9E JAARGANG - NUMMER 4 - 2014
COACH VAN COACHES - VOOR COACHES - DOOR COACHES
n BAS DE BEVER
n DESLEY HILL
“SLECHT WK EEN KWESTIE VAN DOMME PECH EN
“MIJN TALENT ALS COACH IS DAT IK ALTIJD
LOMP GEDRAG”
POSITIEF BLIJF”
n JOHAN KOEDIJKER
n CHARLES URBANUS
“NEDERLAND TOONAANGEVEND MET
“ALS CLUBCOACH HEB IK MEER INVLOED DAN ALS
KIJKGEDRAG IN SPORT”
BONDSCOACH”
ROBIN VAN GALEN
De coach als verschilmaker
Lotto is er voor de sport. Lotto is 50 jaar geleden opgericht door sporters, voor sporters. Om geld bijeen te brengen voor de Nederlandse sport. Dus als u Lotto speelt, maakt u zelf kans om te winnen, en wint de sport altijd.
3
VOORWOORD
FITTER, SLIMMER EN SAMEN VIA GYM NASTIEKONDERWIJS n
JOOP ALBERDA
Het is zo kort na Prinsjesdag, de dag waarop de staat van het land in al zijn zorg en glorie naar buiten wordt gebracht, goed op deze plaats stil te staan bij de rol van de coach en de kwaliteit van de lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs. Onlangs hebben we met zes coaches de hoofden bij elkaar gestoken om, na een discussie over de toekomst van het gymnastiekonderwijs, tot de conclusie te komen dat het tijd is om een eenduidig signaal af te geven: bewegen moet! Louis van Gaal, Johan Cruijff, Guus Hiddink, Maurits Hendriks, Charles van Commenée en ik vinden dat de lichamelijke opvoeding zo snel mogelijk weer als een volwaardig, door vakdocenten gegeven, vak moet terugkeren in ons onderwijs. We hebben daarvoor de slogan ‘Fitter, Slimmer en Samen’ ontwikkeld om de kernpunten te duiden waarvoor we staan. Kinderen worden van bewegingsonderwijs fitter, maar ook – zo is met onderzoek aangetoond – slimmer en bovendien stimuleert het kinderen te laten samenwerken. Zeker voor coaches in de sport is het volstrekt helder waartoe beter bewegingsbeleid op scholen leidt: gemotiveerde en geïnspireerde kinderen, bij wie behoefte is lid van een sportclub te worden en die bovendien sport tot op hogere leeftijd zullen beoefenen. Dat zal onherroepelijk tot gezondheidswinst leiden. We hebben als topsportcoaches het voortouw willen nemen in dit debat omdat de bedreigingen in de samenleving toenemen en een weerslag daarvan zich uit in ons eigen (sport) domein. Kinderen worden dikker en spelen steeds minder, waar we weten dat beweging kinderen in alle opzichten goed doet. Als aan die bijzondere waarde van sport en bewegen voorbij wordt gegaan, dreigt een dramatische toekomst voor een lichamelijk weinig uitgedaagde, initiatiefloze en met steeds meer gebreken geconfronteerde samenleving. En ambitie is wat ons land drijft. De gymles in het onderwijs is een onmisbare schakel voor een gezond en zelfverzekerd Nederland, dat niet voor niets tot op het hoogste beleidsniveau een toptienambitie in de topsport uitdraagt. Het pleidooi van de topcoaches houdt niet op bij de vraag om de gymles terug te brengen in de volle breedte van het onderwijs. Net zo belangrijk is het lichamelijke opvoeding in handen te geven van geschoold kader; de vakdocent. ‘Fitter, Slimmer en Samen’ is een appèl aan de overheid maar ook aan ouders en jongeren zelf die ten aanzien van een sportieve samenleving hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Datzelfde geldt voor de coaches in hun eigen domein, het is in het belang van het hele land als zij ieder op hun eigen terrein de uitdaging aangaan en hun verantwoordelijkheid nemen om in de fysieke ontwikkeling van toekomstige generaties een belangrijke slag te maken. Goede lichamelijke training maakt kinderen beter, slimmer en leert ze tot op latere leeftijd gezamenlijke doelen te stellen en na te jagen. Het kost niet meer dan een change of mind.
@joopalberda
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
HOOFDREDACTIE Joop Alberda & Poul Annema 9e jaargang, nummer 4 oktober 2014 AAN DIT NUMMER WERKTEN MEE Jan-Cees Butter Lisette van der Geest Jarno Hilhorst Joost de Jong Nik Kok Mart Smeets Johan Steenbergen John Volkers Tessa de Wekker Rob Willemse REDACTIEADRES Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 UITGEVER Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl MARKETING Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl
LEZERSSERVICE Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl ABONNEMENTEN Regulier abonnement € 28,30 per jaar (excl. 6% btw). Studentenabonnement € 21,70 per jaar (excl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. ONTWERP EN OPMAAK Wielaard Media, Belfeld DRUKKER PreVision, Eindhoven COVERFOTO ANP Photo
8 DESLEY HILL: “HET VOLGENDE DOEL: ALTIJD IN KLEINE STAPJES”
20 JOHAN KOEDIJKER: “KIJKGEDRAG VAN DE SPORTER, EEN WERELD VAN VERSCHIL”
LIDMAATSCHAP NLCOACH Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
REPRORECHT Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
24 BAS DE BEVER: “IK MOET MET IETS NIEUWS KOMEN”
©2014 NLCOACH/ARKO SPORTS MEDIA, NIEUWEGEIN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
38 MARTIN VLIJM: “NA BEROERTE WERD IK EEN BETERE COACH”
5
ROBIN VAN GALEN:
12
“SOMS MEER ONDERNEMER DAN COACH”
EN VERDER… 11. De column van John Volkers 18. Cees Vervoorn: “Ook de coach hoort in bestuur NOC*NSF”
34. Sport en Voeding: nog een wereld te winnen 37. Coachmoment: Teamsporten
27. Coachmoment: Technisch directeur ter discussie
42. Eric van der Linden: “Elke topatleet heeft concurrentie nodig”
28. Nationaal Coach Congres: “De coach als dirigent”
44. Bart Logchies: “Ik wil meer zijn dan pure prestatietrainer”
30. Charles Urbanus: “De taken van de coach zijn enorm uitgebreid”
48. Johan Steenbergen: “Stel als trainer – voor Veilig Sportklimaat – vaker vragen”
33. De column van Joost de Jong
50. De column van Mart Smeets
erik bertrand larssen
HELWEEK 7 dagen die je leven veranderen
Voor sporters die hoger willen reiken… Voor coaches die inspiratie zoeken… Voor teams die uit vorm raken… Dé sensatie uit Noorwegen!
Leer de methode van deze mental trainer www.helweek.nl
€ 24,95 ISBN 978 90 2440 326 4
Zie de aanbieding hiernaast!
leden € 125 ni (excl.
NATIONAAL COACH CONGRES 12 december 2014
et-lede btw) € 149 (e n: xcl. btw )
DE COACH ALS DIRIGENT?
t i u n a v n e k e CoaChen bek k e i z u M & t r o p S n a v n e d l e r e de w Topdirigent Anthony Hermus (Gelders Orkest) en Eric van Tijn (o.a. jurylid Idols) laten je de overeenkomsten en verschillen zien tussen de muziek- en coachwereld. Is een coach faciliterend, instructief, motiverend of juist directief? Ook Francesco Wessels (Coach Olympische Coaches NOC*NSF) geeft zijn visie. Uiteraard is de crème de la crème onder de topcoaches eveneens aanwezig.
GRATIS BOEK!
Meld je vóór 15 oktober aan en ontvang het ‘sensationele’ boek Helweek (€ 24,95) van Erik Bertrand Larssen GRATIS. www.helweek.nl
Diverse bonden geven licentiepunten in ruil voor je deelname aan dit congres.
Meer info nlcoach.nl &
@nlcoach
8
HOOFDCOACH
Desly Hill leerde olympisch kampioen Michel Mulder nadenken over zijn sport
“MIJN GROOTSTE TALENT IS DAT IK ALTIJD HET VOLGENDE DOEL KAN STELLEN” Ze is de succesvolste skeelerbondscoach in Nederland. En ook schaatssucces is de Australische Desly Hill niet vreemd: schaatskampioen Michel Mulder dankt het behalen van de olympische titel naar eigen zeggen deels aan haar. n
DOOR: LISETTE VAN DER GEEST
Soms vinden haar sporters Hill (43) bloedirritant. “Weet je zeker dat je geen extra slag moet doen?”, vroeg ze Ronald Mulder, de tweelingbroer van Michel, tijdens de EK skeeleren in augustus, terwijl ze heel goed wist dat hij daar al langer mee bezig was. Zijn snauw laat Hill alleen maar lachen. Ze weet dat ze hem met haar getreiter op een wedstrijddag scherp houdt.
Michel Mulder: “Er is niemand in Nederland met zoveel kennis op skeelergebied als zij” De Australische is uitgesproken. Het bezorgde haar in het verleden problemen met bondsbestuurders in Nederland. Over budgetten, over beleid, over de aanstelling van een assistenttrainer die is gespecialiseerd in het rijden van bochten. Liever houdt ze zich alleen bezig met het geven van trainingen, maar soms is het niet anders. Hill strijdt voor haar idealen, uiteindelijk betaalde ze haar assistent-trainer uit eigen zak, dat moet dan maar. En wat het belangrijkste is: haar sporters lopen met haar weg.
Teamgevoel Tien jaar geleden, voor de komst van Hill, behoorde Nederland tot de dertig beste skeelerlanden. Inmiddels is dit veranderd in een positie in de top vijf. “Er is niemand in Nederland met zoveel kennis op skeelergebied als zij”, zegt Michel. Het is de reden waarom ze ooit naar Nederland is gehaald. Haar naam wordt door haar rijders standaard afgekort met ‘Des’. Teamgevoel is iets wat Hill waarborgt. Met de rijders die teleurgesteld afvielen voor de EK-selectie deed Hill mee aan een baggerrace. En niemand hoeft zich af te vragen of Hill zelf de polderslootjes en de weilanden met koeien mijdt. “Natuurlijk niet. Zag je de foto’s op Twitter? Het was echt vies!” Gevolgd door een lach. Voordat ze coach werd, volgde Hill een studie Masters in Elite Sports in haar thuisland, met betere resultaten dan de coach van zwemkampioen Ian Thorpe. Opmerkelijk genoeg schreef ze in 2003 zelfs een thesis over de verschillen tussen skeeleren en schaatsen. Dat was toen ze nog niet nadacht over een carrière op het ijs.
Unieke samenwerking Hill was destijds al wel een fenomeen in de skeelerwereld. Aziatische skeeleraars maken nog steeds regelmatig een buiging als ze haar zien, want de Australische heeft een behoorlijke staat van dienst op wieltjes. Ze werd vier keer wereldkampioen, waarover Michel met een glinstering in zijn ogen zegt:
FOTO: GLENN WASSENBERGH
9
Desly Hill (midden) met Michel Mulder en Irene Schouten vorig jaar tijdens het EK in Almere. Hill houdt zich het liefst alleen bezig met het geven van trainingen en strijdt voor haar idealen.
“Ze loopt dus nog iets voor op mij.” Al scheelt het niet veel meer, haar pupil staat op drie wereldtitels, één keer wereldkampioen op skeelers, twee keer op schaatsen. “Zij is in aanloop naar de Spelen net zo belangrijk voor mij geweest als mijn schaatscoach Gerard van Velde”, zegt Michel die onder contract staat bij team Beslist.nl. Hij profiteert van een unieke samenwerking tussen twee succesvolle coaches. ’s Winters traint de olympisch kampioen bij Gerard van Velde, in de zomer sluit hij regelmatig aan bij Hill ter voorbereiding op de belangrijkste skeelerkampioenschappen. Dit gaat in goed overleg.
Olympische status Hill was erbij toen Michel en Ronald meededen aan de Spelen. Als bondscoach van de Australische schaatsbond – haar winterbaan – trekt Hill in de koudste maanden van het jaar
langs de ijsbanen. Toen ze in 2004 werd gevraagd als skeelerbondscoach in Nederland, wist ze: “Ik moet ook de schaatssport leren kennen, want dat is hier onderdeel van de cultuur.” Daarnaast vindt ze dat de sporten elkaar juist kunnen versterken. Tegenwoordig zijn veel schaatscoaches het daarmee eens, destijds was zij een van de weinigen. In haar actieve sportcarrière trainde Hill met de eerste lichting Amerikaanse skeeleraars die met succes overstapten naar het
Michel Mulder: “Hill had eerder vertrouwen in mij en onze ploeg voordat we dat zelf durfden te denken”
10
HOOFDCOACH
ijs, de sport die wel over een olympische status beschikt. Derek Parra behaalde vervolgens goud op de Spelen in 2002, vier jaar later deed Chad Hedrick hetzelfde. Zelf waagde ze de overstap nooit. Als ze op het ijs staat, blijft haar lichaamshouding rechtop. Wie vraagt naar haar schaatskunsten kan een spottend lachje verwachten.
Streng en positief Door het aantreden van Hill als Nederlandse skeelerbondscoach en de aantrekkingskracht van een olympische sport kwam een aantal Australische skeeleraars over naar Nederland. Het grootste Australische schaatssucces op haar naam is dat van Daniel Greig. Onder de hoedde van Hill werd de Australische sprinter vorig seizoen derde op het WK sprint. In 2012 was ze een jaar als assistent-coach verbonden aan Team Liga, het schaatsteam van Marianne Timmer. Hill combineerde de werkzaamheden met haar baan als skeelerbondscoach, maar verbrak na een seizoen de samenwerking. “Ze houden er een andere trainingsfilosofie op na.” Sindsdien werkt Hill louter als hoofdcoach. Haar sporters noemen haar streng en positief. Zware trainingen schuwt ze niet. Op haar Twitter-account is niet alleen ruimte voor foto’s van een baggerrace, regelmatig deelt ze er filosofische teksten. Dan quote ze Nelson Mandela en schrijft: “Het lijkt altijd onmogelijk, totdat het gedaan is.” Of plaatst een foto van een andere spreuk, altijd van toepassing op topsport. Haar mentale capaciteiten zijn volgens haar rijders minstens zo goed ontwikkeld als haar fysieke kennis. Zelf zegt ze: “Mijn talent als coach is dat ik positief blijf. Ik kan altijd het volgende doel stellen. Maar wel in kleine stapjes.”
Hill weet: in haar zoektocht naar succes is het onmogelijk om zonder risico te werken. Wie doet wat hij altijd deed, zal krijgen wat hij had
Vertrouwen Van alle coaches die Michel Mulder ooit heeft gehad, is Hill degene die hem op mentaal gebied het meest heeft geleerd. “Het prepareren voor wedstrijden, de toewijding voor de sport… zij had heel andere ideeën over het leven voor je sport dan ik tot dan toe gewend was”, zegt hij. Inmiddels werkt hij al tien jaar met haar en het gaat nog steeds goed. Michel was nooit zo’n streber, tot Hill op zijn pad kwam. Er kwam een einde aan zijn dieet van een fles cola per dag. Tot die tijd wist de schaats- en skeelerkampioen simpelweg niet beter. Niet alleen zijn eetgewoonten veranderden. Hij wilde goed worden, zichzelf ontwikkelen, meldde hij zijn nieuwe coach. Het antwoord van Hill was eenvoudig: “Ga dan maar twee uur op de indoorbaan skeeleren in je eentje. Film het en laat mij later via die beelden maar zien wat je doet.” Door die opmerking bracht Hill haar pupil discipline bij en leerde hem nadenken over techniek, in plaats van klakkeloos opdrachten van een coach uit te voeren. Mulder: “Iemand moet je raken voor zo’n verandering. Dat deed zij.” En uiteindelijk kwam een paar jaar geleden het resultaat in de vorm van prestaties. “Zij had eerder vertrouwen in mij en onze ploeg voordat we dat zelf durfden te denken”, aldus Michel. Over de Spelen zegt Hill: “Ook al had ik maar een klein aandeel in die prestaties, Michel zien winnen en Ronald die derde werd in Sotsji was erg speciaal voor mij. Zowel als coach en als mens. Ik prijs me gelukkig dat ik al meer dan acht jaar met ze samenwerk.”
Foutje Hoe klein dat aandeel daadwerkelijk is, is de vraag. Juist tijdens de Spelen wist Hill Michel te prikkelen, zoals ze op de EK skeeleren bij zijn broer deed. “Er is nog nooit iemand geweest die zowel de 500 als de 1000 meter won. Op Eric Heiden na natuurlijk. Maar ja, hij is zó goed”, zegt ze. Michel, op dat moment al winnaar van het goud op de 500 meter, werd scherp. Hij evenaarde de prestatie van Heiden niet, maar won wel het brons op de 1000 meter. Hill wil vuur zien in de ogen van haar sporters. En als dat er niet is, zorgt ze er wel voor. Zelf oogt ze immer kalm. Een felgroene zonnebril in het bruine haar, haar benen stevig op de grond, terwijl ze haar Engelse volzinnen voorziet van een zangerig Australisch accent. Al verblijft ze inmiddels geruime tijd in Nederland, als ze afscheid neemt, gaat dat met: ‘cheers’. Of ‘see ya’. Nederlands verstaat ze wel, maar spreekt ze niet. Heel soms wijkt ze van dat motto af. “I made a foutje”, zegt ze dan. Ze vindt het nou eenmaal een mooi woord, foutje. En ze is de laatste die de kans op foutjes uit de weg gaat. Hill weet: in haar zoektocht naar succes is het onmogelijk om zonder risico te werken. Wie doet wat hij altijd deed, zal krijgen wat hij had.
