discours jaargang 4 | nummer 2 | juNi 2012
magazine voor de Onderwijs- en Opleidingsregio van het AMC
Onderhandelen volgens opleider Fedde Scheele
1 discours
juni 2011
inhoud
Discours, het magazine voor co-assistenten, arts-assistenten en opleiders in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het Academisch Medisch Centrum Pagina 3
6
De Huismeester
Henry Dijkstra, Zaans Medisch Centrum Pagina 6 Zij-instromers
De eerste lichting is bijna klaar Pagina 10 Diversiteit
Komt een Turk bij de geneeskundestudent 12
Pagina 12 Kwaliteit vervolgopleiding
COC als regisseur Pagina 14 Nieuwe master
Meesters in geneeskunde Pagina 16 Medische onderwijsdeskundigen
16
Gezocht: Principal Educators Pagina 18 Met de vuist op tafel
Intimidatie en agressie Pagina 20 Opleidingsetalage
Onderhandelen met je opleider Pagina 22 Televisie-college
Dr.House ontleed
&
Rubrieken Pagina 9 | column | Numerus fixus Pagina 23 | Agenda Pagina 24 | Uit de polder | Dorien uit Madrid
18
Colofon Discours, juni 2012 Jaargang 4, nummer 2 Verschijning: drie keer per jaar Oplage: 4800 Uitgave: Discours is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam.
Redactie: Frank van den Bosch (hoofdredactie), Jasper Enklaar (eindredactie), Maas Jan Heineman (voorzitter Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen), Debbie Jaarsma (hoogleraar Evidence Based Education), Simon Knepper, Mario Maas (voorzitter Onderwijsinstituut Geneeskunde) en StĂŠphanie van Straaten (co-assistent)
Art Direction en Ontwerp: Van Lennep Fotografie: Pieter Crucq, Janus van den Eijnden, Jeroen Oerlemans, Sake Rijpkema Illustraties: Till Kramer (Van Lennep) Zet- en drukwerk: drukkerij Slinger, Alkmaar
Bijdragen: Suzanne Bremmers, Marc van den Broek, Goda Choi, Anne Koeleman, DaniĂŤlle Kraft, Catrien Spijkerman, Tim Wong
2 discours
Redactieadres: Afdeling Voorlichting Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam Telefoon: (020) 566 24 21 Email: discours@amc.nl Website: www.amc.nl/discours Niets uit deze uitgave mag worden geproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
juni 2012
De Huismeester
Henry Dijkstra, Zaans Medisch Centrum ‘Het co-schap moet goed én leuk zijn’
3 discours
juni 2011
De Huismeester
‘Misschien komen de talenten straks bij ons terug’ Tekst: Daniëlle Kraft Beeld: Janus van den Eijnden
Het Zaans Medisch Centrum (ZMC) in Zaandam, het voormalige Ziekenhuis De Heel, verzorgt al ruim twintig jaar verschillende co-schappen voor de geneeskundestudenten van het AMC. Henry Dijkstra (57), die zich in 1990 in het ZMC vestigde, was van begin af aan bij deze onderwijsontwikkelingen betrokken. Twee jaar geleden is hij door het AMC benoemd tot coördinator co-schappen, een collega van Dijkstra heeft de co-schappen van het VUmc onder zijn hoede. Dijkstra’s betrokkenheid bij het onderwijs dateert nog uit zijn eigen studententijd, waarin hij jarenlang via studentassistentschappen Filosofie en Gedragswetenschappen jonge studenten begeleidde. Aan het einde van zijn studietijd gaf hij les op een verpleegkundigenopleiding. ‘Kennis delen met jonge, leergierige mensen, dat geeft zó veel voldoening’, verklaart Dijkstra. Dagelijks lopen er in het Zaanse ziekenhuis een stuk of 25 AMC-co-assistenten mee, op de afdelingen Psychiatrie, Gynaecologie, Neurologie, Heelkunde, Kindergeneeskunde en de SEH. Dijkstra organiseert als coördinator de randvoorwaarden, opdat de aankomend dokters een optimale stagetijd hebben. ‘Het co-schap moet goed én leuk zijn. Wie weet komen de talenten dan straks graag als specialisten bij ons terug.’ Serieus Dijkstra bouwt als het even kan een persoonlijke band met de co-assistenten op. Zijn eigen afdeling Psychiatrie geeft de co’s bij hun afscheid bijvoorbeeld een cadeautje en de co’s op hun beurt trakteren dan volgens traditie op (zelfgemaakte) taart. ‘We sluiten die zes of acht weken die ze in ons team meedraaien bewust met elkaar af, omdat die periode als het goed is belangrijk is geweest.’ Dat de co-assistenten van nu dat beseffen, leidt volgens Dijkstra geen twijfel. ‘Ze zijn over het algemeen erg serieus. Een beetje té, soms. Jong, braaf en érg gefocust. Ik begrijp het wel: ze krijgen studiefinanciering, móeten binnen zes jaar hun studie afronden en richten zich daar dus helemaal op. Ze hebben geen tijd om om zich heen te kijken, om een beetje streetwise levenservaring op te doen. Die maatschappelijke vorming, die belangrijk is voor je attitude als arts, voor de manier waarop je patiënten en medewerkers bejegent, mis ik een beetje in het curriculum. Mijn gedachten daarover heb ik bij het AMC neergelegd. En ik zeg het ook tegen onze co’s: doe er iets bij, neem initiatief, een student-assistentschap, een bestuurlijke functie, een bijbaantje, vrijwilligerswerk. Maak je wereld groter. Het maakt je completer’
In de Beste Co-schapverkiezing van de CoRaad van AMC staat het Zaans Medisch Centrum steevast in de hoogste regionen. Het co-schap Psychiatrie stond de laatste jaren zelfs drie keer op nummer één en Gynaecologie en Kindergeneeskunde haalden diverse malen de eerste prijs. ‘We zijn goed bezig’, stelt Henry Dijkstra, psychiater en coördinator co-schappen AMC in het Zaans Medisch Centrum.
Kraakpanden Dijkstra spreekt uit ervaring. Zijn wereld was destijds beduidend groter dan de collegezaal. Hij koos er bewust voor in zijn eigen onderhoud te voorzien. ‘Al die zogenaamd linkse pleidooien voor behoud van de volledige studiebeurs vond ik zó’n onzin. Dat was ook uit gemakzucht, hoor!’ Dijkstra woonde in kraakpanden en pakte alles wat geld opleverde aan; hij was vorkheftruckchauffeur en koffieautomatenvuller – met een besteleend waarmee hij (jaren zeventig!) goede sier bij zijn toenmalige vriendinnetje maakte –, zat in de autohandel (‘reparaties met één week garantie’) en blufte zich als hoofdverpleegkundige een Amsterdams verpleeghuis binnen zonder daarvoor ooit een patiënt te hebben gezien. En nee: hij viel niet door de mand. ‘Ik kan aardig onderhandelen. Een vaardigheid die me als psychiater ook goed van pas komt. Niet zelden moeten wij in ons vakgebied patiënten overtuigen van het nut van een bepaalde behandeling of medicatie. Ik kan ze redelijk goed overreden.’ ADHD Als kind was hij al ‘zoekerig’. Nieuwsgierig en avontuurlijk. ‘Ik deed met mijn broer spannende scheikundige testjes met leuke plofresultaten. We
4 discours
juni 2012
De Huismeester
‘Co’s zijn over het algemeen erg serieus. Een beetje té, soms. Jong, braaf en erg gefocust’
twee stukken uitkwamen, om als poetslappen een tweede leven te beginnen. Daar zaten oranje shirts bij, met een leeuwtje. Het was zomer 1974 en het WK Voetbal stond voor de deur, dus ik kon er een leuk handeltje mee beginnen.’
