Cahier #2 Wonen
Verslaglegging van de activiteiten in het inspiratietraject Wonen.
1
2
INHOUD Inleiding
5
HET PATRIMONIUM VAN DE TURNHOUTSE SCHOOL ALS GANGMAKER VOOR HET WONEN IN DE TOEKOMST? Edith Wouters 6 VERSLAG: excursie woonomgevingen in Turnhout en Tilburg
17
Woonomgevingen Tilburg Woonomgevingen Turnhout
18 20
Verslag door Nederlandse bril: Grenzeloos meesterschap; over de stimulans van de milde beperking en het poldermodel als exportproduct. Berny van de Donk
22
Verslag door belgische bril: Over de zoektocht naar een evenwicht tussen eenheid en diversiteit en de toenadering tussen Vlamingen en Nederlanders. Eva Heuts 28 Reacties van de deelnemers
BeeldESSAY: aan de andere kant
34
Paul D’Haese, met een reflectie door Joep Gosen
36
VERSLAG: geWOONtebreker wonen in de toekomst Soetkin Goris (Tri.zone)
58
Colofon
66
Inleiding Tekst: Edith Wouters en Evelien Pieters
AR-TUR, het centrum voor architectuur, stedelijkheid en landschap in de Kempen, voerde in 2014 enkele inspiratietrajecten uit rond thema’s als wonen, landschap, opdrachtgeverschap en duurzaamheid. Dit cahier brengt verslag uit van het inspiratietraject wonen, met activiteiten die een blik wierpen op bestaande en toekomstige woonomgevingen in de regio. Einde 2013 organiseerden we samen met architectuurcentrum CAST uit Tilburg een excursie langs drie woonomgevingen aan weerszijden van de grens. Zo wisselden we kennis uit over aspecten van collectieve woningbouw, over het handhavingsbeleid bij lintbebouwing en over woonwijken met wat de Nederlanders ‘particulier opdrachtgeverschap’ of ‘zelfbouw’ noemen. We vroegen daarom een Nederlands en een Vlaams verslaggever om hun kijk op de bezochte woonomgevingen met ons te delen. De excursie toonde verbazende tegenstellingen, maar ook meer overeenkomsten dan menigeen vooraf dacht. AR-TUR en CAST gaven fotograaf Paul D’Haese de opdracht dezelfde Tilburgse en Turnhoutse woonomgevingen op zijn eigen wijze in beeld te brengen. Zijn verbeeldingen nodigen ons uit om beter te kijken. Ze komen los van hun context en vormen voer voor meer abstracte reflecties door een Nederlands-Belgisch observator. Eind november 2014 tonen we deze foto’s in een pop-up expo in Turnhout. Een weekend lang nestelt AR-TUR zich in een woning in de Parkwijk. Deze sociale woonwijk met bijzondere architectuur van de Turnhoutse School is een van de locaties die Paul D’Haese fotografeerde. Ook presenteren we dit cahier en een architectuurkaart Wonen in de Kempen, en gaan we rond de keukentafel in gesprek met bewoners en professionals. De locatie in de Parkwijk sluit mooi aan bij de herneming van een deel van de prestigieuze tentoonstelling uit 2012 over de architectuur van de Turnhoutse School. In september 2014 was
aan de Technische Universiteit in Eindhoven een vernieuwde versie van de tentoonstelling te zien. De woningen van de Turnhoutse School, zowel het huiselijke modernisme van de eengezinswoningen als de collectieve aspecten van de sociale woonprojecten, kunnen immers inspireren voor hedendaagse, toekomstbestendige woonomgevingen in Vlaanderen en Nederland. Maar ook de renovatie van de architectuur van de Turnhoutse School dient nader te worden onderzocht. Bij de pop-up tentoonstelling in Tilburg enkele weekends later praat CAST verder om nuance te brengen in het debat over het verschil tussen de Nederlandse en Vlaamse visies op woningbouw. CAST nodigt twee architecten uit: van beide zijden van de grens één. Allebei hebben ze ervaring met het werken in Nederland en Vlaanderen. In gesprek met elkaar en het publiek reflecteren zij op de verschillen en de overeenkomsten. En dan was er meer lokaal nog het deeltraject GeWOONtebreker, waarin we samen met bewoners en vakmensen op zoek gingen naar uitgangspunten voor toekomstige woonvormen, die kansen bieden om meer mensen te huisvesten, en dit met behoud van open ruimte en met aandacht voor aspecten als woonkwaliteit, betaalbaarheid, mobiliteit en energie. Dit traject kwam tot stand op initiatief van de cultuurdienst van de gemeente Beerse, en in samenwerking met de Stadsregio Turnhout, Tri.zone en AR-TUR. Het traject resulteert in enkele principes en een heleboel ideeën en inzichten om wonen in de toekomst anders te benaderen. AR-TUR blijft het denken over de toekomst van wonen en collectieve woonvormen ook de volgende jaren aanjagen in de Kempen. Ondertussen zetten we samen met de Stadsregio Turnhout concrete stappen om, met GeWOONtebreker als uitgangspunt, vanaf 2015 het woonbeleid in de regio hierop af te stemmen. Dit cahier toont alvast een tussenstand en nodigt ook u uit om mee te werken aan een blijvend aangename woonomgeving. << 5
HET PATRIMONIUM VAN DE TURNHOUTSE SCHOOL ALS GANGMAKER VOOR HET WONEN IN DE TOEKOMST? AR-TUR hernam in het najaar van 2014 in de TU Eindhoven een deel van de originele tentoonstelling die AR-TUR eerder al in 2012 samen met het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen realiseerde over de architectuur van de Turnhoutse School. Rond Turnhout realiseerden Paul Neefs, Atelier Vanhout & Schellekens en het bureau van Lou Jansen en Rudi Schiltz in de golden sixties architectuur die tot het beste in Vlaanderen wordt gerekend uit die periode. Hun werk staat bekend als de Turnhoutse School. Als docenten leidden ze in Antwerpen meerdere generaties architecten op, en promootten ze elk hun versie van een kritisch regionalisme. Ze ontwierpen verzorgde en huiselijke woningen, en realiseerden in teamwerk projecten als cultuurhuis de Warande en de Parkwijk. De tentoonstelling in Eindhoven toonde naast een selectie van 18 individuele woningen ook de sociale woonwijken van de Turnhoutse School. Eens te meer blijft het patrimonium van de Turnhoutse School interesse opwekken, omdat het tot vandaag boeiende inzichten biedt met betrekking tot kwalitatief wonen, en dit zowel op het vlak van de individuele woning, als op het vlak van collectief wonen. Tekst: Edith Wouters
6
28 08 de turnhoutse school huiselijk modernisme 1960-1972
dinsdag 09 september lezing koen van bockstal (bulk architecten) 19.00 uur, trappenzaal vertigo
casa vertigo Š 2014
tu eindhoven, faculteit bouwkunde plaza vertigo, de wielen 1, eindhoven geopend van ma tm vr 9.00 tot 18.00 uur
09 10
7
Woning in Nijlen, BULK architecten.
Aandacht voor métier en materialisatie Naar aanleiding van de tentoonstelling in Eindhoven vroeg AR-TUR aan architect Koen Van Bockstal van BULK architecten om een lezing te verzorgen over de invloed van de architectuur van de Turnhoutse School op het werk van de volgende generaties architecten. Hij kent de architectuur van de Turnhoutse School bijzonder goed door ze te beleven in de woningen van kennissen en vrienden tijdens zijn jeugd in de Kempen. Tijdens zijn architectuuropleiding in Antwerpen kreeg hij bovendien les van zowel Paul Schellekens, Paul Neefs als Lou Jansen. Koen vertelt er het volgende over: “Deze architecten, die vandaag als protagonisten van de Turnhoutse school worden genoemd, promootten elk hun versie van een kritisch regionalisme en waren op hun manier bijzonder bevlogen docenten. Hoewel ze hun onderlinge overeenkomsten zoveel mogelijk ontkenden, was er alleszins iets dat hen in de ogen van hun studenten verbond: ze waren de laatste echte modernisten. De laatste laatmodernisten. Hun pedagogisch model bestond uit een allegaartje van voorbeelden, invloeden en rijke ervaringen, die ze opbouwden door hun langdurig lesgeven, dankzij een grote empathische bevlogenheid en betrokkenheid en door hun vele reizen (Schellekens had met Hertzberger en Aldo Van Eyck contact gehad, Lou Janssen en Paul Neefs hadden zelfs Gropius ontmoet en waren op het bureau van Mies geweest!) . Helden! Het grotendeels functionalistisch discours werd aangevuld met anekdotes, met buikgevoel, met tjokvolle programma’s op studiereis. 8
Daarin werden voornamelijk iconografische gebouwen van de 20ste eeuw bezocht en scherp beoordeeld. Als instrumenten hanteerden ze een allegaartje van fascinaties, van het ‘negen-vierkantenrooster’ van John Hejduk tot de dienende en bediende ruimtes van Kahn. De belangrijkste tekening was het grondplan, de vorm diende de functie. Toch waren ze niet ongevoelig voor tendensen, de laatste laatmodernisten. Team X was zowat hun laatste kapstok en in hun relatie met de stad stamden ze nog van voor Rossi (die we overigens toen een ouwe zeur vonden). Bovendien zorgde het grotendeels ontbreken van een discursieve laag aan hun werk, dat er in de academische kringen van de golden sixties wat meewarig over hun werk werd gedaan. Geert Bekaert citeert – in zijn naslagwerk Hedendaagse Architectuur in België van 1995 - André Jacqmain die het heeft over “het amateurisme van een generatie die te snel wilde verleiden” of Renaat Braem die stelt dat “deze gebouwen tonen hoe men met talent dwaalwegen kan bewandelen”. Bekaert zelf besteedt ook maar terloops aandacht aan hun werk. De Turnhoutse school kneedde in Antwerpen desondanks meerdere generaties inmiddels relevante architecten. In hun taaiheid en weerbarstigheid, bouwden ze bij hun studenten een vertragingsmechanisme in en legden ze de kiem voor de aandacht voor het métier en materialisatie, dat veel Antwerpse bureaus en in extenso de huidige Vlaamse generatie deels kenmerkt. Als bezorgde behoeders van echtheid, die ze met een bijna religieuze bevlogenheid verdedigden, wantrouwden ze het discours van het deconstructivisme en waarschuwden ze voor het snelle gewin van de hype, die later Superdutch zou heten. Ze apprecieerden de branie
ervan, maar vreesden de vluchtigheid. Ze hadden niet helemaal ongelijk. De combinatie van ‘gedurfd maar degelijk’ genoot bij hen de voorkeur. Radicaliteit heeft sinds hen een andere betekenis voor ons. Het is de grondige liefde voor een vak, voor een vakgebied en voor de resultaten van intens doordenken en hard werk. Het is het ‘bijna niks’, de meest complexe eenvoud denkbaar. We hadden vele belangrijke leermeesters, maar de invloed van deze tot op heden relatief onbekende taaie rakkers, die ons maatschappelijk bevlogen architectuur en intensive care bijbrachten, blijft hoe langer hoe moeilijker te ontkennen… ‘Amateur’ betekent tenslotte ook liefhebber. “ Tot op heden worden studenten van de Antwerpse architectuuropleiding jaarlijks via onder meer een studietrip ingewijd in de geheimen van de Turnhoutse School. En zo zou het werk van onder meer ook META architectuur, B-architecten, BULK, Cluster, DMT-architecten, … volgens Koen ook wel eens schatplichtig kunnen zijn aan dat van de Turnhoutse School. BULK realiseerde zelf recent enkele hedendaagse vrijstaande woningen, waarbij de architecten expliciet refereren aan de architectuur van de Turnhoutse School1. Nostalgie naar zijn jeugd? Liefdevol weidde Koen uit over het scenografische parcours van een van de “gaafste brutalistische woningen” – het atelier en woning van Carli Vanhout, die hij via de familie van zijn eerste jeugdliefde leerde kennen – dat gaandeweg de privacy opvoert, over doorzichten en misbaksels van baksteen, over de textuur van het in situ gegoten beton en de ontdekking van de betonnen haard, evenzovele zaken die geborgenheid creëren. Andere woningen van Lou Jansen en Paul Schellekens waarmee hij later in contact kwam lieten dit zaadje verder kiemen. De woning Maïs bijvoorbeeld van de hand van Paul Schellekens, die door de bijna naïeve goodwill van de bewoners zo’n spannend materiaalgebruik en uitzonderlijke relatie tussen binnen en buiten kon realiseren.
De architectuur van Lou Jansen staat daar bijna haaks tegenover, en gaat uit van een basisschema dat een houvast biedt om niet verloren te lopen in de complexiteit van het ontwerpproces. Dit totaalbeeld wordt omgezet in vorm. Na de gevonden vorm wordt deze vertaald in een materiaal dat best de vorm onderlijnt of vice versa.2
Woning Van Rompay, Lou Jansen.
Woning Maïs, Paul Schellekens. Foto: Yves De Bont. 1 Zie ‘Architectuurkaart Wonen 2004-2014’, een productie van AR-TUR: project 22, SAN10 in Nijlen van de hand van BULK architecten. 2 De Bont, Yves, ‘Lou Jansen – Rudi Schiltz’, in: Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012. p. 117.
9
De woning die BULK architecten in Nijlen realiseerde, is een bewuste ode aan de Turnhoutse School, en werd – zoals zovele woningen toen – gebouwd voor een dokter. De woning is opgebouwd in een negen-vierkantenrooster, met een referentie naar de schema’s van Lou Jansen, en met een centraal hart, zoals dat van de woning Maïs. Zo is de woning deels gebaseerd op aspecten van het werk van Lou Jansen, en deels op dat van Paul Schellekens. Uiteraard is de bebouwbare oppervlakte beperkter dan de mogelijkheden in de jaren 1960, en maakt de aandacht voor koudebruggen het niet meer mogelijk om bijvoorbeeld de betonbalken van binnen naar buiten te doen lopen.