11
COLUMN
HET KAN OOK ANDERS… Buitenlandse zwemtrainers, Nederland hoefde ze niet meer. We hadden zelf de wijsheid in pacht. Stefaan Obreno uit België en Paul Bergen uit de Verenigde Staten waren de laatsten en die werden in 2002 respectievelijk 2004 bedankt. Voortaan was Jacco Verhaeren de man. Zijn kennis van zaken was onovertroffen. Tien jaar verder zijn we met het Nederlandse zwemmen en plots is er een toernooi, waardoor we denken dat buitenlanders best hun inbreng zouden kunnen hebben. Aan het hek van de mixed zone bij de EK in Berlijn hangt een kleine man. Zijn naam: Philippe Lucas. Hij is een Fransman, werkt voor de Italiaanse zwemploeg en heeft bij zijn eigen club in Narbonne een Nederlandse in het water liggen: Sharon van Rouwendaal. Wat Nederlandse trainers niet aandurven, doet Lucas met Van Rouwendaal. Hij laat haar, in het onoverdekte bad, trainen als een beest. Zomer en winter. Op zijn max: 89 kilometer per week. Sommige dagen zijn er exorbitante eisen. Zesmaal 1.500 meter, of tien keer 1.000 meter. “Weten jullie wel hoe ver dat is?”, vraagt Van Rouwendaal op de dag dat ze haar tweede gouden medaille in het open water heeft opgeëist in een race waarbij ze door mannelijke teamgenoten Weertman en Schouten volledig is uitgeput. Als Lucas zijn trainingsprogramma van de dag uitvaardigt, heeft hij bij het inzwemmen eerst even naar Van Rouwendaal gekeken. Is ze goed vandaag? Dan kan ze haar schema krijgen. Niets geplastificeerd velletje, opgehangen aan het startblok. De Fransman met de lange manen en glimmende oorbellen schrijft ze uit op een oude krant of een stuk papier dat hij nog heeft liggen. Dat kan Sharon dan opvissen in het krachthonk dat tevens dient als kantoor. Lucas heeft geen computer en geen printer. Hij is van de oude school. Meters maken. Gewennen aan afstanden. Als je zes keer zo’n 1.500 hebt gezwommen, valt de race-inspanning, eenmaal 1.500, natuurlijk reuze mee. Daarom zwom Van Rouwendaal ook de 10 kilometer in het open water van Grünau. “Volgende week zwem ik in het binnenbad 800 meter, of 400 meter. Dat zijn dan maar korte eindjes”, was haar verklaring. Lucas acteert de hork. Hij werd groot met Laure Manaudou die hij in 2000 opviste en in 2004 al tot olympisch kampioen op de 400 meter vrije slag maakte. We spraken in Berlijn moeder Manaudou, de Nederlandse Olga Schippers. Zij vertelde dat Lucas dochterlief als dertienjarige naar Melun haalde en zelf ook verhuisde, om haar een goede thuisomgeving te bieden. “Anders hadden we het niet gedaan”, aldus Olga. Van Rouwendaal heeft ook een plekje in het hart van Lucas, die oogt als een matroos na een rondje evenaar. Ze kreeg in Berlijn aaien over de bol. Ze won zilver op de 400 vrij, met een onNederlandse verbetering van het Nederlands record. Vier jaar eerder als pupil van Verhaeren mocht ze die afstand ook eens proberen: ze werd toen twintigste. Ze brak met de school van Verhaeren, de man van het kwaliteitstrainen. Ze verhuisde in 2013 naar Frankrijk, het land waar ze tot 2009 met haar ouders woonde. Haar vier plakken van Berlijn waren de beloning voor die moed. “Dit bewijst dat het goed geweest is voor mij”, zo beoordeelde ze in Berlijn haar grote stap. Ze hield met die enorme stap de Nederlandse zwemtrainers een reuzenspiegel voor. De boodschap, met lipstick geschreven: het kan ook anders.
Lucas is van de oude school. Meters maken. Gewennen aan afstanden
n
JOHN VOLKERS
John Volkers is 25 jaar sport verslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.
12
COVERINTERVIEW
Robin van Galen met zijn gelauwerd verhaal naar het bedrijfsleven
“SOMS MEER ONDERNEMER DAN COACH” “De coach is de verschilmaker”, schreef Joop Alberda in zijn voorwoord in het vorige nummer van NLCOACH. Robin van Galen, eerder olympisch kampioen met de vrouwenwaterpoloploeg, zet nu als bondscoach van de mannen een winnende route uit. “Ik heb bij de KNZB de vrije hand gevraagd en gekregen om spelers beter te maken. Daar ga ik voor.” n
DOOR: POUL ANNEMA
n
FOTO’S: ANP PHOTO
Eerst zei hij ‘nee’ toen hem werd gevraagd bondscoach van de Nederlandse mannenwaterpoloploeg te worden. Robin van Galen (42) zag onvoldoende perspectief in de koude kelder waarin zijn sport na jaren van sportieve teleurstellingen terecht was gekomen. “Ik ga toch niet trekken aan een dood paard, dat was het eerste dat in me opkwam nadat Luuk Gielen, toen mijn aanvoerder bij UZSC, me begin 2013 benaderde met de vraag of ik bereid was om Johan Aantjes bij het Nederlands team op te volgen.”
Waterpologek Gielen – inmiddels speler van Partizan Belgrado – schilderde de misère van het mannenwaterpolo bij Van Galen even treffend als onheilspellend met de woorden: “Niets ten nadele van Johan Aantjes, want die doet zijn stinkende best, maar we hebben geen sponsors, NOC*NSF heeft zijn handen van ons afgetrokken en de bond [KNZB, red.] kan het niet alleen. Er móet nu iets gebeuren.” Het verweer van Van Galen destijds: “Ik heb nu een mooi leven, waarom zou ik beginnen aan iets waar geen muziek in zit?”
Maar de hartenkreet van Luuk Gielen bleef Robin van Galen achtervolgen. “Dan is er toch het sporthart dat versnelt en ook bij jezelf de vraag oproept of er nou niet op de een of andere manier iets van valt te maken.” De plaats waar we elkaar spreken – aan de rand van een Reeuwijkse plas – staat symbool voor de situatie van die periode. Onder donkere wolken jaagt de strakke wind het water op tot driftige golfjes en op het moment dat de zon voorzichtig doorbreekt, zegt Van Galen: “En toen kwam oud-international Hans Nieuwenburg op mijn weg, net zo’n waterpologek als ik.”
13
Goudomrande verleden Ze waren het snel eens. Het stond vast dat er iets moest gebeuren, maar wat precies? “We zijn na lang beraad met een commercieel en technisch plan naar het KNZB-bestuur gestapt. Nadat daar een enthousiaste reactie op kwam, hebben we naast onvoorwaardelijke steun de vrije hand gevraagd om bedrijven aan ons te binden en een langetermijnvisie op te zetten”, zegt Van Galen, de verschilmaker. Op weg naar een nieuwe toekomst zet hij zijn status als succesvolle olympische coach in – hij won met de damesploeg goud in Peking (2008).
“Natuurlijk brengt dat goudomrande verleden een toegevoegde waarde mee”, weet hij ook zelf, al was het alleen maar omdat dat succes van zes jaar geleden hem nog steeds als gewaardeerd spreker in het bedrijvencircuit laat opereren. “Dan kan ik nog zo hard roepen dat de prestatie van toen het werk van de hele staf en de spelersgroep was, als coach ben je kennelijk automatisch het uithangbord van succes. Die bekendheid zal ik, om ook straks echt het verschil te kunnen maken, inzetten om via sponsors, de bond en de clubs dingen voor elkaar te krijgen die helpen
“Als coach ben je kennelijk automatisch het uithangbord van succes” om voor de spelers een beter topsportklimaat te ontwikkelen. Ik wil op basis van mijn kennis, kunde en leiderschap streven naar betere trainingsfaciliteiten om spelers de kans te geven beter te worden.”
14
COVERINTERVIEW
Laten slagen Van Galen is nu een jaar onderweg op een hobbelig traject dat duidelijk maakt dat de weg naar het uiteindelijke doel – een plaats in de Europese subtop – geen gelopen koers is. Maar de echo van zijn glorieus verleden weerklinkt in het vertrouwen dat hij in zijn nieuwe missie heeft: “We hebben een aantal oud-internationals om ons heen verza-
“Ik wil op basis van mijn kennis, kunde en leiderschap streven naar betere trainingsfaciliteiten om spelers de kans te geven beter te worden” meld onder wie recordinternational Arie van de Bunt, die nu keeperstrainer en assistent-coach is, Ed van Es die teammanager is. Nieuwenburg verzorgt de pr, marketing en sponsoring. De structuur van de jeugdopleiding is verbeterd met selecties onder dertien, vijftien, zeventien en negentien jaar, stuk voor stuk onder leiding van ervaren trainers.” Zijn ambities en enthousiasme lijken grenzeloos, maar bij al zijn optimisme verliest Van Galen de realiteit nooit uit het oog. “Willen we dit project laten slagen, dan moeten we daar zes tot tien jaar voor uittrekken”, zegt Van Galen die drie jaar onderweg was om het Nederlands dameswaterpoloteam naar de spits van de Olympus te gidsen. Andere tijden, andere wetten, maar vooral andere omstandigheden treft hij in het mannenwaterpolo aan. “Vergeet vooral niet dat waterpolo de oudste olympische teamsport is. Bij de mannen wordt al sinds 1900 waterpolo gespeeld, de vrouwen zijn pas in 2000 olympisch geworden. Dat betekent dat de internationale concurrentie bij de vrouwen minder is, bij de mannen hebben we tachtig tot negentig landen die waterpoloën,
waarvan er zeker veertig een behoorlijk niveau bereiken, daar is Nederland er één van.”
Late avonduren “De Nederlandse dames waren in de jaren tachtig, negentig wereldtop, zakten daarna iets terug, maar slaagden vervolgens erin in een veld van tien tot twaalf goede concurrenten, in 2008 een onaantastbare positie in te nemen. Bij de mannen is de concurrentie zeker vier keer zo groot en is er op dit moment een internationale top zes die onbereikbaar is. Wij moeten aansluiting vinden bij de groep van landen op de posities 6 tot en met 12. Op dit moment nemen we de twintigste plaats in op de wereldranglijst, we hebben kortom werk te doen.” Tevreden stelt hij vast dat het aan talent niet ontbreekt om zijn eigen toptienambitie waar te kunnen maken, evenmin aan intrinsieke motivatie van de spelers. Het zogenoemde Zeister-model, dat het de dames nog met een vaste vergoeding mogelijk maakte dagelijks te trainen, bestaat niet meer voor de mannen. De belangrijkste reden daarvoor is dat het mannenwaterpolo zich in NOC*NSFtaal niet als een zogenoemde toptiensport heeft laten gelden en daarom de broodnodige bonussen mist. “Maar daar ga ik niet zielig over doen”, zegt Van Galen. “We zullen onze broek zelf moeten ophouden en dat doen we ook. Maar om een idee te geven: bij de dames had ik destijds een budget van 1 miljoen per jaar, bij de mannen krijg ik anderhalve ton van de KNZB. De spelers komen nu drie ochtenden in de week naar Zeist om een paar uur te trainen, daarvoor krijgen ze een kleine vergoeding. De rest van de week trainen ze bij hun clubs, vaak in de late avonduren omdat topsport in Nederlandse zwembaden voorrang moet geven aan zwangerschapszwemmen.”
Aandeelhouders Robin van Galen is niet de coach die zeurt, hij zoekt binnen het raam van zijn mogelijkheden naar oplossingen. “Soms voel ik me dan meer ondernemer dan coach”, zei hij onlangs. Nu zegt hij erbij: “Dat vind ik ook nog wel leuk ook. Ik ben
al mijn hele leven coach, dat ligt me en daar ben ik kennelijk goed in, dus dat wil ik ook blijven doen. Maar door al die presentaties en lezingen door het hele land kijk je in de keuken van het bedrijfsleven en kom je veelvuldig in contact met de managers van grote en kleine bedrijven. Natuurlijk, sport zal mij altijd het meest aanspreken, maar het is ook prachtig om bedrijven aan ons waterpoloverhaal te binden. Ik nodig ze uit
15
Drijfverenanalyses van Profile Dynamics Persoonlijke drijfveren, de intrinsieke motivatie van iedere speler, vormen een belangrijke voorspeller voor het gedrag binnen het team. Robin van Galen gebruikt de Profile Dynamics-methode, die al langer wordt ingezet in het bedrijfsleven, om te kijken hoe mensen binnen een afdeling of binnen een Raad van Bestuur beter kunnen samenwerken door ze inzicht te geven in wat een ander drijft of wat een ander juist demotiveert. “Deze methode geeft mij een goed inzicht in hoe spelers op elkaar reageren”, zegt Van Galen. De Profile Dynamics-methode is gebaseerd op het gedachtegoed van de Amerikaanse psycholoog Clare W. Graves, die de zeven belangrijke en zeer herkenbare waardenstelsels definieerde die de basis vormen van ons denken en handelen. De ontwikkelaars van de methode koppelden daar zeven kleuren aan vast. Van Galen: “Ik heb destijds met de damesploeg met een ander systeem gewerkt, ook een kleurenanalyse. Als je in een bepaalde kleur hoog scoort, staat dat voor bijvoorbeeld daadkracht of structuur of een ander kenmerk. Ik heb in overleg met onze mental coach Rico Schuijers ingezet op Profile Dynamics, een bedrijf waarmee ik vorig jaar tijdens een lezing al een goed contact had gelegd. Het systeem geeft inzicht in de zelfkennis van je spelers, hoe spelers in elkaar zitten, waar ze in mentaal opzicht goed of minder goed in zijn. Dus je leert via deze methode je spelers ook als mens beter kennen. Profile Dynamics is een prachtig hulpmiddel voor de coach, die wil weten hoe zijn spelers, buiten zijn technisch en tactische kwaliteiten, mentaal in elkaar zit opdat je hem en de hele ploeg beter en vooral efficiënter kunt coachen. Dat levert zomaar weer een paar procent winst op.”
In 2008 won Robin van Galen met de waterpolovrouwen in Peking olympisch goud.
om met ons de reis naar de Olympische Spelen van Rio de Janeiro (2016) of Tokio (2020) te maken, dat doe ik op mijn eigen manier. Het is leuk te zien dat we er in zo’n korte tijd al in zijn geslaagd een businessclub van meer dan veertig bedrijven op te zetten. Daarvoor organiseren we TopCoach-middagen waar bekende topcoaches lezingen geven over de metafoor topsport/bedrijfsleven. Onze aandeelhouders nodigen we
uit op trainingskamp en krijgen met hun verblijf in het spelershotel de gelegenheid daar alles rond het team, van teambesprekingen tot aan de wedstrijden, mee te maken. Wie op zulke dagen met de ploeg optrekt smeedt een band met de spelers en het waterpolo.”
Internationals Van Galen is in zijn sport de gedreven pleitbezorger van nieuwe trends
“Bij de mannen is de concurrentie zeker vier keer zo groot en is er op dit moment een internationale top zes die onbereikbaar is”
DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47
17 en ontwikkelingen. “We hebben een maand of vier geleden het zogenoemde Barcelona-project opgezet nadat, na de verloren wedstrijd tegen Rusland in Moskou, twee spelers naar me toekwamen met de vraag wat ik ervan vond als zij zouden ingaan op een aanbod van twee verschillende clubs uit Barcelona. Goed idee, heb ik gezegd, de Spaanse competitie is van een hoger niveau, er is een beter topsportklimaat, er zijn goede trainers, kortom, dat is een stap omhoog. Maar het zette me ook aan het denken. Ik
Maatschappelijke carrière Na een wapenschouw van het talent besloten Sabadell, de nummer 5 van Spanje, en Club Natació Barcelona (CNB), de nummer 6, elk twee Nederlanders aan te trekken. Jesse Koopmans en Sebastiaan van Mil, allebei 21 jaar, spelen dit seizoen voor Sabadell, Jorn Winkelhorst en Ruud van der Horst, beiden 23 jaar, bij CNB. Daarnaast zijn er nog internationals actief in Belgrado (Luuk Gielen), Lille (Robin Lindhout), het Hongaarse Szentes (Thomas Lucas)
“In Nederlandse zwembaden wordt (ten nadele van topsport) voorrang gegeven aan zwangerschapszwemmen” ben eens gaan uitzoeken hoeveel clubs uit Barcelona in de hoogste Spaanse divisie speelden. Dat bleken er negen van de twaalf te zijn.” “Wat zou het toch geweldig zijn als we meer spelers uit de selectie in Barcelona konden stallen, dacht ik. Dan zitten we gecentreerd, vliegen met de helft van de selectie aan Nederlandse spelers voor trainingskampen naar Barcelona, dat is niet zo duur tegenwoordig, we kunnen slapen op luchtbedjes van de in Barcelona wonende jongens en kunnen goedkoop trainen in prima accommodaties. Hans Nieuwenburg heeft contact gelegd met een Spaanse oud-speler die hij nog kende uit de tijd dat hij er zelf speelde en die nu een eigen waterpoloacademie had. We hebben ons plan voorgelegd aan de negen clubs en daar werd enthousiast op gereageerd, want in de Spaanse topsport is het ook crisis en misschien nog wel erger dan bij ons, want het geld is er echt op. Spaanse clubs mochten altijd drie buitenlanders aankopen en dat geld ging altijd naar Hongaren, Servïers of Kroaten. Nu boden wij Nederlandse internationals aan voor wie wij hun appartement betaalden en die ook nog een kleine dagvergoeding meekregen.”
en het Turkse Izmir (Mike van de Brink). “Acht internationals die nu dus vijf tot zes uur per dag op hoog niveau en onder perfecte omstandigheden kunnen trainen, dat is andere koek dan in Nederland waar je in een matig topsportklimaat soms meer afbreekt dan opbouwt. Ik weet hoe het werkt bij clubs waar pas ’s avonds van 9 tot 11 uur kan worden getraind met internationals die de volgende dag, drie keer in de week, om 7 uur in Zeist moeten zijn voor de training van de nationale selectie.” Verrast was Van Galen dan ook niet toen na Moskou vier van zijn meest ervaren spelers hem lieten weten voor hun maatschappelijke carrière te kiezen, een vijfde speler, die een dubbel paspoort had, koos voor zijn tweede (Amerikaanse) nationaliteit. Hoe hard de Waterpolofederatie Nederland er ook aantrekt om het competitieniveau en de faciliteiten te verbeteren, voorlopig leidt het mannenwaterpoloteam een marginaal bestaan. “Heel eerlijk”, zegt Van Galen, “denk ik dat olympisch Rio in 2016 te vroeg komt. We hebben schat ik zo’n tien procent kans om het in een uitzonderlijk zware kwalificatiereeks, met drie toernooien in 2015 en het afsluitende EK in januari 2016 in Belgrado, te
redden, maar dan moet wel alles meezitten met de loting en de poule-indeling. Hoe klein de kans ook is, we zullen ervoor gaan met een selectie met een gemiddelde leeftijd van 21, 22 jaar.”