hebben ooit de garagedeur laten knallen en de pop van ons zusje gelanceerd, die vervolgens over het dak vloog. Later repareerden we brommers, waarbij we schroeven overhielden, maar het wel voor elkaar kregen dat die dingen reden.’ Hij was geen moeilijk kind, wel een handenbindertje: druk, beweeglijk, ongeduldig en soms onvoorspelbaar. ‘Ik zou nu vast de diagnose ADHD krijgen.’ Henry Dijkstra kon ook goed leren en zo kwam een universitaire studie in beeld. De TH in Delft was even een overweging, maar het werd uit praktische overwegingen geneeskunde: ‘Ik hoefde niet in te loten, omdat ik mijn examenjaar had moeten overdoen. Een merkwaardige voorkeursbehandeling, maar ik deed er mijn voordeel mee.’ Dienstplicht Hij woonde nog bij zijn ouders, op dat moment in Rotterdam, maar schreef zich in bij de VU in Amsterdam. ‘Studeren in Rotterdam was geen optie, te dicht bij huis’, zo verklaart hij zijn overstap van 010 naar 020. Dat hij voor de VU koos, was een laatste geste aan zijn gereformeerde afkomst. ‘Dat speelde begin jaren zeventig nog mee.’ Maar eerst wachtte de dienstplicht. Hoe hij zijn best ook deed, Dijkstra kwam er niet onderuit. ‘Rugproblemen, slechte ogen – echt waar – en S5, ik werd nergens op afgekeurd.’ Als actief VVDM-lid was hij een lastige soldaat en kreeg hij ‘pestbaantjes’. ‘Op het laatst zat ik bij de werktroepen en moest ik niet gebruikt ondergoed in een soort zaagmachine stoppen, waarna ze er in
5 discours
Praatgroep Henry Dijkstra voltooide zijn studie geneeskunde vervolgens keurig binnen de zes jaar, deed diverse waarnemingen (onder ander tijdens Oud en Nieuw voor dertig huisartspraktijken in Amsterdam) en werkte een jaar als assistent-geneeskunde-niet-in opleiding (AGNIO) bij het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis in Amsterdam. Daar zette hij, tegen de wens van zijn superieuren, een praatgroep voor terminale kankerpatiënten op. ‘Ze vonden het te zwaar, zo zonder hoop, voor deze mensen, maar het animo was groot, dus ik heb het doorgezet.’ Die psychosociale kant van de zorg beviel Dijkstra goed en deed hem besluiten zich te specialiseren in de psychiatrie. ‘Praten met mensen, gedachten ordenen, drijfveren zoeken, dat vond ik altijd al ontzettend boeiend.’ Dijkstra kon bij prof. dr. Rooymans in Leiden in opleiding komen. ‘De psychiatrie in Leiden was directiever dan die in Amsterdam, waar ze nogal psychoanalytisch waren georiënteerd. Dat directieve paste – en past nog steeds – beter bij mijn karakter.’ Trouw Directief dus. Sportief ook. Zijn omgeving voegt daar aan toe: humorvol, pragmatisch, motiverend, ongeduldig en een oeverloos verhalenverteller. Trouw is hij ook: Dijkstra vestigde zich in 1990 in het ZMC en bleef er. ‘Dit is een goed en fijn perifeer opleidingsziekenhuis. Alle leden van de staf kennen elkaar, de onderlinge betrokkenheid is groot en de lijnen zijn kort. Ook de co-assistenten voelen dat het bij ons goed zit.’ Henry Dijkstra heeft in het ZMC zijn professionele bestemming gevonden. In Amsterdam-Zuid vond hij zijn ideale woonplek (met echtgenote, twee opgroeiende dochters en grachtenbootje) en in zijn tweede huisje in het Friese Langelille (bij Lemmer) tankt hij bij. Daar pakt hij een goed Nederlands boek. Of de tractor. ‘Heerlijk om zo het hoofd even leeg te maken.’ +
juni 2012
zij-instromers
De eerste lichting is bijna klaar Tekst: Tim Wong Beeld: Janus van den Eijnden
De eerste lichting zij-instromers heeft het schakeljaar er bijna opzitten. Deze voortrekkers moesten in één loodzwaar jaar twee studiejaren Geneeskunde doen, om na deze zomer door te kunnen stromen naar de masterfase.
Verpleegkundige Lilian Wierstra (28) is bezig met de laatste loodjes van het schakeljaar voor de zij-instroom. ‘Geneeskunde is altijd al mijn droom geweest. Nu komt die droom uit.’ ‘Het is echt afzien. Je stelt je erop in, maar dat het zo zwaar zou worden, dat had niemand verwacht. Het is niet zo dat ik er wakker van heb gelegen, maar m’n sociale leven heeft er zeker onder te lijden gehad. Veel vrienden heb ik sinds de zomer van vorig jaar niet meer gezien. Soms twijfelde ik ook of ik het wel zou halen. Na
een paar tegenslagen zinkt de moed toch in je schoenen. Maar juist omdat je zo gemotiveerd bent, zet je door en komt het goed, denk ik. Geneeskunde is altijd al mijn droom geweest. Ik was ooit in de brugklas van het gymnasium blijven zitten, en toen dacht ik: ik kan niks. Dus zette ik mijn droom op een laag pitje. Nu lijkt het toch te gaan lukken, al is het via een omweg... Waarom ik werd geselecteerd voor de zij-instroom? Geen idee. Misschien door mijn werkervaring. Ik werkte al op mijn twintigste in een hospice.
6 discours
juni 2012
En verder… Ik heb altijd al veel gedaan, heel veel tegelijk, en ik denk dat ze dat ook zochten. Tips voor de nieuwe lichting? Kom praten. Ga te rade bij de vorige lichting. In het begin heb je niet zo veel contact met studenten omdat je daar geen tijd voor hebt, en dan kom je halverwege het jaar erachter dat er bijvoorbeeld uitwerkingen en oude tentamens rondgaan. Je probeert alles zelf te doen, maar het wiel is al een keer uitgevonden, dus maak er gebruik van. Studeren is ook een kwestie van handig te werk gaan.’
zij-instromers
Pim Hulshof (29) deed verschillende studies, maar zijn hart zat toch bij Geneeskunde. Dus begon hij aan het schakeljaar. ‘Ergens was het ook een kick.’ ‘Ik ben altijd al iemand met een brede interesse geweest. Na een jaartje economie en de studies psychologie en journalistiek ben ik in een revalidatiecentrum gaan werken als cognitief therapeut. Eenmaal op de werkvloer kwam ik erachter dat ik toch het liefst op de stoel van de arts wilde zitten. Wat ik mooi vind aan al die vakken – journalistiek, psychologie, geneeskunde – is dat je dichtbij
staat bij wat belangrijk is voor mensen. Zeker in de geneeskunde, natuurlijk. Ik voel me wel bevoorrecht, ja, want ik kan geld lenen van m’n ouders, en sommigen van ons moeten er daarnaast ook werken. De studie geneeskunde is niet echt wat je noemt hogere wiskunde, maar zo’n schakeljaar is natuurlijk dubbel zwaar. Als ik naar mezelf kijk: ik heb best wel eens een verjaardag laten schieten, maar zeker geen grote dingen. Het gaat ook gewoon om discipline. Kijk, ik ben 29 en al mijn vrienden zijn inmiddels aan het werk, en ik zit ook niet meer in het studentenleven. Als
7 discours
juni 2012
je elke dag tijd stopt in zelfstudie, dan lukt het. Het schakeljaar was voor mij daarom een gouden kans om de studie sneller af te maken. Ergens was het ook een kick om te merken dat het me zo gemakkelijk afgaat. Misschien wel juist omdat ik het zo graag wil. Ik ben een man van de praktijk, en wil zo snel mogelijk op de werkvloer staan. Het belangrijkste bij de zij-instroom is dat je je goed prioriteiten stelt – welke colleges volg je en welke niet. Je moet keuzes maken, anders red je het niet, ook om tijd over te houden voor zelfstudie. Dat is, denk ik, het moeilijkste.’
zij-instromers
Zij-instromer Irma Noordzij (22) had al een bachelor Technische Geneeskunde op zak, maar dat maakte het niet heel veel gemakkelijker. ‘Je sleept elkaar erdoorheen. Alleen red je het niet.’ ‘Tot nu toe heb ik alles gehaald, maar het was wel heel erg zwaar. Je doet twee jaar ineen, en tentamens volgen elkaar snel op. Soms heb je van negen tot half zes tentamens en daartussen een half uur pauze. En dan moet je nog studeren. Colleges en practica kun je niet altijd volgen, want ze overlappen elkaar.
Je kunt jezelf natuurlijk niet opdelen, dus is het schipperen geblazen. Maar eerlijk is eerlijk. Van tevoren is ook gezegd dat je sociale leven op een laag pitje komt te staan. Je moet het echt willen. Nee, ik zou zeker niet zeggen dat het is meegevallen. Je komt jezelf ook echt een paar keer tegen. Maar tegelijkertijd heb ik nooit gedacht: ik stop ermee. Geneeskunde studeren is wel echt wat ik wil. Dat is iets waar ik me het afgelopen jaar in gesterkt voel – in de collegebanken of gewoon met de neus in de boeken. Als je iets echt leuk vindt, dan is het – ondanks
8 discours
juni 2012
de zwaarte – ook boeiend en inspirerend. En in dat geval kosten de inspanningen je minder moeite. Wat heeft geholpen, is dat we het schakeljaar met een klein, hecht clubje hebben doorlopen. Met z’n vijftienen. In het begin is alles geweldig. Later heeft iedereen het wel eens moeilijk, en dan sleep je elkaar erdoorheen, maar dat heb je ook wel nodig, denk ik. Alleen red je het niet.’
