MedZ
r moet om (HRMO) trok vorig jaar ten strijde tegen de almaar groeiende macht van zorgverzekeraars en toezichthouders en de daarmee gepaard gaande ontsporing van het stelsel. Inmiddels zijn de gespre r hoe het dan wel moet in volle gang en zijn de eerste resultaten een feit. De adviezen van de werkgroepen geven blijk van nieuwe verhoudingen tussen de partners in de zorg. Er is een halt toegeroepen a breidelde macht van de zorgverzekeraars als regisseur van de zorg. Terecht, vindt Toosje Valkenburg, huisarts Gezondheidscentrum De Bilt en medisch directeur academisch hospice Demeter, want huisar g is een gedeelde verantwoordelijkheid voor huisartsen en zorgverzekeraars. ‘Alle partijen spelen een eigen rol in de zorg. Het is belangrijk dat ieder zich focust op die rol en praat vanuit zijn kernverantwoo id. Gelijkwaardigheid is daarbij een belangrijk gegeven. De zorgverzekeraars lijken de regisseur, maar kunnen alleen maar sturen met geld. Dat is een krachtig middel, maar alleen houdbaar als je h eert met inhoud. En voor die inhoud heb je professionals nodig, anders is het model ten dode opgeschreven.’ Goede huisartsenzorg is dus een samenspel tussen huisartsen en verzekeraars, en dat spel ke ke regels. ‘Er is er maar één de “baas” in de spreekkamer, en dat is de professional, degene met verstand van zaken. Aan zorgverzekeraars om die te faciliteren.’ stelt Valkenburg. ‘De zorgverzekeraar hee preekkamer niets te zoeken. Zorgverzekeraars horen zich te beperken tot waar zij goed in zijn: zorginkoop verzorgen en verantwoorden, en zorgverleners faciliteren in hun werk.’ In plaats van zelf h vakblad voor de praktijkhoudende huisarts jaar 3 • #3 • 2016 te vinden kunnen ze beter kennis ophalen uit het veld. ‘Eisen dat huisartsen een business case aanleveren en dan kijken of het wat wordt, werkt niet. Dat is een kenmerk van scheve verhoudingen en z en op scherp. Het hoort omgekeerd: als een professional een goed idee heeft, moet de verzekeraar kijken of dat plan rendabel valt te maken. Of aantonen dat dat niet het geval is. Dat kan natuurlijk ook niet erg. Zolang het maar op gelijkwaardige basis gebeurt.’Daarin is volgens Valkenburg nog een lange weg te gaan. De boodschap dat er iets moet veranderen is inmiddels wel geland, maar de praktisc king is nog een hele kluif. ‘Je praat over een cultuurverandering en dat is altijd lastig. Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal, nieuwe omgangsvormen en andere ideeën over kwaliteit kost tijd. organisaties snapt inmiddels wel dat het geen goed idee is om ons vinkjes te laten zetten voor alle snotneuzen die we per dag langs zien komen. Maar er moeten ook intern allerlei roeren om, en juist op aaronder hebben mensen moeite om los te komen van het oude denken.’ Overigens zijn verzekeraars niet de enige die daar moeite mee hebben. Ook huisartsen schieten vaak nog in de oude modus van wantro vijanddenken, en dat komt de communicatie niet ten goede. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen is dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de komende tijd. Het bouwen van vertrouwen vraagt o de organisatie van de zorg. Dat begint met een goede basiszorg. HRMO wil meer aandacht voor de dagelijkse taken van de huisarts, zoals een goed gesprek, uitleg en een geruststellend geluid. Zaken onder te sneeuwen doordat alle aandacht uitgaat naar bijzondere activiteiten en speciale programma’s. ‘De meeste vragen vallen nog altijd in de categorie: “dokter wilt u eens naar mijn longen luistere hoest al drie weken.” Het is belangrijk om juist die zorg goed en uniform te regelen zodat mensen van Groningen tot Maastricht dezelfde kwaliteit van huisartsenzorg krijgen.’ Een huisarts is een generalis aarbij de patiënt gezien en behandeld wordt als een heel mens in plaats van een verzameling kwalen, daarin zit zijn kracht, dus moet hij vooral generalistische zorg blijven leveren. Dat betekent: de patië elen voor zijn huis- tuin en keukenkwaaltjes, maar ook met zijn chronische aandoeningen en alles daartussen. Patiënten zijn mensen en geen optelsom van hun kwalen. Daarom is er in de zorg van st geen ruimte meer voor ketenzorg als hoeder van de chronische zorg. ‘Chronische zorg hoort integraal onderdeel te zijn van het basispakket van de huisartsen. Ketenzorg is niet meer dan een middel o l te halen; het is geen doel op zich. Het was geschikt om het vak op onderdelen verder te brengen, maar dat kunstje is nu wel klaar. Als het doel bereikt is moet je durven zeggen: nu gaan we iets ande Anders wordt het een rituele dans. Het is tijd voor de volgende uitdaging. In plaats van zich te organiseren rondom een ziekte kunnen zorgroepen zich beter richten op zorgprogramma’s voor specifie epen.’ Vertrouwen en verantwoorden zijn wat Valkenburg betreft de sleutelwoorden van de zorg van de toekomst. ‘De uitdaging voor zorgverzekeraars is dat zij leren vertrouwen op de deskundigheid van onals die op hun beurt dan ook volstrekt helder moeten zijn over wat ze doen. De zorg wordt betaald met publiek geld, dus is het logisch dat je als huisarts verantwoording aflegt over wat je doet. Ik vind d streng op moet zijn. Maar dat is iets anders dan het invullen van eindeloze formulieren. Afvinklijstjes dragen bij aan het wantrouwen, dus is het belangrijk dat we die afschaffen en met elkaar instrument kelen om het vertrouwen te voeden. Intervisie en intercollegiale controle zijn daarvoor belangrijke bouwstenen, aangezien ze bijdragen aan de zichtbaarheid van het eigen handelen en die van collega’s e aan het vertrouwen in de beroepsgroep.’ Om dat voor elkaar te krijgen zal er op meerdere borden geschaakt moeten worden. ‘Het goed en veilig kunnen bespreken van kritische spiegelinformatie moet gelee ciliteerd worden. Huisartsopleiding en nascholing moeten op elkaar gaan aansluiten. Er moet waardevrij kritische feedback gegeven kunnen worden op zo’n manier dat niemand zich aangevallen voelt, ma kan kijken naar het onderwerp van gesprek. Daar is niet een snelle hippe oplossing voor. Het is een geleidelijk proces dat begint met het verder ontwikkelen van attitude en professioneel gedrag en dat we e tijd uit moeten bouwen tot een concreet en werkzaam systeem.’ Door dit vast te leggen in de herregistratie-eisen is er ook een wettelijke verplichtende borging. Het organiseren daarvan kost tijd en ge n dan ook harde randvoorwaarden voor het laten slagen van alle plannen. ‘Huisartsen hebben nu al een chronisch tekort aan tijd, dus dat zal op de een of andere manier gecompenseerd moeten worden. M ersoneel, kleinere praktijken of het geld om werkzaamheden uit te kunnen besteden. Het is prima als we met elkaar spiegelinformatie gaan bespreken of intervisie volgen om ook het vertrouwen in de beroep e vergroten, maar daar moet dan wel een reële vergoeding tegenover staan, want we moeten wel onze praktijk draaiende houden. Als je wilt dat partijen in de zorg zich beter tot elkaar verhouden en je vin r intercollegiale toetsing voor nodig is, dan zal daar ook een verdienmodel voor bedacht moeten worden. Je kunt niet zeggen: ‘Wij vinden het belangrijk dat dit gebeurt, maar het moet in je vrije tijd’. D e motivatie van huisartsen tot nul.’ Al met al is er nog een hoop werk aan de winkel. Gelukkig zit nog een hoop energie in HRMO, stelt Valkenburg. ‘We kunnen nog wel even vooruit met prikkelen, meningsvo n onszelf laten horen. We moeten ons eigen tegengeluid blijven organiseren, want dit proces kan nog een hele tijd duren. Het is net de processie van Echternach : twee stappen voorwaarts, eentje achteru iteindelijk komen we wel vooruit.’ Daarvoor is wel de blijvende steun van alle huisartsen nodig. ‘Ik zou zeggen: neem lokaal je verantwoordelijkheid en doe wat je kunt. Het gaat om je eigen vak. We moet aar de boel aan de gang houden. Niet de koepels, niet HRMO, maar de achtduizend huisartsen die getekend hebben, die moeten het doen. Als je denk dat morgen alles anders wordt, word je zeker teleurg maar hoe lang het ook duurt, de verandering is ingezet. We zijn bezig de zeggenschap over ons eigen vakgebied terug te krijgen en dat is de moeite waard om voor te vechten. We moeten onze uitgangpunt en blijven houden en standvastig blijven in onze principes. Dat is de enige manier om de tanker de goede kant op te sturen.’ Het roer moet om (HRMO) trok vorig jaar ten strijde tegen de almaar groeien van zorgverzekeraars en toezichthouders en de daarmee gepaard gaande ontsporing van het stelsel. Inmiddels zijn de gesprekken over hoe het dan wel moet in volle gang en zijn de eerste resultaten een fe ezen van de werkgroepen geven blijk van nieuwe verhoudingen tussen de partners in de zorg. Er is een halt toegeroepen aan de ongebreidelde macht van de zorgverzekeraars als regisseur van de zor t, vindt Toosje Valkenburg, huisarts Gezondheidscentrum De Bilt en medisch directeur academisch hospice Demeter, want huisartsenzorg is een gedeelde verantwoordelijkheid voor huisartsen en zorgverzek Alle partijen spelen een eigen rol in de zorg. Het is belangrijk dat ieder zich focust op die rol en praat vanuit zijn kernverantwoordelijkheid. Gelijkwaardigheid is daarbij een belangrijk gegeven. De zorgverzek jken de regisseur, maar kunnen alleen maar sturen met geld. Dat is een krachtig middel, maar alleen houdbaar als je het combineert met inhoud. En voor die inhoud heb je professionals nodig, anders is h en dode opgeschreven.’ Goede huisartsenzorg is dus een samenspel tussen huisartsen en verzekeraars, en dat spel kent duidelijke regels. ‘Er is er maar één de “baas” in de spreekkamer, en dat is de profess gene met verstand van zaken. Aan zorgverzekeraars om die te faciliteren.’ stelt Valkenburg. ‘De zorgverzekeraar heeft in de spreekkamer niets te zoeken. Zorgverzekeraars horen zich te beperken t j goed in zijn: zorginkoop verzorgen en verantwoorden, en zorgverleners faciliteren in hun werk.’ In plaats van zelf het wiel uit te vinden kunnen ze beter kennis ophalen uit het veld. ‘Eisen dat huisarts iness case aanleveren en dan kijken of het wat wordt, werkt niet. Dat is een kenmerk van scheve verhoudingen en zet de zaken op scherp. Het hoort omgekeerd: als een professional een goed idee heef e verzekeraar kijken of dat plan rendabel valt te maken. Of aantonen dat dat niet het geval is. Dat kan natuurlijk ook en dat is niet erg. Zolang het maar op gelijkwaardige basis gebeurt.’Daarin is volge burg nog een lange weg te gaan. De boodschap dat er iets moet veranderen is inmiddels wel geland, maar de praktische uitwerking is nog een hele kluif. ‘Je praat over een cultuurverandering en dat is alt Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal, nieuwe omgangsvormen en andere ideeën over kwaliteit kost tijd. De top van organisaties snapt inmiddels wel dat het geen goed idee is om ons vinkjes te lat voor alle snotneuzen die we per dag langs zien komen. Maar er moeten ook intern allerlei roeren om, en juist op de lagen daaronder hebben mensen moeite om los te komen van het oude denken.’ Overige rzekeraars niet de enige die daar moeite mee hebben. Ook huisartsen schieten vaak nog in de oude modus van wantrouwen en vijanddenken, en dat komt de communicatie niet ten goede. Het opbouwen v ijds vertrouwen is dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de komende tijd. Het bouwen van vertrouwen vraagt om een goede organisatie van de zorg. Dat begint met een goede basiszorg. HRMO wil me ht voor de dagelijkse taken van de huisarts, zoals een goed gesprek, uitleg en een geruststellend geluid. Zaken die dreigen onder te sneeuwen doordat alle aandacht uitgaat naar bijzondere activiteiten programma’s. ‘De meeste vragen vallen nog altijd in de categorie: “dokter wilt u eens naar mijn longen luisteren, want ik hoest al drie weken.” Het is belangrijk om juist die zorg goed en uniform te regel mensen van Groningen tot Maastricht dezelfde kwaliteit van huisartsenzorg krijgen.’ Een huisarts is een generalist. Zorg waarbij de patiënt gezien en behandeld wordt als een heel mens in plaats van e eling kwalen, daarin zit zijn kracht, dus moet hij vooral generalistische zorg blijven leveren. Dat betekent: de patiënt behandelen voor zijn huis- tuin en keukenkwaaltjes, maar ook met zijn chronisc ningen en alles daartussen. Patiënten zijn mensen en geen optelsom van hun kwalen. Daarom is er in de zorg van de toekomst geen ruimte meer voor ketenzorg als hoeder van de chronische zorg. ‘Chronisc ort integraal onderdeel te zijn van het basispakket van de huisartsen. Ketenzorg is niet meer dan een middel om een doel te halen; het is geen doel op zich. Het was geschikt om het vak op onderdelen verd gen, maar dat kunstje is nu wel klaar. Als het doel bereikt is moet je durven zeggen: nu gaan we iets anders doen! Anders wordt het een rituele dans. Het is tijd voor de volgende uitdaging. In plaats van zi niseren rondom een ziekte kunnen zorgroepen zich beter richten op zorgprogramma’s voor specifieke doelgroepen.’ Vertrouwen en verantwoorden zijn wat Valkenburg betreft de sleutelwoorden van de zo toekomst. ‘De uitdaging voor zorgverzekeraars is dat zij leren vertrouwen op de deskundigheid van de professionals die op hun beurt dan ook volstrekt helder moeten zijn over wat ze doen. De zorg wor met publiek geld, dus is het logisch dat je als huisarts verantwoording aflegt over wat je doet. Ik vind dat je daar streng op moet zijn. Maar dat is iets anders dan het invullen van eindeloze formuliere ijstjes dragen bij aan het wantrouwen, dus is het belangrijk dat we die afschaffen en met elkaar instrumenten ontwikkelen om het vertrouwen te voeden. Intervisie en intercollegiale controle zijn daarvo ijke bouwstenen, aangezien ze bijdragen aan de zichtbaarheid van het eigen handelen en die van collega’s en daarmee aan het vertrouwen in de beroepsgroep.’ Om dat voor elkaar te krijgen zal er op meerde geschaakt moeten worden. ‘Het goed en veilig kunnen bespreken van kritische spiegelinformatie moet geleerd en gefaciliteerd worden. Huisartsopleiding en nascholing moeten op elkaar gaan aansluiten. aardevrij kritische feedback gegeven kunnen worden op zo’n manier dat niemand zich aangevallen voelt, maar je echt kan kijken naar het onderwerp van gesprek. Daar is niet een snelle hippe oplossing vo
Toekomstvisie van de huisarts
Praktijkzaken: De ICT-Ladder
“Ik leef. Meer dan voor die tijd.” Bianca Scholten (gewicht voor behandeling: 130 kg, gewicht nu: 69 kg)
De Nederlandse Obesitas Kliniek, het centrum voor patiënten met morbide obesitas
www.obesitaskliniek.nl De Nederlandse Obesitas Kliniek onderhoudt nauwe samenwerkingsverbanden met ziekenhuizen, belangenverenigingen en andere organisaties. Wij werken onder andere samen met:
Nederlandse Obesitas Kliniek - Het centrum voor patiënten met morbide obesitas Postbus 601 . 3700 AP Zeist . T 088 88 32 444 . F 030 69 86 099 . obesitaskliniek.nl/contact
INHOUD OP DE COVER Toosje Valkenburg is huisarts in Gezondheidscentrum De Bilt en
MedZ 3 • 2016 RUBRIEKEN 4
Voorwoord
5
Gelezen in de medische media
9
Column Rinske van de Goor
10
VPHuisartsen actief
18
Praktijk in beeld
26
Huisarts & Hobby
34
Praktijkperikel en productnieuws
35
Gastcolumn: Carin Littooij
PRAKTIJKZAKEN
41
Column voorzitter VPHuisartsen
20
Hebben The Jetsons nog een huisarts
22
De ICT-Ladder
44
Boekrecensie
38
MijnDokter app in de praktijk
46
Op de website van VPHuisartsen
medisch directeur academisch hospice Demeter. Foto: Studio Oostrum
KERNWAARDEN 6
Toosje Valkenburg: Regie in de eigen spreekkamer
12
De Dialoog: Innovaties moeten kleinschalig
worden uitgevoerd
25
VPHuisartsen algemene ledenvergadering
28
LOVAH: Jonge huisartsen positief over hun toekomst
30
LSP en de toekomst
32
Nieuwe zorgverzekeraar kiest voor de menselijke maat
36
Maatwerk in medicijnen heeft de toekomst
40
Annelies Kortman: ‘Ik ben tegen de vertrutting’
42
Anderhalvelijnszorg volgens Ron Cator
3
VOORWOORD
Foto: © NFP Photography - Pieter Magielsen
Waartoe de huisartsenbeurs kan leiden Herman Suichies – hoofdredacteur
V
anuit mijn werkkamer kan ik bijna het blad aan de boom zien groeien, de kleur groen bruist de boom uit. Het deed me denken aan het groen van de LHV. Voor het eerst stond VPHuisartsen met een bescheiden stand op de huisartsenbeurs. Die met indrukwekkende LHV paviljoens met veel LHV groen was opgetuigd. De stand was ons gratis aangeboden door de LHV, een mooi gebaar van de grote broer. Dat we geen ervaren standhouders zijn bleek al snel. In een stand moet je wel een tafel en een paar stoelen hebben. Met enig professioneel jatwerk werd dat snel opgelost. Onze babbelbox stond er al wel, gezamenlijk met een mooi doosje koekjes van de LHV. Nou hadden we aan koekjes geen gebrek. Onervaren als we waren en horend dat er vierduizend bezoekers zouden komen hadden we tweeduizend VPH koekjes ingekocht. Chocolat chips cookies, het merendeel van de huisartsen is tenslotte vrouw tegenwoordig. Dat was iets te ruim ingeschat. Ondanks het met riante hand gratis uitdelen waren we met een kwart van de hoeveelheid ruim uitgekomen. Dus om zes uur ’s middags de meeste dozen weer ingeladen. De voedselbank was er blij mee en veel burgers die waarschijnlijk nog nooit van VPHuisartsen hebben gehoord weten nu dat we een verrassende bite hebben en dat we staan voor een een paar mooie kernwaarden. Binnen de beurs hebben we overigens twintig nieuwe leden verwelkomd. Met name onze jonge (aanstaande) bestuursleden hebben een grote overtuigingskracht, dat biedt perspectief voor de toekomst. Maar er was toch nog iets anders wat zeker vermeldenswaard is. Onze voorzitter en ondergetekende maakten een afspraak op het “spreekuur” van Ella. We hadden de overtuiging dat, in onze strijd met de NZa over contractvrijheid het misschien beter zou zijn als alle huisartsen daarin gezamenlijk op zouden trekken. We vonden een welwillend oor en er volgde al snel bestuurlijk overleg. Met als resultaat dat we daadwerkelijk gezamenlijk gaan optrekken in onze bezwaren tegen de NZa. Inderdaad, een eerste vorm van samenwerking. We hebben goed geluisterd naar de jongens en meisjes van Het Roer Moet Om. •
4
GELEZEN IN MEDISCHE MEDIA…
Spiegelinformatie Gelezen in het NTVG van 11 april 2016 Een discussie van Marije Holtrop, huisarts (en VPH lid) en Hans Witmer, huisarts en directeur van de NHG praktijk accreditering (NPA) met Olivier Gerrits, directeur zorginkoper bij Zilveren Kruis over spiegelinformatie. “Spiegeltje spiegeltje aan de wand, wie is de beste huisarts in het land”. De minister wil graag dat patiënten beter kunnen kiezen op basis van kwaliteitscriteria. Maar ja, wat is eigenlijk kwaliteit. Volgens Gerrits de mate waarin je je nagestreefde doel bereikt. Volgens Witmer het bieden van de best mogelijk zorg op het juiste moment aan de juiste persoon op de juiste plaats en in evenwicht met verwachtingen van de patiënt. Volgens Holtrop, die kwaliteit toespitst op de huisarts, ligt dat in de continue, integrale en persoonsgerichte zorg. Zorg op maat. De kwaliteitsdefinitie is nogal verschillend, zodat de discussie nogal breed is. Van “huisartsgeneeskunde is kennis en magie” tot “is kwaliteit eigenlijk wel meetbaar”, van “meet spiegelinformatie of praktijkaccreditatie wel de kern of is het randverschijnsel” tot “gaan al die uitkomstmaten niet te ver?”. Commentaar VPHuisartsen: Het onderwerp is eigenlijk te breed om er conclusies aan te verbinden, opmerkelijk is ook dat niet gerefereerd wordt aan onderzoek wat er al op dat gebied gedaan is,
zoals een internationale evidence scan naar hoe je kwaliteit in de huisartsenpraktijk kan verbeteren. Afgelopen periode is er in de HRMO werkgroep kwaliteit, die alleen uit huisartsen bestond, een rapport Intrinsieke kwaliteit gemaakt. Het zou mooi zijn als dat rapport breder verspreid zou worden. Het is een mooie samenvatting van hoe huisartsen op dit moment denken over kwaliteit.