Beweeglijk spel Eerder al verkondigde Robin van Galen dat hij ook in het water een nieuwe spelontwikkeling in gang wilde zetten. De term ‘totaalwaterpolo’ ontsnapte toen uit zijn mond. “Zo’n uitdrukking doet het natuurlijk wel, maar ik vind ‘m een tikkeltje overdreven. Ik zou het anders zeggen: het waterpolo is naar mijn idee te statisch; te voorspelbaar geworden. De frivoliteit is weg en ik ben niet de enige die vindt dat er weer creatiever gespeeld moet worden. Bij toplanden als Italië en Hongarije kondigt die spelverandering zich ook al aan. Iedereen in onze sport kent de Spaanse grootheid Manuel Estiarte, een persoonlijke vriend van voetbaltrainer Guardiola met wie hij nu ook samenwerkt bij Bayern München.” “Estiarte belichaamde het tikkie-takkiewaterpolo in het water; creatief waterpolo is het leukste om naar te kijken en die kant wil ik ook op. Er moet veel meer gebeuren dan de bal van A naar B, van C naar D en vervolgens de midvoor in stelling brengen om te scoren. Ik wil terug naar beweeglijk spel, inzwemmende acties en het balletje eroverheen. Bij alles wat je doet, blijft mijn credo overeind: topsport is een kwestie van keihard werken: tachtig procent van wat je moet doen is bloed, zweet en tranen, veel uren maken en dan de goede dingen trainen. De resterende twintig procent is ook niet onbelangrijk: Wie betrek je bij de ploeg rondom het team en hoe zorg je voor de juiste chemie in je team? Louis van Gaal heeft bij het WK in Brazilië bewezen hoe je die puzzel compleet kan maken.”
“Louis van Gaal heeft bij het WK in Brazilië bewezen hoe je de puzzel compleet kan maken”
18
CULTUURBEWAKER
Voorzitter Cees Vervoorn NLcoach pleit voor meer beroepsperspectief
“ROL VAN DE COACH MOET ZICHTBAARDER WORDEN” Cees Vervoorn is sinds enkele maanden voorzitter van NLcoach. De opvolger van Joop Alberda treedt in diens spoor met een vurig pleidooi voor een sterke bestuurspost van de coach aan de top van sportkoepel NOC*NSF. “Waarom de atleet wel en de coach niet?” n
DOOR: POUL ANNEMA
Een spontane oprisping was het evenmin als een losse flodder. In het bestuur van NLcoach, toen nog onder voorzitterschap van Joop Alberda, leefde het idee al langer: een coach zou, gegeven de ontwikkelingen in de nationale sport, niet misstaan in het bestuur van NOC*NSF. En dus werd voorzitter André Bolhuis daarop, vorig jaar al, aangesproken. Toen hield hij nog een slag om de arm, maar nadat de suggestie deze zomer weer op tafel kwam, reageerde hij met: “Ik vind het eigenlijk wel een goed plan, laten we kijken hoever we kunnen komen.” “Een goed plan is het zeker”, zegt Alberda’s opvolger Cees Vervoorn. “Meer dan een goed plan zelfs: de atleten zijn al vertegenwoordigd in dit
“Een mogelijk verbond met de VVON en het CBV kan het draagvlak onder de coaches versterken”
gremium van de Nederlandse sport, waarom de coaches dan niet? Coaches zijn de cultuurbewakers die de sport op langere termijn verder brengen, de sporter richt zich vooral op de korte termijn en jaagt, overigens zeer terecht, op zijn eigen successen. In de bestuursdiscussie over veiligheid èn over normen en waarden in de prestatie- en breedtesport mag de coach naar onze overtuiging niet ontbreken.”
Verkenning NLcoach staat in die opvatting niet alleen, met Vervoorn ondertekenden ook zijn collega-voorzitters van twee andere coachplatforms – Vereniging van Oefenmeesters Nederland (VVON) en Coaches Betaald Voetbal (CBV) – de brief waarin bij NOC*NSF gevraagd werd om uitleg van de te volgen procedure. Daarop kwam een formele reactie van bondsdirecteur Gerard Dielessen, die liet weten dat het voorstel geen kans van slagen had en hij bovendien van mening was dat de invloed van de coaches op vele andere plaatsen al groot genoeg was om hun stem te kunnen laten horen. “We gaan binnenkort weer met de drie
voorzitters en bureau-directeuren om tafel zitten voor verdere verkenning. In ieder geval schuiven we ook weer aan bij André Bolhuis omdat de toon van de gesprekken die we met hem hebben gehad, totaal anders waren dan die met Gerard Dielessen. Ik beschouw het als een serieuze opdracht om in mijn eerste termijn als voorzitter van NLcoach de rol van de coach op NOC*NSF-niveau zichtbaarder te maken als het gaat om scholing en kwaliteitsbewaking. Dat zou zich anders moeten verhouden naar NOC*NSF dan alleen maar in het contact met de manager Topsport”, zegt Vervoorn, die vindt dat alleen maar een coachverleden niet genoeg kan zijn voor een vooruitgeschoven coach op de hoogste bestuurspost bij de sportkoepel. “Hij zal toegewijd moeten zijn aan het huidige werkveld van actieve coaches.”
Verbond De opvolger van Joop Alberda wil dat coaches een stem krijgen in de toptienambitie van Nederland. Vervoorn prijst het werk van zijn voorganger Joop Alberda en diens team, die NLcoach met hun pionierswerk een stevig fundament
19
FOTO: DREAMSTIME.COM
“Het moet weer de moeite worden om je als coach te scholen en te specialiseren”
en een solide bureau hebben gegeven. “Maar we ontkomen niet aan de vervolgstap”, zegt Vervoorn. Door onder meer met het nu van de grond getilde Pro-lidmaatschap betere juridische, zakelijke en sociale ondersteuning te verlenen in het coachveld. “Maar ook door een functie te vervullen in de kwaliteitsbewaking, door enerzijds de cursussen en bijeenkomsten landelijk te blijven uitzetten, maar ook een rol te vertolken in het waarderen en certificeren van coachdiploma’s. Er wordt met het hoger onderwijs gesproken over een hogere coachopleiding, daarin zouden we, als NLcoach, aanwezig moeten zijn om samen met het hoger onderwijs een keurmerk voor een universitaire masteropleiding te ontwikkelen.” De Amsterdamse lector Topsport en Onderwijs, die tal van andere functies in de sport vervulde en nog steeds bekleedt, denkt dat een mogelijk verbond met de VVON en het CBV het draagvlak onder de coaches kan versterken. “Dan spreek je wel meteen over tienduizend coaches”, aldus Vervoorn. “We verkennen de mogelijkheid die kan leiden tot volledig in elkaar
opgaan of tot een gezamenlijk optreden bij bepaalde issues die in alle gevallen moet resulteren in een efficiencyslag. Ik spreek bij alles wat we doen Joop Alberda na: De coach is de belangrijkste speler in het veld, want de coach is een vaste waarde die veel meer erkenning verdient dan hij nu vaak krijgt.”
Halve vrijwilliger Wensen blijven er ook voor de nieuwe kopman van NLcoach, zeker waar Cees Vervoorn constateert dat coaches een centrale rol innemen op de plaatsen waar sport en wetenschap elkaar steeds dichter naderen. “Als je me vraagt welke velden de komende jaren in onze sportontwikkeling belangrijk gaan worden, dan zeg ik meteen de integratie van wetenschap in de sport, de wetenschappelijke kennis en de wetenschappelijke ondersteuning van het topsportproces”, zegt Vervoorn. “Coaches hebben, willen ze succesvol blijven, steeds meer wetenschappelijke bagage nodig”, verduidelijkt Vervoorn. “De opleidingen zullen zich daarom ook in die hoek moeten profileren en de aanbieders zullen steeds meer moeten
aangeven wat belangrijk is voor het individu. Maar als je het daarover hebt, zul je het tegelijk ook moeten hebben over de toekomst van het beroep coach. In veel sporten is de coach nog steeds een halve vrijwilliger, vandaar dat ik vind dat we moeten investeren in het beroepsperspectief van de coach waardoor het ook weer de moeite is om je als coach te scholen en te specialiseren.” “Als je als land spreekt van een toptienambitie voor de sport, dan ontkom je er niet aan om te kijken naar de kwaliteit van je kader. Laat ik zeggen dat de kwaliteit van het kader er de laatste tien jaar niet beter op is geworden. NLcoach kan een belangrijke speler zijn in het veld van verbeteringen. In tijden van schaarste wordt al gauw bezuinigd op het kader, tegelijk heeft onderzoek van NOC*NSF uitgewezen dat veel jongeren afhaken omdat ze door het kader onvoldoende worden uitgedaagd. Daar ligt ook onze verantwoordelijkheid, werken aan de kwaliteit van de coach die beroepsmatig kan worden ingezet op vitale plaatsen in de talentontwikkeling.”
20
VISUAL SKILLS
Wetenschapper Johan Koedijker moet het kijkgedrag van sporters verbeteren
NEDERLAND TOONAANGEVEND MET VISUAL SKILLS
Waarneming speelt een belangrijke rol binnen topsport. Opmerkelijk genoeg wordt het visuele vermogen nauwelijks getraind. Johan Koedijker (36), bewegingswetenschapper aan de VU in Amsterdam, werkt sinds kort als visual skills-specialist voor het InnoSportLab op Papendal. “Dit heeft de potentie om iets heel moois te worden.” n
DOOR: JAN-CEES BUTTER
n
FOTO’S: MAURITS VAN HOUT
21
Toen David Mann, een van oorsprong Australische bewegingswetenschapper, in juli een lezing gaf over visuele vaardigheden voor sportkoepel NOC*NSF, was de alleszins terechte vraag na afloop: Waarom had Mann het veelgeprezen Australian Institute of Sport ooit verlaten voor de Amsterdamse VU, waar hij nu al bijna drie jaar voor werkt? Want Australië is toch hét sportland bij uitstek, waar innovatie ertoe bijdraagt dat de medailleoogst op Olympische Spelen significant hoger is dan bij andere, soms veel grotere landen?
“Op het gebied van visual skills is niet Australië leidend, maar Nederland” Ja, knikte Mann, dat is wel zo, maar op het gebied van visual skills is niet Australië leidend, maar Nederland. De Australiër kwam hierheen om zijn kennis te vergroten en er mede voor te zorgen dat Nederland zijn prominente positie behoudt. Johan Koedijker (36), eveneens werkzaam voor de VU, is sinds 1 juli door NOC*NSF aangesteld als visual skills-specialist. Aan hem de taak het kijkgedrag van sporters te verbeteren. De eerste studies naar waarneming leverden interessant cijfermateriaal op. “Bij de VU hebben we een onderzoek gedaan naar het schietgedrag van basketballers”, vertelt Koedijker in het topsportrestaurant op Papendal. “Waar en wanneer kijken basketballers naar de ring voordat ze tot een schot komen? Het bleek dat de professionals pas in de laatste drie tienden van een seconde tot hun schot komen en naar de ring kijken. Dan kun je denken: de laatste informatie is ook de meest betrouwbare informatie.”
Service retourneren Koedijker, die eerder bewegingswetenschappen studeerde aan de VU, wilde weten of dat ook echt zo is. Met een groep basketballers oefende hij het ‘jumpshot’; een dribbel, een aanleg en dan het schot. Maar uiteraard niet zomaar. “Wat
we hebben gedaan, is ze vanachter een scherm laten schieten, zodat ze pas in de laatste halve seconde zicht op de ring hadden. De percentages waren opzienbarend. De scoringspercentages gingen met ongeveer tien procent omhoog. Dat zijn, weliswaar gebaseerd op een kleine populatie, heel grote resultaten.” Visual skills zijn trainbaar. Zoveel is duidelijk volgens Koedijker. Veel is echter nog onbekend over onze visuele waarneming. In de wetenschap wordt onderscheid gemaakt tussen visuele hard- en software. Visuele hardware gaat om het herkennen van kleuren, diepte en standaardwaarneming, software is het reageren op sportspecifieke informatie, zoals anticiperen en kijkgedrag; in de topsport van essentieel belang. Het kan het verschil maken tussen goud en zilver, winst en verlies. Bij ‘experts’, zoals wetenschappers topsporters aanduiden, is de visuele hardware nagenoeg hetzelfde, maar in de visuele software zijn significante verschillen waarneembaar. Koedijker gebruikt als voorbeeld tennisser Roger Federer, die de service van een tegenstander dient te retourneren. “Federer gaat, als een bal het net nog niet eens heeft gepasseerd, al naar een bepaalde hoek, terwijl een amateur nog wacht tot de balbaan duidelijk zichtbaar is. Een van de belangrijkste dingen die de afgelopen twintig jaar uit onderzoek naar voren is gekomen, is dat experts naar meer plekken kijken die hen informatie geven over waar de bal gaat komen. Beginners letten meer op de bal, experts kijken bijvoorbeeld ook naar de schouder, hand en ogen van hun tegenstander.”
Kijkgedrag Belangrijke vraag is natuurlijk: Hoe is dit trainbaar? Daarover is nog weinig bekend. Koedijker werkt de komende maanden intensief samen met twee werkgroepen op Papendal, de handboogschieters en de volleybaldames, zodat getest kan worden of een bepaalde methode werkt, zoals de basketballers leerden om zich pas in de laatste fase van hun aanleg te fixeren op de ring. Koedijker: “Bij handboogschieten brengt elke oogbeweging ruis in je systeem, wat je natuurlijk zo veel mogelijk probeert te vermijden. Dat moet je zo stabiel mogelijk zien te krijgen.” Het is nog niet zo gemakkelijk om dat te verbeteren, vindt Koedijker, die bijna vijf jaar werkzaam was op de Universiteit van Bern in Zwitserland. “Bij handboogschieten zijn totaal
nog geen onderzoeken gedaan. Eigenlijk weten we nog niets over het optimale kijkgedrag. We kunnen wel uit andere, gelijksoortige onderzoeken dingetjes halen. Een van de parameters die we uit andere sporten halen, is bijvoorbeeld de laatste fixatie voordat de laatste handeling wordt uitgevoerd; het moment dat de pijl wordt losgelaten. Hoe langer de laatste fixatie, hoe beter de prestatie. Dat geldt zowel voor de experts als de niet-experts. Experts hebben een veel langere laatste fixatie.”
“Dan kun je denken: de laatste informatie is ook de meest betrouwbare informatie” Koedijker, die zichzelf anderhalf jaar de tijd heeft gegeven om tot gedegen onderzoeksresultaten te komen, zal de komende periode een aantal nauwgezette fases doorlopen. Stap één luidt: Wat is het beste kijkgedrag? “We gaan onderzoek doen bij de expert. Hij is het beste, dus wat doet hij beter? En vervolgens gaan we kijken naar minder goede sporters en proberen of we die minder goede sporters naar een optimum kunnen drijven.” Stap twee is: Wat doet
L .N IA : OP ED EL M ST TS BE OR P .S W W W
DOPING HANS WASSINK • WILLEM KOERT • OLIVIER DE HON • BART COUMANS • ANNEKE PALSMA
NIET EERDER IS IN NEDERLAND OVER DIT ONDERWERP EEN BOEK VAN DIT KALIBER VERSCHENEN!
DE NUCHTERE FEITEN In Nederland doen ruim twee miljoen mensen aan fitness. Daarmee is het de populairste sportieve activiteit van ons land. Je kunt om allerlei redenen aan fitness doen, maar naast gezondheid worden cosmetische motieven als slanker en gespierder willen worden het vaakst genoemd. Bij veel mensen komt op een gegeven moment de vraag op of ze niet een beetje hulp moeten inroepen in de vorm van spierversterkers of afslankpillen. De druk op ‘het perfecte uiterlijk’ ligt tegenwoordig immers hoog.
€IN2CL9. B.TW95
Vaak is internet het startpunt in de speurtocht naar dopingmiddelen. Menigeen verzandt er echter snel in de onoverzichtelijke wereld van anabole steroïden, groeihormonen, insuline, eetlustremmende amfetamines, vochtafdrijvers en een hele batterij bijwerkingenbestrijders. De wegwijzers in dit dopingdoolhof komen vaak in de vorm van schimmige websites, undergrounddopinglabs, dealers en allerhande dopinggoeroes die graag een graantje mee willen pikken.
Dit boek van de Dopingautoriteit is bedoeld als betrouwbare gids die de werking en risico’s van deze middelen goed op een rijtje zet. Een boek dat je zeker binnen handbereik moet hebben als je het internet op gaat om je te oriënteren op deze heikele dopingmaterie en je na een eerste indruk toch graag een ‘second opinion’ wilt hebben. In Doping: de nuchtere feiten krijgt de lezer een gedegen overzicht van de middelen die op dit moment in gebruik zijn in de fitnesswereld, maar er wordt ook aandacht besteed aan wat er allemaal nog aan doping in de pijplijn zit. Over de werking en bijwerkingen van deze middelen is zo veel mogelijk relevante wetenschappelijke informatie verzameld, aangevuld met praktijkervaringen van gebruikers en kennis uit het dopingmilieu zelf. Daarbij is het accent gelegd op informatie die in dit circuit nog te vaak onder het tapijt wordt geveegd.
4864_ARKO_Advertentie 180x120_DOPING.indd 1
09-09-14 12:52
Wat doe je nu?! Mentale weerbaarheid en leiderschap Mentale weerbaarheid is een populair begrip in relatie tot toenemende druk en eisen die worden gesteld aan professionals in onze samenleving. Maar wat is mentale weerbaarheid eigenlijk en hoe versterk je die?
NIEUW G a n aa
r
Auteurs: Francesco Wessels en Dr. Roos Delahaij ISBN: 978-90-5472-195-6 Prijs: € 24,95 (excl. btw en verzendkosten)
In Wat doe je nu?! wordt uitgelegd wat mentale weerbaarheid is w w w.s por t s m en welke concrete stappen kunnen worden genomen om mentale en best edia.nl e l h et weerbaarheid te versterken. Er wordt ingegaan op de vraag hoe b o ek d leidinggevenden een actieve rol kunnen spelen in het ontwikkelen irect! van mentale weerbaarheid bij medewerkers die onder druk presteren. Kennis en ervaring opgedaan binnen de krijgsmacht, topsport en zakelijke wereld worden vertaald naar concrete inzichten en oplossingen voor leidinggevenden die hun mensen weerbaar willen maken en houden. Het boek is tot stand gekomen uit een unieke samenwerking tussen wetenschap en praktijk. Recente inzichten uit wetenschappelijk onderzoek alsmede jarenlange ervaring met het versterken van mentale weerbaarheid in de praktijk vormen de basis.
23 Johan Koedijker: ““Een van de belangrijkste dingen die de afgelopen twintig jaar uit onderzoek naar voren is gekomen, is dat experts naar meer plekken kijken die hen informatie geven over waar de bal gaat komen.”
de sporter die we willen verbeteren? Koedijker: “Uiteraard kunnen we dat aan hem vragen. En dat hebben we ook gedaan. Wat dan interessant is, is dat sporters denken dat ze iets anders met hun ogen doen dan dat ze werkelijk doen. Uit onderzoek blijkt dat voetbalkeepers, honkballers of cricketers ervan overtuigd zijn dat ze de bal continu volgen, terwijl uit kijkgedraganalyses blijkt dat dit bijna nooit het geval is.” Afsluitend kan er getest worden met eye-trackers, die oogbewegingen registreren. “Daarmee kun je vrij goed in kaart brengen wat het oog doet”, meent Koedijker, die twee dagen per week door NOC*NSF wordt gehuurd van de VU. “Je kunt zeggen: dit is het kijkgedrag wat we zouden willen, dit is jouw kijkgedrag en daar zit een bepaald verschil tussen. Daar lijkt veel winst in te behalen.”