COLUMN
Numerus fixus In de VS zijn medici een interessante doelgroep voor befaamde consultancybureaus als McKinsey & Co en Boston Consulting Group. Op de medische campussen organiseren zij regelmatig ‘open avonden’ om talenten weg te plukken uit de gezondheidszorg. In Nederland organiseert BCG masterclasses onder bijna afgestudeerden. Tien jaar geleden werden enkele ambitieuze aspirant-ingenieurs (mét das) en ik (co-assistent zónder) op een mooie lentedag ontvangen in een prachtig Baarns herenhuis in het bos. Daar kregen we uitleg over het vak van consultant. Er werd fijne koffie geschonken en een mooie lunch geserveerd. De partner legde uit dat consultants problemen van klanten benaderen door uitdagingen te formuleren en kansen te zien. We werden in groepjes verdeeld en kregen een casus voorgelegd. Nadat ik in de eindpresentatie had uiteengezet hoe onze klant nog meer geld kon verdienen door aanpassing van hun strategisch beleid werd ik uitgenodigd voor de volgende sollicitatieronde (‘Kom je dan wel met das?’). Ik heb netjes bedankt en mijn co-schappen afgemaakt. Uiteraard ben ik nimmer vergeten om meer uitdagingen en kansen te zien dan problemen. Toen (inmiddels demissionair) minister Schippers aankondigde de numerus fixus voor de studie geneeskunde af te schaffen, zag ik in eerste instantie toch voornamelijk een probleem. Wat heet, een doemscenario waarbij de enorme instroom aan (voorheen uitgelote) studenten een bedreiging zou vormen voor het kwaliteit van het onderwijs. De uitdaging wordt dus om aan grotere groepen studenten kwalitatief goed onderwijs te bieden. Uiteraard biedt het enorme kansen voor vernieuwing en modernisering van het onderwijs. De bachelorfase is relatief simpel: we geven ochtend- en avondcolleges (genoeg patiënten ook ’s avonds in huis) of streamen de (e-)colleges (wie te laat is, logt in). In de masterfase kunnen niet onbeperkt studenten instromen, want er is maar een beperkt aantal co-plaatsen. Er zullen enorme wachttijden ontstaan voor de co-schappen (die nooit weggewerkt worden) of co-assistenten moeten uitwijken naar verre oorden (Duitsland of toch weer België?). Een andere optie is om te selecteren voor de masterfase, met als gevolg dat we grote hoeveelheden geneeskunde-bachelors wegsturen naar andere faculteiten (maar hebben ze daar wel plek?) of met een studieschuld richting de UWV. Het bedrijfsleven, laat staan consultancybureaus, staat niet te wachten op halfbakken medici. De beste methode voor de medische faculteiten om de stroom studenten (en de kosten!) beheersbaar te houden is het uitbreiden danwel invoeren van een decentrale selectie. De continue uitdaging is het vaststellen van selectiecriteria en het ontwikkelen van methoden om die te toetsen bij jonge vwoscholieren. Mijns inziens loont het niet om te selecteren op motivatie of intelligentie. Ik mag hopen dat er slechts weinigen zich aanmelden voor de studie uit ‘verkeerde’ motieven en dat het vwo-diploma garant staat voor ‘voldoende’ intelligentie om een goede arts te worden. Ik kan me voorstellen dat het AMC zich richt op kandidaat-studenten die aantoonbare affiniteit hebben met het AMC, de universiteit of de stad. Dus pluspunten als je Medische Informatiekunde of een andere studie aan de UvA hebt gestudeerd, in de gemeenteraad zit, danwel interesse hebt voor een patiëntenpopulatie met een multiculturele achtergrond. Het AMC zou ook extra interesse kunnen tonen in studenten die succesvol auditie hebben gedaan bij het Sweelinck Orkest, niet alleen het Rijksmuseum, maar ook FOAM of EYE waarderen, of net niet goed genoeg waren voor de A1 van Ajax. Minister Schippers laat ons niet achter met een probleem. De afschaffing van de numerus fixus biedt kansen voor het AMC om een nieuwe generatie artsen op te leiden die zich onderscheidt door hun talenten en brede interesses. Het is aan ons om gehoor te geven aan hun medische, wetenschappelijke én maatschappelijke ambities. Welkom. Goda Choi is internist-hematoloog i.o.
9 discours
juni 2012
diversiteit
Komt een Turk bij de geneeskundestudent Niet alle patiënten zijn blanke mannen van onder de vijftig. Toch wordt daar in de opleiding nog te vaak van uitgegaan, vindt Marie-Louise Essink-Bot. Ook enkele studenten vinden dat diversiteit meer aandacht verdient. ‘Opvattingen van de arts hebben immers invloed op de behandeling.’ Tekst: Catrien Spijkerman Beeld: Jeroen Oerlemans
10 discours
juni 2012
‘Deze reis heeft onze ogen geopend. Wij gaan de wereld verbeteren.’ Derdejaars student Caroline Figueroa (22) zegt het zonder een spoortje ironie. Samen met negentien anderen van de maatschappelijk geëngageerde studentenvereniging Mozaïek ging ze in april acht dagen op studiereis naar San Francisco. Het doel: inzicht krijgen in etnische ongelijkheid in de gezondheidszorg. Maar vooral, zegt Figueroa strijdbaar, ‘ontdekken wat wij jonge artsen kunnen doen om de gezondheidszorg voor etnische minderheden te verbeteren.’ In een klein zaaltje presenteert Figueroa de bevindingen. ‘In de VS hebben African-Americans en Latino’s een slechtere gezondheid dan blanken. We zijn geneigd te denken dat dit door de lagere sociaal-economische status komt, en door genetische verschillen. Dat klopt maar voor een deel. Door taalbarrières, gebrek aan kennis over de minderheidsgroepen en vooroordelen krijgen deze groepen structureel slechtere zorg dan blanken. Het Nederlandse zorgsysteem mag misschien beter zijn dan het Amerikaanse – één ding doen de Amerikanen heel goed: ze beseffen dat hun patiëntengroep divers is, en houden daar rekening mee. Daar kunnen wij nog wat van leren.’ Er wordt heftig geknikt in
diversiteit
Het belang lijkt Essink meer dan duidelijk. ‘Het is bewezen dat sommige etnische groepen bepaalde ziekten vaker krijgen dan westerlingen, en dat ze anders op medicatie reageren. We kunnen dus niet blijven doen alsof iedere patiënt een blanke man van onder de vijftig is.’ Een hoge bloeddruk, ook wel hypertensie, komt bijvoorbeeld vaker voor bij groepen die oorspronkelijk uit Afrika komen, zoals Ghanezen en Surinamers. ‘Deze mensen hebben een ander type hypertensie dan westerse blanken. De hypertensie is ernstiger, komt op jongere leeftijd voor, en is meer gevoelig voor zout. Bovendien reageert dit type minder op de medicatie die bij blanken over het algemeen goed werkt.’
Jeanine Suurmond en Marie-Louise Essink-Bot: 'Diversiteit prominenter in curriculum.'
het publiek, maar het gevoel dat hier gepreekt wordt voor eigen parochie is onvermijdelijk. Op deze presentatie over etnische diversiteit zijn louter studenten van Mozaïek afgekomen, aangevuld met een handvol docenten Sociale Geneeskunde en Medische Psychologie. Diversiteit niet belicht De opkomst is tekenend voor de aandacht voor dit onderwerp, geeft universitair hoofddocent Sociale Geneeskunde Marie-Louise Essink-Bot toe. In 2009 nam zij samen met collega Lizzy Brewster het geneeskundecurriculum uitgebreid onder de loep en constateerde dat het onderwerp diversiteit niet systematisch, en te weinig expliciet werd belicht. Bovendien komt het onderwerp zelden aan bod in de toetsing. Overigens geldt dit niet alleen voor etnische diversiteit, maar ook voor diversiteit in bijvoorbeeld sociaal-economische klasse of sekse. Samen met collega Jeanine Suurmond ging Essink aan de slag om diversiteit in het hele curriculum een prominentere plek te geven. In het Raamplan 2009, de beschrijving van de eisen waaraan een student aan het einde van zijn opleiding moet voldoen, wordt diversiteit immers expliciet genoemd.
Migratiestress Ook de perceptie van de ziekte kan verschillen, zegt Essink. ‘Patiënten kunnen een heel ander beeld van een aandoening hebben dan artsen. Artsen leren bijvoorbeeld dat hypertensie een chronische aandoening is, die chronisch behandeld moet worden. Uit onderzoek bleek dat onder Surinamers daarentegen soms het idee heerst dat een hoge bloeddruk gerelateerd is aan stress, in het bijzonder migratiestress. Veel van hen blijken te denken dat ze wel hypertensie in Nederland hebben, maar niet in Suriname. Wanneer ze op vakantie zijn in Suriname, slikken ze dus hun medicijnen niet.’ Een arts kan vaak niet weten hoe een patiënt een ziekte of behandeling beleeft, maar hij moet wel openstaan voor de signalen, zegt Essink. Sinds dit jaar is het zogenaamde ‘Longitudinaal thema Diversiteit’ in het curriculum ingevoerd. Essink en Suurmond voegden bijvoorbeeld een training toe in de komende masterfase waarin studenten leren omgaan met een tolk, en ze spanden zich in om de groep simulatiepatiënten meer een afspiegeling te laten zijn van de patiëntenpopulatie. Zo kunnen studenten ook eens een oefengesprek voeren met een jonge Turkse man, in plaats van alleen maar met Nederlandse vrouwen van middelbare leeftijd. Ook in normale vakken Bovendien bekeken Essink en Suurmond met iedere blokcoördinator hoe diversiteit in de ‘normale’ vakken kon worden ‘ingevlochten’. ‘Een docent die diabetes bespreekt, moet standaard ook uitweiden over de symptomen en behandeling bij andere etnische groepen. De studenten moeten leren zich bij iedere patiënt af te vragen
11 discours
juni 2012
of hun aanpak anders zou zijn als er bijvoorbeeld een Hindoestaanse man in plaats van een blanke vrouw voor hen zou zitten.’ Als alle docenten vanzelfsprekend aandacht zouden besteden aan diversiteit zou dat het imago van het onderwerp goed doen, denkt derdejaars student Eru Mesfum (20), die ook aan de studiereis deelnam. ‘Nu leeft het totaal niet onder studenten’, zegt ze. ‘Net als Sociale Geneeskunde in het algemeen. Studenten vinden het vaag en onbelangrijk. Dat komt denk ik omdat de meesten niet maatschappelijk betrokken zijn. Geneeskundestudenten zijn niet gewend zelf na te denken en te discussiëren, ze leren voornamelijk van buiten wat in de boeken staat.’ Racistische trekjes Het is daarom beter de studenten te laten ervaren hoe ze zelf met diversiteit omgaan, adviseren de Mozaïekleden. ‘Wij hebben in San Francisco een implicit association-test gedaan, een psychologische zelftest’, vertelt Caroline Figueroa. ‘Dat was confronterend! Sommige medestudenten zagen ineens in dat ze racistische trekjes hebben. Ikzelf ontdekte dat ik er bij vrouwen onbewust van uitga dat ze geen carrière maken, maar voor het gezin zorgen. Dat had ik nooit achter mezelf gezocht. Door dit soort inzichten snap je ineens hoe belangrijk diversiteit is. Opvattingen van de arts hebben immers invloed op de behandeling.’ Essink en Suurmond zeggen de adviezen van de studenten ter harte te nemen. ‘Er is nog een hoop te doen’, erkent Essink. ‘Meer docenten besteden sinds dit jaar aandacht aan het onderwerp, maar dat zegt nog niets over de kwaliteit ervan, en het wil ook nog niet zeggen dat het daarmee vanzelfsprekend is geworden.’ Bovendien is er in het vernieuwde curriculum nog steeds geen toetsing van kennis en vaardigheden over diversiteit. ‘Veranderingen in onderwijs zijn niet van de ene op de andere dag gemaakt. Over onderwijs over diversiteit bestond geen body of knowledge. Het is dan ook onze ambitie een kenniscentrum voor diversiteit in de geneeskundeopleiding op te zetten.’ Essink is blij dat ze in de Mozaïekstudenten medestrijders gevonden lijkt te hebben. ‘Helaas zijn lang niet alle studenten als zij. Er zijn er genoeg die menen dat de patiënt gewoon moet doen wat de arts zegt, en klaar. Sommige artsen zijn trouwens ook zo.’ +
kwaliteit vervolgopleiding
Vraagtekens bij regisseursrol van de COC Hoewel alle centrale opleidingscommissies (COC’s) bezig zijn met de kwaliteit van de vervolgopleiding, gebeurt dat nog niet op een systematische manier. Dat is de belangrijkste conclusie die AMC-onderzoeker Kiki Lombarts trekt in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Huiswerk voor de COC’s dus. Discours vraagt drie COC-voorzitters naar een verklaring. Ze waarschuwen voor te veel papieren rompslomp. Tekst: Suzanne Bremmers
12 discours
juni 2012
kwaliteit vervolgopleiding
Tadek Hendriksz van het Albert Schweitzer Ziekenhuis was tot voor kort voorzitter van de COC. Volgens hem zal de vereiste systematiek van kwaliteitszorg er op deze manier niet komen. ‘De frequentie is te hoog. Je hebt bijna geen tijd om jezelf te verbeteren. Je moet resultaten bespreken en plannen maken. Voordat je die plannen gemaakt hebt, ben je al een half jaar verder. Alles moet besproken worden met verschillende groepen mensen. Dat haal je nooit in een jaar. Bovendien wordt het te star als je het systematisch gaat inzetten. Het eerste jaar is het ontzettend nuttig om een Korte Praktijk Beoordeling in te vullen, maar na de tiende keer weet je het wel.’