Aanjagen Gelezen op NOS.nl Er is een batterij aan zorgteams opgetuigd. Het ministerie van VWS heeft sinds vorig jaar twintig teams opgericht om problemen in de zorg op te lossen. Met indrukwekkende namen. Van Aanjaagteam voor verwarde personen tot Rapid responseteam PGB, van VWS komt naar je toe in 2016 tot Waardigheid en trots. De vraag rijst of deze blijkbaar brandjes blussende teams een
gevolg zijn van vaak overhaast ingevoerde maatregelen zoals bij de PGB affaire, of doekjes voor het bloeden bij achteraf toch niet zo goed uitgepakte maatregelen. Het is in ieder geval een signaal dat de vele waarschuwingen van diverse stakeholders blijkbaar vaak in de wind zijn geslagen. Bij al deze teams moet je je afvragen of er eigenlijk wel geluisterd wordt naar het veld. Of kunnen we wachten op de formering van het af-
roomteam gemeentelijke overschotten in de thuiszorg? De hiervoor benodigde menskracht is blijkbaar ruim voorhanden. Het ministerie van VWS met zijn vijfduizend ambtenaren is in ieder geval veel omvangrijker dan een vergelijkbaar ministerie van bijvoorbeeld Zweden, met bijna tien miljoen inwoners. Daar zijn ongeveer tweehonderd ambtenaren die het ministerie runnen. Daar hebben ze vast geen aanjaagteams.
Kiwimodel Gelezen in Zorgvisie van 11 april 2016 Daar wordt gepleit voor invoering van het Kiwimodel voor dure geneesmiddelen. De Tweede Kamer beklaagt zich over de geheime onderhandelingen van minister Schippers met de farmacie. Minister Schippers wil proberen in Europees verband gezamenlijk dure geneesmiddelen te gaan inkopen. GroenLinks pleit voor het Kiwimodel, de manier waarop de Nieuw Zeelandse overheid openbare aanbestedingen uitschrijft voor dure geneesmiddelen. Ook de Deense internist Gotzsche pleit voor transparantie en nog eens transparantie om de machtige lobby van de farmaceuten te bestrijden. Dat zou minister Schippers met het net afgelopen jaar van de transparantie toch moeten aanspreken.
5
6
Regie in de eigen spreekkamer Huisartsenzorg nieuwe stijl
Onvrede over paternalisme, regeldruk en bureaucratie leidden vorig jaar tot opstand in huisartsenland. Het roer ging om. Huisarts Toosje Valkenburg is vanuit Het roer moet om betrokken bij de onderhandelingen over de nieuwe koers. De stip op de horizon: meer regie in de eigen spreekkamer. Tekst: Petra Pronk • Foto’s: Studio Oostrum
H
et roer moet om (HRMO) trok vorig jaar ten strijde tegen de almaar groeiende macht van zorgverzekeraars en toezichthouders en de daarmee gepaard gaande ontsporing van het stelsel. Inmiddels zijn de gesprekken over hoe het dan wel moet in volle gang en zijn de eerste resultaten een feit. De adviezen van de werkgroepen geven blijk van nieuwe verhoudingen tussen de partners in de zorg. Er is een halt toegeroepen aan de ongebreidelde macht van de zorgverzekeraars als regisseur van de zorg. Terecht, vindt Toosje Valkenburg, huisarts Gezondheidscentrum De Bilt en medisch directeur academisch hospice Demeter, want huisartsenzorg is een gedeelde verantwoordelijkheid voor huisartsen en zorgverzekeraars. ‘Alle partijen spelen een eigen rol in de zorg. Het is belangrijk dat ieder zich focust op die rol en praat vanuit zijn kernverantwoordelijk-
heid. Gelijkwaardigheid is daarbij een belangrijk gegeven. De zorgverzekeraars lijken de regisseur, maar kunnen alleen maar sturen met geld. Dat is een krachtig middel, maar alleen houdbaar als je het combineert met inhoud. En voor die inhoud heb je professionals nodig, anders is het model ten dode opgeschreven.’ Goede huisartsenzorg is dus een samenspel tussen huisartsen en verzekeraars, en dat spel kent duidelijke regels. ‘Er is er maar één de “baas” in de spreekkamer, en dat is de professional, degene met verstand van zaken. Aan zorgverzekeraars om die te faciliteren,’ stelt Valkenburg. ‘De zorgverzekeraar heeft in de spreekkamer niets te zoeken. Zorgverzekeraars horen zich te beperken tot waar zij goed in zijn: zorginkoop verzorgen en verantwoorden, en zorgverleners faciliteren in hun werk.’ In plaats van zelf het wiel uit te vinden kunnen ze beter kennis
ophalen uit het veld. ‘Eisen dat huisartsen een business case aanleveren en dan kijken of het wat wordt, werkt niet. Dat is een kenmerk van scheve verhoudingen en zet de zaken op scherp. Het hoort omgekeerd: als een professional een goed idee heeft, moet de verzekeraar kijken of dat plan rendabel valt te maken. Of aantonen dat dat niet het geval is. Dat kan natuurlijk ook en dat is niet erg. Zolang het maar op gelijkwaardige basis gebeurt.’
Cultuurverandering
Daarin is volgens Valkenburg nog een lange weg te gaan. De boodschap dat er iets moet veranderen is inmiddels wel geland, maar de praktische uitwerking is nog een hele kluif. ‘Je praat over een cultuurverandering en dat is altijd lastig. Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal, nieuwe omgangsvormen en andere ideeën over kwaliteit kost tijd. De top van
7
organisaties snapt inmiddels wel dat het geen goed idee is om ons vinkjes te laten zetten voor alle snotneuzen die we per dag langs zien komen. Maar er moeten ook intern allerlei roeren om, en juist op de lagen daaronder hebben mensen moeite om los te komen van het oude denken.’ Overigens zijn verzekeraars niet de enige die daar moeite mee hebben. Ook huisartsen schieten vaak nog in de oude modus van wantrouwen en vijanddenken, en dat komt de communicatie niet ten goede. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen is dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de komende tijd.
Goede organisatie
Het bouwen van vertrouwen vraagt om een goede organisatie van de zorg. Dat begint met een goede basiszorg. HRMO wil meer aandacht voor de dagelijkse taken van de huisarts, zoals een goed gesprek, uitleg en een geruststellend geluid. Zaken die dreigen onder te sneeuwen doordat alle aandacht uitgaat naar bijzondere activiteiten en speciale programma’s. ‘De meeste vragen vallen nog altijd in de categorie: “dokter wilt u eens naar mijn longen luisteren, want ik hoest al drie weken.” Het is belangrijk om juist die zorg goed en uniform te regelen zodat mensen van Groningen tot Maastricht dezelfde kwaliteit van huisartsenzorg krijgen.’
Weg met de ketenzorg
Een huisarts is een generalist. Zorg waarbij de patiënt gezien en behandeld wordt als een heel mens in plaats van een verzameling kwalen, daarin zit zijn kracht, dus moet hij vooral generalistische zorg blijven leveren. Dat betekent: de patiënt behandelen voor zijn huistuin en keukenkwaaltjes, maar ook met zijn chronische aandoeningen en alles daartussen. Patiënten zijn mensen en geen optelsom van hun kwalen. Daarom is er in de zorg van de toekomst geen ruimte meer voor ketenzorg als hoeder van de chronische zorg. ‘Chronische zorg hoort integraal onderdeel te zijn van het basispakket van de huisartsen. Ketenzorg is niet meer dan een middel om een doel te halen; het is geen doel op zich. Het
was geschikt om het vak op onderdelen verder te brengen, maar dat kunstje is nu wel klaar. Als het doel bereikt is moet je durven zeggen: nu gaan we iets anders doen! Anders wordt het een rituele dans. Het is tijd voor de volgende uitdaging. In plaats van zich te organiseren rondom een ziekte kunnen zorgroepen zich beter richten op zorgprogramma’s voor specifieke doelgroepen.’
Vertrouwen en transparantie
Vertrouwen en verantwoorden zijn wat Valkenburg betreft de sleutelwoorden van de zorg van de toekomst. ‘De uitdaging voor zorgverzekeraars is dat zij leren vertrouwen op de deskundigheid van de professionals die op hun beurt dan ook volstrekt helder moeten zijn over wat ze doen. De zorg wordt betaald met publiek geld, dus is het logisch dat je als huisarts verantwoording aflegt over wat je doet. Ik vind dat je daar streng op moet zijn. Maar dat is iets anders dan het invullen van eindeloze formulieren. Afvinklijstjes dragen bij aan het wantrouwen, dus is het belangrijk dat we die afschaffen en met elkaar instrumenten ontwikkelen om het vertrouwen te voeden. Intervisie en intercollegiale controle zijn daarvoor belangrijke bouwstenen, aangezien ze bijdragen aan de zichtbaarheid van het eigen handelen en die van collega’s en daarmee aan het vertrouwen in de beroepsgroep.’ Om dat voor elkaar te krijgen zal er op meerdere borden geschaakt moeten worden. ‘Het goed en veilig kunnen bespreken van kritische spiegelinformatie moet geleerd en gefaciliteerd worden. Huisartsopleiding en nascholing moeten op elkaar gaan aansluiten. Er moet waardevrij kritische feedback gegeven kunnen worden op zo’n manier dat niemand zich aangevallen voelt, maar je echt kan kijken naar het onderwerp van gesprek. Daar is niet een snelle hippe oplossing voor. Het is een geleidelijk proces dat begint met het verder ontwikkelen van attitude en professioneel gedrag en dat we de komende tijd uit moeten bouwen tot een concreet en werkzaam systeem.’ Door dit vast te leggen in de herregistratie-eisen is er ook een wettelijke verplichtende borging.
