Discours #25 2017

Page 1

discours JAARGANG 9 | NUMMER 3 | NOVEMBER 2017

magazine voor de onderwijs- en opleidingsregio van het AMC

Rik van Lunsen over seks Tegen schroom en onwetendheid

+

NVMO-keynote Yvonne Steinert over passie voor opleiden

+ 1 discours

November 2017

CV-stress Go your own way


INHOUD

Discours, het magazine voor coassistenten, arts-assistenten en opleiders in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het Academisch Medisch Centrum

6

PAGINA 3 / DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST Marchien van Baal, Flevoziekenhuis PAGINA 6 / CV-STRESS Go your own way

12

PAGINA 8 / MEER AANDACHT VOOR WETENSCHAP Leren publiceren

D

PAGINA 10 / VRAAG EN AANBOD Matchmaking in opleidingen PAGINA 12 / ONDERWIJSVISITATIE Vlag en wimpel PAGINA 14 / INTERPROFESSIONELE EDUCATIE Teamwerk in de zorg

12

PAGINA 16 / SEKSUOLOGIE-ONDERWIJS Schroom en onwetendheid PAGINA 18 / NVMO-KEYNOTE YVONNE STEINERT Passie voor opleiden PAGINA 20 / KL-APP Digitaal beoordelen

14

& RUBRIEKEN

PAGINA 22 column | Spoed of spoed PAGINA 23 | Agenda PAGINA 24 | Uit de polder | Sanne en Elham in Nepal

16 Colofon Discours, november 2017 Jaargang 9, nummer 3 Verschijning: drie keer per jaar Oplage: 5100 Uitgave: Discours is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam. Redactie: Frank van den Bosch (hoofd afdeling In- en Externe Communicatie), Jasper Enklaar (hoofdredactie), Olivier Busch

(voorzitter Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen), Kiki Lombarts (hoogleraar Professional Performance), Jan-Hindrik Ravesloot (voorzitter Onderwijsinstituut Geneeskunde), Annemarie Engstrom (Triple A) en Sonja Levy (CoRaad UvA)

Fotografie/illustraties: Janus van den Eijnden, Anne Huijnen, Sander Nieuwenhuys, Sake Rijpkema Illustraties: Van Lennep Zet- en drukwerk: Drukkerij Verloop, Alblasserdam

Bijdragen: Suzanne Bremmers, Sarah Gans, Marleen Kamminga, Daniëlle Kraft, Annet Muijen, Jeroen van den Nieuwenhuizen, Catrien Spijkerman, Agnes Zuiker

Niets uit deze uitgave mag worden geproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

Art direction en ontwerp: Van Lennep, Amsterdam

2 discours

Redactieadres: Afdeling In- en Externe Communicatie Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam Telefoon: (020) 566 23 36 Email: discours@amc.nl Website: www.amc.nl/discours

November 2017


DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST

De grondsl Hippocrates liet het 400 jaar voor Christus zijn leerlingen al beloven: “… aan mijn zonen, aan de zonen van mijn leermeester en aan de leerlingen die verklaard hebben zich aan de regelen van het beroep te zullen houden, aan hen allen zal ik de grondslagen van de kunst leren.” In de 21e eeuw geldt nog steeds: geen excellerende aios zonder excellente specialist/opleider. In deze rubriek vertellen de voorzitters van de Centrale Opleidingscommissies (COC’s) van de ziekenhuizen uit de Onderwijs- en OpleidingsRegio AMC hoe zij het anno nu doen. Marchien van Baal Flevoziekenhuis

3 discours

November 2017


DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST

dslagen van Dynamiek van de groeistad Tekst: Daniëlle Kraft Foto’s: Sander Nieuwenhuys

— HET FLEVOZIEKENHUIS IN ALMERE is populair bij aios en anios van het AMC. Natuurlijk, de bereikbaarheid – zo ongeveer in de achtertuin van het AMC – speelt een rol, maar het opleidingsziekenhuis heeft ook een paar kwalitatieve troeven. “We hebben als nieuwe stad een veelal jonge en etnisch-cultureel zeer diverse patiëntenpopulatie, met bijzondere ziektebeelden, die extra kennis, kunde en vaardigheden van onze aios vragen. En die bieden we heel direct, op de werkvloer, aan.” Voorzitter Marchien van Baal van de Centrale Opleidingscommissie (COc) van het Flevoziekenhuis noemt ook het directe klinische, opleidings- en onderzoekslijntje met het AMC. “Dat is voor aios echt een trekker.” JONG EN AMBITIEUS Het Flevoziekenhuis is een ambitieus (opleidings)ziekenhuis in een jonge groeigemeente. In 1991, vijftien jaar nadat de stad Almere uit de klei van de zuidelijke Flevopolder was opgetrokken, opende het ziekenhuis zijn deuren. Sinds 1995 verzorgt het co-schappen voor het AMC en sinds 2002 ook medische vervolgopleidingen. Intussen zijn dat er negen: dermatologie, heelkunde, interne geneeskunde, KNO, kindergeneeskunde, MDL, neurologie, reumatologie en gynaecologie/verloskunde. “Professioneel door pionieren”, zo vat Van Baal de ontwikkeling van het opleidingsziekenhuis samen, een payoff die de vernieuwende geest in het ziekenhuis weergeeft. “De dynamiek van een grote groeistad zie je terug in ons ziekenhuis”, vervolgt Van Baal, waarmee ze doelt op de op ontwikkeling gerichte koers. Ze noemt hierbij ook de attitude die van de (aankomend) specialisten wordt verlangd. “Onze patiënten gaan vanuit hun verschillende culturele achtergronden vaak heel verschillend om met dokters, klachten, ziekte, onderzoek en behandeling. Dat vraagt om een

4 discours

individuele benadering. Daar zijn we op gefocust. Ik denk dat het onze opleidingen een extra dimensie geeft.” Het Flevoziekenhuis kent zichzelf op zijn website bij herhaling de term ‘uniek’ toe. Een superlatief dat volgens Van Baal in elk geval geldt voor de patiëntgerichtheid van het ziekenhuis. “Het zogenoemde Planetreeconcept dat we tot voor kort toepasten, hebben we weliswaar formeel losgelaten, maar bij ons is nog steeds alles gericht op het welbevinden van de patiënt – zorg, bejegening, inrichting. Dat is geen cliché, maar beleid. Ook onze aios worden hier tijdens hun opleiding in meegenomen. Met extra aandacht bijvoorbeeld voor de communicatie.” SAMENWERKING AMC Met nu negen gecertificeerde specialistenopleidingen – en vergevorderde plannen voor uitbreiding – en in totaal 38 aios, van wie het merendeel van het AMC, is het Flevoziekenhuis een volwaardige partij in de Amsterdamse Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR). Als partner werkt het ziekenhuis nauw met het AMC samen op het gebied van zorg/behandeling, opleiding en wetenschappelijk onderzoek. In de dagelijkse praktijk geldt die samenwerking vooral de (oncologische) chirurgie, interne geneeskunde, MDL, kindergeneeskunde en radiotherapie. “Wij nemen veel specialistische zorg, waaronder operaties, van het AMC over, opdat het AMC zich kan concentreren op hoogcomplexe zorg. Die verdeling van taken en inhoudelijke samenwerking geeft een extra impuls aan onze opleidingen”, weet Van Baal. “We trekken samen op, waardoor we onze aios een brede opleiding kunnen bieden.” Dat gebeurt aan de hand van het persoonlijke portfolio van de aankomend specialist. “Onze aios krijgen vooral nieuwe kennis, kunde en competenties aangeboden. We verdoen in principe geen tijd aan vaardigheden die ze al beheersen.”

November 2017


DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST

n de kunst — ‘Wij moeten voor optimale leeromstandigheden zorgen’

