NLCOACH - 4e jaargang - nummer 2 - 2009
4e jaargang - nummer 2 - 2009
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
Jan Siemerink “Harder worden voor onze talenten” Jacques Brinkman “Als ik moet kiezen, word ik coach” De reis van... Jan Mulder
Maurits hendriks “we denken te klein” Thema
tips voor de coach
Kamiel Maase | Jan Mulder | Margot Boer | Gerald Sibon | Manon Flier Hardy Menkehorst | Rico Schuijers
voorwoord joop alberda
Talenkennis De plannen en dromen van Maurits Hendriks, de nieuwe chef de mission, komen in deze NLCOACH aan bod. Hij kan misschien nog wat opsteken van de sporters die in dit themanummer aan het woord komen: Wat leert de moderne coach van de vooruitstrevende atleet? In veel opzichten is het niet eenvoudiger geworden voor de trainer, gezien de mondigheid van de vaak jongere pupillen die zich kunnen beroepen op de schier eindeloze digitale mogelijkheden. Een half dagje googelen en je kunt je trainer om de oren slaan met allerlei wetenschappelijk onderbouwde theorieën. Zolang die door mondigheid en computers ‘geplaagde’ opleiders maar goed blijven luisteren naar hun zintuiglijke waarnemingen, komen deze cultureel-maatschappelijke veranderingen de topsport alleen maar ten goede. De beste lakmoesproef voor kwaliteit en niveau van de trainer is de waarneming van de sporters. Wat kan de coach in dit opzicht van hem of haar leren? U kunt het lezen in deze NLCOACH. De vergelijking met modern leiderschap als dat van president Obama, waarbij duidelijkheid vooropstaat en zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de mondige burger, is treffend. Door geavanceerde communicatiemiddelen te benutten en de mening van de sporter, die de laatste vijftien jaar veel zelfbewuster is geworden, te eerbiedigen, zal de ambitieuze trainer beter kunnen
nummer 2 - 2009
voldoen aan de steeds hogere eisen. Ik zeg het graag zo: de moderne coach spreekt steeds meer talen: die van vrouwen, die van mannen en ja, ook digitaal. Ik verwijs met opzet naar de Spelen van 2028, waarvan immers de organisatie door Nederland wordt begeerd, honderd jaar na het eerste olympische feest van Amsterdam. En ik spreek daarbij de hoop uit dat het de initiatiefnemers niet in de eerste plaats gaat om een op de toekomst gestoelde infrastructuur. Als het goed is, moet ook de Nederlandse sportwereld op de schop. Drie ambitieuze doelstellingen van 1996 (sporter centraal, coachgericht en prestatiegericht) zijn daarbij een mooi beginpunt, maar beslist geen eindpunt. De topsport heeft sindsdien een enorme evolutie doorgemaakt met navenante successen op de laatste drie Spelen en vergelijkbare resultaten op de winteredities. Meer en beter zijn hier sleutelwoorden. Daarbij mogen de Nederlandse coaches wat mij betreft niet achterblijven. Waar in het verleden niet kon worden geoogst zonder buitenlandse ‘roergangers’ als Arie Selinger en Peter Mueller, zal dat in de toekomst wel mogelijk moeten zijn. De Olympische Spelen van 2028 met atleten én coaches ‘made in Holland’. Laat dat het loffelijk streven zijn op lange termijn. Luister goed naar wat je eigen pupillen proberen te vertellen, al is het alleen in de vorm van lichaamstaal.
COACH
3
FOTO: ANP PHOTO
FOTO: ANP PHOTO
uitgelicht
En nu nog de Tour! Als renner kon hij er slechts aan ruiken. In 1990 en 1991 was Erik Breukink dicht bij een overwinning in de Tour de France, maar door pech en de intralipid-affaire bleef het bij luchtfietserij. Als ploegleider weet hij de grote rondes wel te winnen. Onder zijn leiding won Denis Menchov in 2005 en 2007 de Ronde van Spanje. Dit jaar voegde de Rus daar de Ronde van ItaliĂŤ aan toe. Als hij of een andere Rabo-renner deze zomer ook de Ronde van Frankrijk wint, is het litteken dat Michael Rasmussen in 2007 in de ploeg heeft gekerfd, voorgoed verdwenen. En heeft Breukink gepresteerd wat maar weinig ploegleiders is gelukt: de Grand Slam in de wielersport behalen. Linksboven: Een getekende Erik Breukink na afloop van een loodzware bergetappe in de Tour de France van 1990.
FOTO: PRO SHOTS
Midden: Breukink licht toe waarom geletruidrager Michael Rasmussen is teruggetrokken uit de Tour de France van 2007. Beneden: In 2007 wint Denis Menchov de Vuelta. Rechts: Denis Menchov gaat uit zijn bol na het winnen van de Giro van 2009. Recht achter hem, in blauw shirt, Erik Breukink.
FOTO: ANP PHOTO
COACH
colofon
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
Hoofdredactie Joop Alberda & Frans Oosterwijk E. frans.oosterwijk@arko.nl Eindredactie Karlijn de Jonge E. karlijn.de.jonge@arko.nl 4e jaargang, nummer 2 – juni 2009 Aan dit nummer werkten mee Cors van den Brink Marc Delissen Guus van Holland Wietske Idema Remco Janssen Hans Klippus Kees Kooman Sjoerd Litjens Marcel Luyckx Peter Murphy Etienne Verhoeff John Volkers Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18
Abonnementen Regulier abonnement € 27,50 per jaar (incl. 6% btw). Studentenabonnement € 20,75 per jaar (incl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl Losse nummers € 7,50 per exemplaar (incl. 6% btw)
Uitgever Michel van Troost E. vantroost@arko.nl
Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld
Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@arko.nl Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 600 47 80 F. 030 - 605 26 18 E. info@arko.nl
Drukker Drukkerij Offset Service B.V., Valkenswaard Coverfoto Pro Shots
Inhoud
Maurits Hendriks: “Het doel? Goud winnen!” 12
Jan Siemerink: “Tennissers van veertien moeten al weten wat hun te wachten staat” 18 Jacques Brinkman: “Als ik moet kiezen, word ik coach” 40
Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
De reis van… Jan Mulder
©2009 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
6
COACH
nummer 2 - 2009
44
thema
Tips voor de coach
En verder… en nu nog de tour! Erik Breukink wint giro Debat. Robert Maaskant, Ab Krook, Bram van Bokhoven, Erik Breukink en Bert Goedkoop over de stelling: de financiële crisis dwingt coaches tot meer inventiviteit en professionalisme
4 8
Homepage NLcoach
20
De column van Marc Delissen
21
Tom Aalmoes en de kick van het coachen
34
Sportontwikkelingen: vier experts over trends in hun vakgebied CTO’s en NTC’s: topsportopleiding nieuwe stijl Hoogbegaafdheid is een kans, geen bedreiging De column van Peter Murphy
36 38
Inleiding
23
Wie coacht de coach?
24
Kamiel Maase: “Communicatie is het toverwoord”
26
Jan Mulder: “Wees dienstbaar”
27
Margot Boer: “Vertrouwen is de basis”
29
Gerald Sibon: “Zorg voor sfeer en beleving”
30
Manon Flier: “Deel de verantwoordelijkheid”
31
Hardy Menkehorst: “Delegeer en geef vertrouwen”
32
Rico Schuijers: “Kies de juiste werkgever”
33
42 50 nummer 2 - 2009
COACH
7
debat
De financiële crisis dwingt coaches tot meer inventiviteit en professionalisme Door: Remco Janssen
De recessie zal ook de sport hard raken, zo is de verwachting. Budgetten worden teruggeschroefd, sponsors trekken zich terug. Van trainers en coaches wordt echter te allen tijde verwacht dat zij ervoor zorgen dat hun pupillen topprestaties leveren. De financiële crisis als een blessing in disguise: ze dwingt coaches tot meer inventiviteit en professionalisme.
8
COACH
nummer 2 - 2009
E
en goede coach gaat altijd inventief te werk, meent Robert Maaskant, trainer van voetbalclub NAC Breda. “Op welk niveau je ook actief bent, je wordt altijd geconfronteerd met beperkingen. Een coach wil altijd méér dan het budget toelaat. En hoe inventief de club ook is op de transfermarkt, wie ze ook aantrekt, voor de coaching maakt het geen enkel verschil. Als trainer moet je altijd het beste uit je spelers zien te halen.” Terugtrekkende sponsors, zoals het geval is met zorgverzekeraar CZ, liggen bij NAC meer op het bord van de financieel en technisch directeur dan op die van coach Maaskant. Bij RBC en MVV was hij als trainer én technisch directeur ook verantwoordelijk voor de hoogte van de spelerscontracten en dus medeverantwoordelijk voor
de uitgaven. “Dan moet je sluw omgaan met je budget, op basis van vakmanschap. Je moet spelers zoeken die bij jouw werkwijze en bij de club passen. En je moet in financieel opzicht de markt kunnen lezen: Wie betaalt wat voor welke speler? Aan de hand daarvan bepaal je je concurrentiepositie. Als een bepaald type speler schaars is, maar je wilt hem graag hebben, dan weet je dat hij ook bij andere clubs in beeld is.” Hij geeft een voorbeeld. “Wij wilden in de winterstop Ragnar Klavan van Heracles Almelo aantrekken, in de wetenschap dat meerdere clubs in hem geïnteresseerd waren. Door er vroeg bij te zijn, probeerden wij het verschil te maken.” Maar Klavan vertrok naar de aanstaande kampioen AZ – van zo’n aansprekende werkgever kon NAC niet winnen.
“Een coach wil altijd méér dan het budget toelaat” [Maaskant]
FOTO: PRO SHOTS
“ Een goede coach is ook een goed ondernemer” [Krook] De trend van alsmaar stijgende spelerssalarissen in het betaald voetbal – daar zal mede door de crisis wel een einde aan komen, hoopt de trainer van NAC. De trend van alsmaar stijgende trainerssalarissen daarentegen houdt hopelijk nog even aan. “Waarom zou ik mijn eigen glazen ingooien?” Een goede coach is ook een goed ondernemer, stelt Ab Krook, teammanager van de VPZ-schaatsploeg en voormalig schaatsbondscoach. “Een goede coach kan heel goed de zin van zijn acties bepalen. Zo haalt hij uiteindelijk altijd het optimale uit zijn budget.” Een goede coach is dus niet alleen een trainer, maar ook een manager. Met of zonder crisis, hij moet zorgen dat hij binnen zijn budget
blijft. “Als je minder geld te besteden hebt, zul je prioriteiten moeten stellen en de tering naar de nering moeten zetten. Het blijft te allen tijde de opdracht van een coach om geen onzinnige dingen te doen.” Nóg inventiever, nóg professioneler omgaan met geld is in de schaatswereld trouwens haast niet mogelijk, analyseert Krook. “In de schaatssport werd vroeger al van een gulden één gulden dertig gemaakt. Dat is nog steeds zo.” Onlangs vertrok Krook met de VPZploeg op trainingskamp. De schaatsers bivakkeerden in een groot huurhuis. Het ontbijt, de lunch – ze regelden het allemaal zelf. Less is more. Krook: “Dat is goed voor de teambuilding, en zo let je ook nog op de centjes. Maar dat deden we voor de crisis ook al.”
Bram van Bokhoven, bondstrainer turnen bij de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) en persoonlijke coach van Yuri van Gelder en Jeffrey Wammes, grinnikt om de stelling. “Bij andere sporten vormt sponsoring een wezenlijk deel van de begroting, bij ons is dat aandeel nihil. De crisis heeft daarom maar weinig effect op het trainingsprogramma, wel op de inkomsten van de turners. Yuri voelt de crisis wel op zijn bankrekening, maar niet in het wedstrijdschema.” Zowel de KNGU als Van Bokhovens vereniging Flik-Flak staat door de crisis (nog) niet onder druk. “Tenzij leden zich gaan terugtrekken, dan zullen wij het zeker merken. Maar
Bondscoach Bert Goedkoop: “In het beachvolleybal melden de sponsors zich spontaan aan.”
“Veel sporten moeten weer back to basic” [Goedkoop] nummer 2 - 2009
COACH
9
Bedrijven die supersnel groeien, zijn een succesverhaal &Samhoud is ook een succesverhaal, niet vanwege de pijlsnelle groei, maar vanwege de verstandige groei. Wij helpen organisaties bij het realiseren van doorbraken door het inspireren en verbinden van mensen. &Samhoud wordt gedreven door klanttevredenheid. Een tevreden klant zorgt voor duurzame financiële waarde. Klanttevredenheid en medewerkertevredenheid hangen nauw samen. Het zijn immers onze medewerkers die waarde toevoegen aan de klant. Tevreden medewerkers: &Samhoud is nummer 1 Great Place to Work (GPTW, april 2008) Tevreden klanten: &Samhoud is nummer 1 van managementadviesbureaus op gebied van knowhow (Incompany100, september 2008)
Je kunt niet harder groeien dan verstandig groeien Kent u dat verhaal van de kip met de gouden eieren? Verstandige groei betekent dat je groeit in medewerkertevredenheid, in klanttevredenheid en in financiële waarde. Jaarlijks groeien wij tussen 15% en 25%, niet minder en niet meer. Als we meer dan 20% van onze tijd besteden aan nieuwe klanten, dan gaat dat ten koste van onze bestaande klanten. En als we meer dan 20% nieuwe mensen aannemen, dan vernietigen wij onze cultuur.
Wij nemen maar 1 op de 250 mensen aan. Ben jij ook zo speciaal?
Wilt u meer weten over verstandige groei bij &Samhoud en in uw eigen bedrijf? Bel: 030 – 234 86 68 Mail: j.schilte@samhoud.nl Surf: www.samhoud.nl
“Yuri voelt de crisis wel op zijn bankrekening, maar niet in het wedstrijdschema” [Van Bokhoven]
de contributies zijn niet zo hoog, die gevolgen zullen nog wel even uitblijven.” Van Bokhoven heeft niet het idee dat turncoaches hun vak inventiever of professioneler benaderen, omwille van de recessie. “Toppers als Van Gelder en Wammes ondervinden weinig beperkingen, maar bij de subtoppers en de junioren staan de budgetten wel onder druk. We proberen zoveel mogelijk te bezuinigen, bijvoorbeeld door samen naar wedstrijden te gaan.” Nog een bezuinigingstruc: jonge veelbelovende turners laten deelnemen aan buitenlandse competities. “Er komen nu twee jongens van Flik-Flak uit in de Duitse Bundesliga, en twee in de Franse competitie. Ze leren daar meer dan hier, en drukken nu ook niet op de begroting.” De turners worden er zelf ook beter van. “Een zeventien- of achttienjarige houdt er zo vierduizend euro per jaar aan over. Leuk meegenomen, zo bovenop je studiebeurs.” De Rabobank Wielerploeg put nog steeds uit hetzelfde budget als voorheen, meldt ploegleider Erik
Breukink. Wel probeert hij renners bewust te maken van de mogelijke effecten van de crisis. “Als de crisis doorzet, zal het aantal sponsors afnemen en daalt de werkgelegenheid. Dat kan zich ook bij ons voordoen. De Raboploeg heeft dertig renners in dienst, wellicht moeten wij dat aantal terugschroeven. Of je krimpt het wedstrijdschema in, of je zorgt voor een kleinere ploeg.” Als het Rabobudget omlaag gaat, dan komen de dure kopmannen als eerste op straat te staan, laat Breukink doorschemeren. Als ploegleider probeert hij nu al inventief te zijn in het aantrekken van vers bloed. “Waar zitten de onbekende talenten? Wat ga je ze bieden? Je koopt geen dure jongens meer in, maar kijkt in de markt: waar vind ik value for money met het oog op de toekomst?” Het contract met de Rabobank loopt nog tot 2012. Wat er na die periode gebeurt, durft Breukink niet te voorspellen. Mocht de hoofdsponsor snijden in het budget of helemaal wegvallen, dan is de wielerploeg dankzij het systeem van talentbegeleiding in het
“Talent versneld laten doorstromen heeft geen zin. Dan vermoord je een renner op voorhand” [Breukink]
nummer 2 - 2009
Continental Team voorbereid op de toekomst. “Maar je kunt talenten pas laten doorstromen, als ze er klaar voor zijn. In noodgevallen zullen we wellicht iets meer risico nemen, maar je moet voorzichtig blijven. Anders vermoord je een renner op voorhand.” Bert Goedkoop, bondscoach beachvolleybal, barst uit in een vrolijke lach als de recessie ter sprake komt. “Wij zijn niet op zoek naar sponsors, die melden zich spontaan aan. Het gaat met onze sport beter dan ooit. Zowel qua subsidies als wat sponsoring betreft.” Niettemin is Goedkoop het eens met de stelling. “Als je minder financiën ter beschikking hebt, moet je als coach creatief zijn. Misschien is de crisis daarom zo slecht nog niet: veel sporten moeten nu weer back to basic.” Goedkoop meent dat in tal van sporten jonge spelers de laatste jaren te veel in de watten zijn gelegd. “De randvoorwaarden waren vaak te goed. Zonder een groots niveau te halen, hadden ze grootse inkomens.” Voor coaches ligt hier een schone taak. “Als coach moet je uitsluitend bezig zijn met de ontwikkeling van het spel, dan komen de financiën vanzelf, zowel voor de spelers als voor de coach.” Als coaches het om financiële redenen laten afweten? “De mensen met echte passie en vakmanschap blijven toch wel”, meent Goedkoop.