@Wdekanter: Johan Cruijff, ingezonden brief: Vaak moet er iets gebeuren voordat er iets gebeurt
8
Tijd & geld
Het organiseren daarvan kost tijd en geld. Dat zijn dan ook harde randvoorwaarden voor het laten slagen van alle plannen. ‘Huisartsen hebben nu al een chronisch tekort aan tijd, dus dat zal op de een of andere manier gecompenseerd moeten worden. Met extra personeel, kleinere praktijken of het geld om werkzaamheden uit te kunnen besteden. Het is prima als we met elkaar spiegelinformatie gaan bespreken of intervisie volgen om ook het vertrouwen in de beroepsgroep te vergroten, maar daar moet dan wel een reële vergoeding tegenover staan, want we moeten wel onze praktijk draaiende houden. Als je wilt dat partijen in de zorg zich beter tot elkaar verhouden en je vindt dat daar intercollegiale toetsing voor nodig is, dan zal daar ook een verdienmodel voor bedacht moeten worden. Je kunt niet zeggen: ‘Wij vinden het belangrijk dat dit gebeurt, maar het moet in je vrije tijd’. Dan zakt de motivatie van huisartsen tot nul.’ Al met al is er nog een hoop werk aan de winkel. Gelukkig zit nog een hoop energie in HRMO, stelt Valkenburg. ‘We kunnen nog wel even vooruit met prikkelen, meningsvorming en onszelf laten horen. We moeten ons eigen tegengeluid blijven organiseren, want dit proces kan nog een hele tijd duren. Het is net de processie van Echternach: twee stappen voorwaarts, eentje achteruit. Maar uiteindelijk komen we wel vooruit.’ Daarvoor is wel de blijvende steun van alle huisartsen nodig. ‘Ik zou zeggen: neem lokaal je verantwoordelijkheid en doe wat je kunt. Het gaat om je eigen vak. We moeten met elkaar de boel aan de gang houden. Niet de koepels, niet HRMO, maar de achtduizend huisartsen die getekend hebben, die moeten het doen. Als je denk dat morgen alles anders wordt, word je zeker teleurgesteld, maar hoe lang het ook duurt, de verandering is ingezet. We zijn bezig de zeggenschap over ons eigen vakgebied terug te krijgen en dat is de moeite waard om voor te vechten. We moeten onze uitgangpunten voor ogen blijven houden en standvastig blijven in onze principes. Dat is de enige manier om de tanker de goede kant op te sturen.’ • Petra Pronk, journalist
Foto: © NFP Photography - Marijn van Rij
COLUMN
En waar wil JIJ over vijf jaar zijn? Rinske van de Goor, huisarts in Utrecht
S
oms, uit escapisme dan wel ijdele carrièrezucht, peinst een mens over hoe haar leven er over vijf jaar uit zal zien. Meestal kom ik niet veel verder dan: zelfde praktijk, nog steeds opleider, zelfde kinderen, doch gevolueerd in al dan niet stinkende pubers met puisten, een opgeruimder huis (verlangen!) en misschien ander bestuurswerk dan nu. En manlief en ik zijn beiden een snufje grijzer. De kans dat deze voorspelling uitkomt is behoorlijk groot, als de komende vijf jaar geen grote narigheid brengt. Dit vooruitzicht benauwt me soms enorm. Het uitzicht vanaf mijn spreekkamer over de Utrechtse singel is prachtig, maar de wetenschap dat ik mijn hele loopbaan naar dezelfde bomen staar en hetzelfde stukje singel doet me geen goed. Het is de voorspelbaarheid die me verstikt. Maar het is ook diezelfde vastigheid die me de ruimte geeft over mijn grenzen heen te kijken. Jobhoppers die elke drie jaar een nieuwe functie hebben worden daar heus niet gelukkig van. Als je positie onzeker is, of je wilt eigenlijk alsmaar hogerop komen dan ben je niet NU lekker aan het werken. De echt succesvolle mensen die ik ken, zeg maar bevlogen hoogleraren, die hun werk echt leuk vinden en invloed hebben, zijn vooral bezig met wat ze NU doen en doen dit met overgave en enthousiasme. Daardoor zijn ze blij en succesvol in alles wat ze doen en rollen ze vanzelf omhoog. Dus hierbij een pleidooi om NIET met je toekomst bezig te zijn, maar je vol overgave te storten op je mogelijkheden NU. Daarbij, mijn singelboom staat in knop. Dus voorlopig kan en wil ik niet weg. •
9
VPHUISARTSEN ACTIEF
10
Foto: © NFP Photography
Erik van Dijk LEEFTIJD: 45 HUISARTS IN: Oisterwijk HUISARTS SINDS: 2008
‘Ik ben een jaar geleden lid geworden van VPHuisartsen omdat ik het gevoel heb dat mijn belangen als praktijkhouder door de LHV niet op de juiste manier behartigd worden. Ik zie bijvoorbeeld bij Hidha’s en assistentes fraaie cao-aanpassingen, terwijl er voor de praktijkhouder een heel stuk minder gerealiseerd wordt. Daarnaast vind ik ook dat de LHV als mijn belangenbehartiger te veel het compromis opzoekt. Ik ben meer van af en toe ergens tegenaan schoppen of met de vuist op tafel slaan. De VPH is daarin veel slagvaardiger. Die schroomt niet om de discussie op te zoeken, zaken aan de kaak te stellen, en als het moet een rechtszaak aan te spannen. Op zo’n manier bereik je soms meer dan wanneer je ‘leuke afspraken’ maakt waar vervolgens weinig van terechtkomt. Een actie die er recent voor mij uitspringt is het initiatief voor de Coöperatie Praktijkhoudende Huisartsen (CPH), die namens huisartsen onderhandelingen voert. Het stoort mij enorm dat ik als zelfstandig ondernemer niet de mogelijkheid heb om verandering aan te brengen
in de wijze waarop ik mijn contract met de zorgverzekeraar vormgeef. Ik wil graag ondernemen, maar wordt aan alle kanten ingeperkt. Ik hoop dat het de CPH lukt om NZa-proof te onderhandelen en stappen te maken om mijn vrijheid als ondernemer te vergroten. Sinds een paar maanden loop ik mee met het bestuur van VPHuisartsen om te beoordelen of een plek binnen het bestuur iets voor mij is. Het kan een mooie positie zijn om op een meer constructieve manier bij te dragen aan verandering. Het voordeel van een kleine club is dat je meer vrijheid hebt om te bewegen. Ik denk dat VPHuisartsen júist als kleinere speler zichzelf goed kan profileren, minder beperkt door politiek, en daardoor ook LHV-leden bewust kan maken van zaken die de LHV laat liggen. En dat doet de VPH ook nog eens effectief! Steve Jobs zei eens: “The people who are crazy enough to think they can change the world, are the ones who do.” Ik vind dat een geweldige oneliner, en die spirit voel ik ook bij VPHuisartsen.’ •
11
DIALOOG
Jan Frans Mutsaerts
12
Een dialoog tussen een voor- en tegenstander van een geponeerde stelling.
Innovaties moeten kleinschalig worden uitgevoerd Zorggroepen zijn daarbij niet nodig
Voor ondernemende huisartsen liggen er allerlei kansen op innovatie. Maar hoe voer je die uit? Is innovatie gebaat bij de wet van de grote getallen en kun je die dus het beste onderbrengen in een zorggroep? Of zijn die grote getallen juist de doodsteek voor goede zorg? Een dialoog over overhead, zelfmanagement en zorggroep 2.0. Tekst: Petra Pronk • Foto’s: © NFP Photography - Pieter Magielsen
J
an Frans Mutsaerts, huisarts en vicevoorzitter van InEen ‘Ik ben het niet eens met de stelling. Ik vind wel dat je met innovatie vooral klein moet beginnen en dat de eigen praktijk daarvoor heel geschikt is, maar als het om de uitwerking gaat, is kritische massa wel belangrijk. Het ontwikkelen van een nieuw idee tot een echt programma of een concrete aanpak vraagt om enige vorm van organisatie of een zekere schaalgrootte. Het uitwerken van een idee kost tijd en energie. Als je in je eigen praktijk bezig bent met het leveren van zorg, ont-
breekt die tijd vaak. Dan is het prettig als er een facilitaire organisatie is die je daarin bij kan staan.’ Mutsaerts maakt onderscheidt tussen innovatie die vanuit de eigen praktijk ontstaat en daarna opgeschaald kan worden, en innovatie die vanuit de zorggroep geïnitieerd wordt. ‘In het eerste geval gaan de huisarts en zijn of haar medewerkers ermee aan de slag. Als dat goede resultaten oplevert kan het initiatief doorgezet worden naar andere huisartsen in de zorggroep. In het tweede geval bedenkt de zorggroep innovaties waar alle aangesloten praktijken iets aan hebben.
13
DIALOOG
Zo is er de laatste tijd op zorginhoudelijk niveau veel verbeterd in de zorg voor kwetsbare ouderen en de generalistische basis GGZ en wordt er nu volop werk gemaakt van technologische innovaties, zoals consulten op afstand, het inlezen van onderzoek op afstand en goede ICT-koppelingen. ICT en e-health zijn voorbeelden dat na een klein succesvol begin, opgeschaald moet worden om duurzaam te kunnen zijn.’
Voordelen
Het aanpakken van innovatie op zorggroep niveau heeft volgens Mutsaerts verschillende voordelen. Allereerst de schaalgrootte. ‘Sommige innovaties lenen zich prima voor een kleinschalige aanpak, maar andere zijn gebaat met een zeker volume. Dat geldt bijvoorbeeld voor activiteiten met een multidisciplinaire component. Als je een GGZ-systematiek wilt ontwikkelen is het veel handiger om in groter verband zo’n programma op te stellen dan dat je als huisarts zelf het wiel gaat zitten uitvinden. Het is makkelijker om één persoon afspraken te laten maken met meerdere psychologen, dan dat elke praktijkondersteuner dat voor de eigen praktijk moet doen. Dat kan wel, maar als tien praktijen hetzelfde willen, is het efficiënter om het samen te doen. Schaalgrootte zorgt ervoor dat niet iedereen alles zelf hoeft te doen en dat je kunt profiteren van elkaars expertise. Samenwerken scheelt tijd en energie. En het geeft je ook meer slagkracht richting de zorgverzekeraars. Bovendien komen praktijken vaak tijd, geld en kennis te kort om innovaties succesvol uit te voeren. Door de krachten te bundelen kan dat probleem getackeld worden. Als huisartsen dat niet doen, dan komen er anderen die wel innoveren. Het is dus niet vrijblijvend. Laat in groepsverband de early adaptors starten en de problemen overwinnen, en laat de rest daarna aansluiten.’
Kosten
Tegenstanders van grootschalige innovatie wijzen vaak op overheadkosten van zorggroepen: dat is geld dat niet in innovatie gestoken kan worden. Dat klopt, zegt Mutsaerts. Zorggroepen hebben inderdaad een bepaalde overhead. Maar die levert ook iets op! En het is een misverstand te denken dat kleinschalige innovatie gratis is. Innovatie kost hoe dan ook geld, en investeringen moeten ergens terugkomen. ‘Als een huisarts tijd en energie steekt in innovatie en dat verrekent in het tarief, kost het schijnbaar niks. Maar daar staat tegenover dat hij die tijd niet in iets anders kan steken. Inspanningen vertegenwoordigen altijd een bepaalde waarde, ook
@DeSpeld: Pearle komt met huis op sterkte - Opticienketen introduceert varifocale ramen.
14
in een kleine praktijk. ’En het is volgens Mutsaerts maar zeer de vraag of die waarde per saldo niet hoger is dan de kosten van een grootschalige aanpak. ‘Zorggroepen hebben inderdaad overheadkosten, maar als je die deelt door het aantal deelnemers, daalt het tarief per praktijk snel. Als je het zo bekijkt denk ik dat de bedragen voor groot- en kleinschalige innovatie niet eens zo ver van elkaar liggen.’ Wat de toekomst betreft ziet Mutsaerts zeker een rol weggelegd voor zorggroepen. Mits ze erin slagen zichzelf opnieuw uit te vinden. ‘Het Roer Moet Om heeft een helder beeld geschetst van de beleving van huisartsen van ketenzorg: die is verworden tot protocollaire zorg die veel onnodige administratie met zich meebrengt. We moeten af van de vinkjescultuur. Maar dat wil niet zeggen dat zorggroepen geen bestaansrecht meer zouden hebben. Integendeel. Zorggroepen zullen zich moeten ontwikkelen van uitvoerders van protocollaire zorg tot instanties die persoonsgerichte zorg verlenen en die faciliteren. Een heleboel zorggroepen zijn daar al druk mee bezig. Dat lijkt mij een goede ontwikkeling.’
D
ick Groot, huisarts en bestuurslid VPHuisartsen Dick Groot draagt innovatie een warm hart toe, en juist daarom doet hij dat graag op bescheiden schaal, in zijn eigen praktijk met zijn eigen patiënten. Dat biedt namelijk de grootste kans op succes. Zorggroepen ziet hij eerder als een obstakel dan als iets wat innovatie dichterbij brengt. ‘Zorggroepen hebben ons veel gebracht. De ketenzorg is erdoor op een hoger plan getild, maar als het gaat om innovatie is grootschaligheid een serieus nadeel. Bij zorggroepen gaat er veel geld naar overhead. Geld dat je dus niet meer in innovatie kunt stoppen. Je kunt veel meer bereiken in een kleinschalige praktijk met de huisarts als regiehouder.’
Drive
Zijn drive voor kleinschalige innovatie is afkomstig van zijn patiënten. ‘Ik hoor van mijn patiënten steeds vaker dat ze zich afvragen waarom ze eigenlijk langs moeten komen om bijvoorbeeld hun bloeddruk te laten meten. Ze hebben het druk en die bloeddruk is toch altijd hetzelfde... Mensen boeken tickets online en reserveren huisjes via Airbnb, waarom zouden ze nog naar de huisarts komen voor dingen die ook prima online kunnen? De maatschappij is veranderd en ik denk dat wij als artsen er een beetje achteraan hobbelen. Zelfmanagement speelt in op de behoefte van patiënten aan regie over hun eigen leven. Mensen kunnen hun eigen data verzamelen en periodiek doorgeven. Het komt eraan, of je dat nu wilt of niet. Dan kun je maar beter zorgen dat je via je eigen praktijk of via de Hagro investeert in innovatieve methoden.’ >
Dick Groot
15
DIALOOG
‘ ZORGGROEPEN ZULLEN ZICH MOETEN ONTWIKKELEN VAN UITVOERDERS VAN PROTOCOLLAIRE ZORG TOT INSTANTIES DIE PERSOONSGERICHTE ZORG VERLENEN EN DIE FACILITEREN’ Voordelen
Kleinschalige innovatie is in de optiek van De Groot een winwin-situatie voor alle partijen. Ten eerste voor de patiënt, want die houdt de regie over zijn eigen leven en krijgt precies de behandeling die hij nodig heeft (wat bij grootschalige zorg nog maar de vraag is). ‘Ketenzorg leidt tot over– en onderbehandeling omdat protocollen niet in kunnen spelen op individuele situaties. Als je werkt met je eigen patiënten heb je daar geen last van. Juist omdat je iedereen kent kun je de data die je aangeleverd krijgt, goed beoordelen. Dat zorgt ervoor dat mensen niet onnodig langs hoeven te komen, terwijl je meer tijd en ruimte overhoudt voor de patiënten die wel behandeling nodig hebben. Dat is toch fantastisch?’ Kleinschaligheid is ook een voordeel voor de huisarts, omdat die daardoor de regie houdt over de zorg. ‘Juist de kleine schaal zorgt ervoor dat je inzicht hebt in de data die patiënten aanleveren en
16
dat je weet wanneer je in actie moet komen. In mijn eigen praktijk weet ik precies wat er gebeurt. In een zorggroep weet ik maar één ding zeker: dat innovatie heel erg duur is. Als ik het zelf doe heb ik bovendien geen last van een stoorzender als het KetenInformatieSysteem (KIS). In de moderne maatschappij kunnen mensen prima uit de voeten met apps. Een goede app omvat meetapparatuur waarmee alle noodzakelijk data door de patiënt in een gezondheidsplatform geschoten kunnen worden. Daar heb ik echt geen zorggroep voor nodig.’ Ook de praktijkondersteuner floreert bij kleinschalige innovatie, weet Groot. ‘De praktijkondersteuner kan zich weer bezighouden met dingen die net even moeilijker zijn dan een protocol afdraaien en waarbij zelf nagedacht moet worden. Dat maakt het werk een stuk leuker! En tot slot is ook de zorgverzekeraar blij, aangezien kleinschalige innovaties een stuk goedkoper zijn dan innova-
‘ DE TIJD IS RIJP OM TE SCHAKELEN NAAR MEER ZELFZORG EN MEER EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID VOOR DE PATIËNT, WANT DIE HEEFT DAAR DUIDELIJK BEHOEFTE AAN.’ ties die bij zorggroepen bedacht worden. Dan zit je namelijk met een substantieel aandeel overhead.’
Eigen project
Groot laat het niet bij woorden. Momenteel ligt er een voorstel bij zijn zorgverzekeraar voor innovatieve zorg aan mensen met hart- en vaatziekten. ‘Het idee is eenvoudig: rust alle patiënten uit met een app, een bloeddrukmeter, een stappenteller en een weegschaal en laat ze periodiek metingen doorgeven via het gezondheidsplatform dat data aan ons aanlevert. De dokter houdt toezicht en komt pas in actie als de waarden afwijken. Het pakket omvat ook bloedprikken en een diëtist, en dat alles wordt aangeboden tegen een lagere prijs dan de huidige zorg. Ik noem dat ook wel eens “zorggroep light” of “zorggroep 2.0”.’ Zo’n aanpak kan prima werken, mits de randvoorwaarden goed zijn. Dat betekent in elk geval: betrouwbare technologie. ‘Dergelijke innovatie vraagt
om gevalideerd instrumenten, een gevalideerd platform een gevalideerde koppeling’, aldus Groot. Dit soort kleinschalige innovatie kan volgens Groot een halt toeroepen aan de schreeuw om avondspreekuren en de neiging van patiënten om om agendatechnische redenen onnodig een beroep te doen op NAW-diensten. ‘De tijd is rijp om te schakelen naar meer zelfzorg en meer eigen verantwoordelijkheid voor de patiënt, want die heeft daar duidelijk behoefte aan. Kleinschalig innovatie kan zorgen dat we efficiënter gaan werken zonder dat het werk aan kwaliteit inboet. Sterker nog: de patiënttevredenheid gaat omhoog en de dokter krijgt meer tijd om het werk te doen waar hij of zij goed in is en dat echt nodig is.’ • Petra Pronk, journalist
17
PRAKTIJK IN BEELD
Gezondheidscentrum De Hoven plaats: Zutphen aantal inwoners: 47.000 aantal patiënten: 2.950 aantal huisartsen: 2 (waarvan 1 parttime voor 1 dag)
18
andere medewerkers: 2 assistentes, 2 POH’s, 1 verpleegkundig specialist typerend voor de praktijk: zeer divers. Deels afkomstig uit de vorige praktijk (veelal antroposofisch georiënteerd), deels lokale wijkbewoners uit De Hoven.