AFFINITEIT EN IDEEËN COc-voorzitter Van Baal voert de opleiders en vakgroepen in het Flevoziekenhuis streng doch rechtvaardig aan. Het zijn niet haar eigen woorden, maar ze ervaart haar taak wel degelijk als ‘sturend’, wat ze met vaste hand én plezier doet. Ze kwam in 2010 als ervaren gynaecoloog-oncoloog naar het Flevoziekenhuis om er haar opleidingsbevoegdheid te halen. “Ik heb altijd al affiniteit met onderwijs en opleiden gehad”, vertelt ze. “De interactie met jonge mensen, kennis en ervaring delen, vernieuwingen doorvoeren, collega’s meekrijgen, dat boeit me. En ik heb er ook ideeën over, over hoe we ons als opleidingsziekenhuis toekomstbestendig kunnen ontwikkelen. Met gestructureerde onderwijskundige ondersteuning bijvoorbeeld, training van opleiders en een goed intern kwaliteitsysteem, waarbij vakgroepen van elkaar leren.” Van Baal staat er ‘liever middenin dan aan de zijlijn te roepen hoe het beter kan’. Om die reden nam ze drie jaar geleden het voorzitterschap van de COc op zich. “De animo voor die functie is per definitie beperkt, omdat je er veel tijd en energie in moet willen en kunnen steken. Artsen besteden over het algemeen het liefst al hun tijd aan primaire patiëntenzorg.” BEWUSTMAKING Onder Van Baals leiding is de COc van het Flevoziekenhuis zich de afgelopen jaren vooral gaan richten op het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande opleidingen. “Medisch-inhoudelijk zijn al onze opleidingen zonder meer goed, maar aanvullend hadden we nog wel wat te doen. Zo hebben we onze onderwijskundige ondersteuning een impuls gegeven met twee vaste scholingsdagen per jaar voor aios en opleiders samen. Daarbij worden specifieke thema’s behandeld, zoals shared decision making en leren nee-zeggen. Daarnaast zijn we gaan werken aan het bewustmaken van de eigen verantwoordelijkheid van opleiders en vakgroepen, waarvoor we trainingen aanbieden. En als COc zijn we strikter gaan toetsen. We vragen van de vakgroepen jaarplannen en jaarverslagen, met jaargesprekken waarin we evaluaties, verbeterplannen, vervolgacties en good practices van andere vakgroepen bespreken.” DIALOOGMETHODE Nieuw in het Flevoziekenhuis is de zogenoemde dialoogmethode, die wordt toegepast voor het effectief terugkoppelen van ervaringen van aios naar opleiders en vakgroepen. Die ervaringen worden verzameld via de standaard evaluatiesystemen SetQ en DRECT en individuele voortgangs- en exitgesprekken. “Sinds vorig jaar bespreken we de uitkomsten daarvan face to face tussen opleiders en aios”, vertelt Van Baal. “De aios stellen daarvoor zelf een lijst met verbeterpunten op, waarna twee vertegenwoordigers, onder leiding van een moderator, het gesprek met een afvaardiging van de opleiders aangaan. Het verslag gaat naar alle opleiders en vakgroepen. Het is confronterend, maar heel leerzaam, ook om een collectieve verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van onze opleidingen te realiseren.” —

5 discours

November 2017


CV-stress

C

GO YOUR OWN WAY

CV-stress

CV-st

CV-stress Tekst: Agnes Zuiker Foto: Janus van den Eijnden

6 discours

November 2017


GO YOUR OWN WAY

De manier waarop het gros van de studenten aan hun CV werkt is absoluut niet gezond, vinden tweedejaarsstudenten geneeskunde Hanna Knotnerus (20) en Ellie Corazolla (25). “Iedereen jut elkaar maar op en rent als hamsters in een tredmolen.” Je hoeft niet altijd in alles de beste te zijn, fouten maken mag. Daarover gaat hun symposium ‘CV-building, maar dan anders...’. Zonder verplichting. — De laatste onderzoeken en cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en TNO liegen er niet om. Heeft 14,6 procent van de werkenden in Nederland een verhoogde kans op een burnout, bij studenten ligt dit aantal nog 2,5 keer hoger. Belangrijkste oorzaken: financiële onzekerheid en een hoge werkdruk. Daarnaast zijn studenten duidelijk meer emotioneel vermoeid dan werkenden, en hebben ze grote moeite om hun klachten te bespreken. ‘Er wordt zo veel van studenten verwacht, dat ze het normaal zijn gaan vinden om oververmoeid te zijn’, aldus de Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Heel herkenbaar, vinden studenten geneeskunde Ellie Corazolla en Hanna Knotnerus. “De druk om te presteren is tegenwoordig zo ontzettend groot dat veel studenten eraan onderdoor gaan”, zegt Knotnerus. “Studenten moeten ook zo veel: goede resultaten halen, aan je CV werken, een baan erbij, sociale contacten onderhouden, noem maar op. Die druk zou wel wat minder mogen. Vooral dat werken aan je CV breekt veel mensen op.” PANIEKAANVALLEN Corazolla beaamt dat. “Veel studenten zijn al vanaf de eerste dag van hun studie zó druk bezig met CV-building, dat ze zichzelf compleet voorbij lopen.” Ze spreekt uit ervaring. Als student geneeskunde in Duitsland, waar haar ouders wonen, werkte ze zo hard dat ze uiteindelijk tegen een burn-out aan zat. “Omdat de hoogte van je beurs daar helemaal afhankelijk is van je prestaties en ik zonder een volledige beurs niet kon studeren, moest ik wel goede cijfers halen. Ik zat 14 uur per dag in de bieb, at niet meer, sliep niet meer, kreeg paniekaanvallen. Heel stressvol. Dat heeft me wel de ogen geopend. Ik neem nu veel meer rust.” Onderdeel van het honoursprogramma dat ze allebei volgen, is het zelf organiseren van een masterclass. Over het onderwerp hoefden ze niet lang na te denken, helemaal niet toen ze onlangs in het AMC de masterclass ‘Burning Out’ hadden bijgewoond. “Die masterclass heeft ons enorm geïnspi-

op zo’n plek. Uit angst om de boot te missen doen ze er dus van alles en nog wat bij ‘omdat het zo goed staat op je CV’.” “Terwijl het vaak meer om gaat of je in een team past”, vult Knotnerus aan. “Doe daarom vooral dingen die je leuk en interessant vindt, dus vanuit een intrinsieke motivatie.”

reerd om het thema ‘vitaliteit’ meer onder de aandacht van bachelorstudenten te brengen”, vertelt Knotnerus enthousiast. “We wilden ons richten op de druk die bachelorstudenten voelen om direct met CV-building te beginnen, volgens vastomlijnde ideeën over hoe een CV eruit moet zien. Want dat is volgens ons helemaal niet nodig.” INTRINSIEKE MOTIVATIE Tijdens hun symposium wordt CV-building op verschillende manier belicht. Zo vertellen artsen en studenten over hun meer en minder succesvolle ervaringen, krijgt het begrip burn-out nadere uitleg en wordt het CV besproken vanuit de optiek van werkgevers. Want die kijken meestal naar heel andere zaken dan alleen naar je CV, aldus Corazolla en Knotnerus. Corazolla: “Door de schaarste zijn er momenteel veel meer afgestudeerde basisartsen dan opleidingsplekken. Veel geneeskundestudenten denken daardoor dat ze met een ontzettend goed en uitgebreid CV moeten komen om straks kans te maken

— ‘Studenten moeten juist innovatiever en meer out of the box gaan denken’ 7 discours

November 2017

EENHEIDSWORST Geen van beiden heeft overigens iets tegen hard studeren en hoge cijfers halen. “Begrijp me niet verkeerd, ik voel zelf ook de druk om te presteren en ik haal ook liever geen zesjes”, geeft Knotnerus eerlijk toe. En ja, ze vindt het lastig om een half uurtje niks te doen. “Maar als bijbaan werk ik als voedingsassistente in een verpleeghuis, terwijl het voor mijn CV waarschijnlijk beter zou zijn om op de Spoedeisende Hulp te werken. Alleen, ik vind het heel erg leuk in dat verpleeghuis, daar heb ik bewust voor gekozen.” Volgens Corazolla vergeten veel studenten door alle stress helemaal dat hun studententijd er ook is om lol te maken en uit te gaan. “We zouden het studeren wel meer mogen relativeren”, vindt ze. “Natuurlijk voel je je verantwoordelijk voor je resultaten en ben je gemotiveerd om je studie goed te doen, maar je moet wel jezelf blijven en je niet gaan aanpassen op een gewenst CV. Op die manier worden alle CV’s op den duur eenheidsworsten.” Ze pleit dan ook voor een open en minder vastgeroeste houding. “Studenten moeten juist innovatiever en meer out of the box gaan denken. Er zijn maar weinig mensen die nu al exact weten wat ze over zes jaar willen gaan doen. En dan nog weet je niet wat er in de tussentijd gebeurt. Ik zou zeggen: ontdek wie je bent en sta open voor nieuwe ervaringen. En van je fouten leer je.” GOEDE VOORBEELD De bal ligt volgens Knotnerus ook bij de artsen en opleiders. “Laten ze zelf het goede voorbeeld geven. Leading by example dus. Maar vaak speelt prestatiedruk bij hen ook een grote rol en zijn werkweken van zeventig uur geen uitzondering. Zo zei een arts laatst tegen me: ‘Als ik om 17 uur met mijn jas aan bij de lift sta, vragen collega’s of ik soms een halve dag vrij heb genomen’. Dat is dan toch kennelijk de cultuur hier. Ik hoop dat we die kunnen doorbreken.” Ineens zegt ze, na wat onrustig heen en weer geschuifel en een korte blik op haar horloge: “Zijn we trouwens klaar? Ik zat net te denken dat ik nog best veel te doen heb...” — Het symposium ‘CV-building, maar dan anders...’ wordt gehouden op woensdag 6 december van 18 tot 20 uur in Collegezaal 4 (AMC). Na afloop is er pizza en een informele borrel.


AANDACHT VOOR WETENSCHAP

In het nieuwe curriculum voor de bachelor Geneeskunde, Epicurus, krijgen studenten veel meer wetenschappelijke kennis en vaardigheden aangeboden. Met dank aan het initiatief van een paar ambitieuze studenten en betrokken stafleden.

