s e p te m b e r 2 012
|
nummer 7
Hartinfarct
Extra schade door monocyten
Redder bij acuut leverfalen Profvoetballers: vroeg versleten De doodskus van een wants
pr o m o t i e s e n o r at i e s s ep t e m b er
5 Promotie Plotse hartdood
Priya Chockalingam: ‘Addressing the diagnostic and therapeutic challenges in inheritable arrhythmia syndromes. With emphasis on the pediatric population’. Mutaties in genen die het hart aansturen kunnen leiden tot kortstondig flauwvallen, het voelen van een abnormale hartslag, plotseling verlies van bewustzijn en onverwacht overlijden. Door de diagnose van de ziekte snel te stellen kunnen de patiënten worden geholpen en kan plotse hartdood worden verkomen. Chockalingam onderzocht diverse diagnostische tests en behandelingen bij patiënten met lange QTsyndroom en natriumkanaalziekten. De werkzaamheid van verschillende typen bèta-blokkers bij lange QT-syndroom loopt uiteen. Bij kinderen met natriumkanaalziekten kan koorts potentieel levensbedreigende hartritmestoornissen uitlokken. Promotores: prof. dr. A.A.M. Wilde en prof. dr. N.A. Blom Co-promotor: dr. S.A.B. Clur Tijd: 14.00 uur 6 Promotie Alvlee sklier
Koen de Jong: ‘Diagnostic approach to pancreatic cystic lesions’. Cysten (goedaardige gezwellen of blaasjes) in de alvleesklier worden steeds vaker bij toeval gevonden door het toenemend gebruik van geavanceerde radiologische beeldvormende technieken. Een deel van deze cysten kan kwaadaardig worden. De enige behandeling bestaat uit verwijdering van de cyste; dit brengt echter risico’s met zich mee. Het is daarom van groot belang de aard van een cyste vast te stellen, zodat deze optimaal kan worden behandeld. De Jong volgde prospectief een cohort van patiënten met alvleeskliercysten om zo de beste diagnostische strategie te ontwikkelen. Promotores: prof. dr. P. Fockens en prof. dr. M.J. Bruno, Erasmus MC Co-promotor: dr. M.G.W. Dijkgraaf Tijd: 14.00 uur 7 Promotie Bedrijfsgezondheidszorg
Fania Gärtner: ‘Work functioning impairments due to common mental disorders. Measurement and prevention in nurses and allied health professionals’. Werknemers in de gezondheidszorg lo-
pen veel risico op psychische klachten, waardoor ze minder goed kunnen gaan functioneren op hun werk. Dat brengt risico’s met zich mee voor de kwaliteit van zorg. Gärtner beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van de ‘Nurses Work Functioning Questionnaire’. Dat blijkt een valide en betrouwbaar instrument om bij verpleegkundigen en paramedici vast te stellen of ze minder goed functioneren. Ook is de effectiviteit van een psychische module voor preventief medisch onderzoek onderzocht. Deze module, bestaande uit online screening en feedback, stimuleert verpleegkundigen en paramedici met milde psychische klachten hulp te zoeken bij de bedrijfsarts. Dat leidt tot lichte verbeteringen in het functioneren op het werk. Promotor: prof. dr. F.J.H. van Dijk Co-promotores: dr. K. Nieuwenhuijsen en dr. J.K. Sluiter Tijd: 10.00 uur 7 Promotie Microcircul atie
Mat van Iterson: ‘Functional heterogeneity of oxygen supply with blood and hemoglobin-based oxygen carriers in porcine models of hemorrhagic shock’. Op hemoglobine gebaseerde zuurstofdragers (HBOC’s) kunnen een alternatief zijn voor het toedienen van bloed bij ernstige bloedingen. Ze leveren niet alleen volume en zuurstof, maar zijn ook direct of indirect van invloed op de spanning in bloedvaten. Van Iterson onderzocht in varkens de effecten van verschillende HBOC’s op de zuurstofvoorziening naar het hart en de darmen na een gecontroleerde bloeding. HBOC’s zijn effectief in het transporteren van zuurstof naar de microcirculatie (de kleinste vaten), maar door het samenknijpen van bloedvaten wordt een tekort aan bloedvolume gemaskeerd. Om de effectiviteit van HBOC’s vast te stellen, is het beoordelen van de microcirculatie daarom een voorwaarde. Promotor: prof. dr. C. Ince Co-promotores: dr. R. Bezemer en dr. H.P.A. van Dongen (St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein) Tijd: 13.00 uur
bij kinderen. Zo’n vlek blijkt bij 1 op de 10 kinderen voor te komen. Slechts zes procent wordt door de huisarts gezien en zeven procent in het ziekenhuis. Waarom sommige kinderen een infantiel hemangioom krijgen en anderen juist niet, is niet volledig bekend. Echter, een vruchtwaterpunctie, stuitligging, het zijn van het eerste kind in een gezin en een geboortegewicht van 2500 gram of minder zijn factoren waarbij vaker een aardbeienvlek voorkomt. Bij kinderen met het syndroom van Down zie je dit verschijnsel juist minder vaak. Als er een indicatie is om te behandelen, gaat de voorkeur uit naar het middel propranolol. Infantiele hemangiomen kunnen erg ontsierend zijn. Met name kinderen met een voor andere mensen zichtbaar hemangioom en hun ouders behoeven extra aandacht om psychosociale problemen te voorkomen. Promotor: prof. dr. C.M.A.M. van der Horst Co-promotor: dr. M.J. Smeulders Tijd: 12.00 uur 13 Promotie Werk en chronische ziek te
14 Promotie Borstk anker
Sarah Detaille: ‘Building a self-management program for workers with a chronic somatic disease.’ Eén op de drie Nederlanders heeft tenminste één chronische aandoening. Detaille onderzocht knelpunten die zij op het werk tegenkomen, en evalueerde een zelfmanagementtraining bedoeld om hen te ondersteunen. Die training bestaat uit zes groepsbijeenkomsten waarin deelnemers advies krijgen over leefstijl, arbeid en belastbaarheid, communicatietechnieken en de omgang met symptomen van de aandoening. Daarnaast moeten zij thuis of op hun werk opdrachten uitvoeren. Oudere en vrouwelijke deelnemers ontwikkelden door de training een positieve houding tegenover zelfmanagement op het werk. Bij laagopgeleide werknemers verbeterde de gezondheid. Promotor: prof. dr. F.J. H. van Dijk Co-promotores: dr. J.W.J van der Gulden, dr. Y.F. Heerkens, dr. J.A. Engels Tijd: 12.00 uur
Rinske Drost: ‘Stepping into the RING: preclinical models in the fight against hereditary breast cancer’. Drost onderzocht de behandeling van erfelijke borstkanker. De oorzaak is vaak een mutatie in het BRCA1-gen. Er bestaan verschillende soorten mutaties in dat gen. Een van de belangrijkste bevindingen van Drosts onderzoek is dat verschillende soorten veranderingen van het BRCA1-gen een ander effect hebben op de werking van (chemo) therapie in muizen. In de toekomst zou dat in de kliniek kunnen betekenen dat de therapie moet worden aangepast aan het type verandering van het BRCA1-gen bij de patiënt. Promotor: prof. dr. A.J.M. Berns (NKI/AVL) Co-promotor: dr. J.M.M. Jonkers (NKI/AVL) Tijd: 14.00 uur
12 Promotie Hemangioom
Marije Hoornweg: ‘On infantile hemangiomas’. Een infantiel hemangioom heet in de volksmond een ‘aardbeienvlek’
2
lar basis of early onset cardiovascular disease’. Bij het ontstaan van hart- en vaatziekten (HVZ) spelen zowel omgevingsfactoren als genetische factoren een rol. De belangrijkste risicofactoren zijn een hoog cholesterol, hoge bloeddruk, roken, overgewicht en suikerziekte. Ook een eerstegraads familielid (ouder, broer, zus en/of kind) met HVZ op jonge leeftijd is een onafhankelijke risicofactor. Het sterke genetische aspect van HVZ is echter nog onvoldoende verklaard. Wel is duidelijk dat bij mensen met HVZ op jonge leeftijd erfelijke factoren een grotere rol spelen dan omgevingsfactoren. Door in deze populatie nieuwe, geavanceerde technieken te gebruiken zoals analyse van genmutaties en genexpressie, ontdekte Sivapalaratnam mogelijk nieuwe HVZgenen. Promotores: prof. dr. M. Levi en prof. dr. J.J.P. Kastelein Co-promotores: dr. M.D. Trip, dr. G.K. Hovingh en prof. dr. W.H. Ouwehand (University of Cambridge) Tijd: 10.00 uur
14 Promotie
18 Promotie Tr ansfusie van rode bloedcellen
Patrick Burger: ‘Red cell storage, lesion and clearance’. Een transfusie van rode bloedcellen kan levensreddend zijn voor patiënten die veel van dergelijke cellen verliezen, bijvoorbeeld na een ongeluk
Hart- en va atziek ten
Suthesh Sivapalaratnam: ‘The molecu-
AMC M aga zine september 2012
Zie verder pagina 18
2 Wetenschapskalender
19 Longontsteking
eigen eiwit effent het pad
20
4
Niet te moeilijk graag
AMC BioArtificial Liver
wachten op de echte ta aldiscussie
redder bij acuut leverfalen
6 Hartinfarct
ex tr a schade door monocy ten
24 Gezondheidsonderzoek
zorgen om een gesloten groep
26
8
Berichten
Profvoetballers
vroeg versleten
10
27
Nieuwe vitamine
hoe wit is de motor?
12 Parasieten
de doodskus van een wants
MEGDEL-syndroom
vet fout
28 AMC Collectie
topfoto’s
14
30
Mensgebonden onderzoek
verdienen a an onba atzuchtigheid
De Stelling
de doelgroep ha akt af
31
16
Colofon/Berichten
Nierdialyse
wat is het juiste moment?
Foto omslag: Illustratie van monocyten, een bepaald type witte bloedcellen. Beeld: Science Photo Library/ANP
inhoud
32 Congreskalender
AMC magazine
A M C
B i o A r t i f i c i a l
L i v e r
Een kunststof cilinder van een halve liter met twintig miljard levercellen erin gaat patiënten met acuut leverfalen het leven redden. Menselijke levercellen, want dat moet van de wet en het is eindelijk gelukt.
Lie sbeth Jongkind
De kunstlever: nu echt
4
AMC M aga zine september 2012
Dr. Rob Chamuleau heeft goed nieuws: ‘zijn’ kunstlever werkt nu ook met menselijke levercellen. De Europese Unie heeft zes miljoen euro beschikbaar gesteld voor de grootschalige productie van die cellen en om de kunstlever te kunnen testen op varkens en mensen met acuut leverfalen. Chamuleau heeft een lange adem. Al in 1995 publiceerde hij, toen nog als hepatoloog in het AMC, zijn eerste artikel over de ontwikkeling van een kunstlever voor mensen met acuut leverfalen. Deze AMC-BioArtificial Liver (AMC-BAL) zuiverde het menselijke bloed met varkenslevercellen. In 1996 kreeg de hepatoloog patent op het apparaat en er kwam geld voor verder onderzoek en klinische trials. Maar in 1997 werd de Wet op Bijzondere Medische Verrichtingen van kracht, met daarin het verbod op xenotransplantatie. En hoewel Chamuleau dat nog steeds discutabel vindt, valt zijn kunstlever-met-varkenscellen ook onder dat verbod. Er was maar één oplossing: er moesten menselijke levercellen in de AMC-BAL. En dat was een probleem, want functionerende menselijke levercellen lieten zich niet kweken en levercellen die wel goed groeien in een kweekmedium, verliezen al snel hun bloedzuiverende activiteit. Er is geen andere manier om de miljarden menselijke levercellen bij elkaar te krijgen die nodig zijn voor een AMC-BAL-behandeling. Een BAL van een halve liter bevat er twintig miljard, dat is ongeveer twintig procent van het totale aantal cellen in een mensenlever, maar liefst duizend keer zoveel cellen als je via een leverbiopt kunt verkrijgen. Om een patiënt een week te behandelen, zijn twee of drie BAL’s nodig, want na een paar dagen toxisch bloed zuiveren gaan de cellen die erin zitten sterk in functie achteruit. Postdoc Ruurdje Hoekstra is het drie jaar geleden gelukt om, door kundig met kweekomstandigheden te experimenteren, een manier te vinden waarin groei en functionaliteit van levercellen te combineren zijn. Dankzij haar bevat de BAL van 2012 actieve en groeiende HepaRG-cellen, een menselijke levercellijn van de Franse firma Biopredic. Gelukkig maar, want het subsidiepotje was inmiddels zo goed als leeg. Het beste nieuws verwacht Chamuleau over drie
jaar, wanneer de resultaten van het onderzoek met de HepaRG-cellen bij mensen bekend zijn. Dan zou een grote farmaceut Hep-Art (het spin-off bedrijf van het AMC dat de exclusieve licentie van de BAL heeft, en waarin Chamuleau ook na zijn pensioen nog actief is) kunnen opkopen en kan hij aan zijn vrouw en zijn negen kleinkinderen vertellen dat hij nu toch echt met pensioen gaat - nou ja, bijna dan. ‘Ik zou toch nog wel graag als adviseur verbonden willen blijven aan een bedrijf dat onze kunstlever gaat commercialiseren.’
naar acuut leverfalen bij patiënten en bij varkens. Edinburgh is het belangrijkste verwijscentrum in Schotland voor patiënten met acuut leverfalen, daar is dat vaak het gevolg van een zelfmoordpoging door een overdosis paracetamol. Andere deelgenoot in de subsidie is de firma Pharmacell in Maastricht, die samen met Biopredic de HepaRG-cellijn in industriële hoeveelheden gaat kweken. HepArt Medical Devices moet de HepaRGBAL commercialiseren.
De AMC-kunstlever. In de cilinder zitten miljarden levercellen. Foto: Xander Remkes
Le verdialyse Enorm be vredigend
De BAL, voor wie het alweer een beetje vergeten was, is een kunstlever met een bio-component. In een plexiglazen cilinder van een halve liter groot zit een opgerolde mat van dragermateriaal waarop actieve levercellen hechten. Koppel je die cilinder via een aantal filters, slangetjes en kraantjes aan een zuurstoftoevoer en aan de bloedsomloop van iemand met acuut leverfalen, dan zuiveren de cellen in de BAL het bloedplasma van de patiënt. Dankzij de BAL kan die de voorbereidingstijd van enkele dagen overleven die nodig zijn voor een spoed-levertransplantatie en kan hij in een betere conditie de operatie ondergaan. Chamuleau: ‘Je kunt er zo iemand zeker een week mee in leven houden. Dat is genoeg voor een patiënt op de high urgency-lijst. Bij mensen met reversibel leverfalen, bijvoorbeeld door virale acute hepatitis, krijgt de lever dankzij de steun van de BAL zelfs de kans zich te herstellen. Daardoor wordt een transplantatie soms zelfs overbodig.’ De BAL van 1996 bevatte nog vers geïsoleerde varkenslevercellen. Chamuleau testte hem uit in Napels. ‘Eerst op varkens zelf, minipigs van 35 kilo met acuut leverfalen. Nou ja, leverfalen, dat hadden wij zelf veroorzaakt door te zorgen dat hun lever geen bloed meer kreeg.’ De varkens die een IC-behandeling kregen én een BAL gevuld met verse varkenslevercellen, bleven significant langer leven dan de varkens met een BAL zonder cellen erin. ‘Daarna wisten we dat de kunstlever werkte.’ Bij de twaalf Italiaanse patiënten op wie de BAL vervolgens getest werd, werkte hij ook. En zij overleefden hun behandeling. ‘Dat zijn ernstig zieke mensen op de intensive care, ze zijn suf, tot coma aan toe,’ vertelt Chamuleau. ‘Vervolgens leg je ze aan de BAL en dan worden ze na een paar uur steeds wakkerder en beginnen ze weer te praten. Dat is enorm bevredigend.’ Vlak daarna werd het gebruik van varkenscellen voor behandeling van mensen in heel Europa verboden. Maar dankzij de HepaRG-cellen en de EU-subsidie nu is de BAL terug van weggeweest. Chamuleau: ‘We zijn de groep aan het uitbreiden en gaan er full-speed tegenaan.’ Het AMC deelt de EU-subsidie met de Royal Infirmary of Edinburgh, een ziekenhuis dat veel onderzoek doet
Als Pharmacell voldoende cellen heeft opgekweekt, gaat het ziekenhuis in Edinburgh de BAL testen bij varkens met acuut leverfalen. Net als Chamuleau jaren geleden in Italië, maar nu worden de dieren met menselijke levercellen behandeld. Volgens de planning is na 2,5 jaar de proef met de varkens voltooid en is de eerste patiënt aan de beurt. In deze eerste klinische trial zullen tien patiënten met acuut leverfalen behandeld worden in Edinburgh en in het AMC. De komende drie jaar is er dus nog volop werk. Daarna wacht een andere uitdaging: ‘We zijn ook bezig met het ontwikkelen van een mini-BAL.’ Chamuleau houdt duim en wijsvinger en paar centimeter van elkaar. ‘Met drie milliliter cellen erin. Een test-tool voor medicijnonderzoek door de farmaceutische industrie. Om proefdieren te besparen, geneesmiddelen te testen en het hepatitis-B-virus in het lab te bestuderen.’ Er is nog meer toekomstmuziek, zoals toepassing van de BAL bij leverdialyse voor chronische patiënten, als de maatschappij – of de rijke patiënt – het betalen wil tenminste. Mensen met levercirrose zouden dan drie keer per week aan de kunstlever moeten, net zoals nierdialysepatiënten. Wat kost zo’n behandeling? Chamuleau verblikt of verbloost niet. ‘Ongeveer twintigduizend euro per BAL. Maar dat kan goedkoper worden als de productie gecommercialiseerd wordt. Als je een kunstlever hebt die werkt, wil je hem inzetten ook.’