Huisarts Peter Hoeks: ‘Ik ben hier neergestreken nadat ik me zeven jaar geleden heb teruggetrokken uit een antroposofisch gezondheidscentrum waar ik deel van uitmaakte. Ik heb er bewust voor gekozen om opnieuw een solopraktijk op te zetten, omdat ik het idee had dat we elkaar in de samenwerking aan het verliezen waren. Het was niet meer mijn eigen toko, we werden te groot. Dat lag mij niet. Ik sta voor directe, persoonlijke huisartsenzorg in een kleinschalige omgeving. Daarom heb ik bewust gezocht naar een oud pand met sfeer en gezelligheid. Zo ben ik uitgekomen bij dit oude schoolgebouw van rond 1900. Mijn werkomgeving is voor mij heel belangrijk. Het maakt een enorm verschil of ik hier zit, of in een steriel kamertje op de HAP, zonder ramen en met een zoevende airco. Hier voel ik me thuis, en mijn patiënten ook. Veel van mijn patiënten komen uit de Hoven en zijn hier nog naar school gegaan. Dat is vaak voer voor gesprek. De zaak is van binnen en van buiten grondig opgeknapt, met
behoud van de gezelligheid. Overal staan oude dingen. We hebben een van de klaslokalen omgebouwd tot wachtkamer. Daar hebben we een groot bord aan de muur gemaakt waarop kinderen kunnen tekenen met krijt. Er loopt een trapje naartoe met een balustrade. Aan de andere kant van het lokaal staat een oud schoolbord van begin 1900 met een grote aap-noot-mies-plank. In het midden staan tafeltjes waar mensen kunnen lezen of kunnen puzzelen. Er is voor elk wat wils. De assistentes zitten achter een open balie met op de achtergrond een afbeelding van groen bos om ruimte en rust te creëren. In de gang is een continu wisselende tentoonstelling van kunst. We hebben een tijdje een expositie gehad met oude foto’s van de school en de leerkrachten. Dan heb je het helemaal gemaakt en komen de verhalen los. Op de dagen dat er bloed geprikt wordt krijgen we ook veel mensen van buiten mijn praktijk uit de buurt, dan wordt er aardig geouwehoerd. Het is gewoon gezellig “Hovens”.’ •
19
Hebben The Jetsons nog een huisarts? The Jetsons, een Amerikaanse animatieserie uit de jaren ’60-’70, speelde zich af in 2062 en stond symbool voor “de verre toekomst”. Zo ver wilde ik niet vooruitkijken in dit artikel. Maar hoe zou de huisartsenpraktijk er over tien jaar uit kunnen zien? Bestaat die praktijk dan nog? Tekst: Bart Timmers
H
et is 2026. De lichte vibratie in mijn matras, die op grond van de gemeten diepte van mijn slaap bepaalt wanneer het de beste tijd is, wekt me. Het licht om me heen heeft inmiddels automatisch een aangename gloed gekregen, die het opstaan vergemakkelijkt. Ik stap de badkamer in en zie naast mijn ongeschoren gezicht een aantal vitale waardes discreet geprojecteerd worden. Onvoorstelbaar, waar tien jaar geleden nog gesproken werd over wearables is dat woord helemaal verdwenen en zijn die sensoren in korte tijd echt gemeengoed geworden. Ze zitten nu overal, in mijn matras, badmat, horloge, bril en kleding. Een aantal chronisch zieken uit mijn praktijk heeft inmiddels een sensor-tattoo laten aanbrengen. Mijn meetwaardes worden automatisch geïnterpreteerd door de kunstmatige intelligentie en opgeslagen in mijn Personal Health Record (PHR). Dat gedoe over privacy is gelukkig naar de ach-
20
tergrond verdwenen sinds we gebruik maken van de blockchain. Ieder zijn eigen, veilige persoonlijk dossier!
Aan de slag…
Na mijn ochtendritueel en helemaal fris van een flink stuk buiten lopen, kijk ik op mijn holo-watch naar mijn takenlijst van vandaag. Ik kan me nog steeds verbazen over de techniek om zo’n hologram-achtige projectie op de rug van mijn hand te laten verschijnen vanuit zo’n mooi klein plat horloge! Soms denk ik nog met weemoed aan de tijd dat ik handmatig lijstjes maakte. Wat gebleven is, is de gedachte dat je niets in je hoofd moet houden. Maar in plaats van lijstjes bijhouden, spreek ik tegenwoordig mijn virtuele assistente om mijn pols toe. Een keer per week neem ik nog steeds een uurtje om alle afspraken en voorgenomen acties en projecten van de afgelopen week en de komende weken door te nemen. Het is goed dat er inmiddels ook
structureel aandacht wordt besteed aan de manier waarop je omgaat met moderne verworvenheden. In de tijd van email werd verwacht dat iedereen dat maar vanzelf snapte. Tot we elkaar helemaal gek gingen maken daarmee en het percentage burnouts schrikbarend steeg. Hoewel email nog maar mondjesmaat gebruikt wordt en vervangen is door betere technieken, loert het gevaar van infobesitas nog overal. Het is goed dat er al vanaf de basisschool structureel aandacht wordt besteed aan informatiehygiëne en persoonlijke ontwikkeling. Terug naar vandaag, ik heb in een oogwenk in de gaten welke acties van me verwacht worden en maak mijn planning rond.
De praktijk
Ik besluit het eerste stuk van mijn werkdag thuis te beginnen. Hoewel de meeste mensen voor veel huis-tuin- en keukenzaken vertrouwen op de interpretatie van
hun PHR, zijn er altijd nog heel veel vragen aan mij als huisarts, als generalist. Opvallend hoe techniek en de behoefte aan persoonlijk contact in de afgelopen tien tot vijftien jaar op een mooie hybride manier verweven zijn geworden. Mensen hebben vaak zelf veel uitgezocht en nodigen me uit om met hen mee te denken. Ik heb er aan moeten wennen, maar flexibiliteit is een vereiste geworden in een wereld die telkens blijft veranderen. In een dik uur verwerk ik een aantal vragen. Ik noteer de antwoorden in de PHR’s en krijg van de zorgvrager een linkje naar een speciaal stuk van dat PHR voor mijn eigen dossiervorming. Vroeger heette dat HIS, wat was dat een ingewikkeld stuk software! Het huidige AP (arts-portaal) is een stuk lichter en werkt op ieder device wat ik wil gebruiken. Siri en Cortana lieten tien jaar geleden al het begin zien van wat het betekende om gewoon tegen je device te praten. De techniek is inmiddels vrijwel volwassen geworden.
Koffie
Ik ga op pad voor een tweetal visites. Hoewel er straks nog een aantal holo’s op mijn lijst staan (holografische consulten, het vervolg op de videoconsulten van vroeger) is gebleken dat fysieke aanwezigheid nog steeds in een aantal gevallen meerwaarde heeft. Doordat er steeds meer door mensen zelf wordt afgewikkeld, ondersteund door hun persoonlijke coaches die deels kunstmatig zijn, blijft er wel meer tijd over voor de complexere zaken. Ik werk sommige delen van de dag super efficiënt, waardoor er veel gezondheidsvragen in korte tijd verwerkt kunnen worden. Maar ik ben ook blij dat ik voor deze visites bijvoorbeeld echt even de tijd kan nemen! Als ik naar mijn praktijk rijd zie ik mijn team die dag voor het eerst. Tijd voor koffie! Sommige zaken veranderen niet…
Klopt het?
Over tien jaar mag u me afrekenen op wat ik hierboven geschreven heb. Ik weet zeker dat het niet klopt. Er zullen zaken veel minder essentieel veranderd zijn. Maar ik weet ook zeker dat er zaken veranderd zullen zijn waar we nu nog niet eens rekening mee hebben gehouden! Waar het om gaat is dat we ons moeten realiseren dat de snelheid waarmee de wereld om ons heen, en de gezondheidszorg in het bijzonder, radicaal en essentieel aan het veranderen is. Techniek is exponentieel aan het verbeteren. De maatschappelijke ontwikkelingen zullen vaak de vertragende factor vormen en maken het soms ook niet gemakkelijk voorspelbaar. Mensen (en dus ook huisartsen en andere zorgverleners) hebben de neiging vast te houden aan de bekende situatie en hebben vaak een paradigma-verschuiving nodig om in te zien dat het anders kan. Mijn bijdragen aan Changing Healthcare en Organiseer Je Praktijk zijn ingegeven door een zekere drang om kennis te delen over deze veranderingen. Laten we vooral blijven meebewegen met alle mogelijkheden die er op ons af komen. Het vak huisarts zoals we het kennen zal verdwijnen. Maar door ons aan te passen denk ik dat de huisartsenpraktijk nog een hele tijd kan blijven bestaan! • Bart Timmers is huisarts en huisarts-opleider in ’s-Heerenberg. Daarnaast is hij docent bij Changing Healthcare en bij Organiseer Je Praktijk en is lid van de redactieraad van ICT & Health.
21
PRAKTIJKZAKEN
ICT-Ladder voor de huisartsenpraktijk De ICT-Ladder is een volwassenheidsmodel voor de ontwikkeling van ICT in de huisartsenpraktijk. Het model helpt huisartsen in vijf treden te groeien naar een papierloze omgeving, met een volledig in de omgeving geïntegreerd digitaal dossier Tekst: Hans Peucker, Bart van Pinxteren, Ir. Rube van Poelgeest
N
ederlandse huisartsen maken al geruime tijd gebruik van een Huisartsen Informatie Systeem (HIS). Zij hebben dan ook de naam beter geautomatiseerd te zijn dan menig ziekenhuis. Ook internationaal scoort de huisarts hoog als het gaat om het gebruik van een elektronisch medisch dossier (EMD) of van het elektronisch aanvragen van diagnostiek, het voorschrijven van medicijnen of het verwijzen naar een ziekenhuis¹. Toch ontkomt ook de huisarts niet aan een meer planmatig ICT-beleid. Was van oorsprong de automatisering in de zorg vooral gedreven door het declareren van verrichtingen bij de zorgverzekeraar, nu verschuift de aandacht richting gegevensuitwisseling met andere
22
zorgverleners in een steeds complexer zorglandschap. In de eerste lijn heeft in eerste instantie de begeleiding van patiënten met een chronische aandoening, zoals diabetes mellitus en hypertensie in het kader van ketenzorg daartoe een aanzet gegeven. Inmiddels dwingt de zorg voor complexe patiëntgroepen zoals kwetsbare ouderen en met multi-morbiditeit tot het invoeren van nog betrouwbaardere en grootschaliger gegevensuitwisseling. Bovendien wil de steeds mondigere patiënt ook graag inzage in zijn dossier en daaraan bovendien zelf gegevens kunnen toevoegen. Het HIS als allesomvattende applicatie zal naar alle waarschijnlijkheid verdwijnen en huisartsen zullen, net als de ziekenhuizen, in toenemende mate gebruik
gaan maken van applicaties van verschillende leveranciers. Hiermee worden praktijkhouders voor de vraag geplaatst hoe die software zo goed mogelijk kan worden ingevoerd, tegen overzichtelijke kosten en met zo min mogelijk risico op een onderbroken bedrijfsvoering. Het devies lijkt te zijn eerst een robuuste ICTbasis te bouwen en daarna pas de geavanceerde, maar kwetsbare (en straks onmisbare) applicaties in te voeren. Daarbij is het belangrijk om te leren van de ervaringen van anderen. Wat heeft het systeem
bijvoorbeeld elders gekost en wat waren de valkuilen? De auteurs van dit artikel ontwikkelden in nauwe samenwerking met de LHV Kring Midden-Nederland de ICT-Ladder, een volwassenheidsmodel voor ICT in de huisartsvoorziening. Het EMR Adoption Model van de Amerikaanse HIMSS organisatie heeft hierbij als voorbeeld gefungeerd2,3 en patiëntveiligheid is de leidraad.
ICT-applicaties
De ICT-Ladder meet de aanwezigheid en
het gebruik van ICT-applicaties in de huisartsenpraktijk op een schaal van 0 tot 5. Op het hoogste niveau (5) is niet alleen het patiëntendossier volledig gecodeerd beschikbaar voor zowel de medewerkers van de praktijk als voor de patiënt, maar wordt ook gebruik gemaakt van beslissings- en procesondersteuning, is de gegevensuitwisseling met andere zorgverleners volledig digitaal, heeft de praktijk een digitaal portaal en wordt gebruik gemaakt van zogenaamde analytics om de kwaliteit van de geleverde zorg actief te bewaken. >
23
PRAKTIJKZAKEN
Het model beoogt niet alleen huisartsen uit te dagen om op trede 5 te komen, maar geeft ook aan hoe (in welke volgorde) dat het best kan gebeuren. Wat gemakkelijk en relatief goedkoop te implementeren is met maximale opbrengst moet eerst. De ICTLadder biedt een uitgelezen mogelijkheid om de eigen praktijk te vergelijken met andere praktijken die gemeten zijn met het model. Praktijken kunnen zo bijvoorbeeld met elkaar in gesprek gaan over ervaringen, kosten en valkuilen. Daarnaast kunnen de geaggregeerde rapportages beroepsorganisaties en zorggroepen helpen gericht scholing of ondersteuning in te zetten. Ook kan het leveranciers helpen bij de prioritering van de implementatie van nieuwe functionaliteiten.
Vijf treden
Het model kent vijf treden, waarbij elke trede steeds moeilijker wordt om te bereiken. Om trede 1 te bereiken moet voldaan zijn aan een aantal basisvoorwaarden, zoals de beschikking over een HIS. Trede 2 draait vooral om adequate registratie in het EMD (ADEPD) door de praktijkmedewerkers. In trede 3 wordt het dossier verder digitaal gevuld met gegevens van externe faciliterende organisaties, zoals het huisartsenlaboratorium. Wanneer de praktijk trede 4 bereikt worden medische beslissingen ondersteund met bijvoorbeeld een systeem als NHGDoc. Op het hoogste niveau tenslotte is er een volledig digitaal dossier dat ook uitgewisseld kan worden met de omgeving - zowel de patiënt, als andere zorgverleners. Als niet aan bepaalde voorwaarden is voldaan kan de volgende trede niet bereikt worden. Zo zou het theoretisch kunnen dat een praktijk voldoet aan alle eisen van trede 5, maar niet volgens de ADEPD-richtlijnen registreert, dan blijft trede 1 het maximaal haalbare. Wordt de score 4 of 5 bereikt dan volgt een aanvullend onderzoek op locatie om vast te stellen dat de praktijk inderdaad papierloos is en door aan de hand van een uitgebreide vragenlijst in te zoomen op andere belangrijke aspecten zoals gebruik van ‘analytics’, de gegevensbeveiliging, medicatieveiligheid en digitale ondersteuning van de zorgprocessen.
Vragenlijst
Nadat een huisartsenpraktijk zich heeft aangemeld voor deelname aan de ICT-
24
Ladder, krijgt de contactpersoon per mail een link waarmee beveiligde toegang wordt verschaft tot een vragenlijst met zo’n tweehonderd vragen. Het invullen van de vragenlijst neemt afhankelijk van de parate kennis zo’n één á twee uur in beslag; financiële cijfers zijn bijvoorbeeld vaak niet direct voorhanden. Als de vragenlijst volledig is ingevuld wordt hij digitaal verzonden en ingelezen in een database, waarna berekening van de score volgens een speciaal ontwikkeld algoritme. Deze score wordt tezamen met een toelichting en een advies voor het bereiken van een hogere trede verzonden naar de betreffende praktijk. Ook wordt een geanonimiseerde vergelijking van belangrijke indicatoren met andere praktijken meegestuurd. In 2015 is in nauw overleg met en ondersteund door LHV Kring Midden-Nederland een pilot met de ICT-Ladder uitgevoerd bij een twintigtal huisartsenpraktijken in Midden-Nederland. De gemiddelde uitkomst van de praktijken was 1.56. De laagste score was 1.37 en de hoogste score 1.62.
Kosten
Deelname aan de ICT-Ladder, als individuele praktijk, kost op dit moment vijfhonderd euro. De deelnemende praktijk krijgt hiervoor na het invullen en verzenden van de online vragenlijst een rapport met daarin: • Een beschrijving van de ICT-omgeving, • De positie op de ICT-Ladder, • Een advies voor vervolgstappen bij de ontwikkeling van ICT. Daarnaast wordt ook een benchmarkrapport met geaggregeerde en geanonimiseerde resultaten van andere praktijken. Hiernaast bestaat de mogelijkheid om met een groep huisartspraktijken, bijvoorbeeld binnen een zorggroep, de ICTLadder in te zetten. Hiervoor is een format ontwikkeld, waar in een drietal workshops de ladder wordt ingevuld, de resultaten worden besproken en een implementatieplan wordt opgesteld. Momenteel wordt met beroepsorganisaties en andere stakeholders overlegd hoe de ICT-Ladder het best kan worden ingezet. Naar verwachting wordt in de loop van 2016 een adviescommissie geïnstalleerd bestaande uit huisartsen, die de ICT-Ladder inhoudelijk moet gaan bewaken, zodat het een model blijft van en voor de Nederlandse huisarts. Het lijkt
een logische vervolgstap om in de toekomst gespecialiseerde adviseurs op deelgebieden (infrastructuur, hardware, software en zorgprocessen) namens de beroepsgroep te betrekken bij het model en zo praktijken met een advies op maat te helpen een volgende trede van de ICTLadder te bereiken. •
Literatuur 1. Jha AK, Doolan D, Grandt D, Scott T, Bates DW. The use of health information technology in seven nations. Int J Med Inform. 2008;77(12):848-854. doi:10.1016/j.ijmedinf.2008.06.007. 2. Pettit L. Understanding EMRAM and how it can be used by policy-makers, hospital CIOs and their IT teams. … Off J Int Hosp Fed. 2012. http://europepmc.org/abstract/med/24377140. Accessed June 1, 2015. 3. Poelgeest R Van, Heida J, Pettit L, Leeuw RJ De. The Association between eHealth Capabilities and the Quality and Safety of Health Care in The Netherlands : Comparison of HIMSS Analytics EMRAM data with Elsevier ’ s “ The Best Hospitals ” data . :1-9.