Anticiperen en kijkgedrag kan het verschil maken tussen goud en zilver, winst en verlies Spanningsveld Visual skills is lang een onderbelicht thema geweest in de topsport, vindt Koedijker. Hij wil het puzzelstukje in de route naar succes absoluut niet groter maken dan het is, maar visual skills zijn een belangrijke pijler, stelt de
Haarlemmer, net als het mentale, technische en tactische aspect binnen topsport. “Ik denk dat dit de potentie heeft om iets moois te worden. Het momentum is er.” De ontwikkelingen gaan hard als het gaat om visuele vaardigheden, ook al is het kostbare technologie die aangeschaft moet worden. Een eye-tracker kost ongeveer 25.000 euro. “Dat is natuurlijk niet voor iedereen weggelegd”, weet Koedijker. “Zeker niet voor de wat kleinere bonden. Een van de problemen is dat het ook lang duurt om feedback te kunnen geven aan coaches. Coaches willen een sporter zien schieten, en dan gelijk weten hoe het kijkgedrag is als een schot goed was. Maar zo snel gaat het nog niet.”
Experts hebben een veel langere laatste fixatie” Niettemin onderschrijven alle coaches het nut van visual skills. Ze reageren heel enthousiast, merkt Koedijker. En ook logisch: een goede coach is voortdurend op zoek naar verbetering voor zijn sport(er). Maar tegelijkertijd brengt dat ook een lastig spanningsveld met zich mee, ontdekt Koedijker. “Ik kom echt uit de wetenschap, en ben altijd heel kritisch naar onderzoeken waar wetenschappelijk bewijs marginaal is. Bij wetenschap zit ook een toevalspercentage, terwijl als sporters vijf procent kans op verbetering zien, ze het willen meteen al gaan doen. Dat snap ik, maar wetenschap is ook: als er maar vijf procent kans is dat het werkt, moeten we het niet doen. Daar wrijft het ontzettend. Dat neemt niet weg dat de vraag hetzelfde is: Hoe kun we sporters verbeteren op hun visual skills?”
Leidend Nederland zal er alles aan moeten doen zijn leidende positie te behouden. “Nederland is wereldwijd echt toonaangevend als het gaat om
Je kunt zeggen: dit is het kijkgedrag wat we zouden willen, dit is jouw kijkgedrag en daar zit een bepaald verschil tussen. Daar lijkt veel winst in te behalen” visual skills”, stelt Koedijker. “We zijn als sportland heel goed en snel volgend, maar nooit echt leidend. Ik denk dat we in visual skills echt leidend zijn.” En hij kan het weten. Koedijker werkte, na eerst in Amsterdam promotieonderzoek verricht te hebben op het gebied van motorisch leren, voor de Universiteit van Bern om les te gegeven en onderzoek te doen met als speerpunt het optimaliseren van presteren door het trainen van visuele aandacht en kijkgedrag. Koedijker deed daar bijvoorbeeld onderzoek naar het kijkgedrag van handbalscheidsrechters tijdens een vriendschappelijke interland. “Een van de belangrijkste ontdekkingen was dat het erop lijkt dat de bal eigenlijk een heel onbelangrijke informatiebron is, maar wel heel nadrukkelijk aanwezig is. De echt goede coaches en scheidsrechters kijken niet naar de bal, maar naar de cirkel, waar de actie is. De iets minder ervaren scheidsrechters en coaches zie je ook naar de bal kijken om het spel te volgen. Bij volleybal kun je het ook zo bekijken. Er is een set-up, die gaat vrij hoog, maar die geeft helemaal geen informatie over wat een aanvaller gaat doen.” Over anderhalf jaar moeten er trainingen zijn om het visuele vermogen te verbeteren. De eerste inzichten prikkelen de geest en er is nog een wereld te winnen, concludeert Koedijker. “We zijn nog maar net begonnen.”
24
BASIS PAPENDAL
Bondscoach Bas de Bever en het WK BMX met een rode stip én rode rand
“IK ZAL MET IETS NIEUWS MOETEN KOMEN, MAAR WAT?”
Dit jaar viert Bas de Bever (46) zijn tienjarig jubileum als bondscoach van de BMX’ers. Gedurende zijn coachloopbaan werd de sport olympisch. “Eerst waren we nog die rare gasten op die kleine fietsjes.” Vier jaar later zag hij die status volledig omgedraaid. Maar BMX is nog steeds in ontwikkeling. Dat geldt ook voor de op Papendal gehuisveste Nederlandse ploeg. n
DOOR: LISETTE VAN DER GEEST
Zo was de zondagmiddag van het WK in Ahoy in Rotterdam, eind juli, er een van uitersten. Frustratie wisselde bij Bart de Bever af met euforie: de deceptie van de mannen van wie niemand verder kwam dan de achtste finale en het succes van Laura Smulders die haar talent bevestigde met brons. Direct na het WK zei je dat de resultaten moesten bezinken. Heb je nu een verklaring voor de slechte prestaties van de mannen? “Nu is het helder. Na een wedstrijd zit ik nog in mijn emotie, dan heb ik even tijd nodig, inmiddels hebben we een evaluatie gehad en is het te verklaren. Hoe dramatisch het er ook uitzag op dat moment en al valt de uitslag nog steeds niet mee, het is inmiddels wel duidelijk. Iedereen was fysiek in orde, weten we. Maar dan kun je nog steeds te maken krijgen met domme pech of lomp gedrag van tegenstanders. Dat was het geval. De een werd onderuit gebeukt door iemand achter hem, een ander kreeg de ruimte niet, of werd afgesloten bij de start.” Bij het BMX geldt: degene die als eerste de bocht ingaat, heeft de grootste kans de wedstrijd te winnen. Degene die voorop rijdt, bepaalt de lijnen. Er is dus veel gemoeid bij een goede start. Een indoorbaan, zoals de tijdelijke baan in Ahoy, is kleiner dan de buitenbanen die de BMX’ers gewend zijn. De Bever traint vast met zijn groep op Papendal, waar een baan ligt van
400 meter. De baan in Ahoy – die binnen een week gebouwd werd – was 75 meter korter, gevolg: de afstand tot de eerste bocht was ook korter. De Bever: “Als je goed start, maar de jongen naast je doet dat net iets beter en sluit jou af, heb je op een buitenbaan de tijd om hiermee om te gaan. Nu was dit niet het geval. Dan kun je fysiek goed zijn, maar sta je na de achtste finale met alle heren aan de kant. En dat is niet wat je wilt. Het was gewoon zwaar teleurstellend.” En dat in eigen land… “Elk WK krijgt een rode stip in de agenda. Dat doet elk selectielid, en ik doe het ook. Maar dit was een WK met een rode stip én rode rand.”
“Ik zie BMX als basis voor elke wielerdiscipline”
25
Jouw voorkeur gaat dus naar BMX-en op een buitenbaan? “Klopt. BMX is per definitie een buitensport. Dat vind ik niet alleen, alle coaches en sporters denken er zo over. Maar af en toe ontkom je er niet aan dat het naar binnen gaat. Er kunnen verschillende redenen voor zijn. Aan de ene kant is het fijn om beschermd te zijn tegen slechte weersomstandigheden. De laatste drie WK’s waren allemaal op een locatie waar het weer een negatieve invloed kon hebben in dat deel van het jaar.” “Daarnaast werd de stad Rotterdam dit jaar gekoppeld aan het evenement als sponsorpartner. Dat kunnen we goed gebruiken, al vraagt dat tegelijk om een compromis door de kortere baan. Van de drie laatste locaties was Ahoy trouwens wel de plek waar ze het beste zijn omgegaan met de bruikbare ruimte. Maar iedereen is zeer blij dat de komende drie WK’s weer in de buitenlucht zijn.”
Hoe staat het met de toekomst van BMX? “Ik denk dat we er rooskleurig voor staan. Het IOC vindt onze sport een zeer welkome toevoeging aan het olympisch programma. Door de olympische status blijven sporters langer actief en er komt tegelijk meer jonge aanwas. Dat is goed. Ik zie BMX als basis voor elke wielerdiscipline.” Waarom is dat? “Je kunt er jong mee beginnen, als zesjarige, in tegenstelling tot bij wielrennen, waar je pas een wedstrijdlicentie kunt krijgen in het jaar dat je acht wordt. Daarnaast gaat de motorische ontwikkeling bij BMX heel snel. Je leert inspelen op lastige situaties. Als je dat in je jeugd al onder de knie krijgt, kan het ervoor zorgen dat je later minder angstig in het peloton rijdt.”
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
Bas de Bever, hier met BMX’er Niek Kimmann, eind juli tijdens het WK in Rotterdam: “Het WK was gewoon zwaar teleurstellend.”
26
BASIS PAPENDAL
“Een individu is alleen succesvol als er een goede ploeg omheen staat” BMX staat sinds zes jaar op het olympische programma. De geschiedenis leert dat een olympische status de populariteit van een sport vergroot. Hoe staan andere landen ervoor? “Je ziet dat elk land de laatste jaren in BMX investeert, dat is fijn, want dat is nodig om op mondiaal niveau goed te presteren. In Nederland groeit de sport ook. Als het goed is komt er een baan in Kampen. De plaatselijke vereniging gaat er een bouwen. Wij hebben Papendal als nationaal trainingscentrum en laten andere licentiehouders op onze baan trainen, maar voor het noorden of zuiden van Nederland is de stap naar Papendal nog vrij groot. Met een baan erbij wordt de toegankelijkheid van de sport groter en gaat het niveau ongetwijfeld omhoog.” En gaat de Nederlandse selectie daar dan ook trainen? “Ja. Wij zijn superblij met wat er nu op Papendal ligt, maar als je elke dag op dezelfde baan traint is dat erg monotoon. We gaan in de winter niet voor niets naar het buitenland, dat is vanwege het weer en om de prikkel die van een verandering van omgeving uitgaat. Als we binnen onze eigen landgrens wekelijks wisselende prikkels kunnen geven, denk ik dat dit alleen maar goed is.” De Bever weet wat een topsportleven inhoudt. In zijn jeugd deed De Bever aan BMX, vervolgens was hij ruim tien jaar actief als mountainbiker. Hij weet hoe het voelt om je met een noodgang op een kleine fiets van een heuvel te storten. “Van nul naar een snelheid van zestig kilometer per uur in 2,5 seconde, er zijn niet veel auto’s die dat kunnen.”
Is die ervaring nuttig? “Toen ik stopte met mountainbiken wist ik wat er nodig was in BMX, een sport die toen net wist dat het olympisch zou worden. De topsportlevensstijl die ik kende, probeerde ik te vertalen naar de BMX’ers. Daar gaat alleen wel een paar jaar overheen.” Voor de Spelen van Londen waren jullie er snel bij. De baan op Papendal werd aangepast naar het ontwerp van de olympische baan. Is de baan nu al aangepast naar die van Rio? “We wachten nog op de officiële bevestiging van het ontwerp. Eigenlijk had ik verwacht dat die er al halverwege het seizoen zou zijn. Ik reken erop dat het voor het einde van het jaar duidelijk is. Informeel zijn er tekeningen voorbijgekomen. Daar zagen we dat de baan net iets anders is dan we gewend zijn. Als dat informele ontwerp klopt, zou ik graag zien dat onze baan op Papendal wordt aangepast. Dat hebben we met het CTO ook al afgesproken.” Hoort dat bij de jonge sport die BMX is, die ontwikkelingen? “Sinds we rond 2004 wisten dat de sport in Peking olympisch zou worden, zijn ze heel erg aan het zoeken naar een format voor de supercrosswedstrijden. In mijn beleving zijn we daarbij te vaak over de grens gegaan. In het verleden waren er banen met hindernissen zo groot dat ze niet waren te doen in wedstrijdverband. Dat zie je nu slinken.” Is er sprake van een kracht van Nederland? “BMX is een individuele sport, maar ik benader het als een ploegensport. Ik geloof dat een individu alleen succesvol is als er een goede ploeg omheen staat. Je straalt iets uit als je met z’n allen in dezelfde kleding staat, dezelfde fiets hebt. Dat bindt mensen en maakt ze sterker, dát was ons sterke punt.” “Inmiddels zijn al die andere landen die heel individualistisch waren ook tot die conclusie gekomen. Dat is sinds een jaar of twee. Ze komen toch informeren hoe wij het doen, nemen manieren over. Ik kan dus niet meer zeggen dat dat ons sterke punt nog steeds is. Ik zal met iets nieuws moeten komen. Maar wat? Daar breek ik elke dag mijn hoofd over.”
27
COACHMOMENT
Roei- en judobond in lastig parket bij meetpunt voor Rio
ALS DE PRESTATIES TEGENVALLEN WANKELT OOK TECHNISCH DIRECTEUR Als de prestaties tegenvallen staat de coach vaak als eerste ter discussie. Na het echec van de roeiers bij het WK op de Bosbaan en de schrale oogst van de judoka’s bij de WK in het Russische Tsjeljabinsk, richtten de pijlen van kritiek zich op de technisch directeur. Ben Sonnemans (judo) is inmiddels van het toneel verdwenen. DOOR: POUL ANNEMA
Ze kon natuurlijk niet uitblijven, die vraag aan voorzitter Chris IJsbrandy van de roeibond. “Of het slechte presteren van de roeitop bij de WK op de Bosbaan ook consequenties had voor het aanblijven van technisch directeur Hessel Evertse?”, vroeg de verslaggever van het AD aan de boorden van het water aan de preses nadat op de Nederlandse balans van een week toproeien slechts één medaille prijkte. Op de olympische nummers werd zelfs helemaal niet gescoord. “Welnee”, antwoordde IJsbrandy, ook al viel de oogst zoveel lager uit dan Evertse vooraf zelf had voorspeld. De technisch directeur had op zes medailles gemikt, één meer dan op het beste resultaat bij een WK. “Het was beter geweest als Evertse zelf een lager aantal medailles had genoemd, maar het zou onverstandig zijn om hem op een verkeerde prognose af te rekenen”, aldus de voorzitter van de roeibond over Evertse die zijn credits opbouwde door het structureren van het toproeien. “De sfeer is in jaren niet zo goed geweest”, loofde IJsbrandy zijn werknemer. “Er blijkt gewoon geen snellere weg. We moeten voldoende uren maken en geduld opbrengen.” Duizenden kilometers verderop, in het Russische Tsjeljabinsk, waar de nationale judotop alleen brons voor Sanne Verhagen uit de medaillevoorraad plukte, bleek op de slotdag van het WK judo de positie van directeur Topsport Ben Sonnemans aanmerkelijk minder solide dan die van zijn collega bij de roeibond. Het vuur van de opstand werd bij dit meetpunt voor Rio 2016
aangewakkerd door de bondscoaches die al op Russische bodem de tekst voorbereidden die de val van Sonnemans inleidde.
Focussporten Sonnemans, nog maar anderhalf jaar in functie als opvolger van Cor van der Geest, werd gebrek aan communicatieve vaardigheid verweten. Marjolein van Unen en Maarten Arens meenden dat ze in hun werk werden belemmerd door Sonnemans’ plan om elke international door een bij de judobond werkzame coach te begeleiden. Ze haakten daarmee in op de kritiek die vanuit de zogenoemde steunpunten – Haarlem, Heerenveen, Eindhoven en Rotterdam – over Sonnemans was uitgestort. “Het is een grote chaos”, vatte de voorzitter van Budokan Rotterdam, Jacqueline Hoogland, haar mening samen in de pers. Hoogland vond dat de judobond de slechte
De blik is gericht op technisch directeuren met gezag en visie die ook weten dat resultaten in het veld hun succes bepalen
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
n
Ben Sonnemans, hier tijdens het EK in Montpellier afgelopen april. “Er is na de komst van Sonnemans al anderhalf jaar onduidelijkheid, onrust en ellende.”
prestaties aan zichzelf had te wijten. “Er is na de komst van Sonnemans al anderhalf jaar onduidelijkheid, onrust en ellende”, concludeerde ze. De brandbrief van de bondscoach verschroeide de aarde onder de voeten van Sonnemans. Voorzitter Willem Jan Stegeman zag er voldoende reden in om het contract met de directeur Topsport te beëindigen. Als zogenoemde focussporten van NOC*NSF bij de Nederland toptienambitie, sporten met de grootste financiële steun, zullen zowel het roeien als het judo twee jaar voor Rio een frisse wind moeten laten opsteken. De blik is gericht op technisch directeuren met gezag en visie die ook weten dat resultaten in het veld hun succes bepalen.
28
NATIONAAL COACH CONGRES
Bert Bouwer, directeur NLcoach, zoekt verbinding met muziek “om van elkaar te leren”
DIRIGENT IN DE ORKESTBAK NAAST COACH IN DE DUG-OUT Op 12 december vormt Hotel- en congrescentrum Papendal het decor van het Nationaal Coach Congres. Het thema, na het grote succes van vorig jaar toen de coach in de sport werd verbonden met de wereld van krijgsmacht en dans, is dit jaar de muziek de verbindende factor. Chef-dirigent Antony Hermus vertelt zijn verhaal als topcoach van zijn orkest. n
DOOR: POUL ANNEMA
Bert Bouwer: “Ik kijk graag naar de dirigent van een groot orkest om te zien hoe hij al die verschillende instrumenten muzikaal met elkaar verbindt.”
Bert Bouwer bracht zijn eigen muzikale voorkeur samen op een cassettebandje dat hij, als actief handballer, via zijn walkman afluisterde om de stemming en concentratie te vinden om goed te presteren. ‘Bert’s favourites’ noemde hij de compositie die hem hielp de juiste flow te vinden. Als – succesvol – handbalcoach begreep Bouwer, nu directeur van NLcoach, daarom wat muziek kon doen om zijn speelsters voor een topprestatie in hun eigen wereld te brengen. “Als ik nu voetballers voor de wedstrijd uit de spelersbus zie stappen met zo’n reuzenwalkman op hun hoofd, weet ik dat ze hun favoriete muziek nodig hebben om geraakt te worden. Mijn muziek hielp me om mijn wedstrijd te visualiseren en om me te laten dromen van spectaculaire acties”, zegt Bouwer.