COACH
11
coverinterview
“ We denken te klein” Perfectionist wordt coach der coaches
Terug uit Spanje is voormalig hockeycoach Maurits Hendriks nu de technisch directeur van NOC*NSF. “Ik zou Alberda de wegbereider willen noemen, Van Commenée de bouwer. En ik? De verdieper? Daar hoort een vraagteken achter, want dat moet nog blijken.” Door: Hans Klippus
Zijn voorgangers Joop Alberda en Charles van Commenée waren echte ‘sportdieren’, maar Maurits Hendriks, sinds 15 januari 2009 de nieuwe technisch directeur en chef de mission van NOC*NSF, lijkt ze nog te overtreffen. Hij wóónt zelfs op Nationaal Sportcentrum Papendal, is dus letterlijk, op zijn Amerikaans gezegd, ‘24/7’ beschikbaar. Hendriks vindt het de gewoonste zaak van de wereld. “Ik ben niet anders gewend. Ik heb altijd samen met mijn spelers geleefd.” En dát is wat hij voor eens en altijd duidelijk wil maken: hij is en blijft coach. Niet voor niets wordt deze functie bij NOC*NSF ook wel omschreven als die van ‘de coach der coaches’. Hendriks: “Ik ben geen bestuurder, ik ben geen commercieel manager, ik ben gewoon coach. Ik kom van het veld. Het doel blijft ook hetzelfde: goud winnen.” Grensverleggend Hij stamt uit het hockey. Op het eerste gezicht verwacht je van een fanatiek keepertje van DKS (De Kromme Stok), een inmiddels opgeheven club uit
12
COACH
nummer 2 - 2009
Enschede, niet dat hij later in de top van de internationale sport opduikt. Maar schijn bedriegt. Hendriks verkoos het coachen al snel boven het zelf spelen. Als twintiger trok hij van zijn spaargeld naar het buitenland om zo kennis te vergaren. En zo is hij nog steeds, óók als ervaren specialist: nieuwsgierig en grensverleggend. Voorganger Alberda noemt hem ‘een innovatieve denker’, nooit te beroerd om van het geijkte pad af te wijken. Hij is niet snel tevreden, sterker nog, hij is bijna nooit tevreden. “Ik ben geen tevreden type”, liet hij onlangs weten. De carrière van Hendriks als coach had een secure, stapsgewijze opbouw: assistent bij een grote club, Amsterdam onder de ervaren dr. Joep Brenninkmeijer; daarna zelf hoofdcoach van een topploeg, HGC; assistent-bondscoach onder de succesvolle Roelant Oltmans bij Nederland, daarna zelf verantwoordelijk bondscoach, ook bij Oranje; technisch directeur (en bondscoach) van een bond, de Spaanse hockeyfederatie RFEH, en nu dus technisch directeur (td) van de hele Nederlandse sport.
FOTO: PRO SHOTS
nummer 2 - 2009
COACH
13
FOTO: ANP PHOTO
coverinterview
Olympische Spelen in Peking, 2008. Maurits Hendriks (dan nog bondscoach van Spanje) wordt getroost na de verloren hockeyfinale tegen Duitsland.
Geen wonder dat hij de laatste stap zelf als ‘een logische’ betitelt. Hij had vanuit Spanje al een beetje naar de functie gehengeld. Ja, dat leek hem wel een mooie uitdaging, liet hij vanuit Barcelona weten. NOC*NSF kwam uiteindelijk ook bij hem terecht, nadat eerst Toon Gerbrands was gepolst, die al snel aangaf directeur bij voetballandskampioen AZ te willen blijven. Dus werd het Maurits Gijsbreght Hendriks, geboren te Amsterdam, 48 jaar. Bij zijn presentatie in januari noemde hij het technisch directeurschap bij NOC*NSF “misschien wel de mooiste baan in de Nederlandse sport.” “Het is lekker dat het ook zo voelt”, zegt hij bijna een halfjaar later.
“Ik ben geen bestuurder, geen manager, maar gewoon coach. Ik kom van het veld. Het doel blijft ook hetzelfde: goud winnen” 14
COACH
nummer 2 - 2009
De baan is veelomvattend, constateert hij. Nog meer dan hij had verwacht. Het kan hem niet echt hebben verrast, want als teamcoach had hij door de jaren heen al gemerkt dat zijn vak veel gecompliceerder werd. “Het is totaal veranderd”, stelt Hendriks. ‘Je geeft tegenwoordig als hoofdcoach leiding aan een staf. Dat is héél wat anders dan alleen maar training geven en tijdens de wedstrijd spelers aanmoedigen. “Het vergt veel van de coaches”, constateert hij. “Niet iedereen in de top van de Nederlandse sport is al op dat niveau aanbeland. Het ambitieniveau hier moet omhoog. We hebben de neiging om in het klein te blijven hangen. We denken te snel dat we internationaal georiënteerd zijn. Dat zijn we dus niet.” Klinische hockeyprofessor Op het moment zelf is het misschien een gevoelige aderlating voor de vaderlandse sport, maar in de optiek van Hendriks hoort een ambitieuze Nederlandse coach een periode in het buitenland te werken. Zelf zat hij maar liefst acht jaar in Spanje. Spijt heeft hij er niet van, geen seconde. “In de meeste sporten kun je alleen in het buitenland te weten komen wat er in de top gaande is. Je kunt er over lezen en over horen, maar je moet het echt zelf ondervinden. Daar ben ik heilig van overtuigd. Ja, ik zou iedereen aanmoedigen om in het buitenland te gaan kijken.”
“ We denken te snel dat we internationaal georiënteerd zijn. Dat zijn we dus niet” Later kan de Nederlandse sport daar dan profijt van hebben. Charles van Commenée, de voorganger van Hendriks bij NOC*NSF, werkte met toppers uit de Britse atletiek voordat hij op Papendal terechtkwam. Nu hebben de Britten hem trouwens weer teruggehaald. Hendriks bewandelde dezelfde weg, eerst succes in eigen land, daarna in het buitenland, en nu gelouterd genoeg voor een topfunctie. Hij kwam bij de Spanjaarden terecht nadat zijn contract als bondscoach van Nederland na het winnen van het olympische goud in 2000 niet werd verlengd. Hendriks maakte in Sydney een curieus toernooi mee. Oranje leek na een zeer wisselvallig optreden in de pouleduels uitgeschakeld voor de strijd om de medailles. Dat zorgde voor veel ophef. Sommige spelers uitten kritiek op Hendriks die in hun ogen de veel te klinische hockeyprofessor uithing. Ze slikten hun opmerkingen in – de NOS werd zelfs gesmeekt een voor de coach vernietigend interview niet uit te zenden – toen door een verrassende zege van Groot-Brittannië op Duitsland Oranje ineens toch in de halve finale bleek te staan. Mooi is de anekdote dat de voorzitter en directeur van de hockeybond op weg naar een door de KNHB zelf georganiseerde receptie in Sydney langs een begrafenisonderneming reden en zwartgallig tegen elkaar zeiden: “‘We kunnen het beter hier houden.” Even later sijpelde op de betreffende bijeenkomst op een boot het bericht door dat Nederland alsnog de groepsfase had overleefd en sloeg de grafstemming ineens om in een feestsfeer. In de dagen daarna ging het nog steeds verre van soepel met Hendriks en de hockeyers, maar ze toonden veerkracht en professionaliteit door de gerezen problemen terzijde te schuiven en zowel de halve finale als de finale na verlenging en een strafballenserie te winnen. Ondanks het goud namen de coach en de bond na afloop afscheid van elkaar. De gouden standaard Hendriks leerde van de ervaring in Sydney. In Spanje werd hij razend populair onder zijn spelers, die hij eind vorig jaar met pijn in zijn hart en letterlijk met tranen in de ogen achterliet. De Nederlander had vanaf het begin indruk gemaakt door eerst drie maanden de tijd te nemen Spaans te leren en vervolgens door het land te reizen om de verschillende culturen te leren kennen. Dat hielp hem om de juiste selectie samen te stellen, met spelers uit elkaar rivaliserende landsdelen. Het leverde prijzen op, zoals Hendriks overal waar hij werkte succes had. Spanje stond elfde op de wereldranglijst op het moment dat hij er begon, maar won
onder meer in 2005 de Europese titel – na een 4-2 finalewinst op Oranje – werd in 2006 derde van de wereld en bij de laatste Olympische Spelen tweede. Nederland, onder leiding van Roelant Oltmans, een van zijn leermeesters, eindigde in Peking slechts als vierde. “Ik merk”, zei Hendriks onlangs, “dat ik het leuker vind om met Nederland te winnen dan met Spanje, dat is toch dichterbij, vertrouwder. Hoewel Nederland verslaan af en toe ook wel heel lekker was.” Hij verzon ook nog nieuwe regels om het hockey aantrekkelijker te maken voor weergave op televisie, en was de initiator van een uitgebreidere Europese clubcompetitie, de European Hockey League. Voor dat laatste evenement, dat nog in de kinderschoenen staat, voelde Hendriks zich zeer verantwoordelijk. Toch kon hij de roep vanuit Papendal niet weerstaan. De functie bij NOC*NSF lijkt de perfectionistische Hendriks op het lijf geschreven. De belangrijkste opdracht is om Nederland in de top tien van het olympische landenklassement te krijgen. Het is, met alle respect voor zijn inspanningen in Spanje, hoogstwaarschijnlijk ook de zwaarste opgave uit zijn carrière. Dat lijkt hem vooralsnog niet te verontrusten. Hendriks is blij met de hoge ambities, met name het Olympisch Plan 2028, dat kabinetsbreed wordt gedragen en door de koningin in de troonrede werd genoemd. De nieuwe td heeft inmiddels geconstateerd, én publiekelijk uitgesproken, dat er nog veel te verbeteren valt. “We verwachten excellente prestaties van onze sporters, maar dan moeten de omstandigheden óók perfect zijn.’ Hendriks noemt het ‘De gouden standaard’. Hij doelt dan op de faciliteiten en de begeleiding. ‘Die behoren eigenlijk al op wereldklasseniveau te zijn”, stelt hij vast. “De prestatiedichtheid neemt steeds meer toe. Dat betekent dat de strijd om goud niet meer om seconden, maar om tienden van seconden draait. Niet om centimeters, maar om millimeters. Elk detail kan het verschil maken. Dat laatste stukje is het moeilijkste, én het duurste.” Harde keuzes Het is hem bijvoorbeeld een doorn in het oog dat Nederland geen wetenschappelijk sportinstituut heeft. “Landen als Spanje, Engeland en Australië hebben er wel één. En al heel lang. Dat zijn wel de concurrenten. We staan wat dat betreft echt in de achterhoede en hebben een behoorlijke inhaalslag te maken.” Het is zeker niet bedoeld als verwijt aan zijn voorgangers. “Er is onder Joop [Alberda, red.] en Charles [Van Commenée, red.] ontzettend veel werk verricht.
nummer 2 - 2009
COACH
15
Ook de Rabo coaches volg je op rabosport.nl
Rabobank. Sponsor van dromen. Het is tijd voor de Rabobank.
Volg ons op rabosport.nl
Ik denk aan het stipendium voor de sporters, ‘Coaches aan de Top’, de fulltime talentcoaches, de opleiding voor TopCoach5. Nu moeten de logische vervolgstappen worden gemaakt. Ik zou Alberda als de wegbereider willen typeren, Van Commenée als de bouwer en dan vraag je natuurlijk hoe Hendriks genoemd moet worden. De verdieper? Er hoort nog een vraagteken achter, want dat moet nog blijken.” Zijn verlanglijstje is in ieder geval lang. “Ik ben gewend om veel te vragen”, zegt Hendriks. De kans is groot dat er niet genoeg middelen beschikbaar zijn om aan al zijn wensen te voldoen. Dat probleem schuift Hendriks voorlopig voor zich uit, omdat hij ook begrijpt dat hij op weinig sympathie hoeft te rekenen om in deze financieel zware tijden om meer geld te vragen. “Ik zou niet kunnen vertellen hoeveel er precies nodig is”, zegt hij. “We zijn aan het doorberekenen wat het optimale model kost. In oktober komen we met een meerjarenplan, dan worden de consequenties per sport ook duidelijk.” Tot dat moment wil Hendriks zeker niet te hebberig overkomen. “Ik kom uit een kleine sport en ben gewend naar creatieve oplossingen te zoeken.” Hij stelde in korte tijd al wel drie mensen op Papendal aan, oud-atleet Kamiel Maase als coördinator wetenschappelijke ondersteuning topsport, de Australiër Scott Dickinson als coördinator kracht- en conditietraining, en zijn oude baas Roelant Oltmans als prestatiemanager in de technische staf van NOC*NSF. De rollen met Oltmans zijn ruim tien jaar na hun nauwe samenwerking bij de nationale hockeyploeg omgedraaid. Hendriks wil nu ook nog spoedig een fulltime arts en verantwoordelijken voor mentale coaching, voeding en prestatie-diagnostiek benoemen. En als er straks echt geen geld is om aan alle wensen te voldoen, dan moeten er harde keuzes worden gemaakt, stelt Hendriks. Dan zou er een onderscheid kunnen komen tussen sporten die optimaal worden gesteund en sporten die niet of nauwelijks meer hulp krijgen. Want met het ‘poldermodel’ – van alles een beetje – kom je niet veel verder, weet ook Hendriks. Daarom ziet hij er ook geen heil in om het Nederlandse systeem van olympische normen en limieten te versoepelen. “Ik sta achter het principe om de lat hoog te leggen. Dát is topsport.” Eén en al activiteit Ook ‘Papendal’ moet het beste van het beste bieden. Dus hoopt Hendriks op de bouw van de Arnhem Hal, een hypermodern trainingscentrum van drie verdiepingen, waarvoor nu de financiën worden gezocht. Hij was aangenaam verrast door wat hij op het nationale
FOTO: PRO SHOTS
“ Elk detail kan het verschil maken. Dat laatste stukje is het moeilijkste én het duurste”
sportcentrum aantrof. “De herinneringen die ik van Papendal had, waren niet zo dynamisch. Ik kwam er als hockeyend jongetje met selectieteams en zag zo’n Oost-Duitse betonnen kolos voor me met van die slaapzalen. Dat is helemaal achterhaald. Er staan prachtige accommodaties, en het wordt allemaal nóg beter en mooier.” “Van enige vorm van bureaucratie is ook geen sprake. Hier zijn mensen met sport bezig. Als ik naar buiten kijk, heb ik moeite om achter mijn bureau te blijven zitten. Dit is echt een olympisch trainingscentrum. Het is één en al activiteit.” Hendriks leidde de pers laatst al met gepaste trots rond op Papendal. Daar waar hij sinds een maand of vier letterlijk thuis is. Zijn vrouw en zijn op de openingsdag van de Spelen van Peking geboren zoon Helio zijn in Barcelona achtergebleven en worden op z’n tijd door Hendriks opgezocht. Het is een offer die hij in deze belangrijke functie moet brengen, vindt hij. Er is geen tijd te verliezen. “De Olympische Spelen zijn niet om de vier jaar, maar elke dag.”
nummer 2 - 2009
COACH
17
Het Nederlandse tennis moet geduld hebben Het Nederlandse tennis hunkert naar succes. Als Arantxa Rus de kwalificaties van Roland Garros overleeft en zich plaatst voor het hoofdtoernooi, duikt iedereen bovenop haar. Eindelijk weer een Nederlandse tennisser op een grand slam! Het succesje wordt omarmd alsof de 18-jarige inwoonster van Monster het toernooi al heeft gewonnen. Is dit de toekomst van het tennis in Nederland? Of kan een klein land toch groot blijven in deze mondiale sport?
Door: Etienne Verhoeff
18
COACH
nummer 2 - 2009
W
ie in het rijke tennisverleden van Nederland duikt, stuit op namen als Okker, Stöve, Koevermans, Schapers, Krajicek, Schultz, Siemerink, Haarhuis, Eltingh en Schalken. Stuk voor stuk mannen (en een enkele vrouw) die het tot de wereldtop schopten. Hoe anders is het tegenwoordig. Davis Cupcaptain Jan Siemerink zat twee weken in Parijs bij Roland Garros, maar zag geen van zijn pupillen in actie komen bij het hoofdtoernooi. Alle mannen sneuvelden in de kwalificaties. Een aanblik op de ATP-ranglijst leert dat de talenten van een paar jaar geleden de stap naar het echte werk niet hebben kunnen maken, met uitzondering van Robin Haase. De Hagenaar heeft al meer dan een jaar last van een hardnekkige knieblessure, maar reikte al tot de top honderd. Jesse Huta Galung is door de blessure van Haase nu Neerlands beste tennisser, maar schommelt tussen de plekken 140 en 200. De tweede landgenoot kom je pas tegen na de 200-grens en heet Thiemo de Bakker. “Je moet constateren dat we geen supertalenten hebben”, zegt Jan Siemerink. “Het is niet anders: we zijn de een na grootste sportbond van Nederland, maar een wereldtopper hebben we nu niet. Toch blijf ik positief en schrijf ik de huidige spelers nog niet af. Het heeft soms tijd nodig voordat een talent het licht ziet.”