De COC moet zich als regisseur van de kwaliteit van de vervolgopleiding opstellen. Dat staat in de nieuwe wet- en regelgeving die vanaf begin 2011 van kracht is. Kiki Lombarts onderzocht die nieuwe rol. Het onderzoek gaat niet over de kwaliteit van de opleiding op zich, maar over hoe je die kwaliteit op een systematische manier waarborgt. In hoeverre zijn de COC’s daar al mee bezig? Een inventariserend onderzoek dus. Wat blijkt: kwaliteitszorg wordt nog veelal ad hoc vormgegeven. Er vindt nog geen herhaling plaats van meten, reflecteren en verbeteren. Voor het gebrek aan systematiek hebben de voorzitters een eenduidig antwoord: te veel papieren en te weinig tijd. De drie benaderde COC-voorzitters noemen daarbij ook gebrek aan ondersteuning. COC-voorzitter Jim Zeegelaar van het Flevoziekenhuis: ‘Formulieren invullen gaat ten koste van de patiëntenzorg. Het is zo simpel: als je met administratie bezig bent, kun je geen patiënten helpen.’ Deze verklaring hoort onderzoeker Lombarts vaker. De modernisering in de vervolgopleiding en de nieuwe visitaties zouden veel bureaucratische aspecten hebben. Toch geldt dit volgens Lombarts niet zozeer voor de voorzitters van de COC’s, maar vooral voor de opleiders. ‘Ik denk dat de voorzitters hier vooral vanuit hun rol als opleider spreken. Voor de voorzitters van de COC is er niet zo veel extra papierwerk.’
Steuntje Niet iedereen is ontevreden over de nieuwe opzet. Zeegelaar: ‘Kwaliteit werd altijd gecontroleerd bij visitaties door experts. De nieuwe wetgeving zegt eigenlijk: leuk en aardig zo’n visitatie, maar het is slechts een momentopname. Veel beter is het als je een interne, systematische kwaliteitsbewaking hebt. Als COC-voorzitter moeten we ervoor zorgen dat die bewaking in de organisatie ingebakken zit. Dat zou een vooruitgang betekenen op het huidige systeem. Ik ben ook blij met de aandacht voor dit onderwerp van de onderzoekers. De maatschappij vraagt dit nu eenmaal van ons.’ Het invullen van de kwaliteitszorgvragenlijst die gebaseerd is op het rapport Kwaliteitsnormen vervolgopleidingen blijkt voor verschillende voorzitters van de COC’s ook een handig geheugensteuntje te zijn geweest om te kijken wat ze nog moeten doen. Alexander Montauban van Swijndregt van het OLVG: ‘We zagen dat we op sommige punten wat lager scoorden, die hebben we meteen op de agenda gezet. Niet allemaal tegelijk, maar één voor één. Ik vond het prettig om de vragenlijst in te vullen, je kunt kijken of je op de goede route zit. Het gaf houvast.’ Bevoegdheid Zo’n regisseursfunctie van kwaliteit klinkt aardig, maar wat het precies inhoudt daar denken de COC-voorzitters verschillend over. Van Swijndregt: ‘Ik wil alle opleiders ondersteunen, maar ik wil niet dat ze zich gaan verschuilen achter een commissie. De opleider is primair verantwoordelijk voor het wel en wee van de
13 discours
juni 2012
assistenten. Het is vrijwel onmogelijk voor mij om alles zelf in de hand te houden. Mocht er iets verkeerd gaan, dan is eerst de opleider aansprakelijk en niet de COC.’ Hendriksz denkt bij de regisseursfunctie vooral aan maatwerk. ‘We doen overal aan mee, maar niet alles is voor iedereen geschikt. Voor grotere vakgroepen is het evaluatie-instrument SETQ een goed middel om zicht te krijgen op problemen, maar voor kleine vakgroepen werkt het niet. AIOS geven zelf aan dat het niet anoniem genoeg is. Kwaliteitszorg is geen eenheidsworst. Als COCvoorzitter moet je goed kijken wat voor wie voldoet. Als je dat niet doet, raak je mensen kwijt.’ Bij Zeegelaar roept de term regisseur associaties op die hij niet waar kan maken. Hij vindt dat hij in het ziekenhuis te weinig bevoegdheden heeft om daadwerkelijk op te treden bij problemen. ‘Soms hoor ik in de wandelgangen dat er een probleem is in een vakgroep. Stel, er is ruzie tussen de waarnemend opleider en de groep van assistenten en ik merk dat dit zijn weerslag heeft op de opleiding. Ik kan dan niks doen. Alleen de Raad van Bestuur kan iemand wegsturen. Ik ben er nog niet helemaal over uit hoe ik dit moet oplossen.’ Nieuwe verplichtingen ‘Dat is nou eenmaal hoe de regelgeving is’, stelt onderzoeker Lombarts als zij hoort waar Zeegelaar mee zit. ‘COC’s krijgen nieuwe verplichtingen opgelegd, maar de bijbehorende bevoegdheden worden niet geëxpliciteerd. Ik kan me goed voorstellen dat voorzitters daar tegenaan lopen. COC’s kunnen opleiders wel aanspreken en peer pressure gebruiken. Tijdens visitaties wordt het opleidingsinstituut en het functioneren van de COC beoordeeld. Door die visitatie in te zetten als drukmiddel kunnen voorzitters meer macht uitoefenen bij problemen.’ Ondanks de bezwaren van de COC-voorzitters is Lombarts hoopvol. ‘Het onderzoek ging over het jaar 2010, nog voordat de nieuwe regelgeving van kracht was. Er bleek toen al veel te worden gesproken over nieuwe evaluatie- en meetinstrumenten. Kwaliteit stond op de vergaderagenda van de COC’s terwijl dat op dat moment niet eens verplicht was. Het kost nu eenmaal tijd om een kwaliteitscyclus in een organisatie in te voeren.’ +
Meesters in geneeskunde
nieuwe master
Na de zomer begint de nieuwe masteropleiding. Maar al begin juli kan het niemand in het AMC ontgaan dat er grote veranderingen op til staan in de masterfase. Op een speciale Masterlaunch op 3 juli worden studenten en opleiders geïnformeerd over de belangrijkste veranderingen. ‘We gaan betere artsen worden’, zeggen twee studenten die nauw zijn betrokken bij de nieuwe master. Tekst: Marc van den Broek Beeld: Sake Rijpkema
De twee betrokken studenten zijn Jort Kropff en Christiaan Widdershoven. Kropff is zesdejaars en heeft zijn co-schappen volgens de oude opzet gedaan. Widdershoven is tweedejaars, hij mag de vruchten gaan plukken van zijn inzet om de opleiding te verbeteren. Hij zit als student-lid in het bestuur van de opleiding Geneeskunde en heeft zich de afgelopen maanden intensief bemoeid met de nieuwe master. De masterfase van de studie Geneeskunde draait om de co-schappen, het doen van stages in ziekenhuizen. De twee studenten vertellen wat daar allemaal gaat veranderen en waarom dat nodig is. Kropff: ‘Bij de co-schappen die ik heb gedaan, bepaalden de begeleiders of, en wat voor onderwijs je kreeg. De ene begeleider heeft er meer interesse in of kan beter begeleiden dan de ander. Ik maakte mee dat ik tijdens een co-schap veel zelf moest uitzoeken. Ik moest zelf uitvinden hoe een apparaat werkt, ik werd in het diepe gegooid bij het afnemen van een anamnese. Er was soms gewoon niet zoveel tijd voor begeleiding. Ik vond dat het beter moest. Meer gestructureerd.’ De oplossing hiervoor is de wekelijkse terugkomdag. Vroeger zat de student vijf dagen per week in het ziekenhuis van het co-schap en was er weinig contact met studenten en docenten in het AMC. Als het co-schap werd gelopen in een ander ziekenhuis, dan was het AMC soms heel ver weg voor de student. Widdershoven: ‘Vandaar die wekelijkse terugkomdag. Er is dan tijd om met andere studenten ervaringen uit te wisselen over hoe het gaat, je kunt met de docenten reflecteren over het co-schap en er is tijd om extra kennis op te doen die je in het co-schap kunt gebruiken.’ Nieuwe kennistoets Kropff noemt een voorbeeld van dat laatste. ‘Bij het co-schap gynaecologie komt het vaginaal touché onherroepelijk langs. Dat
14 discours
juni 2012
nieuwe master