Dat was in zijn rol als speler; als topcoach – in Nederland, Denemarken en Japan – keek hij graag naar de dirigent van een groot orkest. “Om te zien hoe hij al die verschillende instrumenten muzikaal met elkaar verbond.” Bouwer zag de dirigent zoals hij zichzelf zag als coach. “Met de vraag die iedere coach op zijn eigen niveau en in zijn eigen omgeving heeft: Hoe verbind je een extravert persoon met een introvert persoon en een georganiseerd persoon met een creatief persoon?” In zijn rol als directeur van NLcoach zocht Bouwer vervolgens vooral naar de verbinding, naar de mogelijkheden om coaches in de verschillende werelden van muziek en sport van elkaar te laten leren. “Zoals we vorig jaar de coaches uit dans en krijgsmacht centraal hebben neergezet in het
congres, zo doen we dat op 12 december met muziek en haar belevingswereld van ritme, emotie en bewegen.”
Debat “Ik ben heel simpel gezegd reuzenieuwsgierig naar hoe een topdirigent zijn team stuurt, hoe hij omgaat met zijn talenten in het orkest en ik wil die belangstelling delen met al onze coaches”, zegt Bouwer, die via het Gelders Orkest in contact kwam met Antony Hermus, een van de meest veelbelovende dirigeertalenten van de laatste jaren – nu vooral werkzaam in het Duitse Hagen maar ook in tal van andere steden in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk – die in staat is zijn indringende verhaal te vertellen voor het forum van Nederlandse coaches in de top- en breedtesport.
29
FOTO: © JIRSAK | DREAMSTIME.COM
Bert Bouwer: “Voor mij betekent dit dat een coach zijn sporter ook met zijn stem kan motiveren en inspireren”
Tom van ’t Hek leidt op dit door NLcoach en NOC*NSF georganiseerde congres op geheel eigen wijze het debat waaraan naast Antony Hermus ook Eric van Tijn en Francesco Wessels deelnemen. Van Tijn geniet in de muziekwereld grote bekendheid als muziekproducer en als panellid in tal van bekende tv-programma’s, Wessels geldt bij NOC*NSF als de coach van de coaches en begeleidt en ondersteunt met grote waardering bonds- en talentcoaches in de Nederlandse topsport.
Passie “De coach als dirigent, het is een onderwerp dat mij persoonlijk triggert en ik denk dat dat ook voor veel van onze coaches het geval is. Vorig jaar bleek dat je bij dans en muziek maar uit te
voeren hebt wat de coach zegt. Dat is bij een orkest ook het geval, al was het alleen maar om vals spelen te voorkomen. Er is geen discussie mogelijk in de relatie coach-militair/danser/muzikant, terwijl ik in de sport steeds vaker merk dat teams veel gemakkelijker leiding willen geven dan leiding willen ontvangen. Of zoals Joop Alberda nog wel eens wilde zeggen: ‘Er is sprake is van een stukje doorgeslagen democratie in de coach-atleetverhouding.’” ‘De coach als dirigent’, is het thema waar alles op 12 december om draait. Maar in het verlengde daarvan is er veel aandacht voor ‘de kracht van communicatie – de gerichte energie van een boodschap bekeken vanuit een topmuzikant’. Aan de basis van dit onderdeel ligt een ontmoeting van Bouwer met Peter Strykes, de blondgelokte zanger van LA The Voices die ook muziekdocent is. “We raakten met elkaar in gesprek over coachen en over de vraag hoe mensen elkaar nu eigenlijk raken. Is dat fysieke uitstraling, body language, de passie die je uitstraalt of de toon van de stem? Strykes vertelde me dat hij in zijn workshops aantoont dat hij je met de toon van zijn stem kan raken. Voor mij betekent dit dat een coach zijn sporter ook met zijn stem kan motiveren en inspireren.”
Discussie Daar houdt het wat Bouwer niet bij op, over het hoe en het waarom borrelde de ene na de andere vraag bij hemzelf op.
“Hoe gebruik je muziek tijdens bewegen? Waarom is ritme zo belangrijk dat sporters als verklaring van mindere prestaties wel eens zeggen dat ze ritme misten?” In die dynamische wereld van stem en muziek zal het Nationaal Coach Congres op 12 december antwoorden geven en ongetwijfeld nieuwe vragen oproepen. “Het overkomt me zelf ook tijdens lezingen voor NLcoach dat mensen uit de zaal tegen me zeggen: ‘U pakt ons met uw stem.’ Ik weet dan eigenlijk niet wat ik daarmee moet. Strykes zei: ‘Dat is precies de kunst van zingen, praten en performance: Hoe pak je de accenten op om je boodschap over te brengen?’” ‘Sportoverstijgend denken’, noemt Bouwer de ontmoeting van 12 december op Papendal. “De kunst om van elkaar te leren. Bewegen en ritme zijn begrippen uit de muziek die dicht bij ons in de sport staan. Ik gebruikte, net als veel anderen, muziek om in een bepaalde gedachtewereld te komen, door me af te sluiten en om me te kunnen concentreren. Muziek is ritme, emotie en focussen, wie daar als dirigent in de muziek leiding aan geeft, doet waar de sportcoach ook mee te maken krijgt.” Veel van de Nederlandse topcoaches hebben hun komst naar Papendal toegezegd en ze zullen, net als vorig jaar, open staan voor vragen en discussies. In het brede scala van workshops komen naast muziek tal van andere aspecten van coaching aan de orde.
30
MULTICOACH
Allrounder Charles Urbanus wil altijd clubcoach blijven
“HONKBAL VRAAGT MEER SPECIALISTEN DAN DE ANDERE TEAMSPORTEN” Sinds de wereldtitel van 2011 telt Nederland mee als honkballand. Charles Urbanus, coach van het Amsterdamse L&D Pirates en met een bewezen staat van hogere honkbaldiensten, legt uit hoe het zover heeft kunnen komen; en of, hoe en waarom dat hoge niveau gehandhaafd kan blijven. Ook spreekt hij zich uit over zijn eigen toekomst: Clubcoach, bondscoach of lonkt wellicht een andere sport? n
DOOR: ROB WILLEMSE
n
FOTO’S: SPORTFOTOGRAFIE.NL
Als speler was hij allrounder. Best denkbare bewijs: in eigen land werd hij uitgeroepen tot zowel beste slagman, beste werper als meest waardevolle speler. Als coach van het Amsterdamse L&D Pirates draagt Charles Urbanus, van 2 april 1955, nog steeds hetzelfde rugnummer: 14. Maar verder is er veel veranderd.
Aan de bak In zijn tijd als actief honkballer – hij speelde 131 interlands – was een vijfde plaats op een WK het hoogst haalbare. Zo’n kwarteeuw later, in 2011, werden de vaderlandse honkballers wereldkampioen. Het was het voorlopig hoogtepunt van een proces dat elf jaar eerder richting Olympische Spelen van Sydney was ingezet. Urbanus, destijds onderdeel van de technische staf: “Er was maar één manier om onze prestaties te verbeteren: vissen in een grotere poel, de Major League [de hoogste afdeling van het Amerikaanse profhonkbal, red.]. Omdat in 2000 profs mochten worden opgesteld tijdens de Spelen, konden we een beroep doen op spelers met Major League-ervaring, zoals Hensley Meulens en Robert Eenhoorn.” “In Sydney hebben we zo niet alleen bijna
“De tijd dat je alleen met spelers op een veld bezig bent, is echt voorbij”
een olympische medaille gepakt, maar ook een toekomstvisie neergezet. Want met Hensley is toen al de afspraak gemaakt dat hij later een rol zou gaan spelen in de coaching om zo bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van het Nederlandse honkbal. Robert heeft dat – eerst als coach en later als technisch directeur – verder opgepikt en uitgebreid. Dat heeft tot mooie dingen geleid. De toplanden weten al een tijdje dat ze tegen Nederland echt aan de bak moeten.” “Inmiddels hebben we negen spelers met een Nederlands paspoort in de Major League en – schat ik – zo’n veertig, vijftig jonge jongens in het Minor League-systeem, de afdelingen daaronder. Daardoor en dankzij de kwaliteiten van Robert en zijn contacten in Amerika, zijn de investeringen van de Major League in het Nederlandse honkbal vergroot. Die komen ten goede van de zes baseballacademies in Haarlem, Amsterdam, Bussum, Den Haag, Rotterdam en Eindhoven. Op elk van die scholen zitten zo’n 35, 40 jonge jongens. Die zijn dagelijks bezig met honkbaltraining, gecombineerd met onderwijs op Topsport Talentscholen, zoals dat heet. Die jongens zien dat er aardig wat Nederlanders prof worden in de grote competities en dat daar mogelijkheden liggen. Dat werkt zeer motiverend.”
Toplichting Rustig formulerend vervolgt hij: “Ook belangrijk is dat jongens die als prof in Amerika hebben gespeeld, terugkeren naar onze
31
competitie, kijk naar Vince Rooi, Danny Rombley en Dwayne Kemp. Hopelijk gaan meer spelers dat voorbeeld volgen. Van hun ervaring en aanwijzingen kunnen onze talenten alleen maar beter worden en daar profiteert ook het Nederlands honkbal weer van. De ploeg die in 2011 wereldkampioen werd, bestond uit een mooie combinatie van in Amerika spelende profs en jongens uit onze eigen competitie. In de toplanden is met verbazing gekeken naar het hoge niveau van dat Nederlandse team met de infielders Bogaerts, Profar, Simmons en Gregorius; de aanstormende toptalenten in de Major League. Op de heuvel stonden werpers met namen als Cordemans en Bergman, die ze niet kenden omdat ze in een lokale en dus onbekende competitie uitkomen waar mensen ‘op klompen lopen’. Er komt weer een toplichting aan. Bij de volgende World Baseball Classic [opvolger van het WK, red.] kunnen we een team opstellen met een geweldig infield, misschien wel het beste van alle ploegen.”
Teamsport Een coach met zíjn kennis en ervaring lijkt uitermate geschikt als bondscoach. Urbanus: “Die mogelijkheid heeft zich een aantal keren voorgedaan en als dat weer gebeurt, zal ik opnieuw bedanken. Als coach van een clubteam is mijn invloed groter, want ik zie de jongens vaker en kan daardoor meer overbrengen en toevoegen, wat ook past bij mijn opleiding en veertienjarige
Charles Urbanus,
“In Sydney hebben we een toekomstvisie neergezet”
coach van het Amsterdamse L&D Pirates: “Een coach moet de wedstrijd kunnen lezen en bijvoorbeeld een werper op het juiste moment van de
ervaring als leraar lichamelijke opvoeding. Vanwege een hoger niveau en rijpere spelers moet een bondscoach hardere beslissingen nemen. Ook moet hij veel communiceren met Amerika en vanwege de tijdsverschillen heeft dat grote gevolgen voor werktijden en leefpatroon. Ik heb in de Sydney-periode gemerkt dat dat me niet bevalt.” Dus luidt de logische vervolgvraag of hij dan ‘eeuwig’ clubcoach in het honkbal blijft. “Laat ik voorop stellen dat ik me enorm op mijn plek voel. Honkbal is echt een aparte teamsport, omdat je veel meer dan in andere sporten te maken hebt met specialisten. Je zou het een stand alone-sport kunnen noemen. In voetbal, hockey, basketbal en dergelijke sporten komen veel meer spelpatronen in combinatievorm voor. In honkbal heb je een aantal evidente combinaties: die tussen pitcher en catcher en tussen de infielders, om een slagman of honkloper uit te maken. Dan heb je het over echt téamwerk. Vooral bij het aanvallende
heuvel halen.”
32
MULTICOACH
werk, aan slag dus, is ieder van de negen slagmannen in zijn slagbeurt op zichzelf aangewezen. Belangrijk doel van mij als coach is daarom de besten van die specialisten te verzamelen en ze het gevoel te geven dat het léuk is om mét en vóór elkaar te spelen.”
Verantwoordelijkheden “Waar honkbal ook afwijkt, is dat in andere teamsporten een wedstrijd vrijwel altijd gelopen is bij een voorsprong van drie punten. Bij ons kan het dan ineens nog kantelen: één fout in het infield, een werper die moe wordt en ineens wordt weggeslagen waardoor– met nul of één uit – de honken vollopen en je
“De ploeg die in 2011 wereldkampioen werd, bestond uit een mooie combinatie van in Amerika spelende profs en jongens uit onze eigen competitie” ploeg zwaar in de problemen zit. Daarom moet een coach de wedstrijd kunnen lezen en zo’n werper op het juiste moment van de heuvel halen. Dat moment hangt mede af van de wedstrijdsituatie en degene die hem gaat vervangen. De ene werper begint graag op een moment dat meteen alle druk op zijn schouders ligt; bijvoorbeeld met nul of één uit en twee of drie honken bezet. Een ander zal liever aan het begin van een inning op die heuvel komen. Om dat soort voorkeuren te weten, moet een coach zijn spelers goed kennen.” Nog steeds zorgvuldig formulerend stelt hij vast dat de taken van een coach de afgelopen jaren enorm zijn uitgebreid en de verantwoordelijkheden zijn toegenomen. “Een technische staf groeit, bestaat uit steeds meer specialisten, van een loop- tot een krachttrainer en ook een diëtiste. Hun inbreng en activiteiten moeten op elkaar worden afgestemd. Dat alles coördineren en die specialisten aansturen, behoort tot de verantwoordelijkheden van de hoofdcoach. Meer en meer wordt die hoofdcoach manager van dat steeds grotere begeleidingsteam. Dat vereist kennis en begrip van hun specifieke terreinen en ook dat maakt de baan veel arbeidsintensiever. De tijd dat je alleen met spelers op een veld bezig bent, is echt voorbij.”
Vergelijking Met lichte stemverheffing en een vriendelijke, maar vastberaden blik: “Ik zou nog wat willen zeggen over mijn werk bij het CTO [Centrum voor Topsport en Onderwijs, red.] in Amsterdam, en kom dan vanzelf terug op de vraag of ik altijd clubcoach in
het honkbal blijf. Het CTO is er om optimale omstandigheden te creëren voor jonge, talentvolle sporters die nog naar school gaan. Dat betekent: in Amsterdam wonen, in Amsterdam studeren en in Amsterdam sporten; minimaal twintig uur per week, vaak meer. De sportbonden selecteren de sporters en stellen de sporttechnische programma’s op. Wij regelen alle randvoorwaarden, ook de sportmedische, de sportaccommodaties en de specialisten. Daarvoor krijgen we geld van de gemeente Amsterdam en van NOC*NSF. Overheidsgeld dus, en daar ben ik me terdege van bewust. Voor mij als leidinggevende betekent dat veel onderhandelen en vergaderen, iets waar veel topcoaches een hekel aan hebben. Maar in 25 jaar heb ik ongelooflijk veel geleerd van al die overleggen, waarin ik politici en ondernemers moet zien te overtuigen terwijl zij en ik een heel andere taal spreken vanwege onze verschillende achtergronden. Vaak trek ik een vergelijking: net als in de politiek en het bedrijfsleven gaat het er in de topsport om het beste uit jezelf te halen en wil je een op alle vlakken zo optimaal mogelijke begeleiding. Dat wordt begrepen. Vanuit die ervaringen sluit ik niet uit dat ik – net als Robert Eenhoorn, die nu algemeen directeur is bij AZ – mijn volgende bestemming ooit in zo’n overkoepelende functie buiten het honkbal vind.”
33
COLUMN
ROMÁRIO FOR PRESIDENT Er wordt in Nederland nogal eens lacherig gedaan als het gaat over de voormalige topspits Romário en zijn nieuwe carrière als politicus. De man die wij van zijn periode bij PSV vooral kennen als notoire langslaper en levensgenieter, egoïstische goaltjesdief en amokmaker en die zo leuk ‘Romário beetsje moeij’ kon zeggen, die kan toch geen serieuze bijdrage leveren aan een betere samenleving? Dat beeld is niet terecht. Sinds zijn verkiezing als volksvertegenwoordiger in het Braziliaanse parlement in 2009, voert hij de aanwezigheidslijstjes bij plenaire vergaderingen aan, heeft hij ingevoerde wetsvoorstellen op zijn naam op het gebied van wetenschappelijk onderwijs, seksueel geweld en corruptiebestrijding en werd hij voorzitter van de Commissie voor Sport en Toerisme. Hij zet zich vooral in voor de groepen die het in Brazilië extra moeilijk hebben: gehandicapten en ouderen. Grote inspiratiebron is zijn dochtertje Ivy, die negen jaar geleden geboren werd met het syndroom van Down. “Down-patiënten hebben niemand die hen vertegenwoordigt. Toen Ivy geboren werd, dacht ik: dit is mijn kans, nu ik gestopt ben met voetballen, kan ik proberen iets voor hen te doen. Zij heeft alles aan mij veranderd. Mijn egoïsme, mijn neiging om altijd ruzie te maken om de verkeerde dingen, de antipathie die ik opwekte bij anderen. Ik was tijdens mijn carrière een idioot, die zichzelf heel wat beter vond dan anderen. Dat komt doordat ik al heel vroeg in mijn leven veel succes had. Maar dingen veranderen. Dat wil niet zeggen dat ik ineens ‘een goed mens’ geworden ben. Ik blijf een man met een sterk karakter. Maar ik denk wel twee keer na en steek mijn energie nu in dingen die iets betekenen”, zei hij een paar maanden geleden in een interview met L’Équipe. De afgelopen weken trok Romário, 48 inmiddels, dag aan dag de deelstaat Rio de Janeiro door om zijn herverkiezing op 5 oktober zeker te stellen. Met een gevolg van ruim dertig medewerkers en drie trucks voerde hij campagne, vooral in de sloppenwijken, waar hij zelf vandaan komt en waar zijn grootste aanhang zit. Wat opvalt is dat hij ook razendpopulair is bij jongeren, die hem onmogelijk nog kunnen kennen uit zijn grote tijd als speler. Charisma vergaat niet, blijkbaar. Zeker, er is ook best het een en ander af te dingen op de volksvertegenwoordiger Romário. Jarenlang bekritiseerde hij de gammele WK-organisatie in zijn land en de corruptie en ‘zakkenvullerij’ die ermee gepaard zou gaan. Maar toen het toernooi eenmaal daar was, spekte ook hij de eigen portemonnee door op te treden in een paar lucratieve bier- en slippercommercials die inhaakten op het WK. Dat deed zijn geloofwaardigheid geen goed. Maar toch, de kleine oud-spits had na een geweldige voetbalcarrière kunnen kiezen voor een rustig bestaan in de bonte carrousel van oud-spelers die optreden als voetbalanalist of -columnist. Hij probeerde het heel even en zonder veel succes als coach, maar besloot uiteindelijk zijn bekendheid en passie in te zetten ten faveure van anderen. Dat verdient meer dan spot en hoon.