Woning in Nijlen, BULK architecten.
Woning in Nijlen, BULK architecten.
10
Woning Pleysier-Dries, Paul Neefs. Foto: Lander Loeckx.
De vrijstaande woning – nog steeds een belangrijk deel in de opdrachtenportefeuille van een groot aantal architecten – wordt in de vakliteratuur al lang verguisd, maar is nog altijd niet teruggedrongen. Integendeel: voor architecten blijft het de ultieme kans om hun vakmanschap tentoon te spreiden. Zo blijkt ook uit de inzendingen naar aanleiding van de oproep naar woonprojecten in de regio, die AR-TUR recent lanceerde, voor de architectuurkaart wonen, of uit recente architectuurtentoonstellingen en -publicaties. Ook de recente tentoonstelling ‘De Nieuwe Nuchterheid’ – een productie van Architectuurwijzer in C-Mine in Genk – greep terug naar de architecturale kwaliteiten van enkele bijzondere hedendaagse woningen tussen stad en platteland. Het gaat over “huizen die er op het eerste gezicht normaal uitzien, maar allesbehalve gewoon zijn. Interieurs met respect voor het verleden, die er toch hedendaags uitzien. Lage plafonds, maar dan in beton. Eenvoudig ingerichte kamers, maar met verschillende hoogtes en op tussenverdiepingen. Bakstenen muren, ook binnen. Een vorm van huiselijkheid die tegelijk Vlaams én eigenwijs aanvoelt.”3 Nieuwe Nuchterheid, of déjà vu? De beschrijving gaat even goed op voor de vele woningen die de architecten van de Turnhoutse School zo’n 40 tot 50 jaar geleden al tot stand brachten. Neem nu het perceel dat schrijver Leo Pleysier en zijn vrouw hadden geërfd, en dat vooraan slechts 7 meter breed was en achteraan 25 meter, en waar geen klassieke woning op kon worden gebouwd. In een tijd waarin de percelen nog royaal van afmetingen waren, was de architectuur van Paul Neefs met zijn plastische plattegronden en opstanden een voorloper van de kunde die heden ten dage nodig blijkt voor het bouwen op vaak moeilijke restpercelen. Neefs toonde Pleysier een aantal van zijn realisaties, waaronder een woning waarvan de voorgevel slechts uit één
Woning Pleysier-Dries, Paul Neefs.
lijn bestond waarin twee gevels onder vijfenveertig graden samenkwamen. Behoorlijk eigenzinnig voor die tijd! Neefs ontwierp dan de woning Pleysier als een intelligente compositie van kleine kamers met variërende hoogten, die zo in elkaar geschakeld zijn dat er via oordeelkundige vides en doorkijken een enorme ruimtewerking ontstaat en overal voldoende daglicht binnenvalt. Leo Pleysier vertelt dat hij nog elke morgen, bij het ontwaken, opgewekt wordt door zijn huis. Het lijnenspel binnenin ervaart hij als heel nadrukkelijk, als plezierig dwingend, terwijl hij de buitenkant typeert als ‘onnadrukkelijk’ omdat het huis zich helemaal niet opdringt naar de straat of de concurrentie met de buren aangaat.4 Helsen, Veerle, 'Normaal is het nieuwe speciaal', in: Weekend Knack, 01/10/2014, over de tentoonstelling 'De Nieuwe Nuchterheid' in C-Mine, Genk, zomer 2014.
3
De Vos, Els, Modern en toch gezellig: drie interacties tussen architect en bouwheer, in: Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012.
4
11
In de woning van den Nieuwenhuyzen uit 1965 van de hand van Carli Vanhout en Paul Schellekens zijn in het interieur ruwe materialen toegepast: bakstenen wanden, betonnen plafonds, teakhouten kastenwanden. Behalve het gevoel van menselijkheid en bescherming dat ze uitstralen, halen de bouwheren er de praktische voordelen van aan: dat ze nooit muren en plafonds moesten schilderen en dat de kinderen er vrijelijk konden ravotten. Ook de familie Van Nieuwenhuyzen koos daarmee resoluut voor het moderne: “Als we van deze tijd zijn, moet je niet iets bouwen wat ze vroeger bouwden. Een fermetje, dat is verleden tijd […] Ge moet niet proberen na te bouwen wat er al staat, maar ge moet iets voor de tijd brengen.”5 Een mooie visie die evenzo in de praktijk zou moeten worden gebracht in deze tijd, waar het zoeken is naar een manier van wonen die minder druk legt op het grondgebruik.6 Hoewel we ook daar al voorbeelden van vinden ten tijde van de Turnhoutse School. 5 De Vos, Els, Modern en toch gezellig: drie interacties tussen architect en bouwheer, in: Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012. 6
12
Zie ook tekst: GeWOONtebreker, verderop in dit cahier.
Woning Van den Nieuwenhuyzen, Vanhout & Schellekens. Foto’s: Lander Loeckx.
De ‘parkwijk’ als model voor toekomstbestendig wonen Yves De Bont7 noemt de sociale woonwijken die de architecten toen realiseerden echte ‘witte raven’ in het bebouwde landschap in Vlaanderen. Te midden van de uitgestrekte verkavelingen die het gebouwde resultaat vormen van de naoorlogse welvaartsstaat, zijn het zeldzame voorbeelden van architectonisch en stedenbouwkundig samenhangende gehelen. Wijken zoals de Rozenlaan in Gierle en de Parkwijk in Turnhout overstijgen met een collectieve groenaanleg ook het individuele wonen. Ze getuigen van een sociaal engagement dat modern bouwen niet beperkt tot luxueuze villa’s en landhuizen, maar dat de huisvesting van het ‘grote aantal’ als een uitdagende opgave ziet. Het is dan ook een typisch kenmerk van de tuinwijken van weleer om eenheid in de bebouwing en in de publieke ruimte na te streven. Iets dat de Belgen in de loop der tijd misschien een beetje verloren zijn?
Rozenlaan in Gierle. Foto: Lander Loeckx.
De bouwmaatschappij en de architecten stelden zich tot doel een volwaardige en homogene woonomgeving te ontwerpen, met collectieve voorzieningen. Daarvoor beriepen ze zich op moderne stedenbouwkundige concepten zoals de ‘buurteenheid’, de ‘mixed development’ en de ‘parkwijk’, die vanaf de jaren 1950 toepassing vonden in de sociale woningbouw. De volkswoning kon niet worden beschouwd als een afzonderlijke eenheid. Ze maakt deel uit van een geheel, namelijk de wijk, waarin zij wordt opgetrokken. Het begrip woning moest niet alleen het gezinsnest omvatten, maar het gehele milieu.8 Anders dan in de meeste parkwijken uit de jaren 1950 beschikken alle woningen over een kleine privétuin, met berging en een tuinmuur afgeschermd van de buren. De bouwmaatschappij wenste zo een moderne wijk te maken met een ‘volledige harmonische uitbouw van het leven in wijkverband en het intieme leven in het gezin; verder: ruimte, licht en lucht’.[...] Het definitieve plan van aanleg introduceerde ook de patiowoning als nieuwe typologie. Het idee van een totaalplan met een synthese tussen architectuur en landschapsontwerp bleef echter behouden. Ook de collectieve voorzieningen werden uitgevoerd. Daarmee is de Turnhoutse Parkwijk een van de weinige buurteenheden in Vlaanderen die daadwerkelijk als een samenhangende eenheid werd gerealiseerd.
Parkwijk in Turnhout. Foto: Lander Loeckx.
Voor nieuwe woonuitbreidingen grijpen architecten en bouwmaatschappijen tot op heden vaak terug naar de ‘parkwijk’ als een model dat het mogelijk maakt een relatief hoge dichtheid te combineren met privacy, lucht, licht en groen. Ze vormen aantrekkelijke alternatieven voor de gangbare verkavelingen, met meer aandacht voor de relatie tussen openbare, semiopenbare en private ruimten. En laat dat nu net de inzet zijn van het debat dat vandaag woedt omtrent het efficiënter inzetten van grondgebruik voor nieuwe woonprojecten. De Bont, Yves, Vijf wijken van de Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting, Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012.
7
Van Herck, Karina, Wonen in een park: de sociale woningbouw in de golden sixties, in: Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012.
8
13
De toekomst van het erfgoed van de Turnhoutse School De nu voorliggende opgave voor de collectieve woonwijken van weleer, en bij uitstek die van de Parkwijk, is echter immens: energievretende woningen mét behoud van hun monumentale waarde weer betaalbaar maken. Superisolerend dun glas en dakisolatie zijn door de bouwmaatschappij al eerder gewogen en te licht bevonden. Samen met nabijgelegen (markt)partijen zoekt men nog naar oplossingen via geothermie. Niet eenvoudig, wel een serieuze kans om het aangezicht van de woningen ongemoeid te laten, en om de Parkwijk klaar te stomen voor de toekomst, zodat het project een tweede maal een voortrekkersrol kan spelen. Ook de vele eengezinswoningen zijn aan renovatie toe, of werden al dan niet met succes aangepakt. De uitbreiding van de woning Van Rompay – oorspronkelijk van de hand van Lou Jansen – door architecten Nagels-Verbraeken met een centrale bovenbouw gaat uit van de oorspronkelijke geometrie in planen gevelopbouw. Net als in het oorspronkelijke ontwerp gaan ook zij uit van een buitenwandopbouw die aan vier zijden identiek is. Dit project toont aan dat andere behoeften van nieuwe gebruikers in een latere periode op een positieve wijze kunnen worden geïmplementeerd.
Woning Van Rompay, Lou Jansen en uitbreiding door Nagels en Verbraeken.
14
De renovatie van de wijk De Willaert, ofwel de Rozenwijk, in Tielen, een huisvestingsproject van 86 sociale woningen ontworpen door Paul Neefs in 1964, biedt een ander perspectief op de aanpak van verouderde woonwijken. De stedenbouwkundige oplossingen van Wauters en Neefs beoordelen we, zo’n 50 jaar na dato, niet zo gunstig: er werd geen rekening gehouden met de context, er is geen goede wegenhiërarchie en de publieke ruimte is niet goed georganiseerd. Bouwmaatschappij De Ark liet daarom een masterplan opmaken door Conix architecten, en een eerste rij van twee woningen wordt afgebroken en vervangen door 23 woongelegenheden met een diversiteit aan woningtypes. De twee woonensembles van Paul Neefs worden vervangen door vier hedendaagse woonensembles en bovendien aangevuld met een buurthuis.
De verschijningsvorm van de bakstenen volumes, uitgewerkt met details uit het baksteenmodernisme, zorgt voor het behoud van het architecturale karakter van de wijk. De herschikking van de wooneenheden met extra aandacht voor de sociale cohesie en de publieke ruimte in de wijk geeft een antwoord op de ambities van het masterplan om de bestaande sociale problematieken aan te pakken. Deze niet-spectaculaire voorbeelden van een goede aanpak van het collectieve patrimonium van de Turnhoutse School bieden alvast inspiratie voor nieuwe wooninbreidingen, die voorzien worden van duurzaamheidsmaatregelen en die ook op sociaal vlak de tand des tijds kunnen doorstaan. <<
De Rozenwijk in Tielen. Op de achtergrond nieuwe woongebouwen naar ontwerp van RE-ST architecten, terwijl op de voorgrond de noodzaak tot vernieuwing zichtbaar wordt. Beeld: RE-ST architecten.
Bronnen - De Vos, Els, Modern en toch gezellig: drie interacties tussen architect en bouwheer, in: Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012 - Gosen, Joep, Nieuw en nuchter, tekst naar aanleiding van de expo ‘Nieuwe Nuchterheid’, C-Mine, 2014 - Helsen, Veerle, ‘Normaal is het nieuwe speciaal’, in: Weekend Knack, 01/10/2014, over de tentoonstelling ‘De Nieuwe Nuchterheid’ in C-Mine, Genk, zomer 2014. - Van Herck, Karina, Wonen in een park: de sociale woningbouw in de golden sixties, in: Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus/AR-TUR, 2012 - De Bont, Yves, Vijf wijken van de Turnhoutse Maatschappij voor de Huisvesting, Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus AR-TUR, 2012 - Architectuurkaart Wonen, AR-TUR, 2014 - Architectuurkaart De Turnhoutse School, AR-TUR, 2014
15
BREDA Groeseind Koolhoven
TILBURG Linten Tilburg
ALPHEN
EINDHOVEN
RAVELS
BRECHT
EERSEL
Heizijdse Velden Meuletiende
TURNHOUT
ARENDONK
Parkwijk
MOL GEEL
16
Verslagen excursie woonomgevingen in Turnhout en Tilburg
De Vlaamse en Nederlandse bouwcultuur kennen grote verschillen. Onder druk van maatschappelijke uitdagingen zijn beide bouwpraktijken aan het veranderen. We lijken aan beide zijden van de grens naar elkaar toe te trekken in onze zoektocht naar meer of juist minder structuur, ten opzichte van meer of juist minder individuele vrijheid. Op 6 december 2013 bezochten AR-TUR (centrum voor architectuur, stedelijkheid en landschap in de Kempen) en CAST (centrum voor architectuur en stedenbouw Tilburg) typische en atypische woonprojecten in Turnhout en Tilburg. Een groep geïnteresseerden – Nederlanders en Vlamingen – reisde met ons mee. We gingen op zoek naar de lessen die we van elkaar kunnen leren. Daarbij nodigden we twee verslaggevers uit om ons te volgen: de ene met een achtergrond in de zo typische sociale woningbouwsector in Nederland, en de ander een Vlaams ruimtelijk planner. Beiden observeerden de dag door hun eigen bril. Hun relaas over de bezochte projecten leest u op de volgende pagina’s. 17
Woonomgevingen Tilburg Beeld: Willie-Jan Staps De tilburgse linten Tilburg is een stad die opgebouwd is uit een samensmelting van lintbebouwing. Deze oorspronkelijke straten met hun dynamische karakter en afwisselende bebouwing spelen nog steeds een belangrijke rol in het stedelijk weefsel. Recent stelde de Tilburgse gemeenteraad een nieuwe structuurvisie voor de Linten vast, met als doel het verbeteren van de economische positie, leefbaarheid en veiligheid van de historische linten. ď&#x192;
Koolhoven-west Deze wijk is een schoolvoorbeeld van het Nederlandse planmatige bouwen en een van de laatst gebouwde buurten van de grote uitbreidingswijk de Reeshof. De architectuur in de wijk is gebaseerd op een retrostijl uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Midden in de wijk is een deel van de kavels bestemd voor individuele bouwers. Het bouwen op deze kavels is gebonden aan vastgelegde ruimtelijke voorwaarden die moeten leiden tot een passend beeld. ď&#x192;˘
18
GROESEIND Een oude volkswijk heeft een grootschalige herstructurering ondergaan naar een stedenbouwkundig plan van De Zwarte Hond. Het project is een samenwerking van grote woningbouwcorporaties en de gemeente. De oude gebouwen zijn gesloopt en nieuwe woningen gebouwd naar ontwerp van verschillende architecten. Hierbij werden architecten voor het grootste deel van de woningen verplicht eenzelfde baksteen te gebruiken. Centraal in de wijk ligt een parkstrook.