heb je geleerd, maar dat was al weer lang geleden in de bachelorfase van de studie. In de terugkomdagen tijdens het co-schap gynaecologie kun je dat beter leren.’ Widdershoven vult aan: ‘We noemen dat just in time learning. Je moet iets leren als je het nodig hebt, dan heb je er het meest aan. Er komt ook een nieuwe kennistoets aan het begin van elk co-schap. Dat dwingt je om de kennis op te doen die je de weken daarna nodig hebt. Je kunt niet zakken voor de toets, maar je krijgt een cijfer dat mede bepalend is voor de beoordeling van het co-schap.’ Het tweetal is zich bewust dat de nieuwe invulling van de stage een enorme omslag betekent in het doen van een co-schap. ‘Niet meer vijf dagen in het ziekenhuis aan de slag, maar vier dagen per week. Het vereist een mentaliteitsverandering bij de studenten en de artsen’, verwacht Widdershoven. ‘Nu denken veel studenten dat ze bij de coschappen de komende twee jaar full time in ziekenhuizen aan de slag gaan. Dat wordt dus anders.’ Meer eisen aan opleiders Nieuw in de master is straks ook dat er meer eisen worden gesteld aan de opleiders in de ziekenhuizen. Kropff heeft vaak genoeg meegemaakt dat de begeleiding niet optimaal was. De oplossing: ‘Meer scholing voor die begeleiders. Niet elke begeleider blinkt uit in didactische vaardigheden. Met de scholing kun je de docenten een hoop bijbrengen en hiermee hopen we dat de begeleiders beter beseffen dat ze tijd moeten vrijmaken voor de studenten die ze tijdens de coschappen moeten begeleiden. Ik had het idee dat ik tijdens mijn coschappen te weinig werd geobserveerd’, blikt Kropff terug. Met betere scholing van de begeleiders op de ziekenhuizen hopen de studenten dat er ook een einde komt aan wat ze noemen, de ‘7-cultuur’ bij de beoordeling. Kropff; ‘De meeste studenten zijn gemotiveerd om co-schappen te doen. Je moet echt de kantjes ervan aflopen om een
15 discours
onvoldoende te krijgen voor de stage. Wat ik nu jammer vind, is dat studenten die hun uiterste best doen, dat niet terugvinden in de beoordeling. Bijna iedereen krijgt een zeventje, voldoende.’ Widdershoven: ‘Studenten die het verdienen, moeten een 8 kunnen halen. Dat gebeurt niet al te vaak. Het komt erop neer dat de begeleiders leren een betere, individuele feedback te geven aan hun studenten. Nu is de beoordeling iets te gemakkelijk. We hopen dat het anders gaan worden.’ Meer keuze voor studenten Voor de studenten is een belangrijke verandering van de nieuwe master dat er meer keuze komt, vooral op het einde van de co-schappen. In de situatie van nu volg je de co-schappen en dan ben je klaar, zegt Kropff. ‘Je kunt vanaf volgend jaar op het einde gaan differentiëren, daarbij vooruitlopend op wat je na je artsenexamen wil gaan doen. Zo zou je een co-schap kunnen doen in een discipline die jouw speciale interesse heeft, een wetenschappelijke stage gaan opzetten als je hart bij het onderzoek ligt. Deze stages gaan langer duren, kortom meer onderwijs, meer kans om te laten zien waar je goed in bent en meer kans om te ontdekken wat je wilt met de studie.’ Het tweetal gelooft heilig in de nieuwe opzet. ‘We gaan betere artsen worden’, zegt Widdershoven. ‘Beslist. Ik kom wel eens dokters tegen en dan denk ik wel eens: ze hadden wat anders moeten leren tijdens hun studie. De nieuwe opleiding kan dit gaan voorkomen.’ Het tweetal kan niet goed beoordelen of het AMC met deze sprong voorwaarts die de faculteit Geneeskunde gaat maken, ineens in de voorhoede van de opleidingen in Nederland gaat behoren. ‘Laten we het zo zeggen. De opleiding, die al heel goed was, had misschien een conservatieve inslag. Maar goed, anderzijds was het weinig schools op het AMC. Er komt + nu iets meer structuur. Maar het wordt er alleen maar beter van.’
juni 2012
hart voor het onderwijs
Gezocht: Principal Educator Tekst: Suzanne Bremmers Beeld: Pieter Crucq
In navolging van de Principal Investigator komt er nu ook een Principal Educator in het AMC: artsen of anderen die het onderwijs een warm hart toedragen. ‘Er was een tijd waarin sommigen dachten: als je nergens voor deugt ga je het onderwijs in. Die tijd is definitief voorbij.’
Hoe definieer je een Principal Educator? Voorzitter van de Onderwijsraad Maas Jan Heineman heeft het begrip geïntroduceerd. Hij stelt dat een mogelijke definitie is: een professional die vanuit zijn eigen discipline een gezicht geeft aan onderwijs en opleiding. Hoogleraar Evidence Based Education Debbie Jaarsma die het idee samen met Heineman heeft uitgewerkt, voegt daar aan toe: ‘Ik zie een persoon voor me die zich verantwoordelijk voelt voor al het onderwijs in het AMC.’ Vanaf 1 september begint de zoektocht naar vijftien Principal Educators. Op deze datum krijgen afdelingshoofden een uitnodiging om kandidaten voor te dragen. Het gaat om mensen die onderwijs geven (aan AIOS, co’s of studenten), onderwijs ontwikkelen of onderzoek doen naar onderwijs. Als iemand zich herkent in het profiel kan hij zich melden bij zijn leidinggevende. Een commissie die bestaat uit de leden van de Onderwijsraad (de voorzitters van de vijf onderwijsbesturen, Jaarsma en twee oud-voorzitters van het Onderwijsinstituut Geneeskunde) zal de Raad van Bestuur adviseren bij de benoemingen. De benoeming is voor drie jaar. De eerste Principal Educators kunnen op 1 januari 2013 beginnen. Heineman heeft het vermoeden dat de interesse groot zal zijn. ‘Het gerucht dat dit eraan zit te komen, doet al de ronde. Van een aantal men-
16 discours
juni 2012
sen heb ik een CV gehad. Ook heb ik afgelopen week met drie artsen erover gesproken. Ze zijn nieuwsgierig en staan klaar om zich aan te melden. Afdelingshoofden hebben mij gevraagd hoeveel mensen ze mogen leveren. Hoewel ik niet degene ben die zal benoemen, maakt het in ieder geval duidelijk dat het leeft.’ Vlaggetje Het idee van de Principal Educator komt uit de koker van Heineman. Toen hij zes jaar geleden zijn inaugurale rede hield, was de Principal Investigator net ingesteld. ‘Ik heb toen gezegd dat je, als je het academisch bedrijf ziet als een kennisbedrijf, onderzoek niet moet isoleren door investigators te benoemen. Ik vind het logisch dat je toppers identificeert met een vlaggetje, maar dan moet je dat ook doen op het gebied van onderwijs en zorg. We hebben excellente artsen in het AMC zonder wie je niet kan, maar die geen hoogleraar of manager zullen worden. Bij deze mensen moet je op een dag zeggen: dat is onze Principal Clinician of dit is onze Principal Educator. Die dag is voor laatstgenoemde nu gekomen.’ Een Principal Educator lijkt dus op een Principal Investigator, maar er zijn kleine nuanceringen. Investigators zijn in de context van hun discipline veel met onderzoek bezig. Bij een educator
hart voor het onderwijs
‘Onderwijs en opleiding zijn primaire processen. Essentieel en belangrijk.’
is onderwijs weliswaar niet de directe en enige bezigheid, maar een belangrijk deel van de afspraken in de agenda gaan over onderwijs. Net als bij investigators kan de benoeming een carrièrestap zijn op weg naar het hoogleraarschap. Bij de term hoogleraarschap gingen er bij sommigen alarmbellen rinkelen. Heineman: ‘Het misverstand zou zijn dat we hoogleraren Onderwijs zoeken. Dat is niet zo. Wat we op den duur willen zien, is de benoeming van hoogleraren die in hun leeropdracht opleiding- en onderwijsontwikkeling hebben staan.’ Jaarsma: ‘Net als dat we ook hoogleraren hebben die zich vooral richten op bepaald onderzoek in hun discipline.’
Principal Educators vormen samen een groep, een community. Ze kunnen van elkaar leren en met elkaar sparren.’ ‘En anderen kunnen profiteren van die kennis’, zegt Heineman. ‘Ik ben bijvoorbeeld ook maar een gewone dokter die een hekel heeft aan het maken van toetsen. Kennis over onderwijs is niet per definitie aanwezig in een ziekenhuis. Artsen zijn amateurs op dit gebied. Toch is het zaak om kennis te ontwikkelen. Ik weet zeker dat er hier artsen rondlopen die zich wel hebben verdiept in toetsen en die ze met plezier maken. Het zou leuk zijn als iemand uit de community mij zou kunnen helpen om mijn toetsen naar een hoger niveau te tillen.’
wel degelijk gewaardeerd. Ik wil af van het idee dat het een ondergeschoven kindje is. Onderwijs en opleiding zijn primaire processen. Het is hartstikke essentieel en belangrijk. Dat tonen we aan met de komst van de Principal Educators. Er was een tijd waarin sommigen dachten: als je nergens voor deugt als arts ga je het onderwijs in. Die tijd is definitief voorbij.’ Hoewel de eerste ronde een AMC-ronde zal zijn, kunnen Heineman en Jaarsma zich voorstellen dat in de toekomst ook mensen van buiten het AMC zich kunnen kwalificeren. Heineman: ‘Dat betekent dus ook artsen in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het AMC.’