Vol aan de bak Toch blijft het vreemd dat een sport met zoveel beoefenaars op dit moment geen boegbeeld heeft. Ieder miniem succesje in het vaderlandse tennis wordt uitgelicht. Zoals bijvoorbeeld Arantxa Rus op het Franse gravel. Siemerink maakte het in Parijs van dichtbij mee. “Het is voor haar ook niet makkelijk. Ze heeft succes op Roland Garros en wordt gelijk overvallen door alle journalisten die haar willen interviewen. Je zou soms willen dat talenten zich iets rustiger kunnen ontwikkelen. Datzelfde geldt voor Haase en De Bakker. Die staan aan het begin van hun carrière meteen in de spotlight.” Jong Oranjecoach Hugo Ekker ondervond dat aan den lijve in Parijs voor zijn pupil Rus. “Toen ze de kwalificaties overleefde, was ze volgens iedereen een talent, atletisch en stoïcijns op de baan. Maar toen ze in de tweede ronde verloor met 6-2, 6-0, moest ze zich mentaal verbeteren en gaan schreeuwen op de baan. Dat is natuurlijk niet realistisch. Rus speelde vorig jaar nog bij de junioren, verliezen hoort bij haar ontwikkeling.” Bij de mannen is de situatie niet anders. Robin Haase kende een goed 2008, terwijl zijn collega De Bakker vooral in de krant stond met verhalen over zijn gebrek aan inzet. De ’s-Gravenzandse tennisser werd een veelbelovende
FOTO: ANP PHOTO
“Tennissers van een jaar of veertien moeten al weten wat hun te wachten staat” [Siemerink]
Arantxa Rus op Roland Garros: één zwaluw maakt nog geen zomer.
toekomst voorspeld na zijn juniorentitel op Wimbledon, maar kon als prof die belofte nog niet inlossen. “Uiteindelijk gaat het om je eigen inzet”, weet Robin Haase. “Je kan nog zo’n goede coach hebben, of mentale begeleiding, maar als je er zelf niet voor wilt gaan, lukt het niet. Tennis is het leukste dat er is, vind ik, en ik wil er alles aan doen om de top te halen. Je speelt als jonge prof toernooien in bijvoorbeeld Rusland, waar niemand kijkt. Dan kan je bij een slechte dag na twintig minuten opgeven en lekker naar huis gaan. Of je gaat twee uur vol aan de bak, zodat je er in ieder geval alles aan gedaan hebt. Daar kies ik dan voor.” Rode loper Het kwartje is bij Haase de goede kant op gevallen. De Hagenaar leeft voor zijn sport. Een dergelijke instelling is niet te leren, beseft ook Jan Siemerink. “Iedere leek kan zien of iemand talent heeft of niet. Dat is namelijk aangeboren, alle andere zaken zijn te leren. Van techniek tot mentale aspecten. Maar bovenaan staat wel dat je naast talent ook plezier in het spel moet hebben. Die keuze moeten de jonge talenten eerst maken. Geef je andere pleziertjes op voor tennis? Want als prof moet de sport iedere dag prioriteit nummer een zijn. Daarin is de coach ook belangrijk. Als speler heb je wel eens geen zin in training. Een coach moet zijn
speler dan niet de mogelijkheid bieden om een dagje over te slaan. Dat gebeurt nog wel eens. De mensen om een speler heen moeten hem of haar geen ontsnappingsroute bieden. Misschien moeten we ook harder worden in Nederland voor onze talenten. Zeggen waar het op staat: zo is het en anders wegwezen. Ze moeten zich ook wel realiseren dat er maar één weg is.” De KNLTB lijkt voor jonge tennissers soms wel een rode loper naar de wereldtop te willen leggen. Alles wordt voor ze geregeld. Haase: “Vanaf het moment dat ik bij Jong Oranje kwam kreeg ik niet alleen tennistraining, maar ook mentale begeleiding. Er was mediatraining, voedingsadvies, ademhalingsoefeningen. Alles!” Hugo Ekker: “We moeten strenger selecteren bij de jeugd van twaalf tot veertien jaar. Meer kwaliteit voor minder kinderen. Onze opleiding is goed, maar misschien iets te sociaal.” Eenzame sport Ondanks de goede randvoorwaarden, ziet voormalig Davis Cupcaptain en de huidige coach van Raemon Sluiter, Tjerk Bogtstra, nog wel verbeterpunten. “Onze talenten spelen te weinig in eigen land. Er zouden meer future- en challenger-toernooien in Nederland gehouden moeten worden. We hebben er vijf, maar in
Spanje kan je het hele jaar spelen, en in Italië heb je achttien toernooien achter elkaar. Naast het feit dat Nederlandse spelers dan meer internationale ervaring opdoen, hoeven ze ook niet veel te reizen. Scheelt weer in de kosten. Als er meer toernooien zijn in eigen land, kan een jongen of meisje van 19 jaar nog eens denken: ik ga ervoor tot mijn 23ste.” Jan Siemerink vindt het juist een goede zaak als jonge spelers in het buitenland spelen. “Wel moeten we ze eerder voorbereiden op het leven als proftennisser. Nu gebeurt dat in Jong Oranje, maar in één jaar lukt dat niet. Tennissers van een jaar of veertien moeten al weten wat ze te wachten staat.” Bogtstra: “Het is een eenzame sport. Je gaat vaak zonder coach op pad, moet zelf je hotel regelen, je trainingspartner, je vlucht. Dan is de druk groot om te stoppen, terwijl je carrière dan eigenlijk pas begint.” Zoals gezegd houdt Siemerink hoop voor de huidige generatie. Hij blijft op ze inpraten, niet alleen tijdens de Davis Cupontmoetingen. “Je bent niet alleen twee weken per jaar captain en verder niet”, aldus de Noordwijker. “Tijdens het ABN AMRO World Tennis Tournament regel ik dat jongens kunnen trainen met Nadal. Je hoopt dat ze er de lol van inzien en dat je ze motiveert. Ik moet geduldig zijn.”
nummer 2 - 2009
COACH
19
servicepagina
NLcoach Support Prijs 2009
Dien een aanvraag in waarin je op een innovatieve, creatieve en serieuze manier laat zien jij jezelf zou willen ontwikkelen. Bijvoorbeeld door een stage in het buitenland te lopen? Of door het uitvoeren van een onderzoek? Alles is mogelijk. Aanmelden kan via de website van NLcoach; www.nlcoach.nl. Op de site is ook meer informatie te vinden. Het indienen van een aanvraag kan tot uiterlijk 13 juli 2009. Een aantal topcoaches zal tien aanvragen nomineren. Vervolgens zal een deskundige jury, onder leiding van Margot Vliegenthart (voormalig staatssecretaris van VWS), drie winnaars aanwijzen die aan de slag kunnen met het zelf ontwikkelde programma. De prijsuitreiking van de NLcoach Support Prijs 2009, onder leiding van Joop Alberda (voorzitter NLcoach), vindt plaats tijdens het Nationaal Coach Congres op 9 oktober 2009 in Hotel en Congrescentrum Papendal te Arnhem. Mocht je vragen en/of opmerkingen hebben, stuur dan een mail naar info@nlcoach.nl met als onderwerp ‘NLcoach Support Prijs 2009’.
FOTO: NLCOACH
NLcoach Support is een stimuleringsfonds voor trainers/ coaches uit alle takken van sport en van alle niveaus. Elk jaar wordt er vanuit dit fonds aan drie trainers/coaches een geldbedrag van 2.500 euro uitgereikt. Dit geld is bedoeld ter ondersteuning van de persoonlijke ontwikkeling van de trainer/coach. Iedere trainer/coach kan meedoen, van hoog tot laag niveau, van jong tot oud, uit elke tak van sport. Doe mee aan de NLcoach Support Prijs 2009, win 2.500 euro en maak je trainer/coachdromen waar met het programma wat je zelf hebt ontwikkeld!
Nationaal Coach Congres 2009
De winnaars van het laatste Coach Congres. V.l.n.r. Guido van Weeren, Sophie Mentink en Peter Vaal.
Op vrijdag 9 oktober 2009 organiseert NLcoach, in samenwerking met NOC*NSF, Arko Sports Media en de Academie voor Sportkader het Nationaal Coach Congres 2009. Het congres heeft als thema ‘Een leven lang coachen’. Het thema zal aan de hand van het Long Term Athlete Development(LTAD)-model worden besproken.
Regionaal Coach Congres in Zwolle
Op 18 mei jl. vond in Zwolle het tweede Regionale Coach Congres van 2009 plaats. Tijdens dit congres stond het thema ‘Het coachen van talent’ centraal. Tijdens het plenaire gedeelte vertelde volleybalcoach Ron Zwerver over zijn ervaringen met betrekking tot het coachen van talent. Ook zijn ervaringen als sporter kwamen uitgebreid aan bod. Na het plenaire gedeelte volgden de vijftig deelnemers de workshops. Talentontwikkeling, talentherkenning, mentale training van talenten en het vergroten van het zelforganiserend vermogen van talenten waren de onderwerpen die in de 75 minuten durende workshops uitgebreid behandeld werden. Na afloop van de workshops nuttigde de deelnemers nog een drankje tijdens de netwerkborrel.
NLcoach-directeur Bert Bouwer (rechts): “De door Achmea en NLcoach georganiseerde fittesten tijdens de Nationale Sport Week waren een groot succes.”
Adres- en e-mailwijzigingen Agenda 2009 25 september 9 oktober
Nationaal Coach Congres Arnhem
9 oktober
NLcoach Support (prijsuitreiking) Arnhem
16 oktober
Regionaal Coach Congres Goes
30 oktober
Regionaal Coach Congres Sassenheim
13 november
20
Noordelijk Coach Congres Groningen
Regionaal Coach Congres Lelystad
COACH
nummer 2 - 2009
De meeste van u geven netjes een adreswijziging door bij verhuizing. Wanneer mensen echter over stappen naar een nieuwe provider, wordt vaak vergeten het nieuwe e-mailadres door te geven. Wij willen u er aan herinneren ook wijzigingen in uw e-mailadres door te geven. U kunt dat doen via een e-mail aan Ingrid de Bruin, info@ nlcoach.nl onder vermelding van ‘aanmelden e-mailadres’.
Hoe nieuw is nieuw? Een coach die zichzelf een beetje respecteert, innoveert. Een coach kan nu eenmaal niet te lang blijven vasthouden aan werkwijzen uit het verleden zonder de buitenwereld het idee te geven dat hij of zij niets méér kan dan een programma samenstellen, trainingen geven en kwaad worden in de rust. Innoveren geeft bovendien status. En het mooie is: als je eenmaal het imago hebt van vernieuwer, kom je daar moeilijk vanaf. Je moet natuurlijk wel tijd hebben om te innoveren. Blijkbaar hebben sommige coaches dat. Innoveren heeft natuurlijk ook een wedstrijdelement in zich. Wie is er als eerste zo inventief om een probleem te tackelen of een bar rière te slechten? Zo blijft iedereen scherp.
column marc delissen
FOTO: Alice van Duijn
Marc Delissen is advocaat en partner bij Delissen Martens advocaten, belastingadviseurs en mediation in Den Haag.
De relevante vraag bij iedere vernieuwing is of ze aangemerkt kan worden als innovatie? Innoveer je vanuit een probleem dat je steeds tegenkomt (Hoe kunnen we harder schaatsen? Hé, de klapschaats!) of begint het innovatieproces helemaal vanuit het niets? Het hockey innoveerde (of vernieuwde?) in eerste instantie hoofdzakelijk de software voor wedstrijdanalyses. Wedstrijden moesten indertijd sneller en met meer mogelijkheden worden geanalyseerd. Ik heb analyses meegemaakt waarbij we zaten te kijken naar weer een nieuwe verdedigende strafcornervariant van de tegenstander. Met name de extra man op de doellijn zorgde voor onzekerheid en verwarring bij onze technische staf. Er werd lang Als je een innovatie kunt gediscussieerd over diens rol en hoe dat onze aanvallende corners zou beïnvloeden. Achteraf bleek patenteren, spreek je van een dan dat de speler in kwestie gewoon zat te pitten en dat het dus helemaal geen nieuwe variant was. echte innovatie. Zo niet, dan Je moet niet alles wat je ziet serieus nemen. Onze Italiaanse videoman was altijd een beetje sceptisch over al die innovaties. Zijn vraag was altijd: Does it is er sprake van niet meer dan move the ball? Nee, dus.
creatief hergebruik
Beantwoording van de vraag of er sprake is van een daadwerkelijke innovatie, zou kunnen plaatsvinden via de eventuele rechten die eraan ontleend worden. Rechten beschermen je tegen onrechtmatig gebruik of onrechtmatige exploitatie van je uitvinding. De vraag is echter: Hoe nieuw is nieuw? Een zwempak of de klapschaats is met goed fatsoen te beschermen, maar vaak worden innovaties verward met hergebruik van iets wat er al was. Innoveren we óf gebruiken we iets bestaands voor een nieuwe toepassing? Een simpele hoofdregel zou kunnen zijn: als je een innovatie kunt patenteren, spreek je van een echte innovatie. Zo niet, dan is er sprake van niet meer dan creatief hergebruik. Het mooie van hoofdregels is trouwens dat er altijd uitzonderingen op mogelijk zijn.
nummer 2 - 2009
COACH
21
DSMAD180x240.qxd
31-03-2009
16:18
Pagina 1
Innovation is our sport Sport en innovatie hebben veel met elkaar gemeen. Net als sporters moeten innovators ambitieus, gedreven en volhardend zijn. Zij moeten talent hebben en getraind zijn, hulp van buitenaf aanvaarden en de concurrentie nauwlettend in de gaten houden. Het is een teaminspanning van een groep verschillende talenten met hun eigen unieke sterke punten die zich samen inzetten voor het gewenste resultaat.
DSM wenst het Nederlandse heren volleybalteam veel succes bij hun terugkeer in de World League en alle voorbereidingen daartoe! Meer informatie is te vinden op: www.dsm.com en via: sports.dsm.com
TM
DSM - de Life Sciences en Materials Sciences-onderneming Koninklijke DSM N.V. creÍert innovatieve producten en diensten op het gebied van Life Sciences en Materials Sciences die bijdragen aan de kwaliteit van het leven. DSM’s producten en diensten worden wereldwijd gebruikt in een breed scala van eindmarkten en toepassingen die het leven gezonder, duurzamer en aangenamer maken. Voorbeelden van eindmarkten zijn voedings- en gezondheidsproducten voor mens en dier, producten voor persoonlijke verzorging, geneesmiddelen, auto’s, coatings en verf, elektrotechnische en elektronica-producten, producten voor persoonlijke bescherming en producten voor de bouw.
Thema
voor de TIPS
coach
Nederland is een land van dominees en onderwijzers – coachen, gidsen zit ons in het bloed, en weinig in de Nederlandse sport is zo goed geregeld als de opleiding van trainers en coaches. De productiefste opleiding is die van de KNVB Academie in Zeist, die jaarlijks honderden trainers opleidt. De hoogste opleiding is de eliteopleiding Coach Betaald Voetbal, waarvoor jaarlijks zestien coaches worden toegelaten. Sommigen op grond van hun uitzonderlijke prestaties als speler. De meesten omdat ze met goed gevolg de voorgaande cursussen hebben afgelegd en zich stapje voor stapje omhoog hebben geknokt. In andere sporten haalt de trainer zijn basisdiploma’s bij de eigen bond, en voorziet NOC*NSF in sporttakoverstijgende vervolgopleidingen, zoals TopCoach5 en de leergang MasterCoach in Sports.
Exportproduct Mettertijd zijn Nederlandse coaches uitgegroeid tot een gewild exportproduct: ze zijn goed opgeleid, propageren aanvallend spel, spreken hun talen en passen zich makkelijk aan. In het voetbal werken 150 Nederlandse trainers in de technische leiding van clubs en bonden in het buitenland. Maar ook in andere sporten verlaat men zich regelmatig op vakmanschap uit Nederland. Charles van Commenée was en is actief als atletiekcoach in Engeland, Maurits Hendriks had met veel succes het hockeyteam van Spanje onder zijn hoede, volleybalcoach Harry Brokking heeft met het Engelse volleybalteam een stunt in gedachten bij de Spelen van 2012 in Londen.
Anno 2009 zijn er naast de voetbaltrainers ten minste vijftig Nederlandse coaches in het buitenland werkzaam. Hockey en schaatsen spannen de kroon, maar ook in het zwemmen, roeien en basketbal wordt de Nederlandse expertise gewaardeerd. Communiceren Hoe goed geschoold de Nederlandse coach ook is, hoe groot zijn of haar aanpassingvermogen, in de coachpraktijk van alledag telt vooral het vermogen tot communiceren. Persoonlijkheid en temperament van de coach zijn daarbij van even groot belang als de visie en kennis die hij/zij wil over dragen. Van belang is ook de samenstelling van een groep en de persoonlijkheid van de betrokken sporter(s). Afhankelijk van leeftijd en ervaring verschilt immers de fase van ontwikkeling. Van de kwaliteit van die concrete, dagelijkse interactie hangt grotendeels af of een coach zijn sporters kan prikkelen en stimuleren en vooruitgang weet te boeken. In dit nummer leggen we ons oor te luister bij de sporters. Welke tips zouden zij de coach willen geven? Kamiel Maase, Jan Mulder, Margot Boer, Gerald Sibon en Manon Flier zijn ervaren sporters met een rijke carrière. Hun antwoorden kunnen de coach helpen bij de finetuning van de interactie. Hardy Menkenhorst en Rico Schuijers zijn als mentaal trainer eveneens gewend zich te buigen over de interactie tussen coach en sporter. Hun adviezen stoelen op een professionele helikopterview en kunnen de interactie nog verder verfijnen.
inhoud thema Wie coacht de coach?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Tips van sporters. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Tips van mental coaches. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
nummer 2 - 2009
COACH
23
THEMA
debatvoor de coach tips
Voor de buitenwereld is hij de onbetwiste veldheer, de machtigste man in de sport. In werkelijkheid is hij steeds meer een primus inter pares geworden, een manager die moet kunnen delegeren en als vakman alleen maar kan groeien als hij zich verzekert van de juiste feedback.
“Tegenwoordig”, zei Ajax-directeur Rik van den Boog bij het vertrek van coach Marco van Basten, “is een trainer van een club als Ajax bijna een psycholoog, een pedagoog en een didacticus. Dat is Marco niet.” Van den Boog wilde met zijn opmerking Van Basten een hart onder de riem steken. Een trainer die ook nog eens een psycholoog, pedagoog en didacticus moet zijn – voor wie zou dat niet te hoog gegrepen zijn? Van den Boog, een nieuweling in het betaald voetbal, ging voorbij aan het feit dat het trainerschap altijd al een combinatie van kwaliteiten is geweest, en dat Van Basten dus juist had gefaald in de essentie van het trainerschap. Van Rinus Michels tot Ferguson, van Arie tot Avital Selinger, van Anton Huiskes tot Gerard Kemkers – elke coach is een multitasker die meerdere schoteltjes in de lucht moet kunnen houden.
Wie coacht de coach? Driedelig pak
Door: Frans Oosterwijk
24
COACH
nummer 2 - 2009
Wat wel veranderd is, is de groei en verregaande specialisatie van de begeleiding. Op topniveau wordt elke coach tegenwoordig bijgestaan door een batterij specialisten, van conditietrainers tot diëtisten, van videoanalisten tot mental coaches. Daarmee is de rol van de trainer/ coach automatisch verschoven van oefenmeester naar manager, en wordt hij op veel meer aspecten beoordeeld dan alleen het veldwerk. De moderne trainer moet niet alleen interessante oefenstof hebben, verstand hebben van tactiek en de ego’s in de selectie op één lijn zien te krijgen. Hij moet ook dat team van specialisten aansturen, zaakwaarnemers paaien, sponsors behagen, en – dat vooral – zich met de media kunnen verstaan. Het liefst in welluidende volzinnen, met argumenten omkleed, en nog origineel ook, want wie in clichés spreekt is oninteressant.
Die transformatie zie je terug in het uiterlijk van de coach. In vrijwel elke sport is het trainingspak vervangen door een driedelig pak.