Leren publiceren Tekst: Daniëlle Kraft Beeld: Van Lennep

— Het balletje ging rollen in 2014, onder aanvoering van toen derdejaars Curius+-studente Hassina Bahadurzada. Zij miste aandacht voor de wetenschap in het bachelorprogramma. Drie weken blokonderwijs statistiek in het tweede jaar en een thesis aan het einde van het derde jaar; dat was het zo’n beetje, qua wetenschappelijke vorming in het bachelorprogramma Curius+. Ze kreeg Gabor Linthorst, internist en chef van het nieuwe curriculum Epicurus, mee, wat met groeiende steun van medestudenten, stafleden en faculteit resulteerde in de lancering van AMSj, het Amsterdam Medical Student journal. Een mooi vormgegeven online, en intussen ook, gedrukt magazine, met publicaties van bijzonder wetenschappelijk onderzoek van studenten. Ook VUmc werd erbij betrokken. “AMSj is in alle opzichten een collectief product van AMC en VUmc, qua organisatie, redactie en financiering”, vertelt student en editor in chief (AMC) Michiel Schuijt (22). Hij nam vorig jaar het stokje van Bahadurzada over. Schuijt, 5e jaars masterstudent, kreeg als deelnemer aan het honoursprogramma van het AMC extra wetenschappelijk onderwijs en leverde in het kader van de verplichte thesis in het derde bachelorjaar een gedegen onderzoek in, dat in juni dit jaar in het International Journal of Cardiology werd gepubliceerd. Daarbij, niet onbelangrijk, beschikt Schuijt over de nodige drive. “Persoonlijk vind ik de combinatie patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek dynamischer dan alleen dokter worden.” PODIUM EN LEERTRAJECT AMSj heeft zichzelf in korte tijd bewezen, mede dankzij de hoge standaarden die het hanteert, stelt Schuijt vast. Het blad komt sinds begin 2015 vier keer per jaar uit. “Het fungeert als podium én leertraject voor studenten met wetenschappelijke interesse”, vertelt hij. “We moedigen studenten aan vernieuwend en verantwoord onderzoek te doen of een interessante case report te schrijven, waarbij ze kritisch leren lezen en denken. Publicatie in AMSj is niet het enige doel, het is vooral het resultaat van een proces.”

8 discours

Als een ingediend conceptonderzoek door de eerste selectie van de hoofdredactie komt, wordt er een in het onderwerp gespecialiseerd redactieteam – student en ervaren staflid – op gezet. Dit koppel begeleidt de inzender bij het publicatiewaardig maken van het artikel. AMSj heeft twintig studenten en twintig stafleden, die in wisselende samenstelling redactionele koppels vormen. Het hele traject, van inzending tot afronding, neemt drie maanden in beslag. “Heel leerzaam”, zegt Schuijt, “voor zowel de student die zijn onderzoek wil publiceren als voor de student die bij de begeleiding van de publicatie is betrokken.” Het ultieme doel voor de makers van AMSj is opname in de Pubmed-database. “Dan genereren de publicaties internationale aandacht. Dat stimuleert en staat ook leuk op je CV.” EPICURUS De toegevoegde waarde van AMSj is de bouwers van het nieuwe curriculum Epicurus niet ontgaan. Terugkijkend stellen twee van hen, Ed van Bavel en Dirk Ubbink, vast dat de bachelorfase van Curius+ ‘inderdaad te fragmentarisch’ was. Naast het wat magere aanbod hing de invulling ook te veel af van de persoonlijke ambities van docenten en studenten. In het nieuwe Epicurus wordt dat volgens Van Bavel en Ubbink rechtgezet. “Door de wetenschappelijke ontwikkeling van studenten onderdeel te maken van de lijn Academische Vorming, garanderen we er in de hele bachelorfase structureel meer, gerichter en intensievere aandacht voor. Daarbij moet je denken aan de ontwikkeling van wetenschappelijke skills, kennis en technieken en een kritische attitude van de toekomstig arts.” Dat gebeurt op drie fronten, vult Ubbink aan. “Meer, langer en extra onderwijs, meer aandacht voor het aanleren van academische onderzoeksvaardigheden en meer structurele aandacht voor humaniora, waaronder medische ethiek en wetenschapsfilosofie.”

November 2017


AANDACHT VOOR WETENSCHAP

— ‘Meer live begeleiding is echt een wens. Om te checken bijvoorbeeld of je goed bezig bent.’ 9 discours

TIEN FULLTIME WEKEN In de praktijk krijgen de nieuwe Epicurus-studenten door de hele bachelor heen dus meer wetenschappelijk onderwijs, meer wetenschappelijk gerelateerde opdrachten én meer ruimte voor eigen wetenschappelijke ontplooiing. Ubbink: “Concreet krijgt de student verdeeld over de drie jaren een lijn Academische Vorming aangeboden van omgerekend tien fulltime weken, veel uitgebreider dan in Curius+.” Daar bovenop komt in het tweede jaar gedurende vier weken een inleidend blok keuzeonderwijs, waarin statistiek, methodologie, literatuuronderzoek en epidemiologie uitgebreid aan de orde komen. Daarna volgt een wetenschappelijk gerelateerd keuzetraject (in omvang bijna verdubbeld) en een thesisopdracht in het begin van het derde jaar, waarvoor de student acht weken krijgt. Omdat het wetenschappelijk aspect in de hele academische lijn is verwerkt, zal toetsing op onderdelen lastig zijn, zegt Ubbink. “We zullen meer het portfolio van de student meewegen.” VEEL ONLINE Met haar persoonlijke interesse in de wetenschap is tweedejaars Epicurus-studente Aashna Dhall (19) blij dat ze meteen al in het eerste jaar is ingewijd in de grondbeginselen ervan. “Pittig, hoor. Vooral de academische schrijfstijl vind ik moeilijk.” Wat ze lastig vindt, is dat bijna alles online gebeurt, via e-learning en digitale feedback. “Meer live begeleiding is echt een wens. Om te checken bijvoorbeeld of je goed bezig bent.” Dat heeft Dhall vorig jaar met meerdere medestudenten bij haar mentor gemeld. “Dat signaal is goed opgepakt. Daar hebben de nieuwe eerstejaars baat bij. Dat is natuurlijk een beetje ons lot als proefkonijnen van Epicurus.” Dhall lacht erbij. “We hebben als voortrekkers ook voordelen. Zo krijgen we soms een wat mildere beoordeling. Maar ja, of je daar nou echt blij mee moet zijn?” —

November 2017


MATCHMAKING IN OPLEIDINGEN

Werken in een ziekenhuis: dat is de carrière waar het merendeel van de geneeskundestudenten van droomt. Maar het aantal opleidingsplaatsen blijft fors achter bij de vraag. Tegelijkertijd heeft een vakgebied als sociale geneeskunde opleidingsplaatsen vacant. De hoogste tijd om die scheefgroei te beteugelen. Tekst: Annet Muijen Beeld: Van Lennep

g f e e h c S ings d i e l p o

— DE BALANS IS ZOEK, meldden eerder dit jaar De Geneeskundestudent en de Landelijke vereniging van artsen in dienstverband LAD samen. Cijfers van het Capaciteitsorgaan wijzen uit dat er een reservoir van 5.102 basisartsen is ontstaan die dingen naar de 2.369 opleidingsplaatsen die jaarlijks beschikbaar zijn. En dat terwijl er bij bijvoorbeeld sociale geneeskunde opleidingsplaatsen te over zijn. Sociale geneeskunde heeft lang een ietwat soft

imago gehad. Het werd geassocieerd met de Arbodienst of de GGD, met vergaderen maar niet aanpakken, met woorden maar geen daden. Als ambitieus basisarts wil je daar niet bij horen. Ook Marleen Hendriks haalde aanvankelijk haar neus op voor het vakgebied. Ze ging in opleiding tot neuroloog, maar na drie jaar besefte ze dat het werk minder glorieus was dan gedacht. “Ik heb me toen gerealiseerd dat ik de komende veertig jaar in grote lijnen dezelfde handelingen zou moeten verrichten. Ik ben gestopt met neurologie en gestart met mijn specialisatie arts Maatschappij en Gezondheid, de vrije richting.” Inmiddels is Marleen Hendriks

10 discours

November 2017

medisch directeur bij PharmAccess en tevens directeur innovatie bij het Joep Lange Institute. “Deze organisaties houden zich bezig met het verbeteren van zorg met behulp van technologie. Op dit moment werken we aan een mobiel platform ten behoeve van zorginnovatie in Afrika. Het is spannend werk, waar veel creativiteit voor nodig is. Vanuit mijn rol als arts ga ik na wat de grote gezondheidsproblemen in de betreffende regio zijn en hoe we daarop kunnen inspelen. Ik werk in een interdisciplinair team en het feit dat jij arts bent, vertegenwoordigt een enorme meerwaarde.” GEEN HIGH-TECH De opleiding Sociale Geneeskunde voor aios duurt in totaal vier jaar. “Het is geen high-tech opleiding”, zegt Anton Kunst, hoogleraar soci-


MATCHMAKING IN OPLEIDINGEN

— ‘Ook in de wereld buiten het ziekenhuis kun je als arts veel betekenen’

i e o r n g atse a l p s ale epidemiologie en hoofd van de afdeling Sociale Geneeskunde. “Wat we doen is wel uiterst belangrijk. Twintigduizend doden door roken, dat zijn keiharde getallen. Als wij daar niets tegen ondernemen, blijven de ziekenhuizen volstromen met mensen die kampen met problemen die voorkomen kunnen worden. Ons werk is allesbehalve eenvoudig. Om te achterhalen wat je kunt doen om ziekte te voorkomen, moet je de nodige vaardigheden in huis hebben. Je moet de juiste analyse maken van de achterliggende problematiek en vervolgens handelend optreden. Dat kan betekenen dat je met organisaties of met de gemeente in gesprek moet, vooral als is gebleken dat het probleem én de oplossing in het gevoerde beleid ligt.” Het voorkomen van ziekte en het waar mogelijk extramuraal behandelen van patiënten zijn belangrijke trends in de gezondheidszorg, weet Ines Rupp, arts Maatschappij en Gezondheid en docent en onderwijscoördinator bij de afdeling. “Het wordt steeds belangrijker dat een arts kijkt naar de leefomstandigheden en adviseert over

leefstijl en gezond leven. Sinds kort mogen we in week zes van het eerste opleidingsjaar het gezondheidsprobleem obesitas vanuit public health-perspectief belichten. Daarnaast verzorgen we aan het eind van het tweede jaar van de master een coschap van drie weken. Zo wordt het werk van onze afdeling beter zichtbaar.” Kunst: “Grootscheepse projecten als Helius, Healty Life in an Urban Setting, helpen daarbij. Helius is een paradepaardje van het AMC dat door sociale geneeskunde is geïnitieerd. Als we die naam laten vallen, gaat er bij veel studenten een belletje rinkelen.”