Kennis organiseren Het is niet zo dat Principal Educators nieuwe onderwijstaken gaan ontwikkelen als ze eenmaal educator zijn. ‘Iedereen moet doen waar die goed in is en waar ze uitdagingen in zien’, zegt
Onderwijs is geen corvee Principal Educators helpen niet alleen toetsen op een hoger niveau te brengen; de functie geeft het hele onderwijs in het AMC meer cachet. Onderwijs wordt namelijk nog wel eens op de laatste plaats, na patiëntenzorg en onderzoek, gezet. Jaarsma: ‘Wat we hiermee ook willen zeggen is: je mag een hart hebben dat klopt voor onderwijs en opleiding. Het is geen corvee en het is niet suf. Selectie en hoge eisen stellen, helpen ook om het Principal Educatorschap chique te maken. Bovendien wordt de afdeling waar de Educator werkt, gecompenseerd met 0,2 fte.’ Heineman: ‘Onderwijs is niet belangrijk omdat wij zeggen dat het zo is, nee, onderwijs wordt
Alle Principal Educators worden ondersteund door de onderwijskundigen van het Kenniscentrum van Jaarsma. Zij krijgt er ook wat voor terug. Ze zal in een klap beschikken over vijftien educators die zich een dag in de week bezighouden met onderwijs. ‘Wat zij aandragen zal een bron van inspiratie zijn voor het onderzoek naar medisch onderwijs. Onze onderwijskundigen hebben veelal beperkte notie van wat er nou precies gebeurt in de kliniek. Een Principal Educator zorgt voor verbinding tussen de medische discipline en de theorie en praktijk van het onderwijs. Eigenlijk bestaan er nu medici en onderwijskundigen. Met de Principal Educators krijgen we medische onderwijsdéskundigen.’ +
Jaarsma. ‘Niemand krijgt huiswerk of moet een opdracht uitvoeren. Eigenlijk weet iedereen ook al wie Principal Educators zijn, ik kan ze zo aanwijzen. Het gaat erom dat we een kritische body of knowledge creëren. Er is veel kennis in het AMC, maar die kennis wordt niet bij elkaar gebracht en is niet georganiseerd. Op het gebied van onderwijs weten mensen niet van elkaar wat de ander doet. Dit is dé manier om daar verandering in te brengen.
17 discours
juni 2012
Met de vuist op tafel agressie en intimidatie
Een groeiend aantal hulpverleners klaagt over intimiderende en agressieve patiĂŤnten. Vandaar het agressiepracticum voor AMC-studenten Geneeskunde, dat alom lovende beoordelingen krijgt. Toch zou het nog beter kunnen. Tekst: Simon Knepper
18 discours
2011 juni 2012
agressie en intimidatie
het AMC. ‘Maar dat er meer eisende en dwingende patiënten komen, is een algemeen gedeelde ervaring.’ Waar ligt voor Ong de grens tussen met nadruk vragen en intimiderend vragen? ‘Tegen mijn studenten zou ik zeggen: waar jouw gevoel van veiligheid wordt ondermijnd, zodat je niet aan het gespreksdoel toekomt. Vaak heeft dat weinig te maken met de inhoud. Meer met de toon en met non-verbaal gedrag, zoals gaan staan en het bureau vastpakken. De grens is altijd subjectief, ja. Wat onverlet laat dat sommig gedrag nooit toelaatbaar is. Zolang iemand schreeuwt, kom je per definitie niet aan redelijk overleg toe.’
Marina, inmiddels huisarts, kreeg haar vuurdoop tijdens een co-schap Chirurgie. Ze werd geconfronteerd met een drugsverslaafde man van wie het zoontje, op last van zijn voormalige echtgenote, zou worden overgeplaatst naar een ziekenhuis aan de andere kant van het land. ‘Die vrouw zag de bui al hangen, daarom had ze mij gevraagd het nieuws over te brengen. Voor de zekerheid deed ik dat in een kamer met glazen wanden, terwijl twee collega’s een oogje in het zeil hielden.’ Wat iedereen vreesde gebeurde: de vader ontstak in razernij. Marina: ‘Ik weet niet precies meer wat hij schreeuwde, het kwam erop neer dat hij me helemaal in elkaar ging rammen. Ik deed het ongeveer in mijn broek. Maar tot mijn eigen verbazing begon ik heel onderkoeld en duidelijk tegen hem te praten. Ik weet zeker dat u veel sterker bent dan ik, zei ik, u kunt mij makkelijk tegen de grond slaan. Maar ik denk dat we daar allebei niets aan hebben en Joeri ook niet. Toen gebeurde er iets bizars. Hij keek hij me aan, ging zitten en zei: je hebt gelijk.’ Verbale intimidatie Het incident is alles behalve uniek. Volgens recent VvAA-onderzoek voelt één op de drie zorgverleners zich jaarlijks minstens eenmaal door een patiënt geïntimideerd, huisartsen het meest. Meestal blijft het bij verbale intimidatie. Een rekbaar begrip, zegt medisch psycholoog Lucille Ong, docente medische communicatie in
Agressiepracticum Om AMC-studenten met verbaal intimiderend gedrag te leren omgaan, verzorgen de medisch psychologen een twee uur durend agressiepracticum. ‘Op basis van de literatuur heb ik vier jaar geleden een stappenplan ontwikkeld’, vertelt Ong. ‘Dat introduceerden we tot dusverre tijdens het vaardigheidsonderwijs aan vierdejaars, maar vanwege de BaMa-structuur gaat het nu naar het begin van de kleinere coschappen in het eerste masterjaar.’ Naast het theoretische deel oefenen drie of vier studenten in elk groepje de stappen ook in een rollenspel met simulatiepatiënten, onder het kritisch toeziend oog van de anderen. Alle stappen beogen de uitbarsting in de kiem te smoren. ‘Laat de patiënt eerst even uitrazen, is het parool, om dan zo snel mogelijk back to normal te komen.’ Want de arts-patiëntrelatie is een wezenlijke andere dan die tussen een drogist en zijn klant. Ong: ‘Een geïntimideerde drogist kan zeggen: sodemieter op met je Paracetamol, ga lekker naar de C1000! Maar met patiënten wil je in principe een goede relatie houden en aan je medische doelen toekomen, in beider belang.’ Gescholden of geschreeuwd Stap één moet daarom altijd zijn: gewoon even incasseren als er wordt gescholden of geschreeuwd. ‘Geef de patiënt de kans om zichzelf te herpakken, dat is het idee. Na zo’n uitval geef je rustig de grenzen aan waarbinnen de communicatie zich kan afspelen: “U schreeuwt tegen mij, dan kunnen we onmogelijk zaken doen.” Dat kun je eventueel nog een paar keer herhalen en dan stel je iemand voor de keuze: “Óf we voeren dit gesprek op een fatsoenlijke manier, óf het is nu afgelopen.”’ De eerste uitval kan dus nooit reden zijn om het gesprek al direct te beëindigen? Ook niet als het er heel grof aan toe gaat? Ong: ‘Da’s een lastige. Als iemand echt keihard op de man of vrouw speelt, als je voor vieze vuile klootzak wordt uit-
19 discours
2011 juni 2012
gemaakt... Ik vind dat je in zo’n geval direct mag zeggen: “Genoeg. U verandert nu meteen uw gedrag en anders is daar de deur.” Aangetast worden in je persoonlijke integriteit is een brug te ver.’ Echt te weinig Terug naar het eerder genoemde VvAA-onderzoek. Een kwart van de eerstelijnszorgverleners en eenvijfde van de specialisten zegt vanwege intimidatie wel eens een behandeling te hebben verricht of nagelaten. Niet per se een halsmisdaad, want diezelfde zonde wordt van tijd tot tijd begaan bij ‘gewone’ patiënten. Menig arts schrijft wel eens duurder geneesmiddel voor waar de goedkope variant ook volstaat, of verstrekt een verwijsje als dat strikt genomen onnodig is, gewoon om de verhoudingen niet al te zeer onder druk te zetten. Is hier een grens aan te geven tussen ethisch verantwoord en onverantwoord handelen? ‘Een vuistregel kan zijn: als je je er achteraf rottig over voelt, is het niet goed geweest’, vindt Ong. ‘In de praktijk zal dat sterk afhangen van de aard van de verrichting en de relatie met zo’n patiënt. Een wat duurder medicijn geven is wat anders dan instemmen met een overbodige MRI. En een patiënt die je al jaren kent en die zelden moeilijk doet, is wat anders dan iemand die je voor het eerst op je spreekuur treft. Of die elke maand met een andere ingebeelde kwaal aan komt. Overigens: als zo’n patiënt zich niet laat overtuigen, kan een second opinion ook een optie zijn.’ De reacties op haar agressieprogramma waren van meet af aan positief, vrijwel alle studenten waarderen het practicum als ‘confronterend maar heel nuttig’. Niets meer te wensen over dus? Toch wel, zegt Ong. ‘Twee uur per groep is echt te weinig. Als het driemaal zoveel was, konden we alle studenten aan het rollenspel laten deelnemen. Het punt is: als beginnend arts weet je domweg niet hoe je op zo’n situatie gaat reageren. We zien geregeld studenten die in reactie op het verbale geweld in huilen uitbarsten. Of die compleet dichtklappen. Ik weet ook wel dat er voor studenten duizend-en-één andere belangrijke dingen te leren zijn, maar het gaat hier om iets waarvan je + zéker weet dat je het gaat tegenkomen.’