Hans Peucker, huisarts in Medisch Centrum Dorp, Houten Bart van Pinxteren, huisarts in Gezondheidscentrum Oog in Al, Utrecht. Ir. Rube van Poelgeest studeerde medische elektrotechniek aan de TUDelft en de Medische Faculteit Rotterdam. Hij onderzoekt bij het Julius Center de relatie tussen digitalisering en kwaliteit zorgverlening. Informatie: www.ictladder.nl
VPHUISARTSEN
Verslag algemene ledenvergadering van 19 april 2016
T
egen half acht druppelen de ruim veertig leden langzamerhand binnen voor de koffie of een broodje kroket. Even na achten beginnen we, en na het welkom, de notulen en de mededelingen betreffende lopende zaken worden drie bestuursleden na twee keer drie jaar nogmaals unaniem voor nog een periode van drie jaar benoemd. Wel wordt duidelijk dat er bestuursuitbreiding en verjonging gewenst is. Twee nieuwe bestuursleden lopen zich inmiddels warm. Het jaarverslag en financieel verslag worden behandeld en goedgekeurd, evenals de begroting. Dan worden de plannen voor het komende jaar behandeld. In negen punten worden onze speerpunten voor het volgend jaar duidelijk gemaakt. De belangrijkste: • We gaan opnieuw de strijd aan met de NZa, omdat we vinden dat ze de uitspraak van het CBb over contractvrijheid maar ten dele hebben opgevolgd. Nieuw daarbij is wel dat grote broer LHV mee gaat doen in die strijd. Het zal de winstkansen vergroten als bijna alle huisartsen van Nederland gezamenlijk optrekken.
• De bescherming van het beroepsgeheim blijft onze aandacht houden. Ter vergadering vraagt het merendeel van de leden ook om na het verlies van de rechtszaak toch de mogelijkheden van cassatie te onderzoeken. Dat zal dus ook op korte termijn gebeuren. Het betreft uiteindelijk een principiële zaak en we staan uiteindelijk voor onze principes. • Het door ons gesponsorde onderzoek van prof. Andries Baart naar het effect van de arts-patiënt relatie op medische beslissingen bij het levenseinde naar aanleiding van de Tuitjenhorn casus, lijkt mooie en verrassende resultaten te geven. In de loop van het jaar komen we daar op terug. • We zullen ons blijven inzetten voor de HRMO beweging voor zover deze een vervolg krijgt. Ons gedachtegoed is immers uiterst congruent. • We gaan meer inzetten op strategisch overleg met beroeps- en zorgorganisaties voor een effectievere invloed op (overheids)beleid met betrekking tot huisartsenzorg. • We zullen ons herbezinnen op de rol en functie van zorgroepen en de organisatie Ineen.
• We blijven de ongelijkwaardige lastenverdeling van de ANW-diensten bij alle stakeholders agenderen. • We blijven de initiatieven voor praktijkhoudende huisartsen zoals de Coöperatie praktijkhoudende huisartsen (CPH) volop ondersteunen. Vervolgens doet prof. Andries Baart verslag van zijn onderzoek. Hij is uitermate tevreden. De meest opvallende bevinding: Huisartsen doen bij het levenseinde van hun patiënten vaak uitstekend werk en leveren hoogwaardige zorg, die buiten wet en regelgeving omgaat, althans niet in wet en regelgeving is beschreven. Hij geeft een aantal mooie voorbeelden en we zien het eindverslag vol vertrouwen tegemoet. Guido van het Noordende tenslotte legt nogmaals de Whitebox uit, als alternatief voor het LSP. Hij loopt met name tegen het probleem aan dat HIS leveranciers eigenlijk geen tijd willen steken in de koppeling van de Whitebox met het desbetreffende HIS en doet ons daarvoor een aantal voorstellen hoe dat op te lossen. Om 22.50 uur sluit de voorzitter de vergadering, waarna we nog even aan de borrel gaan. •
25
HUISARTS & HOBBY
TENNIS Naam: Carole de Bruin Leeftijd: 53 Woonplaats: Eemnes Huisarts in: Eemnes Huisarts sinds: 1993 ‘Ik ben een slow starter. Ik tennis vanaf mijn tiende, maar begon het pas vanaf mijn veertiende echt leuk te vinden en daarna is het “op hol geslagen”. In mijn studententijd heb ik een flinke sprong gemaakt doordat ik heel makkelijk naast de VU kon tennissen. Voor de colleges uit en direct erna stond ik al-
26
tijd op de baan. Inmiddels hoor ik bij de subtop van Nederland. Het leuke van veteranentennis is dat je met leeftijdgenoten speelt. Dat betekent dat de concurrentie reëel is en je niet staat te worstelen tegen een zestienjarige. Ik sta nationaal op nummer 2 en ben nummer 16 op de wereldranglijst. Daar moet je
wel voor blijven trainen, anders leg je het af. De tijd die ik per week in tennis stop is ongeveer tien uur, en daar komen de tenniswedstrijden nog bij. De grote events bestrijken zo’n vijf weken per jaar, dus daar gaan al mijn vakantiedagen aan op. Zo heb ik in juni weer wereldkampioenschappen in Finland.
In de rubriek Huisarts & Hobby portretteren we in elke editie van MedZ een huisarts met een bijzondere hobby.
Tennis biedt mij een gezonde balans. Het feit dat ik moet trainen helpt om op tijd te stoppen met mijn werk. Het is een stuk ontspanning en het maakt mijn hoofd leeg. Mijn hobby kost tijd, maar ik haal er ook energie uit waardoor ik fris blijf in mijn vak. De tennisbaan is het dagelijks leven in een no-
tendop, met ups en downs, het verwerken van tegenslagen, doorgaan en nadenken. In beide werelden gaat het om logisch nadenken en omgaan met mensen. De motivatietechniek die je nodig hebt op de baan, kan ik prima in de spreekkamer gebruiken om mensen te motiveren om bijvoorbeeld te stoppen
met roken of aan het lopen te krijgen. Waarbij ik wel besef dat iedereen anders gebakken is. Dat ik als een idioot rondjes ren wil nog niet zeggen dat een ander dat ook leuk vindt. Ik waak ervoor mijn normen op te leggen aan mijn patiënten, maar vraag wel vaak: “Wat vind jij leuk?”’ •
27
Jonge huisartsen positief ‘De huisarts staat goed op de kaart’
De panelen in de huisartsenwereld zijn sinds vorig jaar danig aan het schuiven. Een goed zaak, vindt Anne-Eva Speeks, voorzitter van de Landelijke Organisatie Van Aspirant Huisartsen (LOVAH). Zij ziet haar toekomst en die van haar collega’s met vertrouwen tegemoet. ‘Ik merk dat het “merk” huisarts heel goed op de kaart staat.’ Tekst: Petra Pronk
T
oen Anne-Eva Speeks met haar opleiding begon werd het landschap nog gedomineerd door zorgverzekeraars en hun gedetailleerde wensenlijstje ten aanzien van kwaliteitseisen. Inmiddels hebben dergelijke lijstjes de doodsteek gekregen. Prima, vindt Speeks, voorzitter van de Landelijke Organisatie Van Aspirant Huisartsen (LOVAH). ’Het Roer Moet Om (HRMO) heeft voor veel positieve energie gezorgd. Zowel zorgverzekeraars als VWS hebben door dat huisartsen echt een hele belangrijke schakel zijn in de gezondheidszorg en dat je die beter mee dan tegen kunt hebben. Het is inmiddels duidelijk dat we met elkaar voor hetzelfde doel staan, namelijk goede zorg voor onze patiënten.’ Die terreinwinst moet overigens wel actief bewaakt worden, want de oude reflexen zijn nog ijzersterk, zoals Speeks merkte bij haar laatste aanvraag
28
voor verbandmateriaal. De apotheek stond erop dat er een apothekersverbandmachtigingsfomulier ingevuld zou worden - iets wat sinds kort niet meer hoeft. Dat nieuws was echter nog niet tot de apotheek doorgedrongen. Dus: wat doe je dan? ‘Je kunt natuurlijk gewoon dat formulier invullen omdat dat van je gevraagd wordt, maar dan verandert er in de praktijk niets’, stelt Speeks. Dus ging ze de confrontatie aan met de apotheek. Dat soort dingen zal in de toekomst nog wel vaker voorkomen. Maar ze weet waar ze het voor doet: een gezondheidszorg waar ze met plezier in werkt.
Groot of klein
Een belangrijk kenmerk van de huisartsenzorg van de toekomst is de grote diversiteit. Speeks wil op termijn graag een eigen praktijk met een of twee collega’s. Klein genoeg om de persoonlijke zorg te
garanderen, en groot genoeg om continuïteit te bieden. Die balans is cruciaal. ‘Zeker voor chronische patiënten en palliatieve patiënten is het belangrijk dat ze een vertrouwd gezicht zien. Het is heel vervelend als er zes dokters zijn die allemaal een deel van het “probleem” managen. Een patiënt is een individu, en dient ook als zodanig behandeld te worden. Het voordeel van een kleine praktijk is dat het team iedereen kent. Aan de andere kant valt er ook iets te zeggen voor grote praktijken en gezondheidscentra: daar is meer expertise in huis. De ene huisarts heeft verstand van COPD, de ander opereert vooral beleidsmatig en je kunt makkelijk aankloppen bij de fysiotherapeut of de psycholoog die onder hetzelfde dak zitten. Zo kun je elkaar goed aanvullen en gebruik maken van elkaar expertise. Er is niet één vorm het beste. Het gaat erom wat je als patiënt en als huisarts het prettigste vindt.’
over hun toekomst
Anne-Eva Speeks
Deeltijd
Datzelfde geldt ook voor deeltijdwerk. Steeds meer artsen werken parttime. Ook Speeks ziet zo’n toekomst voor zichzelf weggelegd. ‘Het is niet meer zo dat dokters 24 uur paraat moeten staan, en als de communicatie naar de HAP en naar collega’s goed is, is dat ook geen probleem. Het wordt wel een probleem als dat ertoe leidt dat niemand meer ergens verantwoordelijk voor is. Als zes dokters zich bemoeien met één patiënt gaat het niet goed, maar als twee collega’s het doen, in goed overleg, zie ik geen bezwaren.’ Ook de rol van de patiënt is anders dan vroeger. De patiënt die zijn eigen gegevens aanlevert en zijn mening geeft over zijn eigen situatie past in het bredere plaatje van de mondige burger. Die burger brengt shared decision making dichterbij: dokter en patiënt die samen de koers uitzetten. De nieuwe generatie dokters ziet dat wel zitten.
Ketenzorg
HRMO wil de ketenzorg afschaffen. Een goed plan? ‘Aangezien ik twee jaar geleden met de huisartsopleiding ben begonnen, heb ik nooit in het pre-ketenzorg tijdperk gewerkt. De zorg aan één chronisch zieke patiënt wordt opgeknipt tussen huisarts en praktijkondersteuners. Dit kan, maar dan is het wel heel belangrijk dat er goede communicatie is tussen praktijkondersteuner en huisarts waardoor de complexe multimorbiditeit niet uit het oog wordt verloren. Daarnaast zullen huisartsen ervoor moeten zorgen dat zij wel bekwaam blijven in het behandelen van diabetes en COPD. We zullen moeten blijven onderzoeken of dit de beste manier is van het leveren van zorg, zowel inhoudelijk als financieel.’ Al met al juicht Speeks de diversiteit in doktersland toe. ‘Elke dokter gedijt het best bij een praktijk die zo dicht mogelijk aansluit bij zijn of haar wensen.’ Komen-
de jaren zullen ICT innovaties en ehealth een belangrijkere rol gaan spelen in de gezondheidszorg. ‘Werkgroep Zorg 2025 is een samenwerkingsverband van assistenten in opleiding, waaronder de LOVAH en jonge apothekers verenigingen. Zij schrijven momenteel hun visie over de implementatie gap tussen ehealth ontwikkelaars en het gebruik ervan door patiënt en zorgverlener. Je kunt er geen consult mee vervangen, maar je kunt er wel praktische vragen mee ondervangen. Een buikpijn kun je niet door de telefoon behandelen, en geruststellen gaat ook niet via de app. Voor praktische dingen kan de techniek een uitkomst zijn, maar het persoonlijke contact tussen dokter en patiënt blijft ook in de toekomst recht overeind.’ • Petra Pronk, journalist
29
VPHUISARTSEN
LSP en de toekomst Dinsdag 8 maart 2016 bekrachtigde het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het eerdere vonnis van de rechtbank Midden Nederland. Dat betekent dat het bezwaar van VPHuisartsen, dat de privacy van patiënten onvoldoende gewaarborgd is bij gebruikmaking van het LSP, niet wordt erkend. Het gerechtshof vindt dat de toestemming van de patiënt uit vrije wil wordt verleend, voldoende specifiek is en gebaseerd is op voldoende informatie en dat dus de LSP infrastructuur voldoet aan de wet. Tekst: Herman Suichies
D
at was een voor ons teleurstellend resultaat. VPHuisartsen is ooit ontstaan uit het Comité-Wake-Up, dat het tegenhouden van het toenmalige EPD als een van de eerste speerpunten had. Aanvankelijk was er succes door het unaniem tegenhouden van het EPD door de Eerste Kamer. Na een Tweede Kamer motie werd de overgebleven infrastructuur door diverse belanghebbenden toch weer nieuw leven ingeblazen. Het werd een privaat initiatief dat nu uiteindelijk ook juridisch getoetst en in orde is bevonden. Dat betekent simpelweg dat het LSP verder uitgerold zal worden, er zijn geen juridisch beletselen meer. De mogelijkheid om in cassatie te gaan wordt op dit moment nog overwogen, omdat het toch om een zeer principiële zaak gaat, maar in cassatie gaan kost tijd, geld en energie. We zullen daar binnen drie maanden na de uitspraak over beslissen.
30
Tevergeefs?
Is dan onze juridische strijd voor niets geweest? Niet helemaal, of liever gezegd helemaal niet. Al tijdens de langlopende procedures is gebleken dat VZVZ, de organisatie die het LSP uitrolt, veranderingen heeft doorgevoerd die wij tijdens de rechtszaak naar voren hebben gebracht. Zo veranderde de informatievoorziening in de folders, werden bepaalde procedures betreffende de opt-in procedure aangescherpt en ontstond er een nieuw initiatief, de Whitebox, een alternatieve manier om gegevens uit te wisselen. Een manier die naar ons idee meer recht doet aan hoe wij als huisartsen in de dagelijkse praktijk gegevens uitwisselen. Ook ontstond er nieuwe wetgeving, waarbij minister Schippers, opnieuw na een Tweede Kamer motie de toestemming die patiënten moeten geven meer heeft aangescherpt. De generieke toestemming zoals die op dit moment bestaat moet worden vervangen door een ge-
specificeerde toestemming. VPHuisartsen heeft altijd gepleit voor een specifieke toestemming. Wat betekent dat een patiënt van te voren kan aangeven welke (groep) zorgverleners wel en niet inzage in hun gegevens mogen krijgen. Dat staat ook in het vonnis. “Nu reeds overweegt het gerechtshof dat van VZVZ verwacht mag worden dat zodra het technisch mogelijk en uitvoerbaar is, de onderhavige “iedereen of niemand toestemming” te vervangen, door een systeem waarbij bepaalde (categorieën) zorgaanbieders kunnen worden uitgesloten van de toestemming, hetgeen ertoe leidt dat het systeem ook daadwerkelijk in die zin zal worden gewijzigd.” Dat is echter technisch een uitermate complexe verandering. De uitvoering van het nieuwe wetsontwerp, wat eigenlijk deze aanscherping van de toestemmingseis wettelijk vastlegt, is zo gecompliceerd, dat alle veldpartijen afraden het in te voeren. Minister Schippers denkt niet aan afstel maar aan
voorlopig drie jaar uitstellen. Het geeft al aan, dat voldoen aan de juiste wettelijke normen met het huidige systeem eigenlijk niet mogelijk is. Het gerechtshof constateert dat dus eigenlijk ook maar acht dat blijkbaar onvoldoende reden om verdere uitrol van het LSP te verbieden. Daarbij is in deze procedure nog een groot probleem ontstaan voor VZVZ. In hun plannen moeten eigenlijk steeds meer groepen zorgverleners aan gaan haken bij het LSP. De rechtbank, bevestigd door het gerechtshof, stelt echter expliciet, dat dan opnieuw aan alle burgers die een opt-in toestemming hebben gegeven, opnieuw om toestemming moet worden gevraagd. Gezien het moeizame proces
van het op de juiste manier verkrijgen van een opt-in van burgers, verwachten we dan ook dat verdere uitbreiding van het systeem door meer soorten zorgverleners toe te laten, bijna onmogelijk wordt. Tenslotte zijn er ook nog technische problemen. Zoals bijna iedereen gemerkt heeft is OZIS, het oude uitwisselingssysteem, overal uitgefaseerd zodat hulpverleners gedwongen werden naar het LSP over te stappen. Daar doet zich echter een probleem voor. Voor de ketenzorg is OZIS gewoon blijven bestaan en nog volop functioneel. Niet omdat men OZIS daar ook niet zou willen laten verdwijnen, maar omdat de techniek van het LSP de ketenzorg met diverse zorgverleners
@Brigitte_Gabel: @PrivacyBaro Er Ăs geen veiligheid zonder privacy, @minpres
niet goed aan kan. Dat betekent, dat naast het LSP ook OZIS zal blijven bestaan voor de ketenzorg. Iedereen die met een KIS werkt zal dus geconfronteerd worden met de tekortkomingen van het LSP en dus ook via OZIS blijven communiceren.
