken, in plaats van altijd en eeuwig in dat filosofische raamwerk te blijven hangen. Het wachten is op de eerste filosoof die zelf eens een experiment gaat doen.’ Heeft u ook kritiek gekregen waarvan u dacht: verdomd, daar hebben ze een punt? ‘Eh, ja. Er zijn een aantal typefouten aangewezen. Die heb ik hersteld.’


w e t e n s c h a ps k a l e n d e r d e c em b e r Dagelijks wordt de psychiater overvallen met vragen die de filosoof al eeuwen wil beantwoorden: wie ben ik, wat wil ik, waarom ben ik hier, ben ik wel echt vrij, wat is een deugdzaam leven en is er een realiteit? Om psychiatrie en filosofie onder de aandacht te brengen, debatteren Trudy Dehue en Stijn Vanheule over de stelling: ‘Classificatie (DSM) in psychiatrie is onwetenschappelijk’. Vervolgens discussiëren Dick Swaab en Bert Keizer over de stelling: ‘Psychiatrische ziekten zijn hersenaandoeningen’. Tevens is er de presentatie van het handboek ‘Psychiatrie en filosofie’. Plaats: Amsterdam, De Rode Hoed Tijd: 19.00 - 22.30 uur Inlichtingen: amcpsychiatry.research@amc.nl

15 Congres

Zestiende ‘Infectieziektensymposium’ met casusbesprekingen over infectieziekten, die relevant zijn voor de dagelijkse praktijk. Er is aandacht voor o.a. acute hepatitis C, HPV bij mannen, CMV-diagnostiek, chronische Q-koorts, ESBL en de behandeling van Clostridium difficile. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.15 - 17.30 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, mw. M. Beunk-Timmers, 020 566 8585, infectieziekten@amc.nl

16 Congres

Als onderdeel van het programma waar dr. Geert d’Haens zijn leerstoel accepteert (zie hieronder), is er een congres over chronische darmontstekingen. Sprekers zijn prof. Stephen Hanauer van de University of Chicago en prof. Paul Rutgeerts van de Universiteit van Leuven. Plaats: Carlton Hotel, Vijzelstraat 4, Amsterdam Tijd: 13.30 - 15.00 uur Inlichtingen: s.puranen@amc.nl

16 Promotie

Claire Loots: ‘Gastroesophageal reflux in children. The use of pH-impedance measurements and new insights in treatment’. Promotores zijn prof. dr. M.A. Benninga, hoogleraar Kindergeneeskunde, in het bijzonder kindermaag-, darm- en leverziekten, en prof. dr. H.S.A. Heymans, emeritus-hoogleraar Algemene Kindergeneeskunde. Co-promotor is dr. T. Omari (universiteit van Adelaide, Australië). Het terugvloeien van maaginhoud naar slokdarm (gastro-oesophageale reflux), komt bij alle kinderen en zuigelingen voor. Als kinderen veel klachten hebben, spreekt men van refluxziekte. Loots onderzocht diagnostiek van refluxziekte met pH-impedantiemeting. Met deze methode kan niet alleen zure - maar ook niet zure reflux worden gedetecteerd; daardoor kan reflux nauwkeuriger worden gemeten. Tevens beschrijft

het proefschrift een gerandomiseerde studie naar linker zijligging (waarin minder reflux optreedt) als behandeloptie voor refluxziekte bij zuigelingen. Tot slot bespreekt Loots een studie naar de effectiviteit van anti-refluxchirurgie bij kinderen met refluxklachten ondanks langdurige medicamenteuze behandeling. Tijd: 11.00 uur

16

Tijd: 13.00 - 14.30 uur. Borst-lezing: 14.30 uur – 15.20 uur. Afscheidslezing: 15.20 uur – 16.05 uur. Inlichtingen: mw. M.G. Boerrigter, 020 566 5955, m.g.boerrigter@amc.nl, of mw. N. Van Dijk, 020 566 8460 of n.vandijk@amc.nl

16 Heijermanslezing

Promotie

Richard Beukers: ‘Structural and functional neuroimaging in Myoclonus-Dystonia’. Promotor is prof. dr. I.N. van Schaik, hoogleraar Neurologie. Co-promotor is dr. M.A.J. de Koning-Tijssen. Tijd: 14.00 uur Zie ook artikel op pag. 20/21

16 Or atie

Ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar Inflammatoire Darmziekten houdt prof. dr. Geert d’Haens zijn oratie ‘Oorlog en vrede in het maagdarmkanaal en daarbuiten: een nooit ophoudend verhaal’. De oratie handelt over de boeiende wereld van de bacteriële darmflora in het menselijk darmkanaal en de beproefde wisselwerking tussen de farmaceutische industrie en de academische onderzoeker. Darmbacteriën helpen bij de vertering en de afweer tegen indringers van buitenaf. Ze blijken ook invloed te hebben op het ontstaan van obesitas en diabetes, op karakter en gedrag en vooral op het ontstaan van chronische ontstekingen zoals de ziekte van Crohn en mogelijk ook van darmkanker. De farmaceutische industrie is uiteraard sterk geïnteresseerd in middelen en medicijnen die op onze darmflora inwerken. Maar is ze bereid medicijnen te laten testen volgens de beginselen van de ‘evidence based medicine’? Gaat de aandacht enkel naar de ontwikkeling van ‘blockbusters’ en is het doel artsen enkel te overtuigen zoveel mogelijk producten voor te schrijven zonder de werkingsmechanismen te ontrafelen? Tijd: 16.00 uur

16 Symposium en afscheidslezing

Het jaarlijkse symposium van de werkgroep ‘Syncope en autonome aandoeningen’, gevolgd door het afscheidssymposium van dr. Wouter Wieling, internist met aandachtsgebied syncope (flauwvallen). Onderdeel van het programma is de Borst-lezing, dit jaar uitgesproken door prof. dr. L. Sanders (hoogleraar Interne Geneeskunde aan de Yale University School of Medicine). Zij bespreekt ‘A 22 year old woman with fever, jaundice and bloody diarrhea: a case of diagnostic error’. De bijeenkomst wordt afgesloten met de afscheidslezing van dr. Wieling getiteld ‘Slow Medicine’. Plaats: AMC, collegezaal 5

AMC M aga zine december 2011

19

‘Het werk centraal’ is het thema van de Heijermanslezing, georganiseerd door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Het vaststellen van beroepsziekten vereist goed medisch en eventueel klinisch onderzoek. Minstens zo belangrijk is het vaststellen van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen en omstandigheden op de werkplek. Kennis van de werkplek is dan ook de basis voor goede diagnostiek en interventie. Tijdens verschillende lezingen komen onder meer aan bod: bakkersastma, de duikerarts en cardiovasculair risicomanagement. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 14.00 - 17.00 uur Inlichtingen: ncvb@amc.nl

18 t/m 20 Symposium

Congres over ‘Surveillance and biomarkers for Barrett’s esophagus’ (18/12), gevolgd door ‘Amsterdam Live Endoscopy 2011‘ (19 en 20/12). Plaats: Amsterdam, Hotel Okura Tijd: 13.00 - 16.30 uur (18/12), 8.30 - 17.30 uur (19/12) en 7.30 - 17.30 uur (20/12) Inlichtingen: secretariaat EPGS, mw. J. Goekoop, 020 566 3926/6468, info@amsterdamendoscopy.com, www.amsterdamendoscopy.com