‘Als beginnend arts weet je domweg niet hoe je op zo’n situatie gaat reageren’
opleidingsetalage
Onderhandelen met je opleider Tekst: Jasper Enklaar Beeld: Janus van den Eijnden
Via de opleidingsetalage kunnen aios zich oriënteren voor hun differentiatiestage: kijken, vergelijken en kiezen. Met het ‘rugzakje’ met opleidingsgeld dat ze meenemen, kunnen ze gaan shoppen. En om alles eruit te halen als je eenmaal een plek ergens hebt, moet je onderhandelen. Dat kun je leren, zegt Fedde Scheele.
20 discours
Behalve bevlogen gynaecoloog in het St.Lucas Andreas ziekenhuis is Fedde Scheele zeer betrokken bij het medisch onderwijs, zowel voor zijn eigen discipline als voor het medisch onderwijs in brede zin. Zo heeft hij zitting in tal van commissies op onderwijsgebied en maakte hij vanaf het begin deel uit van het projectbureau van de opleidingsetalage. Die opleidingsetalage loopt nu ruim anderhalf jaar. Het biedt aios de mogelijkheid differentiatiestages van verschillende instellingen en opleiders met elkaar te vergelijken. Zoals het op een marktplaats hoort, is het kijken, vergelijken en kopen. Daar hoort onderhandelen bij. Maar dat is nu juist een aspect waar niet iedereen even goed in is. ‘Daar hebben veel professionals last van: inhoudelijk zijn ze heel sterk, maar een proces zo laten lopen, dat het succesvol is, daar zit vaak het probleem.’ Ook tijdens de differentiatiestage zelf speelt het vermogen tot onderhandelen een rol, vindt Scheele. Want bij deze vorm van werkplek-
juni 2012
opleidingsetalage
leren is er in de dagelijkse praktijk altijd een spanning tussen het bedrijf en het leerbedrijf. ‘In dat spanningsveld is continu enige onderhandeling gaande’, zegt hij. De aios wil er het beste voor diens loopbaan oppikken, de opleider en instelling zijn gebaat bij voldoende mankracht op de afdeling.’ Mensen beïnvloeden Al drie jaar lang geeft Fedde Scheele met Scheltus van Luijk (arts en onderwijskundige van de VU) workshops ‘Onderhandelen met je opleider’. Daarin verwijst hij veel naar twee Amerikaanse boektitels, allebei uit de marketinghoek, maar volgens Scheele uitstekend toepasbaar voor aios. ‘Influence - The psychology of persuasion komt uit de verkooptechniek, maar het is een ongelofelijk leuk boek. Het biedt zes evidence based-methoden om mensen te beïnvloeden. Het maakt op een handige en gepaste manier gebruik van menselijke eigenschappen.’ Het andere boek is Getting to yes, al jarenlang een businessbestseller. Dat gaat volgens Scheele over ‘de ultieme redelijkheid’. Aan de combinatie van de benadering uit deze twee boeken kun je veel hebben, zegt hij. ‘De meeste onderhandelingen vinden plaats in het dagelijks leven. Er zijn veel situaties - thuis, in je werk - waar je met een ander voor dezelfde ruif staat. Dan is het handig om daar op een plezierige manier mee om te gaan.’ Maximale invloed Wat zijn de belangrijkste lessen en tips? ‘Je moet je inleven in de ander. En je moet er zo uitkomen dat je beiden een goed gevoel hebt. Dat is een basis voor de toekomst. Je moet allebei het gevoel hebben dat je maximaal invloed hebt gehad en maximaal de kans hebt gehad er een win-win-situatie van te maken.’ Zorg dat je een goede relatie hebt met degene met wie je gaat werken, is een ander advies van Scheele. Voor een aios is het goed zich in te leven wat de waarden van de opleider zijn, waar het goed gaat, en waar het beter kan. Ook belangrijk is duidelijkheid over de toekomstscenario’s van de zorg en ieders rol daarin. ‘Door daar veel over te praten leer je de wensen en behoeften kennen. Dan kun je op moment dat jij een duidelijke wens hebt, kijken of je dat in elkaar kunt schuiven. Het kennen van visies
29 oktober: Etalagesymposium en speeddate Sinds ruim anderhalf jaar etaleert een groot aantal wetenschappelijke verenigingen hun differentatiestages op de landelijke Opleidingsetalage. Op de website www.opleidingsetalage.nl kunnen aios stages zoeken, vergelijken en contact opnemen met de betreffende opleider of opleidingsinstelling. Opleiders en opleidingsinstellingen kunnen in de etalage zichtbaar maken wat zij belangrijk vinden en waar zij voor staan met hun opleiding. Door de aios keuzemogelijkheden te geven, kan er enige competitie tussen opleidingsafdelingen ontstaan. Dit sluit aan bij het idee van het ministerie van VWS dat marktwerking leidt tot doelmatigheid. In aanvulling daarop heeft het AMC een eigen etalage: www.amc.nl/opleidingsetalage.nl met het aanbod aan differentiatiestages. Nu er enige ervaring is opgedaan door zowel aios als opleiders met de etalage, organiseert de Opleidings- en Onderwijsregio AMC in samenwerking met het Onderwijsinstituut
21 discours
van anderen is een basisvoorwaarde voor onderhandelen.’ Volgens Scheele is het ook voor de opleiders zelf van belang dat ‘hun’ aios leren om hun mannetje te staan. ‘Als wij mensen opleiden, moeten ze op het einde van hun opleiding een eigen weg kunnen zoeken. Ze moeten leren in een werksituatie te onderhandelen, want dat gaat in je hele leven een rol spelen.’ Hiërarchie In de medische wereld speelt hiërarchie nog altijd een grote rol. Dat maakt het open onderhandelen niet makkelijker, zou je denken. Scheele erkent die hiërarchie, maar zegt tegelijk: ‘Bij onderhandelingstechnieken - als je die goed gebruikt - hoef je niet veel last van die hiërarchie te hebben. Je spreekt iemand namelijk aan op redelijkheid en het zoeken van gemeenschappelijke winstsituaties. Hiërarchie is geen struikelblok voor goede onderhandeling. Ik denk zelfs dat mensen hoog op de ladder het prettig vinden als iemand een handige onderhandelingsvorm heeft.’ Het doel is volgens Scheele de win-win-situatie voor opleider en aios. Winst betekent voor de aios een ‘continue steile leercurve’ en verantwoordelijkheid op het moment dat de aios daar klaar voor is. En de winst voor de opleider? ‘De meeste opleiders hebben hun professionele trots. Een aios die tijdens zijn opleiding een toptijd beleeft, denkt daar zijn hele leven aan terug. Als je ze op een congres tegenkomt, behandelen ze je als hun oude vader. Dat is ontzettend leuk om dat mee te kunnen geven. Daarnaast gaat het ook om de naam van de instelling: wij zijn niet alleen goed in zorg, maar dragen ook bij aan de toekomst van de zorg.’ Dat klinkt bijzonder onbaatzuchtig, maar Scheele erkent dat naast die professionele trots, geld ook wel een rol speelt - al is dat meer voor de instelling dan voor de opleider. ‘Bovendien is het ook zo dat mensen met een steile leercurve en verantwoordelijkheid in de dagelijkse bedrijfsvoering makkelijker zijn.’ Het boek Getting to Yes moet bij iedere aios in de boekenkast staan, vindt Scheele eigenlijk. ‘Dat mag je niet missen in je leven als professional. Het maakt het bestaan zoveel makkelijker en de kans op succes zoveel groter.’ +
Medisch Specialistische Opleidingen AMC een symposium en forumdiscussie over de opleidingsetalage. Op 29 oktober (vanaf 15.30) houden verschillende sprekers, onder wie Fedde Scheele (gynaecoloog/opleider St. Lucas Andreas Ziekenhuis), Mark Hans Emanuel (gynaecoloog/opleider Spaarneziekenhuis) en Bert Bos (kinderintensivist/opleider Emma Kinderziekenhuis AMC) een presentatie. Bij deze gelegenheid kunnen opleiders en aios discussiëren over voor- en nadelen van de opleidingsetalage en ervaringen uitwisselen. Tevens zullen de resultaten worden gepresenteerd van een enquête onder aios uit de Opleidings- en Onderwijsregio AMC. Na het symposium is er een Etalage-speeddate: aios kunnen in een korte date kennismaken met de opleiders van de differentiatiestages van de Opleidings- en Onderwijsregio AMC. Opleiders uit het AMC en de affiliatieziekenhuizen krijgen de gelegenheid hun differentiatiestage te presenteren. Meer informatie: www.amc.nl/etalagesymposium
juni 2012
TV-college
Dr. House ontleed Ze zijn ongetwijfeld briljante medici, dokter Gregory House en zijn team uit de tv-show House M.D.. Niet alleen kunnen ze de meest vergezochte diagnoses stellen, ze kunnen ook allemaal opereren, zowel scopisch als DNAonderzoek doen, en resultaten van testen binnen een paar uur bekendmaken. Daar kunnen de toekomstige grote geesten in het medische veld nog wat van leren. Dus organiseert IMFSA-UvA twee keer per jaar het Dr. Houseproject, waarin een aflevering van de serie wordt ontleed. Tekst: Anne Koeleman
Het is zeven uur ‘s avonds op een van de eerste warme lentedagen van het jaar. Toch zijn er zo’n honderd studenten en AMC-medewerkers die deze avond hun zuurverdiende 2,50 niet hebben uitgegeven aan een biertje, maar aan een vrijwillig college. Het Dr. House-project is een project van IFMSA waarbij onder leiding van een medisch specialist een aflevering van de serie House M.D. wordt vertoond in de collegezaal. Een eerste scene van House M.D. laat een jongetje zien dat niet kan praten en weigert plaatjes aan te wijzen. Aan de eettafel begint hij stikbewegingen te maken. Onmiddellijk wordt het scherm stilgezet en neemt AMC’s eigen dr. House, dr. Gabor Linthorst, het over. ‘Wat valt jullie op aan deze jongen?’, vraagt hij. Verschillende theorieën vliegen door de collegezaal en worden toegelicht door Linthorst. ‘Ik had geen enkel idee wat het kon zijn toen ik deze eerste minuut zag’, zegt hij uiteindelijk. ‘Ik dacht nog aan het L-woord. Weten jullie wat ik bedoel? Niet lupus nee, daar denken wij nooit aan. Longembolie dacht ik.’ Enkele minuten laten verschijnt dr. House weer op het scherm. Gelach klinkt op als hij een opsomming maakt van de testen die hij wil uitvoeren op de jongen: een test voor lupus is er daar eentje van. Vreemde ontlasting De tweede onderbreking van de serie komt als een polikliniekpatiënt dr. House vertelt dat ze een vreemde ontlasting heeft. ‘Ik heb het voor je meegenomen’, zegt de patiënt.