OPTIMALE GEZONDHEID Een arts, doceert Kunst, maakt deel uit van de medische professie. Die beroepsgroep vervult een tweeledige taak: niet alleen zieke patiënten behandelen maar ook zorgen voor optimale gezondheid van de bevolking. “In het hoorcollege in het eerste jaar”, zegt Rupp, “gebruiken we de metafoor van een visser die ziet dat iemand bijna verdrinkt. Hij redt de drenkeling en is de held. Even later ziet hij nog iemand bijna verdrinken. Weer springt hij in het water en redt de betreffende persoon. Zo gaat het drie, vier keer, totdat de visser denkt: ‘Ik moet toch eens stroomopwaarts gaan kijken.” Daar ziet hij dat de brug kapot is, waardoor mensen in het water

11 discours

November 2017

vallen. Dat is de taak van sociale geneeskunde: die kapotte brug opsporen en herstellen, zodat er niet nog meer mensen in het water vallen. Dat herstelwerk is misschien niet zo heldhaftig als het redden van drenkelingen, maar het is wel zo slim.” Mede dankzij de maatschappelijke discussie over het belang van preventie tonen steeds meer studenten belangstelling voor volksgezondheidsproblemen. Kunst: “Ook internationaal zie je dat preventie en volksgezondheid een prominente rol gaan spelen. Bij het prestigieuze Harvard is public health een van grote disciplines geworden. Dat straalt af op het vakgebied in Nederland.” Ook Sanne de Laat, in december 2016 afgestudeerd als arts Maatschappij en Gezondheid, merkt dat haar vakgebied zoetjesaan beter zichtbaar wordt en in een positiever daglicht komt te staan. Na een jaar te hebben gewerkt in de kinder- en jeugdpsychiatrie sloeg bij haar de twijfel toe. “Als psychiater, maar ook als kinderarts zie je een kind pas als het al ernstige problemen heeft. Ik wilde voorkomen dat kinderen ziek worden en dan kom je al snel bij de jeugdgezondheidszorg terecht.” Inmiddels werkt ze drie dagen per week bij Tranzo, academische werkplaats publieke gezondheid van de universiteit van Tilburg aan haar promotieonderzoek naar overgewicht bij kinderen. Eén dag per week is ze te vinden bij de GGD waar ze als jeugdarts op het consultatiebureau werkt. “In mijn professie moet je breed kunnen kijken en van samenwerken houden”, zegt ze gedecideerd. “Ook in de wereld buiten het ziekenhuis kun je als arts veel betekenen.” —


VISITATIECOMMISSIE

Met vlag en wimpel Na hakken over de sloot van de vorige visitatie, moesten de geneeskundeopleidingen dit jaar goed presteren. Dat deden ze. ‘We zien hier een krachtige, open opleiding in de Amsterdamse geest.’ Tekst: Suzanne Bremmers Foto: Anne Huijnen

12 discours

November 2017


VISITATIECOMMISSIE

— De visitatiecommissie, die alle geneeskundefaculteiten in Nederland beoordeelt, bracht in oktober een tweedaags bezoek aan het AMC. Na afloop had de commissie vooral bewondering voor de manier waarop de nieuwe bachelor Epicurus is geïmplementeerd. “Bij de invoering van nieuwe curricula ontstaat vaak chaos onder studenten”, zegt professor Ferry Breedveld, voorzitter van de visitatiecommissie en oud RvB-voorzitter van het LUMC. “Hier niet. De studenten zijn over het algemeen tevreden en prijzen de toegankelijkheid van de docenten. Dat is echt opmerkelijk als je het vergelijkt met soortgelijke situaties.” HOE WERKT HET? Een visitatiecommissie beoordeelt een geneeskundeopleiding aan de hand van vier standaarden: de beoogde kwalificaties voor een dokter, de organisatie van de opleiding, de toetsing en of de kwalificaties ook daadwerkelijk behaald worden. Tijdens het tweedaags bezoek aan het AMC sprak de commissie met (oud-)geneeskundestudenten en docenten, ze lazen documenten over de inrichting van de opleiding en ze kregen een rondleiding door het gebouw. Al deze informatie bij elkaar levert een oordeel op over de drie opleidingen in het AMC: de nieuwe bachelor Epicurus, de oude bachelor Curius+ en de masteropleiding Geneeskunde. Voorzitter Breedveld presenteerde dit oordeel na afloop van het bezoek. Conclusie? De geneeskundeopleidingen in het AMC zijn op alle vier de standaarden beloond met een voldoende. Dit oordeel wordt, nadat alle geneeskundeopleidingen in Nederland zijn bezocht, uitgebreid toegelicht in een rapport. Dat rapport wordt vervolgens naar de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) gestuurd. De NVAO verlengt bij een positief oordeel de accreditatie. Dat leidt ertoe dat de rijksbijdrage voor onderwijs in het AMC gegarandeerd blijft. Het oordeel van de visitatiecommissie is dus van levensbelang voor het voortbestaan van de studie geneeskunde in het AMC. Elke student betaalt ongeveer 2000 studiegeld per jaar, terwijl de opleiding ongeveer 20.000 euro per student kost. Daar moet dus nog wel wat belastinggeld bij. Dit jaar was de druk extra hoog omdat tijdens de vorige ronde een van de standaarden, namelijk de onderwijsomgeving, met een onvoldoende werd beoordeeld. Het AMC moest dus nu wel presteren. BEZORGDHEID Tijdens de presentatie van de visitatiecommissie was de spanning te snijden onder de leden van de werkgroep Heraccreditatie Geneeskunde, onder leiding van opleidingsdirecteur Jan Hindrik Ravesloot. Een jaar lang kwam de werkgroep tweewekelijks bij elkaar, enkel en alleen om deze visitatie voor te bereiden. Ze schreven het rapport ‘Kritische reflectie’ waarin alle veranderingen die zijn doorgevoerd in de geneeskundestudies, staan beschreven. Epicurus is grotendeels ontwikkeld op basis van aanbevelingen die tijdens de vorige visitatie zijn gedaan, maar ook Curius+ is aangepast om de commissie tegemoet te komen na het vorige bezoek. De zorg van de werkgroep was vooral of die aanpassingen in Curius+ voldoende zouden zijn. Ravesloot maakte zich daarnaast zorgen over wat de commissie zou vinden van het hoge percentage ‘zittenblijvers’ (25 procent) na het eerste jaar Epicurus. “Met Epicurus konden we opnieuw beginnen en ik ben trots op het resultaat. Maar kunnen we zo’n hoog percentage zittenblijvers alleen wijten aan de studenten zelf? Dat denk ik niet. Epicurus is op sommige punten misschien nog te uitdagend.” Tot grote opluchting van de werkgroep was de visitatiecommissie tevreden over de aanpassingen in Curius+. “De studenten die dit curriculum

13 discours

volgen, worden goede dokters”, zegt Breedveld na afloop van zijn presentatie. “De werkdruk voor Epicurusstudenten is inderdaad een punt ter verbetering in een verder bijzonder mooi curriculum. Ik hoop dat de ervaringen die worden opgedaan met de vernieuwende leervormen Team Based Learning (TBL) en het samenwerkend leren worden gedeeld met andere geneeskundeopleidingen. Want kennis is te vergelijken met liefde. Niemand wordt er minder van om het te delen.”