21 Promotie

Roelie Wösten-van Asperen: ‘The role of the reninangiotensin system in acute lung injury’. Promotor is prof. dr. A.P. Bos, hoogleraar Acute Kindergeneeskunde & Intensive Care. Co-promotores zijn dr. R. Lutter en dr. J.B.M. van Woensel. Acuut longfalen (acute respiratory distress syndrome, ARDS) is een levensbedreigende aandoening die ontstaat door een ziekte van de long (bijvoorbeeld een longontsteking) of door een reactie van de long op een ziekte elders in het lichaam. De behandeling bestaat uit het bestrijden van de onderliggende oorzaak en ondersteuning van de ademhaling, veelal door middel van kunstmatige beademing. De sterfte door ARDS is de laatste jaren enigszins afgenomen door verbeterde beademingstechnieken, maar is nog altijd 15 tot 40 procent. Het is van groot belang het ontstaan van ARDS te begrijpen om een specifiek aangrijpingspunt voor de behandeling te kunnen vaststellen. Zie verder pagina 32


M y o c l o n u s

D y s t o n i e

Beweging doet brein groeien Niet alleen spieren groeien door training, maar ook hersengebieden. Zo blijkt uit onderzoek dat als je studenten leert jongleren, de hersengebieden die betrokken zijn bij deze beweging groter zijn geworden. Stoppen ze met jongleren, dan neemt het volume na verloop van tijd weer af. Neuroloog Richard Beukers ontdekte dat ongecontroleerde bewegingen dat effect ook kunnen hebben. Dat zag hij tijdens zijn promotieonderzoek naar de bewegingsstoornis Myoclonus Dystonie.

A ndrea Hijmans

Zo’n 35 patiënten deden mee aan de studie waarop Richard Beukers op 16 december hoopt te promoveren. ‘Dat klinkt niet zo indrukwekkend’, beaamt Beukers, ‘maar geloof me, vergeleken met onderzoeken in andere landen is dat aantal echt gigantisch.’ Het zal duidelijk zijn: Myoclonus Dystonie is zeldzaam. In Nederland zijn zo’n twintig families bekend waarin de erfelijke ziekte voorkomt. Kenmerkend voor de aandoening zijn bewegingsstoornissen: patiënten hebben last van onwillekeurige spierschokken (myoclonieën) en dystonie (verwrongen houdingen en dwangstanden van bijvoorbeeld nek of romp). Dat komt allemaal door een foutje op chromosoom 7 in het gen SGCE. Het membraaneiwit epsilon-sarcoglycaan wordt daardoor niet aangemaakt. ‘Wat het eiwit precies doet is onbekend, maar een mutatie in dat gen leidt in elk geval tot een

20

AMC M aga zine december 2011

probleem in de hersenen.’ Of eigenlijk tot meerdere problemen, vult Marina de Koning-Tijssen aan, dystoniedeskundige en co-promotor van Beukers. ‘Patiënten kampen niet alleen met motorische afwijkingen maar opvallend vaak ook met angst, depressie of dwangstoornissen. Hoe dat komt? We weten het nog niet precies. Fascinerend is het natuurlijk wel.’ Geen centje pijn

Dat woord zal vaker vallen - Myoclonus Dystonie is dan ook een fascinerende ziekte. Neem een ander belangrijk kenmerk: maternal imprinting. Een term uit de genetica die verwijst naar de spreekwoordelijke uitzondering die de regel bevestigt. Volgens die regel bevat elke lichaamscel twee kopieën van elk gen (één afkomstig van de vader en één van de moeder) die allebei tot expressie kunnen komen. Het maakt dus niet uit of je een genkopie (allel) van je vader of je moeder krijgt. Maar in een klein aantal gevallen is een allel onderhevig aan imprinting: het werkt alleen maar als het van de vader of juist van de moeder komt. Anders gezegd: slechts één van beide kopieën staat ‘aan’ en produceert het gewenste eiwit. Bij maternal imprinting is dat de kopie van vader, het allel van moeder is inactief (ingeprent). ‘Ieder van ons gebruikt uitsluitend het SGCE-allel dat we van onze vader hebben geërfd’, vat Beukers het samen. Bevat dat vaderlijke gen een foutje dan heb je dus een probleem. En dat is precies wat er bij patiënten met Myoclonus Dystonie aan de hand is. Beukers: ‘Maar bij mensen die een gemuteerde genkopie van hun moeder kregen, verwacht je dus geen centje pijn. Ze beschikken immers, net als gezonde controles, over een goed werkend vaderlijk SGCE-gen. Toch ontwikkelen ook zij soms – helemaal tegen de verwachting in – milde klachten. Meestal niet meer dan een klein beetje dystonie, soms zelfs zo weinig dat ze het zelf niet eens in de gaten hebben. Maar toch... Het suggereert in elk geval dat het mechanisme achter maternal imprinting minder zwart-wit is dan tot nu toe werd aangenomen.’ Hyperactief brein

Maternal imprinting vormde echter niet het hoofdonderwerp van Beukers’ onderzoek. Dat concentreerde zich op functionele en structurele veranderingen in de hersenen. Hij gebruikte beeldvormende technieken om vorm en functie van hersenen van patiënten te vergelijken met die van gezonde vrijwilligers. In feite is dystonie een vorm van hyperactiviteit in het brein, legt hij uit. Patiënten lijden aan overbeweeglijkheid. Dat blijkt zich te vertalen – net als bij de jongleurs uit het begin van dit artikel – in groei van hersengebieden die betrokken zijn bij beweging, met name het putamen (onderdeel van de zogeheten basale kernen). Er is een verband tussen de ernst van de aandoening en de omvang: hoe


erger de dystonie des te groter die hersengebieden. ‘Met functionele MRI zagen we nog iets interessants: er is niet alleen sprake van structurele maar ook van functionele veranderingen in bepaalde hersengebieden. Als patiënten een beweging maken blijken het putamen, maar ook de sensomotorische schors en de kleine hersenen (allebei betrokken bij de integratie van sensorische en motorische informatie), overactief te zijn.’ En dragers – de mensen met alleen een mutatie in het SGCE-gen van hun moeder? Beeldvormend onderzoek bevestigt in feite de eerdere conclusies over maternal imprinting. Ook bij hen lijkt het putamen iets vergroot, en daarnaast zag Beukers dezelfde functionele veranderingen bij mensen die een defect gen van hun moeder erfden, zij het in mindere mate dan bij patiënten. Natuurlijk, geeft hij toe: wat is kip en wat ei? Zorgt de genmutatie voor een afwijkende hersenontwikkeling waardoor bepaalde kernen van meet af aan groter zijn? En leidt dat grotere volume vervolgens tot een overmaat aan beweging? Of leiden extra bewegingen juist tot uitgroei van bepaalde kernen?’ Allebei, vermoedt de neuroloog. ‘Hyperactiviteit in bepaalde hersenstructuren resulteert wellicht in overtollige bewegingen, die misschien op hun beurt de vorm van het brein nog verder veranderen.’ Ouderwetse dorpsdok ters

Circa vijftienduizend mensen in Nederland lijden aan een vorm van dystonie. Verreweg de meeste vormen zijn niet erfelijk, hoewel het erop lijkt dat erfelijke factoren misschien toch een rol spelen. ‘Bij navraag blijkt er vaak een nicht of een achterneef in de familie die ook zoiets had.’ Een halve eeuw geleden was men er nog van overtuigd dat de ziekte psychisch was. En ook nu nog, weet De Koning-Tijssen wordt vaak gedacht dat het allemaal van de stress komt. ‘Een meneer die voortdurend zit te trillen en te schokken, dat zal wel een zenuwpees zijn. Vaak gaan er jaren overheen voor zo’n patiënt de goede diagnose krijgt.’ Zo’n 21 vormen van dystonie zijn erfelijk, van acht is bekend welk gendefect de ziekte veroorzaakt. Myoclonus Dystonie is daar dus één van. Een mooi onderzoeksmodel. De Koning-Tijssen: ‘We weten zeker dat alle patiënten aan precies dezelfde ziekte lijden. En we weten natuurlijk tot welke symptomen dat leidt. Sommige dingen kunnen we daardoor relatief eenvoudig oplossen. Kinderen met Myoclonus Dystonie bijvoorbeeld, hebben nogal eens moeite met schrijven. Vanaf vijf- of zesjarige leeftijd geeft dat problemen op school. Doe je niets dan blijft het tobben en dreigt de lagere schooltijd een drama te worden. Niet nodig. Cognitief is niets mis, die kinderen kunnen alleen niet schrijven. Dus zeg ik: ze moeten op de laptop. Dan gaat het meestal prima.’