19
Woonomgevingen Turnhout Heizijdse Velden Op dit nog grotendeels open gebied in het Noorden van Tilburg worden op termijn 2800 nieuwe woningen gebouwd. De drie nieuw te bouwen clusters en de al bestaande bebouwing zullen met elkaar verbonden worden door een groot landschapspark. De private ontwikkelaars zijn verplicht om bij elk bouwproject ook een deel van het toekomstige park aan te kopen en dat over te dragen aan de stad.
Meuletiende In deze binnenstedelijke verkaveling heeft de Stad Turnhout bijzonder ingezet op het ontwikkelen van een kwalitatief hoogwaardige publieke ruimte, groen en gemeenschappelijke voorzieningen. Auto’s worden uit het het straatbeeld geweerd en verschillende speelplekken worden ingericht. In de architectuur heeft de Stad zoveel mogelijk eenheid nagestreefd met het voorschrijven van dakvlakken, goothoogtes en de kleur van de baksteen.
20
Parkwijk Deze wijk uit de jaren zestig in het zuiden van Turnhout werd in zijn geheel ontworpen door drie plaatselijke architecten: Eugène Wauters, Carli Vanhout en Paul Neefs. Zij realiseerden een volledige scheiding tussen autoverkeer en voetgangers waardoor het openbaar groen tot tegen de woningen komt. Huisvestingsmaatschappij De Ark staat vanwege veranderende energienormen en comforteisen voor de uitdaging van renovatie. <<
21
Verslag door Nederlandse bril: Grenzeloos meesterschap; over de stimulans van de milde beperking en het poldermodel als exportproduct Tekst: Berny van de Donk Beeld: Willie-Jan Staps
Gluren bij de buren, wij Nederlanders laten de gordijnen er graag voor open. Dit keer steken we er zelfs de grens voor over. De snelste route voor een ontmoeting tussen Tilburg en Turnhout is dan het Bels Lijntje, een spoorbrede fietsroute tussen deze steden. Ruim 30 kilometer kaarsrecht koersplezier, een geoefend wielrijder doet het binnen ’n uur. Op deze koude decemberdag kiezen 50 geïnteresseerden voor de warmere bus. Zij maken liever een omweg langs stedenbouw en architectuur in beide steden. Bovendien zorgt dat Bels Lijntje voor een bedrieglijk perspectief: als je via zo’n spoorlijn naar andermans horizon kijkt, dan lijken de twee rails elkaar in de einder te ontmoeten. En schijnen alle verschillen minimaal. De excursie wees uit dat er nog voldoende overblijft om ons over te verbazen. Maar ook dat er meer overeenkomsten zijn dan menigeen vooraf dacht.
22
Een Bouwbesluit neem je vooral zelf! Mijn zoektocht naar de technische voorschriften voor woningbouw in Meuletiende loopt dood: de website bestaat niet meer meldt het internet. Misschien omdat het project zo goed als af is en de dienstdoend ambtenaar die pagina al maanden terug netjes heeft opgeruimd? Maar misschien ook omdat Belgen het stellen van strenge regels pas net in de vingers beginnen te krijgen. Dat vertelt althans een Turnhoutse deelnemer me in de ochtend. Ons Nederlands Bouwbesluit is een zeer uitgebreid stelsel van voorschriften voor iedere nieuwbouwwoning. En - uitzonderingen daargelaten - is er ook een strikte controle in iedere fase van de realisatie. In België is een bouwbesluit op de eerste plaats iets dat particulieren zélf nemen. De regeldruk in Nederland lijkt hoger. In Meuletiende is er geoefend met verdergaande esthetische eisen. Deels gerechtvaardigd vanuit de korting op de kavelprijs: voor wat hoort wat! Zo kende iedere ‘lob’ een eigen kleurkarakter. Wie zich niet hield aan deze code werd op de vingers getikt. Toch was er één rebelse bouwheer: kap en goot zijn in orde, maar er is – ondanks dreigementen vanuit de gemeente - stug doorgemetseld met de verkeerde kleur steen. Een ingewijde uit Turnhout verzucht dat het waarschijnlijk door de vingers zal worden gezien. Alle begin is moeilijk?
spreekwoordelijke meesterschap te tonen. Het resultaat: een herkenbare familie van woningtypes, ingenieuze detailleringen in het metselwerk en als geheel een prachtig decor voor het straks frisgroene St. Pieterspark. De zuiderburen waren enigszins jaloers op de kwaliteitsimpuls die Nederlandse woningcorporaties zo nog aan hun stad kunnen geven. Wij noorderburen haastten ons om te zeggen dat dit project in deze vorm nu waarschijnlijk niet meer had gekund. Crisis en veranderende opvattingen over hun rol in de woningmarkt zorgen ervoor dat corporaties nog maar mondjesmaat nieuwbouw plegen, en bovendien aanzienlijk minder te besteden hebben. Dérgelijk forse beperkingen vormen een serieus obstakel voor meesterschap. Daar overvragen we het spreekwoord.
De stimulerende beperkingen van een baksteen Oefenen met regels betekent in België dus vooralsnog oefenen met opleggen, bij ons zal de eerste associatie tegengesteld zijn: wij oefenen inmiddels toch heel stoer met het loslaten van regels? Kijk maar naar onze eerste projecten met particulier opdrachtgeverschap, zoals in Roombeek (Enschede): de romantische schuine kap pal naast de moderne boomhut op betonnen palen (zie foto rechtsonder). Zoals de kwaliteitsbaas van Koolhoven (Reeshof, Tilburg) het in zijn presentatie treffend uitdrukte: “als je zonder regels mag bouwen dan woon je misschien in je droomhuis, maar is er ’n grote kans dat je uitkijkt op je nachtmerrie”. Heel snel – gelukkig (?) – heeft onze regelzucht het weer gewonnen van het al te wilde wonen. Het bezoek aan Groeseind, een binnenstedelijk sloop-nieuwbouwproject (sociale woningbouw) in Tilburg, spreekt boekdelen. Want Belgen worden misschien gebóren met een baksteen in hun maag, de supervisor in deze wijk kwam er nog flink mee ín de maag te zitten op latere leeftijd: de helft van zijn spreektijd ging op aan een lofzang op de koninklijk rood-oranje en “optimisme uitstralende” baksteen uit Spanje. Of eigenlijk over het ingewikkelde polderproces om te komen tot de keuze voor deze - verplicht toe te passen - steen. Maar juist die beperking stelde architecten in staat het 23
Top-down marktdroom in Tilburg We leren natuurlijk snel deze dag: een wijk die op een ‘boogscheut’ ligt van het centrum kan niets anders betekenen dan dat je niet ver hoeft te lopen voor kerk of kroeg. Omgekeerd snappen de Vlamingen direct dat de Tilburgse ambtenaar met “een K3-type op de Korvelseweg” geen suikerzoete zangeres op het oog heeft, maar een nieuw, streng te hanteren kavelbreedte aanduidt. In het recente verleden werd de karakteristieke ‘fijne korrel’ van de bebouwing namelijk vaak grof doorkruist. Handige projectontwikkelaars deden (moderne) panden verrijzen met een breedte van meer dan 16 meter. Kwestie van aangrenzende pandjes sparen. Met geduld en een zak geld kwam men een heel eind. De nieuwe uitgangspunten tonen meer respect voor de traditionele korrel. Men gaat nu uit van ‘K1’ (huidige breedte, hoogte en diepte van het kavel), ‘K2’ (maximaal 16,5m breed, 11 tot 15 meter hoog, en 15 meter diep). Als laatste is er ‘K3’, voor iedereen die zelfs die maten wil overstijgen. Voor K2 en K3 loopt de regelstrengheid op. Wat Vlamingen én Brabanders allemaal wél direct bevreemdt, is dat diezelfde ambtenaar de potentiële sloop van de beeldbepalende historische Korvelse Kerk (toch al snel K10?) afdoet als ‘n onoverkomelijke bijzaak. We doen ons best om elkaar te begrijpen, maar het blijft uiteraard behelpen: historische context, finesses van regelgeving, onderstromen in beleid, de echte inborst van de buurlanders, dat ontgaat ons op zo’n dag. Iedere veralgemenisering vooraf werd op deze dag daarom vaak - volgens plan van CAST en AR-TUR - aan het wankelen gebracht. Goed zichtbaar werd dat bij het bezoek aan Heizijdse Velden (Turnhout-Noord) enerzijds en Koolhoven (Tilburg-West, of beter Breda-Oost?) anderzijds. Koolhoven is een voor Nederlandse begrippen groot commercieel project. Marktpartijen kregen hier de kans om in alle vrijheid een geheel eigen plan te trekken. Go west! Bij de indrukwekkende maquette kregen we een lesje marktgericht kwaliteitsdenken. Een strak stedenbouwkundig plan, een streng bewaakte retro-architectuur met ruim 1300 woningen in twee smaken (wit en roodbruin). Extravert trots waren de vrije jongens op hun enclave. In de verbaasde ogen van de Vlamingen was het misverstand echter goed af te lezen. Hoe kan zoiets groot en eenvormigs het resultaat zijn van particulier initiatief? Eerder oogde het als een top-down droom van een met architectuur bevlogen corporatiedirecteur. Want zó kennen die Vlamingen ons natuurlijk ook van oudsher. Koren op de molen van die gedachte was bovendien dat de enkele écht vrije kavels in het project bewust buiten de centrale zichtlijnen waren gepositioneerd. “Als het dan tegen zou vallen, hadden er maar enkele mensen last van”, aldus de marktman. “Maar het viel eigenlijk erg mee”. Hij leek er nog steeds verbaasd over. Bottom-up polderen op z’n Belgisch Een middag in Turnhout leerde ons Nederlanders weer verrassende kanten van ontwikkelingen in Vlaams marktdenken. De Heizijdse Velden waren decennia geleden in zeer algemene termen als potentiële woonlocatie aangeduid. Met het risico op een heel divers gespikkeld, laat staan samenhangend geheel van particulier (markt)initiatief: de overheid beweegt bij de buren meestal pas achter de feiten aan. Dat wilde men – toen de bouwdruk op het gebied groter werd – anders doen. Er werd in het eerste deel van dit plangebied (De Bruine Strijd) geëxperimenteerd en geleerd met een achteraf wat ál te strak 24
sturingsprincipe: de pendel sloeg iets té ver door, ontwerp en proces werden toch teveel als blauwdruk ervaren. Die lessen worden nu in de rest van de Heizijdse Velden toegepast. De invulling vindt plaats in goede samenspraak met bewoners en gebruikers. De Turnhoutse ambtenaren bewegen hier omzichtiger, laten - binnen kaders - ruimte voor nieuwe inzichten. Hoe doen ze dat? Stapsgewijs luisterend (‘polderen’ zouden wij zeggen), veel aanwezig zijn in het gebied (bijvoorbeeld via de mooie stadsboerderij waar binnenkort gemeentelijke geiten rondlopen), goed aansluiten bij de fysieke kansen van het gebied (al is het maar een meter hoogteverschil) en via heldere afspraken over de groene invulling: private ontwikkelaars financieren verplicht een deel van het toekomstige park. Ondernemend, marktgericht maar (of dús?) met oog voor de publieke zaak. Natuurlijk, de omvang van het aantal woningen in dit deelgebied is misschien kleiner dan het regiment huizen in Koolhoven. Toch lijkt deze aanpak beter te passen bij de nieuwe tijd waar gebiedsontwikkeling een steeds organischer karakter krijgt. Althans, dat is tegenwoordig hét modewoord aan deze kant van de grens. Emmen over de grens Het afsluitend bezoek aan Parkwijk was tot slot van de dag een ander voorbeeld van het zoeken naar de balans tussen marktgericht en publiek denken. In dit 40 jaar geleden gemetselde paradepaardje van de Belgische volkshuisvesting was het voor de Nederlanders allereerst een groot ‘thuiskomen’: het voelde ruimtelijk aan als Angelso of Emmerhout (Emmen), waar iedere bouwkundestudent minimaal één keer op excursie is geweest. De opgave is immens: energievretende woningen met behoud van monumentale waarde weer betaalbaar maken. De luidruchtige
25
26
adviezen van de immer alwetende Nederlanders (superisolerend dun glas, dakisolatie!) werden vriendelijk aangehoord, maar waren door de corporatie al eerder gewogen en te licht bevonden. Hier was men alweer een stap verder: het samen met nabijgelegen (markt)partijen al polderend zoeken naar oplossingen via geothermie. Niet eenvoudig, wel een serieuze kans om het aanzicht van de woningen ongemoeid te laten en tegelijkertijd de stookkosten te doen dalen. Gezichtsbedrog en eye-openers Vanuit Tilburg kijkend naar Turnhout lijkt het nog steeds een gebied met veel vrijheid, een liberale bouwcultuur en de door ons zo verfoeide ‘fermettisering’ van het platteland. Toch zijn de Belgen zuinig op hun architectonisch erfgoed, zoals in Parkwijk. En stellen ze steeds meer doordachte eisen aan de nieuw te bouwen omgeving: de teugels bij particulier opdrachtgeverschap (in hun ogen eigenlijk een pleonasme) worden wat strakker aangetrokken. Al laten ze verkeerd gekleurde bakstenen af en toe door de mazen glippen. Vanuit Turnhout naar Tilburg kijkend lijkt Nederland misschien nog steeds een land waar tot op baksteenniveau wordt gepolderd. Waar we krampachtig retrowijken uit de grond stampen met eenvormigheid als kernkwaliteit. Toch zijn we aan het vervlaamsen, gaan we wat losser om met diversiteit, faciliteren we afwijkende dromen en leefstijlen (de volgende excursie moeten we zeker langs de Brokxlaan in de Tilburgse Spoorzone: daar staat dan hopelijk een staalkaart van stedelijk particulier opdrachtgeverschap!). Al blijven we ‘n zwak hebben voor een verplichte – mits optimisme uitstralende – steenkleur. Via een ‘Bels Lijntje’ keken we een dag naar elkaar. Het uitzicht leek vooraf misschien nog typisch Vlaams of typisch Nederlands. De werkelijkheid is anders: wat je op zo’n afstand immers moeilijk kunt zien is dat we voorzichtig elkaars kant oplopen. Deze dag was als een wederzijdse verrekijker waarin die beweging zichtbaar werd. En gezichtsbedrog omsloeg in eyeopeners. <<
Over de auteur Berny van de Donk is woonecoloog en werkt als innovatieadviseur bij woningcorporatie Mitros te Utrecht (www.mitros.nl). Hij werkt daarnaast als vrijwilliger voor CAST en blogt regelmatig over gebiedsontwikkeling en omstreken (www.bernyvandedonk.nl). 27
Verslag door Belgische bril: Over de zoektocht naar een evenwicht tussen eenheid en diversiteit en de toenadering tussen Vlamingen en Nederlanders Tekst: Eva Heuts Beeld: Willie-Jan Staps
In dit artikel probeer ik als Vlaams ruimtelijk planner de Nederlandse en Vlaamse projecten die we bezochten met elkaar te vergelijken. Ten eerste de twee verouderde sociale woonwijken Groeseind (Tilburg) en Parkwijk (Turnhout), ten tweede Groeseind (Tilburg) en Meuletiende (Turnhout) om het veelvuldig terugkerend thema ‘eenheid versus diversiteit’ onder de loep te nemen. En als laatste: de twee nieuwe grootschalige stadsuitbreidingen Koolhoven (Tilburg) en Heizijdse Velden (Turnhout). Doorheen het artikel worden de verschillende projecten bovendien tegen het licht gehouden wat betreft duurzame stedenbouw. Een reportage van een boeiende excursie.