PLUSPUNTEN Naast de didactische uitgangspunten van de nieuwe bachelor Epicurus, benoemde de visitatiecommissie ook andere positieve aspecten. Bijvoorbeeld de veranderde organisatiestructuur. Was de opleidingsstructuur in het AMC eerst georganiseerd rondom de verschillende afdelingen, nu is er het overkoepelende, centraal georganiseerde Instituut voor Onderwijs en Opleiden, het IOO. Ook de manier waarop de eindtermen van Epicurus gerelateerd zijn tot het Raamplan, waarin de eindtermen in de vorm van competenties van een arts beschreven staan, oogstte lof. Net als de portfolio’s van de studenten en het niveau van de masterscripties. Toch had de commissie ook een paar punten van aandacht, want “het kan altijd beter”, zei Breedveld. De opleidingsteam van Ravesloot moet bijvoorbeeld aan de slag met de masteropleiding. Door de nieuwe bachelor Epicurus zijn studenten gewend geraakt aan een zeer zelfstandige manier van denken. Dat moet worden doorgezet in de masterfase. Breedveld: “De coschappen doen, in vergelijking met Epicurus, nog wat klassiek aan. We zouden graag een logische continuïteit zien, een soepele overgang. De werkgroep heeft nog de tijd om het een en ander aan te passen.” BEREID OM TE LUISTEREN De voorbereiding op het bezoek van de visitatiecommissie heeft veel tijd in beslag genomen. Zo zijn er twee proefvisitaties georganiseerd en Ravesloot heeft aan andere geneeskundeopleidingen gevraagd hoe zij denken over het AMC in relatie tot de visitaties. Hij hoorde dat het AMC zich weinig aan zou trekken van het oordeel van visitatiecommissies. “Met onze nieuwe werkwijze tonen we aan dat we bereid zijn om te veranderen. Het woord ‘branie’ is nog wel voorgekomen in het commentaar van de visitatiecommissie, maar meer in positieve zin.” Naast het positieve resultaat zijn de kritische noten van de commissie ook welkom. Ravesloot: “We zijn niet van plan om te stoppen met veranderingen nu de visitatiecommissie weer naar huis gaat. Op dit moment vieren we ons succes, maar daarna gaan we als team weer hard aan het werk om het onderwijs te verbeteren.” —

— ‘Bij de invoering van nieuwe curricula ontstaat vaak chaos onder studenten’ November 2017


INTERPROFESSIONEEL ONDERWIJS

Teamwerk in zorg — Tekst: Marleen Kamminga Foto: Sake Rijpkema

14 discours

November 2017


INTERPROFESSIONEEL ONDERWIJS

Toekomstige zorgverleners goed voorbereiden op interprofessioneel samenwerken: dat is de inzet van de gezamenlijke lessen die de faculteiten Gezondheid van de HvA en Geneeskunde van de UvA vanaf dit studiejaar verzorgen. ‘De teamaanpak is niet meer weg te denken uit de praktijk. Dus hoort het ook thuis in het onderwijs.’

—“JULLIE ZIEN VANDAAG VEEL NIEUWE GEZICHTEN en dat is ook precies de bedoeling”, opent AMC-anesthesioloog Simon Hennink de les die hij met HvA-docente Neline Land verzorgt. Zo'n 20 tweedejaars studenten hebben zich op deze regenachtige namiddag in september rond vier groepstafels geschaard. In het voorstelrondje ontdekken ze elkaars studie: geneeskunde, verpleegkunde, psychiatrisch verpleegkundige, fysiotherapie, oefentherapie, revalidatie en ergotherapie. Maar wat weet je eigenlijk van elkaars kennis en kunde? Hennink geeft alvast toe: “Ik werk nu zo'n tien jaar als 'slaapdokter' in het AMC, en ik merk dat ik het zicht op veel andere medische beroepen een beetje kwijtraak. In de praktijk weten we minder van elkaar dan je misschien zou verwachten. Kunnen jullie elkaar eens uitleggen wat jouw vak inhoudt?” TEAMWERK OEFENEN Dat blijkt nog best lastig. Gaandeweg ontdekken de aankomend artsen en therapeuten in de les dat ze veel gemeen hebben, zoals de processtappen anamnese, beeldvorming en behandelplan. “En hoe is dat dan voor de verpleegkundigen?”, vraagt Neline Land. Er vallen woorden als continuïteit, observatie en signaleren. En dan is het tijd voor het echte teamwerk. De studenten gaan aan de slag met een casus: het opstellen van een zorgplan voor de fictieve patiënt Berkens. “Het is de bedoeling dat jullie gaan kijken hoe je deze patiënt vanuit de verschillende perspectieven het beste kunt helpen”, licht docent Hennink toe. HART EN ZIEL Ruim 1000 studenten van de verschillende opleidingen gaan de komende tijd met elkaar zulke simulatielessen volgen. Dat doen ze in een gezamenlijk programma, dat ze door de studiejaren heen op een steeds hoger leerniveau voorbereidt op samenwerking in de uiteindelijke praktijk. De samenwerking tussen HvA Gezondheidszorg en Geneeskunde van de UvAis uniek op deze schaal. Toch zal het in de nabije toekomst een alledaags gegeven zijn, verwacht Noor Christoph, projectleider Interprofessionele Educatie (IPE). “Zorgverleners worden meer en meer teamplayers. Dat vereist goede samenwerking rond een patiënt en duidelijkheid over ieders rol.” De afgelopen paar jaar heeft Christoph zich met hart en ziel ingezet voor deze nieuwe onderwijsvorm. Het plan ontstond in 2015, op het moment dat er allerlei lijntjes samenkwamen en samen het momentum creëerden. Ze somt op: “De verschijning van het rapport 'Naar nieuwe zorg en zorgberoepen: de contouren' van de commissie Kaljouw. De herziening van de bachelor Geneeskunde. En de komst van ex-HvA decaan Rien de Vos naar onze faculteit.”

15 discours

Er volgden twee turbulente jaren, waarin Noor Christoph met vertegenwoordigers uit alle echelons van beide organisaties aan de ontwerptafels heeft gezeten. Er moest een visie komen op samenwerken, op onderwijs en op implementatie. “Met als hoogste doel: betere patiëntenzorg”, benadrukt ze. Ze koppelde onderwijsmakers aan onderwijsmakers, roostermakers aan roostermakers, examencommissies aan examencommissies en ict-specialisten aan ict-specialisten. Lang verhaal kort: “Het idee sprak veel mensen aan, maar er waren heel wat praktische verschillen te overbruggen.” Denk: de digitale leeromgeving, toetsingscriteria, roosters, huisregels en beleid. “Alleen al aan Blackboard als gedeelde leeromgeving is vijf maanden intensief gewerkt door meerdere mensen”, illustreert Christoph. ROLMODEL En toen was het voorjaar 2016 en ging de eerste van twee pilots van start. Veertig studenten van het talentenprogramma (HvA) en het honoursprogramma (Geneeskunde) doorliepen de lessen en hielpen het met hun feedback nader vorm te geven. “We wilden ze in de experimenteerstand zetten”, beschrijft Christoph. “Ze hebben actief geparticipeerd.” Hetzelfde gold voor de betrokken docenten. “Omdat die als zorgverlener in de praktijk merken dat ze steeds meer te maken krijgen met interprofessionele samenwerking”, verklaart ze. “We hadden dan ook geen enkele moeite docenten te werven voor het programma. In de lessen zijn ze tevens rolmodel; ze staan immers als gemengd team voor de klas.” Kinderarts-intensivist Vincent Geukers, voorzitter van de overkoepelende Stuurgroep IPE AMC/HvA, beaamt dat interprofessionaliteit steeds nadrukkelijker deel uitmaakt van de dagelijkse praktijk. “Omdat de zorgvraag steeds complexer wordt. Zowel kinderen als volwassenen overleven aandoeningen die zo'n twintig jaar geleden nog dodelijk waren. Er is steeds meer techniek en gespecialiseerde medische kennis beschikbaar. We worden ouder, maar dat brengt ook meer chronische ziekten met zich mee, en soms zelfs meerdere aandoeningen per persoon.” Dat overstijgt vaak de kennis en kunde van één beroepsgroep, en schreeuwt om interprofessionele benadering, legt Geukers uit. Interprofessionele samenwerking gaat juist over ontzuiling, ontschotting en integratie van zorg, zoals de commissie Kaljouw vaststelde in 2015. “In een ontzuild en ontschot zorglandschap kan de zorg soepel en efficiënt meebewegen met de patiënt.” PLUG AND PLAY Tweeëneenhalf jaar na de lancering van het idee staan ruim vijftig docenten klaar om met de lessen aan de slag te gaan. Lesmaterialen vinden ze in een speciaal daarvoor ingericht onderdeel van Blackboard, de digitale leeromgeving van UvA. “Alles ligt klaar”, verzekert Noor Christoph, “materialen, toetsen en roosters. Maar het is niet in beton gegoten, het kan zich nog verder ontwikkelen. En het is uitdrukkelijk aan de docenten hun beroepspraktijk te vervlechten in de studentbijeenkomsten. We zijn benieuwd wat docenten en studenten ervan vinden; feedback is welkom.” LEERWERKPLAATSEN GEZOCHT Maar er is nog meer welkom. Want nu zijn de tweedejaars aan de slag in klaslokalen, maar straks als derde- en vierdejaars gaan de studenten daadwerkelijk met elkaar interprofessionele zorg leveren op de werkvloer. Vincent Geukers besluit: “Ziekenhuis, huisartspraktijk, zorgcentrum of revalidatiecentrum met pioniersgeest en hart voor de zorg van de toekomst: neem vooral contact met ons op.”