Omdat de aandoening zo zeldzaam is, kennen de onderzoekers vrijwel alle patiënten persoonlijk. ‘In zekere zin zijn we ouderwetse dorpsdokters in een nieuw jasje.’ Komen alle patiënten ook naar de promotie? Beukers: ‘Ik hoop het wel. Ze zijn in elk geval allemaal uitgenodigd.’

Foto: Iris Loonen/Hollandse Hoogte


N i e t

t e

m o e i l i j k

g r aa g

Alleen op een eiland X andr a S chut te is hoofdredac teur v an De Groene A ms ter dammer.

Het klinkt nu nauwelijks nog schokkend, doodgegooid als we zijn met reality-series op de tv. Maar in 1971 was het revolutionaire radio: twee beroemde schrijvers op een onbewoond eiland; hun enige contact met de bewoonde wereld een dagelijks gesprek via de marifoon met de jonge verslaggever Willem Ruis, die vlakbij aan wal in een hotel verbleef. Godfried Bomans en Jan Wolkers bivakkeerden om de beurt zeven dagen op het Waddeneiland Rottumerplaat. Ze waren voorzien van voedselpakketten, een slaapzak, een stoel, een tafel en een radioverbinding. Voor Bomans liep het verblijf uit op een ramp: hij kon niet tegen het gekrijs van de zeemeeuwen, de voortdurende zeewind tegen zijn tent en de eenzaamheid. Hij kreeg last van angstaanvallen en werd ook nog eens ziek. Wolkers bracht het er als natuurmens een stuk beter vanaf. Hij maakte naakt lange wandelingen over het zandrif, ving garnalen en paling, en redde en passant een jong zeehondje uit de buik van zijn pas gestorven moeder. Met het zeemeeuwengegil had hij geen probleem, voor hem leek het op de ‘Instant Composers Pool’, bezig ‘een nieuwe plaat van Willem Breuker op te nemen’. Voor Willem Ruis betekende het veelbeluisterde radioprogramma zijn doorbraak; hij zou daarna furore maken met grote shows op de televisie. Het programma ‘Alleen op een eiland - dagboek van een eilandbewoner’, een co-productie van de VARA en de AVRO, schreef geschiedenis. Beide schrijvers maakten een boek over hun belevenissen op Rottumerplaat, en toen de radio-opnames vijf jaar geleden als luisterboek verschenen, haalden alle media het eilandverblijf van beide heren op. Hoe anders was dat vrijwel veertig jaar later toen de VPRO-radio schrijvers en acteurs naar Senneroog, een zandplaat in de Lauwerszee, stuurde, waar ze het moesten doen zonder communicatiemiddelen. Ze hadden slechts een opnameapparaatje ter beschikking, waarop ze hun diepe gedachten en natuurmijmeringen konden inspreken. Er luisterde anderhalve man en een paardenkop, omdat de uitzending was weggestopt op radio 6. Afgezonderde cultuurdragers, wie had daar nog belangstelling voor? Nee, dan de reality-show ‘Oh oh Cherso’, die tegelij-

22

AMC M aga zine december 2011

kertijd op de commerciële tv was te zien. Dat was een kijkcijferkanon, en dat niet alleen, het programma zorgde, net als ‘Alleen op een eiland’, in alle lagen van de bevolking voor beroering. De acht Hagenezen die op Kreta verbleven, in het allerminst onbevolkte toeristenoord Chersonissos, vierden feest, zopen en naaiden en waren voor de een toonbeelden van eigentijds plezier en voor de ander symbolen van de verhuftering van de hedendaagse samenleving. Zoals Bomans en Wolkers al beroemd waren en aan roem wonnen door hun verblijf op Rottumerplaat, zo werden Sterretje, Joker, Snipertje en Barbie na hun uitspattingen op het Griekse eiland BN’ers, zoals het tegenwoordig heet. Bijzondere verdiensten

Die stap van de schrijvers naar de ‘gewone’ Haagse jongeren, die in het oog van de mediaorkaan terechtkomen, zegt veel over de ontwikkeling die het fenomeen roem heeft doorgemaakt. William Shakespeare deelde Grote Mannen in drie klassen in: zij die groot geboren waren; zij die grootheid verwierven door grote daden; en zij die grootheid onverwacht over zich heen kregen. Koningen werden groot geboren, grote daden werden verricht op het krijgsveld, en onverwachte grootheid kon je ten deel vallen als God je beproefde. Roem was iets wat voor weinigen was weggelegd en wat je, als je geen blauw bloed had, moest verwerven door bijzondere verdiensten. Roem ging hand in hand met heldendaden, buitengewone opofferingsgezindheid (denk aan de middeleeuwse heiligen) of unieke talenten. In de loop van de twintigste eeuw is roem gedemocratiseerd, en dat heeft alles te maken met de opkomst van de massamedia. Grootheid is vervangen door bekendheid; de Grote Mannen (en Vrouwen) door celebrities, of in Nederland: door BN’ers. In zijn klassieke cultuurkritische werk ‘The Image’ uit 1961 beschreef de Amerikaanse historicus Daniel J. Boorstin hoe de illusie in de twintigste eeuw de realiteit verdrongen heeft. Dat komt zo: de massamedia zijn permanent op zoek naar een zo groot mogelijk publiek en ze verleiden dat publiek door het nieuws te bieden. Steeds weer kakelvers nieuws. Boorstin begint zijn boek met een schets van wat hij de ‘extravagante verwachtingen’ van de nieuwsconsu-


In zijn geruchtmakende Waar zijn de intellectuelen? signaleerde de Engelse cultuursocioloog Franklin Furedi een ‘dumbing down’ van onze cultuur. Politici, gezags­ dragers, media en culturele instanties zouden zich met hun traditionele voorbeeldfunctie geen raad meer weten. Lijdt de samenleving aan acute verkleutering? In de serie ‘Niet te moeilijk graag’ wordt de kwestie voorgelegd aan uiteenlopende wetenschappers en publicisten. Aflevering 4: Xandra Schutte over de nieuwe elite. De BN’ers van Oh oh Cherso. Foto: Arie Kievit/Hollandse Hoogte

AMC M aga zine december 2011

23


N i e t

Xandra Schutte. Foto: Xander Remkes

t e

m o e i l i j k

g r aa g

ment noemt. Als deze bij het ontbijt de ochtendkrant openslaat, verwacht hij iets anders te lezen dan wat hij de avond daarvoor op tv heeft gezien. Als hij ’s middags naar het radionieuws luistert, gaat hij ervan uit dat hij wordt bijgepraat over nieuws dat een paar uur eerder nog niet in de krant stond. Die ‘extravagante verwachtingen’ zijn met de komst van internet en twitter alleen maar extravaganter geworden. We verwachten elk seizoen nieuwe sterren, elke maand een nieuw literair meesterwerk, elke week nieuw dramatisch en spectaculair nieuws, elke dag op z’n minst een nieuwe sensatie. Het probleem is dat de onlesbare behoefte aan nieuw, nieuwer, nieuwst groter is dan de natuurlijke capaciteit van de wereld. Net als oliebronnen kunnen nieuwsbronnen wel eens zijn opgedroogd. Boorstin brengt de eerste Amerikaanse krant in herinnering, de Public Occurences Both Forreign and Domestick, die in 1690 in Boston uitkwam. De krant beloofde eens in de maand verslag te doen van het nieuws en voegde eraan toe eventueel vaker te zullen verschijnen, als zich een ‘overvloed van gebeurtenissen’ zou voordoen. De verantwoordelijkheid voor het nieuws lag toen nog uitsluitend bij God – of de duivel. Het was de taak van de journalist verslag te doen van aanzienlijke gebeurtenissen die onder zijn aandacht werden gebracht. Aanzienlijk, dat waren gebeurtenissen in de orde van natuurrampen en schipbreuken. Net als roem was nieuws lang een schaars goed. Pseudogebeurtenissen