Wat doen met verouderde sociale woonwijken? Groeseind in Tilburg versus Parkwijk in Turnhout Groeseind, een arbeiderswijk van eind 19de eeuw, op wandelafstand van het centrum van Tilburg, kampte een aantal jaar geleden met de typische problemen van een sociale woonwijk, vertelt Annemarie Claessens zodra we uit de bus zijn geklommen. De wijk bevatte alleen sociale huurwoningen en geen koopwoningen met als gevolg een publiek dat gekenmerkt wordt door een hoge werkloosheidsgraad en een laag opleidingsniveau. Bovendien voldeden de woningen niet langer aan de huidige wensen en normen en verkeerden een groot aantal woningen in slechte staat. De woningcorporaties hebben daarom samen met de gemeente beslist om de 650 woningen te slopen en de wijk te herstructureren. Door deze volledige sloop zijn er weinig sporen die verwijzen naar het verleden. Gelukkig bleef wel het oude bomenbestand van het park bewaard en diende het als basis voor het nieuwe centrale park. In verschillende wijken in Vlaanderen, bijvoorbeeld de Luchtbal in Antwerpen, Otterbeek in Mechelen en de Venning in Kortrijk, waren er dezelfde problemen als in Groeseind, maar hebben de besturen ervoor gekozen om slechts een deel van de gebouwen af te breken en andere woningen of appartementsblokken te renoveren en te herschikken. In Otterbeek werd een woning met vier slaapkamers dan bijvoorbeeld een woning met drie slaapkamers, waardoor de woning net iets ruimer werd voor een minder groot huishouden. Niet enkel de identiteit van de wijk wordt op deze manier voor een groot deel bewaard, het is dikwijls ook een meer milieuverantwoorde oplossing1. De milieukost voor de afbraak van gebouwen mag namelijk niet onderschat worden. Voor de Parkwijk in Turnhout, naar ontwerp van Eugène Wauters, Carli Vanhout en Paul Neefs, die we later op de dag bezochten, gaat de huisvestingsmaatschappij uit van het volledige behoud van de wijk. De Parkwijk is natuurlijk van een andere architecturale orde dan de voormalige wijk in Groeseind. Het is een “paradepaartje van volkshuisvesting” aldus Yves De Bont in “Architectuur in de Golden Sixties – de Turnhoutse School” (2012). En ook Peter Vanommeslaeghe van DE ARK is van mening dat een dergelijke wijk niet zomaar kan worden afgebroken. De wijk uit de jaren 60-70 is van recentere datum dan Groeseind, maar ook deze woningen voldoen niet meer aan de huidige wensen en normen. De huisvestingsmaatschappij DE ARK is daarom op zoek naar manieren om de gebouwen aan te passen aan de huidige energie- en comforteisen zonder ze fysiek of esthetisch te beschadigen. De maatschappij is samen met de
28
Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) een onderzoek gestart naar duurzame verwarmingstechnieken door middel van aardwarmte. Dit blijkt een moeilijke opgave, waarover nog volop wordt nagedacht. De appartementsblokken aan de rand van de wijk en daterend uit de jaren 70, zullen worden geïsoleerd en bekleed met panelen met een print, vertelt Peter Vanommeslaeghe. Dit lokt nogal wat onbegrip uit bij de deelnemers, maar ik vraag me af: ‘Moet een wijk volledig blijven zoals die ooit is ontworpen of kunnen er bepaalde ingrepen gedaan worden?’ Dat is alleszins een discussie waard. Misschien kunnen er nog enkele andere punctuele ingrepen gebeuren om de wijk te verbeteren? Waarom hier en daar geen strategische ingreep? De wijk heeft vandaag weinig herkenningspunten doordat nergens een hoger gebouw als referentiepunt staat. Groeseind heeft dat wel: de gebouwen zijn
over het algemeen twee à drie bouwlagen hoog en op de hoeken staan gebouwen van vier bouwlagen die als oriëntatiepunt dienen. De nieuwe toren aan het park – die nog moet worden gebouwd is hét nieuwe baken van de wijk. Doordat de wijk in zijn geheel is aangepakt, heeft men zulke structurele wijzigingen kunnen doen. In de Parkwijk kan en moet men uiteraard niet zo ver gaan, zeker niet, maar enkele subtiele ingrepen zouden de wijk meer structuur en herkenningspunten kunnen geven. “Oude gebouwen worden steeds vaker afgebroken met het argument dat nieuwe gebouwen dankzij groene technologie veel minder energie verbruiken en dus een pak milieuvriendelijker zijn. Maar die vlieger gaat niet op, zo blijkt uit een aantal recente onderzoeken. De afbraak van het oude gebouw en de constructie van het nieuwe gebouw vragen zoveel energie dat het vele decennia duurt eer een nieuw huis een milieuvoordeel oplevert. Een milieuvriendelijk gebouw is een gebouw dat er al staat.” (Kris De Decker, “Huis afbreken is ecologische misdaad”, in LowTech Magazine, 09 april 2008)
1
29
Eenheid versus diversiteit: Groeseind in Tilburg versus Meuletiende in Turnhout Daar waar we in Vlaanderen zoeken naar meer eenheid en samenhang in een wijk, zoekt men in Nederland eerder naar variatie. In België willen we af van de verkavelingen met een allegaartje van bouwstijlen en vormen. In Nederland wil men geen saaie, identiteitsloze Vinex-wijken meer. We groeien naar elkaar toe in dat opzicht. In Groeseind is er een mix voorzien van huur- en koopwoningen, van woontypologieën (grondgebonden woningen, appartementen en zorgwoningen) en van opdrachtgevers (woningcorporaties, collectief particulier opdrachtgeverschap en centraal wonen). Bij deze laatste twee vormen van opdrachtgeverschap maken de huisvestingsmaatschappij en de bewoners samen het plan, bij centraal wonen deelt een groep bewoners bovendien een aantal collectieve voorzieningen zoals een tuin of een polyvalente ruimte. Diversiteit ontstaat ook doordat de wijk door acht verschillende architecten is ontworpen en doordat elk woonerf er helemaal anders uitziet. Het bureau de Zwarte Hond heeft voor het grootste deel van de nieuwe wijk Groeseind één type baksteen gekozen om de eenheid in het project te bewaren. Deze rode baksteen verwijst naar het verleden van de arbeiderswijk. De baksteen wordt wel in verschillende verbanden toegepast waardoor elk project er dus net iets anders uitziet. De meningen over de uitstraling van het project zijn nogal verdeeld: één van de deelnemers vindt het net een kazerne, anderen beschouwen het als een geslaagde combinatie van eenheid en diversiteit. Eén ding waar iedereen het over eens was, is het feit dat er kwaliteitsvolle materialen zijn gebruikt die de wijk een aangename en duurzame uitstraling geven. 30
In Meuletiende in Turnhout heeft de stad net geprobeerd om de typische Vlaamse verkaveling meer eenheid te geven door een aantal verkavelingvoorschriften op te leggen met betrekking tot volume, dakvorm en kleur van de baksteen. De verkaveling bestaat uit drie delen die elk een eigen kleurenpalet toebedeeld kregen: rood, wit of grijs. Door de wijk lopend is zichtbaar dat het in de praktijk niet overal even goed gelukt is. Bepaalde woningen zijn niet uitgevoerd volgens de voorschriften en passen daardoor niet in het straatbeeld. Jammer, maar het is zeker een goede poging. Bovendien probeert de Stad Turnhout – vrij uitzonderlijk in Vlaanderen – de handhaving van de stedenbouwkundige voorschriften aan te zwengelen. In de Parkwijk in Turnhout bestaan alle 900 wooneenheden uit dezelfde baksteen. “De vormentaal is uitermate sober door de alleenheerschappij van de donkere baksteen. De 27 bejaardenwoningen vormen met hun witgeschilderde gevels een eiland in een brutalistisch geheel”, aldus Yves De Bont (2012). Het is dan ook een typisch kenmerk van de tuinwijken van weleer om eenheid in de bebouwing en in de publieke ruimte na te streven. Iets dat de Belgen in de loop der tijd misschien een beetje verloren zijn? Grootschalige stadsuitbreidingen die al dan niet rekening houden met de genius loci: Koolhoven in Tilburg en Heizijdse Velden in Turnhout Koolhoven, een nieuwbouwwijk met 2000 woningen, ligt op 12 km van het centrum van Tilburg en behoort tot de Reeshof, een grote nieuwbouwwijk aangelegd vanaf 1980 aan de westkant van de stad. Met de nieuwe inwoners van de laatste uitbreidingen zal de Reeshof in totaal ongeveer 50.000 inwoners tellen, één vierde van de totale bevolking van Tilburg. Toch wel een grote ‘wijk’ of
stadsuitbreiding, zeker als we dit vergelijken met de stad Turnhout die 42.000 inwoners telt. Voor Belgen zijn de stedenbouw in Nederland in het algemeen en deze Vinex-wijken1 in het bijzonder grootschalig en daardoor dikwijls saai en onaangenaam. Koolhoven is niet anders. Een gemiste kans, als u het mij vraagt. Het was de intentie van de projectontwikkelaars om een mooi en commercieel aantrekkelijk project te realiseren, aldus Edwin Prince (projectleider van Koolhoven). De projectontwikkelaars, die 95% van de gronden in handen hadden, hebben van de stad Tilburg een grote autonomie gekregen. De stad heeft haar bevoegdheden in zekere mate uit handen gegeven. Het resultaat is navenant. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is Koolhoven een eiland, een woonwijk die geen samenhang heeft met haar omgeving. Enerzijds omdat ze is ingesloten tussen fysieke barrières zoals spoor- en autowegen en geen inspanning gedaan is om deze op één of andere manier te verbreken of te overbruggen, anderzijds omdat geen rekening gehouden is met de context, het fysisch systeem (reliëf, bodem, water, groen…). Hoewel er natuurontwikkeling is langs de beek de Donge, sluit Koolhoven zich hier helemaal van af. Er loopt bijvoorbeeld ook geen fiets- of wandelpad langs de Donge tot in het centrum van de Reeshof. Deze water- en groenstructuur biedt nochtans een unieke kans om verschillende woonwijken met elkaar te koppelen. Turnhout daarentegen heeft met een groene as verschillende woonwijken zoals Meuletiende aan elkaar en het centrum gekoppeld. Zo kunnen bewoners met de fiets snel en aangenaam in het centrum geraken. Koolhoven is bovendien helemaal omringd met een hoge haag. Het doet daarom denken aan een “gated community”, een woonwijk die is afgesloten van de buitenwereld om indringers – meestal de armere medebevolking buiten te houden. Dit is toch wat anders in de Heizijdse Velden in Turnhout – een project dat zich nog in planfase bevindt - waar het fysisch systeem
de drager van de ruimtelijke structuur wordt. De bebouwing bevindt zich op het hoogste punt, terwijl de laagste delen - met de terug opengelegde waterloop - de basis vormen voor de groene vingers met stadsboerderij. Zij vormen de ruggengraat van het project en verbinden de drie bebouwde lobben die telkens aan oude gehuchten zijn gehecht. “Turnhout wil geen nieuwe barrière creëren”, vertelt Cedric Heerman van de stad Turnhout. De wijk is daardoor fundamenteel verschillend van Koolhoven. De wijk is goed doorwaadbaar voor voetgangers en fietsers: een aangenaam fietspad door de groene vingers en een net aangelegde fietsbrug over het kanaal zorgen ervoor dat de wijk een zeer korte route kent richting centrum. Gezien het sneller is met de fiets dan met de auto, zet dat mensen aan tot wandelen en fietsen. Bezoekersparkeerplaatsen worden aan de rand van de wijk voorzien, waardoor de wijk autoluw en dus ook kindvriendelijk wordt. Gezien het plan nog niet helemaal is uitgewerkt, kunnen we er nog niet veel meer over zeggen, maar laten we hopen dat men verder durft te gaan dan in Groeseind wat betreft duurzame mobiliteit. Daar heeft men - vanuit het oogpunt van duurzame stedenbouw - een hoge parkeernorm gehanteerd, namelijk 1,6 parkeerplaatsen per woning. Hoe hoger de parkeernorm, hoe meer auto’s er worden aangetrokken. In duurzame wijken is het langparkeren bovendien vaak niet bij de woningen zelf toegestaan, zoals in Groeseind waar de auto’s in de binnengebieden grenzend aan de tuinen worden geparkeerd, maar net iets verderop in gemeenschappelijke voorzieningen. 1 Vinex is de afkorting voor Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra, een nota ruimtelijke ordening van het Nederlandse ministerie van VROM uit 1991. Deze notitie bevat uitgangspunten voor de bouw van nieuwe woningbouwlocaties voor de periode 1995-2005. Deze locaties aan de rand van grote steden voor massale nieuwbouw worden vaak Vinex-locaties of Vinex-wijken genoemd.