Rob Chamuleau Foto: Ruben San A Jong
AMC M aga zine september 2012
5
h a r t i n fa r c t
Mogelijk is de sterfte door hartfalen na een hartinfarct aanzienlijk te beperken. Onderzoekers van het AMC, het VU medisch centrum (VUmc) en Harvard Medical School werken samen aan een totaal nieuw concept. Hierbij zijn alle inspanningen gericht op de milt.
Milt vergroot de problemen A ngel a Rijnen
Zoeken naar een speld in een hooiberg en er uitrollen met een boerendochter. Het is een zinsnede van Julius Comroe (1911-1984), ooit directeur van het Cardiovasculair Onderzoeksinstituut van de Universiteit van Californië. De boertige metafoor gebruikte hij om te verwoorden waartoe serendipiteit – het vermogen van alerte geesten om bij toeval ontdekkingen te doen – al niet kan leiden. Jan Piek, hoogleraar Interventiecardiologie in het AMC, en arts-onderzoeker Anja van der Laan halen de spreekwoordelijke laatste strosprietjes uit hun haren. Als eersten in de wereld hebben ze bij patiënten aanwijzingen gevonden dat een te actieve milt herstel na een acuut hartinfarct kan dwarsbomen. Het leverde dit jaar meerdere publicaties op in toonaangevende cardiologische tijdschriften. Eind juni publiceerden zij opnieuw, samen met cardiovasculair patholoog Hans Niessen van het VUmc, en ditmaal in Nature. Op basis van muizenstudies en obductiemateriaal concluderen zij dat een te actieve milt ook het risico op een volgend infarct kan verhogen. Stamcellen
Illustratie: Henk van Ruitenbeek
De eerste opmerkelijke vondsten werden gedaan in een hooiberg die Hebe heet, naar de Griekse godin van de jeugd. De landelijke Hebe-studie – gecoördineerd door het AMC, het UMC Groningen en het VUmc – liep van 2005 tot 2008. Het doel was om uit te zoeken of stamceltherapie de knijpkracht van het hart na een infarct kan verbeteren. De speld werd niet gevonden, althans: stamcellen bleken geen noemenswaardig effect te sorteren. Aanzienlijke verschillen tussen patiënten in herstel van het hart waren niet terug te voeren op de behandelwijze, noch werden ze geheel bepaald door de infarctgrootte. ‘We hadden ten behoeve van de studie MRI’s gemaakt van het hart, direct na het infarct en vier maanden later’, vertelt Jan Piek. ‘Daarmee was zeer nauwkeurig
6
AMC M aga zine september 2012
de infarctgrootte, de kamerfunctie en het herstel daarvan te beoordelen. Ook beschikten we over nauwkeurige bloedanalyses van de patiënten. In 2007 stuitten we op een frappant verband: een bepaald soort witte bloedcellen, monocyten, bleek een rol te spelen bij het herstel.’ Anja van der Laan diepte de vondst uit. Ze is promovenda bij Jan Piek. ‘Monocyten helpen het hart te herstellen na een acuut infarct’, legt ze uit. ‘Het infarct is een stress-situatie voor het lichaam: er treedt schade op aan de hartspier. De milt krijgt een signaal, gaat witte bloedcellen lozen en die bereiken via de bloedbaan het hart. Daar differentiëren ze tot macrofagen die het dode weefsel opruimen.’ Dat moet ook, maar de reactie moet niet ontsporen. De cellen, klassieke monocyten ofwel ‘de boze jongens’ aldus Jan Piek, verergeren namelijk de ontstekingsreactie die optreedt na het infarct. De milt produceert daarnaast de vriendelijkere ‘niet-klassieke’ monocyten. Die zorgen voor littekenvorming, zodat het hart na het infarct niet totaal verslapt. Patiënten met een heftige ontstekingsreactie in de eerste dagen na het infarct, met heel veel klassieke monocyten in het bloed, vertoonden duidelijk minder herstel van hun hartfunctie dan anderen. Gescoopt
De Amsterdammers konden hun bevinding destijds niet wereldkundig maken. ‘Het betrof een subanalyse van de Hebe-studie’, legt Anja van der Laan uit. ‘Die mag je pas publiceren als de hoofdstudie is afgerond. Een Japanse groep, die los van het stamcelonderzoek eenzelfde spoor volgde, kon wel publiceren. We zijn toen een paar maal gescoopt! In dezelfde periode zag ik een ontzettend mooie muizenstudie voorbijkomen van een groep van Harvard Medical School. Die sloot naadloos aan bij het concept waarmee wij bezig waren.’ Van der Laan ontmoette deze onderzoekers in 2010 op een congres in Chicago, waar ze besloten te gaan
samenwerken. Hoogleraar pathologie Hans Niessen vormde een derde poot van het onderzoek. Hij beschikte over weefsels van beenmerg, milt en de hartspier, af komstig van obducties van patiënten die enige tijd na een hartinfarct waren overleden. De weefsels konden vergeleken worden met bevindingen uit de muizenstudies en bleken daarmee in overeenstemming. ‘Een van onze gezamenlijke studies is op 27 juni in Nature gepubliceerd’, vertelt Anja van der Laan. ‘De hoofdmoot van dat artikel houdt in dat de monocyten die door de milt worden uitgestort na een hartinfarct niet alleen in het hart terechtkomen, maar ook heel makkelijk hechten aan atherosclerotische plaques in de kransslagaderen en deze destabiliseren’, vat Piek samen. ‘We wisten altijd wel dat een atherosclerotische plaque (een afzetting van vet- en spiercellen) vaak de voorbode is van een infarct. De sproeier van monocyten die de milt bij sommige patiënten uitstort, zou een bron kunnen zijn van een volgend infarct op een andere plek. Want mensen die net een infarct hebben gehad, lopen een aanzienlijk risico dat het nog een keer gebeurt, namelijk ongeveer twintig procent.’ ‘De milt is echt in de spotlights komen te staan’, constateert Anja van der Laan opgewekt. ‘Als cardiologen kijken we vaak niet verder dan de hartspier’, vult Piek aan. ‘Het blijkt een multi-orgaankwestie.’ Sterf te halveren
De volgende stap is met de opgedane kennis de behandeling van het acuut hartinfarct verder te verbeteren. Uit de Hebe-studie is naar voren gekomen dat ongeveer dertig procent van de patiënten direct na een hartinfarct een heftige ontstekingsreactie kreeg. De nadelige effecten treden vervolgens vooral in de herstelfase op. ‘De knijpkracht van de hartkamer, ofwel de ejectiefractie, neemt na een infarct aanzienlijk af’, licht Jan Piek toe. ‘Het jaar erna kan te veel ontsteking ervoor zorgen dat het nog eens zo’n 25 procent minder wordt. Men
kan dan uitkomen op een ejectiefractie onder de veertig procent – dat is de gevarenzone voor het ontstaan van hartfalen en ritmestoornissen. Kun je die achteruitgang beperken, dan verwacht ik dat binnen enkele jaren de sterfte na een infarct kan halveren.’ De onderzoekers denken vooral aan de mogelijkheid om na een infarct met bètablokkers massale lozing van monocyten uit de milt te beperken. Door blokkade van het sympathische zenuwstelsel verminderen ze stressreacties van het lichaam, waarvan de uitstorting van monocyten er één is. Volgens Jan Piek moet de toekomst uitwijzen hoe je de balans tussen klassieke monocyten (‘ de boze jongens’) en de niet-klassieke monocyten (de littekenvormers) zo gunstig mogelijk kunt beïnvloeden. In het vervolgtraject willen de Amsterdammers de samenwerking met Harvard verder ontwikkelen. ‘Wij hebben niet zulke goede diermodellen voor hartinfarctpatiënten als zij’, aldus Jan Piek. ‘En Harvard heeft minder toegang tot zulke goed vergelijkbare klinische data als die waarover wij beschikken.’
AMC M aga zine september 2012
7
p r o f v o e t ba l l e r s
Topvoetbal verhoogt kans op artrose
Versleten knieën en enkels zijn het lot van menig prof voetballer. Net als bouwvakkers kampen zij na hun carrière met pijnlijke en stijve gewrichten door artrose. Dat blijkt uit onderzoek van Vincent Gouttebarge, verbonden aan het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid. ‘Een trieste constatering is dat de clubs weinig interesse lijken te hebben in de gezondheid van de spelers tijdens en na hun carrière.’ Irene v an El z akker
Springen, schoppen, sprinten, en dat jarenlang heel intensief; profvoetbal is zware fysieke arbeid. Het risico op blessures is hoog, vooral aan de benen. Meestal blijft het niet bij één keer en volgen er operaties en lange periodes van revalidatie. ‘De voetballer ondervindt daar later beperkingen van in het dagelijks leven’, vertelt Vincent Gouttebarge. De voormalig profvoetballer, die na zijn carrière voor het wetenschappelijk onderzoek koos, dook de medische literatuur in op zoek naar studies over de gezondheidsproblemen die topvoetballers op de lange termijn ondervinden. ‘Er waren er maar weinig en de bevindingen waren tegenstrijdig. Zo vond ik studies die zeiden dat profvoetballers minder vaak chronische ziekten krijgen en langer gezond zijn. Ander onderzoek meldde wel degelijk gezondheidsproblemen op de lange termijn.’ Gouttebarge publiceerde enkele maanden geleden in het Journal of Science and Medicine in Sport een systematische review. Daarin werden de resultaten bij elkaar genomen van vier studies naar artrose (gewrichtsslijtage) in knieën en enkels van voormalige beroepsvoetballers tussen de veertig en vijftig jaar oud. Maar liefst 60 tot 80 procent van hen vertoonde slijtage in de knie. In de algemene mannelijke bevolking is dat 12 tot 25 procent. Omdat het Coronel Instituut uitgebreid onder-
8
AMC M aga zine september 2012
zoek naar de fysieke toestand van bouwvakkers heeft gedaan, kon ook met deze beroepsgroep een vergelijking worden gemaakt. Bij hen heeft 34 procent artrose in de knie. Versleten enkels werden minder vaak gezien: 12 tot 17 procent van de beroepsvoetballers kampte daarmee. Toch is het verschil met de algemene mannelijke bevolking groot, want daar heeft slechts één tot vier procent artrose aan de enkel. ‘Niet iedereen met artrose heeft daar last van’, vertelt Gouttebarge. ‘Daarom hebben we onderzocht welke gevolgen oud-profvoetballers hiervan ondervinden.’ Zeventien procent meldde beperkingen te ervaren bij het uitvoeren van activiteiten als knielen, lopen, staan en zitten. De klachten varieerden van stijf heid tot pijn. Dertig procent rapporteerde hiervan last te hebben tijdens het werk na de profcarrière. Voorste kruisband
Zelf weet de 37-jarige Gouttebarge er alles van. Hij speelde veertien jaar lang betaald voetbal, eerst in zijn geboorteland Frankrijk, daarna bij eredivisieclub Volendam en in de eerste divisie bij Almere City (toen nog Omniworld). ‘Bij Volendam scheurde ik de voorste kruisband van mijn knie. Er volgde een operatie, een periode van revalidatie en daarna gebeurde het weer.
In totaal ben ik een keer of vijf aan mijn linkerknie geopereerd.’ Na zijn profcarrière bleef de knie opspelen in het dagelijks leven. ‘Hij beweegt minder soepel en als ik gehurkt in de tuin heb gewerkt, is hij de volgende dag stijf.’ Gouttebarge heeft altijd gestudeerd en gewerkt tijdens zijn voetbalcarrière. Hij vond een baan bij het Coronel Instituut, waar hij in 2008 promoveerde op een aantal veelgebruikte methodes om het fysieke werkvermogen van mensen met en zonder klachten aan het bewegingsapparaat vast te stellen. ‘Ik wilde graag de kant van de sport op in het onderzoek, maar dan moest er wel een link zijn met arbeid. Daarop besloot ik te focussen op beroepssporters. Dat past prima bij de onderzoekslijnen van de principal investigators waaronder ik val: prof. dr. Monique Frings-Dresen, die het ontstaan en preventie van arbeidsgerelateerde aandoeningen onderzoekt, en dr. Judith Sluiter, die zich richt op het vaststellen van werkvermogen en het beïnvloeden ervan in zware beroepen.’ Stilaan beginnen de ideeën van de oudvoetballer vorm te krijgen. De volgende stap was om te onderzoeken of de medisch begeleiders van profvoetballers zich bezighouden met de langetermijnrisico’s die de spelers lopen. Allereerst inventariseerden Gouttebarge en Sluiter welke onderzoeken worden uitgevoerd bij de medische keuring. Aan deze studie deden 26 van de 36 clubs uit de ere- en eerste divisie mee. Conclusie: de eenheid is ver te zoeken en de link met het werk is onduidelijk. Het verschilt per club waar de spelers op worden gekeurd. Met uitzondering van cardiovasculair onderzoek – door middel van anamnese, lichamelijk onderzoek, een ECG en/of een echo – dat doen alle clubs. Maar dat is dan ook verplicht gesteld door de internationale voetbalbond FIFA. Veel clubs, 87 procent, doen ook longonderzoek. Een kwart voegt daar een neurologische keuring aan toe, en een even groot deel doet daarnaast urineonderzoek. Zeven procent test de mentale gesteldheid. Clubartsen
‘Je zou verwachten dat het betaald voetbal een medische keuring biedt die voldoet aan de richtlijnen van een professionele keuring voor werknemers. Maar dat is slechts bij enkele clubs het geval. Aangezien spelers vaak van club wisselen, ondergaan ze dus heel veel verschillende soorten keuringen.’ Bovendien ontbreekt daarbij altijd hetzelfde aspect: aandacht voor de gezondheid op de lange termijn. Spelers krijgen daar geen informatie over. Tijdens hun carrière wordt er evenmin rekening mee gehouden. Er is alleen aandacht voor de acute gezondheidsproblemen, zoals het behandelen van blessures. Gouttebarge: ‘Terwijl ze na het betaald voetbal een tweede carrière moeten beginnen. Daarbij kan hun topsportgeschiedenis zowel een positieve als een negatieve rol spelen.’
Dat dit als een gemis wordt ervaren, bleek uit de interviews die Gouttebarge en Frings-Dresen hielden met actieve en voormalige beroepsvoetballers en clubartsen. De geïnterviewden meldden dat fysieke en mentale begeleiding nagenoeg afwezig zijn tijdens of na een carrière. Evenmin is er aandacht voor de gezondheidsgevolgen van de voetbalcarrière op de lange termijn. Zowel (voormalige) beroepsvoetballers als clubartsen zien graag veranderingen in de huidige medische begeleiding tijdens en na een voetbalcarrière. Daarbij denken ze vooral aan informatie en adviezen over de langetermijngevolgen van een voetbalcarrière. ‘Het is wenselijk dat er een begeleidingsprogramma komt’, stelt Gouttebarge. ‘Dat moet niet vanuit de clubs gedaan worden, maar vanuit de beroepsvereniging van spelers en de KNVB. Voorop staat goede informatie: met deze knieblessure en dit aantal operaties heb je kans op het ontwikkelen van artrose later. Aan het eind van de profcarrière zou een consult kunnen volgen waarin de risico’s op een rij worden gezet en advies wordt gegeven. Met welke activiteiten moet je voorzichtig zijn bijvoorbeeld. Zo zijn zwemmen en fietsen beter dan hardlopen en andere activiteiten die enkels en knieën belasten. Gewichtstoename, wat je vaak ziet bij voormalige beroepsvoetballers, levert eveneens een hoger risico op artrose. Gouttebarge had zelf best zo’n consult gewild. Ook hij wist niets van de risico’s die zijn blessures met zich meebrachten voor later. Pas toen hij bij het Coronel Instituut ging werken, begon hij te begrijpen waar zijn stijve knie het gevolg van was. Al zou hij tijdens zijn voetbalcarrière geen andere keuzes gemaakt hebben. Want net als iedere topvoetballer wilde hij natuurlijk gewoon spelen. Z wart gat
Uiteindelijk hoopt Gouttebarge ook al in een vroege fase te kunnen voorspellen welke voetballers er risico lopen, zodat er tijdig kan worden ingegrepen. En hij heeft twee nieuwe studies voorgesteld. Eentje naar het effect van een vroegtijdige interventie om de kans op artrose te verkleinen en eentje naar de begeleiding en vermindering van mentale en psychosociale problemen tijdens en na de voetbalcarrière. ‘De meesten vallen als ze gestopt zijn in een zwart gat en krijgen het moeilijk. Je staat niet meer in de schijnwerpers, bent al snel vergeten. En de hele structuur van dagelijks trainen en wekelijks wedstrijden spelen is ineens verdwenen. Logisch dat het moeite kost om een ander ritme te vinden in je leven. Studies tonen aan dat er allerlei psychische problemen kunnen optreden, zoals depressie, stressklachten, een negatief zelf beeld en verminderd zelfvertrouwen.’ ‘We hebben inmiddels contact gehad met NOC/NSF om te zien of ze bij andere topsporters ook langetermijnproblemen tegenkomen. Na de Olympische Spelen gaan we daar verder praten.’