De permanente stroom van nieuws is een illusie en vraagt om illusies. De journalist kan niet zomaar op nieuws wachten, hij moet naar nieuws op zoek, moet het misschien zelfs máken. En omdat er altijd mensen, bedrijven, organisaties zijn die graag het nieuws halen, is de grens vaag geworden tussen wat écht nieuws en wat ingestoken nieuws is. Boorstin bedacht daar het

24

AMC M aga zine december 2011

begrip pseudo-event voor, en het hedendaagse nieuws is er van vergeven, van pseudogebeurtenissen. Een pseudogebeurtenis is, in de definitie van Boorstin, niet spontaan maar gepland en de relatie ervan tot de werkelijkheid is ambigu. Een verkiezingsdebat op tv bijvoorbeeld berust op een innige samenwerking tussen de deelnemende politici en de nieuwsmakers, die niet alleen het decor, de belichting en de make-up voor hun rekening nemen, maar ook de regels bepalen: hoeveel tijd de sprekers krijgen om op vragen te antwoorden, om op elkaar te reageren. Vervolgens geeft het debat weer aanleiding tot nieuw pseudonieuws: politieke commentatoren wijzen de winnaar van het debat aan, in polls worden de reacties van de kijkers gepeild. Tot andere pseudogebeurtenissen rekent Boorstin de persconferentie, het persbericht, fotosessies, opiniepeilingen, het lekken van politici, hun proef ballonnetjes en off the record-opmerkingen. In alle gevallen hebben de betrokkenen er baat bij om in het nieuws te komen, of tenminste het nieuws naar hun hand te zetten, en is de relatie tot de werkelijkheid diffuus. Bij pseudogebeurtenissen maakt het niet uit of ze betekenisvol zijn, als ze maar nieuwswaardig zijn. Ze zijn gecreëerd om mediadeuren te openen. De celebrity was in de ogen van Boorstin de menselijke pseudogebeurtenis. Omdat de massamedia niet alleen behoefte hebben aan steeds weer nieuwe gebeurtenissen en sensaties, maar ook aan steeds weer nieuwe bekende namen wordt roem, net als nieuws, vaak gemáákt. Echte grootheid, echt talent, dat is zoiets als natuurrampen en schipbreuken: een zeldzaamheid waar de dagelijkse krant, alle radio- en tv-programma’s onmogelijk mee kunnen worden gevuld. Zoals het er bij nieuws niet meer om gaat of het betekenisvol is, zo is het bij roem niet meer van belang of er grootheid in het spel is. Voor de celebrity muntte Boorstin dan ook een zelfde soort tautologische definitie als voor nieuws. Nieuws is wat nieuwswaardig is; een celebrity is iemand die bekend is vanwege zijn bekend-zijn. De held onderscheidde zich door zijn daden, de celebrity door zijn zichtbaarheid. De held creëerde zichzelf, de celebrity is gecreëerd door de massamedia. Bekende Surinamer

En zo kan het dat Jaap Amesz, alias Terror Jaap, de winnaar van de reality-show ‘De gouden kooi’, eeuwige roem verwierf omdat hij voor de camera zijn eigen braaksel opat. Bijna een miljoen mensen keken ernaar; Wikipedia vermeldt dat hij tot de tien Nederlandse prominenten aller tijden behoort. Zo kan het dat Sterretje, Joker, en Barbie uit ‘Oh oh Cherso’ faam genieten bij miljoenen Nederlanders. Zo kan het dat het domme blondje Brit Dekker mag aanschuiven in ‘De Wereld


Draait Door’. Wat heeft ze gepresteerd? Ze antwoordde, toen haar op tv gevraagd werd een bekende Surinamer te noemen: ‘Nelson Mandela’. En ze is trots op haar havodiploma, maar een Engels zinnetje als ‘you did it!’ kan ze niet verstaan. Infantiliteit lijkt tegenwoordig haast een voorwaarde om breed naam te maken. In een provocatief betoog in NRC Handelsblad stelde de jonge classicus Arjen van Veelen dat ‘Oh oh Cherso’ oneindig veel leuker was dan het radioprogramma met de schrijvers en acteurs op Senneroog. De ‘nobele wilden’ op het vakantie-eiland houden ons, volgens hem, zelfs meer een spiegel voor dan de beschaafde elite van de VPRO. In zijn stuk verwijt Van Veelen de geletterde klasse dat zij neerkijkt op de sterren uit de reality-shows. Hij vergeet daarbij dat de rollen zijn omgekeerd: Sterretje, Joker, Snipertje en Barbie zijn de nieuwe elite en zij hebben geen enkel ontzag voor de elite van schrijvers, dichters en denkers. Hij noemt Radio 6 ‘een goed verstopte verzetszender van de beschaving’ en vergeet te vermelden dat die geïsoleerde positie op de ether alles zegt over de positie van de aloude culturele elite. Popsterren, soapies, de sterren uit reality-shows, ze zijn de nastrevenswaardige voorbeelden van tegenwoordig. Volgens een recent Brits onderzoek onder zestien- tot negentienjarigen naar hun toekomstverwachtingen wil een groot deel van de huidige jeugd beroemd worden; maar liefst een kwart van de jongeren denkt ook dat het makkelijk is roem te verwerven. De vraag is hoe het komt, dat de culturele elite van haar plaats is geduwd door wat de Engelse journalist Toby Young met een woordspeling een ‘lompencelebritariaat’ noemt. Een deel van het antwoord ligt in de stormachtige ontwikkeling van de commerciële massamedia, zoals Daniel Boorstin die optekende. Maar de infantilisering van de media en cultuur is ook in de hand gewerkt door de culturele elite zelf. In 1972 beschreef K.L. Poll, chef van het destijds eerbiedwaardige culturele supplement van de NRC, wat er zou gebeuren als de elite vooral piekert over haar eigen bestaansrecht. Somber zag hij het volgende voor zich: ‘Als de noodzakelijke twijfel leidt tot onverschilligheid en ‘selbstverneinung’ krijgen we het treurige beeld van telkens nieuwe generaties kunstenaars en intellectuelen die de energie en het zelfvertrouwen missen om hun werk als elite te doen. (…) Kunst maken en onderwijs geven beschouwen zij als pretentieuze zelfverheffing, als poging anderen hun wil op te leggen.’