Sprekerscircuit
Wellicht de grootste verandering: de fascinatie van de media voor de coach. Werd hij vroeger vooral als een noodzakelijk kwaad beschouwd omdat hij de vrijheid van de spelers inperkte, tegenwoordig is hij de onbetwiste en alom bejubelde veldheer zonder wiens tactisch genie de machinerie niet in beweging komt. Die fascinatie heeft beslist iets te maken met de enorme geldbedragen die in veel sporten omgaan. Sportsterren die miljoenen verdienen, maar moeten doen wat hun coach wil – dat fascineert, en geeft de Fergusons en Hiddinks van deze wereld iets magisch. Een beeld dat door de coaches met instemming wordt gevoed, en dat van hen graag geziene en goed betaalde gasten heeft gemaakt in het sprekerscircuit. Tegen vergoedingen waar ze als trainer alleen maar van kunnen dromen, verhalen Ton Boot, Marc Lammers, Robin van Galen et cetera over leiderschap, teambuilding en innovatief denken, en trekken ze voor een ademloos gehoor parallellen tussen sport en bedrijfsleven. Want ook daar gaat
zei Co Adriaanse ooit over de trainersambities van Marco van Basten. Fabuleuze beeldspraak, die inmiddels gepreciseerd kan worden tot: goede paarden zijn zelden goede ruiters. Michels, Hiddink, Advocaat, Van Gaal: stuk voor stuk trainers die het als speler niet hebben gemaakt. Een rijtje dat zich moeiteloos laat uitbreiden met bijvoorbeeld Ab Krook, Henk Gemser, Jac Orie en Gerard Kemkers in het schaatsen; of met Roelant Oltmans, Maurits Hendriks en Marc Lammers in het hockey. Als speler hebben deze coaches geleerd wat dienen is. Een coach die de opdrachten aan zijn spelers ook zelf heeft uitgevoerd, staat dichterbij hen dan de coach die als speler een uitblinker en hoogvlieger was.
FOTO: PRO SHOTS
Feedback
Niet alleen de spelers van AZ dragen Louis van Gaal (tijdens de huldiging) op handen. Door zijn collegavoetbalcoaches werd Van Gaal dit voorjaar uitgeroepen tot Coach van het Jaar.
het om motivatie, om doelen stellen en alle neuzen dezelfde kant op krijgen.
Authenticiteit
Aan het begin van dit seizoen werd Van Gaal geïnterviewd in het blad Coachen. In veel opzichten nam hij afstand van de goddelijke gaven die de coach tegenwoordig worden toegedicht. Kern van het vak, aldus een aangenaam nuchtere Van Gaal, is nog steeds: ‘trainen, opstellen, begeleiden en scherp houden’. Voor de trainer die in het spel met de media overeind wil blijven, had hij maar één advies: nooit jezelf verloochenen en trouw blijven aan je visie. “Spelers en staf prikken er zo doorheen als je dat niet bent.” De kern van zijn eigen visie? Van Gaal: “Respect. Respect in de zin dat ik probeer aan te voelen wat mijn spelers denken en voelen, en ze probeer te gebruiken overeenkomstig hun kwaliteiten.” Niemand zal Van Gaal er ooit van kunnen beschuldigen dat hij van deze visie is afgeweken. Zijn faam berust er juist op dat hij zo consequent is. Consequent in het respect voor zijn spelers, consequent in boetseren van het best mogelijk elftal, consequent in het halen van succes.
Authenticiteit, dat is volgens René Meulensteen, de Nederlandse assistenttrainer van Manchester United, ook het geheim achter het succes van zijn baas, Alex Ferguson. “Sir Alex geniet op exact dezelfde manier als vroeger”, zei Meulensteen onlangs in de Volkskrant. “De intensiteit van zijn woede of vreugde is dezelfde als toen. En hij heeft een enorme honger naar succes, nog steeds.” Die honger, aldus Meulensteen, heeft Ferguson op de gehele club overgebracht, en dat is wat Manchester United zo groot maakt: de maniakale drang om elke volgende wedstrijd te willen winnen.
Paard & ruiter
Naast authenticiteit lijkt de succesvolle coach nog een geheim te hebben. Als hij of zij vroeger als speler actief is geweest, dan bij voorkeur niet op topniveau. Een goed paard maakt nog geen goede ruiter,
Grote coaches hebben nóg een kenmerk: ze omringen zich bij voorkeur met sterke mensen en staan hen toe hun stempel te drukken. Bij Manchester United vertrouwde Alex Ferguson dit seizoen de wedstrijdbespreking toe aan zijn assistent Meulensteen. Waar Ferguson volstond met de opstelling en elke speler kort en krachtig zijn taak inprentte, daar maakt Meulensteen er een wervelend, multimediaal spektakel van. Met behulp van PowerPoint, grafieken, bewegende en stilstaande beelden, loopt hij in amper tien minuten alles langs: de sterke en zwakke kanten van de tegenstander, de afspraken bij standaardsituaties, de gedroomde aanvalspatronen. Meulensteen: “Hoe getalenteerd spelers ook zijn, af en toe moet je heel daadkrachtig informatie overbrengen en duidelijk maken: zo gaan we het doen!” Om op de vraag uit de kop van het verhaal terug te komen: een goede coach coacht zichzelf. Door vast te houden aan zijn identiteit en visie; door ruimte te geven, door te luisteren. Naar zijn staf, naar zijn spelers. Dat is niet alleen de beste garantie om ieders kwaliteiten tot bloei te laten komen, maar verzekert de coach bovendien van de best mogelijke feedback. En daarmee van zijn of haar eigen groei.
Sportsterren die miljoenen verdienen, maar moeten doen wat hun coach wil – dat fascineert, en geeft de Fergusons en Hiddinks van deze wereld iets magisch nummer 2 - 2009
COACH
25
THEMA
debatvoor de coach tips
Wie kan succes of falen van een trainer/coach beter beoordelen dan de atleet? NLCOACH vroeg vijf sporters uit uiteenlopende disciplines naar hun tips voor de coach.
Door: Sjoerd Litjens
“Communicatie is het toverwoord”
FOTO: SOENAR CHAMID
Kamiel Maase (37) sloot op de Olympische Spelen in Peking zijn carrière als langeafstandsatleet af. Onlangs trad hij in dienst van NOC*NSF als coördinator wetenschappelijke ondersteuning topsport. Maase is Nederlands recordhouder op de 5.000 meter, 10.000 meter, 30 km en de marathon. Hij vertegenwoordigde Nederland op drie Olympische Spelen.
Kamiel Maase met coach Bram Wassenaar (rechts, op de fiets) tijdens de ING Amsterdam Marathon van 2007.
26
“Op mijn negentiende ging ik in Leiden studeren. Naast mijn studie wilde ik aan atletiek doen en lid worden van een atletiekvereniging. Ik was getipt om onder Bram Wassenaar te gaan trainen. Drie clubtrainingen in de week stond hij voor de groep waarmee ik trainde. Dat beviel goed. Na verloop van tijd werd hij mijn persoonlijk begeleider. Doordat ik verhuisde, zagen we elkaar hoogstens twee keer per week. Uiteindelijk hebben we zeventien jaar lang met elkaar gewerkt. De samenwerking was een succes, in de
COACH
nummer 2 - 2009
eerste plaats omdat ik succes haalde. Een goede sporter-coachrelatie staat of valt met resultaten. Daarnaast klikte het tussen ons. Iedere coach heeft zijn eigen signatuur. De een is voorzichtig, de ander meegaand of vooruitstrevend. Het gaat erom dat een coach trouw blijft aan zichzelf en zijn werkwijze, en tegelijkertijd heel goed kijkt naar de persoonlijke wensen en karakteristieken van zijn of haar pupil. Brams visie is in de periode dat we met elkaar gewerkt hebben customised, maar in hoofdlijnen altijd hetzelfde gebleven.
Trainingstechnisch had ik vijf jaar geleden tegen Bram kunnen zeggen: bedankt voor je inzet en kennis, ik zoek het nu verder zelf wel uit. Mijn ervaring en de opgedane kennis over mezelf en trainingsschema’s was dusdanig dat ik het met een beetje gerichte hulp van buiten ook in mijn eentje had gekund. Ik heb dat niet gedaan omdat Bram voor mij altijd een spiegel is geweest. Dat was misschien wel zijn belangrijkste functie. Het is als topsporter soms lastig om naar jezelf eerlijk en objectief te blijven. Het is voorgekomen dat ik, herstellende van een blessure, het gevoel had weer helemaal de ouwe te zijn. Conditioneel klopte dat ook wel. Op zo’n moment doe je niets liever dan de blessure vergeten en er weer vol ingaan. Bram wist in zulke situaties op subtiele wijze duidelijk te maken dat ik mezelf meer tijd moest geven en dat mijn gestel nog niet klaar was voor volledige belasting. Communicatie is het toverwoord gebleken. Ik moest de signalen die mijn lichaam gaf zo helder en volledig mogelijk naar Bram toe vertalen. En hij kon op basis van zijn kennis daarop anticiperen. Soms was het verstandig er kennis bij te halen. Op inspanningsfysiologisch vlak ben ik jarenlang begeleid door Peter Vergouwen. Van die contacten hield ik Bram volledig op de hoogte. Elk consult, elke bloeduitslag koppelde ik terug naar hem. Die vorm van transparantie is in mijn ogen een absolute voorwaarde voor een goede sporter-coachrelatie. Als je wilt dat een trainer je helpt, moet je zorgen dat hij van alles op de hoogte is. Daarin heb je beiden een verantwoordelijkheid. Alleen door open te communiceren, overwin je wrijvingen en verschillen van inzicht, en voorkom je dat er echte conflicten ontstaan. Zo houd je een relatie duurzaam en kun je steeds weer vooruit.”
De slechtziende tandemwielrenner Jan Mulder (52) zette in 2005 een punt achter zijn loopbaan als topsporter. De paralympiër won in totaal 29 medailles op Paralympische Spelen, wereld- en Europese kampioenschappen. “Ik ben vooral mijn eigen trainer geweest. Dat was het gevolg van mijn bovenmatige interesse in trainingsmethoden en de kennis die ik daarover opdeed bij de trainersopleiding. Over een periode van twintig jaar heb ik vier Paralympics meegemaakt en met twee bondscoaches gewerkt. Die hebben het goed gedaan. Ze liepen mij nooit voor de voeten, bleven op afstand en waren vooral behulpzaam op tactisch vlak bij wedstrijden. Ik vond het prettig dat ze er waren op het moment dat ik het zelf even niet meer wist; dat ze me gerust stelden als ik onrustig was en een
klankbord waren op de momenten dat ik dat nodig had. Ik heb tijdens mijn carrière tot op een bepaald niveau over topsportfaciliteiten beschikt. Dat is een ander niveau dan de meeste valide sporters gewend zijn. Ik bedoel te zeggen: een topsportklimaat is er als er media-aandacht is. Is die aandacht er niet, dan moet je het als sporter met een beperking doen met beperkte middelen. In veel westerse landen worden sportbonden door de overheid verplicht het sporten met een beperking tot op zeker niveau
Jan Mulder met voorop Pascal Schoots.
COACH
27
FOTO: HENK SCHOOTS
“Wees dienstbaar”
te faciliteren. In Engeland wordt aan het nationaal kampioenschap baanwielrennen ook een kampioenschap voor aangepaste sport gekoppeld. In Nederland is zoiets simpels als mobiliteit al een probleem. In een land waar kinderen in het speciaal onderwijs en mensen die bij een sociale werkplaats werken, met busjes worden gebracht en gehaald, is het vreemd dat de sporters met een beperking hun eigen vervoer moeten regelen. Als coach moet je voor deze omstandigheden oog en gevoel hebben. Met nadruk op oog. Je moet als coach in de huid kruipen van je pupil. Met zijn of haar blik kijken naar wat wel en niet mogelijk is. Je moet jezelf niet op de voorgrond plaatsen met je eigen plannen. Een sporter staat pas open voor tips als zijn eigen ideeën niet meer aanslaan en er geen progressie meer wordt geboekt. Laat sporters met een beperking hun eigen plannetjes uitvoeren, en beperk je tot bijsturen. Wees dienstbaar en hou rekening met alles. Als coach heb je primair een ondersteunende rol.”
nummer 2 - 2009
Doen waar je goed in bent! Jullie het coachen, wij de Nationale Sportpolis.
Samen werken aan gezondheid.
“Vertrouwen is de basis”
De WK afstanden van afgelopen maart werden gereden in de Richmond Olympic Oval; de nieuwe olympische ijsbaan in Vancouver. Margot Boer (midden) overlegt tijdens de training met Marianne Timmer (l), Annette Gerritsen (r) en coach Jac Orie.
“Ik heb mezelf steeds beter leren kennen door met mijn trainers open contact te hebben over wat qua training wel en niet werkt. Werkt iets niet, dan trek je daar samen conclusies uit en probeer je wat anders. Op die manier heb ik me onder al mijn coaches verder kunnen ontwikkelen. Wil een coach zijn kennis goed kunnen overbrengen, dan moet er allereerst een goed contact zijn met de sporter. Zonder vertrouwensband kan de sporter geen
goede prestaties leveren. Een sporter moet dus de ruimte krijgen om zoveel mogelijk te communiceren over alles wat relevant is voor de prestatie. Daarnaast moet een coach weten in welke fase van de carrière een sporter zich bevindt, hoever hij of zij is in zijn of haar ontwikkeling. En hij moet, om zijn kennis van techniek en training optimaal tot zijn recht te laten komen, alles weten van het lichaam van de sporter. Als de relatie goed is, als er goed gecommuniceerd wordt, ben je in staat om steeds specifieker te gaan trainen. Zo ben ik er in mijn samenwerking met Jac achtergekomen dat ik, zeker in deze fase van het seizoen, vooral baat heb bij duurtrainingen. Korte, intensieve oefeningen hebben minder effect bij mij. Zo kom je al doende steeds dichterbij de ideale training. Daarnaast vind ik dat een coach ook privé op de hoogte moet zijn van wat er bij zijn
of haar pupil speelt. Zaken als gezondheid en de thuissituatie hebben ook invloed op het presteren. Daar moet je in de training rekening mee houden. Bij DSB werken we met een klein team: tien schaatsers en een begeleidingsteam dat bestaat uit een coach, twee assistenten, twee fysiotherapeuten en een krachttrainer. Ik vind die kleinschaligheid heel prettig. Al het contact is persoonlijk. En het is supergezellig. Schaatsers en begeleiders zijn samen verantwoordelijk voor de goede sfeer. In de praktijk gaat dat vanzelf, omdat er bij de samenstelling van de ploeg al is nagedacht of iemand er wel of niet bij past. Er is onderling respect en vertrouwen. Voor mij is dat de ideale setting om steeds beter te worden. Door de goede sfeer en het onderlinge vertrouwen zijn coaches en sporters steeds met elkaar in gesprek over wat het beste is voor de sporter. We geven elkaar dus eigenlijk voortdurend tips.” FOTO: ANP PHOTO
Margot Boer (23) is een Nederlands langebaanschaatsster, met de sprintafstanden als specialiteit. Ze brak in het seizoen 2006/2007 door als lid van het KNSB OpleidingsTeam. Tegenwoordig maakt ze deel uit van de DSB-ploeg van Jac Orie. Afgelopen seizoen werd Margot Boer Nederlands kampioene sprint en derde op de 1.000 meter bij de WK afstanden.
nummer 2 - 2009
COACH
29
debatvoor de coach tips FOTO: PRO SHOTS
THEMA
Tijdens de wedstrijd tegen ADO Den Haag van november vorig jaar wisselt trainer Trond Sollied Gerald Sibon.
Gerald Sibon (35) voetbalde sinds 1993 achtereenvolgens bij FC Twente, VVV-Venlo, Roda JC, Ajax, Sheffield Wednesday, sc Heerenveen, PSV en FC Nürnberg. Sinds vorig seizoen speelt hij opnieuw bij sc Heerenveen. In 2008 maakte Sibon als dispensatiespeler in het Nederlands Olympisch Team zijn debuut als international. Gerald Sibon is bezig zijn diploma’s oefenmeester-2 en oefenmeester-3 te halen.
“ Zorg voor sfeer en beleving” “Als coach moet je een visie hebben. Je moet weten wat je wil met de club en het team waarmee je werkt. Je moet een werkomgeving creëren waarin je die visie kunt overbrengen, maar niet ten koste van alles. Een coach moet altijd rekening houden met wat er al is, met hoe de spelersgroep is samengesteld, met de clubcultuur en soms zelfs met de voetbalcultuur van een land. Een mooi voorbeeld is wat er dit seizoen bij PSV gebeurde tussen trainer Huub Stevens en de Zuid-Amerikaanse spelers, spelers met een andere instelling en benadering. Zij hadden jarenlang op hun manier goed gefunctioneerd in dienst van de club. Daar kun je als trainer een mening over hebben, maar je kunt er niet zomaar aan voorbijgaan.
30
COACH
nummer 2 - 2009
Als spelers zich niet op een natuurlijke manier naar jouw autoriteit en visie schikken, moet je andere manieren zoeken om ze te bereiken en te kunnen samenwerken. Daarin moet je als coach flexibel zijn. Dat betekent niet dat je van je lijn moet afwijken. Je moet consequent zijn in je visie, maar een beetje aanpassen – dat geldt ook voor de spelers – hoort erbij. Bij Feyenoord zag je afgelopen seizoen dat Gertjan Verbeek niet in staat was om in de spelersgroep het juiste gevoel creëren. Dan is het onmogelijk een visie over te brengen. Daaruit blijkt hoe belangrijk sfeer is. Een coach moet weten wat er leeft in de groep. En als je van jezelf weet dat je sociale kant niet je sterkste is, of als je weet dat andere mensen dat beter kunnen, dan moet je
de wijsheid hebben om daarvoor andere mensen in te schakelen. Een trainer van een voetbalteam moet zich realiseren dat een team uit meer dan elf spelers bestaat. Die elf die op zondag staan opgesteld zijn de moeilijkste niet. Die weten wat er van ze wordt gevraagd. Het gaat erom die andere tien, vijftien spelers tevreden en bij de les te houden, opdat ze optimaal presteren op het moment dat er een beroep op ze wordt gedaan. Een coach heeft als taak spelers maximaal te benutten op hun kwaliteiten, dus ook de reservespelers. Een goede coach laat iedere speler van tijd tot tijd weten wat hij van hem denkt en wat hij verwacht qua prestatie en ontwikkeling. En hij laat weten of je het goed of slecht doet, en in welk opzicht. Van de trainers die ik heb meegemaakt heeft Guus Hiddink de meeste indruk gemaakt. Ik heb twee seizoenen bij PSV gevoetbald toen hij daar coach was. Zijn assistenten waren Fred Rutten en René Eijkelkamp. Rutten was heel goed in de veldtrainingen. Eijkelkamp stond het dichtst bij de spelers. Hij was de man die ervoor zorgde dat iedereen zich gewaardeerd voelde en koppelde geluiden vanuit de spelersgroep terug naar Guus en andersom. Op die manier kon Guus de grote lijn bewaken. Als drietal vulden ze elkaar geweldig aan en hielden ze de spelersgroep scherp en tevreden.”