Meer informatie: Noor Christoph (n.christoph@amc.nl) en Vincent Geukers (v.g.geukers@amc.nl)

November 2017


SEKSUOLOGIE-ONDERWIJS

Strijden tegen schroom en onwetendheid Rik van Lunsen, de man die ruim elfduizend studenten leerde hoe de clitoris nou écht in elkaar zit, gaat met emeritaat. Ruim veertig jaar lang trok hij ten strijde tegen schroom en onwetendheid. Tekst: Catrien Spijkerman Foto: Janus van den Eijnden

— Toen Rik van Lunsen zelf geneeskundestudent was, vond hij zijn opleiding ‘drie keer niks’. “Kort samengevat: vier jaar stampen en daarna in de praktijk maar hopen dat je het kunt. De colleges werden gegeven door grijze hoogleraren die voordroegen uit eigen werk.” Arts-seksuoloog Van Lunsen, beroemd om zijn oneliners als ‘libido bestaat niet’, en ‘glijmiddel moet verboden worden’, bracht ruim elfduizend geneeskundestudenten de beginselen van seksuologie bij. 1 september ging hij met emeritaat. Het onderwijs dat hij ruim veertig jaar voorstond, is zo ongeveer tegenovergesteld aan wat hij als student zelf had genoten. De eigenschappen die zijn persoon en carrière kenmerken, bezat hij ook toen al: activistisch, enigszins anarchistisch, enthousiast, all over the place. HUIVERIG BIJ INWENDIG ONDERZOEK Na zijn studie werd Van Lunsen hoofd van de polikliniek voor geboorteregeling in Groningen. Het vak van seksuoloog bestond nog niet, onderwijs in seksuologie was er evenmin. Van Lunsen kwam in zijn poli echter ‘zo ontzettend veel’ problemen tegen die met seksualiteit te maken hadden, dat hij samen met anderen een seksuologie-poli opzette.

16 discours

November 2017


SEKSUOLOGIE-ONDERWIJS

Hij merkte dat veel coassistenten huiverig waren om bij vrouwen een inwendig onderzoek te doen. “Het was natuurlijk ook erg debiel dat ze dat volkomen onvoorbereid moesten uitvoeren. Ze deden het niet goed, onhandig, of ontliepen het.” Het was eind jaren zeventig, midden in de tweede feministische golf: “Er was veel terechte kritiek over hoe artsen, voornamelijk gynaecologen, omgingen met vrouwen.” Feministische studenten stelden voor om het inwendig onderzoek op elkaar te oefenen. Aangezien dat niet voor iedere student een optie was, ging Van Lunsen op zoek naar vrouwen die bereid waren de aankomende dokters te instrueren door gelijktijdig op te treden als ‘docent’ en als te onderzoeken persoon. “Aan de ene kant konden we zo de techniek van het inwendig onderzoek verbeteren en studenten over hun schroom heen helpen, aan de andere kant werkten we aan een beroepshouding met respect voor de patiënt en oog voor communicatie.” De aanpak mondde uit in Van Lunsens proefschrift, en eind jaren tachtig werd dit instructieonderwijs ingevoerd bij alle medische faculteiten in Nederland. “Maar toen we er in 1981 mee begonnen, werd er nog schande van gesproken.” Überhaupt werd er lange tijd met opgetrokken wenkbrauwen gekeken naar seksuologie-onderwijs – het beeld van vieze mannetjes die van hun obsessie hun werk hadden gemaakt, was nooit ver. Toch lukte het Van Lunsen in het AMC naar eigen zeggen al snel om van de afdeling seksuologie een ‘geaccepteerde afdeling’ te maken, in plaats van het ‘winkeltje achteraf’ dat het was. In 1987 werd hij hoofd van de onderafdeling seksuologie, en de eerste fulltime seksuoloog van Nederland. SEKS ALS BRON VAN PLEZIER In het AMC zette hij zijn missie voort: alles en iedereen doordringen van het belang van seksuologie-onderwijs. “Seksualiteit is van grote invloed op de kwaliteit van leven. Iedere dokter zou dus aandacht moeten hebben voor seksuele gezondheid. Van de tien meest voorgeschreven medicijnen, hebben er zeven mogelijk gevolgen voor de seksualiteit – dat kun je als dokter niet negeren.” Maar er was – en is – een groot gebrek aan kennis onder zowel studenten als artsen, constateerde Van Lunsen. Waarom praat niemand over seks als bron van plezier, waarom weet niemand hoe een clitoris eruit zit? (en nee, het is niet slechts een ‘erwtje’). “Nog steeds vinden opvoeders, ouders, onderwijzers het ongemakkelijk om over seks te praten. Onder hulpverleners en artsen is er – los van de eigen schaamte – ook schroom om in het privéleven van patiënten door te dringen. Bovendien ontbreekt het hen aan de juiste woorden. Ze spreken

— ‘Een college over anticonceptie werd een instant spreekuur’

daardoor vaak in vage verhullende termen die leiden tot misverstanden.” BEKEND EN BERUCHT Vanaf de allereerste seksuologie-les die Van Lunsen ontwikkelde, heeft hij dan ook gehamerd op goede communicatie. “Dat is voor de gehele geneeskundeopleiding van belang, maar het bijzondere van seksualiteit is dat daarbij veel duidelijker naar voren komt hoe groot het effect is van het gedrag van de dokter. Bekend en berucht is ons carrouselspel voor tweedejaars studenten. Ze krijgen in roulerende tweetallen een stapel kaartjes met vragen over hun seksleven – per vraag beslissen ze of ze die aan de persoon tegenover hen willen beantwoorden. Zo ervaren de studenten zelf wat het voor hen meer of minder makkelijk maakt om over dit onderwerp te praten. Het kan afhangen van de lichaamshouding van de persoon tegenover je, of het een man of vrouw is, wat de context is.” Professioneel gedrag is niet hetzelfde als keurig gedrag, benadrukt Van Lunsen. “De arts moet in taalgebruik aansluiten bij de patiënt. Als een coassistent tegen de patiënt over ‘coïtus’ begint, is de kans groot dat ze elkaar niet begrijpen.” Zelf schuwt Van Lunsen ook in de collegezaal straat-

17 discours

November 2017

taal niet. “Om de stof toegankelijker te maken, om te laten zien dat je in gewone-mensentaal over seksualiteit kunt praten, maar ook om af en toe te choqueren. Dat houdt de studenten wakker.” Toegegeven, het risico van indutten was tijdens Van Lunsens colleges sowieso al gering. “Ik gaf aan tweedejaars bijvoorbeeld een college over pijn bij het vrijen. Artsen zijn geneigd daar allemaal medische labels aan te hangen, maar in mijn les maakte ik duidelijk dat er bijna altijd maar één heel simpele oorzaak is: niet genoeg opgewonden zijn bij penetratie. Iedere keer opnieuw meldden zich na dat college vrouwelijke studenten die vertelden dat ze al jaren pijn hebben.” Hij wil maar zeggen: “Natúúrlijk zijn studenten geïnteresseerd in seksualiteit, want ze staan aan het begin van hun seksuele interactiecarrière. Wanneer ik een college gaf over anticonceptie, was dat gewoon een instant spreekuur!” ENTHOUSIASME Tegenwoordig zijn colleges in het AMC “zo ongeveer taboe, helaas”, zegt Van Lunsen, het provoceren nooit verleerd. “In het nieuwe curriculum moeten studenten vooral veel zelf moeten uitzoeken. Ik hoop maar dat ze nog genoeg in aanraking komen met inspirerende voorbeelden.” Types zoals Van Lunsen zelf. “Enthousiasme is het sleutelwoord. Een goeie docent betrekt studenten, stimuleert ze vragen te stellen, vertelt verhalen. De mooiste colleges waren toch de grootschalige klinische-lijn-colleges, waarin docent en patiënt samen een ziektebeeld illustreren. Wanneer ik een patiënt meenam die de langdurige gevolgen van seksueel misbruik voor het voetlicht durfde te brengen, maakte dat diepe indruk op de studenten. Dát zijn de lessen die bijblijven. Maar die klinische-lijn-colleges zijn nu afgeschaft.” Er is een hoop veranderd sinds de gynaecologen in opleiding in het AMC zich afvroegen waarom die ‘rare man’ hen over seks kwam vertellen. “Destijds wisten zelfs gynaecologen nauwelijks iets van seksuologie! Tegenwoordig zit het stevig in hun opleiding.” Aan de andere kant: “Voor urologen is scholing in seksuologie niet eens verplicht.” Met opgetrokken wenkbrauwen: “Raar hè, terwijl ze zich toch hun hele beroepsleven met geslachtsorganen bezighouden.” Van Lunsen gaat voorlopig dus nog vrolijk verder met zijn missie – zij het buiten de collegezalen van het AMC. Opgewekt: “Onlangs was ik bij de promotie van een kinder-maagdarmchirurg, zij had op lange termijn onderzocht wat de gevolgen waren voor de seksuele gezondheid van mensen die op jonge leeftijd aan hun anus moesten worden geopereerd. Zo’n onderzoek is natuurlijk fantastisch. Vijftien jaar geleden zou nog niemand op het idee zijn gekomen.”


YVONNE STEINERT

Met het project ‘Faculty Development’ wordt in het AMC aandacht besteed aan de verdere professionalisering van opleiders. Het gedachtegoed van klinisch psycholoog en professor in huisartsgeneeskunde Yvonne Steinert van McGill University in Montreal, Canada is daarbij leidend. Op 15 november geeft Steinert een lezing in het AMC. Een dag later is ze hoofdspreker op het congres van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs (NVMO).