generaties kunstenaars, intellectuelen en journalisten opgestaan die één ding níet lijken te willen: elite zijn. Vanaf de jaren zestig omhelsden de toekomstige cultuurdragers de democratiseringsbeweging en het gegroeide wantrouwen tegen een maatgevende elite. Wie waren zij om een ander, lees: het volk, de les te lezen? De representanten van de counter culture die vanaf de jaren zeventig zelf in het zadel kwamen, dachten altijd anti-elite te blijven, immer jeugdig en nooit burgerlijk volwassen. Maar als je niet de wil hebt om elite te zijn, dan word je weggevaagd door anderen die dat wel willen. Dan springen de John de Mols en Joop van den Endes in het gat en gaat het niet om het vestigen van een nieuwe standaard, maar om succes, om geld en de wet van het grote getal. Niet om smaak, maar om amusement. De culturele elite heeft de commercialisering van de media niet weten te keren. Was het aanvankelijk not done om zelf van het populaire amusement te houden, laat staan er aan deel te nemen, inmiddels zijn veel cultuurdragers allang de Rubicon overgestoken. Acteurs van het serieuze toneel draaien hun hand niet meer om voor reclamespotjes of een rol als tafeldame in ‘De Wereld Draait Door’, de kwaliteitskranten plaatsen ook grote weekendinterviews met Ivo Niehe en Sylvie van der Vaart, en publieke intellectuelen en schrijvers zien het steeds meer als ridderslag te mogen aanschuiven in een populaire tv-talkshow. Populariteit lijkt de belangrijkste graadmeter voor succes te zijn geworden; over inherente culturele kwaliteit wordt steeds meer geschamperd. Er is alleen nog een media-elite en die is alomtegenwoordig. De culturele elite rest een achterhoedegevecht. Ze bevindt zich, bij wijze van spreken, alleen op een eiland. Misschien is dat niet eens zo’n slechte plek. Van oudsher betekende elite afstand: ze liep voor de troepen uit, vormde de top van de piramide, onderscheidde zich van de ‘massa’. Afstand is nauwelijks meer mogelijk in deze tijd van permanente aanwezigheid en zichtbaarheid via de oude en de nieuwe media. Alles van waarde heeft tijd nodig, volharding en eenzaamheid. Waar kan dat beter dan op een eiland? In plaats van mee te zwemmen in de zee van divertissement die de massamedia bieden, kan de zelfgekozen afzondering heilzaam werken. Misschien kan er zo ook een nieuwe elite ontstaan, ver weg van de media.

In het gat

Wat Poll voorzag, is uitgekomen: in de veertig jaar na de publicatie van zijn boek zijn er telkens nieuwe

AMC M aga zine december 2011

25


k am f e r v e r g i f t i g i n g

Door mottenballen op de IC Kamfervergiftiging zie je niet vaak: in 2010 werden 24 gevallen gemeld bij het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum. Daarom wekte de spoedopname van een vrouw uit de Dominicaanse Republiek die kamfer had ingenomen tegen hoofdpijn de belangstelling van drie AMC’ers in opleiding. Zij schreven er onlangs een artikel over in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG).

Marc v an den Broek

Twee co-assistenten en een arts in opleiding werkten in de zomer van 2010 in het AMC. Er kwam een vrouw op zaal te liggen, die na vier dagen intensive care nog niet genoeg was hersteld om naar huis te gaan. Het drietal zag een 34-jarige verwarde patiënt uit de Dominicaanse Republiek die nauwelijks wist wie ze was. Van een buurvrouw die op bezoek kwam, hoorden zij de oorzaak: kamfervergiftiging. Kamfer? Kamfer is in Nederland vooral bekend als bestanddeel in mottenballen, niet iets dat je inneemt. De stof verjaagt hinderlijke insecten die zich tegoed willen doen aan kleren. Wat veel mensen niet weten, is dat de giftige koolwaterstof is verwerkt in crèmes, zalven en zelf hulpgeneesmiddelen tegen jeuk en verkoudheid. ‘Je denkt niet aan kamfervergiftiging, maar van de buurvrouw van de onfortuinlijke patiënt hoorden we dat ze mottenballen in water had opgelost en dat had opgedronken tegen haar hoofdpijn. We begrepen dat dit in Latijns-Amerika een gewoonte is die wel vaker voorkomt’, vertelt Wieneke Michels, die toen als arts in opleiding aan het werk was. Zij en haar collega’s, AnnaLinda Peters en Eline Dekker, die toen hun co-schappen liepen, vonden het verhaal dermate fascinerend dat ze besloten het geval samen te vatten in een artikel voor het NTvG. ‘Dan kunnen anderen ook van dit voorval leren’, zegt Michels. De patiënt in kwestie werd in coma binnengebracht op de Spoedeisende Hulp. Haar buurvrouw, die had gezien dat ze moest overgeven en vervolgens flauwviel, had de

26

hulpdiensten gealarmeerd en de artsen verteld over de hoofdpijn en de kamfer. De situatie was ernstig, blikt Michels terug. ‘Ik schat dat het kantje boord was. Als niemand haar had gevonden, dan weet ik niet of ze het had overleefd.’ De patiënt was er zo ernstig aan toe dat ze vier dagen op de IC lag, waarbij ze werd beademd. Een antistof tegen kamfer is er niet, alleen met ondersteunende middelen werd de vrouw geholpen. Toen ze naar de verpleegafdeling ging, zag Michels een patiënt die nog steeds in de war was. De vrouw kon zich niet herinneren hoeveel kinderen ze had en wat hun namen waren. Ze was slecht georiënteerd en herkende de buurvrouw in het begin niet. Voor haar opname sprak ze Nederlands, nu kwam er alleen onsamenhangend Engels en Spaans uit. Dat verbeterde en na nog eens vier dagen kon ze naar huis. Bij een controle zes weken later was ze weer in goede gezondheid, maar haar Nederlands was nog niet op het oude niveau. Het artikel in het NTvG beschrijft tot in detail hoe het met de vrouw is gegaan, inclusief laboratoriumuitslagen van het bloed en leerstof voor andere artsen die mogelijk een verwarde patiënt binnen krijgen, waarbij niet snel aan kamfer zal worden gedacht. Hoe het een jaar na dato gaat met de patiënt, weet Michels niet. Ze is ontslagen bij de poli. Het opsturen van het artikel heeft Michels wel overwogen, maar het leek haar weinig zinvol, omdat de patiënt gezien haar kennis van het Nederlands de tekst niet goed zou kunnen lezen.

Bladeren van de kamferboom. Foto: Envision/Corbis

AMC M aga zine december 2011


b e r i c h t e n

D r i e m a a l ee n Ve n i

Drie AMC’ers hebben een Veni-subsidie ontvangen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Zij krijgen elk 250.000 euro om drie jaar research te financieren. In totaal waren er 965 aanvragen voor een Venisubsidie. Daarvan zijn er 159 toegekend. Dr. ing. Lisa van Baarsen van Klinische Immunologie en Reumatologie wil een preventieve therapie ontwikkelen voor ontstekingsreuma. Hiervoor doet zij onderzoek bij mensen met antistoffen in het bloed

die gepaard gaan met een verhoogd risico op het krijgen van ontstekingsreuma. Van Baarsen kijkt in het bijzonder naar de moleculaire veranderingen in gewrichten en lymfeklieren van deze risicopersonen. Een laag HDL-cholesterol leidt tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Dr. Kees Hovingh van de afdeling Vasculaire Geneeskunde gaat door middel van genetische analyse uitzoeken wat de variatie in HDL bepaalt. Zo wil hij inzicht krijgen in de vorming en afbraak van het goede cholesterol. Het leren van positieve gebeurtenissen is verstoord tijdens een depressie. Daarom wil dr. Eric Ruhé van Psychiatrie in

twee groepen patiënten (zonder en met therapieresistentie) met MRI-scans verbanden meten tussen signaal en beloning (conditionering). Vervolgens bepaalt hij hoe behandeling met antidepressiva het beloningssysteem beïnvloedt. De Veni-subsidie is bedoeld voor jonge, recent gepromoveerde wetenschappers die vernieuwend onderzoek doen.