Charisma vergaat niet, blijkbaar
n
JOOST DE JONG
Joost de Jong is freelancejournalist en woont en werkt in Rio de Janeiro. Hij schrijft onder meer voor het AD, 90 Minutes en NLCOACH.
34
SPORT EN VOEDING
Sportarts Vergouwen: “Goed contact met coach over voeding is voor mij belangrijk”
VOEDING OP MAAT, DAT WORDT STEEDS MEER DE TOEKOMST
Voeding is een essentieel onderdeel in topsport. Maar we weten er nog weinig over. Wat is goede voeding? En hoe prepareer je een atleet qua voeding voor een prestatie? Specialisten bogen zich over deze vragen tijdens de sessie Sport & Voeding: nutritionele status in de sport. “Algemeen advies is waardeloos.” n
DOOR: JAN-CEES BUTTER
n
FOTO’S: RENÉ BOUWMAN
Laten we dit verhaal beginnen met het stellen (en beantwoorden) van drie vragen. Eén: Ontbijt u elke dag hetzelfde? Twee: Nuttigt u dagelijks ongeveer dezelfde lunch? En drie: Eet u elke avond hetzelfde? De kans is groot dat u, net als de bijna honderd deelnemers aan het Nationaal Sportinnovatie Platform, begin september in Ziekenhuis Gelderse Vallei te Ede, de vragen als volgt zult beantwoorden: ‘ja’ (1), ‘ja’ (2) en ‘nee’ (3). Veel mensen houden er, afgezonderd dan van hun avondmaaltijd, min of meer dezelfde eetgewoontes op na. Voor (top) sporters geldt niet veel anders. Is dat
Momenteel maakt de wetenschap flinke sprongen in het – op basis van voeding – prepareren van een atleet
erg? Hoewel die vraag nog moeilijk te beantwoorden is omdat bewijs voor de optimale voedingswijze nog ontbreekt, maakt de wetenschap momenteel flinke sprongen in het – op basis van voeding – prepareren van een atleet. Hoe maak je iemand fysiologisch en ‘nutriticioneel’ (vrij vertaald: voedingstechnisch) klaar voor een topprestatie op bijvoorbeeld de Olympische Spelen? Over die vraag bogen tal van hoogleraren, wetenschappers, coaches, voedingsdeskundigen en topsporter zich tijdens de sessie Sport & Voeding: de nutritionele status in de sport. Want op dat vlak blijkt nog een wereld te winnen, zo bleek ook uit het verhaal van 280-voudig volleybalinternational Debby Stam. Stam, tegenwoordig tevens student Voeding en diëtetiek, speelde competitie in landen als Rusland, Turkije en Polen en merkte dat er in het buitenland soms niet of nauwelijks wordt gekeken naar het optimaliseren van voeding. “Je moet gewoon presteren, niet naar voeding kijken”, zei ze. “In sommige landen letten ze totaal niet op
de voedingsbalans. Het hangt ook af van je coach, die je wel of niet de ruimte biedt voor goede voeding. Als sporter ben je in een ander land afhankelijk van wat er aangeboden wordt in de supermarkten. Dat is soms lastig, omdat ik vanuit mijn studie weet hoe belangrijk goede voeding is.”
Manchester United Voeding, zo benadrukte Ron Maughan, Schots emeritus hoogleraar Sport & Excercise Nutrition in Loughborough, maakt niet het verschil tussen eerst of laatste worden tijdens de tien kilometer hardlopen. “Sport heeft ten eerste te maken met talent, maar ook met motivatie, training, het willen verbeteren van jezelf en het voorkomen van blessures”, zei hij. “Ik zal van een middelmatige atleet nooit een kampioen kunnen maken, maar ik kan hem met goede voeding wel verbeteren.” Voeding wordt een steeds belangrijker element. Omdat we er alsmaar meer over te weten komen en de kennis intussen verder reikt dan alleen het voorschrijven van een bordje
35
pasta voor een duurtraining of wedstrijd. Maughan, expert op het gebied van sport en voeding, deed jarenlang onderzoek bij voetbalclub Manchester United. Zijn onderzoeksresultaten zijn fascinerend. In het seizoen 2001/2002 voerde hij diverse tests uit bij spelers. Trainer Alex Ferguson liet de 24-koppige selectie negentig minuten trainen onder ideale omstandigheden (24-28 graden) en Maughan nam zowel voor als na de training gegevens af van alle spelers. Er bleken grote verschillen in vochtverlies, vochtinname en zoutverlies te zijn. De ene speler verloor 1,4 liter aan vocht, de ander 2,4 liter, maar de vochtinname varieerde daarentegen van 0,3 liter tot 1,7 liter. Ander voorbeeld: speler A verloor in diezelfde oefensessie 3,1 gram aan zout, speler X liefst 7,7 gram. “En die laatste speler heeft een groot probleem”, gniffelde Maughan. “Omdat de Britse gezondheidsdienst er constant op hamert dat het zeer slecht voor je gezondheid is om dagelijks meer dan zes gram zout tot je te nemen. Want dan ga je eerder dood, zeggen ze. Maar
ja, deze speler zal zijn zoutvoorraad toch echt weer moeten aanvullen na zoveel zoutverlies.”
Vochtverlies Voeding op maat. Dat wordt steeds meer de toekomst. Waar in veel teamsporten, zoals bijvoorbeeld het voetbal, aanvankelijk nog alleen pasta of brood werd geserveerd voor de lunch, wordt tegenwoordig steeds meer gekeken naar wat het lichaam van iedere individuele sporter vraagt. Daarbij wordt gekeken naar leeftijd, etniciteit, arbeid en eventuele virussen of infecties. Peter Res, voedingsdeskundige bij Ajax, is net begonnen met het op maat leveren van drank – naar gelang de sporter bepaalde voedingsstoffen nodig heeft. Sinds een paar jaar hebben alle voetballers bij Ajax, zowel bij trainingen als in wedstrijden, een bidon met daarop hun initialen. In de bidon bevindt zich een substantie die prestatiebevorderend/herstelversnellend moet werken en het lichaam bedient van de juiste voedingsstoffen. Want ook
Res, zelf triatleet, merkte aanmerkelijke verschillen in vochtverlies tijdens een wedstrijd. Variërend van 1,3 tot 2,3 liter per speler in een wedstrijd. Om nog te zwijgen over het verlies aan lichaamsgewicht. Van 0,4 kilo tot liefst 2,3 kilo. En vooral die laatste speler zal dit goed op moeten vangen. De conclusie van Res? “Algemeen advies is waardeloos.” De variabelen zijn zo groot, dat maatwerk per speler noodzakelijk is. Nu al heeft een Ajax-voetballer bij de lunch keuze uit diverse soorten voeding, die, in overleg met de spelersraad en de technische staf, voorgeschreven worden door Res.
Ron Maughan (rechts) tijdens de sessie Sport & Voeding: “Voeding maakt niet het verschil tussen eerst of laatste worden tijdens de tien kilometer hardlopen.” Links Jeroen Wouters.
Debby Stam: “Als sporter ben je in een ander land afhankelijk van wat er aangeboden wordt in de supermarkten”
36
SPORT EN VOEDING
Ron Maughan: “Ik zal van een middelmatige atleet nooit een kampioen kunnen maken, maar ik kan hem met goede voeding wel verbeteren” Vetpercentage Voor veel voetbalcoaches is het vetpercentage van spelers vaak het aandachtspunt. Voetballer Theo Janssen moest dit ooit bezuren met extra trainingen en een plaats op de reservebank bij Ajax, omdat hij na de zomervakantie veel te zwaar was teruggekomen. In de grafiek van Res waren duidelijke patronen te ontdekken; na de zomer- en winterstop vertonen spelers pieken in hun vetpercentage, het gevolg van relatieve inactiviteit en/of dezelfde/ slechtere voeding. Res drong het aantal voetballers met een vetpercentage van boven de veertien (!) terug van zeven (december 2012) naar nul/één (nu). Alleen: “Word je een betere voetballer van minder vet?” hield Res zijn toehoorders voor. Die vraag is niet te beantwoorden. Res sloot af met een mooie quote van Hennie Meijer, voormalig spits van Ajax en FC Groningen: “Als je niet snel bent en niet veel scoort, gaat het ineens opvallen dat je een dikke reet hebt.”
Marktkooplui Vitamine D bleek eveneens een interessant gespreksonderwerp op het congres over sport en voeding, hoewel er vooralsnog meer vragen dan antwoorden zijn. “Vitamine D is eigenlijk een soort hormoon”, stelde Jacqueline Klein Gunnewiek, klinisch chemicus bij Ziekenhuis Gelderse Vallei. “Maar wel eentje die van invloed is op de botten, darmen en nieren. Er zijn alleen nog weinig goede studies die het effect van Vitamine D hebben bestudeerd.” En juist de geringe kennis van vitamine D maakt coaches en sporters kwetsbaar, stelt Peter Vergouwen, topsportgeneeskundige aan de Gelderse Vallei. “Er gaan momenteel veel hypes de ronde over vitamine D. Soms afkomstig van zogenaamde ‘marktkooplui’, die alleen maar geld willen verdienen aan vitamine D. Ik ga alleen voor de totale check. Ik wil zeker weten of iets werkt of niet.” Laatst nog kwam er een coach van een bekende atleet naar Vergouwen. “Mijn atleet is niet in vorm, hij draait niet”, zei de coach. Vergouwen nam de afgelopen periode door met de coach. En wat bleek: de atleet had (te) veel gereisd, was moe en ook zijn voeding was niet pluis. “Daar zijn we vervolgens drie maanden lang mee aan de slag gegaan en uiteindelijk zagen we vijf tot tien procent verbetering. Dat is heel wat. Goed contact met een coach over voeding is voor mij heel belangrijk. Anders is het als trekken aan
een dood paard en werkt het niet.” Debby Stam knikte instemmend. Ze onderhield tussen 2004 en 2011 een intensief contact met Vergouwen. Alle waardes in haar lichaam werden gecheckt. “Daarin zagen we soms verschillen. Soms zat ik iets te hoog, soms iets te laag. En daar werkten we dan aan.” Want goede voeding zorgt voor een betere balans in het lichaam en dus ook – uiteindelijk – voor een betere sportprestatie.
Topprestatie Tot slot hield dagvoorzitter Jeroen Wouters de gastsprekers een prikkelende vraag voor. Namelijk: Hoe ziet sport en voeding eruit in 2028? Stam hoopt dat voeding dan écht een onderdeel is geworden van sport, net als bijvoorbeeld het krachthonk en een mental coach. Marco Mensink, universitair docent aan de Universiteit van Wageningen: “We zijn nu al aan het kijken naar bepaalde voedingspatronen in een bepaalde trainingsfase.” Hoe bouw je je voeding op richting het leveren van een topprestatie? Dat is de vraag. Zoals er nog veel meer vragen zijn over sport en voeding. Maar, om met het adagium van Peter Res af te sluiten: Meten is weten, wat te eten? Het antwoord op die vraag wordt steeds nauwkeuriger.
37
COACHMOMENTEN
Toon van Helfteren smeedt vanuit het niets een winnende ploeg
ALS BIJ DE COACH HET HART VOOR DE SPORT SPREEKT, KAN ER IETS MOOIS GROEIEN
Een mooie sportzomer was het, met schitterende individuele topprestaties in atletiek en zwemmen en tegenvallers in roeien en judo. Bij de teamsporten was er het opmerkelijke WK-goud van de ruiters in Caen, het EK-zilver van de waterpolosters in Boedapest en de lichte teleurstelling van de volleybalvrouwen en de softbalsters. Ronduit sensationeel was de prestatie van de basketballers met een EK-kwalificatie. DOOR: POUL ANNEMA
Afgeschreven was ze, de mannenbasketbalploeg van bondscoach Toon van Helfteren. Geen geld, geen spelers, geen middelen, kortom geen kans op overleven, laat staan op een plaats in de eindronde van het EK, volgend jaar. “Het is eigenlijk te gek voor woorden hoe wij anno 2014 topsport hebben bedreven”, zei Toon van Helfteren onlangs op meerdere plaatsen nadat hij zich met zijn ploeg op sensationele wijze plaatste voor het EK, waar Oranje 25 jaar had ontbroken. Voorafgaand aan die opwindende ontknoping tegen Montenegro in Leiden had hij nog gezegd: “Het zou de redding van het Nederlandse basketbal kunnen zijn als we ons plaatsen, want als we ons niet kwalificeren is dat de doodsteek van het Nederlands team.” Van Helfteren slaagde met zijn spelers in een opdracht die uitzichtloos leek en die in alle opzichten alles van hen had gevraagd. Ze – dertien spelers met een leeuwenhart en een gedreven coach – waren het avontuur aangegaan uit liefde voor hun sport, ze namen zelf geld mee en ontzegden zich alles om een kansloos geachte missie tot een goed einde te brengen. Wat hem had bezield was onlangs de vraag aan Toon van Helfteren om met gebonden handen op de rug ‘ja’ te zeggen op de uitnodiging van de bond om bondscoach te worden. Hij kon in deze troosteloze omgeving toch bijna niet slagen?
Opdoeken “Ik moest wel, omdat ik mezelf voor het blok had gezet door kritiek te leveren op de situatie van dat moment. En als je een grote mond hebt over alles wat er mis gaat, mag je niet wegduiken op het moment dat ze bij je aankloppen”, vond Van Helfteren. Vooral niet omdat voor hem basketbal een deel van zijn leven is. Dat gold ook voor captain Arvin Slagter toen die hem in 2012 benaderde met de vraag of Van Helfteren coach wilde worden nadat deze tot zijn verbijstering had begrepen dat de bond de nationale ploeg wilde opdoeken. Als de coach en zijn spelers idealisten blijken te zijn wier hart en belang bij de sport ligt, kan er dus vanuit het niets iets moois groeien. “Dan”, zegt ook bondsdirecteur Frank Berteling, “mogen zij van ons verwachten dat wij net zo hard willen werken en knokken voor een oplossing als zij doen.” En de coach zelf? “Ik zou kunnen zeggen: ‘Mijn werk zit erop, ik draag het stokje over.’ Maar zo ben ik niet.” We mogen nu iets vragen om van een goede voorbereiding op de duels met echte toplanden verzekerd te zijn”, zei hij in De Telegraaf “Ik kan en wil het niet alleen. Mijn grens ligt bij loyaliteit, patriottisme misschien, hart voor de sport. Maar ik ga niet lopen bedelen.”
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
n
Voorafgaand aan die opwindende ontknoping tegen Montenegro in Leiden had Toon van Helfteren nog gezegd: “Het zou de redding van het Nederlandse basketbal kunnen zijn als we ons plaatsen.”
“Het is eigenlijk te gek voor woorden hoe wij anno 2014 topsport hebben bedreven”
38
COACH MET BRAVOURE
Martin Vlijm (Bevo) is na een beroerte een betere coach geworden
“IK HEB GEMERKT DAT JE SOMS ‘HET IS GOED ZO’ MOET ZEGGEN” Met zijn handbalteam en landskampioen Bevo speelt Martin Vlijm (55) voor het eerst in de BeNe League, een competitie die er mede op zijn initiatief is gekomen. De kampioenenmaker uit Amsterdam is op zijn plaats in Limburg, het handbalepicentrum van Nederland waar hij kan werken met jonge spelers. n
DOOR: NIK KOK
Martin Vlijm, de succescoach van Bevo, is niet meer zo ongeduldig. Dat komt door de beroerte die hij twee jaar geleden kreeg. Halverwege het interview zegt hij dat dat incident hem misschien wel tot een betere coach heeft gemaakt.
“Ik maakte me altijd overal druk om” Kampioenenmaker “Noodgedwongen heb ik een stapje terug gedaan. Moest wel. Vooral lichamelijk kan ik minder veel. Ik ben statischer tijdens trainingen geworden.” Naar eigen zeggen kan hij nog steeds ‘godveren...’ Vooral als een speler voor de derde keer een fout maakt. Maar hij werd ook milder. “Ik maakte me altijd overal druk om. Het was vroeger 24 uur per dag handbal. Beelden kijken, nog een keer kijken en daarna analyseren. Ik heb gemerkt dat je soms ook moet
zeggen: het is goed zo. Dat je denkt: het gaat weliswaar nu nog niet goed, maar op termijn heeft het wél effect.” Vlijm is nu ook minder impulsief. “Ik kon aardig ontploffen. Tijdens wedstrijden, tegen scheidsrechters. Dat sloeg soms nergens op.” En hij heeft meer geduld dus. “Ongeduldigheid is een slechte eigenschap voor een coach. Dan geef je spelers niet de tijd om iets te leren.” Vlijm is in het Limburgse Panningen de kampioenenmaker uit Amsterdam. Het afgelopen seizoen werd hij verrassend landskampioen met Bevo. Voor zijn sabbatical lukte hem dat drie keer achter elkaar met Volendam. In Limburg is hij terug in de handbalprovincie van Nederland. Geen onbekend terrein voor hem, hij woonde er al eens 29 jaar toen hij nog speler was. “In Volendam komen ze vooral kijken als er iets te vieren is. Hier zitten gemiddeld achthonderd mensen in de zaal. Veel hoor. Iedereen tussen de zes en de tachtig heeft hier wel iets met handbal, dat heb je nergens.”
110 kilo Nooit had hij gedacht trainer te worden. Na zijn spelerscarrière zag hij zelf
jarenlang geen zaal van binnen, maar nadat zijn zoontje in aanraking kwam met de sport ging het kriebelen en werd hij handbalcoach. Eerst bij de jeugd, later bij de senioren. Gevraagd naar zijn succesformule zegt hij dat hij harder traint dan andere coaches. Bevlogen vertelt Vlijm waar er nog winst is te boeken voor handballend Nederland. “Qua atletisch vermogen is handbal verder dan de meeste sporten. Je moet rennen, gooien, hoogspringen en verspringen. Maar hoe kan het dat een Amerikaanse basketballer van 110 kilo razendsnel kan zijn? Hoe trainen die? Daar probeer ik achter te komen met mijn krachttrainers. Volgens mij is dat de voornaamste reden waarom we internationaal gezien nog niet veel betekenen.”
Studenten Het is een groot voordeel dat hij werkt met een jonge selectie: “De meesten zijn nog student.” Daardoor is de voorbereiding op het lopende seizoen ideaal geweest. “We konden intensief trainen en zijn al op 21 juli begonnen. Er zijn er maar weinig die dat zo intensief doen als wij.” Zijn pupillen zijn net profs.
FOTO: ANP PHOTO
39
Martin Vlijm, hier in actie tijdens het afgelopen seizoen in de topsporthal in Sittard.