AMC M aga zine september 2012
9
Foto: Pim Ras/Hollandse Hoogte
n i e u w e
v i t am i n e
Afvallen met melk De vitamine nicotinamide riboside beschermt muizen op een vet dieet tegen overgewicht, voorkomt diabetes en verbetert de conditie. Maar dat het stofje in melk en bier zit, maakt van beide dranken nog geen wondermiddeltjes, waarschuwt AMC-onderzoeker Riekelt Houtkooper.
Rob Buiter
‘Melk maakt slank’ en ‘van bier krijg je een beter uithoudingsvermogen’. De populaire pers wist wel raad met het nieuws over de recent ontdekte vitamine nicotinamide riboside. Uit muizenonderzoek van medisch bioloog Riekelt Houtkooper en collega’s in Zwitserland, bleek dat een dieet dat hiermee was verrijkt de dieren beschermt tegen obesitas en diabetes type 2 en ze bovendien een betere conditie geeft. De stof was al enige tijd bekend uit het bacterieonderzoek. Maar nu is dus ontdekt dat de vitamine ook bij zoogdieren een belangrijke rol vervult in de stofwisseling. En het mooiste nieuws: nicotinamide riboside blijkt gewoon in melk te zitten en als klap op de vuurpijl ook nog in biergist, zoals bijvoorbeeld in de zwaardere Belgische bieren met gist op de fles. De manier waarop websites en ook enkele kranten met het nieuws aan de haal gingen, deed onderzoeker Houtkooper enigszins denken aan een voorbije hype rond de stof resveratrol. ‘Enkele jaren geleden is ontdekt dat resveratrol kan beschermen tegen hartaandoeningen en tegen obesitas. Die stof zit in de schil van druiven, dus werd al snel geroepen dat rode wijn beschermt tegen hartkwalen. Maar om genoeg resveratrol via wijn binnen te krijgen, zou je niet minder dan 40.000 liter per dag moeten drinken. Daar kleven op zijn zachtst gezegd wat andere nadelen aan’, lacht Houtkooper. Hoeveel melk of bier je moet drinken voor een serieuze dosering van de vitamine nicotinamide riboside (NR) durft Houtkooper nog helemaal niet te zeggen. ‘Ten eerste hebben we tot nu toe alleen de effecten gemeten bij muizen, niet bij mensen. Ten tweede is de vitamine zó onbekend dat we nog niet eens precies weten hoeveel ervan in melk of bier zit.’
10
AMC M aga zine september 2012
Dát de vitamine wetenschappelijk veelbelovend is, daarvoor durft Houtkooper al wel zijn handen in het vuur te steken. De onderzoeker bracht de afgelopen drie jaar door in het Zwitserse laboratorium van professor Johan Auwerx aan de École Polytechnique te Lausanne. Met een Rubicon-beurs van NWO onderzocht hij er hoe de verstoring van de energievoorziening in de cellen – door de mitochondriën, een soort energiecentrales – bijdraagt aan het ontstaan van stofwisselingsziekten. ‘Mijn eerste interesse, vanuit mijn promotieonderzoek in het AMC, lag op het gebied van zeldzame mitochondriale stofwisselingsziekten. Het doel van het werk in Zwitserland was om verder te kijken naar algemene stofwisselingsziekten, zoals obesitas en diabetes, en veroudering. Hierbij kwam naar voren dat NR de stofwisseling in de mitochondriën structureel verbetert.’ Met de kennis over NR en de energievoorziening in het achterhoofd, fabriceerden de onderzoekers in Zwitserland een synthetische versie van de vitamine. Die gaven ze vervolgens in verschillende proefopstellingen aan muizen, vertelt Houtkooper. ‘Als we de proefdieren op een muizenversie van een snackbardieet zetten, dus met een overmaat aan vet, dan werden ze uiteraard dikker. Maar gaven we ze bij die vette hap ook NR, dan nam hun gewicht dertig procent minder toe dan zonder de vitamine.’ Ook keken de onderzoekers wat de vitamine deed in het voorkómen van diabetes. Waar muizen op een ongezond dieet diabetes type 2 ontwikkelden, werden ze daartegen beschermd door toevoeging van NR aan het voer. In een tweede experiment keken Houtkooper en zijn collega’s naar de effecten van NR op de conditie. Muizen op een gewoon dieet bleken door toevoeging van de vitamine veel beter te presteren tijdens een looptest. Beja arde wormen
Met een Postdoc beurs werkt Houtkooper sinds begin dit jaar weer in het AMC, bij het laboratorium Genetische Metabole Ziekten. De commerciële besognes van de ‘melkvitamine’ liet hij bij de collega’s in Zwitserland. ‘Zij zullen concreet gaan onderzoeken hoe het verder moet met het “product” NR. Het zal nog niet eenvoudig zijn om de stof commercieel te produceren.
Foto: Luuk van der Lee/ Hollandse Hoogte
In Europa zijn de regels voor toevoegingen aan voedsel strenger dan bijvoorbeeld in de VS. Daar is een stof als resveratrol gewoon verkrijgbaar bij de drogist. En voor een farmaceutisch bedrijf zullen de commerciële perspectieven van een vitamine als NR waarschijnlijk niet interessant genoeg zijn voor grootschalige productie. We moeten het afwachten.’ Dat neemt niet weg dat de wetenschappelijke interesse van Houtkooper in de nieuwe vitamine nog onverminderd groot is. ‘Mitochondriën spelen een centrale rol bij fundamentele processen rond veroudering. Daarom zullen de collega’s in Zwitserland de komende tijd onderzoeken wat de effecten zijn van NR op de levensduur van de worm C. elegans. Dat is een veelgebruikt modeldier in het onderzoek naar veroudering. Bij deze dieren praat je immers in termen van dagen als het over grote stappen gaat in verouderingsprocessen. Bij muizen moet je dan al gauw jaren wachten, om over verouderingsonderzoek bij mensen nog maar te zwijgen.’ In Amsterdam zal Houtkooper ook naar de invloed van de mitochondriën op veroudering blijven kijken. ‘Ik wil specifiek onderzoeken welke genen betrokken zijn bij verouderingsprocessen en welke rol de vetaf braak hierin speelt.’ Cholesterol
Volgens Houtkooper zou NR ook kunnen worden onderzocht als mogelijke therapie tegen zeldzame metabole aandoeningen. ‘Bij veel van die ziekten werken de mitochondriën niet goed. Daar zou NR veel kunnen
betekenen, maar hiervoor is aanvullend onderzoek nodig. En dan is het misschien juist een voordeel dat NR een natuurlijke stof is en geen ingewikkeld medicijn dat door heel veel patenten beschermd wordt. De problematiek van veel dure ‘weesgeneesmiddelen’, die maar voor een heel kleine groep patiënten interessant zijn, zou je daarmee wellicht kunnen voorkómen.’ Ook op het gebied van de potentiële bijwerkingen is een medicijn op basis van NR veelbelovend, denkt Houtkooper. ‘De stof is enigszins vergelijkbaar met niacine, of vitamine B3. Dat wordt onder andere gebruikt als medicijn bij het reguleren van de cholesterolniveaus. Maar dat vitamine kent wel bijwerkingen. Je moet het in redelijk hoge doseringen gebruiken, enkele grammen per dag. Mensen die dat slikken, krijgen nogal eens last van ‘flushing’, zeg maar opvliegers met overmatig blozen. In muizen verlaagt NR de LDL, zeg maar ‘het slechte cholesterol’. Maar omdat het net iets anders werkt dan niacine heeft het niet dezelfde bijwerkingen.’ Of er op enig moment ook een ‘wondermiddel’ tegen overgewicht op de markt zal komen op basis van NR? Houtkooper zou het niet durven beweren. ‘Maar ga in ieder geval geen grote hoeveelheden melk drinken om deze vitamine binnen te krijgen. Behalve de vermoedelijk heel geringe hoeveelheden NR zit er in melk namelijk ook gewoon vet. Om over de effecten van de sterke Belgische bieren met NR-houdend gist maar te zwijgen.’
AMC M aga zine september 2012
11
pa r a s i e t e n
De stiekeme opmars van Chagas Via migratie verspreidt de ziekte van Chagas zich langzaam van Zuid-Amerika naar Europa. Het AMC brengt de verspreiding in kaart en biedt behandeling aan voor deze ‘angstaanjagende’, levensbedreigende ziekte. Jasper Enkl aar
De Zuidamerikaanse wants, doorgeefluik van de ziekte van Chagas Foto: Science Photo Library/ANP
Het is een onooglijk beestje, de Trypanosoma cruzi, maar wel een dat de gastheer hoogst onaangename consequenties kan bezorgen. Deze parasiet is de veroorzaker van de ziekte van Chagas. In de acute fase is het beestje nog goed aan te pakken, maar daarna duikt de parasiet onder, verstopt zich in spier- en zenuwcellen van het hart en van het maagdarmstelsel. Het kan daarna wel tien of twintig jaar duren voordat iemand klachten krijgt. De parasiet is endemisch in delen van Midden- en Zuid-Amerika en komt voor bij naar schatting tien miljoen mensen. Het overbrengen van Chagas gebeurt het meest via een transfusie met besmet donorbloed en door een geïnfecteerde wants, de kissing bug. De wants laat zich ’s nachts vallen, prikt een menselijk slachtoffer liefst in het gezicht (aangetrokken door uitgeademde kooldioxide), zuigt bloed op en poept tegelijkertijd. Zo komt besmette ontlasting vlakbij het beetwondje. Het slachtoffer wrijft over de jeukende wond en zorgt er zo zelf voor dat de parasiet daarin terechtkomt. Van
12
AMC M aga zine september 2012
de geïnfecteerden krijgt zeventig tot tachtig procent nooit klachten. Voor degenen die wel gezondheidsproblemen ontwikkelen, kan het zeer ernstig verlopen. In het ergste geval eindigt Chagas met beschadiging van de hartspier en het geleidingssysteem van het hart en uitgezette ingewanden, tot de dood erop volgt. ‘Het is een angstaanjagende ziekte’, zegt parasitoloog en artsmicrobioloog Tom van Gool, voordat hij wat plaatjes laat zien van de uiterste gevolgen van Chagas. De aandoening is in de acute fase goed behandelbaar, zeker bij kinderen. Voor de chronische fase is dat minder zeker. Het is bekend dat de vroeg-chronische fase bij circa zestig procent van de kinderen effectief behandeld kan worden. Voor volwassenen zijn die cijfers niet bekend. Van Gool: ‘Tegen een sluimerende parasiet kun je een kuur aanbieden – daar zijn middelen voor – waardoor we denken dat de progressie van de ziekte afneemt. Grote vraag is of dat echt zo is.’ Er lopen in Zuid-Amerika grote studies over het effect van behandeling bij ouderen. Misschien dat daar in 2013 uitsluitsel over komt. Toenemende migr atie
Chagas was een zeldzame importziekte, maar met de toenemende migratie vanuit Zuid-Amerika lijkt het een groeiend probleem in Europa te worden. ‘Sinds de aanslag op de Twin Towers is de migratie uit Zuid-Amerika naar Europa verschoven’, zegt moleculair bioloog Aldert Bart. ‘Het grote aantal immigranten in Spanje heeft de
aandacht van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) getrokken.’ Vorig jaar publiceerden Bart en Van Gool een artikel over Chagas in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde om het bewustzijn te vergroten over de relatief onbekende ziekte. Het tweetal zit namens het AMC in een WHO-werkgroep die een Europees informatie- en surveillancesysteem voor Chagas opzet. De inspanningen van de Wereldgezondheidsorganisatie hebben ertoe geleid dat er langzaam meer zicht komt op de prevalentie van de aandoening in Europa. In Spanje is na actieve screening van bloeddonoren het grootste aantal patiënten geïdentificeerd: meer dan 3500. De schatting van het totaal aantal geïnfecteerden ligt veel hoger: tussen de 40.000 en 65.000. Voor andere landen zijn de cijfers minder duidelijk. Zo zou volgens officiële statistieken Duitsland slechts vijf Chagasgevallen kennen. Het veel kleinere Zwitserland heeft er 180. Dat opmerkelijke verschil is verklaarbaar door het enkele feit dat een Zwitserse onderzoeker er zelf op uit is gegaan om bij een aantal kerken Boliviaanse illegalen te testen. Veel meer ge vallen
Bart en Van Gool onderzochten de cijfers voor Nederland. Hier zijn de afgelopen jaren zeven seropositieve gevallen gediagnosticeerd. Het is echter waarschijnlijk dat er veel meer geïnfecteerde mensen zijn. Nederland heeft namelijk na Spanje het hoogste percentage immigranten uit Zuid-Amerika. De WHO komt voor ons land op een aantal van bijna drieduizend seropositieven. Deze schatting is gebaseerd op een rekensom van het aantal immigranten uit Zuid-Amerika maal de prevalentie in het land van herkomst. Voor Nederland is met name Suriname van belang. De WHO gebruikt voor Suriname de prevalentiecijfers van de Pan American Health Organization (PAHO). Van Gool en Bart zetten echter hun vraagtekens bij die getallen, mede door hun intensieve contacten met Surinaamse artsen. ‘Wij zijn iets kritischer’, zegt Bart. ‘De PAHO-cijfers strookten niet met de klinische ervaring in Suriname. Wij komen op een lagere prevalentie.’ Zij schatten het totaal aantal Chagas-seropositieven in Nederland op 726. Toch blijven er veel onzekere factoren, zoals het onbekende aantal illegale ZuidAmerikaanse immigranten, autochtone Nederlanders die lang in Zuid-Amerika hebben gewoond, of tweede generatie Latijns-Amerikaanse immigranten. Rekening houdend met die onzekerheden schatten Van Gool en Bart dat Nederland tussen de 700 en 3000 Chagasgevallen kent. Daarvan zal zo’n dertig procent symptomen gaan vertonen: dat betekent 200 tot 900 patiënten die op den duur ernstige klachten zullen krijgen. Onder controle
In Zuid-Amerika is Chagas aardig teruggedrongen met grote bestrijdingsprogramma’s tegen wantsen en controle van bloeddonoren, vertelt Van Gool. ‘Eind
jaren tachtig van de vorige eeuw was de ziekte daar met achttien miljoen geïnfecteerden en honderd miljoen mensen in risicogebieden belangrijker dan alle andere parasitaire infectieziekten. De maatregelen om de aandoening onder controle te krijgen, zijn een enorm succes geweest.’ In Nederland komen geen wantsen voor die de ziekte van Chagas kunnen overbrengen. Maar de transmissie kan wel plaatsvinden via bloed, een orgaandonatie of bij een geboorte van moeder op kind. Daarom is Van Gool samen met Hans Zaaijer, die zowel in het AMC als bij Sanquin werkt, een onderzoek gestart of antistoffen tegen Chagas voorkomen onder bloeddonoren in Nederland die een bepaalde relatie hebben met Zuid-Amerika. De afgelopen paar maanden zijn zo’n vierhonderd bloedmonsters verzameld en onderzocht. Die bleken allemaal negatief. Dat is geruststellend, maar toch zet Sanquin het onderzoek voort. Nu meer specifiek gericht op donoren met een relatie met Colombia en Bolivia en gedurende een jaar lang. E x treem moeilijk
Het AMC is naast het RIVM de enige instelling in Nederland die Chagas in de chronische fase kan aantonen. Van Gool: ‘De diagnose is makkelijk in de acute fase, maar die stadia zien we in Nederland niet veel. In de chronische fase verdwijnt de parasiet uit het bloed en raken organen, het zenuwstelsel en de spieren langzaam beschadigd. Dan zijn parasieten extreem moeilijk te vinden. We gebruiken verschillende technieken voor antistof bepaling. Een van onze lijnen van onderzoek is het ontwikkelen van betere sero-diagnostische testen.’ Ook werkt het AMC aan het ontwikkelen van moleculaire detectie om beter te monitoren of de therapie aanslaat. Voor de behandeling van Chagas heeft het AMC nu een multidisciplinair team opgezet, samen met de afdelingen Cardiologie, Maag-, Darm-, Leverziekten en Tropengeneeskunde.