E RC a d va n c e d g r a n t voor onderzoek vetsuikers

Hoogleraar Medische Biochemie Hans Aerts heeft samen

met zijn LUMC-collega prof.dr. Hermen Overkleeft een ERC advanced grant gekregen. Met de subsidie van drie miljoen euro gaan zij samen onderzoek doen naar glyco-sphingolipiden. Deze vetsuikers zijn belangrijke en multifunctionele spelers in de menselijke cel. Hun biologie is zeer complex en veelzijdig en stelt wetenschappers steeds opnieuw voor verrassingen. Ze zijn betrokken bij ziektes variërend van vetstapelingsziektes tot diabetes. Aerts en Overkleeft richten zich vooral op de vetstapelingsziektes (bijvoorbeeld de erfelijke stofwisselingsziekte van Gaucher) en gaan het hele traject

onderhanden nemen: van het doorgronden van de samenstelling van de vetsuikers in de cel tot het maken van betere enzymtherapieën. ERC grants zijn persoonsgebonden subsidies van de European Research Council. Er zijn beurzen voor jonge researchers en advanced grants voor gevestigde, vooraanstaande onderzoeksleiders die baanbrekende, risicovolle projecten willen starten waarmee ze nieuwe richtingen in hun vakgebied kunnen inslaan.

parnassusweg 201, 1077 Dg Amsterdam the netherlands

Evidence Based Practice MSc/Drs Kringloop 173 te Amstelveen

START 11E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2012

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science ■

■ ■

een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog wetenschappelijk niveau modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire benadering (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:

www.amc.nl/masterebp

t: F: m: i: e:

+31 20 30.505.60 +31 20 30.505.67 +31 6 27.47.48.88 www.eefjevoogd.nl merel@eefjevoogd.nl

Deze riante, goed onderhouden en lichte villa (ca. 285m2) is strategisch gelegen in de wijk Groenelaan, dichtbij de “International School”. De grote en fraai aangelegde tuin (zuid, ca. 150m2) heeft veel privacy en een riant terras. IND.: Entree/hal, toilet met fontein; riante Z-vormige woonk. (ca. 88m2) met vloerverwarming en (gas) open haard. Half open keuken v.v. div. apparatuur; inpandige berging/ bijkeuken. 1e verd.: twee slaapk. v.v. airco (v/h 3 kmrs); 2 keurige badk. Zolder: riante dakkapel (2002); (werk-)kamer; stookhok;veel bergruimte. Bouwjr. 1972, oplev. In overleg.

Vraagprijs € 899.000 k.k. amc-voogd 110930.indd 1 AMC M aga zine december 2011

27

04-10-2011 13:23:35


amc

c o l l e c t i e

De schoonheid van een drama T ineke Reijnder s

Dieuwke Spaans toont in haar beeldopbouw een gulle hand. Haar vertellingen zijn breed en detailrijk. Gloedvol worden de wisselvalligheden van het leven opgedist. Toch vliegt de visueel zo zwaar beladen wagen nergens uit de bocht. Met name sinds ze collages maakt, voegen de beeldfragmenten zich in een evenwichtige, klassieke compositie. In de eerste tien jaar van haar carrière was het tekenen Dieuwke Spaans’ handelsmerk. Ze hield van grote formaten en tekende een exuberante mengeling van mensen en dieren. Het leek alsof ze tekende uit een almaar stromende creatieve bron. Er was een tijd dat de deur van haar atelier openstond en er niet alleen harde popmuziek, maar ook een grote productie aan tekeningen uit ontsnapte. Terwijl het publiek er nog lang niet op was uitgekeken, gooide de kunstenares een paar jaar geleden tot schrik van haar fans het roer ineens om. De deur ging een paar jaar op slot. Het handschrift, zegt ze, zat haar in de weg. Het hoe of wat of wie van het tekenen was te bepalend en hoewel ze toch ook in haar tekeningen met ingeplakte knipsels werkte, was het tekenen voor haar wel uitgeput. Na geruime tijd in afzondering gewerkt te hebben, zagen grote collages het licht, samengesteld uit af beeldingen die ze knipt uit oude boeken en tijdschriften. Met dezelfde gedrevenheid waarmee ze eerder haar potloden hanteerde, gaat ze nu op pad om af beeldingen te verzamelen. Tot over de grenzen kent ze alle adresjes (‘Amsterdam en omstreken is wat oorlogsgeschiedenis betreft nu wel helemaal leeg’) en gaat dan recht op haar doel af, want ze weet goed hoe ze de geschiedenissen in haar hoofd wil navertellen, welke lotgevallen van onze mensensoort ze wil vangen in beelden die concreet zijn en tegelijk pluriform en ambigu. De uitnodiging om dit jaar de prent in de serie ‘De menselijke gedaante’ te maken, een opdracht die ieder jaar ter gelegenheid van de Anatomische Les door de AMC-kunststichting aan een Nederlandse kunstenaar wordt verleend, bracht haar in eerste instantie op een portret. Ze liet onlangs, naast een aantal grote, landschappelijke collages, een reeks portretten zien in galerie Tegenboschvanvreden. Maar liever dan een specifiek personage, besloot ze om ‘ons zelf’ te portretteren, de mens in zijn dagelijkse handel en wandel, ons leven in de zin van Heideggers Dasein. Wat direct in het oog springt, is de tegenstelling tussen een kleurrijke, paradijselijke rand gerangschikt uit tropische bloemen en vogels met de meest prachtige veren, en de achterliggende grijze tonen van een landschap. Daarbinnen zien we flarden van een oorlog die in de fotografische overlevering zijn kleur verloren heeft. Vliegtuigen volgen onheilspellende routes en mensen gedragen zich in ondergeschiktheid aan het militaire krachtenveld. Waar de een wegloopt met zegevlaggen, heeft de ander zijn handen omhooggeheven ten teken van overgave; de centraal geplaatste man vertolkt de opperste hoop

28

op overleven. Het beeld is op authentiek materiaal gebaseerd. Spaans rangschikt pagina’s uit foto- en geschiedenisboeken zodanig dat de horizon in elkaar vloeit en er een generaal verslag ontstaat. Met de kwast plaatst ze sommige delen in de schaduw en haalt ze andere naar voren. Zo geeft ze niet alleen de geschiedenis haar persoonlijke draai, maar zorgt ze er ook voor dat de af beelding van catastrofale drama’s tegenwicht krijgt door de esthetiek. Vooral de betoverende omkadering doet de balans omslaan in schoonheid. Nu wil het geval dat het ruimtelijke van knipsels zich moeilijk laat dwingen tot een platte prent. Ook de piezografie, een door specialistisch drukker Bernard Ruijgrok vervaardigde hoogwaardige computerprint, omvat de gebruikelijke twee dimensies. Dieuwke Spaans heeft dit dilemma opgelost door van iedere afzonderlijke piezografie de randen langs vogels en planten met een chirurgenmesje los te snijden en uit het vlak te tillen. Dat is een reuze opgave, het is handwerk, per prent verschillend en vereist een uitzonderlijk doorzettingsvermogen. Ambachtelijkheid is echter een integraal bestanddeel van Spaans’ oeuvre. Door de actuele belangstelling voor het handwerk (lees bijvoorbeeld The Craftsman van Richard Sennett) kan de ambachtelijke component eenvoudiger dan voorheen een even belangrijke inspiratiebron worden genoemd als de visuele referenties aan de kunstgeschiedenis – waar dit werk ook vol van zit. ‘Stille’, opgevat als verstilling, aandacht, reflectie, is de titel van de reeks waaronder deze prent valt (zie de tentoonstelling in de Brummelkamp Galerie). Overstelpend zijn daartoe het aantal aanleidingen, de prent nodigt uit tot een nauwgezet en in minuten uitgesmeerd beschouwen. Een aardige bijkomstigheid van de piezografie is dat deze als startpunt een foto heeft. Die foto is in het atelier van Dieuwke Spaans genomen, het wit rondom de voorstelling is haar witte studiomuur. Een volhardende kijker zal niet alleen het ongelijkmatige wit van de muur onderscheiden, maar ook de schaduwen van de oorspronkelijke collage. Nu ieder exemplaar van de prent opnieuw is ingeknipt, zal de echte, beweeglijke schaduw strijden met de eerder bevroren schaduw. Maar dat zijn futiele details binnen de dartele opmaat tot de kern: de afschuwwekkende verhalen over ‘ons’, vertaald weliswaar in schoonheid maar wel ontgoochelend waarachtig. De piezografie ‘Stille’ is met de hand bewerkt en wordt ingelijst aangeboden in een oplage van 50 exemplaren. Medewerkers betalen hiervoor €650, inclusief lijst en exclusief btw. Een bestelformulier is te verkrijgen in de Brummelkamp Galerie en bij de afdeling Voorlichting op C0-229. Het kan ook worden gedownload van intranet (Kunstzaken/ tentoonstellingen). Meer informatie via de afdeling Kunstzaken: 020 566 3332, kunstzaken@amc.nl . Tot 10 januari 2012 is de prent te zien in de Brummelkamp Galerie (D0), als onderdeel van een tentoonstelling met nog meer werk van Dieuwke Spaans.