“ Deel de verantwoordelijkheid” “In het nationale jeugdteam ging het vooral om uren maken. Ik leerde de technische basis en daarnaast werd duidelijk hoe ik gedisciplineerd met mijn sport moest omgaan, qua eten en levensstijl. Daarna, bij het nationale team onder de Italiaanse coach Angiolino Frigoni, was ik de rookie van het team, de jonge hond die voor de leeuwen werd geworpen. Ik kon onbevangen mijn gang gaan, de echte verantwoordelijkheid lag bij andere, ervaren speelsters. Ik dacht nog niet zoveel na over wat ik deed en waarom. Ik vroeg me ook niet af wat ik vond van de coach en
zijn manier van werken. Ik deed wat er van me werd gevraagd, maakte zoveel mogelijk speelminuten en ontwikkelde mijn aanvalstechnieken. Als ik nu kijk naar de jonge speelsters in het nationaal team, dan denk ik dat het in de coaching belangrijk is dat wij, de oudere kern van het team, onze verantwoordelijkheid nemen en Avital helpen bij het overbrengen van zijn kennis. Door de jarenlange samenwerking weten we goed wat hij bedoelt. Wij kunnen als een soort tweede coach helpen de jonge meiden bewuster
van hun spel en taken te maken, zodat ze sneller toegroeien naar het gewenste niveau. Het is in dat proces een voordeel dat Avital ons laat spelen volgens een vast systeem. De afspraken, de techniek en het ritme van dat systeem zijn er in de vier jaar dat we met elkaar werken ingesleten. Een groot voordeel is dat je kunt terugvallen op je routine als het wat minder gaat. Gaat het goed, dan geeft die routine de rust die nodig is om je te focussen op de details die het verschil maken. Op die manier haal je gegarandeerd een bepaald
nummer 2 - 2009
basisniveau. Ik denk dat het werken met een vast systeem de beste werkwijze is in het vrouwenvolleybal, waar de rally’s langer zijn dan bij de mannen. Ik overdrijf een beetje, maar de afgelopen jaren was Avital de leider van het nationaal team en liepen wij als een soort makke schapen achter hem aan. Dat moet anders. We hebben inmiddels als team de ervaring en de volwassenheid om met Avital mee te denken over ons spel en dat van de tegenstander. Zijn primaire taak is en blijft het aanspreken van de speelsters op hun kwaliteiten en ontwikkeling. Daarnaast mag hij de oudere speelsters in het team aanspreken op hun ervaring. Niet alleen in de coaching van jongere speelsters, maar vooral ook in de analyse van de tegenstander. We moeten alles aangrijpen om beter te worden en daarover in discussie gaan. Door samen plannen te maken, moet er een gevoel ontstaan dat we niet meer kunnen verliezen.” Manon Flier in actie tijdens het eerste olympisch kwalificatieduel tegen Polen, januari vorig jaar.
COACH
31
FOTO: ANP PHOTO
Manon Flier (25) volleybalt momenteel in Italië bij Jesi. Van 2005 tot 2008 speelde ze samen met veel andere speelsters van het Nederlands volleybalteam onder trainer/coach Avital Selinger bij Martinus. In die periode probeerde ze zich met het nationaal team te kwalificeren voor de Olympische Zomerspelen 2008. Die poging mislukte jammerlijk.
THEMA
debatvoor de coach tips
Mental coaches ondersteunen de trainer/coach bij de mentale begeleiding van een sporter of team. En maken hem of haar bewust van het eigen aandeel daarin. Welke adviezen zouden Hardy Menkehorst en Rico Schuijers de ambitieuze, moderne coach willen geven? Rico Schuijers: “Guus Hiddink is een van de weinige trainers die altijd en overal een garantie is voor succes.”
Door: Sjoerd Litjens
Hardy Menkehorst:
“ Een coach moet delegeren, vertrouwen geven” Hardy Menkehorst verzorgt sinds 1986 mentale training voor topsporters en topsportteams op internationaal en olympisch niveau. Daarnaast is hij actief als opleider van bondscoaches en trainers op het gebied van mentale training. De verbintenis met sport vloeit voort uit een carrière als volleyballer op het hoogste niveau in Nederland en als trainer van teams uit de Nederlandse eredivisie volleybal.
“Het siert een coach als hij ervoor zorgt dat het team bestaat uit mensen die zijn visie delen, zonder dat er eenduidigheid is over de manier waarop die visie moet worden uitgevoerd”
32
“Zorg als coach dat je in een uitstekende conditie bent! Zeker voor coaches die op grote toernooien actief zijn, die dag in dag uit scherp moeten zijn, is een goede conditie cruciaal. Onder invloed van vermoeidheid neemt het beoordelingsvermogen af en wordt adequaat reageren moeilijker. Daarnaast is het belangrijk dat een coach zijn emoties de baas is. Stel, je doet met twee sporters mee aan een toernooi of wedstrijd. Van de ene atleet verwacht je veel, van de andere weinig. Op het moment dat beide sporters slecht presteren, krijg je bij degene van wie je veel verwachtte een heftigere emotie dan bij degene van wie je minder hoge verwachtingen had. Logisch. Maar het is als coach belangrijk om te weten hoe je reactie in zo’n situatie overkomt. Hoe uit je je? Wat is gepast? Dat betekent niet dat je een spel moet spelen, wel dat je je professioneel opstelt. Je moet je eigen authentieke reactie kanaliseren op een wijze die gunstig is voor de sporter waar
COACH
nummer 2 - 2009
je mee werkt. Het gaat immers om hem en zijn prestaties, niet om jou. In navolging van de nadruk die Charles van Commenée daar de voorbije jaren op heeft gelegd, zijn coaches zich bewuster geworden wat het betekent om professioneel coach te zijn en welke taken daarbij horen. Maar ze beschikken nog niet altijd over de juiste vaardigheden. Coaches zijn steeds meer managers die specifieke taken uitbesteden; tegelijkertijd moeten ze over de knowhow beschikken om te kunnen beoordelen of de aan de staf toegevoegde specialist waarmaakt wat hij of zij belooft. Een coach moet delegeren, vertrouwen geven, en dat vertalen in opdrachten en taken. Uit het recent opstappen van Van Basten blijkt dat dit niet altijd eenvoudig is. Van Basten moest onderkennen dat het dagelijks werken met een team meer vraagt dan inhoudelijk superieure kennis van het spel. En hoewel het in het geval Van Basten niet heeft gebaat, wens ik iedere coach toe dat hij zijn eigen staf
kan samenstellen. Op die manier verzeker je je van maximale toewijding. Bij de professionalisering van het vak hoort ook dat je je bewust bent van de rol die media spelen. Leg in het begin van het seizoen aan journalisten uit hoe je het contact wilt hebben, wanneer je wel en niet beschikbaar bent en maak daar afspraken over. Dat vergemakkelijkt de omgang en vergroot de waarde van het contact. Uiteindelijk gaat het erom dat een coach zijn visie zo goed mogelijk kan uitdragen. Naar buiten toe, maar bovenal naar de mensen met wie hij werkt. Met visie bedoel ik niet: ik wil dat je twee centimeter hoger springt of drietienden sneller gaat. Visie betekent dat je uitlegt wat je met een sporter of een team wilt bereiken, dat je in discussie gaat over de manier waarop, en dat je je rol als coach toelicht. Vervolgens kan het gaan over hoogte, lengte, snelheid et cetera. Maar jouw visie op de ontwikkeling van een topsporter moet centraal staan.”
FOTO: PRO SHOTS
Rico Schuijers:
“ Kies een werkgever die bij je past”
Dr. Rico Schuijers is sportpsycholoog. Hij is voorzitter van de Vereniging voor Sport Psychologie in Nederland en lid van de Managing Council van de International Society of Sport Psychology. Zijn dagelijks werk bestaat uit het trainen en begeleiden van topsporters, individueel of in teamverband. Schuijers werkt met meerdere nationale teams en individuen in diverse sporten die zich voornamelijk richten op de Olympische Spelen.
“Als je dertig jaar ervaring hebt en je hebt dertig keer dat ene jaar herhaald, dan doe je al dertig jaar iets niet goed. Je moet wel leren van je ervaring”
“Ik geef niet zoveel tips. Ik laat de sporters en coaches met wie ik werk meestal zelf de tips bedenken aan de hand van de inzichten die ik aanreik. Voorafgaande aan de Olympische Spelen waar hij goud won met zijn team, had ik een gesprek met waterpolocoach Robin van Galen. Na slechte resultaten op het WK betwijfelde hij of hij wel de juiste man was om zijn ploeg naar de Spelen te leiden. Ik reageerde niet inhoudelijk, maar antwoordde dat ik aan de manier waarop hij zijn twijfel ventileerde, kon zien dat hij het antwoord al had gegeven. Ik maakte hem bewust van de passie waarmee hij over zijn team sprak, waardoor voor hem helder werd dat hij over genoeg motivatie beschikte om verder te gaan. Een coach moet zichzelf blijven. Alleen als je authentiek bent, kun je succesvol zijn. En om authentiek te kunnen zijn, moet je met teams en sporters werken die bij je passen. Er zijn genoeg goede coaches, maar veel van hen zitten bij verkeerde teams. Er zijn er maar een paar die altijd
en overal een garantie zijn voor succes. Dan heb ik het over de Hiddinks van deze wereld. Maar meestal moet het klikken tussen club, team en coach. Voordat hij een contract tekent, moet een coach zich dus afvragen of de cultuur van de club en de samenstelling van de spelersgroep wel bij hem passen. Is het antwoord ja, dan moet hij ervoor zorgen dat het technisch beleid dat hij voor ogen heeft, wordt gesteund door de beslissers bij de club. Een volledig mandaat is vaak onmogelijk. Maar plannen en ideeën moeten kans krijgen uitgevoerd te worden, anders heeft zijn komst geen zin. Eenmaal in dienst zijn er andere valkuilen waar je voor moet waken. De eerste is dat je niet te snel naar oplossingen moet zoeken. Bewaak het langetermijnbeleid, en stem daar je strategie op af. Tweede valkuil is het maken van fouten in de communicatie. Het komt nog vaak voor dat sporters als ‘materiaal’ worden gezien en dat belangrijke beslissingen niet of nauwelijks worden gecommuniceerd
nummer 2 - 2009
en toegelicht. De derde valkuil is de neiging om alles zelf te willen doen. Dat zie je terug bij de controlfreaks onder de coaches: zij hebben moeite met dokters, fysiotherapeuten, sportpsychologen en andere begeleiders. Dat staat haaks op de basiskwaliteit die van de moderne coach wordt gevraagd: dat hij een manager is, leider van een begeleidingsteam van experts. Managementvaardigheden zijn daarbij essentieel. Heeft hij die niet, dan moet hij ze zich eigen maken. Daarnaast moeten coaches openstaan voor mentale begeleiding en mentale training. In veel sporten is daar nauwelijks aandacht voor. De basisfilosofie is dat mensen worden geboren op een bepaalde manier en dat dit niet ontwikkeld kan worden. Eenmaal zwak in de kop, altijd zwak in de kop. Kwaliteit wordt in die wereld verklaard in termen van ‘ervaring’ en ‘intuïtie’. Maar als je dertig jaar ervaring hebt en je hebt dertig keer dat ene jaar herhaald, dan doe je al dertig jaar iets niet goed. Je moet wel leren van je ervaring.”
COACH
33
coach in de regio
“ Dat je in een wedstrijd plotseling iets ziet dat in training is voorbereid!”
Tom Aalmoes en de kick van het coachen H
Tom Aalmoes (62) is al een leven lang waterpolotrainer. Als aspirant trainde hij bij zijn Amsterdamse club al de jongste pupillen en organiseerde hij de schooltoernooien. Hij, zoon van een zwemonderwijzer, kwam nooit meer los van de rol aan de badrand.
Draaiende motor Tom Aalmoes is van het harde werken, zorgen dat de basis in orde is, van de discipline in het water. Hij vertelt van zijn eerste stappen in de wereld van het waterpolo. Van DJK, De Jonge Kampioenen, van De Meeuwen uit Diemen, van D.O.K. en De Waterratten DWR dat later met
Door: John Volkers
34
COACH
ij lacht wat besmuikt. Heeft -ie onlangs de trainerswereld van het waterpolo, ‘zijn’ waterpolo, geshockeerd. Tom Aalmoes, trainer/coach van de vrouwen van BZC Brandenburg, vond het nodig de waarheid, zíjn waarheid, te zeggen over een collega-trainer, Jan-Bram van Luit, tot voor kort trainer/coach van de dames 1 van HZC De Robben. “Ik zei in een interview dat het geen kunst was om te winnen, als je alleen maar speelsters koopt.” “In mijn ogen zijn er veel coaches die beter een inkoopcursus kunnen volgen in plaats van een trainersopleiding. Als trainer word je door een club toch neergezet om mensen beter te maken en een team te ontwikkelen? Maar, zei ik, Van Luit heeft altijd de gewoonte gehad speelsters erbij te halen.” “Zo deed hij het bij Rapido ook, één van mijn vorige clubs. Wilde hij vier toppers halen onder wie Daniëlle de Bruijn, een grootheid natuurlijk. Dan zeg ik: ja, dan heb je Van Luit niet nodig, dan word je met een huisvader ook nog kampioen.”
nummer 2 - 2009
Njord de fusieclub Rapido werd. Verderop in de kamer van de Amstelveense woning klinkt plots de stem van zijn vrouw Lindy, die even inbreekt in ons gesprek. “Ik stond al met draaiende motor klaar. Ik hield de deur van de auto open, en dan was het gas geven.” Tom Aalmoes gaf in die jaren waterpolotraining aan Rapido in Haarlem en deed er in zijn ijver nog een club bij, ’t IJ in Amsterdam-Noord. Hij was niet lui uitgevallen. “Eén dag in de week moest ik dan vijf minuten eerder weg uit Haarlem om op tijd voor de training in Amsterdam te kunnen zijn. Dan reed Lin. Zo deden we dat.” “Leuk hoor”, zegt zij, met in haar stem een zweem van voorbije tijden die jammer genoeg nooit meer zullen terugkomen. Het vak van trainer/coach moet in de waterpolowereld een pure passie zijn, anders begin je er niet aan. Aalmoes had die passie. Hij heeft in zijn dertig jaren aan de badrand een reeks van clubs en nationale selecties versleten, altijd op haalbare rijdafstand van zijn woonplaats Amstelveen en zijn werk, luchthaven Schiphol. Hij was een ware kunstenaar om naast zijn drukke werk ook een waterpoloploeg te coachen. En soms moest dus vrouwlief als chauffeuse inspringen. Maar andere keren kon het echt niet. “Ik werkte bij de KLM en kreeg als hoofd Belading duizend man onder me. Ik was 24 uur per dag oproepbaar en ik werkte vijftig uur per
week. Dan kun je geen vijftien uur in een waterpolobaan steken. Toen ben ik er drie jaar uit geweest.”
De kick van trainen Coach zijn is kijken naar de besten en dat overbrengen op de anderen. FOTO: PRO SHOTS
Aanvallend verdedigen Aalmoes kon op twee borden schaken. Hij was geen man die de stress van het werk eruit gooide in het zwembad. “Soms ging het waterpolo heel goed en het werk niet. Of omgekeerd. Of alle twee goed dan wel slecht. Dat kon ook. Maar ik heb altijd plezier gehad in het coachen.”
in je verdediging vind ik. Risico nemen hoort erbij. Dus moet je ook de passende speler onder druk zetten. Als je dan een slechte pass afdwingt, kun je hem onderscheppen. Ik complimenteer vaak de spelers die in het voortraject zitten. Te vaak zie je dat de onderschepper alle credits krijgt. Maar ik zeg: het is jullie verdienste.”
De finale van de Len Trophy in 2007 in het Sloterparkbad in Amsterdam. Tijdens de time-out geeft Aalmoes ‘zijn’ meiden van Nereus snel nog wat tips.
Hij is een innovator. Op zijn werk bij de tankdienst van de KLM was hij de man die vooruitdacht. Hij bedacht dat een vliegtuig dat werd volgetankt door drie man ook wel door één man afgevuld kon worden. “Zo ben ik in de sport ook. Dertig jaar geleden vond ik al dat we vóór en niet achter de midvoor moesten verdedigen. In mijn goede tijd bij De Robben begon ik er al mee. In de jaren negentig heb ik het ook bij de nationale jeugdselectie ingevoerd. Was het nog het gesprek van de dag. Nu is het internationaal gemeengoed.” “Voor de midvoor verdedigen past in de Nederlandse stijl. Achter de midvoor ben je een slaaf van de tegenstander. Je moet aanvallen
“Nico Landeweerd, uit het fameuze ’76-team dat in Montreal olympisch brons won, was een grootheid. Hij was mijn verlengstuk in het water. Als je op training een oefening deed, dan deed Nico hem net wat anders. Werd die oefening nog beter.” “De horizontale ligging in de verdediging heb ik opgepikt van Andy Hoepelman, ook uit die ’76-ploeg. Die was helemaal niet zo groot, en moest Tonny Buunk, een beer van een midvoor, verdedigen. Lag hij horizontaal in het water, kon Buunk hem niet bij de broek pakken. Je moet dan wel je voeten aan de oppervlakte kunnen houden en achteruit kunnen zwemmen. Daar had ik mijn oefeningen voor.”
nummer 2 - 2009
Niet dat de oefenstof het belangrijkste is dat de waterpolotrainer in zijn badtas heeft. “Het gaat er om dat je het spel moet begrijpen. Gaat er iets fout in de wedstrijd, dan gaan we op dat facet trainen. Gamelike trainen, noem ik dat.” “Dat kan alleen als de basis er is. Bij BZC Brandenburg was die er het voorbije jaar niet. Negen speelsters waren weggegaan. Ik moest werken met mensen van dertig en veertig jaar. Het was een stapje terug. Bijna niets van wat ik wilde, zag ik terug. En dat is toch de kick van trainen. Dat je in een wedstrijd plotseling iets ziet dat in training is voorbereid.” “Ik ben een man van discipline in het water. Loopt het niet, dan vallen we terug op de basis, het systeem. Ik zeg altijd: je kunt beter met zijn allen één slecht systeem spelen, dan allemaal je eigen systeem.” Een andere tak van sport De mannentrainer van weleer – Aalmoes was bij de Olympische Spelen van 2000 ook nog assistent van Johan Aantjes – werd de voorbije jaren vrouwencoach, bij Nereus en BZC Brandenburg. Hij lacht als hem om een vergelijking wordt gevraagd. “Vrouwen coachen is een andere tak van sport, echt.” “Lach niet”, zegt Aalmoes als Lindy vanuit de achterkamer een geluid laat horen. Dan vervolgt hij: “Als je mannen afzeikt, gaan ze harder werken. Je kunt ze opjutten. Dat moet je bij vrouwen niet doen. Dan gaan ze juist slechter spelen. Je moet zorgen dat je een compliment klaar hebt.” “Ik teken altijd een rondje. ‘Dat ben jij’, zeg ik. En dan zet ik een puntje, een stipje. ‘Dit vind ik aan jou niet goed, daar heb ik kritiek op.’ Een vrouw denkt dan dat het allemaal niet goed is. ‘Nee,’ zeg ik dan, ‘ik vind jou perfect, met één tekortkoming. En daar gaan we wat aan doen.’ Later komen ze er op terug: ‘Dat was een goede uitleg van jou.’”