31
In Groeseind zullen de bewoners bovendien langs de achterkant hun woningen betreden omdat hun auto daar geparkeerd staat. Hierdoor bezitten de voorkanten en woonerven niet de levendigheid waarvoor ze bedoeld zijn. Dit probleem zagen we ook in de Parkwijk in Turnhout waar de achterkanten voorkanten geworden zijn. Bewoners hingen er zelfs een bel en brievenbus aan hun achterdeur. Een beter alternatief zijn collectieve groene binnengebieden met ruimte voor groen, water, spel en collectief parkeren in clusters aan de rand van de woonerven of de wijk. Doordat elke bewoner over het woonerf naar zijn auto stapt, worden er op deze manier levendige woonerven gecreëerd, aldus Jan Gehl in zijn befaamde ‘Life between buildings’ (2010, p.126). Tom Reynders van TRiAS architects, vertelt dat er in Heizijdse Velden alvast een aantal collectieve binnentuinen zijn gepland. In Heizijdse Velden voorziet men functies op buurtniveau, van groot belang voor de levendigheid van een wijk. In Koolhoven zijn er – buiten een school - geen voorzieningen; onbegrijpelijk volgens de meeste deelnemers. Dit is een bewuste beleidskeuze, maar een keuze waarmee vele Vinex-wijken nu kampen. Net als in Groeseind in Tilburg en de Parkwijk en Meuletiende in Turnhout is er in Koolhoven gezocht naar een evenwicht tussen eenheid en variatie. Om eenheid te bekomen is ervoor gekozen om slechts twee types bakstenen te gebruiken: de buitenkant van de wijk is opgebouwd uit wit geschilderde bakstenen, de binnenkant uit bruine bakstenen. Diversiteit ontstaat onder meer door het voorzien van verschillende woningtypes en kapvormen. Nederlandse bestuurders en planners zijn de laatste jaren meer en meer op zoek naar manieren om de eentonigheid van dit soort grootschalige projecten te verbreken. Eén van de manieren om de 32
eentonigheid te verbreken is het inrichten van vrije kavels voor particulieren. Ook in dit project zijn er een aantal straten met vrije percelen, en daar is de projectontwikkelaar bijzonder fier op. Weliswaar moeten de woningen op de vrije kavels ook voldoen aan een aantal richtlijnen om ze in de wijk te doen passen. Ongeacht de stijl - want die is hier wel zeer bijzonder - is een zekere eenheid en samenhang zeker aanwezig in dit project, zelfs in de vrije kavels is dit op het eerste gezicht gelukt. Het moet gezegd, de projectontwikkelaars hebben hier voor een zeer specifieke stijl gekozen, gebaseerd op de architectuur uit de jaren 30, een zeer gewilde stijl in Nederland blijkbaar. Ze hebben zich laten inspireren door grote namen als Dudok, Berlage, Frank Lloyd Wright en Duiker. Namaakarchitectuur dus, die wat mij betreft, niet echt past bij de 21ste eeuw. Waarom geen hedendaagse stijl die verwijst naar de typische kenmerken van Reeshof of Tilburg? In de Reeshof zijn aangrenzend ook projecten gebouwd waar wel een hedendaagse stijl is gekozen, bijvoorbeeld Witbrant-Oost. Heizijdse Velden in Turnhout is net zoals Koolhoven een uitbreiding van de stad – wat in het kader van duurzame stedenbouw ongepast is – niettemin heeft het de potentie om een project te worden dat zich integreert in de context. Deze excursie leverde met alle plus- en minpunten van de verschillende bezochte projecten voer voor discussie op over architectuur en stedenbouw, én ze deed de geesten verruimen en de mensen dromen. Één ding werd heel duidelijk op deze excursie: Vlamingen en Nederlanders zijn beide op zoek naar een evenwicht tussen eenheid en diversiteit, en daar waren de bezochte projecten bijzonder mooie bewijzen van. <<
Over de auteur Eva Heuts is architect-stedenbouwkundige en werkt als stedenbouwkundig ontwerper bij het bureau Stramien cvba. Voordien was zij bij het Vlaams Instituut voor Bio-Ecologisch bouwen en wonen (VIBE) verantwoordelijk voor het project Ecopolis-Vlaanderen. Bibliografie - CAST, Architectuurgids Midden-Brabant (www.architectuurgidsmiddenbrabant.nl) - De Bont, Y. & Strauven, F. (2012), Architectuur in de Golden Sixties, Uitgeverij Lannoo nv, Tielt - De Decker K. (2008). â&#x20AC;&#x153;Huis afbreken is ecologische misdaadâ&#x20AC;?, in LowTech Magazine - Heuts, E. & Rombaut, E. (2010). Duurzame stedenbouw in woord en beeld. Gids met praktijkvoorbeelden voor de transitie naar een ecopolis, Die Keure, Brugge - Gehl J. (1971, 2010), Life between buildings, Using public space, The Danish architectural press
33
reacties van deelnemers “Het was een bijzonder leerzame en ook leuke dag. Met name de verschillen in aanpak tussen Nederland en Vlaanderen (zoals planning en inspraak) vonden wij erg boeiend.”
“Wij hebben niet alleen genoten van deze grensoverschrijdende tocht, maar vooral veel geleerd. De Korvelseweg met haar lintbebouwing en winkels wordt beter in de gaten gehouden. Immers zijn daar door projectontwikkelaars gedrochten ontstaan; in de toekomst wordt dit voorkomen. Groeseind is een verademing ten opzichte van de oude situatie. De verschillen in bebouwing spreken ons erg aan, net als de steenkleur die is gebruikt. In Turnhout sprak ons de bescherming en rust in de wijken het meeste aan. Schitterend dat weghouden van auto’s.”
“Als Hollanders en Belgen hebben we eens bij elkaar kunnen ‘proeven’ in de ‘keuken’ van architectuur en stedenbouw.”
“Wat ik vooral leuk en interessant vond, was de rondleiding in de wijk Groeseind, en ook het verhaal over de integrale aanpak van de verhuizing van de mensen uit de wijk. Daar kwam ik bij toeval achter, toen ik met iemand van een woningcorporatie sprak. Zoiets zou je juist ook in je presentatie mee moeten nemen: het gaat immers niet alleen om ruimtelijke planning en architectuur, maar juist om de mensen die er woonden (het was een probleemwijk) en die er nu wonen.”
34
“Het bezoek aan de linten van Tilburg was voor mij vooral bevestigend, het werd snel duidelijk dat Turnhout en Tilburg met gelijkaardige problemen kampen (leegstand, gebruik/inrichting van de stad). Het maakte ook duidelijk dat zulke problemen over de grenzen heen bestaan en dat het gras aan de andere kant niet per se groener is (wat Belgen wel eens denken van Nederland). Goed om te zien dat het in Tilburg beleidsmatig aangepakt wordt, dat zie ik in Turnhout nog niet meteen gebeuren (spijtig genoeg). De woonwijk Groeseind: voor mij het sterkste project van de dag. Mooie uitvoering (architecturale waarde), mooie planning. De beoogde sociale mix zie ik in deze wijk echt wel werken. Het maatschappelijke draagvlak voor een dergelijk project lijkt me zeer sterk. Koolhoven: wat was me dat! Voor mij het meest bizarre project van de dag. Wat me verbaasde, was dat een project van deze
omvang amper rekening houdt met de dagdagelijkse noden zoals de aanvoer van levensmiddelen. Door de ligging tussen gewestwegen en een spoorweg, en ook door de omwalling/ omheining, leek het bijna een ghetto. Een sociale mix lijkt me hier niet evident en het project nodigt ook niet uit om een echte mix te bekomen. Ik zou in zo’n project nooit kunnen aarden. Het leek me ook allemaal weinig duurzaam (vooral ook door de ligging). Heizijde Turnhout: Hier was het aangenaam om te horen dat er in België ook iets planmatig aangepakt kan worden. Er wordt ook duidelijk rekening gehouden met de Vlaamse cultuur/aard en de Turnhoutse gevoeligheden. Meuletiende: Leuk project, maar een beetje ontsierd door een paar typisch Belgische bouwovertredingen en ‘bouwvrijheden’, ik had het gevoel dat hier een iets strengere regelgeving rond bouwvoorschriften wel gepast kon zijn.” <<
35
BeeldESSAY: aan de andere kant De grens is een raar iets. Turnhout en Tilburg hebben dezelfde zandgrond en dezelfde natuurlijke begroeiing. De mensen hebben een gelijkaardige inborst en hetzelfde geloof. Toch wonen we aan weerszijden van de grens anders. Beeld: Paul D’Haese Tekst: Joep Gosen
Een kleine geschiedenis Het katholiek-liberale Belgische huisvestingsbeleid richtte zich van oudsher op het zelfstandig voorzien in de woonbehoefte. Dat veroorzaakte impliciet de verstedelijking van het platteland. De aanleg van een uitgebreid spoorwegennet maakte het begin 19e eeuw mogelijk dat arbeiders in de stad konden werken maar op het platteland konden blijven wonen. ‘Wet de Taeye’ gaf vanaf 1949 een enorme impuls aan het bouwen van woningen zonder dat er ruimtelijke sturing van overheidswege aan te pas kwam. Het eigen huis met tuin werd definitief het dominante model. Het Nederlandse huisvestingsbeleid daarentegen staat traditioneel in het teken van planmatige verstedelijking. De oorzaak hiervan ligt in de slechte bouwgrond in het politiek en cultureel dominante landsdeel (de Randstad) en de dreiging van de zee. Alleen door gezamenlijk te bouwen kan er betaalbaar gewoond worden. Alleen met collectieve inspanning kan de natuur bedwongen worden en wordt het land bewoonbaar. Bij bezoek aan een willekeurige Nederlandse stad vallen onmiddellijk de ‘jaarringen’ op. Woonwijken worden naar buiten toe jonger en hebben hun eigen specifieke stedenbouwkundige en architectonische kenmerken. Het summum zijn de Vinexwijken1, waarvan het Tilburgse Koolhoven er een is. Kijken Fotograaf Paul D’Haese kreeg de opdracht om zes typische woonomgevingen aan beide zijden van de grens vast te leggen. Hij keek met een onbevangen doch kritische blik naar onze gebouwde omgeving. Dat leverde geometrische beelden op, die ietwat surreëel overkomen. Erik Eelbode citeerde in de inleiding van ’Dagblind’, het eerste fotoboek van D’Haese, een gedicht van Fernando Pessoa. Deze stelt dat we, om te kunnen zien, zonder vooroordelen en zonder na te denken moeten kijken. Maar wat zien we eigenlijk op deze foto’s? Wat vertellen zij over onze manieren van wonen? En lukt het überhaupt onbevooroordeeld te kijken? Onderscheid
Wijken die onder de ‘Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra’ gebouwd zijn. De doelen illustreren goed hoe er in Nederland over huisvesting gedacht werd: de dreigende leegloop van middelgrote steden moest beperkt worden, evenals ‘scheef wonen’ en de automobiliteit tussen wonen, werken en voorzieningen. Open gebied moest beschermd worden en bestaande winkelcentra en voorzieningen versterkt door de uitbreiding van de potentiële klantenkring.