AMC M aga zine december 2011


Dieuwke Spaans

Stille

2011, Piezografie, 87 x 75 cm


telling de stelling de stelling de stelling de st

Bejaarde tilt olifant ‘Ouderen zouden zich meer naar hun leeftijd moeten gedragen.’ Tiende stelling bij het proefschrift van Klaas Hartholt (Erasmus MC) over valincidenten en medicijngebruik bij 65-plussers. De cijfers zijn redelijk onthutsend. Tussen 1980 en 2010 steeg het aantal 65-plussers in ons land van 2 miljoen naar 2,4 miljoen, een toename van twintig procent. In 1981 werden veertienduizend van die bejaarden na een ernstige val in het ziekenhuis opgenomen. Als het aantal valpartijen gelijke tred had gehouden met de vergrijzing, waren dat er in 2010 zo’n kleine zeventienduizend geweest. In werkelijkheid waren het er 34 duizend. Tweemaal zoveel! ‘Achterliggende oorzaak is waarschijnlijk dat ouderen veel actiever zijn geworden’, zegt Hartholt. ‘Waar opa en oma vroeger letterlijk achter de geraniums gingen zitten, zie je de zeventigers van nu vrolijk rondfietsen.’ Niks mis mee, bezweert hij, bewegen móet. Maar verstandig bewegen is op die leeftijd wel iets anders dan driemaal per week een olifant wegtillen in de sportschool. Hartholt: ‘Op de valpoli van het Erasmus MC heb ik vaak met mijn oren staan klapperen. Fanatiek skiënde zeventigplussers, tachtigers die zich bij een tennistoernooi hadden verstapt of die zelf het lekkende garagedak hadden willen vervangen.’ Als meest in het oog springend voorbeeld herinnert hij zich de tachtigplusser die een bijennest zou verwijderen uit een boomkruin. ‘Die was van een zes meter hoge ladder geduikeld.’ Kwestie van zelfoverschatting, denkt de promovendus, in de hand gewerkt door de alomtegenwoordige Forever Young-ideologie die aan biologische veroudering geen boodschap heeft. ‘65-plussers hebben minder spiermassa en een langere reactietijd dan veertigers’, stelt Hartholt vast, ‘of ze dat nu leuk vinden of niet. Met name vanaf het 75e levensjaar zie je het valrisico pijlsnel stijgen. Dan komen vaak ook de hartproblemen, het medicijngebruik neemt toe en het evenwichtsgevoel raakt ondergraven.’ Zeventig het nieuwe vijftig? Dream on, granny. En vergeet niet de geraniums water te geven. [SK]

30

AMC M aga zine december 2011


b e r i c h t e n

pe r s o n a l i a

Op 10 oktober is dr. L.E. Smeele benoemd tot bijzonder hoogleraar Maxillo-faciale Oncologie. De leerstoel is ingesteld vanwege het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis.

Dr. J.E.A.M. van Bergen is op 31 oktober benoemd tot bijzonder hoogleraar Hiv en Soa in de eerste lijn vanwege de Stichting Aids Fonds/Soa Aids Nederland.

BON Tegen inlevering van deze bon krijgt u €4,50 korting op Snijburcht van Laurens de Rooy Uitgeverij Amsterdam University Press, ISBN 9089643877

van €29,50 voor €25,– In te leveren bij de erkende boekhandel Geldig t/m 29 februari 2012

‘Snyburg’ was de bijnaam van het Amsterdamse theatrum anatomicum (tegenwoordig De Waag) op de Nieuwmarkt, waar anatomen het menselijk lichaam exploreerden. Maar ook het Ontleedkundig Laboratorium aan de Mauritskade was zeker een ‘snijburcht’, stelt De Rooy in zijn boek. Deze universitaire werkplaats was volledig gebouwd naar de inzichten van Bolk. Daar bracht hij de Nederlandse anatomie op wetenschappelijk gebied tot bloei. Bolk stoomde tal van leerlinganatomen klaar om de leiding te nemen over vrijwel elk ontleedkundig instituut in Nederland en de overzeese gebiedsdelen .Dat deed hij op geheel eigen wijze. Hij stond

SNIJBURCHT LODEWIJK BOLK EN DE BLOEI VAN DE NEDERLANDSE ANATOMIE

LAURENS DE ROOY

AUP DE_ROOY (snijburcht) rug22,1mm.v02.indd 1

Colofon AMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum. Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 18.000 exemplaren. AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten, gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Centrum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Nederlandse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia, de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven. Redactie Frank van den Bosch, Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma, Simon J. Knepper, Andrea Hijmans, Johan Kortenray (hoofdredactie) en Irene van Elzakker (eindredactie). Mede w erk er s Hidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter

Actienummer AUP 103

LAURENS DE ROOY

Eind oktober ontving dhr. J.J.A.M. Kraus, werkzaam bij de divisie Laboratoriumspecialismen, van de Regulatory Affairs Professionals Society (RAPS) een Special European Award. Hij kreeg de onderscheiding voor zijn inspanningen voor de harmonisatie van internationale wetgeving. Dat is niet alleen goed voor bedrijven, maar helpt ook bij het voorkomen van gaten in de wetgeving waardoor onveilige medische hulpmiddelen op de markt komen.

De kleurrijke anatoom Lodewijk Bolk staat centraal in het boek ‘Snijburcht’, dat in november verscheen. Medisch historicus en conservator van het in het AMC gevestigde Museum Vrolik Laurens de Rooy belicht hierin de opbloei van de ontleedkunde rond 1900 en Bolks aandeel daarin.

bekend als een haast tirannieke directeur en docent, een monarch die zijn personeel strak organiseerde en dwingend heerste over de geneeskundestudenten op de snijzaal. Het boek staat vol met foto’s uit het begin van de twintigste eeuw. Het is een bewerking van een dissertatie waar Laurens de Rooy in 2009 op promoveerde.

SNIJBURCHT

Mw. dr. A.D.C. Jaarsma is op 13 oktober benoemd tot hoogleraar Evidence-based Education.