AMC M aga zine september 2012
13
Twee insecten die Chagas verspreiden worden aan kinderen in Bolivia getoond. Foto: Christian Lombardi/Hollandse Hoogte
m e n s g e b o n d e n
o n d e r z o e k
Proefpersonen moeten niet zeuren Proefpersonen die gezondheidsschade oplopen door medisch-wetenschappelijk onderzoek, krijgen die schade zelden vergoed. Dat blijkt uit de recente evaluatie van de Wet op het Medisch-wetenschappelijk Onderzoek (WMO) in opdracht van ZonMw. De oplossing ligt voor de hand: red de proefpersonenverzekering uit handen van de verzekeraars. Want een fatsoenlijk uitkeringsbeleid verdraagt zich niet met commerciële doelstellingen.
Simon K nepper
‘De slinger is doorgeslagen’, zegt AMC-jurist Corrette Ploem. ‘Eerst was de verplichte proefpersonenverzekering niet aanlokkelijk genoeg voor de verzekeraars. In 2003 reageerde de overheid met verlaging van de maximumbedragen en met verruimde uitsluitingsgronden. En nu wordt er weliswaar volop verzekerd maar bijna niets uitgekeerd. Het is een eenzijdig lucratieve business voor de verzekeraars geworden.’ De cijfers spreken voor zich. Voor de proefpersonen die in Nederland deelnemen aan medisch-wetenschappelijk onderzoek worden jaarlijks zo’n 300.000 verplichte verzekeringen afgesloten. Maar het aantal jaarlijks ingediende schadeclaims komt nauwelijks boven de twintig uit, terwijl de hoeveelheid toegekende vorderingen blijft steken op drie à vier. In haar evaluatie van de WMO stelt ZonMw dat de totale premieopbrengst – minstens 3 miljoen euro per jaar, waarvan 1,2 miljoen uit het budget van de universitair medische centra – daarmee in geen enkele verhouding staat tot de (hooguit) drie ton die de verzekeraars aan uitkeringen kwijt zijn. De proefpersonenverzekering schiet zijn doel voorbij, concludeert ZonMw in navolging van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO), die de kwestie vorig jaar al aankaartte. Waar gaat het mis? Eigenlijk al bij de uitsluitingsclausules. Want wat de verzekering uitdrukkelijk niet dekt, is een gezondheidsverslechtering door andere
14
AMC M aga zine september 2012
oorzaken dan het onderzoek waaraan de proefpersoon heeft meegedaan. Bij proefpersonen die tegelijk patiënt zijn, is dat rampzalig, oordeelt Ploem, die lid is van de medisch-ethische toetsingscommissies van zowel het AMC als het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis. ‘Juist aan experimenteel medisch onderzoek nemen vaak patiënten deel die aan voortschrijdende aandoeningen lijden. Zie dan maar eens aan te tonen dat je gezondheidsproblemen dáár niet mee samenhangen. Daar komt bij: je recht halen is voor zulke patiënten een enorme onderneming. Ze moeten de schade zelf aanhangig maken bij een private partij die vóór alles commerciële belangen heeft. In de praktijk lijken de verzekeraars vooral een ontmoedigingsbeleid te voeren. Mochten ze al schade claimen, dan geven patiënten er vaak al na het eerste contact de brui aan. Die hebben natuurlijk wel iets anders aan hun hoofd dan de strijd aan te gaan, als ze te verstaan krijgen hoe klein de succeskans is.’ Wil zo’n patiënt zijn zaak niettemin doorzetten en wordt zijn claim afgewezen, dan moet hij volgens Ploem van goeden huize komen om zijn gelijk hogerop te kunnen zoeken. ‘Voor een advocaat ben je gauw tien- tot twintigduizend euro kwijt. Tenzij je daar een rechtsbijstandsverzekering voor hebt afgesloten, maar’ – Ploem zoekt even naar een genuanceerde formulering – ‘dat levert niet altijd de beste advocaat op.’ Extra complicatie is dat de meeste advocaten wel ervaring hebben met aansprakelijkheid, dat wil zeggen: met het aantonen van vermeende fouten, maar niet met de proefpersonenverzekering. ‘Daarbij gaat het erom schade vast te stellen die samenhangt met een correct uitgevoerd onderzoek, wat iets heel anders is.’ Fatsoenlijk l and
Hoe kunnen proefpersonen beter beschermd worden? Omkering van de bewijslast werkt niet, meent de ZonMw-commissie die de evaluatie voor haar rekening heeft genomen. Ploem stemt ermee in. ‘Als je verzekeraars vraagt de afwezigheid van causaal verband te bewijzen, maak je het ze wel heel moeilijk.’ Toch moet de bewijslast voor de proefpersoon worden verlicht, schrijft de commissie in haar advies aan minister Schippers van VWS. Hoe bijvoorbeeld? ‘Je zou in elk
Comedy Central hing deze advertentie twee jaar geleden op bij wijze van grap. Het bleek een reclamestunt te zijn voor een nieuwe tv-serie over het hoofd van de ontwikkelingsafdeling van Veridian Dynamics, voor wie geen onderzoek of uitvinding te ver gaat. Foto: Peter Hilz/Hollandse Hoogte
geval kunnen denken aan een laagdrempelige, onafhankelijke beroepscommissie die een bindend oordeel kan geven’, suggereert internist Mieke Trip, voorzitter van de Medisch Ethische Toetsingscommissie AMC die jaarlijks twaalf- tot twintigduizend proefpersonen voorbij ziet komen. ‘Die breng je dan onder bij de CCMO of het ministerie van VWS.’ Maar het eigenlijke probleem zit dieper, oordelen zowel Trip als Ploem. Eigenlijk leent dit soort verzekering zich niet voor commerciële exploitatie. Veel meer voelen beiden voor het alternatief dat in navolging van de CCMO door ZonMw wordt aangedragen: een landelijk, door de overheid te beheren schadefonds. Ploem: ‘Al die premiegelden die nu in de verzekeringskassen vloeien, vijftien euro per persoon als we het over het AMC hebben, stop je dan in zo’n onaf hankelijk fonds. Dat kan zich permitteren om zich veel schappelijker op te stellen dan private verzekeraars.’ Een fatsoenlijk land legt de verzekeringstaak niet in commerciële handen, onderschrijft Trip. ‘Het vooruithelpen van de medische wetenschap is een expliciet overheidsdoel en dat vooruithelpen lukt niet zonder proefpersonen die risico’s lopen. Dus als overheid zorg je óók voor ruimhartige en laagdrempelige vergoedingen, in plaats van schadeclaimers zo veel mogelijk het bos in te sturen.’ En als we dan toch fatsoenlijker worden: Ploem pleit er nadrukkelijk voor eveneens de uitsluitingsclausules te beperken. Niet gedekt zijn in de huidige verzekering namelijk óók alle risico’s ‘waarover de proefpersoon van tevoren is ingelicht’. Wat welbeschouwd natuurlijk hoogst onbillijk is. Ploem: ‘Stel dat je als patiënt meedoet aan een experimentele behandeling met een
aanzienlijk risico op nierfalen, en je hebt de pech een nierbeschadiging op te lopen. Moet je dan zeggen: eigen schuld, dikke bult? Ik vind dat raar. Waarom zou tegenover die pech geen redelijke vergoeding mogen staan?’ AMC-collega Trip: ‘Nu lok je uit wat we ook al in de VS zien: ellenlange, onleesbare informatieformulieren waarin alle mogelijke bijwerkingen zijn opgenomen, tot en met reacties die één keer bij een cavia zijn gezien. Alleen maar om ingedekt te zijn. Als ook ingecalculeerde gezondheidsschade voortaan een reële kans maakt op financiële vergoeding, voorkomen we dat soort flauwekul.’ Niet van harte
Inmiddels gebiedt de realiteit te erkennen dat de instelling van een schadefonds nog ver weg lijkt. Onder druk van de kamer zegde minister Schippers in september vorig jaar toe de mogelijkheid van zo’n fonds te onderzoeken, maar van harte ging het niet. In één moeite door benadrukte de bewindsvrouwe immers dat een landelijk fonds wat haar betreft ‘te veel denken in één richting’ was, alsmede ‘weinig realistisch’. Politiek en economisch zit het tij tegen, bevestigt Trip. ‘Alles wat geen geld oplevert, wordt nu natuurlijk op de lange baan geschoven.’ Maar wie weet. Tegen de tijd dat dit tijdschrift op de deurmat valt, staat er misschien al een kabinet aan te komen dat er minder beducht voor is de private sector voor het hoofd te stoten. En dat zich meer bekommert om een groep die juist zijn kwetsbaarheid inzet voor het algemeen belang – een minder vanzelfsprekend gebaar dan kennelijk wordt verondersteld.
AMC M aga zine september 2012
15
n i e r d i a ly s e
Vroeg starten met nierdialyse lijkt minder profijtelijk dan aanvankelijk werd gedacht. Ook is niet goed vastgesteld wat het optimale tijdstip is om met dialyse te beginnen en wat daarbij de overwegingen zijn van arts en patiënt. Met een subsidie van 2,2 miljoen euro probeert de EQUAL-studie daar meer zicht op te krijgen. 3500 oudere patiënten in vijf Europese landen worden vier jaar lang gevolgd. Epidemioloog Kitty Jager leidt het onderzoek.
Vroeger niet per se beter Pieter L omans
Nieren zuiveren ons bloed van afvalstoffen. Als deze afvalverwerkers – we hebben er twee – beginnen te haperen, ontstaat nierfalen. Gaan de nieren nog verder achteruit waardoor ze nauwelijks meer functioneren, dan kunnen ze worden ondersteund met dialyse. Dit is een kunstmatige vorm van bloedzuivering, waarbij de patiënt meerdere keren per week wordt aangesloten op een dialyseapparaat of zelf een aantal keren per dag afvalstoffen en vocht verwijdert door middel van buikspoelingen. Dialyse is minder goed dan een natuurlijke nier en neemt slechts een deel van de zuivering over. Desondanks functioneert de patiënt er wel beter door en leeft hij ook wat langer. Dat is in grote lijnen het idee. Maar langzaam vertoont deze opvatting enkele barstjes en scheuren en wordt er aan het verhaal geknaagd, vooral wanneer het oudere patiënten betreft. ‘Tussen 2005 en 2010 zijn studies verschenen, die aangeven dat vroeg beginnen met dialyse wel eens minder goed kan zijn dan gedacht’, zegt Kitty Jager, epidemioloog in het AMC. ‘Volgens enkele onderzoeken zou de sterfte onder patiënten door dat
16
AMC M aga zine september 2012
vroege starten zelfs toenemen. Maar er was meer. Dialyse is niet alleen bedoeld om het leven van patiënten te verlengen, maar ook om de kwaliteit van hun leven te verbeteren. Ook op dat punt ontstond twijfel. Want dialyse is een chronische, belastende behandeling waar je de rest van je leven aan vast zit. Hoe sterk vreet die behandeling aan de kwaliteit van dat leven?’ De twijfel was ontstaan door zogeheten observationele studies die in de wetenschappelijke pikorde wat minder bewijskracht hebben dan gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken. Het resultaat van een recent uitgevoerde observationele studie maakte de verwarring alleen maar groter. Jager: ‘De conclusie luidt dat het niet zoveel uitmaakt of je vroeg of laat begint met dialyse. Nu weten nefrologen niet meer zo goed waar ze hun keuze op moeten baseren en op welk tijdstip een patiënt het beste kan beginnen.’ 65-plussers
De EQUAL-studie, die zojuist in vijf Europese landen van start is gegaan en door Jager wordt gecoördineerd, is onder andere bedoeld om een eind te maken aan die impasse, of op zijn minst meer duidelijkheid te verschaffen. Jager: ‘In dit onderzoek volgen we 3500 65-plussers met chronisch nierfalen. Ze hebben al een slechte nierfunctie, maar zijn nog niet aan het dialyseren. We kunnen de stappen naar een eventuele dialyse precies volgen en in kaart brengen hoe dat verloopt. Welke overwegingen en argumenten gebruiken artsen, welke aspecten wegen zwaar voor patiënten en hoe komt de uiteindelijke beslissing tot stand? Zien we verschillen tussen de deelnemende landen Zweden, Groot-Brittannië, Duitsland, Italië en Nederland?’ Daarbij wordt zowel naar objectieve als subjectieve factoren gekeken. Jager: ‘Een groot probleem is, dat we nu niet goed weten hoe we de nierfunctie het beste kunnen bepalen. De meeste nefrologen doen dat aan de hand van een schatting van de GFR, de glomerulaire filtratiesnelheid. Dat is een maat voor de snelheid waarmee bloed wordt gezuiverd. Maar die schatting is mogelijk minder bruikbaar dan we altijd hebben gedacht.’ Om vast te stellen of de GFR een goede maat is – of dat er, naast de symptomen bij een patiënt, beter een andere maat kan worden gebruikt bij de beslissing om wel of niet met dialyse te starten – wordt bij een grote groep patiënten bloed afgenomen en urine verzameld. Jager: ‘Bij een aantal van hen gaan we ook een tracerstudie doen. Deze patiënten krijgen een jodiumhoudend middel ingespoten. Een tijd later nemen we bloed af om te zien hoe snel dat middel weer uit het bloed wordt verwijderd. Dat is een omslachtige, maar heel nauwkeurige manier om de nierfunctie vast te stellen. Die gegevens vergelijken we onder andere met de schat-
ting van de GFR, zodat we kunnen zien hoe nauwkeurig deze maat werkelijk is. Als het goed is, geeft dat een indicatie hoe een arts de nierfunctie betrouwbaar kan vaststellen. Dat is belangrijk om zo objectief mogelijk te bepalen wanneer de nierfunctie zo ver is afgenomen dat een patiënt dialyse kan overwegen.’ individuele overwegingen
Daarmee stipt Jager meteen een andere essentiële onderzoeksvraag aan, want hoe vindt de besluitvorming precies plaats? Wanneer meent een arts dat het tijd wordt voor dialyse? Brengt hij dat als een boodschap of als een punt om te overwegen? Vindt het besluit plaats na een gezamenlijk overleg of komt de patiënt er nauwelijks aan te pas? En als de patiënt zijn rol opeist, welke argumenten zijn dan voor hem van belang? Voor Nederlandse artsen kan dat misschien raar klinken, maar de manier waarop artsen en patiënten met elkaar omgaan, verschilt nogal per land. Jager: ‘Een Britse nefroloog vatte onlangs treffend samen hoe haar patiënten tegen de beslissing van wel of niet dialyseren aankijken: “Don’t decide about me, without me”, kortom, neem geen beslissingen zonder me erbij te betrekken. In de praktijk zie je dat de overwegingen van patiënten ook enorm uiteenlopen. De een, hoogbejaard en met allerlei andere aandoeningen, kiest er niet voor om de tijd die hem nog rest voor een deel in het dialysecentrum door te brengen. Veel te vermoeiend en het draagt in zijn ogen niet meer bij aan zijn kwaliteit van leven. Een ander kiest er wel voor, omdat zijn kleinkind over een jaar gaat trouwen en hij daar graag nog bij wil zijn. Individuele overwegingen waar artsen en patiënten – in samenhang met alle andere gegevens en overwegingen – goed met elkaar over moeten spreken.’ Alle onderzoeksvragen grijpen op elkaar in. Want een arts moet weten wanneer de nierfunctie echt te laag wordt. Op basis daarvan kan hij op het juiste moment het onderwerp dialyse ter sprake brengen. Voor de patiënt is het dan belangrijk om te weten de spoelingen voor zijn persoonlijk leven gaan betekenen. Hoe vaak moet hij gaan dialyseren? Of kan hij misschien zonder dialyse nog een behoorlijke tijd doorgaan met een redelijke kwaliteit van leven? Jager: ‘Vooral in GrootBrittannië wint die gedachte terrein. Volgens sommige nefrologen is het geld dat aan dialyse wordt uitgegeven soms beter besteed aan extra (thuis)zorg en andere zaken om patiënten te ondersteunen, waardoor zij een aangenamer leven kunnen leiden dan nu het geval is. Die discussie moeten we zeker voeren, maar dat gaat het beste op basis van goede, betrouwbare gegevens. EQUAL wil daar de komende jaren een essentiële bijdrage aan leveren.’ Foto: Xander Remkes
AMC M aga zine september 2012
17
pr o m o t i e s e n o r at i e s s ep t e m b er
of operatie. Rode cellen voor bloedtransfusie worden in Nederland tot 35 dagen na donatie bewaard. Maar tijdens het bewaren treden er veranderingen op. Om dat te kunnen tegengaan, testte Burger een nieuwe bewaarvloeistof en bracht hij in laboratoriumexperimenten de voordelen van deze vloeistof in kaart. Tevens onderzocht hij welke veranderingen tijdens het bewaren verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de lagere transfusieopbrengsten die zijn waargenomen bij patiënten. Daarbij ontdekte hij onder meer een nieuw mechanisme dat verklaart hoe beschadigde rode bloedcellen in het lichaam worden opgeruimd. Promotor: prof. dr. A.J. Verhoeven Co-promotores: dr. D. de Korte (Sanquin) en dr. R. van Bruggen (Sanquin) Tijd: 10.00 uur