COACH
35
Over ‘positief coachen’,
de computermodellen van Hypercube en de gemakzucht van Studio Sport
Een coach stuurt en traint zijn sporters, maar is ook de manager die leiding geeft aan de vakspecialisten in het begeleidingsteam. In deze rubriek brengt een wisselend panel van experts verslag uit van de jongste ontwikkelingen in hun vakgebied. Door: Cors van den Brink
Cees Vervoorn: “Luister naar Pieter”
FOTO: PETER LOUS
FOTO: M.L.A. CRIJNS
Henk Kraaijenhof: “Het draait niet alleen om geld”
36
Jacques van Rossum: “Positief coachen is veel effectiever”
Maurits Hendriks: “Voorrang voor evenementen met Nederlandse kanshebbers”
COACH
nummer 2 - 2009
D
e wedstrijden om de Swim Cup trokken op een bijzondere manier de aandacht van het publiek. Door de wereldrecords van Marleen Veldhuis kwam de discussie over de badpakken weer op gang. Ook Studio Sport besteedde er aandacht aan. De controverse kreeg meer aandacht dan de verrichtingen van de zwemmers zelf. Dat was in ieder geval de indruk van Pieter van den Hoogenband, die in zijn column in De Telegraaf hard uithaalde naar de NOS. “Ik zou bijna zeggen: we gaan iets nieuws beginnen”, zo refereerde de olympisch kampioen aan Sport 7. Maar of dat nu wel zo’n goed voorbeeld is? “Het lijkt me in ieder geval goed dat de Nederlandse sport zijn standpunt serieus neemt”, zegt Cees Vervoorn, zelf oud-zwemmer en directeur van de ALO in Amsterdam. “Voor Studio Sport staan voetbal, schaatsen en wielrennen al jaren centraal in de verslaggeving. De andere sporten
worden er door overschaduwd. Terwijl er in Amsterdam heel goed werd gepresteerd. Het was het kwalificatietoernooi voor de WK, dus je kon vooraf voorspellen dat er goede prestaties zouden komen. Iedereen stond op scherp, toch zag je er nauwelijks iets van terug op tv. Terwijl je het zwemmen tegenwoordig heel leuk in beeld kunt brengen. Het hoeft toch niet alleen vóór en tijdens de Olympische Spelen?” Het zwemmen had in hetzelfde weekend concurrentie van onder meer het kampioenschap van AZ en de Amstel Gold Race. “Ik begrijp dan de dilemma’s van de publieke omroep wel”, zegt Vervoorn. “En ik heb ook niet direct een oplossing voorhanden. Maar het gaat wel om het publieke bestel, dat wordt gefinancierd uit publieke middelen. Dan lijkt het mij niet zo gek als de betrokkenen uit de sport en de omroep eens om tafel gaan om te bespreken hoe je dit soort situaties in de toekomst kunt voorkomen. Je hoeft als sport toch niet afhankelijk te zijn van
de toevallige beschikbaarheid van apparatuur of de voorliefde van de verslaggevers.”
I
k heb onlangs erg genoten van Pieter Nieuwenhuis, de directeur van Hypercube”, zegt Henk Kraaijenhof. De voormalig atletiekcoach was samen met Nieuwenhuis inleider op het seminar ‘De sport de maat nemen’. “Zelf ben ik iemand die graag wil meten en analyseren. Maar dat doe ik vooral op operationeel niveau: hoe is een sporter er aan toe en waartoe is hij in staat? Ook op tactisch niveau ben ik er wel mee bezig; dan gaat het vooral om de wedstrijdanalyse. Maar het leuke van Nieuwenhuis is dat hij analyses maakt van prestaties in relatie tot de financiële middelen. Zeker in het voetbal denken we vaak: wie het meeste geld heeft, kan de beste spelers kopen en daarmee de beste prestaties leveren. Maar Nieuwenhuis heeft aangetoond dat prestaties en budgetten minder met elkaar te maken hebben dan we vaak denken. De eindstand van de voetbalcompetitie van het afgelopen seizoen bevestigt zijn analyse. AZ en Twente voeren de ranglijst aan, terwijl zij niet over de hoogste budgetten beschikken.” Ook voor coaches zijn volgens Kraaijenhof de computermodellen van Nieuwenhuis interessant. “Je kunt er bijvoorbeeld uit afleiden wat de invloed is van het aantal wedstrijden dat je moet spelen op de kwaliteit van het spel. En wat de economische voordelen zijn van het al of niet spelen van play-offs.”
P
sycholoog en bewegingswetenschapper Jacques van Rossum blijft zich verbazen over coaches die bang zijn om als watjes te worden gezien. “De boodschap vanuit de wetenschap dat positief coachen veel effectiever is dan blaffen en straffen dringt maar mondjesmaat door in de sport”, zegt hij. Veel ouders hebben juist wél oog voor de manier waarop ze hun
kinderen het beste kunnen begeleiden. Maar als toeschouwer bij trainingen en wedstrijden van hun kroost zien ze de coach nog herhaaldelijk op een heel andere manier te werk gaan. Trouw schonk in mei uitgebreid aandacht aan de ideeën van Van Rossum. Verwezen werd onder meer naar Co Adriaanse die de spelers van Willem II na een nederlaag een vernederende strafmars van 26 kilometer liet maken. Bij AZ liet hij zijn ondergeschikten een uur lang zoeken naar paaseieren die er niet waren. “Na een lezing over positief coachen bij een betaaldvoetbalorganisatie kwam een trainer naar me toe om te zeggen dat hij het ook zo aanpakt”, aldus Van Rossum in Trouw. “Maar dat deed hij fluisterend, niemand binnen de club mag het weten. Want hoe zal de voorzitter reageren?” “Ik kreeg na de Trouw-publicatie onder meer een reactie van een ouder die vertelde dat zulk gedrag wordt geaccepteerd met het argument dat zo’n man zijn team wel elk jaar kampioen weet te maken. Alsof dat het enige is waar het in de sport om gaat.” Desgevraagd voegt Van Rossum toe dat hij momenteel zelf bij de Alkmaarsche Mixed Hockey Club een project draait om trainers op een andere, positieve manier naar hun spelers te laten kijken. Eerder deed hij dat onder meer ook met handbaltalenten. “Het is moeilijk een groep coaches de andere kant op te duwen. Je kunt zo’n verandering bovendien alleen bewerkstelligen als je de steun hebt van de vereniging. Anders worden coaches door hun collega’s en door de sporters al snel weggezet als slap.” Zie ook www.coachesdienooitverliezen.nl.
P
rachtig dat Nederland in het kader van het Olympisch Plan 2028 in de komende jaren meer internationale evenementen wil binnenhalen. Maar hou dan wel rekening met
de plannen en mogelijkheden van de eigen topsporters. Dat was de boodschap van Maurits Hendriks eind mei tijdens het Sportmarketingcongres op Papendal. Sportbonden worden volgens de technisch directeur van NOC*NSF momenteel overvallen door verzoeken van gemeentebesturen die in het kader van hun citymarketing allerlei mogelijk heden zien voor de sport. “Maar wat heb je aan zo’n evenement als de Nederlandse deelnemers er in de eerste ronde allemaal uitliggen”, aldus Hendriks. De keuze moet dus niet alleen vanuit economische belangen worden gemaakt. Hendriks bepleitte goed overleg tussen gemeenten, bedrijfsleven en sportbonden. Die laatste partij zou vooral moeten kijken naar de vraag of het sporttechnisch allemaal wel past. Hij noemde overigens het WK judo – dit jaar in Rotterdam – als een goed voorbeeld. Rob Meijers, directeur Marketing & Communicatie van Ernst & Young, blikte tijdens hetzelfde congres terug op de campagne ‘De coach verdient ook een medaille’ tijdens de Spelen van Peking. Voor de financiële dienstverlener was dat een succes. Het bedrijf zag de naamsbekendheid oplopen van 59 naar 73 procent. Vooral bij bedrijven en studenten – de campagne was onder meer bedoeld om Ernst & Young te profileren als aantrekkelijke werkgever – is de campagne goed aangekomen. Voor de toegang tot het brede publiek speelde vooral een rol dat de huldiging van de coaches plaatsvond tijdens de rechtstreekse tv-uitzending vanuit de Ridderzaal. Of Ernst & Young tijdens de Winterspelen van Vancouver en de Zomerspelen van Londen opnieuw met een op coaches gerichte actie komt, is onzeker. Het bedrijf verlengde weliswaar het contract als Partner in Sport van NOC*NSF, maar onduidelijk is nog hoeveel middelen beschikbaar zijn om het sponsorschap te activeren.
nummer 2 - 2009
COACH
37
Foto: Merijn Soeters
Jet Bussemaker en de Amsterdamse wethouder van Sport Carolien Gehrels gaven op 24 maart het startsein voor het CTO in Amsterdam.
Honderden topsporters en talenten en tientallen coaches zijn inmiddels aan de slag in Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO) of in Nationale Trainingscentra (NTC). Zo’n centrum moet de ideale combinatie bieden van trainen, studeren en wonen. Komt Nederland vol te staan met Papendal-klonen?
Door: Marcel Luyckx
38
COACH
nummer 2 - 2009
Topsportcentra voor álle sporten
C
TO’s en NTC’s zijn de topsportsteunpunten nieuwe stijl. De kiem is gelegd tijdens de evaluatie van de Olym pische Spelen van 2004 in Athene. Daarbij kwam de behoefte aan het licht om op locaties topsportprogramma’s te bundelen en te combineren met de benodigde topfaciliteiten.
Masterplan In het Masterplan Talentontwik keling 2006-2010 van NOC*NSF vinden we de filosofie achter de CTO’s terug. “In de fase waarin de omvang van trainings- en wedstrijdprogramma’s sterk moet toenemen om de aansluiting op het internationale niveau te krijgen of te behouden, zorgt een aantal factoren, dat te maken heeft met de infrastructuur, voor uitval van een deel van de talenten. Voorbeelden hiervan zijn de combinatie sport en studie, het gebrek aan goede en beschikbare trainingsfaciliteiten, de toenemende reistijden en de beschikbaarheid van voorzieningen. Zij vormen belangrijke randvoorwaarden voor het opleidingsprogramma van het sporttalent.” Een CTO moet dus dé plek zijn waar sporters in diverse disciplines optimaal en fulltime kunnen trainen, studeren en wonen. Ook het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is betrokken bij het initiatief en stelde subsidiegelden beschikbaar. Op 24 maart gaf staatssecretaris Bussemaker van VWS officieel het startsein voor de CTO’s van Amsterdam, Heerenveen, Eindhoven en Papendal.
Olympisch en niet-olympisch In Amsterdam draaien programma’s voor volleybal (mannen), honkbal, voetbal, zwemmen en roeien. Met de Atletiekunie, basketbalbond en squashbond zijn gesprekken gaande over samenwerking. In Eindhoven is plaats voor judo, honkbal, zwemmen, schoonspringen, turnen en trampolinespringen. Mogelijk komen daar kunstschaatsen en ijshockey bij. Papendal is the place to be voor atletiek, diverse wielerdisciplines (weg, baan, mountainbike, BMX), tafeltennis, badminton, taekwondo, schermen, handbal, volleybal (vrouwen), handboogsport en rolstoelbasketbal. Verder bestaan er plannen voor moderne vijfkamp, aangepaste atletiek en de schietsport. Heerenveen vormt de noordelijke basis onder de CTO’s met schaatsen, shorttrack, turnen, judo en zwemmen. Daar komen misschien nog bobslee, skeleton, futsal en beachvolleybal bij. Het gaat dus niet uitsluitend om sporten met een olympische status: zie bijvoorbeeld squash en futsal. “De CTO’s zijn er voor alle sporten”, zegt manager Topsport van NOC*NSF Jeroen Bijl. Sommige sportbonden hebben op meerdere locaties programma’s lopen. Zo kunnen judoka’s, zwemmers en turners zowel in Heerenveen als in Eindhoven terecht. Nationaal Trainingscentrum Niet voor elke tak van sport is bundeling in een CTO geschikt. Sporten die gebonden zijn aan een trainingsaccommodatie met specifieke eisen en
daardoor locatiegebonden zijn, komen daarom in aanmerking voor de status van Nationaal Trainingscentrum. Nederland telt er nu drie. Beachvolleybal en watersport (zeilen) hebben een plek gevonden in Den Haag. Maar hadden waterpolo (Utrecht) en triatlon (Sittard) niet gewoon aan kunnen sluiten bij een CTO? “Badwater is een schaars goed”, verklaart Bijl de status aparte van het waterpolo. “Het is onbetaalbaar om badwater alleen te claimen voor topsport. In de baden van de CTO’s was niet genoeg ruimte om naast de zwemmers ook nog waterpoloteams te laten trainen.” En waarom de triatleten afgezonderd? Bijl: “Dat komt voort uit de historie. De Nederlandse Triathlon Bond (NTB) had al een compleet programma. De NTB had de zaken goed voor elkaar.” Onder leiding van bondscoach Guido van Weert startte de NTB al in oktober 2007 een nationaal trainingscentrum in Sittard. De groep atleten die er traint en woont is intussen uitgebreid van twaalf naar zestien. De NTB maakt er geen geheim van dat ze de officiële status van NTC vooral wilde krijgen vanwege de subsidiegelden van VWS en NOC*NSF die daarmee gemoeid zijn. Formeel zijn alleen de NTC’s in Sittard en Den Haag volledig geaccrediteerd. Maar ook het CTO Waterpolo in Utrecht en de CTO’s in Amsterdam, Eindhoven, Heerenveen en op Papendal draaien al. Zij hebben tot eind 2009 de tijd om aan een aantal prestatieafspraken te voldoen. Accreditaties worden in principe verleend tot 2012.
“Uitgangspunt is dat de faciliteiten en accommodaties zich op fietsafstand bevinden”
De CTO’s zijn niet toevallig geografisch over Nederland verdeeld. Volgens Jeroen Bijl is voorlopig geen sprake van uitbreiding van het aantal CTO’s. “In principe doen we het hiermee. We denken dat vier voldoende is voor een goede concentratie van programma’s. Als zich andere sportbonden aanmelden, moeten ze zich aansluiten bij een van de bestaande centra. Een nieuw NTC is wel denkbaar, als de accommodatie dat vereist.” Twee toetsen CTO’s en NTC’s moeten voldoen aan een aantal eisen op het gebied van organisatie, infrastructuur, trainingsaccommodaties, onderwijs, huisvesting, begeleiding en (para)medische voorzieningen. Kandidaten worden in twee fasen getoetst. De eerste check, de entreetoets, neemt NOC*NSF zelf voor zijn rekening. Dit is vooral een kwantitatieve toets. Elk CTO moet minimaal zes sportbonden, elf programma’s en 55 topsporters ‘herbergen’ en faciliteren. In het vervolg van de accreditatieprocedure is een cruciale rol weggelegd voor Valkenbosch Consultancy uit Gouda. Bij een positieve uitslag van de entreetoets oordeelt dit bureau of de kandidaat aan een aantal kwalitatieve criteria voldoet. Een topsportcentrum moet bijvoorbeeld de infrastructuur zo georganiseerd hebben, dat de sporters maximaal tweehonderd minuten per week hoeven te reizen, ongeacht het type vervoer. Het topsportcentrum moet gecoördineerde begeleiding en expertise bieden voor de onderdelen fysiek, sociaal-maatschappelijk, studie, prestatiediagnostiek, voeding en mentale training, en deze moet voldoen aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen van de betrokken sportbonden. NOC*NSF heeft bewust gekozen voor een onafhankelijke keurmeester. Er zijn geen kandidaten afgewezen voor een CTO-accreditatie. Bijl: “Er zijn wel oriënterende gesprekken geweest met andere steden die een soortgelijke status wilden. Maar al in een vroeg stadium bleek dat dit niet haalbaar was.”
nummer 2 - 2009
Fietsafstand Niet alle accommodaties van een CTO zijn op één locatie gecentraliseerd. “Papendal heeft dat nog het meest, maar daar is geen onderwijs”, zegt Bijl. “Uitgangspunt van het concept is dat alles zich op fietsafstand bevindt. Het mooist zou zijn als we allemaal Papendalletjes hadden kunnen creëren, maar dat is niet realistisch. We hebben te maken met bestaande accommodaties.” In Amsterdam concentreert het CTO zich rond de Zuidas van de stad: het Olympisch Stadion, de Sporthallen Zuid, de Bosbaan en de Vrije Universiteit. De locaties voor zwemmen en honkbal liggen in het noordoosten, net als de Hogeschool van Amsterdam. De manager Topsport van NOC*NSF vindt dat in relatief korte tijd al veel verwezenlijkt is. “Als je kijkt naar de programma’s die draaien en de verbetering op het gebied van faciliteiten, dan is de kwaliteit in een paar jaar aanzienlijk omhoog gegaan. Dat moet nu vruchten gaan afwerpen. In Amsterdam gaan de basketbaldames aansluiten. Zonder deze concentratie aan faciliteiten was dat niet mogelijk geweest.” In de diverse CTO’s en NTC’s hebben rond de dertig talentcoaches emplooi gevonden, gefinancierd door het Ministerie van VWS. De meeste van hen zijn fulltime beschikbaar. Daarnaast zijn nog eens tientallen coaches, kracht- en conditietrainers betrokken bij de programma’s die in de topsportcentra draaien. “Veel bondscoaches doen hun werk in een CTOsetting”, zegt Bijl. Het aantal sporters dat gebruikmaakt van de faciliteiten van de zeven topsportcentra nadert inmiddels de zeshonderd. Dat is ver boven de gestelde minimumeis van 55 sporters per CTO. “Dat is destijds in het eisenpakket opgenomen om te voorkomen dat zes sportbonden ieder voor één sporter een aanvraag zou doen. Dan zou je moeilijk van een Centrum voor Topsport en Onderwijs kunnen spreken.”