1
2
Dan verlaten we immers Fernando Pessoa.
De oorsprong van dit verschil ligt, vermoed ik, in de draagkracht van de grond (en dus het gewicht van de constructie), het traditioneel beschikbare bouwmateriaal (hout of steen) en de daarbij behorende constructiewijze (skelet- of massiefbouw).
3
4 Het is dan ook opvallend dat juist in de Turnhoutse wijk Meuletiende tuinmuren voorgeschreven worden.
“In de woonwijken zit het verschil tussen Nederland en Belgiê”, Reyers Laat, 21/10/2014, 19u51, CANVAS VRT, een vraaggesprek tussen Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen en documentairefotograaf Hans van der Meer.
5
6
36
Citaat Hans van der Meer op www.rijksmuseum.nl/nl/document-nederland-2014.
Het landschap en de woonomgeving lopen door elkaar heen. Er is restruimte, onbestemde ruimte, ruimte die nog agrarisch gebruikt wordt. Een continuüm tussen stad en platteland, verstedelijkt platteland en dorp. We zijn in Vlaanderen. Daar is plaats voor verwondering en soms ook verbazing. Waarom eindigt die weg in het niets (en wordt ze toch begrensd door drie paaltjes)? Waarvoor dient die geïsoleerde betonnen paperclip? Is deze omgeving af, of raakt ze dat ooit nog? Wat is ‘af ’ precies…? In Nederland weten ze dat doorgaans wel. In de gemiddelde woonwijk is alles voorzien, nauwkeurig gepland, geordend en gebouwd. Zelfs de omliggende natuur oogt artificieel. Lange rechte straten met dezelfde in serie gebouwde huizen, ontdubbelde wegen met groenstroken daartussen, wonen bij wonen, werken bij werken, groen bij groen. Een harde lijn tussen dé ‘stad’ en hét platteland. Daar waar de typisch Vlaamse woonomgeving ruimte biedt om te spelen, en vrijheid om te experimenteren, knelt ze ook. Elke vierkante meter is anders. Visueel is er geen moment rust. Er is zoveel variatie dat - op grotere schaal - alles hetzelfde wordt. Een grote grijze brij, een letterlijk volgebouwd landschap. Neem dan
Een schoon einde Nederland. De architectuur en het materiaalgebruik van de huizen verschilt nauwelijks, de straat of buurt is een samenhangend geheel. De afwisseling bevindt zich hier op een hoger schaalniveau: tussen buurten en wijken, tussen wijken en steden, tussen dorp of stad en de groene open ruimte die daartussen nog volop te ervaren is. Toeval of niet? Door uitgebalanceerde eenvormige architectuur en nauwgezette planmatige opbouw valt het ‘accident’ - dat wat ontwerpers niet bedoeld of voorzien hadden, of dat wat bewoners later toegevoegd hebben - meteen op. Een geïmpregneerde houten poort, een bloempot aan de deur, olifantenpaadjes door de groenstroken, een oude boom of niet onteigende boerderij, een ‘oversteekmannetje’ geketend aan een verkeersbord of een geïmproviseerde glijbaan op dito zandheuveltje. Hoewel u zult verwachten dat dit typisch is voor de noordzijde van de grens (en dat is het ook) zijn soortgelijke ‘onvolkomenheden’ zichtbaar in de Turnhoutse Parkwijk. Door individueel particulier te bouwen verschillen woningen onderling. Een fermette kan broederlijk naast een Spaanse villa of modernistisch huis staan. Desalniettemin, en dat is duidelijk zichtbaar op de foto’s, zijn ook in Vlaanderen de regels strenger geworden. Nieuwe buurwoningen hebben vaak wel degelijk dezelfde breedte, goothoogte en dakhelling. Ondanks deze stringente voorschriften behouden ze toch hun eigen uitstraling. Die manifesteert zich in de kleur, het metselverband en de verbindingswijze van de baksteen, het type raam, de gevelverdeling of de keuze een gebeeldhouwde hardstenen kader rond de voordeur te voorzien. De plaats van de brievenbus verraadt aan welk vervoersmiddel de voorkeur wordt gegeven. Zo’n typische beslissing zult u in Nederland niet gauw aantreffen. Bij de buren Zonder expliciet sociologie te willen bedrijven2 vertelt onze manier van bouwen veel over onze cultuur. In Nederland worden eerst de kozijnen gesteld en daarna de muren gemetseld, terwijl in België eerst de volledige ruwbouw opgetrokken wordt om pas daarna ramen en deuren te plaatsen.3 Vrij geassocieerd en geïnterpreteerd: de Nederlander heeft een open blik op de wereld, hij kijkt bij wijze van spreken al naar buiten nog voordat er een huis staat. De Belg daarentegen is bescheiden, afwachtend en gesteld op zijn privacy, alhoewel … Nog zoiets: de tuinen! Ten zuiden een grote open grasvlakte met een trampoline en in het beste geval een Bekaertdraad erom. Ten noorden een hermetisch afgesloten, Berlijns ommuurde, netjes aangeharkte postzegel. Daar waar de Belg zijn huis angstvallig afsluit met glasgordijnen of luiken, mag iedereen weten wat er in zijn tuin gebeurt, terwijl dat in Nederland andersom is.4 Nochtans ziet u op sommige foto’s, mits u door de oogharen kijkt, niet meer aan welke zijde van de grens die genomen zijn. We zijn in de ‘linten’, de oude verbindingswegen tussen dorpskernen, de morfologisch gedeelde geschiedenis. ‘Hier treffen we nevenschikkingen aan […]. Daar is door de jaren heen iets afgebroken of bijgebouwd, daar werd de schaal gedefinieerd door onze voorouders. Je vindt er een witgoedzaak met een plat dak uit de jaren zestig naast een dijkhuisje uit de jaren twintig van de vorige eeuw.’
Voorgaand citaat is afkomstig uit een briefwisseling tussen Hans van der Meer, een Nederlandse documentairefotograaf, en de auteur dezes. Eerstgenoemde exposeert dit najaar in het Rijksmuseum ‘Document Nederland 2014: Nederland – België’. In deze tentoonstelling toont hij het wonen in de grensstreek vanuit de antropologische gedachte om door bij de buren te kijken iets over het eigen volk te leren. Daar waar Van der Meer de dingen probeert te doorgronden en te verklaren lijkt D’Haese eerder te zoeken naar verwondering, ironie, verbeelding en poëzie. Zijn kleurgebruik is zacht maar expliciet, en zijn composities zijn geometrisch, bijna architecturaal, van opbouw. Mensen of dieren ontbreken in de foto’s van D’Haese. Daardoor worden ze hard en ongemakkelijk, maar ook esthetisch interessant. Juist door de schoonheid van het beeld wordt het, soms schrijnend, duidelijk hoe wij met onze woonomgeving omgaan en die inrichten. Die omgeving op haar beurt bepaalt wie wij zijn, hoe wij ons gedragen en hoe wij denken. Het is niet voor niets dat een Nederlander over ‘Belgische toestanden’ spreekt en een Belg denkt dat er in die Nederlandse huizen geen ‘mensen’5, of toch zeker geen ‘individuen’ kunnen wonen. Desalniettemin gaan beide landen steeds meer op elkaar lijken. België en Nederland hebben een lange en bewogen gedeelde geschiedenis. Toch ontwikkelde de woningbouw zich wezenlijk anders. Het is pas de laatste jaren en onder invloed van een ruimtelijke en een economische crisis dat we meer naar elkaar toegroeien. De eenwording van Europa, het vrij verkeer van personen, goederen en diensten, bewerkstelligt bovendien de uitwisseling van ideeën, idealen, gedachten en angsten. “Als dat zo door gaat is de grens straks echt verdwenen!”6 En wie weet waar de steeds verder gaande globalisering ons dan brengt? Wie weet wonen we straks in een werkelijk generieke stad, ontdaan van alle gegroeide verschillen. Het enige onderscheid dat dan overblijft is het klimaat, de geologische ondergrond en het beschikbare bouwmateriaal. We zijn terug bij af. Een grens is een raar iets. <<
Over de auteur Joep Gosen (1981, Geldrop, NL) is architect, stedenbouwkundige en schrijver, en studeert fotografie aan de Academie in Hasselt. Joep werkt sinds 2006, het jaar dat hij afstudeerde aan de Technische Universiteit in Eindhoven, in België. Bronnen - “Grootschalige of kleinschalige verstedelijking? Een institutionele analyse van de totstandkoming van woonwijken in Nederland, Vlaanderen en Noordrijn-Westfalen” door Joost Tennekes en Arjan Harbers, Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag, 2012. - “Dagblind, bij foto’s van Paul D’Haese” door Erik Eelbode, in: Dagblind, Paul D’Haese, Yellow Now / Côté photo, 2010. - “Paul D’Haese, Verblind worden en ontsnappen” door N. Townsend, Beeldexpress, tweemaandelijks Tijdschrift van het Centrum voor Beeldexpressie #3, 2014. - “Een brief aan Hans van der Meer: Nederland vs. België” door Joep Gosen, www.archined.nl, 08/06/2012. - “Een brief van Hans van der Meer: geordend vs ongeordend” door Hans van der Meer, www.archined.nl, 13/09/2012.
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
centrum voor architectuur en stedebouw tilburg e.o.
aan de andere kant wonen in tilburg en turnhout in beeld tilburg – 10 en 11 december
beeld: groeseind, tilburg (paul d’haese)
Tilburg en Turnhout hebben dezelfde zandgrond, dezelfde natuurlijke begroeiing, de mensen hebben een gelijkaardige inborst en hetzelfde geloof. Toch wonen we anders aan de andere kant van de grens. Voor architectuurcentra CAST (Tilburg) en AR-TUR (Turnhout) bracht fotograaf Paul D’Haese het wonen in beide steden op eigenzinnige wijze in beeld.
Subsidiënten Stimuleringsfonds Creatieve Industrie | Gemeente Tilburg Hoofdsponsoren Bedaux de Brouwer Architecten | Bouwfonds ontwikkeling | Casade Woonstichting | TBV Wonen | Tiwos | WonenBreburg | Van de Ven Bouw en Ontwikkeling Sponsoren DAT De Architectenwerkgroep Tilburg | Bouwgroep Van der Weegen | Bouwbedrijf André Doevendans | Heerkens Van Bavel Bouwgroep | Continu, intermediair voor bouw en industrie | Bouwbedrijf Remmers | ‘t Heem beeld: koolhoven, tilburg (paul d’haese)
Benieuwd naar de sprekers? Meer informatie en aanmelden: www.castonline.nl.
11 december, 19.00 – 21.00 uur expositie en reflectie, Deprez gebouw, Lange Nieuwstraat 172-174 10 en 11 december, 12.00 – 17.00 uur expositie in CAST mobiel, terrein Deprez, Lange Nieuwstraat 172-174 In Tilburg praten we naar aanleiding van de tentoonstelling verder, om zo nuance aan te brengen in het debat over het verschil tussen de Nederlandse en Vlaamse visies op woningbouw. CAST nodigt twee architecten uit: van beide zijden van de grens één. Allebei hebben ze ervaring met het werken in Nederland en Vlaanderen. In gesprek met elkaar en het publiek reflecteren zij op de verschillen en overeenkomsten. Wat kunnen Nederland en Vlaanderen van elkaar leren wanneer regelgeving, cultuur en esthetiek in woningbouw worden vergeleken?
expo en reflectie in tilburg
beeld: koolhoven, tilburg (paul d’haese)
expo en reflectie in tilburg In Tilburg praten we naar aanleiding van de tentoonstelling verder, om zo nuance aan te brengen in het debat over het verschil tussen de Nederlandse en Vlaamse visies op woningbouw. CAST nodigt twee architecten uit: van beide zijden van de grens één. Allebei hebben ze ervaring met het werken in Nederland en Vlaanderen. In gesprek met elkaar en het publiek reflecteren zij op de verschillen en overeenkomsten. Wat kunnen Nederland en Vlaanderen van elkaar leren wanneer regelgeving, cultuur en esthetiek in woningbouw worden vergeleken? 10 en 11 december, 12.00 – 17.00 uur expositie in CAST mobiel, terrein Deprez, Lange Nieuwstraat 172-174 11 december, 19.00 – 21.00 uur expositie en reflectie, Deprez gebouw, Lange Nieuwstraat 172-174 Benieuwd naar de sprekers? Meer informatie en aanmelden: www.castonline.nl.
Subsidiënten Stimuleringsfonds Creatieve Industrie | Gemeente Tilburg Hoofdsponsoren Bedaux de Brouwer Architecten | Bouwfonds ontwikkeling | Casade Woonstichting | TBV Wonen | Tiwos | WonenBreburg | Van de Ven Bouw en Ontwikkeling Sponsoren DAT De Architectenwerkgroep Tilburg | Bouwgroep Van der Weegen | Bouwbedrijf André Doevendans | Heerkens Van Bavel Bouwgroep | Continu, intermediair voor bouw en industrie | Bouwbedrijf Remmers | ‘t Heem
Tilburg en Turnhout hebben dezelfde zandgrond, dezelfde natuurlijke begroeiing, de mensen hebben een gelijkaardige inborst en hetzelfde geloof. Toch wonen we anders aan de andere kant van de grens. Voor architectuurcentra CAST (Tilburg) en AR-TUR (Turnhout) bracht fotograaf Paul D’Haese het wonen in beide steden op eigenzinnige wijze in beeld.
tilburg – 10 en 11 december
beeld: groeseind, tilburg (paul d’haese)
aan de andere kant wonen in tilburg en turnhout in beeld 56
centrum voor architectuur, stedelijkheid en landschap in de kempen
aan de andere kant wonen in tilburg en turnhout in beeld turnhout – 29 en 30 november
beeld: parkwijk, turnhout (paul d’haese)
Tilburg en Turnhout hebben dezelfde zandgrond, dezelfde natuurlijke begroeiing, de mensen hebben een gelijkaardige inborst en hetzelfde geloof. Toch wonen we anders aan de andere kant van de grens. Voor architectuurcentra CAST (Tilburg) en AR-TUR (Turnhout) bracht fotograaf Paul D’Haese het wonen in beide steden op eigenzinnige wijze in beeld.