Conclusie
De conclusie is dan ook, dat we weliswaar juridisch de strijd verloren hebben en het LSP zijn positie in de uitwisseling van medische gegevens zal blijven behouden, maar verdere uitbreiding lijkt wel haast onmogelijk gezien de genoemde problemen met wetgeving en de technische problemen. Het is natuurlijk ook al een meer dan tien jaar geleden met centralistische architectuur ontworpen dure ICT oplossing. Ontstaan in een tijd waar smartphones nog onbekend waren. Onze verwachting is dan ook dat het LSP zal worden ingehaald door de tijd met heel andere, waarschijnlijk decentrale ICT oplossingen. •
31
Nieuwe zorgver zekeraar kiest voor de menselijke maat ‘Beduidend meer invloed voor de huisarts’
Een zorgverzekering. Je kunt niet zonder, maar blij word je er niet van. Veel voorkomende associaties: ingewikkeld, op afstand en duur. Dat kan anders, stelt Rob Adolfsen. Met Zorgeloos is er een serieus alternatief in de maak. Menselijker, eenvoudiger en goedkoper. En met een hoofdrol voor de huisarts. Tekst: Petra Pronk
E
en zorgverzekeraar waar mensen zich thuisvoelen, een polis die iedereen kan snappen en een reële premie. Dat is de inzet van Jos de Blok, Jan Rotmans en Mathieu Weggemans, de mensen achter Zorgeloos, een nieuwe zorgverzekeraar. Rob Adolfsen is er op de achtergrond bij betrokken en zorgt voor de noodzakelijke technische ondersteuning. Met Zorgeloos doen de mannen een serieuze aanval op het bastion van zorgverzekeraars. Dat heeft een hoog Robin Hood gehalte, aangezien het landschap al jarenlang wordt gedomineerd door de Grote Vier. Maar het is de moeite waard om de strijd aan te binden, vindt Adolfsen, want er valt veel te winnen. ‘Verzekerden zijn nu een speelbal van
32
de zorgverzekeraars. Ze hebben invloed via de verzekerdenraad van hun verzekeraar, maar in al die raden bij elkaar zitten minder mensen dan in de Tweede Kamer. Dat betekent dat de zeggenschap in de politiek groter is dan de zeggenschap bij een verzekeraar.’ Ook de complexe materie is hem een doorn in het oog. ‘De regels zijn buitensporig ingewikkeld. Er zijn allerlei soorten polissen en het is niet duidelijk waar je als verzekerde recht op hebt en waar niet.’ En dan zijn er nog de kosten. Daar kan hij kort over zijn: die zijn onnodig hoog. Hoog tijd dus voor een serieus alternatief. Zorgeloos gaat terug naar de basis en richt zich op de kerntaak: het verlenen van zorg. Dat kan menselijker, eenvoudi-
ger en goedkoper. Adolfsen: ‘De menselijke maat is voor ons een wezenlijk thema. De mens hoort centraal te staan in de zorg. Daarom leggen we geen dingen van bovenaf op, maar gaan we in gesprek met mensen om te kijken wat er beter of anders kan. De verzekeraar hoort te luisteren naar wat de verzekerden en de zorgaanbieders willen, niet omgekeerd. Gesprekken horen te gaan over het belang van de patiënt, niet over aantallen en tarieven. Dat laatste mag niet meer kosten dan een paar minuten van het gesprek. Daarnaast gaan we zorgen dat mensen snappen waar het om gaat. Verzekeren is eigenlijk heel simpel. Je draagt met elkaar een risico dat je niet alleen kunt dragen. Daar zijn geen ingewikkelde constructies voor nodig.’
poortwachter van de zorg is. Laten we hem dan ook de instrumenten geven om die taak goed te vervullen en zorgen dat er zo weinig mogelijk mensen bij de huisarts komen. De focus op gezondheid in plaats van ziekte. Dat is een andere manier van denken. We vinden het logisch dat we naar de tandarts gaan om ons gebit gezond te houden. Diezelfde houding zou er moeten komen rondom huisartsen. Af en toe een preventieve check om te kijken of alles nog loopt zoals het moet. Je wilt een ziekte zo snel mogelijk diagnosticeren om leed te voorkomen en kosten te beperken. Zorgverzekeraars kunnen daar een stimulans in zijn. Door dat soort inspanningen te vergoeden, kunnen we vervolgschade voorkomen.’
Overleg
Rob Adolfsen
Preventie en begeleiding
Door de zaken logisch te organiseren, kunnen ook de kosten omlaag. Er wordt nu veel geld verspild, bijvoorbeeld door gebrek aan therapietrouw en door het ontstaan van onnodige ziektes zoals obesitas en diabetes 2. Dingen die heel goed te voorkomen zijn. Daarom zet Zorgeloos sterk in op preventie, vroegdiagnostiek en begeleiding. ‘Wij willen het accent leggen
op preventie in plaats van behandeling. Door dingen aan de voorkant van het traject goed te regelen en mogelijke aandoeningen zo vroeg mogelijk op te sporen, kun je voorkomen dat ze uitgroeien tot een serieus probleem. Dat is beter voor de patiënt en op de lange termijn ook goedkoper.’ De huisarts speelt in die plannen een hoofdrol. ‘We roepen dat de huisarts de
@robadolfsen Mijn kleinzoon van 5 is ziekenhuisje aan ‘t spelen. Op mijn vraag of hij later dokter wil worden antwoord hij: “Ik wil liever werken”:-)
Ook de rol van de zorgverleners bij het vormgeven van het beleid is bij Zorgeloos wezenlijk anders. Niks tekenen bij het kruisje. Integendeel. Adolfsen ziet huisartsen als serieuze partner. Daarom heeft hij ook geen pasklaar antwoord op de vraag hoe de huisartsenzorg bij Zorgeloos precies ingericht gaat worden. ‘Als dat wel zo was, zou ik precies doen wat wij de zorgverzekeraars verwijten, namelijk dat zij op de stoel van de zorgaanbieder gaan zitten. Huisartsen weten meer van zorg dan verzekeraars, dus laten we daar vooral gebruik van maken. Ik wil dolgraag met huisartsen zelf bespreken hoe zij bij denken te kunnen dragen aan de opgave waar we samen voor staan. Dat wordt ook onderdeel van het contract. Daarbij beseffen we ook dat de kost voor de baat uitgaat. Als we afspraken maken over behandeling en huisartsen daarbij een besparing realiseren, willen we dat geld volledig in innovatie stoppen.’
Van start
Of Zorgeloos echt van start gaat, hangt vooral af van de vraag of de organisatie erin slaagt het benodigde geld bij elkaar te krijgen. Aan de belangstelling zal het niet liggen. Er zijn al zo’n twintigduizend sympathisanten. Het streven is op 1 januari 2017 een polis aan te bieden, als eigen verzekeraar of in samenwerking met een bestaande zorgverzekeraar. • Petra Pronk, journalist
33
PRODUCTNIEUWS
Voor praktijkinrichting en meer Vroeger vooral bekend als IP20 kast-systeem leverancier, maar in dertig jaar tijd is Monster Meubel uitgegroeid tot een allround interieurbouwbedrijf en gespecialiseerd in het ontwerpen, produceren en plaatsen van interieurs in de medische sector. Er wordt gebruik gemaakt van de meest nieuwe en praktische materialen, zoals Hi-macs: voor bijvoorbeeld een naadloos pantryblad of balieblad, voor optimale hygiëne. Buiten de levering van het meubilair voor de spreekkamer, het lab, de wachtkamer en de front- en backoffice, kan ook de uitvoe-
ring of coördinatie van het bouwkundige werk, de stoffering en diverse andere werkzaamheden uit handen worden genomen. Of het nu gaat om een stand-alone praktijk, een HOED of een gezondheidscentrum, samen met één van de adviseurs wordt er een mooi plan en ontwerp uitgewerkt. En de komende drie maanden ( juni/juli en augustus) is dat geheel kosteloos. Hiermee worden de kosten voor een stylist of architect uitgespaard en wordt alles aan één partij overlaten, van idee tot interieur. Informatie: www.monstermeubel.nl
PRAKTIJKPERIKEL
Slavernij
In zuidwest Friesland werkt een huisarts met een aantal collega’s tientallen jaren in een kleinschalige ANW-dienstenstructuur. Met het vertrek van een collega verdwijnt die kleinschaligheid. De waarneemgroep zal zich gaan aansluiten bij de huisartsenpost. De huisarts wil graag met de zorgverzekeraar onderhandelen over zijn inzet voor de ANW-zorg aan de hand van het Modulair Huisartsgeneeskundige Zorgaanbod. De zorgverzekeraar is immers degene die de zorg inkoopt voor zijn verzekerden. De zorgverzekeraar weigert echter te onderhandelen en verwijst hem door naar de Dokterswacht, de enige dienstenstructuur in Friesland die ANW-zorg levert maar niet degene die de ANW-zorg bij hem inkoopt. Dat vindt hij vreemd. De zorgverzekeraar koopt de ANW-zorg in bij de Dokterswacht waarmee ook niet te onderhandelen valt over zijn aandeel. Er ontstaat een patstelling, met dreiging van een kort geding door de Dokterswacht omdat de huisarts zijn patiënten middels het antwoordapparaat adviseert bij spoedeisende zaken de Dokterswacht te raadplegen bij wie hun ANW-zorg is ingekocht. De patstelling wordt pas doorbroken na 1 april. Op dat moment is de nieuwe NZa beleidsregel (met terugwerkende kracht) van toepassing, waarin de uitbetaling van inschrijfta-
34
rieven gekoppeld is aan de verplichting de ANW zorg te leveren. Dus de verzekeraar die weigert te onderhandelen stopt onmiddellijk de betaling van inschrijftarieven en vordert eerder betaalde tarieven terug. Dan is het snel gebeurd met de weerstand en gooit de huisarts de handdoek in de ring. Zonder betaling van de geleverde patiëntenzorg in eigen praktijk, kan geen verantwoorde zorg meer geleverd worden. Het is maar dat u het weet: zorgverzekeraars hoeven niet te onderhandelen, u bent verplicht diensten te doen zonder enige zeggenschap over uw eigen leveringsvoorwaarden. Vroeger noemden ze dat slavernij.
GASTCOLUMN
Foto: LHV
Nieuw denken Carin Littooij, huisarts en bestuurslid LHV
G
eregeld hoor ik de verzuchting dat huisartsen niet meegaan met hun tijd, nodig moeten veranderen en dat het huisartsenvak gedoemd is te verdwijnen. Die geluiden klinken van buitenaf, maar soms ook van mensen binnen de beroepsgroep. Wat een onzin, denk ik dan. Oud denken! De huisarts is juist geweldig toekomstproof. De afgelopen tien jaar hebben veel collega’s zich, naast het drukke dagelijkse werk, ontwikkeld en verenigd. Allereerst in huisartsenposten en later in zorggroepen, coöperaties en vele innovatieve samenwerkingsverbanden, al dan niet op een gedeelde werkplek. Alles om de samenwerking rondom de patiënt zo optimaal mogelijk in te richten, zo mogelijk ook fysiek. En ja, het kost vaak veel inspanning om dit te ontwikkelen, maar levert het ook zoveel op? Het dwingt om te focussen op wat echt belangrijk is. Dus weg met die onnodige administratieve handelingen. Elkaar snel even aanspreken. Waarom moeilijk en ingewikkeld doen, als het makkelijker kan? Huisartsen bewegen al zolang mee met de ontwikkelingen in de maatschappij. Neem nou een ontwikkeling als e-health. Moet iedereen zich daar direct vol op storten? Nee, immers ook niet iedere patiënt vraagt daar om. Er zijn nu eenmaal altijd early adopters en kat-uit-de-boom-kijkers. Ik maak me geen enkele zorgen over het aanpassingsvermogen van de huisarts op de langere termijn. Het proces van wat zich in de spreekkamer afspeelt is immers zoveel meer omvattend. Ik zie voortdurend binnen onze beroepsgroep dat we zo goed mogelijk proberen aan te sluiten op wat patiënten nodig hebben en wensen. Die arts-patiënt relatie is en blijft immers centraal staan in onze hulpverlening. De kernwaarden in de huisartspraktijk zijn al heel oud, maar kunnen iedere keer weer opnieuw in een eigentijds jasje als ijkpunt dienen. Als huisarts pleit ik voor het doorgaan met “nieuw” denken: openstaan voor wat de maatschappij, de buurt, de praktijk, de directe omgeving en (indien aanwezig) je gezin op dat moment nodig heeft. Verantwoordelijkheid nemen. Ons positief opstellen. Dat doen we immers elke dag en in elk contact. Zo is en blijft de huisartsgeneeskunde toekomstproof. •
35
Maatwerk in medicijnen heeft de toekomst Medicijnen voorschrijven op basis van een DNA-profiel. Binnenkort is dat heel gewoon, want personalised medicine (PM) rukt op in de spreekkamer van de huisarts. Daar kun je je als huisarts maar beter op voorbereiden, stelt Paul Korte, voorzitter van Nefarma. ‘Personalised medicine is een zegen voor de patiënt.’ Tekst: Petra Pronk • Foto’s: Peter Boer
M
edicijnen zijn een belangrijk instrument in de dokterstas van de huisarts. Helaas werkt niet alles bij iedereen. Sinds kort is duidelijk hoe dat komt: het genetische profiel blijkt in veel gevallen bepalend voor de vraag of een medicijn bij iemand aanslaat of niet. Daarom zet de farmaceutische branche sterk in op personalised medicine: medicatie op basis van de individuele kenmerken van de patiënt. Volgens Paul Korte, voorzitter van Nefarma, sluit die ontwikkeling naadloos aan op de bestaande praktijk. ‘PM is gebaseerd op het idee dat elke patiënt uniek is. Dat is iets wat huisartsen allang weten en waar ze elke dag op inspelen. Ook zonder slimme geneesmiddelen leveren huisartsen al maatwerk, want elke arts houdt rekening met zaken als leeftijd, thuissituatie of iemands psychische gesteldheid. PM is daarin gewoon een volgende stap.’ Bij personalised medicine is een hoofdrol weggelegd voor de huisarts. Mits aan
36
twee randvoorwaarden wordt voldaan: een goede diagnostiek en een goed gesprek met de patiënt. ‘Diagnostiek vormt de basis van personalised medicine. Die diagnostiek vindt steeds vaker plaats bij de huisarts in de praktijk in plaats van in het ziekenhuis. Dat kan, omdat het allang niet meer gaat om belastende diagnostische tests. Een druppeltje bloed of wat wangslijm is straks genoeg om te weten of iemand kans heeft op succes met een bepaald medicijn.’ Maar technologie is zeker niet alles. Een goed gesprek is net zo belangrijk. ‘Beslissingen over de behandeling zullen altijd tot stand komen in samenspraak met de patiënt. Vanuit de vertrouwensrelatie met de patiënt kan de arts aftasten wat voor die patiënt belangrijke uitkomsten zijn van de behandeling, Ook daarin zijn patiënten uniek. De een zal gaan voor een langer leven en neemt de bijwerkingen voor lief, de ander wil mobiel blijven en nog naar de bus kunnen lopen en voor de derde zit de kwaliteit van leven erin dat hij nog helder van
geest is. Die uitkomsten zijn medebepalend voor de behandeling en een goede dokter haalt die boven tafel.’