‘Bereid artsen voor op verschillende rollen’

Tekst: Suzanne Bremmers illustratie: Van Lennep

18 discours

November 2017


YVONNE STEINERT

Wat is Faculty Development en hoe verhoudt zich dat tot de Nederlandse term docentprofessionalisering? “Onder Faculty Development worden alle activiteiten verstaan die professionals in de gezondheidszorg ondernemen om hun kennis, vaardigheden en gedrag te verbeteren om betere opleiders, maar ook betere managers en wetenschappers te worden. Vaak denken mensen dat onder Faculty alleen de hoogleraren worden verstaan, maar ik zou het zo breed mogelijk willen omschrijven. Iedereen die werkt in een academisch ziekenhuis valt eronder. De term behelst nog meer. Met Faculty Development kun je ook een organisatorische verandering in gang zetten waardoor de aandacht voor opleiden wordt vergroot. Op die manier breng je een proces van lifelong learning op gang. De Nederlandse term docentprofessionalisering bevalt me omdat het de implicatie bevat van het professionaliseren van lesgeven. Aan de andere kant ligt de focus wel erg op de rol van docent of opleider en niet op die andere rollen die stafleden hebben.”

Steinert heeft een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Faculty Development. Ze is mentor geweest van veel academici en heeft hen onderwezen en geïnspireerd om al hun taken op een wetenschappelijk verantwoorde manier uit te voeren. Ook internationaal heeft ze veel gedaan om Faculty Development te introduceren. Ze heeft ook in Nederland gewerkt. “Ik heb een zwak voor Nederland. Ik ben er geboren, in Bussum. Mijn ouders zijn naar Canada verhuisd toen ik jong was. Nederlands is mijn eerste taal geweest. Ik begrijp en spreek de taal nog altijd. Met veel plezier heb ik samengewerkt met collega’s in Maastricht, Utrecht, Groningen en Amsterdam. Ik ben een beetje op de hoogte van de ontwikkelingen op het gebied van medisch onderwijs. Zo ben ik onder de indruk van de systematische manier waarop de Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) intrede heeft gedaan. Men verwacht dat stafleden een behoorlijk intensieve training ondergaan op het gebied van onderwijs geven. Juist omdat de BKO systematisch en op nationaal niveau is ingevoerd, heeft het bredere Faculty Development een goede kans van slagen in Nederland.” Formele manieren om te leren over opleiden zijn nodig, maar dat is volgens Steinert niet het hele verhaal om te komen tot Faculty Development. “Veel van hoe we dingen aanleren, gebeurt informeel. Sommige professionals pikken veel op over lesgeven door te observeren en door rolmodellen na te doen. Probleem is dat we die informele kennis vanzelfsprekend vinden, terwijl dat niet zo is. We kunnen heel veel leren van wat we informeel hebben aangeleerd, maar alleen als we dat formeel erkennen, herkennen en wetenschappelijk onderzoeken.”

Waarom zijn die andere rollen ook van belang? “Omdat ik denk dat stafleden een leidende rol kunnen spelen in de gezondheidszorg. Ze kunnen zowel nieuwe curricula ontwikkelen en collega’s motiveren om ook les te geven, maar ook positieve invloed uitoefenen op de zorg voor de patiënt. De gezondheidszorg is drastisch aan het veranderen. We hebben heel veel creatieve oplossingen nodig. Faculty Development alleen gaat dat niet brengen, maar we hebben wel mensen nodig die studenten opleiden om kritisch naar gezondheidssystemen te kijken.”

U deed een klein onderzoek naar de identiteit van artsen bij McGill University. Wat waren de belangrijkste conclusies? “Opleiden is voor veel artsen een onderdeel van hun identiteit. Ze zien opleiden als een onderdeel van dokter zijn. Het is belangrijk voor ze omdat ze door zelf les te geven hun eigen opleiders kunnen bedanken en kunnen bijdragen aan de kennis van de volgende generatie artsen. Opleider zijn, zit echt in hun systeem. Faculty Development kan die passie en aandacht voor opleiden verder versterken.”

Waarom is Faculty Development ontwikkeld? “Meestal leren professionals in de gezondheidszorg tijdens hun opleiding hoe ze een goede dokter worden. Ze leren daarentegen niet expliciet hoe je moet opleiden. Als ze eenmaal klaar zijn, staan artsen ineens voor opleidingstaken, terwijl ze daar niet op zijn voorbereid. Dat is een van de redenen waarom Faculty Development is ontwikkeld. Ik denk dat we moeten investeren in onze stafleden omdat ze onze belangrijkste bron zijn om ook in de toekomst professionals op te leiden.”

— ‘Als ze eenmaal klaar zijn, staan artsen ineens voor opleidingstaken, terwijl ze daar niet op zijn voorbereid’

Wat is nodig om Faculty Development te ontwikkelen? “Naast institutionele verankering heb je een team nodig die programma’s ontwikkelt om de kennis van professionals te vergroten en die de programma’s evalueert en up-to-date houdt. We denken bij het overdragen van kennis over opleiden vaak aan een workshop of een cursus, maar ik stel voor om breder te denken. Bijvoorbeeld door kleine groepjes te organiseren waarin opleiders samen kunnen oefenen, leren en reflecteren, maar ook door kennis naar de werkvloer te brengen. Zet opleiders niet in een zaaltje, maar organiseer het op de werkvloer. We kunnen ook veel leren van coachen op de werkvloer, denk aan een collega die je feedback geeft.”

19 discours

November 2017


KL-APP

Digitaal beoordelen

20 discours

November 2017


KL-APP

— Vorig jaar ging het nieuwe coschappensysteem KL-app live. Coassistenten vinden er alle informatie die zij nodig hebben voor hun coschappen, van het actuele rooster en de planning van coschappen tot contactinformatie van de afdelingen. Nieuw is de mogelijkheid om ook de eindbeoordeling van coschappen via KL-app in te vullen. Het papieren doordrukformulier, dat in het coschapboekje van de student zit, komt binnenkort te vervallen. Mayke Ambaum van de afdeling Onderwijssupport: “Formulieren kunnen kwijtraken. Of ze worden onleesbaar of onvolledig ingevuld. Het digitale formulier raakt niet kwijt, is altijd goed leesbaar en de opleider is verplicht om alle essentiële informatie in te vullen.” Daar lijkt geen speld tussen te krijgen. Behalve dan dat het wéér een nieuw systeem is. En niet elke digitale transformatie vindt zonder hobbels haar weg naar de praktijk, om het voorzichtig te zeggen. Maar dit systeem is toch echt anders, vindt Bob Eeltink, samen met Mayke Ambaum verantwoordelijk voor de uitrol in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het AMC. “Het is niet bedacht door in een hok opgesloten IT’ers. Het LUMC heeft het ontwikkeld in samenwerking met de mensen die ermee moeten werken. En wij hebben het op maat gemaakt voor het AMC. Overigens werkt ook VUmc ermee.” Ambaum en Eeltink reizen dezer dagen door de regio om iedere opleider persoonlijk uit te leggen hoe het systeem werkt. Eeltink: “We hadden ook de registratiegegevens en een handleiding op de mail kunnen zetten, maar dan krijg je veel vragen achteraf. We hebben ervoor gekozen om iedereen persoonlijk te trainen. Dat is intensief, want dan heb je het wel over 320 mensen, maar wij willen het de examinatoren zo makkelijk mogelijk maken.” TIEN MINUTEN Twee van hen zijn Paul van Trotsenburg en Niels Rutjes, beiden kinderarts in het AMC. Op de werkplek van eerstgenoemde legt Bob Eeltink uit hoe het systeem werkt. Na tien minuten zit de demo erop. Conclusie van Van Trotsenburg: “Het is glashelder.” En Rutjes: “Het lijkt een copy-paste van het papieren formulier, maar dan handiger.” Mayke Ambaum: “Dit is hoe het steeds gaat: van vooraf ‘Nee hè, alweer een nieuw systeem, tot achteraf: ‘O, dit is makkelijk te doen’.” Prettig voor de gebruikers is bijvoorbeeld dat vaste studentgegevens, zoals naam, studentnummer, datum en naam van de instelling, al zijn ingevuld. Dat scheelt alvast tijd en ergernis. Belangrijk bij het invullen van de scores op de beoordelingsaspecten ‘medische deskundigheid’ en ‘professioneel gedrag’ is de eindbeoordeling geen voldoende kan zijn als een van de beoordelingsaspecten een onvoldoende is. Het systeem steekt daar dan een stokje voor. Bob Eeltink: “Dat doet het bijvoorbeeld ook als het eindcijfer afwijkt van deze twee deelbeoordelingen. Stel dat een student een 8 krijgt voor medische deskundigheid en een 6 voor professioneel gedrag, dan kan het eindcijfer geen 5 of 9 zijn.” Nieuw vergeleken met het papieren formulier is de optie om als opleider een verantwoording voor het eindcijfer te geven. Als het eindcijfer onvoldoende is, moet dit veld worden ingevuld. Eeltink: “Als de opleider de beoordeling heeft bevestigd en het eindoordeel is onvoldoende, dan ontvangt de Examencommissie automatisch een e-mail. Met het papieren systeem wilde een student een beoordeling nog weleens drie maanden