AR-TUR wordt ondersteund door: de Warande | de Vlaamse Overheid | Stad Turnhout | Drukkerij Em. de Jong | Bouwgroep Van Roey | Vande Moortel | Assiver | A+ Architecture in Belgium
Meer info via www.ar-tur.be. Voor de rondleiding graag van tevoren aanmelden via de website
pop-up expo in woning parkwijk turnhout beeld: heizijdse velden, turnhout (paul d’haese)
Een weekend lang nestelt AR-TUR zich in een woning in de Parkwijk in Turnhout. Deze sociale woonwijk met bijzondere architectuur is een van de locaties die Paul D’Haese fotografeerde. Zijn beelden leiden u door de kamers van het huis. Ook presenteert AR-TUR een cahier en architectuurkaart Wonen in de Kempen. Rond de keukentafel gaan we in gesprek. De koffie staat klaar. 29 en 30 november, 12.00 – 17.00 uur expositie, woning Elandersplantsoen 1, Turnhout zaterdag 29 november, 14.00 uur: opening expo en presentatie Cahier en Architectuurkaart Wonen in de Kempen zondag 30 november, 14.00 uur: rondleiding door de Parkwijk, met uitleg over de architectuur van de Turnhoutse School
zaterdag 29 november, 14.00 uur: opening expo en presentatie Cahier en Architectuurkaart Wonen in de Kempen zondag 30 november, 14.00 uur: rondleiding door de Parkwijk, met uitleg over de architectuur van de Turnhoutse School 29 en 30 november, 12.00 – 17.00 uur expositie, woning Elandersplantsoen 1, Turnhout Een weekend lang nestelt AR-TUR zich in een woning in de Parkwijk in Turnhout. Deze sociale woonwijk met bijzondere architectuur is een van de locaties die Paul D’Haese fotografeerde. Zijn beelden leiden u door de kamers van het huis. Ook presenteert AR-TUR een cahier en architectuurkaart Wonen in de Kempen. Rond de keukentafel gaan we in gesprek. De koffie staat klaar.
pop-up expo in woning parkwijk turnhout beeld: heizijdse velden, turnhout (paul d’haese)
Tilburg en Turnhout hebben dezelfde zandgrond, dezelfde natuurlijke begroeiing, de mensen hebben een gelijkaardige inborst en hetzelfde geloof. Toch wonen we anders aan de andere kant van de grens. Voor architectuurcentra CAST (Tilburg) en AR-TUR (Turnhout) bracht fotograaf Paul D’Haese het wonen in beide steden op eigenzinnige wijze in beeld.
AR-TUR wordt ondersteund door: de Warande | de Vlaamse Overheid | Stad Turnhout | Drukkerij Em. de Jong | Bouwgroep Van Roey | Vande Moortel | Assiver | A+ Architecture in Belgium
Meer info via www.ar-tur.be. Voor de rondleiding graag van tevoren aanmelden via de website
beeld: parkwijk, turnhout (paul d’haese)
turnhout – 29 en 30 november
aan de andere kant wonen in tilburg en turnhout in beeld 57
Verslag traject geWOONtebreker: wonen in de toekomst Tekst: Soetkin Goris (tri.zone)
Onze huidige manier van wonen komt meer en meer onder druk te staan. Maatschappelijke ontwikkelingen en de nood om klimaatuitdagingen het hoofd te bieden, vragen om een andere levensstijl en een andere manier van wonen. Terwijl de Kempen, en zeker de regio rond Turnhout, vroeger een landelijke regio was, wordt dit gebied meer en meer verstedelijkt. Beschikbare ruimte wordt schaarser en de bevolking blijft groeien. Voor inwoners is het ‘groen’ in de woonomgeving een groot pluspunt. De ideale woning is voor velen nog steeds de klassieke vrijstaande woning met eigen omheinde tuin. Zo ontstaat een spanningsveld tussen de vraag naar meer woningen en de vraag naar behoud van groen en open ruimte. In het traject geWOONtebreker gingen we samen met bewoners en professionals op zoek naar uitgangspunten voor nieuwe woonvormen voor de toekomst, woonconcepten die kansen bieden om meer mensen met behoud van open ruimte te huisvesten. Dit traject kwam tot stand op initiatief van de cultuurdienst van de gemeente Beerse, in samenwerking met de Stadsregio Turnhout, Tri.zone en AR-TUR. In dit verslag leest u eerst over de opzet van het traject (1) en de trends en ontwikkelingen waartegen het denken over toekomstige woonvormen zich afspeelt (2). Vervolgens beschrijven we de vier principes die als resultaat van het traject zijn geformuleerd, met de bijbehorende ‘gewoontebrekers’ (3). Tenslotte formuleren we een aantal randvoorwaarden om nieuwe woonconcepten te kunnen realiseren (4) en we besluiten met een suggesties voor lokaal woonbeleid (5).
58
1. Het traject In verschillende fasen werd met brede participatiegroepen en met een visiegroep gezocht naar uitgangspunten voor nieuwe woonvormen. We stapten op de bus en ontdekten hoe die principes vandaag al vorm krijgen in onze regio. Belangrijk concept hierbij was het formuleren van geWOONtebrekers: we zullen met zijn allen immers gewoonten moeten breken om wonen toekomstbestendig, kwalitatief en betaalbaar te laten zijn. Of, zoals een deelnemer het formuleerde: we moeten op zoek naar een nieuwe definitie voor ‘wonen’. Het traject resulteert in vier principes en een heleboel ideeën en inzichten om anders te kijken naar ‘wonen’. Daarnaast is met dit traject een eerste stap gezet om anders te kijken naar woonbeleid in de regio, met betrokkenheid van alle belanghebbenden, ook inwoners. Het overleg met bewoners is een grote sterkte van het traject. Mensen die betrokken waren en zich aangesproken voelden, kunnen op hun manier ambassadeur worden en het maatschappelijk debat rond wonen in de regio mee voeden.
Voorbereidende fase In deze fase werd een overzicht gemaakt van actoren die betrokken werden in dit project: kerngroep, visiegroep en brede samenleving. Daarnaast werd, door middel van interviews met durf- en droomdenkers inzake wonen, gepeild naar trends en ontwikkelingen. De output van deze gesprekken vormde het startkader voor de verdere visieontwikkeling. Droomfase Op een creatieve en interactieve droomavond, waarbij we inzetten op een brede participatie van deelnemers uit Beerse en de omgeving, verkenden we de dromen en voorwaarden die mensen hebben bij ideaal wonen in 2050. Een divers samengestelde visiegroep verdiepte en vertaalde de output van de interviews en van de droomavond in basisprincipes voor ‘ideaal wonen in Beerse, 2050’.
59
Breekfase Op een tweede brede denkavond, werden de basisprincipes verder afgetoetst bij bewoners. De verdere focus van de avond lag op de mentale shift die nodig is om deze principes meer ingang te doen vinden: welke gewoontebrekers zijn nodig, hoe en waar is een fundamenteel andere kijk op ‘wonen’ nodig? Alle betrokkenen en nieuwe geïnteresseerden werden bijkomend uitgenodigd om letterlijk ‘uit te breken’. Hiervoor werd een ontdekkingstocht voor bewoners georganiseerd. In groep stapten we de bus op, om te ontdekken op welke manier de geformuleerde principes reeds vorm krijgen: waar in onze regio vinden we voorbeelden van collectiviteit, behoud van open groene ruimte, clusteren van parkeergelegenheid naast de woonomgeving,…? (Zie een beschrijving van de bezochte projecten hiernaast.) We kregen inzicht in kiemen voor nieuwe woonvormen in de eigen regio en luisterden naar de deelnemers: Hoe denken bewoners hier over? Wat willen ze aanvullen, veranderen,… en vooral: welke gewoontebrekers zijn nodig? Toonmoment en vervolg Het traject geWOONtebreker kaderde in het Groen Seizoen waarmee GC ’t Heilaar zijn 20e verjaardag vierde. Op de afsluitende beurs in juni 2014 werden traject en output toegelicht. Op dit moment onderzoeken de partners hoe het traject verder kan worden voortgezet.
2. Trends en ontwikkelingen Demografische wijzigingen De samenstelling van de maatschappij is de laatste decennia veranderd. De levensverwachting is gestegen, het geboortecijfer is gedaald, mensen wonenn in diverse gezinssamenstellingen. De bevolkingssamenstelling verandert: de verwachting is dat in Stadsregio Turnhout het aantal personen jonger dan 60 jaar zal afnemen (- 7 %), ten opzichte van een toename van 60-plussers en vooral 80-plussers (+ 40 %). Deze prognoses maken het belangrijk om in te zetten op kleinere woontypes. Ruimte om te wonen De nood aan extra woningen in Vlaanderen stijgt en ook in Stadsregio Turnhout is dat zo. Concreet zal in Stadsregio Turnhout op een termijn van tien jaar zowel het aantal eenpersoonshuishoudens als tweepersoonshuishoudens toenemen met om en bij de 1.500 eenheden. Dit is tegengesteld aan een afname die zich zal voordoen bij de grotere huishoudens (ongeveer - 175 eenheden). In het kader van het bindend sociaal objectief zijn de gemeenten in Stadsregio Turnhout verplicht om 936 huur- en koopwoningen te realiseren. Tegelijk is de open ruimte schaars, wat betekent dat bijkomende woningen met behoud van die schaarse open ruimte gerealiseerd moeten worden: we moeten overstappen op een doordacht ruimtegebruik zodat we meer kunnen doen met dezelfde ruimte. Van anonimiteit naar ontmoeting De inrichting van de ruimte leidt vandaag tot meer anonimiteit en vervreemding. In een individuele samenleving is eenzaamheid voor veel mensen een groot probleem. De klassieke ontwerpen bieden hier geen antwoord. Een woonconcept voor de toekomst stelt ontmoeting en ‘samen-leven’ centraal. Ontmoeting en het tegengaan van vereenzaming zijn niet enkel een zaak van ‘instelling’ en overtuiging, ze hangen ook samen met ontwerp en inrichting van de publieke ruimte. Betaalbaar wonen Wonen is een basisrecht voor iedereen. Haalbare kosten en toegang tot gedeelde en gewaardeerde functies zitten vervat in het wonen van de toekomst. Mobiliteit De auto als voornaamste vervoermiddel, een stijgend aantal huishoudens en de grenzen van onze planeet zorgen vandaag voor dichtslibbende wegen en kernen, milieuvervuiling en gezondheidsproblemen. Ecologische uitdagingen Duurzame woningbouw is een deel van de oplossing waarmee we klimaatverandering het hoofd willen bieden. Door integraal duurzaam te bouwen en door aandacht te hebben voor zowel water als energie en materiaalkeuze, verkleinen we de ecologische voetafdruk van elke bewoner.
60
Gemengd woon- en werkgebouw Beerse
Co-housing Merksplas
Voor deze locatie in Beerse, op de hoek van de Bisschopslaan en Turnhoutseweg, worden momenteel de plannen uitwerkt voor een nieuw woon- en werkgebouw. TRiAS architecten uit Turnhout tekent het ontwerp. In het gebouw komen verschillende woonvormen die worden geschakeld en gestapeld, van panorama-appartementen tot compacte grondgebonden woningen. Verder komen er kantoorruimten, een restaurant en een ondergrondse parking voor fietsen en auto’s. Door de woningen en andere functies te stapelen, kan centraal een groen plein worden gebouwd van meer dan 1000 m2.
Deze drie aaneengesloten woningen zijn gebouwd door drie gezinnen. Elk gezin heeft zijn eigen privéwoning, maar bepaalde ruimtes zijn gemeenschappelijk. Zo delen de families de grote tuin, het tuinhuis en fietsenhok, en zijn de woningen op de verdieping verbonden door dubbele tussendeuren. Bovendien delen de families praktische zaken als een stofzuiger en wasmachine. Wanneer de situatie ooit verandert, zijn de huizen perfect te scheiden en afzonderlijk verkoopbaar en is er een voorverkooprecht door de twee anderen gezinnen. Naast het samenwonen hebben de gezinnen ook financiële afspraken: 5% van hun inkomen gaat naar onderhoud en extra aankopen, 2,5% naar een ontwikkelingsproject en nog eens 2,5% naar een onderling solidariteitsfonds voor ziektekosten.
Begijnhof Hoogstraten
Meuletiende Turnhout
In 1992 stond het begijnhof van Hoogstraten al dertien jaar te vervallen. Enkele inwoners van Hoogstraten namen het initiatief tot de restauratie. Ze richten Het Convent op, een vereniging van 34 gezinnen die het begijnhof 99 jaar in erfpacht overnam van de stad Hoogstraten. Ze stelden zich tot doel niet enkel het monument te redden, maar ook een nieuwe woongemeenschap te vormen waarin alle rangen, standen en leeftijdsgroepen een plaats moesten krijgen. Vanaf 1997 is het begijnhof weer bewoond, en vanaf 1998 staat het op de werelderfgoedlijst met 12 andere Vlaamse begijnhoven.