Voordelen
Een van de voordelen van de nieuwe lichting medicijnen is dat die veel minder belastend zijn voor de patiënt. ‘Medicatie is nu vaak een kwestie van trial and error, maar het is natuurlijk het mooist als je die error kunt voorkomen. Dan hoef je mensen niet bloot te stellen aan medicijnen waarvan je van tevoren weet dat ze niet gaan werken, terwijl je degenen die wel het juiste genetische profiel hebben, gerichter kunt behandelen. Als je weet dat iemand een snel metabolisme heeft of last van leverfalen, kun je de dosering aanpassen en zo over- of onderbehandeling tegengaan. Dat is een zegen voor de patiënt. Een andere ontwikkeling is dat geneesmiddelen steeds preciezer gaan werken en dus dieper en specifieker ingrijpen op het ziekteproces. Minder symptoombestrijding dus. Dat maakt het
Beeldvorming De relatie tussen artsen en farmaceutische bedrijven is aan het veranderen. Het beeld van huisartsenbezoekers die via luxe reisjes artsen proberen te verleiden tot het voorschrijven van hun medicijnen is achterhaald. ‘We waren de afgelopen jaren een beetje vergeten waarom we doen wat we doen, namelijk geneesmiddelen ontwikkelen voor zieke mensen. Maar inmiddels zijn we back to basic,’ zegt Paul Korte, voorzitter van Nefarma. ‘We geven eerlijke informatie over geneesmiddelen, zijn transparant over ons handelen en laten ons toetsen. We leggen artsen niet meer in de watten zoals in het verleden normaal was. We reizen ook niet meer af naar grote internationale congressen maar huren een zaaltje op de Veluwe en zorgen voor een lijnverbinding met Amerika. Veel effectievere nascholing en een stuk goedkoper.’ Hij betreurt dat het imago van de farma nog steeds te wensen overlaat. Zoals uit de discussie over de hoge medicijnprijzen blijkt, worstelt de sector met haar positie op het snijvlak van publiek en privaat, en er zijn absoluut verbeterpunten. Maar de beeldvorming in de kranten doet volgens Korte geen recht aan de drive van het merendeel van de mensen in de sector. ‘Er is in onze branche sprake van een grote intrinsieke motivatie en een enorme gedrevenheid. We doen het, net als de huisartsen, uiteindelijk voor de patiënt.’ In het verlengde daarvan ziet hij de relatie tussen huisartsen en farmaceuten volwassener worden. Er is een groeiend besef dat beide partijen staan voor dezelfde zaak, en van daaruit zal steeds meer het gesprek gevoerd worden over de uitkomsten die men wil bereiken voor de patiënt.
tot een doelmatige en daardoor ook economische werkwijze.’
Learning by doing
Veel huisartsen zijn huiverig voor nieuwe ontwikkelingen. Ze stellen hun patiënten niet graag bloot aan medicijnen die nog niet zijn uitgekristalliseerd. Korte begrijpt dat wel, maar die houding is niet houdbaar, vindt hij. Hij pleit voor learning by doing. ‘Er komen de komende tijd veel geneesmiddelen op de markt die veelbelovend zijn, maar waarvan nog niet alles bekend is. Daarom moeten we de discussie voeren over de plek van nieuwe geneesmiddelen binnen huisartsenpraktijken. Het ontwikkelen van medicijnen is een lang traject. Patiënten weten tegenwoordig precies wat er in de pijplijn zit en willen niet wachten. Daarom zal vaker gekozen worden voor een tussenweg: middelen sneller toepassen in huisartsenpraktijken maar dan wel op een gecontroleerde manier. Dat betekent: patiënten goed opvolgen en uitkomsten en effecten meten, die delen met anderen en zo de collectieve kennis vergroten. Dat is beter dan wachten op ultiem bewijs uit hard core gerandomiseerde klinische studies, die hun beperking hebben omdat die uitgaan van de theoretische “gemiddelde patient”. Bovendien zit de boel dan tien jaar
op slot zit en dat is niet meer van deze tijd. Dat vraagt dus om nieuwe modellen van onderzoek en implementatie.’
Paul Korte
Nieuwe taakverdeling
De huisarts zal steeds meer opschuiven richting diagnostiek, verwacht Korte, en gaat zijn werk doen in nauwe samenwerking met apothekers en patiënten. ‘De huisarts kent zijn patiënten van binnen en van buiten en heeft straks de beschikking over allerlei diagnostische methoden en een schat aan informatie op basis van de data die patiënten aanleveren via hun gezondheidsapps.’ Data gaan sowieso een grotere rol spelen. Veel informatie blijft nu nog liggen omdat men geen idee heeft van de mogelijke toepassingen, maar dat gaat veranderen. In de nabije toekomst zullen huisartsen en farmaceuten nauwer samenwerken en informatie uitwisselen die echt bijdraagt aan een betere behandeling, stelt Korte. Hij adviseert huisartsen om de ontwikkelingen nauwgezet te volgen. “De veranderingen gaan razendsnel. De rol van PM wordt in hoog tempo belangrijker en dat zal ook de huisartsenzorg drastisch veranderen. Het is goed om erover na te denken hoe je daar als huisarts mee om wilt gaan.’ De tendens richting maatwerk in medicijnen gaat overigens lijnrecht in tegen
de huidige one size fits all aanpak die ons zorgstelsel kenmerkt, stelt Korte. Die aanpak baart hem zorgen. ‘De vrijheid van huisartsen is een groot goed. We moeten oppassen dat we die vrijheid niet beperken door geneesmiddelen dwingend voor te schrijven op basis van kosten of protocollen. Dat is uiteindelijk ook niet doelmatig. Artsen moeten de keuze hebben om af te wijken van de richtlijnen. Zoals de Engelsen zeggen: “een richtlijn is geen tramlijn.” Het moet voor een huisarts mogelijk zijn om een ander spoor te volgen als daar een goede reden voor is. Dat kan betekenen dat je op basis van de kenmerken en voorkeuren van jouw patiënt niet eerst medicijn A voorschrijft en dan pas B of C zoals de richtlijn voorschrijft, maar dat je direct naar D springt omdat je weet dat dat voor die patiënt de grootste kans op succes heeft. En dat is toch waar het in de zorg om draait.’ • Petra Pronk, journalist
37
PRAKTIJKZAKEN
MijnDokter app in de praktijk De eerste ervaringen
Huisartsenpraktijk Van Schaik in Vlissingen gebruikt sinds ruim een jaar de MijnDokter app. De app vereenvoudigt de communicatie met de praktijk. Vooral de assistentes en de praktijkondersteuner maken er veel gebruik van. In dit artikel delen zij hun ervaringen. Tekst: Bob van Heukelom
O
mdat alle berichten door de app versleuteld en over een beveiligde verbinding worden verstuurd is de app veel veiliger dan bijvoorbeeld mail of whatsapp. We vragen aan doktersassistente Evelene de Vries en praktijkondersteuner Esther Grimminck hoe zij het gebruik van de app ervaren. Veel huisartsen zijn huiverig om met de app te gaan starten omdat ze bang zijn dat er meer werk door wordt gecreëerd. Evelene vindt die angst ongegrond. ‘Dat hebben wij hier helemaal niet zo ervaren. De patiënt komt toch wel, met of zonder app, maar met de app werk je veel rustiger, want je doet het in
38
de tijd die je er zelf voor hebt uitgetrokken en voor de patiënt is het erg klantvriendelijk.’ Esther vult aan: ‘Er komt een duidelijke verschuiving naar een andere manier van communiceren. Enkele jaren geleden kregen we als POH nog geen enkele mail. Nu met de app rond de tien per dag. Patiënten weten ons goed te vinden om een afspraak te maken of te verzetten’. Hoe start je nu met zo’n nieuwe toepassing? ‘Dat is bij ons geleidelijk aan gegaan’ vertelt Evelene. ‘Eerst hebben we de mensen die vaak langskomen of die veel herhaalreceptuur gebruiken aangespoord om de app te gaan gebruiken. Patiënten die ons bellen krijgen, als ze in de wacht staan,
een aanmoediging om de app te downloaden. Regelmatig vragen patiënten zelf om de app en we noemen het bijna bij iedere patiënt die meer zorg nodig heeft. De komende maanden gaan we starten om alle patiënten actief op de hoogte te brengen van de app via een brief.’ Welke type patiënt maakt er vooral gebruik van? ‘Wij dachten dat het vooral jonge mensen zouden zijn, maar dat is niet zo’ zegt Evelene. ‘De gebruikers zijn heel divers. Het zijn niet alleen jonge mensen, ook veel ouderen hebben een smartphone en gebruiken het met evenveel gemak. Een bepaalde groep ouderen bereik je er echter niet mee.’ Ook Esther ziet dat veel mensen de app
Esther Grimminck en Evelene de Vries
veel sneller accepteren dan gedacht. ‘Als POH maak ik er veel gebruik van. Ik maak snel contact tijdens een visiteronde en bij het beoordelen van wonden of een huiduitslag is het fijn dat de patiënt met een paar drukken op de knop een foto kan sturen, dat scheelt veel tijd.’ Een veel gehoord argument om met de app te gaan werken is dat de praktijk minder gebeld wordt. Evelene: ‘Minder telefoontjes is moeilijk te zeggen, omdat de app geleidelijk is ingevoerd. Wat we wel merken is dat het veel telefonisch overleg scheelt. De app werkt kort en krachtig en je hoeft geen langdradige telefoongesprekken meer te voeren en dat is erg prettig.’ Voor welke toepassingen wordt de app het meest gebruikt? Evelene: ‘Vooral mensen met veel herhaalreceptuur maken er graag gebruik van. Ze hoeven nu niet meer al die moeilijke medicijnnamen in te spreken. Voor ons is het veel minder tijdrovend. Je hebt gelijk het goede recept in beeld.’ Esther: ‘Patiënten waarderen het gemak van de app en maken er veel gebruik van voor korte vragen en voor hun afspraken. Het afgesproken beleid staat nu zwart op wit, zodat ze het kunnen nalezen. Via plakken/knippen zijn alle berichten eenvoudig in de dossiers te verwerken.’
Maken de patiënten veel gebruik van de mogelijkheid om afspraken in te plannen? Evelene: ‘Het maakt het triëren eenvoudiger, vooral als patiënten hun foto’s meesturen of hun vragen van tevoren via de app sturen. Het is nu sinds kort mogelijk om de app te koppelen aan de afsprakenmodule binnen ons HIS.’
Zijn er ook bezwaren aan de app? Evelene: ‘Je moet er als assistente wel goed mee leren werken en goede onderlinge afspraken maken wie, wanneer en hoe gereageerd wordt op de mail. Als de hele praktijk de app gebruikt, in de ideale situatie, zal het voor afspraken lastiger worden om te triëren.’
Betekent het beheren van de app niet veel extra werk? ‘Nee dat vind ik niet’, zegt Evelene. ‘Het invoeren is heel gemakkelijk. Patiënt meldt zich aan en voert feitelijk zichzelf in. Dat levert weinig extra administratie op. De app werkt direct en is heel snel. De vragen komen binnen in een aparte mailbox en de antwoorden verlopen verder via de mail. Hiervoor hebben wij drie speciale mailboxen aangemaakt. Een voor herhaalrecepten, een voor afspraken en een voor vragen en foto’s.’
Wat zou je afsluitend nog willen meegeven? Evelene besluit: ‘De assistentes hebben het meeste profijt van de app. Er wordt veel gebruik gemaakt van het insturen van foto’s. Patiënten zijn erg tevreden over de patiëntvriendelijkheid van de app.’ Esther:’De app heeft veel toegevoegde waarde. Het is het begin van een ontwikkelingsproces. Er zullen applicaties aan toegevoegd kunnen worden. Een van de toepassingen die al gereed staat zijn de gevalideerde vragenlijsten voor de POH. En als het format voor thuismetingen er nog inkomt zou dat helemaal ideaal zijn.’ •
Wat vinden jullie van de kosten: Evelene: ‘De app levert juist extra inkomsten op, want we declareren nu veel meer e-mail consulten. Bovendien werk je veel efficiënter, kan je beter je eigen tijd kunt indelen en is het erg patiëntvriendelijk’. ‘Daarbovenop ontvangen wij sinds sinds kort een beloning via onze preferente verzekeraar middels een S3 segment vergoeding.’
Bob van Heukelom, directeur Medichain, huisarts np. Kijk voor een stappenplan om de MijnDokter app in de praktijk te implementeren op www.medichain.org. Meer informatie op www.mijndokterapp.nl
39
VPHUISARTSEN
Tekst: Petra Pronk
Annelies Kortman, winnares Babbelbox ‘Ik ben tegen de vertrutting’ Op de Huisartsbeurs 2016 luchtten veel huisartsen hun hart in de Babbelbox van VPHuisartsen. Dat leidde tot grappige, serieuze en bijzondere reacties. Het was Annelies Kortmann, huisarts in Zoeterwoude, die de eerste prijs in de wacht sleepte met haar hartekreet ‘Ik ben tegen de vertrutting’. Zij heeft haar prijs, een GoPro HERO4 Silver outdoorvideocamera ter waarde van 400 euro, inmiddels overhandigd gekregen van de voorzitter van VPHuisartsen. Een paar vragen aan de winnares.
W
aarom deze hartekreet? Annelies Kortmann:‘Ik vind dat er op verschillende vlakken sprake is van vertrutting van ons vak. Ten eerste is er de overdaad aan regeltjes, procedures en protocollen. Het is goed dat je kritisch kijkt naar de processen in je eigen praktijk en daar verbeteringen voor bedenkt, maar door alle regels die daarvoor zijn opgesteld, schiet praktijkaccreditatie zijn doel ver voorbij. We moeten wel heel veel paperassen inleveren en protocollen opstellen die nooit iemand inkijkt. Zonde van de tijd en het geld. Ik doe daar als huisartsopleider braaf aan mee, maar wel met tegenzin. Ik vraag me af of alle lasten wel opwegen tegen de lusten, zowel financieel als qua tijd.’ En ten tweede? ‘Ik vind het ook een vorm van vertrutting dat we zoveel inhoudelijk werk bij ons weg laten halen. Op de HAP’s bepaalt de assistente via een computerprogramma dat er een ambulance uit moet rukken, terwijl dat vaak helemaal niet nodig is. Als iemand belt met pijn op de borst,
40
koorts en kortademigheid komt er uit het triagesysteem dat het een hartinfarct zou kunnen zijn. Dus is het U1 (hoogste spoed), dus wordt er een ambulance op afgestuurd. Ongeacht of de patiënt nu negentig jaar is met longontsteking of twintig jaar en gespannen door stress. Een computer kan dat niet beoordelen, een huisarts wel. De huisartsenopleidingen hebben in hun eerste jaar allemaal een peperdure cursus spoedeisende zorg, maar de meeste huisartsen in opleiding komen geen spoedgeval meer tegen op de HAP omdat voor alles de ambulance wordt gebeld. Dat vind ik echt heel truttig. Spoedhulp hoort gewoon bij ons vak.’ Is dat alles? ’Nee, ik vind het ook vertrutting dat we steeds meer defensief handelen. Toch maar een antibioticum geven, een foto laten maken of ouders met een ziek kind middenin de nacht langs laten komen, terwijl je weet dat het niet nodig is. Als je zeker weet dat het niet nodig is, moet je ook het lef hebben om dat te zeggen. Mensen geruststellen is juist een belangrijke kwaliteit van de huisarts.’