COACH
39
vak zonder grenzen
Jacques Brinkman
“Je moet zó coachen dat je klaar bent als de wedstrijd begint” ‘Oefenmeester, trainer, begeleider en adviseur’, zo omschrijft de Dikke Van Dale het woord ‘coach’. In deze serie komen bijzondere vertegenwoordigers van dit toch ‘grenzeloze’ vak aan het woord. In deze aflevering Jacques Brinkman, die al een eigen bedrijf had toen hij nog actief hockeyer was. En nu heeft hij een bedrijf én is hij coach.
Door: Cors van den Brink
40
COACH
nummer 2 - 2009
Brinkman (1966) speelde tussen 1987 en 2000 ruim driehonderd keer voor het Nederlands team. De tweevoudig olympisch en wereldkampioen maakt de laatste jaren naam via sticks en andere hockeyaccessoires van het merk Princess, waarvan Teun de Nooijer het boegbeeld is. Daarnaast is zijn bedrijf Brinkman Sport actief voor Xandrion, een inkoopnetwerk voor onder meer de recreatie, horeca en sport. Tegelijkertijd is hij hockeycoach op het hoogste niveau. Hij had onder meer de heren van SCHC onder zijn hoede en is momenteel de verantwoordelijke bij de dames van Laren. Voortsukkelen Op het hockeyveld geeft hij leiding aan een groot team, in zijn bedrijfspand in Soesterberg werken drie mensen. Kan Brinkman zijn ervaringen in de sport meenemen naar zijn bedrijf? “Coachen in de sport is simpeler”, zegt hij. “Voor mijn bedrijf zie ik zóveel leuke kansen, dat het soms moeilijk is om te kiezen. Een groot verschil is ook
dat je in de sport fouten snel kunt rechttrekken. Als ik – bij wijze van spreken – zes dames in de spits zet en verlies, doe ik het bij een volgende wedstrijd anders. Je sticht hooguit wat verwarring. Maar met je bedrijf blijf je langer voortsukkelen, zeker in economisch slechte tijden. Al geldt dat voor een relatief klein bedrijf wat minder dan voor een grote onderneming. Dat is ook een van de redenen dat ik graag met een klein team werk. Ik heb nooit verlangd naar een functie waarin je maar weinig invloed kunt uitoefenen op het beleid.” Wat niet wil zeggen dat hij soms niet zijn tong moet afbijten. “Via Princess hebben we contacten met ruim honderd winkels. Xandrion brengt me in contact met allerlei sportorganisaties en bedrijven. Ik zou ze allemaal wel willen coachen, al is dat natuurlijk helemaal mijn taak niet.” Kleinschaligheid heeft nog een nadeel, moet Brinkman constateren. “Eigenlijk ben ik teveel op operationeel niveau bezig. Ik zou soms best wat afstand willen nemen en een visie
“Als speler zag ik dat vroeger anders, maar als coach zeg ik: prijzen zijn niet zaligmakend”
Jacques Brinkman als sporter, coach en ondernemer.
willen ontwikkelen op de toekomst van Brinkman Sport. Maar daar is het hier gewoon te druk voor.” Gedreven en direct Afstand nemen heeft hij ook in de sport moeten leren. “In mijn eerste jaren als coach zat ik boordevol adrenaline op de bank, of ik stond voortdurend langs de lijn. Ik leek wel een radioverslaggever. Je hebt zelf op hoog niveau gespeeld en snapt niet dat spelers niet zien wat jij wél ziet. Terwijl je eigenlijk zó moet coachen dat je klaar bent als de wedstrijd begint. In de loop van de tijd heb ik geleerd mijn visie rustiger en helderder over te brengen.” Ook de communicatie bij vrouwen is anders. “Al is het alleen maar omdat je na de wedstrijd niet in de kleedkamer bent en daardoor de eerste emoties mist. En hoewel we heel wat ongecompliceerde dames hebben bij Laren, merk ik toch dat het bij vrouwen een grotere rol speelt of ze goed met elkaar kunnen omgaan binnen een team dan bij mannen het geval is.” Hij heeft de grenzen van de sport leren kennen en accepteren. “Ik kan als coach wel roepen dat wie niet traint de volgende wedstrijd niet meespeelt, maar als het om je beste speelsters gaat, is dat moeilijk lang vol te houden. Bovendien is het nu eenmaal zo dat de meeste speelsters in de hoofdklasse gewoon aan het werk moeten als hun hockeycarrière voorbij is. Dus kan een tentamen op een gegeven moment nét iets belangrijker zijn dan een training. Dat verandert pas als speelsters in het nationale team komen.” “Ik denk dat speelsters mij ervaren als een aardige en gedreven man,
“Als ik ooit moet kiezen, word ik het liefst coach”
die wel heel direct kan zeggen waar het op staat. Het past bij mij: helder communiceren. Dat doe ik hier in mijn bedrijf ook.” “Ik vind dat je nooit moet proberen mensen te veranderen. Daar maak je het ook jezelf makkelijker mee. Als speler zag ik dat vroeger anders, maar als coach zeg ik: prijzen zijn niet zaligmakend. De weg naar het succes moet voldoende leuke en goede momenten opleveren. Al moet ik zeggen dat je die stelregel binnen de sport makkelijker kunt toepassen dan in je bedrijf. Daar speelt het resultaat een grotere rol.”
heb je dát nu kunnen doen.’ Maar ook bij topcoaches als Hiddink en Van Gaal pakt een intuïtief genomen beslissing soms goed en soms verkeerd uit. Bij hen echter wat vaker positief, ook al haalde Hiddink met Chelsea de finale van de Champions League niet en werd Van Gaal met AZ geen kampioen in eigen huis.”
Analyse en intuïtie Brinkman spreekt over coachen als over een mengeling van analyse en intuïtie. De kunst is om daaruit duidelijke lijnen te trekken waarlangs je het team wilt laten spelen. “Achteraf kun je analyseren waarom iets wel of niet is gelukt”, zegt hij. “Er is altijd een reden. Waarom verlies je een beslissende reeks strafballen? Dat is geen geluk of pech. Het gebeurt als je als team nét niet de beslissende stap hebt kunnen maken.” “Je hoeft niet altijd op één lijn te zitten. In het Nederlands herenteam waren in 1996 in Atlanta allerlei strubbelingen. Maar we volgden Oltmans en wonnen goud. Als een team jouw visie blijft afwijzen, moeten ze een andere coach kiezen.” Zekerheden heb je als coach nooit. “Je probeert op het goede moment de juiste wissel toe te passen. Of bij een strafcorner in de laatste minuut de beste variant te kiezen. Als het werkt ben je briljant. Als het mislukt zegt iedereen: ‘Hoe
Tien stappen verder De sport en het bedrijf kunnen elkaar wel in de weg zitten. “Ik heb kansen gemist, omdat ik nu eenmaal moeite heb om te delegeren of om strategisch of politiek op te treden. Ik zeg graag direct waar het op staat. Als coach in het hockey ben ik gewoon de baas. Het model in het Britse voetbal, waar de hoofdcoach zich overal mee kan bemoeien, spreekt me erg aan. Maar in het bedrijfsleven past dat niet.” “Toen ik in 1993 begon, had ik meteen een paar mensen moeten aannemen, dan was ik nu wellicht tien stappen verder geweest”, zegt Brinkman. “Door het coachen en de tijd die ik aan mijn gezin wil besteden, kan ik niet het maximale uit het bedrijf halen. Ik kan bijvoorbeeld niet zomaar allerlei beurzen af in het buitenland. Maar als ik ooit moet kiezen, word ik het liefst coach. Lekker training geven, op het veld staan, de play-offs voorbereiden: dat is een prima leven.”
nummer 2 - 2009
COACH
41
© Hans Klaver
Twee à drie procent van de bevolking is hoogbegaafd. Het is daarom goed mogelijk dat er op elke sportvereniging een of meer hoogbegaafde kinderen rondlopen. Als coach kan het lastig zijn om deze kinderen te herkennen. En heb je ze eenmaal herkend, dan is het de vraag hoe je ze het beste kunt begeleiden.
Door: Wietske Idema
42
COACH
nummer 2 - 2009
Maak van hoofdbegaafdheid een kracht, geen probleem
Hoogbegaafde kinderen herkennen en begeleiden I Iemand met een hoog IQ hoeft niet per se goed te zijn in sport, het kan ook tegen je werken”, zegt Rick Prins, trainer en coach aan de Badminton Academy Amstelveen en van Badminton Vereniging Almere. “Spelintelligentie gaat namelijk niet gelijk op met de intelligentie op school. Je ziet dat kinderen met
een hoge intelligentie soms teveel en te moeilijk nadenken in het veld, waardoor ze verkeerde beslissingen nemen.” Prins spreekt uit ervaring. Hij geeft training aan een twaalfjarig, hoogbegaafd meisje. Hoogbegaafde kinderen hebben echter meer dan alleen een IQ van boven de 130. De wetenschap omschrijft hoogbegaafdheid vaak
aan de hand van drie eigenschappen: intelligentie, creativiteit en gedrevenheid. Naast intelligent zijn hoogbegaafden vaak creatief. Ze kunnen buiten de gegeven kaders denken, zoals het bedenken van een originele oplossing voor een som of het stellen van een vraag die niemand anders zou stellen. Een hoogbegaafd kind begint hier al vroeg mee en bouwt zo een ontwikkelingsvoorsprong op. Ook hebben hoogbegaafden een opvallend groot doorzettingsvermogen. Herkennen Op het sportveld kun je hoogbegaafde kinderen aan verschillende eigenschappen herkennen. Het is verstandig daarbij onderscheid te maken tussen eigenschappen die alleen betrekking hebben op het kind zelf, en eigenschappen die een heel team aangaan. Zoals gezegd denken hoogbegaafde kinderen veel na in het veld, terwijl dat soms helemaal niet nodig is. Terwijl andere kinderen gewoon maar ‘doen’ en daarmee een punt winnen, zie je regelmatig dat hoogbegaafde kinderen te veel tijd nemen om na te denken en vervolgens het punt verliezen. Hier kun je je als coach nog wel eens aan ergeren, omdat je het punt in je hoofd al twee keer had gescoord. Hoogbegaafde kinderen hebben daarnaast een hekel aan het herhalen van oefeningen. Hoewel dat van groot belang is om beter te worden in de sport, vinden ze dat vreselijk saai. “Je ziet dat ze niet meer geconcentreerd zijn en er geen zin meer in hebben. Als je ze dan ook nog eens geen aandacht geeft en niet naar ze kijkt, zie je dat ze minder hun best doen”, aldus Prins. Hoogbegaafde kinderen hebben sterk de neiging tot onderprestatie, bijvoorbeeld uit verveling of om aandacht te vragen. Daar tegenover staat dat ze gretig en gemotiveerd zijn om nieuwe dingen te proberen of uit te voeren. Ze willen die dan ook meteen heel goed doen. Ook pikken ze, vanwege hun snelle begrip voor nieuwe situaties, aanwijzingen gemakkelijk op.
ander verwachtingspatroon Het is vreemd voor een coach om toe te geven dat een kind het beter weet dan jij. Toch kan dit gebeuren wanneer je te maken hebt met een hoogbegaafd kind. Deze kinderen hebben de gave om, soms sneller dan de coach, inzicht te krijgen in spelsituaties en te begrijpen wat ze moeten doen. Hiermee hangt samen dat hoogbegaafde kinderen in hun spelbegrip soms al verder zijn dan je denkt. Het kan voorkomen dat je als coach de basisbeginselen van een bepaalde techniek of spelvorm uitlegt, maar dat blijkt dat het kind dat, op jonge leeftijd, al lang weet. In zulke gevallen lijkt het soms alsof een kind eigenwijs is en geen autoriteit kan verdragen, maar dat is zeker niet het geval. De verwachtingspatronen van beide kanten verschillen: de coach kan niet geloven dat het kind al zo ver is, terwijl het kind denkt dat de coach hem of haar niet serieus neemt. Hoogbegaafdheid in een team Niet alleen een coach, maar ook een team kan tegen problemen aanlopen wanneer het te maken krijgt met een hoogbegaafd kind. Het kind heeft een ontwikkelingsvoorsprong op zijn leeftijdsgenoten, waardoor het niet op één lijn ligt met de rest. Het team vindt dat het hoogbegaafde kind het altijd ‘maar beter weet’, maar het kind zelf heeft ook door dat het ‘anders’ is. Hoogbegaafde kinderen kunnen hier veel hinder van ondervinden omdat ze geen aansluiting vinden bij hun teamgenootjes. Een gevolg kan zijn dat het kind zich afkeert van de rest. Andersom geldt het ook: het team merkt dat ze een vreemde eend in de bijt hebben en sluiten hun teamgenoot buiten. Twee situaties waar een coach niet op zit te wachten, want teamspirit is één van de belangrijkste voorwaarden voor het winnen van wedstrijden. Uitdagen en prikkelen “Als je weet hoe je moet omgaan met een hoogbegaafd kind, kun je er veel uithalen”, denkt Prins. Een van de belangrijkste punten
is het kind bij de les te houden. Dat kan door de leerprikkel hoog te houden: samen vernieuwend bezig zijn, uitdagende aanwijzingen geven en deze afwisselen. Probeer je aanwijzingen te verbreden, te verrijken of te versnellen door het kind bijvoorbeeld met verschillende technieken hetzelfde punt te laten scoren, of door het kind dingen te laten doen die je normaal de wat oudere kinderen zou laten doen. Stimuleer het kind daarnaast om ‘gewoon eens lekker te doen’ en benadruk dat fouten maken niet erg is. Je zult zien dat dit na verloop van tijd mooie momenten en prestaties oplevert. Voor het kind is dit de enige manier om er achter te komen hoe het voelt om, in zijn ogen, nonchalant te handelen. Het coachen van een team met een hoogbegaafd kind is een vak apart. Het is belangrijk het kind niet te negeren en zijn hoogbegaafdheid bespreekbaar te maken. Vraag aan andere kinderen wat hen opvalt aan het hoogbegaafde kind, en laat hem/haar ook zelf aan het woord. Zorg ervoor dat het team het kind ziet als een kracht en niet als een probleemgeval. Vertel de kinderen dat hoogbegaafde kinderen goede ideeën en creatieve oplossingen hebben, waar ze veel aan kunnen hebben. Het allerbelangrijkste is dat het kind zich door de coach herkend en erkend voelt. Probeer het kind te begrijpen en serieus te nemen, dan zal hij of zij dat andersom ook doen.
Zes tips voor het coachen van hoogbegaafde kinderen Individueel: • hou de leerprikkel hoog; • stimuleer het kind om ‘gewoon eens lekker te doen’; • probeer het kind te begrijpen en neem het serieus. In het team: • negeer de hoogbegaafdheid niet en maak het bespreekbaar; • zie de hoogbegaafdheid als een kracht; • gebruik de hoogbegaafdheid om samen verder te komen dan het gangbare spelletje.
nummer 2 - 2009
COACH
43
de reis van...
Jan Mulder en het streven naar schoonheid en perfectie Toppers in de samenleving hebben, net als ieder mens, een reis afgelegd naar wat en wie ze zijn geworden. Welke passie hebben zij? Hebben zij een koers uitgezet? Door wie hebben zij zich laten leiden? Waren er keerpunten, bijvoorbeeld door tegenslag? Na eerdere seances met Mart Smeets, Jaap van Zweden, Dirk Scheringa, Agnes Jongerius, Jan Marijnissen, Hans van Manen & Youp van ’t Hek, dit keer een oud-voetballer, columnist en tv-commentator. Een man die op zoek is naar waarheid en perfectie en naar samen leven. Joop Alberda ontmoet Jan Mulder, trotse vader en liefhebber van kunst en schoonheid. Door: Guus van Holland
Op steenworp afstand van zijn bevoorrechte positie op een zonnig terras ziet Jan Mulder een man op straat liggen. Hij slaapt. Niemand bekommert zich om deze vermoedelijk dakloos geworden mens die zich aan de rand van het water heeft neergevlijd. Hardnekkig wordt hij door passanten genegeerd. Toch ademt het tafereel rust en vrede. Zo zou Jan Mulder kunnen – misschien wel wíllen – eindigen: verloren, ergens op straat. “Geen begrafenis, geen drukte, opwinding en overdrijving”, benadrukt Mulder. “Gewoon, zoals dat ‘zalige mannetje’, dat langzaam wegvaart uit ons aller leven.” Dat juist die dromende man hem is opgevallen, moet iets te maken hebben met zijn gevoel voor kunst en schoonheid. Die man is mooi, ontroert; volstrekt in
44
COACH
nummer 2 - 2009
tegenspraak met dat barbaarse gedoe waarmee hij de avond tevoren in Luik werd geconfronteerd: de buitenproportionele agressie die de voetballers van Standard Luik en Anderlecht het wild geworden publiek op de tribunes voorschotelden. “Ik ben er nog steeds beduusd van’’, erkent hij. “Ja, echt. Verschrikkelijk.’’ 22 zieke voetballers Joop Alberda vraagt of die agressie, die ontsporing van het voetbal, hem zo nadrukkelijk bezighoudt. “Nee, niet dagelijks’’, antwoordt Mulder. ,,Ik leef echt wel door als ze vechten op het voetbalveld. Maar als ik ermee geconfronteerd word, kom ik in opstand. Ik ben een technicus, als voetballer en voetballiefhebber. Ik hou van talent, van geniale sporters. Ik hou niet
FOTO: SOENAR CHAMID
Jan Mulder
COACH
de reis van...