“Ze willen allemaal prof worden in Duitsland. Dat is het walhalla”
BeNe League
“Soms trainden we wel drie keer per dag. Dat was mogelijk tot de eerste week in september, daarna begonnen de universiteiten weer.” Spelers gaan hun dromen achterna en Vlijm helpt hen daarbij. “Ze willen allemaal prof worden in Duitsland. Dat is het walhalla. Nou, dan moet je dus veel uren maken in de hal. Wij bieden ze de mogelijkheden om die droom waar te maken.” Zijn aanpak was wezenlijk anders geweest als hij te maken had gehad met oudere spelers. “Oudere spelers denken aan hun maatschappelijke carrière. Die hebben de droom om profhandballer te worden vaak al laten varen. Of ze zijn getrouwd of hebben een vriendin. In
Een belangrijke stap daarin is de oprichting van de BeNe League dit seizoen. Een competitie trouwens die er zonder Vlijm niet was gekomen. “Als coach van Volendam was ik daar al constant mee bezig. Het werd maar uitgesteld door de bond. Het komt door de coaches dat deze competitie nu van de grond is gekomen.” Het initiatief was hoogst noodzakelijk. “Tot vorig seizoen had je namelijk heel wat wedstrijden waarbij je dacht: gaan we vandaag met acht doelpunten verschil winnen of met vijftien? Zoveel krachtsverschil is nooit goed. Net als het nooit goed is om maar één keer in de maand een echte topwedstrijd te spelen. Nu weten we dat het in de BeNe League gaat om wedstrijden die met één of twee doelpunten verschil worden
onze selectie is de focus volledig op de sport gericht en dat is fijn werken. Ik werk graag met jonge mensen. Die hebben een plan. En ik ben dan wel 55, maar geen brompot die zegt dat vroeger alles beter was.” De keeper van Bevo is een voorbeeld: “Bart Ravensbergen is de beste keeper van Nederland. Hij wil beter worden bij ons. Dan ga ik met hem aan de slag. En ik ga denken. Wanneer kan hij de Bundesliga aan? Hoe kan ik hem beter maken? Wanneer moet hij die stap maken? Ik ben zelf nooit in die omstandigheid geweest, maar ik haal er veel voldoening uit als het me lukt om hem naar dat podium te brengen.”
41 BeNe League vooral Limburgs feestje Vier Belgische en vier Nederlandse topteams nemen het tegen elkaar op in de, op de 13 september gestarte, BeNe League. De vertegenwoordigende clubs uit beide landen zijn vooral in Limburg gevestigd. In de oorspronkelijke plannen was ook Luxemburg betrokken, maar de Luxemburgse federatie trok zich terug uit het project dat moet leiden tot een nieuwe kwaliteitsimpuls. De competitie duurt tot eind januari. Daarna treffen de vier hoogst geklasseerde teams zich in het weekend van 7 en 8 februari in een zogenoemde Final4. Vervolgens spelen de ploegen uit de BeNe League nog play-offs in eigen land. De deelnemende ploegen aan de BeNe League zijn voor België: Qubio Q Achilles Bocholt, Hubo Initia HC Hasselt, KV Sasja HC Hoboken Antwerpen en United HC Tongeren. Voor Nederland zijn dat: Targos/ Bevo HC Panningen, Fiquas/ Aalsmeer, OCI/Lions SittardGeleen en HV Kras Volendam.
gewonnen. Dat is dus heel belangrijk.” En dat is moeilijk genoeg. “Steeds ben ik bezig geweest mijn selectie te prepareren op het zwaarste seizoen dat ze meemaken. Ze zullen elke week moeten presteren. Het gaat elke week om details. Tactisch en fysiek moet het allemaal piekfijn in orde zijn. Vooraf heb ik mijn team laten oefenen tegen clubs die allemaal beter zijn. We speelden bijvoorbeeld tegen Eintracht Hagen waar we vorig seizoen nog een pak slaag van kregen. Nu wonnen we van ze. Het grootste compliment kreeg ik van hun trainer, die vond dat we enorm vooruitgegaan waren.” Er mogen van Vlijm wel meer veranderingen worden doorgevoerd. “Je hebt nu vier Nederlandse clubs die eraan mee mogen doen. Hurry Up valt daar net buiten maar die zouden ook mee kunnen doen op dit niveau. De rest houdt niet over. Volgend jaar wil de bond er weer vier mee laten doen in de BeNe League. Nou, dat vind ik onzin. In Nederland vinden ze dat iedereen een kans moet hebben, maar dat heeft niks met topsport te maken. Ik ben erop tegen dat je de helft, die vergeleken met ons heel weinig traint, wel wilt laten snoepen van deze ontwikkeling. En ja, daar ben ik dan heel rechtlijnig in.”
Bravoure Daar is dan de bravoure van de Amsterdammer in Limburgse dienst. Precies zoals hij Bevo vorig seizoen naar de landstitel leidde. “Vanaf dag één van de finales vertelde ik alles en iedereen dat we kampioen gingen worden. Terwijl we eigenlijk geen recht van spreken hadden nadat we nota bene als vierde club de finales ingingen.” Vlijm vermoedt: “Die bravoure heeft mijn team over de streep getrokken. Lions, de tegenstander, was even sterk of misschien zelfs iets beter. Ik heb de groep vertrouwen gegeven. En na afloop zeiden ze: ‘Die coach van ons zei vooraf in de krant dat we kampioen konden worden en wat bleek na afloop? We werden het ook nog!’ Dat beetje heeft ons kampioen gemaakt.”
“Ik ben geen brompot die zegt dat vroeger alles beter was”
CBV: “Lichamelijke check-up coaches noodzaak” onder een steeds groeiende druk komen te
Directeur Gerard Marsman van de Coaches
rust te nemen. Van Basten werd getroffen door
Betaald Voetbal, de beroepsgroep waarin de
hartkloppingen. Hoewel er in zijn geval volgens
staan. “Ze krijgen steeds meer verantwoorde-
trainers uit het betaald voetbal zich hebben
de club eerder een verband bestond met privé-
lijkheden toegeschoven.”
verenigd, heeft zijn leden opgeroepen gehoor
zaken dan met zijn werkzaamheden bij de club,
En wat vooral speelt, volgens Marsman, is dat
te geven aan de jaarlijkse lichamelijke check-up
zag Marsman er voldoende reden in om zijn
er steeds meer platforms komen waarop zoge-
die ze dienen te ondergaan. “Mijn indruk is dat
achterban te waarschuwen.
naamde deskundigen hun mening over trainers
ze eerder met de auto naar de garage gaan
Volgens Marsman is de voormalige wereld-
kunnen geven. “Niet alleen directeuren kunnen
voor een servicebeurt dan dat ze zichzelf laten
ster de enige niet in de trainerswereld die met
hun zegje doen over coaches, ook zogenaamde
nakijken”, aldus Marsman.
lichamelijke problemen te maken heeft. “Het
supporters. En dat meestal in zeer dubieuze
“Het vak van trainer/coach is hectisch en
is daarom geen overbodige luxe de coaches
bewoordingen. Trainers, zo is onze ervaring, wil-
stressvol en dat hakt erin bij de heren”, zei
nadrukkelijker te wijzen op de gevaren die ze
len niet laten weten dat ze daarmee zitten, maar
Marsman in het AD nadat Marco van Basten als
lopen.” Het is volstrekt duidelijk volgens de
voor ons is dit het moment om de thermometer
trainer van AZ gedwongen was enkele weken
directeur van de CBV dat de trainer/coaches
er wat vaker bij ze in te stoppen.”
42
SOLOCOACH
Triatloncoach Eric van der Linden verlaat bond en begint eigen internationale ploeg
EEN SPRONG IN HET DIEPE OMDAT ER ECHT IETS MOET VERANDEREN
Bondscoach. Voor veel coaches is het een droombaan. Maar wat doe je als je weet dat je, ook als Neerlands hoogste coach, je atleten niet de trainingsomstandigheden kunt bieden die ze nodig hebben om de absolute top te bereiken? Triatloncoach Eric van der Linden stelde zich die vraag en vond zijn antwoord: vanaf 1 oktober begint hij voor zichzelf met een internationale trainingsgroep. n
DOOR: TESSA DE WEKKER
Ideaal is het moment niet, zo midden in de olympische cyclus richting Rio de Janeiro. Dat geeft Van der Linden (40) toe. “Het liefst neem je zo’n besluit na een Olympische Spelen. Maar ik heb de balans voor mezelf opgemaakt en wil graag dingen doen die ik nu niet kan. Mijn grootste drijfveer is het beste te willen voor mijn sporters en voor mezelf. Dat beste is er nu niet.”
Persoonlijke aanpak Triatlon is internationaal een groeiende sport. Met name in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië zijn veel atleten die elkaar naar een hoger niveau brengen. In Nederland is de triatlonsport klein en de nationale top smal. Daar zit ook het probleem. De kernploeg die in het nationale topsportcentrum in Sittard traint op de olympische afstand (1.500 meter zwemmen, 40 kilometer fietsen en 10 kilometer hardlopen), bestaat uit twee triatleten: Maaike Caelers en Marco van der Stel. Rachel Klamer (Europees kampioene in 2013) traint sinds vorig jaar in Canada. Daarnaast trainen acht jonge talenten op het centrum. “Twee eliteatleten is zo marginaal dat ik ze niet het ideale trainingsprogramma kan geven”, zegt Van der Linden. Over de faciliteiten in Sittard op zich heeft de voormalig Nederlands kampioen en deelnemer aan de Spelen van
Sydney niet te klagen. Sinds 2007 kunnen triatleten daar trainen, wonen en hun studie combineren. In de omgeving kunnen de (openwater)zwem-, loop-, fiets- en krachttrainingen worden afgewerkt. “Je wordt niet alleen beter door goede faciliteiten. Elitetriatleten hebben een omgeving met concurrentie nodig én een persoonlijke aanpak. In de top gaat het om zulke kleine details. Een atleet zou zijn eigen coach moeten kunnen kiezen, en een coach zijn eigen atleten. Niet iedereen past bij elkaar.”
Teams Zo denkt niet alleen Van der Linden. In steeds meer landen ontstaan trainingsgroepen buiten de nationale ploegen om. Vaak worden die gevormd door triatleten uit verschillende landen. De vergelijking met het wielrennen en het schaatsen is snel gemaakt. Ook in de (Nederlandse) commerciële schaatsteams zitten steeds vaker buitenlandse toppers. “Waarom is het schaatsen hier zo groot en in de breedte sterk geworden? Dat komt door de verschillende ploegen die elkaar en de sport omhoog hebben gestuwd. Die trend begin je nu ook in het internationale triatlon te zien.” Er is echter wel een groot verschil: in het wielrennen en het (Nederlandse) schaatsen gaat veel meer geld om dan in de
43
Maaike Caelers is een van de twee eliteatleten die Eric van der Linden coacht en maakt onderdeel uit van de kernploeg die in het nationale topsportcentrum in
DELLY CARR / ITU
Sittard traint.
triatlon. Toch zijn de eerste ploegen ontstaan, met kleine sponsors, eigen geld van de triatleten en leveranciers van materiaal. Van der Linden: “Binnen nu en tien jaar zullen er veel meer van die teams zijn. Ik denk dat een aantal triatlonmerken, zoals fietsfabrikanten, in de komende jaren opstaan en ploegen gaan vormen. Het zal denk ik op het schaatsen gaan lijken, want tijdens internationale wedstrijden kom je in onze sport uit voor je land.”
Altijd welkom Van der Linden wil vanaf nu zo’n internationale ploeg beginnen. Hij heeft al contacten met een aantal triatleten uit onder andere België. Ook zijn huidige pupillen zijn welkom. “Het was voor hen best een schok toen ik mijn besluit bekendmaakte. Ik heb gezegd dat ik niet aan ze ga trekken, maar dat ze altijd welkom zijn als ze mee willen. Ze moeten doen wat zij denken dat voor henzelf het beste is richting Rio.” De stap naar de ploeg van Van der Linden zal geen gemakkelijke zijn, zeker niet in financieel opzicht. Nu worden de trainingen van de leden van de kernploeg en de opleidingsploeg betaald door de triatlonbond, gesteund door onder andere NOC*NSF, de provincie Limburg en enkele sponsors. Van der Linden en de andere vier coaches op het NTC zijn in dienst van de bond. Straks zullen de leden van Van der Lindens ploeg hem zelf moeten betalen, want sponsors voor de ploeg zijn er (nog) niet. “Dat zal niet iedereen kunnen, maar uiteindelijk denk ik dat deze ontwikkeling goede dingen gaat brengen voor de atleten. Ze
“Twee eliteatleten is zo marginaal dat ik ze niet het ideale trainingsprogramma kan geven”
missen nu trainingspartners op niveau. Om dat laatste stapje te maken, zijn die zo hard nodig.”
Potentie Ook voor Van der Linden zelf wordt zijn avontuur een sprong in het diepe. Nou houdt hij wel van een uitdaging, dus dat komt goed uit. Toch heeft de Noord-Hollander wel even moeten nadenken voor hij zijn vaste contract inleverde. Hij heeft immers een vriendin met twee kinderen, voor wie hij deels verantwoordelijk is. Zijn ambitie won het echter van de onzekerheid. “Het is zeker spannend, maar ik wil altijd het maximale uit mezelf en mijn atleten halen. Als je het gevoel hebt dat de voorwaarden om te presteren niet optimaal zijn, dan moet je er wat aan doen.” Is hij niet bang dat hij met zijn vertrek, en wellicht het vertrek van de nationale elitetriatleten, uit Sittard een bom legt onder het NTC? Van der Linden hoopt van niet. “Als opleidingsinstituut is het NTC zeker belangrijk, ook in de toekomt. Voor jonge triatleten, die nog op de middelbare school zitten, is het een goede plek.” De nationale bonden zullen zich wat Van der Linden betreft in de toekomst vooral moeten bezighouden met het opleiden van jong talent. “Maar als talenten elite worden en echt de aansluiting moeten vinden met de internationale top, dan moeten ze hun eigen weg kunnen kiezen. Al een paar Spelen hebben we geen succes gehad, terwijl we als Nederland echt wel potentie hebben. Daarom moet er wat veranderen. Als we hetzelfde blijven doen als altijd, dan gaat dat richting Rio niet het verschil maken.”
44
WORLDCOACH
Ajax-trainer Bart Logchies ondervindt op en buiten het veld de Kracht van Voetbal
“ALS TRAINER IS HET DE KUNST MENSEN IN HUN KRACHT TE LATEN”
Bart Logchies zoekt als voetbaltrainer zijn grenzen, prestatief maar ook maatschappelijk. Bij de amateurs van Ajax streeft hij op het hoogste niveau het allerbeste na, als WorldCoach was hij deze zomer in China om via de Kracht van Voetbal de samenleving te beïnvloeden. n
DOOR: POUL ANNEMA
Zo snel mogelijk met de amateurs naar de Topklasse, dat was wat Ajax drie jaar geleden aan trainer Bart Logchies vroeg. In een adembenemende eindsprint slechtte zijn ploeg deze zomer, via de nacompetitie, de laatste horde van de zaterdag-hoofdklasse naar het hoogste amateurniveau, een onbetwist hoogtepunt in de geschiedenis van de club wier in 33 landstitels verankerde aanzien en uitstraling in het profvoetbal tot ver over de landsgrenzen reikt.
“Ajax staat voor kwaliteit, dus is het bijzonder om daarvan als trainer deel uit te maken”
In de schaduw van het Grote Ajax timmert Bart Logchies (50), met 31 dienstjaren als trainer/coach een monument in het amateurvoetbal, op zijn eigen manier aan de weg. Hij begrijpt zijn rol en de bescheiden plaats die de amateurpoot bij de sportieve en financiële grootmacht inneemt. Al kan hij een cynisch ondertoontje ook niet helemaal vermijden als hij vaststelt dat bij de seizoenspresentatie van het eerste elftal op de Open Dag wel Ajax’ vrouwenteam, als bekerwinnaar, een plaats op het podium kreeg en zijn naar de Topklasse gepromoveerde spelers niet. “Dat zegt genoeg over onze positie in de Ajaxorganisatie”, zegt Logchies, in wiens spelersbudget zelfs na de promotie geen ruimte voor groei was.
Ontwikkelingslanden Natuurlijk, een wat warmere band met Ajax’ betaald voetbal zou zijn mogelijkheden vergroten. Tegelijk weet en voelt
hij dat de impact van alleen de naam Ajax tot op zijn niveau doorklinkt. “Ajax staat voor kwaliteit, dus is het bijzonder om daarvan als trainer deel uit te maken. Omdat er nog steeds goede amateurspelers zijn die het mooi vinden om bij Ajax te spelen, is het als trainer mogelijk een amateurteam samen te stellen op dit hoge niveau. En wat voor spelers geldt, geldt ook voor de staf. Ik heb de steun van een personal trainer, sportpsycholoog, videoanalist, teammanager, grensrechter en van vrijwilligers die zich belangeloos inzetten. Dat is toch wat de naam en het merk Ajax doen.” Hij treft in de Topklasse de rijke amateurclubs met begrotingen die een veelvoud zijn van die van de amateurs van Ajax. “Dat maakt me erg nieuwsgierig, ik ben benieuwd waar we sportief uitkomen.” Die nieuwsgierigheid naar zijn eigen grenzen kenmerkt zijn werk als trainer/coach. Hij is in het bezit van de hoogste trainerslicentie, werkte als
FOTO: ROB VAN VLIET
45
Bart Logchies (hier in het midden met links teammanager Jan Fleijsman): “Weinig trainers maken de koppeling tussen wat er op en buiten het veld gebeurt.”
assistent-bondscoach in Estland en reisde deze zomer voor een paar weken naar China om uitvoering te geven aan het ‘World-Coach’-project van de KNVB, waarmee de voetbalbond voetbalcoaches in ontwikkelingslanden wil opleiden. Ze worden breed geschoold om in onbekende leefsituaties, via de kracht van voetbal, sociale veranderingen tot stand te brengen.
Peking “Ik ging naar China met een ervaren docent, Piet de Jong, een man uit het onderwijs. Het was de eerste keer dat
ik als WorldCoach ben uitgezonden. In de opleiding krijg je mee wat je tegen kunt komen in met name de Afrikaanse en derdewereldlanden. Het is aan jou om de voetbalvorm te vinden waarmee je gedrag van mensen kunt beïnvloeden of veranderen. Waar in Afrika hivbesmetting en het vraagstuk van water en hygiëne een belangrijke rol spelen, ging het er in China vooral om trainers op te leiden die een nieuwe voetbalcultuur tot stand kunnen brengen. Invloedrijke Chinezen willen voetbal in hun land naar een hoger niveau brengen en het uiteindelijke doel is om het WK in eigen land te
organiseren. De weg naar succes loopt volgens hen via de scholen, maar daar werkzame gymleraren missen een voetbalachtergrond en dus voetbalkennis.” Logchies en De Jong zaten in een wijk van Peking waar ze werkten met vijftig gymleraren. “Het ontwikkelen van het spel stond voorop”, zegt Logchies. “Maar daarnaast bleken er sociale omstandigheden te spelen die mij hebben verrast. Eén kind per gezin in China heeft grote gevolgen voor de sportcultuur. Waar ambitie in dit grote sportland steeds vanzelfsprekend leek, blijkt nu dat kinderen zo verwend worden dat ze steeds
DE NIEUWE DOPINGWAAIER IS EEN APP! De belangrijkste App voor een dopingvrije sport!