deling kan hoger zijn dan het risico dat het aneurysma later scheurt. Daarom is informatie nodig over eigenschappen en omloop van het bloed om besluitvorming over het wel of niet behandelen van een aneurysma te vergemakkelijken. De enige techniek die stromingspatronen kan meten is phase contrast MRI (PC-MRI). Het proefschrift beschrijft validatie van PC-MRI in vitro (buiten het lichaam) en in vivo (in het lichaam), strategieën die de acquisitie (een technisch onderdeel van het proces) moeten verbeteren en een toepassing voor het berekenen van de schuifspanning van het bloed op de aneurysmawand met PC-MRI. Promotores: prof. dr. E.T. van Bavel en prof. dr. C.B.L.M. Majoie Co-promotor: dr. A.J. Nederveen Tijd: 10.00 uur
19 Promotie Psychose
20 Promotie A anma ak
Julia Meijer: ‘Understanding cognitive heterogeneity in psychosis and high risk individuals’. Patiënten met een psychotische stoornis ervaren vaak problemen bij het verwerken van informatie. Dat heeft een negatieve invloed op hun sociaal en beroepsmatig functioneren. De ernst van cognitieve problemen kan sterk verschillen tussen patiënten onderling. Meijer keek of deze verschillen te verklaren zijn uit drugsgebruik – frequent gebruik nu en in het verleden was namelijk geassocieerd met meer problemen in verbaal leren en werkgeheugen. Er bleek geen verband met obsessief-compulsieve symptomen (angst- en dwangstoornissen). Patiënten met een psychose zijn minder goed in geuridentificatie. Wellicht kan dat in de toekomst gebruikt worden als marker voor het risico op het ontwikkelen van een psychose. Promotores: prof. dr. L. de Haan en prof. dr. D.H.Linszen Co-promotor: dr. C.J. Meijer Tijd: 13.00 uur
Quteba Ebrahem: ‘Angiogenesis modulators in retinal degenerative diseases’. Angiogenese (aanmaak van nieuwe bloedvaten) speelt een cruciale rol in degeneratieve ziektes van het netvlies zoals diabetische retinopathie en leeftijd-gerelateerde maculadegeneratie. Ebrahem identificeerde een aantal factoren die een rol spelen in deze processen. Naast de al bekende vascular endothelial growth factor (VEGF) zijn dat betacellulin, een groeifactor behorend tot de familie van epidermale groeifactoren, en carboxyethylpyrrole, een geoxideerd vetzuurderivaat. Ook toonde hij aan dat specifieke proteases en hun remmers een rol spelen in activatie en remming van deze modulatoren van angiogenese. De bevindingen zijn van belang om degeneratieve ziektes van het netvlies beter te begrijpen en specifieke therapieën te ontwikkelen. Promotor: prof. dr. C.J.F. van Noorden Tijd: 12.00 uur
bloedvaten in het oog
21 Promotie Hepatitis C 20 Promotie Aneurysma’s
Pim van Ooij: ‘Phase contrast MRI in intracranial aneurysms’. Intracraniële aneurysma’s zijn uitstulpingen van bloedvaten in de hersenen. Aneurysma’s die nog niet zijn gescheurd, kunnen behandeld worden door het inbrengen van platina coils. Echter, het risico op complicaties tijdens de behan-
Joep de Bruijne: ‘Direct-acting antiviral therapy for chronic hepatitis C’. De studies in dit proefschrift geven meer inzicht in de veiligheid, toepasbaarheid en het werkingsmechanisme van nieuwe direct-acting antivirals voor de behandeling van chronische hepatitis C. Deze nieuwe generatie geneesmiddelen bezit een sterke antivirale activiteit
18
waardoor meer patiënten een blijvende virale respons bereiken ten opzichte van de oude standaardbehandeling met peg-interferon en ribavirine. Wel blijkt dat er resistente virusvarianten ontstaan na behandeling met proteaseremmers (een van de nieuwe antivirale middelen) en dat dit kan leiden tot falen van de therapie. Tevens toonde De Bruijne aan dat het merendeel, maar niet alle, resistente virusvarianten verdwijnen na het staken van de therapie en dat patiënten succesvol kunnen worden herbehandeld met een vergelijkbare proteaseremmer. Promotores: prof. dr. U.H.W. Beuers en prof. dr. P.L.M. Jansen Co-promotores: dr. H.W. Reesink en dr. R. Molenkamp Tijd: 10.00 uur 21 Promotie Diverticulitis
Hilko Swank: ‘Minimally invasive surgery for lower abdominal peritonitis’. Swank onderzocht een nieuwe behandeling voor geperforeerde diverticulitis. Bij deze ziekte is het het laatste deel van de dikke darm ontstoken, en is een gaatje in de darm ontstaan. Swank onderzocht drie behandelingen hiervoor. Bij de twee bestaande therapieën wordt het zieke stuk darm weggesneden en een stoma aangelegd. Bij een derde, nieuwe behandeling wordt de buik met een kijkbuis onderzocht en alleen schoongespoeld met water. De nieuwe aanpak is veelbelovend, maar lijkt niet voor alle patiënten geschikt. Promotores: prof. dr. W.A. Bemelman en prof. dr. J.F. Lange Tijd: 11.00 uur
centage kent (90 procent). Angiografie en embolisatie van acute bloedingen vormen een waardevolle aanvulling op een observationele behandeling en verhogen de kans op een succesvolle niet-operatieve aanpak. Promotores: prof. dr. J.C. Goslings en prof. dr. J.A. Reekers Co-promotores: dr. K.J. Ponsen en dr. O.M. van Delden Tijd: 12.00 uur 21 Promotie Cognitie ve gedr agsther apie bij onverkl a arde buikpijn
Shelley van der Veek: ‘A psychosocial perspective on pediatric functional abdominal pain: risk factors and treatment’. Van der Veek onderzocht het effect van cognitieve gedragstherapie (CGT) bij kinderen met lichamelijk onverklaarde buikpijn. Honderdvier kinderen bezochten ofwel zes maal een psycholoog, ofwel zes maal een arts. Beide behandelingen bleken effectief. Een jaar na afloop van de behandeling leidde CGT bij 60 procent van de kinderen tot een afname van de buikpijn; bij reguliere medische zorg was dat 56 procent. De vraag is welke aspecten van beide behandelingen nu precies hebben geleid tot deze verandering. Waarschijnlijk kan de verbetering voor een deel op het conto worden geschreven van specifieke factoren, en voor een deel aan de goede band met de zorgverlener. Promotores: prof. dr. F. Boer en prof. dr. E. de Haan Co-promotores: dr. H.H.F. Derkx, prof. dr. M.A. Benninga en dr. R.J.L. Lindauer Tijd: 14.00 uur
21 Promotie
Cees van der Vlies: ‘Blunt abdominal trauma. Changing patterns in diagnostic and treatment strategies’. Een stomp trauma van de buik (door bijvoorbeeld een auto-ongeluk, een val van grote hoogte, een stuur in de buik) is de meest voorkomende oorzaak van buikletsel in Nederland. Van der Vlies keek naar de diagnostiek en behandeling van patiënten. Een CT-scan is de gouden standaard om stomp buikletsel aan te tonen en een behandelplan op te stellen. Daarnaast stelde de promovendus vast dat niet-operatieve behandeling van stomp letsel aan milt, lever en nieren in level 1 traumacentra in Nederland een hoog slagingsper-
AMC M aga zine september 2012
26 Promotie Verpleegkunde
Maria Versloot: ‘Evidence based decisions in nursing and their effect on quality of care’. Evidence-based practice is net als continue kwaliteitsverbetering en klinisch onderzoek een methode om de kwaliteit van zorg te verbeteren. Versloot concentreerde zich in haar proefschrift op evidence-based besluitvorming bij vier verschillende (verpleegkundige) beslissingen. Ze onderzocht triagesystemen op de spoedeisende hulp, de effectiviteit van een programma om te stoppen met roken, de Zie verder pagina 25
l o n g o n t s t e k i n g
Sluiproute naar de bloedbaan Een transcriptiefactor blijkt een belangrijke rol te spelen bij het verloop van longontstekingen. Hij zou een nuttig aangrijpingspunt voor medicijnen kunnen zijn. Dat blijkt uit een onderzoek van het Center for Experimental and Molecular Medicine (CEMM) dat in februari werd gepubliceerd in PNAS. ‘Het kostte een lange reeks onderzoeken, maar leverde uiteindelijk spectaculaire resultaten op,’ zegt Arnold Spek van het CEMM. Over het eiwit in kwestie, de transcriptiefactor C/EBP-delta, was nagenoeg niets bekend. Spek stuitte enkele jaren geleden op de transcriptiefactor toen hij nieuwe genen zocht die belangrijk zijn bij ontsteking. Jan Willem Duitman, onderzoeker bij het CEMM, bestudeerde het eiwit nader. Hij gebruikte daarvoor normale muizen en muizen die zo zijn gefokt dat ze de transcriptiefactor niet kunnen aanmaken. De dieren werden besmet met de pneumokokken-bacterie, die bij mensen de meest voorkomende oorzaak is van longontsteking. De muizen zonder het eiwit waren beter beschermd tegen de infectie. Het bleek dat de bacteriën moeilijker via de longen het bloed konden bereiken. Ook voor mensen zou dit een voordeel zijn. Spek: ‘Patiënten met een hardnekkige longontsteking krijgen een antibioticum. Maar als de bacterie de bloedbaan bereikt, is de kans groot dat ze op de IC belanden met organen die uitvallen. Het lokaal houden van een infectie is dus heel belangrijk.’ Om uit te zoeken wat het eiwit precies doet, moesten de onderzoekers erachter komen hoe de bacteriën het bloed binnenkomen. ‘De meest voor de hand liggende manier is dat ze het bovenste laagje cellen stukmaken dat de longen scheidt van de bloedbaan. Dan ontstaan er gaten in deze epitheelllaag waar de bacteriën gewoon doorheen gaan,’ vertelt Duitman. Maar dat bleek niet het geval. Hoe komen de bacteriën dan wel de epitheellaag door? Bij de onderzoekers was maar één andere methode bekend: via de PAF-Receptor, die een belangrijke rol
speelt in ontstekingsreacties. Duitman: ‘Sommige soorten bacteriën blijken zich hieraan te kunnen hechten. Meestal wordt een receptor afgebroken als hij zijn werk heeft gedaan, maar de bacterie maakt misbruik van PAF door er aan de andere kant van de cel weer uit te komen. Het gebruikt de receptor dus als een soort tunnel door de epitheellaag heen.’ Vanaf dat moment concentreerde Duitman zich op het idee dat het eiwit iets deed met de receptor. ‘Een transcriptiefactor is een eiwit dat zich bindt aan een gen op het DNA, om dit sneller of langzamer tot expressie te brengen. Eigenlijk is het dus een soort switch die genen aan- en uitzet.’ Na drie extra onderzoeken was onomstotelijk vastgelegd dat het eiwit verantwoordelijk was voor het ‘aanzetten’ van de PAF-Receptor. ‘Het eiwit zorgt voor meer PAF-receptoren, en daarmee ontstaan er meer tunnels voor de bacteriën.’ De rol van het eiwit vraagt om meer onderzoek. ’Patiënten komen pas in het ziekenhuis als ze al longontsteking hebben. Het is interessant om in een vervolgonderzoek te kijken of muizen die geïnfecteerd zijn nog steeds baat hebben bij het remmen of zelfs verwijderen van het eiwit. Als dat zo is, dan is de tijd rijp voor klinische studies’, zegt Spek. Maar ook andere ontstekingen kunnen worden onderzocht. ‘Als de bacterie in kwestie zich aan een PAF-receptor kan hechten, is er misschien een kans om in te grijpen.’ Spek denkt ook aan een heel andere richting: ‘De receptor speelt eveneens een rol in kanker. Bij een hoog aantal PAFreceptoren kunnen tumoren makkelijker uitzaaien. Misschien kunnen we, als we C/EBP-delta uitschakelen, uitzaaiingen helpen voorkomen.’
A nne Koeleman
De pneumokok, veroorzaker van longontstekingen Foto: Science Picture Co/ Science Faction/Corbis
AMC M aga zine september 2012
19
N i e t
t e
m o e i l i j k
g r aa g
De onmacht om het echte debat aan te gaan Jan Renkema is hoogler aar Tek s tk w aliteit aan de T ilbur g Uni ver sit y/ Uni ver siteit v an T ilbur g en auteur v an de S chr ijf w ijzer.
Dumbing-down van onze cultuur, is dat iets anders dan infantilisering, simplificatie, verkleutering, of ver-jipen-janneking? Als dat ermee wordt bedoeld, moet het ook aan de taal als cultuurdrager merkbaar zijn. Schrijven we tegenwoordig slechter dan vroeger? Neem werkstukken van studenten. Als ik als universitair docent mag ophouden met corrigeren zodra ik een taalfout tegenkom, hoef ik nooit meer te corrigeren. Maar dat is logisch. Er studeren nu vijfmaal zoveel studenten als enkele decennia geleden. En als natie zijn we heus niet intelligenter geworden. Op internet heeft ik wordt ruim een miljoen hits (en wordt ik ruim twee miljoen). Dat krijg je als ook laaggeletterden chatten. Trouwens, die één miljoen betekent dat het (slechts) in zeven procent van de gevallen fout gaat: ik word heeft veertien miljoen hits. En als het op de honderd keer maar zeven keer fout gaat, heeft het internet nog een negen voor dictee. Toch? De vraag is natuurlijk of dat dumbing-down van de taal is, of gebrom van oudere schrijvers. Ook in het oude Egypte klaagde men over de verloedering van de jeugd. Infantiel komt van in-fans: ‘(nog) niet in staat tot spreken’. Maar er is nog nooit zo veel publiek gesproken en geschreven als in dit decennium. Infantiel betekent stom, maar ook stom in de betekenis ‘dom’. En dat aspect zien we niet alleen in het taalgebruik zelf, maar vooral ook in de reflectie op taal en debatten over taalbeleid. K a arsje onder de thermosta at
Een kwaliteitskrant is zo eerlijk om mee te delen dat die krant ‘barst van de fouten’: email in plaats van e-mail, genant in plaats van gênant, sjiek in plaats van chique, enz. Dezelfde krant bevat meer dan voldoende bijdra-
20
AMC M aga zine september 2012
gen met een slechte compositie, ontspoorde zinnen en foute woordkeus. Maar kennelijk gaat men ervan uit dat de kwaliteit omhoog gaat wanneer men de spelling verbetert. Alsof in een koude kamer de temperatuur omhooggaat wanneer je een kaarsje onder de thermostaat zet. En dan nog: Wat is er tegen email zonder streepje? Heeft iemand een leesprobleem met genant? En sjiek wordt door andere spellingdeskundigen goedgekeurd. In dezelfde krant levert een toonaangevende dichteressayist kritiek op het PVV-gedachtengoed. Deze criticus kan niet nalaten om de spelling van het woord te bekritiseren. Het is immers gedachtegoed, zonder -n-. Helemaal waar, althans volgens de deels mislukte spellingregeling voor de -n-. Maar had de columnist deze oppervlakkigheid niet veel beter kunnen aangrijpen om via het enkelvoud ‘gedachte’ het one-issuekarakter van deze partij aan de kaak te stellen? In taalkritiek gaat het vaak om details en uiterlijkheden. Dat moest een wijnkenner eens doen: over slechte wijn alleen zeggen dat er een stukje kurk in drijft. Voor al hun taalvragen kunnen schrijvers gelukkig terecht bij taaladviesdiensten. Maar wat vragen die schrijvers? Tot de top tien behoren te(n) alle(n) tijde(n) en er+van+uit+gaan. Het meeste gaat over spelling, of over oude schoolregels die nauwelijks meer toepasbaar zijn zoals hun of hen. En als er een vraag komt over het schrijven van een zakelijke brief, gaat het om conventies voor adressering, aanhef en andere vormkwesties. Geen aandacht voor de inhoud of de compositie. De aandacht voor taal beperkt zich tot de vraag ‘Hoe heurt het eigenlijk?’ Zo lijkt het alsof een high tea beter wordt wanneer het vorkje links of rechts van het taartje ligt –
In zijn spraakmakende Waar zijn de intellectuelen? signaleerde de Engelse cultuursocioloog Frank Furedi een ‘dumbing down’ van onze cultuur. Politici, gezagsdragers, media en culturele instanties zouden zich met hun traditionele voorbeeldfunctie geen raad meer weten. Lijdt de samenleving aan acute verkleutering? In de serie ‘Niet te moeilijk graag’ wordt die vraag voorgelegd aan uiteenlopende wetenschappers en publicisten. Aflevering 11: Jan Renkema over taal als thermometer van cultuur.