21 discours

achterhouden en alvast met het volgende coschap beginnen. Dan is het voor de Examencommissie moeilijker het coschap stop te zetten. Nu kan de commissie direct actie ondernemen.” Ook nieuw is het vinkje dat de opleider moet zetten om aan te geven dat de coassistent is gewezen op het digitale evaluatieformulier. Ambaum: “Na elk coschap ontvangt iedere coassistent een evaluatieformulier per mail. Wij vinden het belangrijk dat de coassistent dit invult, want dat levert ons veel waardevolle informatie op. Dit is juridisch niet te verplichten, maar we kunnen de opleider wel vragen het nadrukkelijk onder de aandacht te brengen. Daarom hebben we hier een verplicht veld van gemaakt in het digitale formulier.” ALLE OPLEIDERS De road show van Mayke Ambaum en Bob Eeltink gaat nog even door, totdat alle opleiders in de regio wegwijs zijn gemaakt. Opleiders die de uitleg al hebben gehad, hebben hun inloggegevens ontvangen. Wie toch nog hulp nodig heeft, treft in de KL-app een praktisch stappenplan aan. De twee artsen die vandaag zijn bezocht zetten, tevreden met de uitleg, hun krabbel op de lijst ‘te instrueren opleiders’. Ook vullen zij meteen hun 06-nummer in. Ambaum: “We hebben die telefoonnummers van gebruikers nodig, omdat we de inlogprocedure binnenkort extra beveiligen met een extra inlogcode via sms.” Opleiders kunnen hun digitale beoordelingen invoeren door in te loggen op klapp.amc.nl. Hulp nodig? Bel Mayke Ambaum of Bob Eeltink: (020) 566 28 81.

— ‘Het lijkt een copy-paste van het papieren formulier, maar dan handiger’ November 2017


COLUMN

Spoed of Spoed Columnist Sarah Gans is in opleiding tot chirurg en vertelt in Discours over haar ervaringen. “Uw zoon moet met spoed geopereerd worden.” Het is vrijdagnacht en ik heb dienst op de intensive care. Er wordt een jonge man opgenomen na een groot autoongeluk. Aan zijn bezorgde familie leg ik uit dat hij ernstige verwondingen heeft. Totdat zijn ruggenwervel weer stabiel is, moet hij als een boomstam verpleegd worden in bed om ernstige complicaties te voorkomen. We zorgen dat alles in orde is voor een eventuele operatie en de traumachirurg meldt patiënt aan voor de spoedlijst. Als ik de volgende avond weer in het ziekenhuis kom voor een nieuwe dienst blijkt mijn patiënt nog niet geopereerd. De spoedlijst was te vol en patiënt staat opnieuw gepland voor de volgende dag. Zijn familie is erg bezorgd; u gaf toch aan dat hij met spoed geopereerd moest worden om mogelijke complicaties te voorkomen? Ja dat klopt, er is zeker een operatie nodig, leg ik de bezorgde familie uit. Maar in het weekend zijn er doorgaans maar een beperkt aantal operatiekamers die draaien. Het ziekenhuis is een 24/7-bedrijf maar niet doorlopend op volle kracht. Daarom gebruiken we een scoresysteem, waarin de volgorde van opereren afhankelijk is van de urgentie. Sommige patiënten hebben net iets meer spoed dan anderen en daarmee kan het maar zo zijn dat je van de lijst wordt verplaatst naar de volgende dag. Daarom moeten patiënten soms langer wachten op hun operatie of worden patiënten naar een ander ziekenhuis overgeplaatst. In elk ziekenhuis waar ik gewerkt heb komt het voor dat spoedoperaties toch uitgesteld worden. Blijkbaar ben ik er al zo aan gewend dat het logisch lijkt. Maar voor mijn patiënt en zijn familie is het onbegrijpelijk; waarom stellen wij iets dat met spoed moet gebeuren soms bij herhaling uit? Zouden we niet uit moeten gaan van het belang van de patiënt? Daar heb ik even geen antwoord op.”

‘Waarom stellen wij iets dat met spoed moet gebeuren soms bij herhaling uit?’

22 discours

November 2017


ag en da

AGENDA

13 NOVEMBER EN 14 DECEMBER

8 DECEMBER

Workshop succesvol solliciteren. Training voor

Coach de co; praktische vaardigheden om co-

studenten en basisartsen

assistenten adequaat te begeleiden.

Plaats VvAA hoofdkantoor, Orteliuslaan 750, Tijd

Plaats

HvA, Tafelbergweg 51, Amsterdam

Utrecht

Tijd

9.00 - 17.00 uur

19:00 tot 21:00 uur

Informatie Anna Diepraam, a.diepraam@amc.nl,

Informatie www.vvaa.nl/levensloop/student/ seminars-en-lezingen

(020) 56 61 278 of TtT@ amc.nl

11 DECEMBER 2017 EN 5 FEBRUARI 2018

14-15 NOVEMBER

STARTmodule; didactische basiskennis en

Annual European conference on assessment in medical

vaardigheden voor opleiden op de werkplek

education ‘Making the strategic use of assessment

Plaats

meaningful for learning’

Tijd twee dagen (09.00-17.00 uur) in vaste

Plaats

Hotel Zuiderduin, Egmond aan Zee

HvA, Tafelbergweg 51, Amsterdam volgorde met enkele weken tussentijd

Informatie www.ebma.eu/conference

Informatie ttt@amc.nl

15 NOVEMBER

13 DECEMBER

Workshop onderhandelen. Training voor basisartsen,

MMV-congres 2017: Inspireren, profileren, excelleren!

aios en medisch specialisten

Voor iedereen, betrokken bij medisch specialistische

Plaats

opleidingen. Met oa een speciale ontbijtsessie voor aios,

VVAA, Orteliuslaan 750, Utrecht

Informatie www.vvaa.nl/opleidingen/onderhandelen

onder leiding van Wouter Bos.

Tijd

8.00 – 17.30

16-17 NOVEMBER

Plaats

Congrescentrum NBC, Nieuwegein

Jaarcongres NVMO

Informatie www.medischevervolgopleidingen.nl/

De Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs

mmvcongres

(NVMO) houdt op 16 en 17 november het jaarlijkse

congres onder de titel ‘Inspireren tot leren; docenten

15 DECEMBER

maken het verschil!’

11e Domus Dag. De dokter in de kijker.

Plaats

Tijd

10.00 – 16.15

Informatie www.nvmo.nl

Plaats

Nicolaïkerk, Utrecht

Informatie domusdag@nvmg.nl

23 NOVEMBER 2017 EN 18 JANUARI 2018

STARTmodule; didactische basiskennis en

MAART 2018

vaardigheden voor opleiden op de werkplek

KNMG Carrièrebeurs

Plaats

Workshops, in gesprek met opleiders en aios van

Hotel Zuiderduin, Egmond aan Zee

HvA, Tafelbergweg 51, Amsterdam

Tijd twee dagen (09.00-17.00 uur) in vaste volgorde met enkele weken tussentijd

verschillende vervolgopleidingen en antwoord op carrièrevragen.

Informatie ttt@amc.nl

Plaats en tijd worden nader bekendgemaakt.

Informatie www.knmg.nl

24 NOVEMBER Themabijeenkomst Persoonlijk Leiderschap, georganiseerd door De Geneeskundestudent. Plaats

VVAA, Orteliuslaan 750, Utrecht

Informatie info@degeneeskundestudent.nl 4 DECEMBER Platform Toekomst & Innovatie – De Jonge Specialist Tijd

19:30 - 21:30 uur

Plaats

Utrecht

Informatie info@dejongespecialist.nl 6 DECEMBER Voortgangstoets 2 LUMC, VUmc, AMC, Radboudumc, UMCG, en Maastricht University.

23 discours

November 2017


UIT DE POLDER

Vrijwilliger in Kavresthali

Sanne Wildbret en Elham Habibi deden vrijwilligerswerk in Nepal via de organisatie Volunteers In Nepal. Ze gaven gezondheidsvoorlichting in het kader van twee campagnes: over borstkanker en over gezinsplanning/anticonceptie. Ze sliepen bij een gastgezin in Kavresthali, in de Kathmanduvallei.

“We gingen in de gemeenschap langs de huizen en probeerden zo een groep vrouwen te verzamelen. Vervolgens informeerden we eerst naar wat ze al wisten en wat voor anticonceptie ze gebruiken. Daarop aansluitend gaven we informatie, met behulp van posters en met hulp van een lokale vrijwilliger die Nepalees spreekt. Ook demonstreerden we hoe de vrouwen hun borsten kunnen controleren op bobbels of onregelmatigheden. Ten slotte hebben we de bloeddruk gemeten en registreerden we deze en andere algemene gegevens en eventuele klachten.”

24 discours

“Op dinsdag assisteerden we de lokale dokter in een kleine kliniek. Hier kunnen bewoners gratis langskomen voor een consult. Typerend is dat er nooit ergens een tijd voor vaststaat; de vrouwen lopen in en uit in verband met hun werk in de rijstvelden of thuis. Ze zijn allemaal heel erg geïnteresseerd in hun bloeddruk. Hier maakten we gebruik van door de bloeddruk pas aan het einde van onze bijeenkomst te meten. Zo zorgden we ervoor dat ze zo lang mogelijk zouden blijven en daardoor konden wij zoveel mogelijk informatie verzamelen.”

November 2017


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.