Ne d e r l a n d se a n at o m i e i n b l o e i

amsterdam university press

27-09-11 20:17

Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Arthur van Zuylen NFU Het AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC, LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum. In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s. Redactie-a dres AMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam. +31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99 E-mail: magazine@amc.nl

AMC M aga zine december 2011

31

A bonnementen Abonnementen-administratie: zie redactie-adres. Jaarabonnement € 22,00. A dv ertentie - e x ploitatie Van Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45 Ont w erp Grob|enzo, www.grobenzo.nl Druk Drukkerij Mart. Spruijt bv Copyright © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2011 c/o Pictoright Amsterdam.


w e t e n s c h a ps k a l e n d e r d e c em b e r Wösten-van Asperen toont aan dat het renine-angiotensine aldosteron systeem (RAAS) waarschijnlijk een belangrijke rol speelt in het ontstaan van ARDS. Zij laat in een diermodel van ARDS zien dat er sprake is van een activatie van het RAAS in de long en dat dit proces therapeutisch kan worden beïnvloed. Tijd: 14.00 uur

21 Promotie

Jozef van Rijssel: ‘Docking onto the endothelium. Trio directs leukocyte extravasation’. Promotor is prof. dr. D. Roos, emeritus hoogleraar Immunologie. Copromotores zijn dr. J.D. van Buul en dr. P.L. Hordijk (beide Sanquin Research en Landsteiner Laboratorium, AMC/UvA). Tijdens ontstekingsziekten, zoals reumatoïde artritis en atherosclerose, verplaatsen witte bloedcellen zich massaal uit de bloedvaten naar het weefsel (extravasatie). Het endotheel, dat de bloedvatwand bekleedt, speelt een belangrijke regulerende rol in dit proces. Van Rijssel toont aan dat tijdens een ontsteking in endotheelcellen het enzym Trio verhoogd wordt aangemaakt. Trio is van cruciaal belang voor de witte bloedcel extravasatie. Het enzym is betrokken bij de aanmaak van adhesiemoleculen in het endotheel en reguleert de vorming van zogenoemde docking-structuren rondom hechtende leukocyten. Trio is daarom een veelbelovend doelwit voor de ontwikkeling van therapieën voor ontstekingsziekten. Tijd: 16.00 uur

22 Promotie

Dirk de Waart: ‘Basolateral and apical ABC transporters in liver and intestine’. Promotor is prof. dr. R.P.J. Oude Elferink, hoogleraar Experimentele Hepatologie. Co-promotor is dr. C.C. Paulusma. De stofwisseling speelt een belangrijke rol in de eliminatie van lichaamsvreemde stoffen zoals medicijnen. Daarnaast is het transport door eiwitten belangrijk, zoals bijvoorbeeld de ATP-bindende cassette transporters. De Waart toont aan dat eliminatie van stoffen vaak afhankelijk is van meerdere van deze eiwitten. Hij beschrijft voor een scala aan geneesmiddelen (zowel bestaande medicijnen als medicamenten in ontwikkeling) hoe de farmacokinetiek (de snelheid van klaring

Alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam vinden plaats in de Agnietenkapel Oudezijds Voorburgwal 231 Amsterdam.

maar ook de verdeling over verschillende organen) samenhangt met activiteit en affiniteit van deze transporteiwitten. Tijd: 10.00 uur

22 Promotie

Anneke Kramer: ‘Epidemiology and outcomes of renal replacement therapy: results from the ERA-EDTA Registry’. Promotores zijn prof. dr. ir. A. Hasman, hoogleraar Klinische Informatiekunde, en prof. dr. A.H. Zwinderman, hoogleraar Klinische Epidemiologie en Biostatistiek. Co-promotores zijn dr. K.J. Jager en dr. V.S. Stel. Kramer onderzocht de epidemiologie van nierfunctievervangende therapie (dialyse of transplantatie) bij zeer ernstig nierfalen. De prevalentie van chronische nierschade is redelijk gelijk binnen Europa. De incidentie van nierfunctievervangende therapie in Europa was lang stijgend maar blijft de laatste jaren min of meer stabiel. Wereldwijd verschilt de incidentie van nierfunctievervangende therapie sterk. In landen die meer geld beschikbaar hebben voor de gezondheidszorg lijkt nierfunctievervangende therapie vaker te worden toegepast, maar is tegelijkertijd sprake van slechtere overleving bij dialyse. De overleving van kinderen met ernstig nierfalen daalt niet significant wanneer voorafgaand aan niertransplantatie één of twee jaar wordt gedialyseerd. Toch hebben kinderen de beste overlevingskansen als zij een functionerend niertransplantaat hebben op de leeftijd van 18 jaar. Voor volwassen patiënten lijkt er geen verband te zijn tussen het type dialyse (hemodialyse of peritoneaal dialyse) in de jaren voor niertransplantatie en de overleving na transplantatie. Tijd: 12.00 uur

22 Promotie

Sanne Tonino: ’Targets for the treatment of drug resistant chronic lymphocytic leukemia’. Promotor is prof. dr. M.H.J. van Oers, hoogleraar Klinische Hematologie. Co-promotes zijn dr. A.P. Kater en dr. E. Eldering. Een van de grootste problemen bij de behandeling van chronische lymfatische leukemie (CLL) is het ontstaan van resistentie tegen chemotherapie. Er zijn twee soorten mechanismen die daaraan bijdragen. Ten eer-

Bij grote belangstelling in de aula van de universiteit Lutherse Kerk Singel 411 Amsterdam. Oraties vinden ook plaats in deze aula.

ste interacties tussen CLL-cellen en het micromilieu, omdat dergelijke interacties een overlevingsvoordeel voor CLL-cellen induceren, ten tweede verworven genetische afwijkingen, vooral die afwijkingen die de functie van het eiwit p53 treffen. Tonino onderzocht hoe interacties tussen CLL-cellen en het micromilieu tot resistentie leiden en op welke manieren celdood geïnduceerd kan worden als resistentie (vooral ten gevolge van het niet goed functioneren van p53) eenmaal is ontstaan. Ze laat zien dat CLL-cellen onder verhoogde oxidatieve stress staan en dat interferentie in de redoxbalans tot p53-onafhankelijke celdood leidt. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat het eiwit p73, een familielid van p53, in therapieresistente CLL-cellen de functie van p53 over kan nemen. Gericht ingrijpen op deze paden zou een zinvolle benadering kunnen zijn om resistentie tegen chemotherapie in CLL te overwinnen. Tijd: 14.00 uur

22 Promotie

Hooman Sadri-Ardekani: ‘Spermatogonial stem cell autotransplantation. Towards clinical application’. Promotores zijn prof. dr. S. Repping, hoogleraar Humane Voortplantingsbiologie, en prof. dr. F. van der Veen, hoogleraar Voortplantingsgeneeskunde. Co-promotor is dr. A.M.M. van Pelt. In de afgelopen dertig jaar is de kans op genezing van kinderen met kanker enorm gestegen. Tachtig procent is na vijf jaar vrij van symptomen. Maar de gebruikte chemotherapie heeft veel bijwerkingen, ook op de vruchtbaarheid. Het onderzoek van Sadri-Ardekani richt zich op een nieuwe methode om de vruchtbaarheid van jonge jongens met kanker veilig te stellen: transplantatie van spermatogoniale stamcellen, de cellen waaruit zaadcellen ontstaan. De cellen worden voor de behandeling ingevroren en bewaard voor later. De promovendus heeft technieken ontwikkeld om deze stamcellen in het laboratorium te vermeerderen en daarbij kwaadaardige kankercellen te elimineren om zo te voorkomen dat deze onbedoeld ook worden getransplanteerd. Tijd: 16.00 uur

Voor informatie op het gebied van medisch wetenschappelijk nieuws: AMC-wetenschapsvoorlichters Edith Gerritsma, Andrea Hijmans en Marc van den Broek, 020 566 29 29. Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen: De AMC Congresorganisatie, secretariaat 020 566 85 85.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.