Foto: Vincent van den Hoogen/Hollandse Hoogte
AMC M aga zine september 2012
21
N i e t
Jan Renkema Foto: Xander Remkes
t e
m o e i l i j k
g r aa g
of nee, toch liever boven het gebakje. Waarom zoveel aandacht voor tekst-make-up, en zo weinig voor de inhoud? Al vanaf de basisschool heet spellingles ‘taalles’. Wij zijn spelling taal blijven noemen, en al die andere veel belangrijkere zaken heten: spreekbeurt, betoog, creatief schrijven. Er is nog steeds geen tv-programma waarin teksten worden vergeleken op overtuigingskracht. Maar het gebouw van de Eerste Kamer wordt wel ter beschikking gesteld om bekende en onbekende Nederlanders te laten struikelen over de spelling van ‘evoqueren’. Tsja, als ik zelf veel moeite heb moeten doen om te begrijpen dat het ervan uitgaan is, wil ik de fout ook graag aanwijzen bij anderen. En ook: als ik iets tegen een tekst heb, maar ik weet niet precies wat, dan krijg ik een heel lastige discussie over rommelige argumentatie en vlucht ik in details, bijvoorbeeld dat het te allen tijde moet zijn. Dan verstomt taal tot spelling. Benchmark
Onze taal houdt het midden tussen Duits en Engels. Althans taalkundig gezien. Maar als woorden uit deze talen ons land binnendringen, wordt er wrevelig gereageerd. Onlangs nog hielden Kamerleden een pleidooi voor het weren van Engelse woorden. Waarom health center voor ziekenhuis, waarom benchmark als wij ijkpunt hebben, waarom out of the box-denken wanneer we ook onorthodox kunnen denken, enzovoort? Maar deze Kamerleden kregen nauwelijks reactie van hun collega’s. De Kamervoorzitter reageerde alleen met ‘Hear, hear! O, sorry.’ En ja, dan komen er altijd commentaren dat een humanresourcesmanager toch iets meer doet (en ook beter betaald wil worden) dan een ‘personeelsfunctionaris’, of dat checks and balances iets anders is dan ‘teugels en tegenwichten’. De discussie ging als een nachtkaars uit, en men lachte nog wat meewarig. Zo ging het ook toen hoogleraren Nederlands in de
22
AMC M aga zine september 2012
jaren dertig van de vorige eeuw het Duits aandoende schijnwerper wilden vervangen door zoeklicht of bijwagen voorstelden voor het Duitse aanhangwagen. En heel taalgevoelig wijst men er nu op dat een tram een bijwagen heeft en een auto een aanhangwagen. Ook hier geen discussie en een meewarige glimlach. Kennelijk gaat taalbeleid niet verder dan op gezette tijden een oprisping over taalbescherming of ‘Nederlands in de Grondwet’. Magisch denken
Niet zo lang geleden publiceerde een alom gerespecteerde intellectueel een prachtig artikel over onze democratie, het populisme en de tekorten van ons politieke systeem. Zijn stelling was: Wij hadden onze democratie nooit democratie moeten noemen, het volk regeert immers niet. Als we onze democratie electieve aristocratie hadden genoemd, hadden we nooit zo veel problemen gehad met het populisme. Dus: we hadden iets kunnen voorkomen door een ander woord te gebruiken. Dit lijkt op magisch denken, zoals we dat ook tegenkomen in Alice in Wonderland (Alice, een infant, in-fans). Als we maar een ander woord gebruiken, wordt de werkelijkheid ook anders. Een paar maanden geleden stelde een minister voor om het woord allochtoon niet meer te gebruiken, omdat dit woord een valse tegenstelling creëert tussen etnische minderheden en autochtone Nederlanders. Direct vielen politici over hem heen: alsof een ander woord de werkelijkheid zou kunnen veranderen. Van taalkundigen kreeg de minister evenmin steun. De reeds bestaande negatieve betekenis van allochtoon zou dan vanzelf gaan kleven aan bijvoorbeeld Marokkaanse Nederlander, maar niet aan Amerikaanse Nederlander. Er is verder nauwelijks over gediscussieerd. Zo ging het ook toen een hoogleraar rechtsfilosofie in de jaren zeventig van de vorige eeuw voorstelde om een dief voortaan geen dief meer te noemen. Delinquenten hádden het al zo moeilijk met hun resocialisatie. En zegt onze taal niet ‘Wie eens steelt, is altijd een dief?’ Nee, die dieven moesten wij vergissers noemen die naar het vergissershuis gaan. Vergissen is immers menselijk, maar niet wenselijk. Ook toen is er meewarig gereageerd en volgde er nauwelijks discussie. Kennelijk gaat taalbeleid niet verder dan af en toe een voorstel om een ander woord te gebruiken om de werkelijkheid te veranderen. Waarom is er geen progressie in onze discussies over taaleigenheid of het effect van taal? O zeker, binnen de taal- en tekstwetenschap zijn er studies naar het
effect van Engelse woorden in reclame of het effect van taalverruwing in het politieke debat, maar dat is mondjesmaat. In de Tweede Kamer blijft het Engels toenemen, en wordt er niet gedebatteerd over bijvoorbeeld de invloed van taalverruwing in de politiek. Kennelijk weten de deelnemers niet hoe ze dit debat moeten voeren. Als er al gediscussieerd wordt, blijft het bij voorbeelden, zoals een verwijzing naar de opkomst van het Nederlandse sociale media naast het Engelse social media, of een verwijzing naar het Engelse parlement waar het er nog veel heftiger aan toe gaat. Maar een taalbeleid waarin nadrukkelijk onderscheid gemaakt wordt tussen het gebruik van het Nederlands en het Engels in het hoger onderwijs, of een taalbeleid waarin onderzoek gestimuleerd wordt naar effecten van woorden in het politieke debat, daar is nog geen begin van te bespeuren. Ontzuiling
Die overmatige aandacht voor de buitenkant van taal en het ontbreken van een debat over de eigenheid en de functie van taal, is dat infantilisering? Ik denk dat we daarmee onrecht doen aan al de schrijvers met vragen en al degenen die zich beleidsmatig zorgen maken over onze taal. Ik zoek de verklaring liever elders, in een sociaal-cultureel fenomeen: de ontzuiling. Mijn grootvader leefde als gereformeerde Groningse boer in een besloten omgeving met een eigen taal, een eigen subcultuur en een beperkte actieradius. Dat deed ook de communistische arbeider even verderop, of de liberaal in de Randstad, of de katholieke industrieel in het zuiden. Iedere groep leefde op zijn eigen manier. Ons poldermodel, ontstaan uit de noodzaak van een gezamenlijke strijd tegen het water, bood ook een modus vivendi waardoor we niet met elkaar in debat hoefden over inhoudelijke verschillen. Dat heet tolerantie (positief) of onverschilligheid (negatief). Maar het was wel een manier om met verschillen om te gaan. Mijn kleindochter groeit op in een wereld die vele malen ruimer is, fysiek en digitaal, met kinderen van andere nationaliteiten en andere culturen. In haar leefomgeving moet zij direct met veel verschillen leren omgaan, en niet alleen via Sinterklaas én Suikerfeest. Hoe kunnen Nederlandse en Marokkaanse jongeren met elkaar spreken over hun culturele verschillen? Is daar wel een alfabet voor? De beste samenvatting over de gevolgen van ontzuiling komt van Tjeenk Willink, de voormalige onderkoning van Nederland die in een afscheidsinterview in Trouw (27 januari 2012) opmerkte: ‘Het grote voordeel van de
verzuiling, de kunst met verschillen om te gaan, is met de ontzuiling verdwenen, het grote nadeel is gebleven. Dat is de onmacht het politiek-inhoudelijke debat met elkaar aan te gaan.’ Behoef te a an omgangsvormen
Terug naar de taal. Wanneer je niet alleen maar communiceert binnen je eigen groep, maar dagelijks geconfronteerd wordt met een grote variatie aan taalgebruik, dan is er meer behoefte aan algemeen geldende omgangsvormen in de communicatie, aan buitenkant-regels, ook voor geschreven taal. Twee triviale voorbeelden. In de spellingwet van bijna zestig jaar geleden werden regels gegeven voor het gebruik van het trema, om bij mechanisch lezen een mogelijk onjuiste uitspraak te voorkomen, zoals bij beëdigen. Maar tegelijkertijd werd opgemerkt dat het ‘wetenschappelijk gevormden’ uiteraard vrij stond om het trema achterwege te laten op bijvoorbeeld linguist. In deze subcultuur was immers toch wel duidelijk hoe dit woord moest worden uitgesproken. Nu geeft de tekstverwerker een rood kringeltje als er geen trema staat. In een taaladviesboek van dertig jaar geleden kon over de tussen-n worden opgemerkt, dat die niet zo belangrijk is, en dat je hem ook net zo goed weg kunt laten als hij storend is. In de huidige spellingregeling is de tussen-n tot in het kleinste detail geregeld. Maar wat is er tegen een beetje speling in de spelling? Juist die speling kan extra communicatief zijn, zoals in ff w8en, waar de tekens ook informatie geven over degene die ze noteert. Schrijvers, verlies niet de kunst om met verschillen om te gaan. En de allochtoon? Nee, er is nog steeds geen inhoudelijk debat. Waarom neemt de overheid of een kwaliteitskrant niet het voortouw door consequent te spreken over Marokkaanse Nederlander? In een discussie die dan volgt, komen we misschien van dumbing down naar thumbs-up in respect voor inhoudelijke verschillen tussen subculturen. En de functie van het Engels in onze samenleving? Ach, zelfs op de universiteit waar ik werk is er – ondanks pogingen daartoe – niet inhoudelijk gedebatteerd over het effect van de ambtelijke richtlijn dat ook in Nederlandstalige teksten Engelstalige aanduidingen moeten worden gebruikt voor faculteiten en afdelingen.
AMC M aga zine september 2012
23
g e z o n d h e i d s o n d e r z o e k
Hoe is het gesteld met de gezondheid van Molukkers in Nederland? Het lijkt erop dat ze meer dan gemiddeld diabetes, hart- en vaatziekten en baarmoederhalskanker hebben. Adee Bodewes en Anton Kunst van de afdeling Sociale Geneeskunde gaan dat de komende drie jaar uitzoeken.
Hoe gaat het met Molukkers? Jasper Enkl aar
Foto: Marcel van den Bergh/ Hollandse Hoogte
De Molukkers in Nederland vormen een bijzondere groep. In de jaren vijftig kwamen ze hier naartoe, en nog altijd zijn ze tamelijk op zichzelf. De Molukse stichting BUAT kreeg signalen dat onder Molukkers bepaalde gezondheidsproblemen vaker voorkomen. Daarop vroeg de stichting of het AMC dat zou kunnen onderzoeken. Met steun van BUAT gaat Adee Bodewes een gezondheidsenquête uitvoeren. Daarnaast kijkt ze naar de oorzaken van sterfte en doet ze onderzoek op basis van registraties in de zorg. Zo zal voor het eerst een beeld geschetst kunnen worden van de gezondheidssituatie van Molukkers in Nederland. Dat er iets aan de hand is, blijkt niet alleen uit anekdotisch bewijs. Er is ook eerder, kleinschalig onderzoek dat aangeeft dat diabetes, hart- en vaatziekten en baarmoederhalskanker relatief vaak voorkomen, vertelt Bodewes. ‘Ik ken bovendien in mijn omgeving geen Molukker zonder hooikoorts’, vult Kunst aan: ‘Het zijn allemaal signalen van een gezondheidsproblematiek die ernstiger kan zijn, niet alleen in de eerste, maar ook in de tweede generatie. Bovendien maakt men zich eveneens zorgen over de derde generatie. Die kampt ook nog met een achterstand op sociaaleconomisch gebied. Dat kan op zich al leiden tot ernstige gezondheidsachterstanden.’ Na hun komst uit Indonesië werden de Molukkers eerst in kampen ondergebracht. Later werden ze verdeeld over Nederland. Nu zijn er zo’n zestig plaatsen met een grote Molukse gemeenschap. Daarvan heeft Bodewes er twaalf geselecteerd voor het onderzoek. Inzicht in de mortaliteit en de gezondheidsproblematiek kan leiden tot betere preventie voor de Molukkers
24
AMC M aga zine september 2012
zelf. Maar het onderzoek heeft een breder doel. De Molukse gemeenschap is wetenschappelijk erg interessant, vertelt Kunst, omdat het de oudste niet-westerse migrantengroep is. De tweede generatie is aan het vergrijzen en de derde generatie komt zo langzamerhand op een leeftijd dat gezondheidsproblemen een rol gaan spelen. ‘Zij lopen een generatie voor op de Surinamers, Turken en Marokkanen. We verwachten dat naarmate migranten langer hier zijn, zij meer op Nederlanders gaan lijken en dat ook hun gezondheidssituatie die kant op zal gaan. Maar eigenlijk weten we niet of dat zo is.’ Een deel van het onderzoek zal bestaan uit veldwerk. Onderzoekers zullen geselecteerde personen tussen 30 en 65 jaar met een Molukse achtergrond vragen naar hun leefgewoonten en gezondheidsproblemen. De enquête kijkt ook naar leefstijl. Kunst: ‘Dan kunnen we nagaan of bijvoorbeeld het veel voorkomen van diabetes te herleiden is tot een aantal gedragingen. Zo verkennen we mogelijke verklaringen voor specifieke gezondheidsklachten.’ Adee Bodewes heeft een Molukse vader. Dat helpt bij het onderzoek, denkt ze. ‘De Molukkers vormen nog steeds een vrij gesloten gemeenschap. Het is lastig toegang te krijgen. Praten over gezondheidsproblemen is ook moeilijk, daar rust een taboe op. Mijn achtergrond maakt het makkelijker om toegang tot de Molukse gemeenschap te krijgen.’ Sleutelfiguren binnen de verschillende lokale groepen moeten haar bovendien een makkelijker entree geven. ‘Als ik zie hoe ze opereert’, vult Kunst aan, ‘besef ik dat het onmogelijk is voor een “Hollander” om dezelfde respons te krijgen.’ www.facebook.com/MolukkersenGezondheid
26 Or atie Buikchirurgie
Ter gelegenheid van haar benoeming tot hoogleraar Chirurgie van abdominale infecties houdt prof. dr. Marja Boermeester haar oratie getiteld ‘Bouwkunst en besliskunde in de buikchirurgie’. Een chirurg is geen artiest. Creativiteit is in zekere mate nodig voor ad hoc oplossingen in onverwachte situaties. Echter, creativiteit moet vooral worden aangewend voor innovatie die niet leunt op de ad hoc creativiteit van de artiest, maar op de creatieve oplossingen die bijdragen tot voorspelbare zorg en zorguitkomst. Onderzoek van de laatste jaren heeft veel veranderd in de buikchirurgie,
als het gaat om diagnostiek bij buikpijn, behandeling van buikinfecties zoals ernstige peritonitis en latere gevolgen zoals darmfalen. Met toegenomen kennis zullen chirurgen - als het goed is - de juiste beslissingen kunnen nemen; besliskunde steunt op kennis en constante vernieuwing van kennis. Echter, ondanks goed onderzoek is er ook veel niet veranderd. In haar oratie behandelt Boermeester onder meer hoe dat komt. Hoe we beslissingen nemen, hoe we observeren en observaties verwerken en opslaan, wordt beïnvloed door een aantal (psychologische) aspecten. Tijd: 16.00 uur 28 Promotie Dystonie
Johan van der Meer: ‘Multimodal investigations into the pathophysiology of myoclonus-dystonia’. Myoclonus-dystonie is een zeldzame bewegingsstoornis waarbij mensen last hebben van een soort spierkrampen (dystonie) in de nek met daarbij schokkende bewegingen in de armen (myoclonus). Van der Meer gebruikte combinaties van twee of meer meettechnieken om de hersenen te onderzoeken. Zijn voornaamste
bevindingen: de bewegingen zijn onverstoorbaar voor sensorische stimuli, er lijken afwijkingen te zijn in de hersenen die je met het blote oog niet kan zien en bepaalde hersengebieden zijn specifiek verantwoordelijk voor de myoclonus. Promotores: prof. dr. M.A.J. de KoningTijssen en prof. dr. ir. C.A. Grimbergen Co-promotores: dr. L.J. Bour en dr. ir. A.J. Nederveen Tijd: 13.00 uur 28 Promotie Overgewicht
Marieke de Hoog: ‘Ethnic inequalities in early overweight: determinants and consequences’. In Nederland hebben kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst vaker overgewicht dan Nederlandse leeftijdgenoten. Uit dit proefschrift blijkt dat etnische verschillen in overgewicht al op jonge leeftijd zichtbaar zijn. Op tweejarige leeftijd is het percentage overgewicht bij Turkse en Marokkaanse kinderen twee tot drie keer zo hoog. Dit is toe te schrijven aan de snellere gewichtsgroei in de eerste zes maanden in deze groepen. Om gezondheidsachterstand op kinder- en volwassen leeftijd tegen te gaan, is het van belang om al
in de eerst twee levensjaren, of zelfs in de eerste zes maanden, in te grijpen en overgewicht te voorkomen. Promotoren: prof. dr. K. Stronks en prof. dr. R.J.B.J Gemke (VUmc) Co-promotor: dr. T.G.M. Vrijkotte Tijd: 14.00 uur
Alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam vinden plaats in de Agnietenkapel Oudezijds Voorburgwal 231 Amsterdam. Bij grote belangstelling in de aula van de universiteit Lutherse Kerk Singel 411 Amsterdam. Oraties vinden ook plaats in deze aula. Voor informatie op het gebied van promoties en oraties: AMC-wetenschapsvoorlichters Edith Gerritsma, Andrea Hijmans en Marc van den Broek, 020 566 29 29.