DOWNLOAD GRATIS
47 SportPrinciples Bart Logchies opereert als trainer op hoog voetbalniveau, maar werkt ook met het door hem ontwikkelde SportPrinciples in de marge van het prestatievoetbal door zich in te zetten voor maatschappelijke activiteiten van kwetsbare groepen in de samenleving en van het bedrijfsleven. “We hebben daarvoor een methode
“Ik wil leren door te ondervinden”
ontwikkeld met Anne Luderus en Frank Jacobs van het lectoraat Jeugd & Opvoeding van de Haagse Hogeschool. Hun werkwijze is gebaseerd op verschillende theorieën van de Amerikaanse psychologen Deci en Ryan. Zij hebben onderzoek gedaan hoe je van extrinsiek gemotiveerde mensen meer intrinsiek gemotiveerde mensen kunt maken”, zegt Logchies.
minder initiatief tonen en ambitieloos zijn. Dat zag je zelfs al terug bij de vijftig docenten met wie wij werkten. Op tijd komen bleek een probleem, net als het uitzetten van de mobiele telefoon. Dus enerzijds willen ze in China proberen via de sport het gedrag van kinderen te veranderen. Anderzijds hebben de gymleraren zelf nog een normen- en waardenprobleem.”
Ervaringen De groep onderwees zichzelf in het vertonen van beter gedrag en meer discipline. “Een stoomcursus in feite”, zegt Logchies. “We hebben ze het zelf willen laten ervaren. Wat is voetbal en hoe kun je voetbal gebruiken om maatschappelijk iets te veranderen door gedragsbeïnvloeding? Wie na een paar dagen nog te laat kwam, kon er op rekenen dat de rest bij zijn binnenkomst ging staan om te applaudisseren. Dat werd ervaren als een pijnlijke schrobbering. Bij wie de mobiele telefoon afging, wachtte de hoon van de groep. We hebben het gevoel willen overbrengen dat de groep gezamenlijk verantwoordelijk is voor controle en gedragsbeïnvloeding. Ze hebben het nu ondervonden en moeten het overbrengen op hun leerlingen, pas dan is het geslaagd.” Bart Logchies nam zijn eigen ervaringen mee, hij is naast voetbaltrainer voetbaldocent bij de KNVB en op de Hogeschool van Amsterdam. Hij heeft altijd over de rand gekeken vanuit zijn persoonlijke overtuiging dat ‘Sport, voetbal, een les voor het leven is’. “We spreken ook in Nederland over de Kracht van Voetbal zonder dat we, naar mijn idee,
voldoende rekening houden met het werkelijke effect. Ik heb negen jaar in de reclassering gewerkt met jongens en meisjes die, na hun straf te hebben uitgezeten, bezig waren om terug te keren in de maatschappij. Dan zag ik zelf dat ik die gasten in één uur sport veel gemakkelijker bereikte dan een maatschappelijk werker op kantoor in een zitting van tien uur. Als ik wist waar zo’n jongen of meisje het moeilijk mee had, zocht ik spelvormen om hem of haar te helpen. Op het veld zie je veel meer van iemands persoonlijkheid en karakter terug dan in een gesprek aan tafel.”
Spiegelen Hij heeft die lessen in zijn verdere ontwikkeling meegenomen, Logchies was bij de clubs waar hij werkte nooit de louter prestatief ingestelde coach, hij was op zoek naar de mens achter de voetballer vanuit het idee dat dát hem hielp om beter te presteren. “Ik ben een trial-anderrorfiguur. Ik wil leren door te ondervinden. Alleen als ik het echt niet meer weet, pak ik de boeken erbij. Het centraal stellen van de persoonlijkheid is soms belangrijker dan het centraal stellen van het voetbal. Als je trainer bent van Ajax 1, gaat het erom spelers beter te maken om wedstrijden te winnen. Als je trainer bent van de jeugd van bijvoorbeeld DWS, gaat het erom dat je een klimaat creëert waarin je mensen met je meekrijgt. Ik maak er geen aanklacht van, maar stel wel vast dat er weinig trainers zijn die de koppeling maken tussen wat er op en buiten het veld gebeurt.” “Ik kan wel heel autoritair proberen om spelers mijn visie op te leggen en dat
“Wij proberen via hun weg mensen op het persoonlijke vlak, via de metafoor van sport, naar een hoger plan te brengen door situaties aan te brengen waarin ze zich relatief angstvrij en veilig kunnen uiten. Zoals je voetbal bewust kunt gebruiken om beter te leren voetballen, kun je voetbal ook gebruiken om ander gedrag te beïnvloeden. Vaak is het zo dat men denkt: we gaan met een groep voetballen en als iedereen komt hebben we iets bereikt. Dat is niet voetbal als middel. Sport als middel betekent dat je een programma kunt aanbieden met de middelen om competenties te verbeteren en een structuur te ontwikkelen om verbeterd gedrag aan te leren. Dat is nog tamelijk onbekend terrein waarvan de Haagse Hogeschool op wetenschappelijke wijze een stukje in kaart heeft gebracht. Wij spelen op die wetenschappelijke onderbouwing in en het werkt weten we dankzij SportPrinciples.”
zou voor de korte termijn ook kunnen werken, maar over een langere termijn kun je alleen maar succesvol zijn door mensen onderdeel van het succes te maken. Zij moeten hun eigen inbreng terugzien en als trainer is het de kunst om wat aan kracht en drive in mensen zit niet weg te halen door ze verplichtingen op te leggen zonder dat je ze daarin zelf hebt gekend. Ik neem mijn voetballers mee door ze er volledig bij te betrekken en door ze te confronteren en te spiegelen. Sport is een mooi middel, maar dan wel door de sportman vooral mens te laten zijn en te laten werken in een veilige omgeving.”
48
VEILIG SPORTKLIMAAT
Ontwikkeling van kinderen in de sport centraal in onderzoek Trainer-kind INterACTIE
STEL ALS TRAINER VAKER VRAGEN EN DURF DE REGIE UIT HANDEN TE GEVEN
Trainer/coaches spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen. Iedereen is het hierover eens, zowel vanuit de praktijk als vanuit de wetenschap. Opmerkelijk is dat er nog relatief weinig bekend is over hoe trainers/ coaches positief kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van jeugdsporters. n
DOOR: JARNO HILHORST EN JOHAN STEENBERGEN
In het onlangs uitgevoerde onderzoek Trainer-kind INterACTIE heeft de relatie tussen trainer en jeugdsporter centraal gestaan. Ook is gekeken hoe die relatie bijdraagt aan de ontwikkeling van jeugdsporters. Dat onderzoek is uitgevoerd in opdracht van ‘Naar een veiliger sportklimaat’, (VSK) een programma van NOC*NSF en sportbonden (2012-2016). Centraal in het onderzoek stond de vraag wat de succes- en faalfactoren zijn in de wijze waarop sporttrainers/-coaches omgaan met kinderen in relatie tot een ontwikkelingsgericht jeugdsportklimaat. Voor de beantwoording van deze vraag zijn in het sportseizoen 2012/2013 37 jeugdsporttrainers en hun groep jeugdsporters gevolgd bij vier trainingen/
wedstrijden. Elke training/wedstrijd (146 in totaal) is opgenomen met een camera, waarna twee observatielijsten zijn ingevuld en tal van interviews gehouden met de kinderen en de trainers. Het onderzoek werd gecoördineerd door onderzoeksbureau Kennispraktijk met een begeleidingsgroep met opleiders, sportbonden en wetenschappers. De onderzoeksgegevens zelf zijn verzameld door 37 vierdejaars hbo-studenten van drie hogescholen (Haagse Hogeschool, Chr. Hogeschool Windesheim, Fontys Hogescholen).
Ontwikkeling In dit onderzoek is gekeken naar de manier waarop trainers een
Voor het leren van nieuwe vaardigheden is het zinvol om fouten te benoemen en opties aan te dragen hoe het beter te doen
sportomgeving kunnen inrichten die de ontwikkeling van kinderen optimaal stimuleert. Een ontwikkelingsgerichte sportomgeving heeft dan bijvoorbeeld betrekking op het bieden van voldoende uitdaging, stimuleren van zelfstandigheid, benadrukken van respectvolle omgang en positief aanmoedigen.
Regie Uit het onderzoek komen verschillende factoren naar voren die positief bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Zo willen jongeren zowel plezier beleven als nieuwe vaardigheden leren en zijn wedstrijden van grote waarde, maar moet het daar niet zozeer gaan om winnen/verliezen. Daarnaast is het voor jongeren belangrijk dat trainers oprecht positief aanmoedigen en veelvuldig complimenten geven, zodat ze ‘vertrouwen krijgen in eigen kunnen’. Voor het leren van nieuwe vaardigheden is het zinvol om fouten te benoemen en opties aan te dragen hoe het beter te doen. Dit alles moet altijd in een goede sfeer
49 Er is gekeken naar de manier waarop trainers een sportomgeving kunnen inrichten die de ontwikkeling van kinderen optimaal stimuleert gebeuren. Kinderen ontwikkelen zich het beste indien de trainer een sociaal groepsklimaat weet te creëren, waarbinnen alle kinderen zich gewaardeerd en erkend voelen. Ook komt het belang van vragen stellen van sportbegeleiders aan jongeren sterk naar voren, zodat jongeren naarmate ze ouder worden in toenemende mate zelf regie voeren over hun ontwikkeling. Bij trainers bestaat nog vaak wat terughoudendheid om meer verantwoordelijkheid te leggen bij de kinderen, vooral vanuit de angst dat hierdoor orde en discipline worden verstoord of dat de trainer de autoriteit verliest. Het zijn toch vooral de trainers zelf die aan het woord zijn. Vanuit een ontwikkelingsgericht sportklimaat heeft het de voorkeur
Uit expertinterview: “Leg niet teveel nadruk op winnen, maar richt je op het proces van ontwikkelen en leren! Winnen (en verliezen) hoort bij de sport, maar moet een afgeleide zijn van leren en ontwikkelen. Het accent moet niet liggen op winnen of kampioen worden, maar op het proces (leren, plezier, ontwikkelen, groei).”
om meer de dialoog aan te gaan en de regie wat meer uit handen te geven aan de jeugdsporter zelf. Trainers moeten daarbij vragen (durven) stellen aan jeugdsporters.
Maatwerk Er zijn dus verschillende factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van de kinderen. Een ideale blauwdruk voor hoe trainers zich ten opzichte van kinderen dienen te gedragen, is er niet. Voor de trainer is het vaak laveren tussen twee uitersten en zoeken naar een bepaalde balans. In de sportpraktijk moeten trainers telkens de situatie goed inschatten om vervolgens het daarbij adequate gedrag toe te passen. Zo is de focus op plezier een van de belangrijkste factoren die bijdragen aan een positieve ontwikkeling van kinderen. Wordt echter door de trainer eenzijdig de nadruk gelegd op ‘plezier’ dan kan dit ten koste gaan van het leren, iets wat kinderen ook heel belangrijk vinden en waar ze veel waarde aan hechten (“ik wil graag iets nieuws leren”). Er moet dus altijd een balans worden gezocht tussen plezier en leren. Een ander voorbeeld is het evenwicht tussen enerzijds ‘een strakke structuur hanteren’ en anderzijds de ‘ruimte en vrijheid geven’ aan de jongeren. Het is niet zo dat één van beide per definitie de voorkeur heeft boven de andere. Soms is het simpelweg nodig voor optimaal plezier en leerrendement om wat directief te zijn als trainer, soms ligt het meer voor de hand om ruimte te bieden aan jeugdsporters om zelf activiteiten in te richten of ze meer aan het woord te laten. Ditzelfde geldt voor het zoeken naar een
goede balans tussen aandacht voor het individu en die voor de groep. Aan de ene kant moet de trainer oog hebben voor individuele verschillen en hierop kunnen inspelen, aan de andere kant moet de trainer zorgdragen voor een sociaal groepsklimaat waarin alle kinderen zich optimaal ontwikkelen. Het vraagt dus veel van de competenties van jeugdtrainers – bijvoorbeeld empathie, zelfreflectie en communicatieve vaardigheden – hoe telkens de optimale balans te vinden. Het is een mooie uitdaging voor sportbonden en kaderopleidingen om trainer/coaches hierin te ondersteunen.
Vervolg via Naar een veiliger sportklimaat NOC*NSF en sportbonden willen de resultaten benutten om de (ontwikkelingsgerichte) competenties van jeugdtrainers verder te versterken. Naast de doorontwikkeling van specifieke bijscholingsmodules wordt ook binnen de bestaande trainersopleidingen nagegaan hoe ontwikkelingsgericht die zijn en wat beter kan. Daarnaast verdienen trainers optimale ondersteuning en begeleiding op de sportclubs zelf om hun pedagogische rol in de begeleiding van kinderen optimaal in te vullen. Download het volledige rapport en de publieksversie via www.veiligsportklimaat.nl/tkionderzoek of kijk eens naar concrete bijscholingen voor trainer/ coaches op het gebied van ontwikkelingsgericht trainen/coachen op www. veiligsportklimaat.nl en www.academievoorsportkader.nl.
50
COLUMN
DAT GEVOEL VAN TOEN… n
MART SMEETS
Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor het Haarlems Dagblad en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.
Je hebt van die weekenden… Heerlijk als je sportomnivoor bent, tegenwoordig een kwelling voor redacties (en vooral penningmeesters) van televisieprogramma’s. Hoe krijg je alles uitgezonden… geen geld, geen zendtijd en wat stelt het voor? Zomaar zo’n weekend: de vrouwen volleyballen in Polen, de mannen basketballen op de Balkan en de softbalsters beginnen hun wereldkampioenschap in Haarlem. Misschien behoor ik bij een ouderwets gilde van sportvolgers, maar ik ben vóór het compleet steunen van nationale ploegen in ons land. Een spelend kind moet de droom kunnen hebben ooit voor Oranje uit te komen en dat betekent een bijna onvoorwaardelijke geestelijke en materiële steun van mensen die achter die sporters staan. De manier waarop NOC*NSF nu met nationale ploegen omgaat, is me een gruwel. Als je leest dat de softbalsters hun eigen trainingskamp moesten betalen, als je hoort dat de basketbalbond er sterk over denkt de nationale mannenploeg op te heffen, als je begrijpt dat snoeihard werkende volleybaldames alleen bij winst in Polen een behoorlijke (A-)status zouden krijgen… Wat is er waar misgegaan in sportend Nederland? Waarom moest bovenmeester Hendriks met die ijzeren uitstraling op zijn kaken het beleid van de sportkoepel komen verdedigen? Een woordenstroom waar werkelijk iedereen die een beetje om sport geeft en die wil proberen na te denken, het hart van omdraait. Als je hoort dat Craig Montvidas bij zijn softbalsters meer fundraiser was en dat het technische aspect van de ploeg eigenlijk bijzaak was geworden… Als je begrijpt dat Toon van Helfteren met plakband en uit eigen zak zijn ploeg bij elkaar kan houden, wat is er dan misgegaan binnen die ‘kleine’ sporten? De softbalsters moesten bij de eerste vijf eindigen tijdens het WK om de zogenoemde A-status te behouden. Die meiden zijn top in Europa terwijl ze voortdurend te horen kregen dat teambudgetten zouden worden teruggeschroefd. Dat is een lekkere steun in de rug… Ik heb begrepen dat in dit vreemde sportland de kans ruim aanwezig moet zijn medailles te behalen als je in een sport mee wilde doen die ook ondersteund wordt. De flauwekul die in die bizarre eis verpakt is, hoef je niet eens uit te leggen aan een jonge sporter die toevallig een aardige basketballer of een vaardige boogschutter, tafeltennisser, waterpolospeler of handballer is. Het zijn Nederlandse burgers die weten dat NOC*NSF bestaat, maar die er niet altijd voor hen is zoals het hoort. Als het een goed gegeven is dat jonge sportmensen mogen dromen over prachtige wedstrijden in ‘hun’ nationale ploeg, als die mensen het beste uit zichzelf willen halen, dan dient zulks te gebeuren op een professionele, verantwoorde manier. Gelijke monniken, gelijke kappen. Als er straks weer een doldwaze Oranje-polonaise gelopen wordt in welk olympisch stadion ook, denk dan eens aan die vaderlanders die eigenlijk niet eens de kans hebben gekregen solo of met een ploeg te kunnen excelleren. Hoewel ik dit niet van plan was ben ik toch flink triest geworden over dit betoogje van een man die over zijn schouder achterom kijkt en zich herinnert hoe hij in 1967 voor de toenmalige nationale ploeg ‘opgeroepen’ werd. Ik weet het gevoel nog. Ik voel het nog. En dan lees je zo’n bericht van de basketballeiders van nu die de nationale ploeg bij het oud vuil willen zetten. “We heffen die ploeg wel op”, moet iemand gezegd hebben: “Geen perspectief.” Langdurige brandstapel stel ik voor.
Ze weten dat NOC*NSF bestaat, maar dat die er niet altijd voor hen is zoals het hoort
DÉ ORGANISATIE van, voor en door SPORTCOACHES
NIEuw: Pro lidmaatschap Nlcoach
Speciaal aanbod leden Nlcoach: eerste twee maanden gratis
“Ben jij steeds professioneler bezig met je vak als trainer-coach? En krijg jij nu ook te maken met contracten, belastingen, financiën en verzekeringen? Dan is het Pro Lidmaatschap van NLcoach iets voor jou!” Tjerk Bogtstra, voormalig Davis Cup captain, ambassadeur en lid bestuur NLcoach.
€ 23
per ma and
€ 276 per jaa r
DE vOORDElEN vAN PRO lIDmAATSCHAP • Belangenbehartiging
• GRATIS Juridisch advies
• GRATIS regionaal congres • GRATIS cursus • GRATIS themabijeenkomst
• GRATIS aangifte inkomstenbelasting
• GRATIS aansprakelijkheids- verzekeringen • GRATIS ongevallenverzekering
• GRATIS financiele taxatie
Meer info nlcoach.nl
@nlcoach