Weg met de vertrutting dus. Maar hoe moet het dan wel? ’Laten we er allemaal eens bij stilstaan of alles wat we hebben verzonnen echt wel nuttig en nodig is. Veel zorg die de huisarts levert is niet geschikt voor protocollen. Je kunt de standaard als leidraad gebruiken, maar verder is elke patiënt anders. Huisartsen houden daar rekening mee, een protocol niet. En wat de ambulances betreft: als ik vind dat de HAP onterecht een ambulance naar mijn patiënt gestuurd heeft, laat ik ze dat tegenwoordig weten. Dat is namelijk zonde van onze kunde en zonde van het geld. Als meer huisartsen dat doen, gaat er misschien iets veranderen. Laten we gewoon weer vertrouwen op ons eigen kunnen. Als wij dat niet doen, moeten we niet verwachten dat de buitenwereld dat wel doet!’ Wat vind je van VPHuisartsen? ‘Ik ben er heel erg van gecharmeerd. Ik heb het gevoel dat de LVH een beetje staat voor waar ik in de Babbelbox tegen geageerd heb, terwijl VPHuisartsen meer op mijn lijn zit, dus ik overweeg lid te worden van de club.’ •
Foto: © NFP Photography - Pieter Magielsen
COLUMN VPHUISARTSEN
Steun voor de praktijkhouder Wouter van den Berg, voorzitter VPHuisartsen
H
et is veel leuker om verslag te doen over iets dat je hebt gewonnen dan over een verlies dat je hebt moeten incasseren. Helaas, we kunnen er niet om heen: het beroep bij het CBb over de, in onze ogen te lage vergoeding voor het ondernemerschap van de praktijkhouder, heeft het niet gered. In 2014 heeft VPHuisartsen bezwaar gemaakt tegen de door de NZa in de beleidsregel beschreven onderbouwing van de arbeidskosten van de praktijkhouder. Ons bezwaar betrof met name de opplussing van de arbeidskosten ten opzichte van die van een Hidha met 9.822 euro voor het ondernemerschap van de huisarts. Naar ons oordeel, gebaseerd op onze meetweken, werkt de praktijkhouder meer uren en draagt in verschillende opzichten wezenlijk andere en grotere verantwoordelijkheden dan een zelfstandig waarnemer of Hidha die in de praktijk werkzaam is. Dat verschil wordt niet goedgemaakt door ruim 9.800 bruto euro’s die de praktijkhouder voor deze inspanningen door de NZa worden toebedeeld. Dat ons bezwaar door de NZa als ongegrond werd afgedaan vonden wij niet zo bijzonder maar het stelde wel teleur dat ook het CBb ons geen gelijk gaf ten aanzien van dit punt. Het tijdsbestedingonderzoek van het Nivel (H&W 2016:4 blz 150-155) bevestigt nog eens de verschillen. Per fte werkt een praktijkhouder 60,5 uur versus een Hidha 49,9 uur. Het verschil met waarnemers is zelfs nog wat groter. Daarnaast is er een tweede punt. We weten dat praktijkhouders in de afgelopen jaren meer omzet genereren in hun praktijk maar dat de winst uit onderneming desondanks daalt (CBS inkomenscijfers). Dit is slechts mogelijk als de kosten bovenmatig stijgen en dat is precies wat er gebeurt. Dit betekent niet meer of minder dan dat praktijkhouders binnen de huidige bekostigingssystematiek ondernemersrisico lopen. Dat dit zo is weten alle huisartsen die een goed inzicht hebben in hun cijfers over 2015. Alle reden om de vergoeding voor het ondernemerschap, met een andere onderbouwing, nog eens te bespreken bij de NZa en zo nodig het CBb. Bij ongewijzigd beleid wil er straks immers niemand meer praktijkhouder zijn. •
41
‘ We moeten echt uit het wantrouwen komen’ Anderhalvelijnszorg volgens Ron Cator
Je eigen huisartsenpraktijk opgeven voor een baan in het ziekenhuis, dat doet je niet zomaar. Maar Ron Cator deed dat wel en is nu coördinator eerstelijnssamenwerking in het Martini Ziekenhuis. Zijn missie: de samenwerking tussen eerste- en tweedelijn verbeteren. Tekst: Petra Pronk • Foto’s: Martini Ziekenhuis
N
a twintig jaar eigen praktijk begon het bij huisarts Ron Cator vier jaar geleden te kriebelen. Hij begon zich steeds meer te ergeren aan de omgeving waarin hij moest werken: de bureaucratie, de regeltjes, de formulieren. ‘Als praktijkhouder moet je ongelofelijk veel. Als je niet oppast, houdt dat je af van je corebusiness,
namelijk de zorg voor je patiënten. Bijvoorbeeld de begeleiding van sterfbedden kwam in de knel met de verbeterplannen die nog niet klaar waren en de functioneringsgesprekken. Ik denk dat veel collega’s dit zullen herkennen. Dat kun je alleen oplossen door harder te werken, maar dat had ik al vaak gedaan. De liefde voor mijn vak heeft me aan mijn stoel ge-
@DeSpeld Obama vraagt Apple om Guantánamo-gevangenen in de cloud op te slaan
42
spijkerd. Ik wilde gewoon huisarts blijven, maar ik moest wel heel veel investeren om op die stoel te blijven zitten in een werkomgeving die me paste.’ Dus droeg hij zijn praktijk over en stelde zichzelf de vraag: wat wil ik? Het antwoord: de samenwerking tussen huisartsen en ziekenhuizen op een hoger plan tillen en daarmee de zorg in de regio consolideren en waar mogelijk verbeteren. Dat legde hij neer in een visiedocument dat hij rondstuurde, en tot zijn verrassing werd hij uitgenodigd door het Martini Ziekenhuis in Groningen om te bespreken wat hij voor het ziekenhuis
zou kunnen betekenen. Hij werd coördinator eerstelijnssamenwerking. Zijn opdracht: het vestigen van een huisartsenpost op het Martiniterrein, het verbeteren van relatiebeheer en nascholing en het schrijven van een visie op anderhalvelijnszorg en het opstarten van anderhalvelijnsprojecten. ‘Erg leuk’, zegt Cator enthousiast. ‘Ik mag me als adviseur overal mee bemoeien, zowel zorginhoudelijk als met ICT, nascholing of de koers van het ziekenhuis.’
Samenwerken
Het verbeteren van de contacten tussen eerste- en tweedelijn ligt hem na aan het hart. ‘Door kwaliteitsslagen zoals protocolleren, registreren en accrediteren hebben we zeker winst geboekt. De zorg is er op onderdelen beter van geworden, maar het is mij duidelijk dat we over het optimum heen zijn. De winst die nu nog geboekt kan worden ligt op een ander terrein: op het vlak van samenwerking. Het is nu: ‘ieder voor zich.’ We zijn allemaal als solospelers neergezet. Daardoor heeft elke beroepsgroep zijn eigen processen en zijn eigen business case. Dat komt de zorg niet ten goede. We moeten als zorgaanbieders meer samenwerken. En als we daarmee de Autoriteit Consument & Markt tegenkomen, dan moet dat maar. We opereren in een ingewikkelde wereld met veel tegenkrachten en strijdige belangen. Het is goed om elkaars belangen in ogenschouw te nemen en elkaar wat te gunnen. We moeten echt uit het wantrouwen komen. We zijn allemaal dokter geworden omdat we mensen willen helpen.’
Projecten
Er lopen in het Martini allerlei concrete projecten. Neem het Zorgverlenersportaal waarmee huisartsen in hun HIS via ZorgDomein zonder ingewikkelde inlogprocedures in het Martini Ziekenhuis kunnen kijken naar uitslagen van hun patiënten, van labgegevens tot foto’s. ‘Je hoeft als huisarts niet meer te wachten op de ontslagbrief van de specialist. Dat is goed voor de continuïteit van het dossier. Ook de eerste substitutie naar de eerstelijn van patiënten met boezemfibrilleren is een feit. Hiervoor zijn in de regio samenwerkingsafspraken gemaakt met huisartsen. ‘Het professionaliseren van transmurale zorg is een mes dat aan veel kanten snijdt.’ De grote winst voor het
Ron Cator
ziekenhuis als organisatie is volgens Cator de inspraak en het meedenken bij de veranderingen. ‘Substitutie naar de eerste lijn is een tendens die doorzet. Dan kun je maar beter meedenken over hoe je dat vorm wilt geven in plaats van over twee jaar geconfronteerd te worden met plannen waar je niet blij mee bent. Als je weet dat op de hartpoli minder personeel nodig is doordat mensen afvloeien naar de eerstelijn, kun je daar als organisatie op sturen.’ Ook de huisarts profiteert. ‘Zorg dichterbij huis is vaak beter voor je patiënten, en je levert als huisarts completere integrale zorg. En als het geld voor die zorg dan ook nog eens volgt, kun je daar hulptroepen voor aannemen.’
Toekomst
De toekomst van de huisartsenzorg is volgens Cator nauw verbonden met het ziekenhuis. ‘De zorg is inhoudelijk complex en breed geworden. Je kunt als huisarts bijna niet meer genoeg van alles weten. De anderhalvelijnstrajecten zoals teleconsultatie zijn bedoeld om de huisarts te steunen in zijn poortwachtersrol. Er zullen steeds meer mengvormen komen. Binnenkort is even skypen om je patiënt bij te staan in een ingewikkeld gesprek met de oncoloog, heel normaal.’ Ander-
halvelijnszorg biedt artsen ook de mogelijkheid om zich binnen hun zorggroep of in de regio te specialiseren tot gesprekpartner voor de tweedelijn op een bepaald onderwerp. Maar: ‘Een huisartsenpraktijk mag geen klein ziekenhuis worden’, waarschuwt Cator. ‘We moeten het eerstelijns denken blijven koesteren. De huisarts moet wel generalist blijven.’ • Vormen van anderhalvelijnszorg Ron Cator definieerde vier vormen van anderhalvelijnszorg: 1 Substitutie van zorg (doelmatiger naar en uit het ziekenhuis) 2 Tussendokter vanuit het ziekenhuis (meekijkconsulten door specialisten) 3 Tussendokter vanuit de huisartsenpraktijk (de huisarts verwijst patiënten met een bepaald ziektebeeld eerst naar een “huisartsplus” die gespecialiseerd is in dat ziektebeeld) 4 Teleconsultatie
Petra Pronk, journalist
43
BOEKBESPREKING
De val van mijn moeder De val van mijn moeder. Een reconstructie van een gebeurtenis in 60 brokstukken is een hilarisch maar ook wat schurend boek. Het is gebaseerd op een waargebeurd verhaal, waarbij Joost Beekman, het alter ego van de schrijver, de lotgevallen van zijn licht dementerende moeder beschrijft nadat ze bij een val haar arm breekt. Recensie: Herman Suichies • Auteur boek: Ernst Timmer
I
n zestig hoofdstukken beschrijft de auteur Ernst Timmer met scherpe pen de achteruitgang van zijn moeder, en passant terugblikkend op haar leven en zijn eigen leven. In die korte hoofdstukken wordt vaak pijnlijk duidelijk hoe ons zorgstelsel er voor een bejaarde met geheugenverlies uitziet. Haar reis door ziekenhuis en revalidatieoord, met vijf verhuizingen in twee maanden tijd, leest lekker en herkenbaar weg. De grote verzameling hulpverleners, van arts-assistent tot zorgmanager tot maatschappelijk werker tot evv-er (eerstverantwoordelijke verpleging of verzorging) in het revalida-
44
tieoord zijn zeer herkenbaar voor iemand die in de zorg werkt. Het boek zou eigenlijk verplichte kost moeten zijn voor elke opleiding in de zorg. Want niet alleen de werkers in de zorg maar ook de organisatie van de zorg zelf wordt soms genadeloos door de schrijver gefileerd. En dat schrijnt. Als haar zoon in het ziekenhuis geconfronteerd wordt met zijn moeder die ineens een luier draagt en op zoek gaat naar een verpleegster ontspint zich de volgende discussie: “Kunnen we u helpen? Waarom heeft mijn moeder een luier om? Mijn moeder is zindelijk. Maar uw moeder mag niet zelf naar de wc lo-
pen. Ze is valgevaarlijk. Valgevaarlijk, dat was het probleem. Mijn moeder moest in haar luier plassen in plaats van opstaan en naar de wc lopen. Ze kan jullie toch roepen om te helpen? Dan moet ze op het knopje drukken. Maar uw moeder drukt niet op het knopje, dat vergeet ze steeds. Mijn moeder drukte niet op het knopje en omdat ze niet op het knopje drukte leerden de verzorgsters haar nu in de luier te plassen. Jullie zouden ook af en toe kunnen vragen of mijn moeder moet plassen. Weet u hoe druk we het hebben? Ik erkende dat ik dat niet wist. Maar zei ik, als mijn moeder naar de wc moet, gaat ze gewoon, luier of geen luier, knopje of geen knopje. Als jullie wil-
len dat ze niet valt moet je op tijd naar haar toegaan en vragen of ze naar de wc moet. Doen jullie dat niet, dan gaat ze echt niet in haar luier plassen. Ze heeft nog nooit van haar leven in een luier geplast. Dat gaat ze echt niet doen. Een van de twee verzorgsters, die tot nu toe haar mond had gehouden, zei, uw moeder heeft gisteren wel in haar broek geplast, daarom heeft ze nu een luier. Ze drukte haar peuk uit en liep weg. We hadden haar rookpauze verpest.” Het boek staat vol met dit soort schurende zaken. Als besproken wordt dat het misschien handig zou zijn om moeder, die soms verdwaalt, een gps zendertje te geven, dan stuit dat op moeilijkheden.
Het past niet bij de doelgroep waar ze nu inzit. Het valt onder Middelen en Maatregelen en wordt gerekend tot een vorm van vrijheidsbeperking die hier niet wordt toegepast. Dat moeder juist wat meer vrijheid wordt verleend door zo’n apparaat, hebben de regels niet in voorzien. En als zoonlief voor moeder in haar nieuw gewitte appartement wat schilderijtjes wil ophangen om zich meer thuis te voelen, dan kan dat niet zomaar. Daar gaat de technische dienst over en dat loopt via een aanvraagformulier en kan wel even duren. En wat te denken van het valoverleg, wat er voor zorgt dat de in-
richting van de kamer moet veranderen. Er mag niet teveel gevallen worden want bij de kwaliteitsmeting wordt het aantal valincidenten gemeten. De zoon is ornitholoog en in het laatste hoofdstuk bestudeert hij een zwerm spreeuwen met een sperwer, een mooie metafoor voor de zorg. Wat brengt de spreeuwen ertoe mee te bewegen en niet te botsen. Wat vinden ze fijn aan die nutteloze energieverspilling. Meebewegen is het devies van de spreeuwen in zo’n zwerm. Waarschijnlijk peuzelt de sperwer de spreeuw op die daar niet zo bedreven in was. •
45
COLOFON
Jaargang 3
MedZ is een uitgave van VPHuisartsen, Medichain en APPR. De redactionele inhoud verwoordt niet nood zakelijk de standpunten van een van de uitgevende partijen, noch nemen zij verantwoordelijkheid voor de inhoud van redactionele artikelen. www.vphuisartsen.nl www.medichain.nl www.appr.nl Redactieadres APPR t.a.v. Anya Vos Postbus 5135, 1410 AC Naarden Telefoon: (035) 694 28 78 e-mail: anya@appr.nl
Op de website van VPHuisartsen In elke editie van MedZ de leukste en informatieve video’s op de website van VPHuisartsen. Scan de QR-code met uw telefoon of tablet, of ga naar de website.
Opperste concentratie bij het evenwicht van één veertje www.flixxy.com/the-incredible-power-of-concen tration-miyoko-shida.htm#.VwYkfmjI2Jo.email
Hoofdredactie Herman Suichies, e-mail: herman@suichies.com
Een zeer verrassend schilderij
Eindredactie Anya Vos, telefoon: (035) 694 28 78, e-mail: anya@appr.nl
youtu.be/U6vSwRHYOSo
Redactieadviesraad Bob van Heukelom, Petra Pronk, Rinske van de Goor, Hans Nobel.
Je begrijpt niet hoe ze het kunnen filmen
Vormgeving Merit op de Dijk (art direction) Druk Ten Brink, Meppel Advertentieverkoop Herman Wessels, telefoon: (035) 694 28 78, e-mail: herman@appr.nl Verspreiding en abonneren MedZ wordt in een oplage van 5.170 exemplaren verspreid onder de leden van VPHuisartsen en andere huisartsenpraktijken in Nederland. Neemt u voor meer informatie over abonneren contact op met VPHuisartsen: www.vphuisartsen.nl.
youtu.be/TjLCJKoot4U
Een must see voor zorgverleners, Andries Baart
youtu.be/_l0ACepi_Lo
Verschijningsfrequentie 6 maal per jaar Auteursrecht Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van APPR mag niets uit deze uitgave openbaar worden gemaakt of op welke wijze dan ook vermenigvuldigd. Lidmaatschap Informatie over lid worden en uw lidmaatschap van VPHuisartsen kunt u vinden op www.vphuisartsen.nl.
46
Uit toren C, te grote schaamlippen?
youtu.be/9H3tbbddrXs
MONSTER MEUBEL B.V. MAATWERK VOOR HET INRICHTEN VAN PRAKTIJK PROJEKT PARTICULIER
Strickledeweg 82, Rotterdam T: 010-4371788 WWW.MONSTERMEUBEL.NL
Van Der Schoot
Architecten
bv Bna SchijnDel
Al 35 jaar gespecialiseerd!
Iedereen kan door
Parkinson getroffen worden
sms ‘GIFT’ naar 4411 en doneer 3 euro voor cruciaal onderzoek
bouwen | verbouwen | bouwmanagement | advies | ontwerp | exterieur | interieur Van der Schoot architecten is al vijfendertig jaar gespecialiseerd in huisartsenpraktijken, Gezondheidscentra, ahoeD en apotheek(houdend).
hUiSArtSBeUrS 2016 Ontmoet ons op onze stand nr. 07BV c061
www.parkinsonfonds.nl
De grootste financier van wetenschappelijk onderzoek naar de ziekte van Parkinson.
neem contact op met ir. Gijs jan van der Schoot Info@vanderschootarchitecten.nl T + 31 (0)73 54 93 841
www.vanderschootarchitecten.nl
SysToe®
We kunnen de conditie van een ei niet voelen. Toch meten we dagelijks enkeldrukken voor PAV diagnostiek door het comprimeren van veelal sterk verkalkte enkel-arteriën. Hierdoor bestaat een reëel gevaar voor onderdiagnostiek in de groep met het hoogste risico (ouderen, DM). Het meten van teendruk biedt een goede oplossing.
SysToe is een handzame, zeer goed gevalideerde automatische teendrukmeter die het vaatonderzoek maakt tot een betrouwbare, eenvoudige en reproduceerbare routine.
SysToe teendruk betrouwbaar en eenvoudig
www.luxmedical.nl
Migraine
Cefaly: uw advies als medicatie het niet is Met 15% prevalentie is migraine bij de huisarts een van de meest voorkomende klachten. Helaas werkt de standaard aanvalsbehandeling (paracetamol, NSAID of triptanen) vaak niet door bijwerkingen of overgebruik. Als evidence-based alternatief of aanvulling is uitwendige neurostimulatie te overwegen als profylaxe alsook pijnbestrijding. Deze methode kent geen bijwerkingen en is bewezen effectief en veilig.
Cefaly is een lichtgewicht neurostimulator die over een electrode op het voorhoofd wordt geplaatst. Gebruik als profylaxe is 20 min/dag. Cefaly is vrij verkrijgbaar en kan eenvoudig door de patient op proef worden gehuurd via www.cefaly.nl De behandelwijze wordt ingezet in 21 Nederlandse hoofdpijncentra en kent wereldwijd 200.000 gebruikers.
www.cefaly.nl