Deze nieuwe woonbuurt ligt vlakbij het centrum van Beerse. De straten zijn ingericht als woonerf met veel groen. De buurt heeft aparte paden voor fietsers en voetgangers, waardoor de verschillende speelplekken worden verbonden. Meer informatie over deze buurt is ook elders in dit cahier te lezen.
61
De vier principes voor een nieuw woonconcept 1. Collectiviteit
2. Zuinig ruimtegebruik
Door anders om te gaan met zaken als privé en openbare ruimte, persoonlijk en gedeeld bezit, verhogen we de kans op kwaliteitsvol wonen en krijgen ontmoeting en sociaal contact een sterke plaats in ons leven. Gedeelde ruimte biedt toegang tot spullen en functies die niet tot de mogelijkheden van individuele bewoners behoren. Waar spullen en ruimte gedeeld worden, kan bovendien gedeelde zorg ontstaan.
Denser bouwen is de consequentie van zuinig ruimtegebruik. Het streefdoel is een hogere woondichtheid met kleinere en compactere woningen in diverse vormen van gestapelde of geschakelde woonunits, die geconcentreerd en geclusterd zijn in de ruimte. Ook parkeergelegenheid en open ruimte worden best geclusterd, zodat meer groen en open ruimte behouden blijft. Dit biedt kansen tot een nieuwe woonkwaliteit en een hogere kwaliteit van de publieke ruimte. Autovrije woonkernen en aandacht voor veilige paden voor fietsers en voetgangers zorgen voor meer wooncomfort en een aangename buurt.
Zo kunnen bewoners een stuk van hun private woonruimte en/ of buitenruimte delen en in ruil hiervoor gebruik maken van een grotere collectieve ruimte, zoals bijvoorbeeld een wasruimte, een buurthuis of grotere ruimte waar feestjes en ontmoeting kunnen doorgaan. Door kleinere privé buitenruimtes kan meer gemeenschappelijk groen gerealiseerd worden, en wordt het individuele onderhoud beperkt. geWOONtebrekers:
“Op zoek naar een nieuw evenwicht: door een stukje privacy op te geven en meer te delen, krijg je veel in de plaats. Contact, ontmoeting, misschien zelfs hulp en zorg.” “Buiten is van iedereen. Als we de hekken tussen de tuinen weghalen, hebben kinderen plaats én vriendjes om mee te spelen.” “Meer samen doen. Strijken moet iedereen. Waarom bijvoorbeeld niet eens de strijkplanken in één tuin zetten en gezellig samen strijken? Keiplezant.” “Het leven speelt zich af in de buurt: je ontmoet mensen, je gaat dingen delen. Van verhalen tot grasmachines en de mixer.” “De grond is van iedereen. Erfpacht is een mogelijkheid.” “Maak ‘buiten’ gemeenschappelijk en hou ‘binnen’ privé.” “Gemeenschappelijke duurzame energie.”
62
geWOONtebrekers:
“Auto’s uit het straatbeeld. Stop ze onder de grond, zet ze op parkings buiten de woonzone. Dat wordt haalbaar en leuk door autodelen, gemeenschappelijke karretjes om aankopen te vervoeren,…” “We vervangen garages-voor-de-deur door fietsenstallingen en straten door fiets-o-strades.”
“Een huis is een plek om te slapen, te eten, te leven. Dat moet niet groot zijn.” “Bestaande huizen durven veranderen.” “Door collectieve groenvoorziening en gedeelde speelruimte, wordt wonen op een kleinere kavel haalbaar.” “De focus op de gezinswoning loslaten.” “Durf denken: hoeveel ruimte heb je écht nodig?”
3. Kwaliteitsvol en betaalbaar wonen
4. Diversiteit
We kunnen meer doen met dezelfde ruimte. De som is dan meer dan het geheel van de delen: een hogere woonkwaliteit wordt betaalbaar door mensen toegang te bieden tot gedeelde functies. Door in het ontwerp van wijken en buurten aandacht te besteden aan ontmoeting en rekening te houden met bewoners in alle levensfasen, vermindert de anonimiteit en krijgen bewoners een hoger gevoel van veiligheid en kwaliteit.
Een buurt of wijk is een complex en flexibel geheel, waarin mensen van verschillende generaties, met verschillende achtergronden en in diverse gezinssamenstellingen samenwonen. Op veranderende woonbehoeften van bewoners wordt flexibel ingespeeld door de aanpasbaarheid van individuele units, door de mogelijkheid om units samen te voegen of op te delen, door de mogelijkheid om op wijk- of buurtniveau van woning te wisselen naar gelang de noden en behoeften van de bewoner. Een woning groeit of krimpt dus met de bewoner mee of de bewoner vindt binnen de eigen buurt een woning die aangepast is aan zijn huidige behoeften. Ook woontypes als kangoeroewoningen1 en abbeyfieldhuizen2 kunnen geïntegreerd worden in een buurt. Levenslang wonen is een realiteit die op deze manier wordt ondersteund.
Basiscomfort in wonen is voor elke bewoner gegarandeerd. Door te bouwen volgens de principes van duurzaam bouwen en door inspanningen te leveren op vlak van isolatie, materiaalgebruik en van technieken, wordt een aangenaam binnenklimaat gerealiseerd én wordt ook de gezondheids- en energiekost voor iedereen beperkt. geWOONtebrekers:
“De lucht die we inademen is van iedereen. Zo zou grond ook van iedereen moeten zijn.” “Alleen al door kleiner te gaan wonen, wordt wonen meer betaalbaar.” “Bij ouder worden: durven verhuizen om zelfstandig te wonen met structurele ondersteuning en zorg” “Een keuze maken op basis van ecologische overwegingen, niet op basis van economische overwegingen.” “Goed isoleren als norm.” “Op straathoeken beschikbaarheid van rollators en rolstoelen zodat een buurt voor iedereen toegankelijk is.”
‘Wonen begint als je de deur uitstapt’ en dit is voelbaar aan het ontwerp van buurten en wijken. Wonen is verweven met andere levensfuncties en een woongemeenschap is verbonden met de omgeving. Een woongebied wordt op die manier een creatief laboratorium voor ontmoeting en gedeelde actie, van waaruit gedeelde lokale initiatieven ontstaan. geWOONtebrekers:
“Je huis is aangepast aan je persoonlijke situatie. Als je situatie verandert, hoef je niet per se op één plek blijven wonen.”
“Durf loslaten wat je hebt en wat er is. Durf een bestaande grote woning aanpassen en veranderen om er met meer gezinnen in te wonen.” “Sociaal wonen betekent dat iedereen een plek krijgt in dezelfde buurt.” “Verdraagzaamheid en tolerantie, inlevingsvermogen en respect zijn sleutelbegrippen. Meer van dat.”
1 Zorgwonen of kangoeroewonen is het creëren van een kleinere woongelegenheid binnen een bestaande woning zodat maximaal twee oudere of hulpbehoevende personen kunnen inwonen. Om een zorgwoning te creëren moet volgens de regelgeving in Vlaanderen de eigendom, of ten minste de blote eigendom van de hoofd- en de ondergeschikte wooneenheid aan dezelfde eigenaar toebehoren.
Een Abbeyfieldhuis is een home waar elke senior beschikt over een slaapkamer, een living en een kleine keuken en waar men volledig zelfstandig kan leven. Het huis is een alternatief voor zelfstandige senioren waarvan het huis door een echtscheiding, een overlijden of het uitvliegen van de kinderen te groot is geworden. De Abeyfieldhuizen komen overgewaaid uit Groot-Brittannië waar ze door Richard Carr-Gomm in 1956 voor het eerst werden opgezet. Met dit initiatief wil men senioren zo lang mogelijk zelfstandig laten functioneren.
2
63
4. Randvoorwaarden en de weg naar een nieuw woonconcept Mentaliteitsverandering Meer nog dan een ‘transitie in woonconcepten’, is een mentaliteitsverandering van belang: onze ‘scripts’ over hoe we wonen en wat dat betekent, moeten veranderen. Het traject geWOONtebreker focust op de mentale switch die nodig is voor een toekomstbestendig wonen. Door met bewoners, deskundigen en andere betrokkenen in gesprek te gaan, door het tonen van goede voorbeelden en het benoemen van noodzakelijke geWOONtebrekers, kan deze mentaliteitsverandering ingezet worden. Getuige hiervan zijn de reacties van verschillende deelnemers die het belang en de urgentie van een nieuwe kijk op wonen inzien. Duidelijke keuzes en beslissingen Een mentaliteitswijziging komt wellicht sneller tot stand als het aanbod daadwerkelijk verandert en als er duidelijke politieke en beleidsmatige keuzes gemaakt worden. Sterke betrokkenheid én daadkracht van zowel ontwerpers als beleidsmakers, is en blijft dan ook een voorwaarde om veranderingen versneld ingang te laten vinden.
64
Participatie Nieuwe buurten en wijken komen niet zonder overleg met buurtbewoners, ontwerpers, projectontwikkelaars, overheden en toekomstige bewoners tot stand. Er wordt ingezet op een boeiende wisselwerking van ideeën, waarbij op de eerste plaats geluisterd wordt naar de verschillende partijen,zodat een nieuw idee kan verder bouwen op het vorige. Eigenaarschap ‘De ruimte is van iedereen’ en ‘iedereen heeft wat met de ruimte’. Wie is eigenaar van de (publieke) ruimte en wie neemt het beheer op zich? Ruimte die ‘van niemand’ is, wordt ook door ‘niemand’ verzorgd. Via het continuüm van privé ruimte over semi-publieke ruimte tot publieke ruimte, worden mensen sterk betrokken bij de invulling van de ruimte. Ze worden uitgenodigd om de ruimte zelf in te richten en te onderhouden.
5. Suggesties voor een lokaal woonbeleid Ontwikkelen van goede reflexen Als mensen over ‘wonen’ praten, gaat het al snel over alle facetten van het leven: wonen is onlosmakelijk verbonden met mobiliteit, sociaal weefsel, energie, school en werk, vrije tijd en ontspanning. Wonen raakt met andere woorden aan alle beleidsdomeinen. Dit vraagt om een brede en horizontale kijk. Om nieuwe woonvormen meer groeikansen te geven op lokaal vlak, kunnen lokale overheden bepaalde ‘reflexen’ inbouwen, zoals een ‘collectiviteitsreflex’ en een ‘mobiliteitsreflex’. Het hoeft hierbij niet steeds om grote zaken of projecten te gaan. Ook kleinere en meer subtiele zaken, laagdrempelige projecten, kunnen een mentaliteitsshift bewerkstelligen. Wel is van groot belang dat alle beslissingen die beleidsmatig genomen worden, de toets ondergaan. Uiteraard bij voorkeur in een vroeg stadium en daar waar de werkelijke beslissingen genomen worden. Reflexen worden zelden via geijkte procedures gecreëerd. Het kan helpen om iemand dit bijzonder ambassadeurschap toe te kennen en hierover te communiceren. Tegelijk werkt ambassadeurschap als een netwerk, op verschillende niveaus. De ontwikkeling van goede reflexen heeft dus baat bij een lokale en bovenlokale, gelaagde betrokkenheid van diverse en bezielde stakeholders, laagdrempelig en met ruimte voor experiment. Laten zien wat werkt Bestaande projecten, voorbeelden die tonen wat goed en minder goed werkt, maken mogelijkheden zichtbaar. In pilootprojecten en andere experimenten kunnen nieuwe woonvormen onderzocht worden, als katalysator voor dialoog en maatschappelijk debat. Tegelijk maken ze ook concreet en zichtbaar hoe dicht een nieuwe of andere woonvorm kan raken aan de manier waarop mensen vandaag wonen en aan de winsten die er op diverse vlakken kunnen zijn. De ervaring dat een nieuwe woonvorm ook ‘dicht bij huis’ kan zijn, maar ook inspirerende voorbeelden en het aangaan van het debat kunnen de geesten openen. Moed en durf Beleidsmakers mogen en moeten een positief kader creëren om in élk project, daadkrachtig en consequent, keuzes te maken en duidelijke lijnen uit te zetten. De basisprincipes zoals ze geformuleerd werden in het traject geWOONtebreker kunnen zo’n kader mee vormgeven, net zoals de uitgangspunten voor Innovatieve Woonprojecten in Vlaanderen (Vlaamse Bouwmeester, 2013) en de thema’s die in The Neighbourhood Our Garden (B. Roosen, Universiteit Hasselt) benoemd worden. De herkenbaarheid in principes en de overlap in thema’s, valt op. De analyse is dan ook grotendeels gemaakt, het kader is er. Beleidsmakers kunnen vandaag en morgen het verschil maken door echte keuzes te maken, gebaseerd op deze principes en thema’s, om zo nieuwe woonvormen meer kans te geven. <<
65
Colofon www.ar-tur.be
REDACTIE AR-TUR, centrum voor architectuur, stedelijkheid en landschap in de Kempen Met bijdragen van Soetkin Goris, tri.zone Joep Gosen Eva Heuts Evelien Pieters Edith Wouters Berny van de Donk Fotografie Paul Dâ&#x20AC;&#x2122;Haese Willie-Jan Staps Grafische vormgeving Lies Van den Eynde, dienst communicatie van de Warande Uitgever AR-TUR, via Brave New Books Warandestraat 42 2400 Turnhout info@ar-tur.be Editie cahiER #2, november 2014 Dit cahier bevat de verslaglegging van de activiteiten in het inspiratietraject Wonen, dat AR-TUR in samenwerking met onder meer CAST, de gemeente Beerse en Tri.zone organiseerde in 2013 en 2014. MET DANK AAN Alle deelnemers van de activiteiten, experten, sprekers en partners. AR-TUR WORDT ONDERSTEUND DOOR
Assiver Vande Moortel 66
67
AR-TUR, november 2014 // www.ar-tur.be
68