22 discours
juni 2012
‘Hoe vaak zouden mensen hun ontlasting meenemen?’, is de collegevraag van Linthorst. Vaak, volgens 49 procent van de aanwezigen. En zij hebben gelijk, zegt Linthorst, waarna hij een smakelijk verhaal vertelt over de hoeveelheid poep die hij in de praktijk tegenkomt. Even later vindt er een ongeplande stop plaats. Linthorst wilde niet elke minuut ingrijpen, maar als Dr. House de verkoudheid van een flirtend meisje van 17 probeert in de schatten door haar boezem te beluisteren, wordt het hem even te veel. ‘De suggestie wordt gewekt dat Dr. House de longen beoordeelt, maar dat doe je door van achteren te luisteren met een stethoscoop. Als dat echt niet kan, luister je lateraal onder de borst. Hij is duidelijk niet bezig met de longen.’ Wormfamilie Het tweede deel van de college wordt door dr. Joost Wiersinga behandeld. Het jongetje uit het begin van de serie blijkt last te hebben van wormen. Wiersinga geeft vijftien minuten college over infecties door de wormfamilie van het jongetje. ‘Deze soort kan zich inderdaad door weefsels heenwormen’, zegt hij. ‘Maar zijn we het eens met dr. House?’ De zaal vindt de diagnose niet ongeloofwaardig, al zijn sommige verschijnselen een beetje vergezocht. ‘En hij had met de juiste test al veel eerder de diagnose kunnen stellen.’ Iedereen is het erover eens dat de avond zijn 2,50 waard was. De volgende keer zullen vele AMC’ers weer hun biertje laten staan. 90 procent hoopt de volgende keer wel op meer anekdotes vanuit de AMC-casuïstiek. De dagelijkse dokterspraktijk is tenslotte minstens net zo leuk als een avondje tv. +
ag en da
agenda
14 juni, 13 september,
die hun artsenbul hen biedt.
loopbaanbureau@fed.knmg.nl,
20 september, 9 november
Plaats AMC, collegezaal 1
030 28 23 322
Teach the Teacher
Tijd 9.00 - 18.00 uur
STARTmodule Communicatie
Inlichtingen www.mfas.net
en Modernisering 2012
11 oktober, 18 oktober,
Plaats Boerderij Langerlust,
15 november, 13 december
Amsterdam
26 juni
Coach the Co
Inlichtingen Coby Baane,
Ruyschlezing
Training praktische vaardigheden
j.a.baane@amc.nl, 020 566 50 63
Ruyschlezing door prof. dr. Eline Slag-
voor AIOS/ANIOS voor de begeleiding
boom, wetenschappelijk directeur van
van co-assistenten.
het Netherlands Consortium for
Plaats Boerderij Langerlust,
19 juni
Healthy Ageing van het LUMC in
Amsterdam
Spinozalezing
Leiden. Slagboom geeft in haar lezing
Inlichtingen Coby Baane,
Spinozalezing Stuart Cook, professor
een overzicht van de huidige stand van
j.a.baane@amc.nl, 020 566 50 63
of Clinical and Molecular Cardiology
zaken in haar vakgebied, de gene-
(Imperial College, Londen) over ‘Next
tische achtergronden van gezonde
generation sequencing, novel genetics
veroudering in mensen.
29 oktober
and systems biology to uncovernovel
Plaats AMC, collegezaal 1
Etalagesymposium
genes in cardiovascular diseases’
Tijd 17.00 - 18.00 uur
Symposium, forumdiscussie en speed
Plaats AMC, collegezaal 4
Inlichtingen mw. S. van Vliet,
date AIOS en opleiders. (zie ook p.21)
Tijd 16.30 - 17.30 uur
s.a.vanvliet@amc.uva.nl, 020 566 7806
Plaats AMC
Inlichtingen y.pinto@amc.nl
Tijd 15.30 - 18.00 uur Inlichtingen 3 JULI
www.amc.nl/etalagesymposium
19 juni
Masterlaunch
Award sessions
Om opleiders en studenten te
De AMC Graduate School reikt
informeren over de nieuwe mas-
2 november
prijzen uit voor de beste publicaties
terfase wordt op dinsdag 3 juli de
Bevlogenheid in medisch onderwijs
van jonge wetenschappers, de beste
Masterlaunch georganiseerd, een
Oratie prof. dr. A.D.C.Jaarsma, hoog
promotie, beurzen voor excellente
feestelijke lancering van de nieuwe
leraar Evidence Based Education. De
studenten en prijzen voor de beste
master. Er zijn informatiesessies,
oratie van prof. Jaarsma wordt voor-
docent en de beste maatschappe-
een informatiemarkt en een borrel.
afgegaan door een symposium over
lijke vertaling van onderzoek.
Plaats AMC, J-Plein
‘Bevlogenheid in medisch onderwijs’,
Plaats AMC, collegezaal 1
Tijd vanaf 15.00 uur
met o.a. prof. dr. W. Schaufeli
Tijd 16.00 - 17.30 uur
Inlichtingen
(Universiteit Utrecht).
Inlichtingen graduateschool@amc.nl
www.amc.nl/masterlaunch
Plaats Aula van de UvA, Singel 411, Amsterdam Tijd 16.00
20 juni
26 september
Medische carrièredag
Co-assistent en carrière
De studentenvereniging MFAS
KNMG workshop Co-assistent
15 - 16 november
organiseert een dag voor co-assis-
en carrière
NVMO-congres
tenten en vierdejaars geneeskun-
Plaats UMC St. Radboud, Nijmegen
Thema Assessment for learning
destudenten waarop zij zich kunnen
Tijd 14.00 - 18.00 uur
Plaats MECC, Maastricht
oriënteren op de vele mogelijkheden
Inlichtingen Loopbaanbureau KNMG,
Inlichtingen www.nvmo.nl
23 discours
juni 2012
uit de polder
Stage in Madrid Dorien van der Winden loopt haar wetenschappelijke stage in het Hospital Universitario Ramón y Cajal in Madrid. Ze werkt aan een vergelijking van internationale richtlijnen op het gebied van dreigende vroeggeboorte.
Het bureau waar ik elke doordeweekse dag door breng. Iedereen komt tussen acht en half negen binnen. De dag begint met een gezamenlijk ontbijt in het restaurant van het ziekenhuis: café con leche met churros, een tostada met jam of met een gebakken ei. Tot half twee wordt er gewerkt, om vervolgens weer richting restaurant te gaan voor een uitgebreide lunch met Spaanse specialiteiten.
Verjaardagstaart in een café. Ik moest natuurlijk gewoon stage lopen, aangezien het een donderdag was als alle donderdagen. Het grote voordeel van Madrid is dat de middag van 14 tot 22 uur duurt en je dus toch nog een hele lange, vrije verjaardag hebt. Genoeg tijd om een stukje taart te eten in elk geval!
Het ziekenhuis is één van de vijf grootste in Madrid. Het is er altijd druk met mensen die heen en weer lopen: van schuifelen tot hollen. De dokters lijken er langzamer te lopen dan in Nederlandse ziekenhuizen, al staat de airco hard genoeg om te geloven dat het buiten winter is in plaats van dertig graden.
Mijn wijk en de leukste wijk van heel Madrid: Malasaña. Studenten en oude buurt bewoners lopen hier dwars door elkaar. Je hoort hier op straat veel minder Engels, Frans, Italiaans of Japans dan in de buurt van Sol. Er zijn dan ook geen grote bezienswaardigheden, maar de wijk op zich is een bezienwaardigheid: de pleintjes met volle terrassen, de straatjes met barren en cafés die zo druk zijn dat iedereen op straat staat, de mensen die voorbij lopen. Het is heerlijk om hier ´s avonds rond te wandelen. Hoogtepunt begint rond 20 uur: dan zijn de winkels nog open en de barren al vol.
De Madrileense wijze van een mooie avond: op één van de vele pleintjes een ´cerveza´ drinken. Het blijft tot diep in de nacht warm genoeg om buiten te blijven zitten en te kletsen. Soms pakt er iemand een gitaar bij.
Het beroemde Puerta del Sol, het hart van Madrid, t ijdens de grote demonstratie in het kader van 'Quinze de Mayo'. Er werd door iedereen tegen iets anders gedemonstreerd. Mijn collega vertelde me dat er zoveel mis is in het land, dat het moeilijk is om één punt te vinden om op te focussen. Het onderwerp dat je het meest op de spandoeken terug ziet is toch de economische crisis: werkeloosheid, bezuinig ingen op sociale voorzieningen en het verlagen van de lonen. Mijn collega's in het ziekenhuis krijgen te maken met een loonsverlaging van tien (!) procent.