Amsterdam-ZO, Huntum 51 B-C
Vraagprijs € 499.000,-- k.k
Riante moderne dubbele woning van circa 235 m2 woonoppervlakte gelegen aan het water in een rustige woonwijk grenzend aan een recent geheel vernieuwd park, inclusief twee separate garageboxen. Bijzondere kenmerken in het kort van de woning zijn; royale dubbele living met half open woon- en bijkeuken, ruime entree, 5 slaapkamers en 2 badkamers. Grote achtertuin van 150 m2 gelegen aan het water met uitzicht op het naastgelegen vernieuwde Bijlmerpark. Voortuinen grenzend aan gemeente groen, waardoor zeer veel privacy. Aangrenzend 2 garages met elektrische deuren waarvan 1 garage voorzien van water/stroom, verwarming en toegang tot de achtertuin, deze garages zijn apart te koop. Perceeloppervlakte van de 4 percelen tezamen: 361 m2
Emanuels Makelaardij Muiderstraat 11 1011 PZ Amsterdam Telefoon +31 (0)20 33 03 624 Fax +31 (0)20 33 03 625 E-mail info@emanuelsmakelaardij.nl
www.emanuelsmakelaardij.nl Adv Emanuels 130812.indd 1
13-08-2012 11:21:29
AMC M aga zine september 2012
25
pr o m o t i e s e n o r at i e s s ep t e m b er
effectiviteit van zilververbanden en de klinische waarde van routinematige controles. Elk van de vier studies beschreef het effect op de kwaliteit van zorg en een aantal mogelijke problemen bij het implementeren van de resultaten. Promotores: prof. dr. D.A. Legemate en prof. dr. J.C. Goslings Co-promotores: dr. D.Th. Ubbink en dr. H. Vermeulen Tijd: 13.00 uur
B e r i c h t e n
voorzien van uitleg. Iedereen is welkom van maandag tot en met vrijdag tussen 10.00 en 17.00 uur. De toegang is gratis – een vrijwillige bijdrage van bijvoorbeeld 5 euro is welkom – en het is ook mogelijk om een rondleiding te boeken. Voor meer informatie kunt u (vanaf 7 september) terecht op de website www.museumvrolik. nl of bellen naar 020 566 4927. Op vrijdag 7 september wordt het museum feestelijk geopend door RvB-voorzitter Marcel Levi. Daaraan gaat een minisymposium vooraf. Dit begint om 15.00 uur. Aanmelding daarvoor is noodzakelijk via museumvrolik@amc.nl. Het aantal plaatsen is beperkt. Foto: Hans van den Bogaard
V i er v i d i ’ s v o o r AMC H er o pe n i n g M u s e u m Vr o l i k
Na een grondige verbouwing opent het Museum Vrolik op 7 september opnieuw zijn deuren voor het publiek. In het anatomisch museum is een nog groter deel te zien van een collectie preparaten die zijn verzameld in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Een schatkamer van de menselijke anatomie, zo zou je de collectie van het Museum Vrolik het best kunnen omschrijven. De anatomische preparaten die de basis vormen van de verzameling, zijn afkomstig van Gerard Vrolik (1775-1859) en zijn zoon Willem Vrolik (18011863). Beiden waren hoogleraar in Amsterdam en bouwden een flinke privécollectie op, die na hun overlijden door een
groep rijke stadsgenoten werd geschonken aan de voorloper van de Universiteit van Amsterdam. Daarna hebben andere Amsterdamse anatomen de verzameling uitgebreid. Sinds 1984 is het Museum Vrolik in het AMC gevestigd. Het vernieuwde museum biedt een overzicht van de menselijke anatomie: ontlede lichaamsdelen, preparaten die de ontwikkeling van embryo tot voldragen foetus laten zien, skeletten die de groei van het kind na de geboorte weergeven, door allerlei ziekten aangetaste skeletten en preparaten van foetussen met aangeboren afwijkingen, waarvan er veel zeldzaam geworden zijn in de westerse wereld. Daarnaast is er een collectie dierlijke skeletten, schedels en preparaten. Het vernieuwde museum is qua oppervlakte hetzelfde gebleven, alleen is er nu nog meer te zien. De opstelling is thematisch opgebouwd, en
26
Van de 94 Vidi-subsidies die de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) begin juli toekende, gingen er vier naar het AMC. Deze subsidies zijn bedoeld voor talentvolle researchers die na het promoveren al een aantal jaren succesvol onderzoek hebben verricht. Drie van de Vidi’s kwamen bij de afdeling Pathologie terecht. Dr. Jeroen Guikema gaat er onderzoek doen naar het genetisch knip- en plakwerk dat afweercellen gebruiken om verschillende soorten antilichamen te maken. Wanneer het knipwerk uit de hand loopt, kan dit tot leukemie leiden. Guikema wil de genetische schade van het knipwerk in kaart brengen om meer inzicht te krijgen in de regulatie van dit proces. Patholoog dr. Jaklien Leemans heeft met elektronen-
AMC M aga zine september 2012
microscopie nieuwe vetstructuren in niercellen ontdekt die na een vetrijk dieet zijn ontstaan. Zij wil nagaan welke rol deze structuren spelen bij overgewicht of tijdens voedselschaarste. Atherosclerose of aderverkalking is het onderwerp van de research waarvoor dr. Oliver Soehnlein een Vidi-subsidie kreeg. Tijdens het ontstaan van aderverkalking zie je witte bloedcellen in het bloedvat die doodgaan. Soehnlein wil het belang van deze celdood beter begrijpen en hoe het mechanisme beïnvloed zou kunnen worden in een klinische setting. Prof. dr. Saskia Middeldorp (Vasculaire Geneeskunde) gaat onderzoeken of bloedverdunnende medicijnen een miskraam kunnen tegengaan. In het laboratorium willen zij en haar groep ontrafelen hoe bloedstolling en voortplanting precies samenhangen. Elke onderzoeker krijgt maximaal 800.000 euro. Er waren in totaal 652 aanvragen voor een Vidi.
AMC k r i j g t vijf veni’s
NWO beloonde eind juli 147 pas gepromoveerde onderzoekers met een Veni-subsidie. Hiervan gingen er vijf naar het AMC. De gelukkigen krijgen elk maximaal 250.000 euro. Bindweefselvorming in de longen (longfibrose) is een chronische aandoening waardoor het longweefsel minder goed functioneert en er minder zuurstofopname is. Dr. Keren Borensztajn van de afdeling Moleculaire Geneeskunde gaat de mogelijkheden bestuderen om de vorming van bindweefsel in de longen af te remmen. Hersenvliesontsteking is het onderwerp van onderzoek van
dr. Matthijs Brouwer (Neurologie). Een vaak voorkomende complicatie van deze aandoening is een beroerte of herseninfarct. Brouwer gaat op zoek naar de oorzaak hiervan met als doel een nieuwe levensreddende behandeling te ontwikkelen. Dr. Onno Holleboom (Vasculaire Geneeskunde) onderzoekt de oorzaken van dyslipidemie, een verzamelnaam voor uiteenlopende stoornissen in de vetstofwisseling waardoor een hoog risico ontstaat op hart- en vaatziekten. Hij richt zich op de rol van glycosylering van eiwitten die betrokken zijn bij de cholesterolhuishouding. Glycosylering is de modificatie van eiwitten door de aanhechting van suikerketens. Ouderdom komt met gebreken, waaronder een tragere vetafbraak. Dat leidt weer tot stofwisselingsziekten als obesitas (ernstig overgewicht) en diabetes. Dr. Riekelt Houtkooper (Genetische Metabole Ziekten) wil onderzoeken hoe vetafbraak bijdraagt aan veroudering, en zal dit proces gebruiken om de biologische leeftijd te meten. Dr. Thijs Pols (Medische Biochemie) gaat een specifieke receptor in witte bloedcellen bestuderen die aderverkalking afremt. Daarnaast onderzoekt hij het gunstige effect van bestanddelen uit onze dagelijkse voeding op deze receptor. In totaal dienden 939 onderzoekers een aanvraag in voor een Veni-subsidie.
M EGDEL - s y n d r o o m
Onderzoekers van het AMC hebben een nieuwe afwijking gevonden in fosfolipiden, vetten die het membraan vormen dat rondom alle lichaamscellen zit. De afwijking wordt veroorzaakt door een gendefect dat verantwoordelijk is voor het zeldzame MEGDEL-syndroom.
Nieuwe ziekte uit de vergaarbak Irene v an El z akker
Het begon allemaal met het vermoeden van een nieuw syndroom, vertelt onderzoeker Fred Vaz van het Laboratorium voor Genetische Metabole Ziekten. Dat vermoeden ontstond in het UMC St Radboud te Nijmegen, waar al jaren research plaatsvindt naar ziekten van de mitochondriën: celonderdelen die de energiecentrale van ons lichaam vormen. Als deze ‘fabrieken’ niet goed werken, loopt het mis met de energievoorziening. Dat heeft een keur aan lichamelijke klachten tot gevolg, variërend van mild tot zeer ernstig. Denk bijvoorbeeld aan vermoeidheid, spierzwakte, problemen met de nieren, het gehoor en de hartspier. In de mitochondriën worden voedingsstoffen die het lichaam binnenkomen, afgebroken en omgezet in energie. Het is een ingewikkeld proces, waarbij een en ander mis kan gaan. Als het fout loopt, zie je vaak dat 3-methylglutaconzuur zich ophoopt in de urine, wat 3-methylglutacon-acidurie (3MGA) wordt genoemd. Hiervan zijn inmiddels drie types bekend, waarvan ook het afwijkende gen is gevonden. Het AMC doet vooral onderzoek naar type II. Dat is het syndroom van Barth, genoemd naar ontdekker Peter Barth, destijds kinderneuroloog en onderzoeker in het AMC en tegenwoordig met emeritaat. ‘Nijmegen richt zich op type IV, een soort vergaarbak van 3MGA-afwijkingen die we niet begrijpen’, zegt Vaz. ‘We weten dat het om een probleem met de mitochondriën moet gaan, want in de urine van deze patiënten zien we grote hoeveelheden 3-methylglutaconzuur.’ De Nijmeegse kinderarts Saskia Wortmann stuitte in deze vergaarbak op een nieuw type, dat ze het MEGDEL-syndroom heeft gedoopt. Het komt voor bij een groep van vijftien patiënten, af komstig uit alle hoeken van de wereld, met dezelfde verschijnselen: slappe spie-
ren, doof heid, afwijkingen in de hersenen en spastische ledematen. Vaz: ‘Op grond van dit klinische beeld dacht zij dat het om hetzelfde genetische defect moest gaan.’ Dat bleek te kloppen. Bij alle patiënten werd een mutatie in het SERAC1-gen gevonden. Het eiwit dat bij dit gen hoort, speelt een rol bij de mitochondriën. Vooral bij het netwerk van membranen (het endoplasmatisch reticulum) waarmee de mitochondriën in contact staan en waar fosfolipiden gemaakt worden. De functie van het aangedane gen was onduidelijk, maar de structuur van het eiwit suggereerde dat het met fosfolipiden te maken had. Omdat het AMC gespecialiseerd is in deze vetten, raakte Vaz bij het onderzoek betrokken. Hij keek met behulp van massaspectrometrie naar de samenstelling van de fosfolipiden. Met de afdeling Bioinformatica van Antoine van Kampen zette hij een pipeline op. Dat is software waarmee in korte tijd alle relevante informatie uit enorme hoeveelheden massaspectrometrische gegevens gevist wordt. In dit geval ging het om een analyse van de verschillende soorten fosfolipiden in de cellen van MEGDEL-patiënten en gezonde personen. Bij drie soorten werden verschillen gevonden. Dat leidde tot een theorie over de functie van het SERAC1-gen die onlangs werd gepubliceerd in Nature Genetics. Vaz: ‘De verschillende soorten fosfolipiden worden niet kant-en-klaar gemaakt. Ze worden nadien verbouwd tot de diverse varianten. Wij denken dat SERAC1 een hoofdrol speelt in dat proces. Werkt dat gen niet goed, dan leidt dat tot problemen bij het functioneren van de mitochondriën en bij het vervoer van cholesterol binnen de cellen. Hoe dat tot het MEGDEL-syndroom leidt, gaan we verder onderzoeken.’
Mitochondriën (groen) in een cel Foto: Science Photo Library/ANP
amc
c o l l e c t i e
Afzien voor de kunst S andr a Smet s
Eén op zes, of: één op twee. Het zijn onwaarschijnlijk steriel klinkende cijfers waarmee de beklimbaarheid van de gevaarlijkste bergen ter wereld wordt aangeduid. De werkelijkheid achter deze cijfers is huiveringwekkend: één op de zes alpinisten of één op de twee haalt de klim niet, de kans op overlijden is heel groot. Bij zoiets vragen veel mensen zich af: waarom? Waarom in vredesnaam wagen mensen hun leven voor zoiets? Het antwoord ligt verpakt in de spreekwoordelijkheid van de Mount Everest. Het bereiken van zo’n onhaalbaar doel, het overwinnen van een berg, is als een overwinning op de wereld. De Mount Everest – overigens één op zes – is de hoogste berg ter wereld en de meest mythische. Iemand die zich wilde voegen in het rijtje durfals die dit dak van de wereld hebben bedwongen, is Guido van der Werve. Deze videokunstenaar maakte de afgelopen jaren naam met werk waarvoor hij zijn menselijke vermogens uitput. Hij reisde al eens af naar de Noordpool, waar hij 24 uur lang tegen de aardrotatie in liep. Ook liep hij over een ijszee voor een ijsbreker uit die achter hem het ijs deed splijten en akelig dichtbij kwam. Kou en ontberingen, niets is Van der Werve te veel voor zijn kunst. Behalve dan de Mount Everest. Het team bergbeklimmers waarmee hij op pad zou gaan, raadde het hem af. Ze wezen hem op de Aconcagua in de Andes, met 6962 meter toch ook niet mis. Dat lukte. In 2011 zou hij deze berg inderdaad beklimmen. Die triomf leidde tot een kunstwerk dat zich nu bevindt in de kunstcollectie van het AMC. Het is een drieluik met onder meer een zelfportret dat Van der Werve maakte bovenop de Aconcagua. Het moet het moment zijn geweest dat ze er aankwamen – aan zijn vermoeide gezicht zie je het besef indalen: het is gelukt. De kunstenaar ligt op de grond, omgeven door jacks van vliegeniersnylon. ‘Mount hard’ is nog net te lezen op zijn jas, een afgebroken logo. Het licht is wat gelig, hij heeft geen dikke spiegelreflexcamera meegesleept – op deze hoogte is het zelfs de kunst om te zorgen dat de batterij van de camera niet bevriest. De kleine pupillen in zijn groenbruine ogen lijken te verdwijnen, alsof de blik meer naar binnen gericht is. Zijn mond hangt open, er kleeft iets korstigs in zijn baard.
28
Ecce homo, deze man die niet de zonde van de wereld op zich neemt, maar dit doet voor de kunst, of eigenlijk voor zichzelf. Lijden in de kunst past in de traditie van heiligen, aanbeden voor hun durf en liefde voor God. Maar Van der Werve leeft in een tijd van ego-spiritualiteit, waarin mensen hun leven zin willen geven door diepe inzichten en hoge prestaties. Met het beklimmen van deze schepping Gods vestigt Van der Werve meer dan een persoonlijk record: het kan niet anders dan dat hij de eerste kunstenaar is die kunst heeft gemaakt op 6900 meter hoogte. Falen, slagen, ambitie – veel ligt besloten in deze foto. Van der Werves blik toont angst, ongeloof en het punt waar lijden kan omslaan in blijdschap en vermoeidheid. Het hoogste punt van een berg valt samen met het hoogtepunt van het kunnen van de mens. Daarover gaat het tweede deel van het drieluik: een tekstwerk waarin de kunstenaar bondig, encyclopedisch, vier relevante lemma’s opsomt, zoals ‘Guido van der Werve’. In een korte alinea is te lezen wie hij is, dat hij als kunstenaar op 18 januari 2011 de Aconcagua bereikte, nadat hij op een ladder bij zijn geboortehuis in Papendrecht had geprobeerd de beklimming van de Mount Everest na te bootsen. En had gefaald. De andere drie lemma’s luiden ‘Mount Everest’, over alpinisme en spreekwoordelijk verlangen, ‘Escapism’, het doorbreken van sleur en depressie, en ‘Goal’, het streven naar iets belangrijks. Zo, op een A4tje, is het leven en zijn van Guido van der Werve samengevat. Sensatiezoeken en zingeving liggen dicht bijeen bij mensen die zichzelf willen overstijgen. Misschien is bergbeklimmen zinloos maar als je jezelf of de wereld niet wilt overstijgen, wat heeft dan wel zin in het leven? Waarin we zo kort op deze aardbol bestaan, nietig en vergankelijk vergeleken bij de grootse natuur. En hoe zo’n gedroomde overwinning eruit ziet, ook dat brengt Van der Werve in beeld. Nadat hij zijn gezicht had gefotografeerd daar bovenop die Argentijnse berg, draaide hij de camera naar boven. Zo dicht bij de hemel schenkt God hem de perfecte lucht voor deze situatie: knalblauw, enkel een kleine gradatie van lichtblauw naar dieper blauw. Letterlijk geen vuiltje aan de lucht. Enkel helderheid. En het zicht tot diep, diep in de kosmos. De top van de wereld. Het is gelukt. Het is klaar. Nu hoeft niets meer.