van tactiek, en al helemaal niet van agressie. Vroeger waren overtredingen incidenten. Agressie en gemeenheden waren sporadisch. Er brak weleens iemand door. Dan trok de laatste man aan het shirt, en ging er een kreet van ontzetting door het stadion. Nu gebeurt dat tien keer in een minuut. En in zowat élke wedstrijd.’’ Mulder heeft zich duidelijk diep laten raken door ‘22 zieke voetballers’, zoals hij het gedrag noemt. “En dan die houding van de man die zojuist bewust een zware overtreding heeft gemaakt. Die verontwaardiging van de misdadiger, alleen om straf te voorkomen: ‘Wát, mij bestraffen?’ Dat is zo raar en staat ver van mijn beleving van voetbal en sport. Als je de statistieken bekijkt: de speeltijd holt achteruit. Je zit daar maar als liefhebber te wachten tot er weer doorgevoetbald wordt.’’ Hij hangt aan schoonheid. “Aan de ene kant wordt die schoonheid groter. Messi en Ronaldo voetballen echt wel beter dan Stanley Matthews in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Aan de andere kant is er die agressie en die traagheid, die verzakelijking, belangen die meespelen om het resultaat en het geld. Ik heb het afgelopen seizoen tien wedstrijden gezien van Ajax. Niks. Het Nederlands elftal: traag spel. Passje links, passje rechts, en nog een keer. O zo traag. Ik zag laatst de Europacupfinale van 1962 op ESPN Classic, práchtige zender! Real Madrid-Benfica. Man, man, wat een tempo, wat een ritme: Del Sol, Gento, Puskas, Di Stéfano. Dat tempo was hoger dan dat van nu.’’ Natuurtalent Real Madrid dus, een voortdurende verzameling van grote talenten. Naar die club wilde Jan Mulder als voetballer. Helemaal in het wit, het stralende sterrendom – niets was mooier om van nabij te ervaren. “Vanaf mijn zesde wist ik dat ik voetballer werd. Ik zou wereldberoemd worden. Ik moest naar Real Madrid. Niet naar Barcelona, dat was een provincieclub’’, zo besefte hij. Of hij daartoe wel het talent bezat, wil Joop Alberda weten. Sterker nog: voetballen, schrijven, presenteren – is er bij hem sprake van multitalent? “Als voetballer heb ik me van jongs af aan als een natuurtalent beschouwd’’, weet Jan. “Gewoon, doordat ik op straat goed kon voetballen. Mensen die dat niet konden, vond ik raar. Die hadden volgens mij een zware handicap. Nou ja, misschien waren ze virtuozer op een ander gebied, speelden ze Chopin op de piano. Jean Pierre Rawie zat ook bij mij op school. En die heeft het toch goed gedaan met zijn sonnetten.’’ Nooit twijfels gehad over zijn voetbaltalent? “Jazeker. Omdat dat talent niet altijd werd erkend.” Jan voetbalde in Winschoten bij WVV, nota bene vanaf zijn zestiende in het eerste. Maar GVAV, de grootste club van Groningen, zag niets in de jonge middenvoor. Ze kwamen wel kijken, die van GVAV. “Als ik dat graag zou
46
COACH
nummer 2 - 2009
willen, waren ze wel geneigd toe te staan dat ik lid werd. Wilde ik absoluut níet. Ik voelde me in die tijd duizend keer beter dan dat hele clubje. Ajax is ook weleens komen kijken en AZ. Ik twijfelde toen vaak aan mijn talent, ja.’’ Anderlecht wilde hem. Anderlecht? “Ja, Anderlecht speelde in die dagen tegen Real Madrid. Zag ik op tv. Via Anderlecht naar Real, dat zag ik wel zitten. Ik stopte met de HBS-A. Ik ging naar Brussel, zag geen enkel gevaar. Gelukkig was Anderlecht een fatsoenlijke club. Trainer Pierre Sinibaldi, een aimabele Corsicaan, accepteerde me zoals ik was. Stopte mijn ontwikkeling niet, zoals zoveel trainers doen, door spelers op andere posities te zetten en zo hun karakter te verloochenen.” “Anderlecht was een dorpsclub. Helemaal geen instituut of een chique club, zoals vaak wordt beweerd. Ik ben vijf keer kampioen van België geworden. Nooit op de Grote Markt van Brussel gestaan. Gewoon een club als WVV, gemoedelijk, provinciaals. Maar wel écht, met mooie voetballers als Paul Van Himst en Wilfried Puis. En met Pierre Hanon en Jef Jurion, die ik van de radio kende als Nederland tegen België speelde in de Hel van Deurne.’’ Geen mooischrijverij Zijn passie voor voetbal mag bekend zijn, maar vanwaar die relatie met kunst en wat de samenleving beweegt? “Interesse voor kunst en schoonheid is er altijd geweest. Naast het voetbal wilde ik lezen, mijn tijd niet verdoen met een loopbaan in het bedrijfsleven. Avontuur, het geestelijke leven hield me ook bezig. Ik las serieuze kranten, ik las de Volkskrant en weekblad De Tijd omdat Maarten de Vos er een bijzondere vorm van sportjournalistiek liet zien. Nadat ik was gevraagd voor het Hollands Dagboek in NRC Handelsblad, wilde Piet van der Eijk mij een column laten schrijven voor De Tijd. Mijn eerste column was naar aanleiding van FC Utrecht-Ajax. Over de kleedkamer, over wat ik zag, een steen die door de ruiten was gegooid. Ik wilde geen voetbalverslaggever zijn, ik wilde beschrijven wat ik eromheen zag. Na een paar columns vroeg Ben de Graaf me voor de Volkskrant.’’ Of hij gecoacht werd als beginnend schrijver. “Johanna, mijn vrouw, zei: ‘Leuk die columns, maar dat ga je natuurlijk niet je hele leven doen.’ Jawel, zei ik. Ik zag meteen: dit wil ik als ik niet meer voetbal. Ben de Graaf zei dat ik te moeilijk deed, te moeilijk schreef. Ik moest terug naar het voetbal. Geen mooischrijverij. Ben zette me op het goede pad. Het talent van schrijven en voetbal is ook je fouten inzien, schrappen waar het te veel en te mooi wordt. Eenvoud is de grootste kunst.’’ Elfstedentochtmentaliteit Hij verwijst naar zijn periode bij Ajax, in zijn nadagen, toen zijn knie eigenlijk al niet meer wilde. “Ik had
Jan Mulder
onder zo goed mogelijke omstandigheden laten zien wat ik kon. Ik was 28 toen ik werd afgekeurd. Een beetje eigen schuld.’’ Tegenslagen die hem gevormd hebben? Joop Alberda probeert hem te testen. “Man, ik ben zo gelukkig als wat. Ik wil niet zeggen zen, maar toch. Bij elke tegenslag ga je een andere weg in. Mijn grote voorbeeld was José Altafini. Ik heb met Ajax tegen hem bij Juventus gespeeld, toen was hij veertig. Die acceleratie, dat slimme, die vrouwen op de tribune die in katzwijm vielen door zijn schitterende benen. Ik wilde worden zoals José Altafini. Het liep anders. Ik lig nu languit op de kade’’, zo wijst hij naar de zwerver die op korte afstand roerloos ligt te dromen.” Aanwaaien Real Madrid, de club van zijn dromen, heeft hij niet gehaald. Hij werd ook niet geselecteerd voor het wereldkampioenschap van 1974 in Duitsland. Een paar uur na de laatste gewonnen oefenwedstrijd tegen Argentinië deelde bondscoach Rinus Michels hem mee dat hij was afgevallen. “Meneer Michels zei
FOTO: SOENAR CHAMID
bewezen dat ik goed was. Ik kon scoren, had techniek, kon schieten en dribbelen. Maar ik zag niet de eenvoudige oplossingen. Ik zie Piet Keizer nog staan met de handen in zijn zij. Hij had me zien draaien en kronkelen, druk zien doen. Dan was het mislukt en stond Piet daar te kijken. Hij zei niks, maar aan zijn houding zag ik het: had effe gekaatst, waren we uren verder geweest. Ik kan nóg door de grond gaan. Egocentrisch, te veel met mezelf bezig.’’ De knie mocht van Ajax niet in Antwerpen geopereerd worden. Toen dat eindelijk in Nederland gebeurde, zag de ‘operateur’ niet dat de knieband gescheurd was. De meniscus verwijderd, maar de rest, die gescheurde band, over het hoofd gezien! Mulder voetbalde door, hij wilde niet kleinzerig zijn. Bij Ajax uitblinken, dat was toch waar zijn moeder van droomde? “Ik heb een soort elfstedentochtmentaliteit’’, verduidelijkt hij. “Ik zette door, tegen beter weten in. Niemand die mij kon afremmen. Als kind was ik mentaal zwak, huilen, zielig doen. Ik was een zeikerd, als de velden te hard waren door de vorst, begon ik te klagen. Ik was een perfectionist. Ik wilde
Jan Mulder
tegen me: ‘Wat ik nu moet zeggen, vergalt mijn hele zondag.’ Dat is natuurlijk niet zo. Maar ik geloofde hem. Ik dacht echt: ik respecteer uw beslissing. Nee, niets van een verklaring. Eigenlijk klopt dat niet, maar ik accepteerde het. Tegenwoordig wordt van een coach verlangd dat hij dat uitlegt.” “Later ben ik Michels vaak tegengekomen. Dan begon hij me op te hemelen. Of hij belde naar Johanna, hoe het met mij ging. Ik heb nog een brief van hem, dat hij wilde dat ik naar Barcelona kwam. Een handgeschreven brief, ontroerend. Echt, een heel lieve man. Hij had me eens moeten teleurstellen, misschien wel tegen zijn zin. Dat sprak uit die brieven en ontmoetingen die ik daarna met hem heb gehad.” Ooit sprak Alfredo Di Stéfano hem aan, bij een toernooi met Anderlecht in Cadiz. Hij wilde dat Jan Mulder naar Real Madrid kwam. De internationale regels hielden een transfer tegen. Geen Real Madrid, geen Oranje op het WK van 1974, weg uit zijn geliefde stad Brussel, en dan al met 28 jaar afgekeurd. “Het zwarte gat, jazeker. Ik was nog jong en naïef, en dus werd ik vervelend thuis. Johanna heeft me gered, mijn familie heeft me er doorheen gesleept. En ik mocht schrijven en later die tv-shows – het is me aan komen waaien. Ik kon laten zien wat me aansprak en tegenstond. Mezelf zijn.’’ Die avonden met Frits Barend en Henk van Dorp op televisie hebben van Jan Mulder een persoon gemaakt met wie mensen zich konden identificeren, maar die ook die afkeer teweegbracht. Theater, nietwaar. Zoals Jan Mulder dat zich wenst, in een stadion, of in een studio – als er maar respons is. Joop Alberda meent het aan te voelen: het publiek is aantrekkelijk. Mulder ontkent: “Ik vraag, analyseer en oordeel vanuit mijzelf. Ik ben verontwaardigd als mensen, politici vooral, dingen beweren die ik niet begrijp. Dat is mijn vader, de socialist: pas op, geloof ze niet meteen.’’ Levenservaring Het is niet helemaal zo gelopen zoals hij zich dat gewenst had. Zo zou de conclusie kunnen zijn, na een gesprek met Jan Mulder, 64 jaar intussen, succesvol voetballer, columnist, schrijver, tv-persoonlijkheid en bekende Nederlander. Hoe durven we? Het leven heeft hem juist meer opgeleverd dan hij als straatvoetballer in Winschoten heeft kunnen bedenken. Zijn vrouw die hem niet liet vallen. Zijn zoons, Youri en Geret, die hem de betekenis van liefde hebben geleerd.
Hij zou een goede coach kunnen zijn, met al zijn levenservaring, zegt Alberda. Zijn normen en waarden overdragen op de huidige voetbalsamenleving, zou dat niks zijn? “Mijn leven staat bol van realisme en geluk. Ik ben een familieman. Dankzij Johanna, dankzij Youri en Geret. Ik geniet van Youri, hij heeft als voetballer wat ik niet had. Gevoel voor positie. Ik was een avonturier. Hij is duidelijk in zijn doel. Hij is meer coach dan ik. Ik ben een man van gevoel, ik hoor niet in die wereld, sta er te ver van af. En die wereld wil mij niet.’’
Wie is Jan Mulder? Geboren als Johan (Jan) Mulder 4 mei 1945 in Bellingwolde, opgegroeid in Winschoten. Getrouwd met Johanna. Twee zonen Youri en Geret. Opleiding: HBS-A (niet afgemaakt).
Carrière: Voetballer bij WVV in Winschoten. Van 1965 tot 1972 bij Anderlecht. In 1967 topscorer van België met 20 doelpunten in 22 wedstrijden. Totaal aantal doelpunten Anderlecht: 91 in 145 wedstrijden Van 1972 tot 1975 bij Ajax. Totaal aantal doelpunten bij Ajax: 16 in 56 wedstrijden. Vijf keer in het Nederlands elftal, één doelpunt. In 1975 afgekeurd als voetballer door knieblessure.
Na voetbalcarrière: Columnist voor HP/De Tijd, Elsevier, Humo en de Volkskrant (eerst sport, later met Remco Campert op de voorpagina). Literair theaterprogramma met Remco Campert. Schreef tekst voor Het Groot Dictee Der Nederlandse Taal, samen met Campert. Presentator en analist bij Talpa, de NOS en RTL, en bij het actualiteitenprogramma Barend en Van Dorp. Analist bij Studio Voetbal bij afwezigheid van Youri. Tafelheer bij De Wereld Draait Door.
Boeken: Opmars der strafschopgebieden (1978), Diva in Winschoten (1988), De vuurspuwer van Ootmarsum (1991), Fiebelekwinten, samen met Remco Campert (1994), Spreek en vergissing (1994), Villa BvD (1999), Familiealbum, samen met Remco Campert (1999), Overwinningen & Nederlagen (verzameld sportwerk deel 1) (2001), Spelers & Speelsters (verzameld sportwerk deel 2) (2001), Opkomst & Ondergang (verzameld sportwerk deel 3) (2001), De vrouw als karretje (verzameld proza) (2001), Strafschopgebieden & Reserves (verzameld sportwerk deel 4) (2002), Iris in de zomer van 2003 (2003), Labradoedel, de mediamoeheid der dieren (2009).
nummer 2 - 2009
COACH
49
column peter murphy 50
Peter Murphy is van huis uit fysiotherapeut en heeft als (bonds)coach zijn sporen nagelaten in het topvolleybal. Tegenwoordig is hij prestatiemanager teams en tevens projectleider MasterCoach in Sports bij NOC*NSF. Peter was mede vormgever van Action Type en past dit middel sinds 1996 met veel succes toe.
Olympisch kampioen met potlood en papier George Eugenio Lafita was de vrouwenvolleybalcoach van Cuba en in de kerstperiode van 1976 aanwezig om het jaarlijkse volleybaltoernooi van Dynamo in Apeldoorn op te luisteren met spectaculaire acties, uitgevoerd door een mix van oudere en heel jonge speelsters. Tijdens het WK in 1970 in Bulgarije had ik hem zien observeren met potlood en papier in de aanslag. Daar, vertelde hij me later, kreeg zijn plan gestalte om in acht jaar tijd een topteam te bouwen. Het lukte. In 1977 won hij zilver tijdens de World Cup en een jaar later werden de vrouwen van Cuba wereldkampioen. Eugenio had iets dat mij aantrok. Op de bank straalde hij rust, passie en overzicht uit. Je zag hem denken en daarna handelen. En hij liet zich nooit gek maken door de tegenpartij, wat niet gezegd kon worden van zijn speelsters. Ik was toentertijd trainer/coach van Quick/Orion en wij speelden ook op dat toernooi in Apeldoorn. Na afloop van een wedstrijd sprak hij mij aan omdat ik ook met twee aanvallende spelverdelers speelde. Gebruikelijk was één spelverdeler en vijf aanvallers. Het Cubaanse vrouwenteam was en is nog steeds het enige topvolleyballand dat twee spelverdelers en vier aanvallers inzet. Eugenio was heel open over allerlei volleybalzaken, en vertelde honderduit over het Cubaanse volleybal. Over de opbouw van de training bijvoorbeeld en over de periodisering. Mijn ogen rolden uit hun kassen toen ik vernam van hun bijzondere Eugenio stond achter zijn fysieke programma. Ze trainden zes uur per dag, met afwisselende belasting, zo slim waren ze wel. Antonio Perdomo, speelsters, voor straf werd hij Eugenio’s trouwe assistent, had zijn opleiding genoten in de voormalige DDR, en dat zag je terug in de opbouw. Hij had gestudeerd aan de Sporthochschule van Leipzig. door Fidel Castro persoonlijk Deze Eugenio heeft inmiddels op tien Olympische Spelen gecoacht, en op drie achtereenvolgende afleveringen (1992, verbannen naar Mexico 1996 en 2000) haalde hij goud. Ongekend in een teamsport. Het succes bracht hem in grote problemen, omdat zijn speelsters naar het buitenland wilden vertrekken vanwege de lucratieve contracten. Eugenio stond achter hen, voor straf werd hij door Fidel Castro persoonlijk verbannen naar Mexico. Inmiddels is hij weer in genade aangenomen. In veel sporten maakt de coach tegenwoordig bij analyse en scouting gebruik van video en allerhande softwareprogramma’s. Volleybal liep daarin voorop. Eugenio en zijn staf deden het gewoon met potlood en papier. Simpel en effectief. Zou de moderne coach dat nog kunnen, of moet hij daarvoor een specialist inhuren? Bij een WK zie je de scouts van alle 24 teams allemaal hetzelfde softwareprogramma gebruiken en allemaal hetzelfde werk doen. Lachwekkend, geldverslindend. Ik zal Eugenio eens bellen en vragen of hij het nog steeds op zijn manier doet; met potlood en papier.
COACH
nummer 2 - 2009
17% meer kans op toptalent volgend jaar
Als hoofdsponsor van de KNLTB wil REAAL Verzekeringen graag alle tennissers van Nederland steunen. Daarom sponsoren we niet alleen het Nederlands Davis Cup Team, het Nederlands Fed Cup Team, Jong Oranje, het rolstoeltennis en een aantal veelbelovende spelers, maar ook lokale evenementen als het Straattennis en Schooltennis. Want alleen door in de basis te investeren kan de top groeien.
reaal. sUpporter van Het nederlandse tennIs
Jong geleerd De topsporters die Ricoh sponsort, zijn natuurlijk ook ooit kind geweest. En allemaal droomden ze ervan om in de toekomst de beste in hun sport te worden, om op een dag dé nummer één te zijn. Veel van die dromen zijn al werkelijkheid geworden of worden dat hoogstwaarschijnlijk snel. Wij steunen de sporters met groot genoegen bij hun streven naar succes en we dragen bovendien als official supplier van NOC*NSF de gehele Nederlandse sport een warm hart toe.
Ricoh Nederland B.V., Utopialaan 25, Postbus 93150, 5203 MB ‘s-Hertogenbosch, www.ricoh.nl