AMC M aga zine september 2012
Guido van der Werve Nummer dertien Effugio No.b Aconcagua, 2011 foto (3 delen), 42 x 56 cm, 42 x 56 cm, 39 x 30 cm
AMC M aga zine september 2012
29
telling de stelling de stelling de stelling de st
Niet te gemotiveerd alstublieft ‘Patiënten van wie wordt verwacht dat zij het meest gebaat zijn bij het volgen van een interventie in onderzoeksverband, nemen het minst vaak deel aan zulk onderzoek.’ Negende stelling van Sietske J. Tamminga (AMC) bij een proefschrift over oncologiepatiënten en werkhervatting. De uitkomst van haar promotieonderzoek stelde wat teleur. Tamminga bestudeerde het effect van een kort, zorgvuldig uitgedokterd hulpprogramma, bedoeld om mensen met kanker na een succesvolle behandeling weer snel aan het werk te helpen. ‘Het idee was ze al tijdens de behandeling voor te bereiden op hun terugkeer in het arbeidsproces, aan de hand van gesprekken met een oncologieverpleegkundige of medisch maatschappelijk werker’, legt ze uit. Maar helaas. Tamminga’s proefpersonen bleken niet sneller terug in het arbeidsproces dan patiënten die het moesten doen met de gebruikelijke psychosociale zorg. Waarom niet? Eén van de mogelijke oorzaken was selectiebias, begreep de promovendus achteraf. Niet alleen in de experimentele groep, maar ook in de controlegroep bleek het werkhervattingspercentage namelijk ongewoon hoog. ‘En als iedereen sowieso al heel gemotiveerd is, voegt zo’n programma minder toe.’ Iederéén heel gemotiveerd? Jazeker, want Tamminga acht het denkbaar dat de bias het individuele niveau oversteeg. ‘Je kunt je voorstellen dat de deelnemende ziekenhuizen al bij voorbaat voor het onderwerp warmliepen. Dat kan dan ook de zorg voor de controlegroep hebben gekleurd.’ Zo’n selectie van ‘bevoorrechten’ is in dit soort onderzoek een terugkerend gevaar, realiseerde Tamminga zich al voortmijmerend. ‘Dan mis je dus vaak net de groep die zo’n interventie het best gebruiken kan. De groep die de meeste problemen heeft met werkhervatting, de groep met het slechtste eetpatroon, de meest verstokte rokers.’ Hoe die valkuil te vermijden? Tsja. Ongelijke uitgangsposities, hoeveel wereldhervormers hebben er zich het hoofd al niet over gebroken? Tamminga: ‘Je kunt er in elk geval alert op zijn en de drempel om mee te doen zo laag mogelijk maken, zowel voor personen als voor instellingen.’ Want wetenschappelijk onderzoek en wereldhervorming, zó ver liggen ze niet uit elkaar. [SK]
30
AMC M aga zine september 2012
b e r i c h t e n
A m s t erd a m s e g e n t her a p i e m a g E u r o pa i n
Het ziet er naar uit dat de eerste gentherapie die in Europa wordt toegelaten, van Amsterdamse bodem komt. Na een aanvankelijk negatief advies, adviseert het Europese Medicijnen Agentschap EMA nu positief aan de Europese Commissie over de goedkeuring van het gentherapeutisch middel Glybera tegen de zeldzame stofwisselingsziekte LPL-deficiëntie. Meestal volgt de Commissie de aanbevelingen van het EMA op.
mensen lijdt aan deze aandoening, waarvoor geen enkele behandeling bestond, buiten een zeer streng vetloos dieet. Met de gentherapie wordt via een omgebouwd virus een goed werkende versie van het defecte gen ingebracht. In eerste instantie vond het EMA dat er onvoldoende bewijs was dat de gentherapie werkt. Maar nu is er dan toch een positief advies. Naar verwachting volgt over een paar maanden de officiële goedkeuring door de Europese Commissie. Daarmee ligt straks ook de weg open voor gentherapeutische behandelingen tegen andere ziektes.
Glybera is ontwikkeld door de AMC-spin off Amsterdam Molecular Therapeutics (AMT) samen met de afdeling Vasculaire Geneeskunde. De behandeling is bedoeld voor patiënten met de zeldzame aandoening LPL-deficiëntie. Door een defect gen wordt het vet in het bloed niet afgebroken. Daardoor stapelt het vet zich op en krijgen patiënten last van terugkerende, pijnlijke ontstekingen van de alvleesklier. En die kunnen weer een levensbedreigende infectie van het buikvlies veroorzaken. Ongeveer een op de miljoen
Colofon AMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum. Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 15.400 exemplaren. AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten, gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Centrum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Nederlandse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia, de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven. Redactie Frank van den Bosch (hoofdredactie), Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma, Simon Knepper, Andrea Hijmans en Irene van Elzakker (eindredactie). Medewerk er s Hidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter
per s o n a l i a
Op 26 april is dr. Monique Jaspers benoemd tot hoogleraar Medische Informatiekunde. Dr. Connie Bezzina is op 26 april benoemd tot hoogleraar Moleculaire Cardiogenetica. Op 10 mei is prof. dr. Esther Lutgens benoemd tot hoogleraar Experimentele Vasculaire Immunopathologie. Dr. Allard van der Wal is op 24 mei benoemd tot hoogleraar Klinische Cardiovasculaire Pathologie. Op 24 mei is dr. Dominique Baeten benoemd tot hoogleraar Reumatologie, in het bijzonder immuun-gemedieerde ontstekingsziekten. Dr. Menno De Winther is op 31 mei benoemd tot hoogleraar Vasculaire Immunologische Celbiologie. Dr. Rogier Sanders heeft de 2011 NVBMB prijs voor meest veelbelovende jonge biochemicus of moleculair bioloog gewonnen. Deze is in juli uitgereikt op het voorjaarssymposium van de Netherlands
Society for Biochemistry and Molecular Biology. Hoogleraar Sociale Geneeskunde Niek Klazinga ontving op 10 juli een eredoctoraat aan de Corvinus Universiteit in Budapest. Hij krijgt deze op basis van zijn gezondheidszorgonderzoek en de reeds lang bestaande samenwerking met de Hongaarse universiteit. Op 15 september krijgt prof. dr. Jim Reekers de Award for Excellence and Innovation in Interventional Radiology. De prijs is toegekend door de Rolf W. Günther Foundation for Radiological Sciences. De hoogleraar Radiologie in het bijzonder de Vasculaire Diagnostische en Interventionele Radiologie krijgt de onderscheiding voor de ontwikkeling van een nieuwe techniek die nu wereldwijd standaard wordt toegepast: subintimale recanalisatie. Dat is een techniek om afgesloten bloedvaten weer te openen, waarbij de wand van een bloedvat wordt gebruik om een nieuw lumen te maken.
Susanne la Fleur en Anita Boelen van het laboratorium Speciële Endocrinologie kregen een STW-grant van bijna 900.000 euro. Samen met het Rudolf Magnus Instituut van het UMCU, Danone en het bedrijf NTRC uit Oss gaan zij onderzoek doen naar ‘Nutrients to modulate obesity-associated brain inflammation’. Dagmar Verbaan van de afdeling Neurochirurgie ontving namens de afdeling 150.000 euro van het Fonds NutsOhra voor de multi-center trial ‘Ultra-early tranexamic acid after subarachnoid hemorrhage (ULTRA)’.
Op 7 juni ontving promovendus José van den Heuvel een Fulbright-beurs voor onderzoek in de VS. Deze beurzen zijn voor een uitwisselingsprogramma waarbij Nederlandse
Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Sandra Smets, Arthur van Zuylen NFU Het AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC, LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum. In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s. Redactie-a dre s AMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam. +31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99 E-mail: magazine@amc.nl
AMC M aga zine september 2012
studenten, promovendi en wetenschappers in de VS kunnen verblijven en hun Amerikaanse evenknieën in Nederland. Van den Heuvel zal aan de Yale University onderzoek gaan doen naar ‘Brain regions involved in food reward and palatability’.
31
A bonnementen Abonnementen-administratie: zie redactie-adres. Jaarabonnement € 22,00. Adv ertentie - e x ploitatie Van Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45 Ont werp Grob|enzo, www.grobenzo.nl Druk Drukkerij Mart. Spruijt bv Copyright © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2012 c/o Pictoright Amsterdam.
C o n g re s se n e n c u r s u s s e n s ep t e m b er
r u b r i e k s n a a m
7 Opening Museum Vrolik
Minisymposium ter gelegenheid van de heropening van Museum Vrolik, dat het afgelopen jaar grondig is vernieuwd en opnieuw is ingericht. Het museum biedt een overzicht van de menselijke anatomie. Anatomie staat al eeuwen aan de basis van de geneeskunde en is nog steeds onmisbaar in de medische opleiding. Daarnaast is het een bloeiende tak van wetenschap en een inspiratiebron voor kunstenaars. Het symposium belicht al deze kanten. Plaats: AMC, collegezaal 3 Tijd: 15.00 - 16.30 uur Inlichtingen: dhr. L. de Rooy, 020 566 4664, museumvrolik@amc.nl 7 Congre s le verk anker
Hepatocellular carcinoom (HCC) is een van de meest voorkomende vormen van leverkanker. Het congres bespreekt de enorme vooruitgang die is geboekt bij de screening en vroege herkenning van HCC. Er zijn nieuwe behandelingen ontwikkeld die de prognose voor patiënten met HCC hebben verbeterd. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.00 - 17.00 uur Inlichtingen: mw. J. Goedkoop of mw. J. van der Woude, 020 566 3926, epgs@amc.nl
ben, maar dat niet alle mensen met overgewicht diabetes krijgen. Op basis van onderzoek bij muizen ontdekte hij genen die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van diabetes. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 17.00 - 18.00 uur Inlichtingen: mw. S. van Vliet, 020 566 7806, s.a.vanvliet@amc.nl 19 Refereermiddag Interculturele communicatie
Bijeenkomst over ‘De rol van cultuur en taal in de communicatie met de patiënt’. Dr. A. Kuckert-Wöstenheinrich, docent en onderzoeker HBO-V Amsterdam , spreekt over ‘Reflecties op het opleiden van verpleegkundig studenten in Amsterdam’. Intercultureel trainer Leila Jaffar houdt een voordracht getiteld ‘Komt een vrouw bij de dokter, maar wat verwacht ze daar?’. Michel Ligtvoet (Tolk- en Vertaalcentrum Nederland) belicht ‘Babylon in de zorg: welke invloed hebben taalbarrières. Ervaringen uit de praktijk van een telefoontolk’. Plaats: AMC, H2-211 Tijd: 15.00 - 20.00 uur Inlichtingen: Secretariaat KNO, mw. M. van Huiden, 020 566 8586, m.b.vanhuiden@amc.nl 20 Congre s Kinderga stro-
11 Na scholing
enterologie
Jeugdgezondheidszorg
Bijeenkomst over ‘De meest gestelde vragen aan de kindergastro-enteroloog. Richtlijnen, bacteriën, schimmels en ... nog veel meer’. Aan de orde komen onder andere drie nieuwe richtlijnen, het gebruik van vetoplosbare vitamines en vitamine B12 en de behandeling van diverse gastrointestinale ziektebeelden met behulp van kruiden, gisten en probiotica. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 10.30 - 18.00 uur Inlichtingen: mw. J. Goedkoop of mw. J. van der Woude, EPGS-AMC, 020 566 3926/6468, epgs@amc.nl of www.epgs.nl
Huisarts en jeugdarts drs. F.H. Nagtegaal spreekt over ‘Kleine kwalen 0 - 19 jaar’ en over ‘Huisarts en JGZ samen eerstelijnszorg voor de jeugd’. In haar eerste voordracht gaat zij in op kleine kwalen op de kinderleeftijd zoals luiereczeem, acne of platvoeten. In de tweede lezing staat signalering van problemen rondom o.a. gezondheid, ontwikkeling, gedrag van kinderen of jongeren, de gezinssituatie of opvoeding centraal. Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 19.30 - 22.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, jgz@amc.nl of www.amc.nl/congres
25 Cursus Hepatitis 18 Ru yschlezing
Lezing door prof. Alan Attie (University of Wisconsin-Madison), deskundige op het gebied van de moleculaire biologie van metabole ziekten. Attie gaat in op de observatie dat bijna alle patiënten met diabetes type 2 overgewicht heb-
Nascholing reizigersgeneeskunde. Internist-infectioloog dr. J. van der Meer (AMC) belicht ‘Ins en outs van alle varianten hepatitis’. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.00 - 16.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie,
32
020 566 8585, reizigers@amc.nl of www.amc.nl/congres 25 Congre s Vroeggeboorte
Ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van de Nederlandse Vroeggeboorte Follow-Up Werkgroep is er een congres over de langetermijnaspecten van vroeggeboorte, getiteld: ‘Preterm birth: from delivery to development’. Plaats: Hermitage, Amstel 51, Amsterdam Tijd: 9.00 - 17.30 uur Inlichtingen: mw. L. Osterop, 020 566 7987, www.amc.nl/ekz
28 Congre s Va scul aire genee skunde
19e AMSTOL-symposium 2012, over ‘state of the art hemostase, trombose, atherosclerose en vasculaire geneeskunde’. Het symposium wordt afgesloten met het uitreiken van de J.W. ten Cateprijs voor jonge onderzoekers op het gebied van de vasculaire geneeskunde. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.00 - 15.50 uur. Daarna uitreiking J.W. ten Cateprijs Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, amstol@amc.nl 29/9 - 7/10 Week van de Sma ak
25 - 27 Na scholing Hemofilie
Cursus ‘De meest gestelde vragen over hemofilie & de ziekte van Von Willebrand’. Plaats: Apollohotel De Beyaerd, Hulshorst Tijd: 19.00 - 21.30 uur (25/9), 8.30 - 17.30 uur (26/9) en 8.30 - 15.30 uur (27/9) Inlichtingen: mw. K. Fijn van Draat of mw. M. Peters, 020 566 2727 of hemofilie@amc.nl o.v.v. ‘Artsencursus Hulshorst’ 27 Congre s Patiënt veiligheid
Symposium ‘Incidenten in de patiëntenzorg’, over het verbeteren van de veiligheid voor de patiënt en preventieve maatregelen die hieraan kunnen bijdragen. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.00 - 17.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, patiëntenzorg@amc.nl
Diverse activiteiten in het kader van het landelijke culinaire evenement De Week van de Smaak. Dit jaar staat de aardappel centraal. In en rond het AMC worden smaaklessen gegeven aan kinderen die in het EKZ zijn opgenomen. Er is een boerenmarkt op één van de centrale pleinen, een gezamenlijke maaltijd voor patiënten en hun bezoek en er vindt een symposium plaats over smaak, voedselbeleving en gezondheid. Plaats: diverse locaties Inlichtingen: dhr. M. Verzijden, projectleider Week van de Smaak in het AMC, 06 10934 244, demooiemaaltijd@amc.nl, www.deweekvandesmaak.nl
27 Symposium ABCD-studie
Waarom heeft het ene kind wel overgewicht en het andere niet? Wat zijn belangrijke kenmerken van gezondheid op jonge leeftijd? Waarom zijn sommige kinderen vaak druk en andere niet? Tijdens het symposium ‘Diversiteit in groei en ontwikkeling van jonge kinderen: de ABCD-studie’ worden de resultaten gepresenteerd van 10 jaar onderzoek naar risicofactoren die van invloed zijn op gezondheid, gezondheidsverschillen en ziekten op jonge leeftijd. Plaats: Amsterdam, Concern Congres Centrum Tijd: 9.30 - 17.30 uur Inlichtingen: abcd@ggd.amsterdam.nl
AMC M aga zine september 2012
Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen:
AMC Congresorganisatie, secretariaat 020 566 85 85.