NLCOACH NR 5 - 2014

Page 1

COACH

9E JAARGANG - NUMMER 5 - 2014

VAN COACHES - VOOR COACHES - DOOR COACHES

n SJOERD MARIJNE

n PAUL WYLLEMAN

“ONVERSTOORBAARHEID IS GROOT THEMA IN

“PRESTATIEGEDRAG IS NIET ALLEEN

MIJN AANPAK”

CONCENTRATIE EN ZELFVERTROUWEN”

n MARCEL WOUDA

n JOHAN LAMMERTS

VERTROUWEN IN ZICHZELF BETAALT ZICH

“IK KIJK EN ZOEK ELKE DAG HOE IK HET BETER

UIT IN NIEUWE SUCCESSEN

KAN DOEN”

JAC ORIE

Grenzeloos nieuwsgierig


DÉ ORGANISATIE van, voor en door SPORTCOACHES

NIEuw: Pro Lidmaatschap NLcoach

Stap over in december: eerste twee maanden gratis (t.w.v. € 46)

€ 23 per maand

DE vOORDELEN vAN PRO LIDmAATSCHAP • Belangenbehartiging • GRATIS regionaal congres • GRATIS cursus • GRATIS themabijeenkomst • GRATIS aansprakelijkheidsverzekeringen • GRATIS ongevallenverzekering • GRATIS juridisch advies

• GRATIS financiële taxatie

Meer info nlcoach.nl

GRATIS aangifte inkomstenbelasting

Lid is in loondienst • Gratis aangifte inkomstenbelasting Lid is ZZP’er • Betaalt € 450 exclusief BTW. Dit is inclusief: • Controleren en aanvullen financiële administratie • aangifte omzetbelasting • digitale jaarrekening • indienen fiscale aangifte • telefonische helpdesk

@nlcoach


3

VOORWOORD

ODE AAN DE COACH Aan het eind van 2014 moeten we vaststellen dat we kunnen terugkijken op een bijzonder sportjaar. Zelden was er, bij enkele tegenvallers, sprake van zo veel in goud, zilver en brons verankerd succes als in dit jaar. De meer dan dertig gouden, hetzelfde aantal zilveren en nog meer bronzen medailles op het wereldtoneel van de olympische sporten zijn illustratief voor de ontwikkeling van de Nederlandse topsport. Ik beschouw dat als een terechte ode aan de Nederlandse coaches, van wie ik de winnaars van het goud op deze plaats graag nog eens met veel waardering noem: n

JOOP ALBERDA

• Guido Alkemade, trainer van Nicholas Heiner, wereldkampioen zeilen in de Laser-klasse. • Jillert Anema, trainer van olympisch kampioen Jorrit Bergsma op de 10 kilometer. • Maarten Arens, coach van Dex Elmont, Europees kampioen judo. • Bart Bennema, trainer van atlete Dafne Schippers, tweevoudig Europees kampioene. • Bas de Bever, coach van Laura Smulders, wereldkampioene BMX op de tijdrit. • Morph Bowes, bondscoach van Europees kampioenen beachvolleybal Madelein Meppelink en Marleen van Iersel. • Max Caldas, trainer van het Nederlands vrouwenteam, wereldkampioen hockey. • Rob Ehrens, coach van Jeroen Dubbeldam en het Nederlands springruiterteam, allebei wereldkampioen. • Abdul Fkiri, trainer van Nouchka Fontijn, Europees kampioene boksen. • Honoré Hoedt, trainer van atlete Sifan Hassan, Europees kampioene op de 1500 meter. • Gerard Kemkers, trainer van Sven Kramer en Ireen Wüst, beiden olympisch kampioen. • Daniël Knibbeler, coach van Europees en wereldkampioen turnen Epke Zonderland. • Johan Lammerts, bondscoach van Marianne Vos, wereldkampioene veldrijden. • Philippe Lucas/Marcel Wouda goud Sharon van Rouwendaal EK open water Berlijn. • Peter Nieuwenhuis, coach van Peter Elzinga, Europees kampioen handboogschieten. • Jac Orie, trainer van Stefan Groothuis, olympisch kampioen op de 1000 meter. • Jeroen Otter, trainer van Jorien ter Mors, olympisch schaatskampioene (1500 m) en Europees kampioene shorttrack. • Marjolein van Unen, coach van Kim Polling, Europees kampioene judo. • Jan van Veen, trainer van Jan Blokhuijsen, Europees schaatskampioen. • Gerard van Velde, trainer van Michel Mulder, olympisch kampioen op de 500 meter. • Josy Verdonkschot, bondscoach van de lichte vrouwendubbelvier, wereldkampioen roeien. • Ronald Vetter, trainer van Nadine Broersen, Europees kampioene indoor op de vijfkamp. • Marcel Wouda team-EK zwemmen open water 5 kilometer. • Marcel Wouda, coach van Ferry Weertman, Europees kampioen open water op de 10 kilometer. • Jaap Zielhuis, trainer van Marit Bouwmeester, wereldkampioene zeilen in de Laser Radial-klasse. Natuurlijk zijn het niet alleen de meest blinkende trofeeën die dit jaar de rol van de coach in de topsportontwikkeling centraal stelden. Louis van Gaal gaf in de aanloop naar én bij het WK voetbal in Brazilië aan van hoeveel waarde zijn invloed was op het teamproces van een sportteam op weg naar zijn ultieme doel. Bijzonder was ook de prestatie van de Nederlandse honkbalcoach Hensley Meulens bij de San Francisco Giants. Met de eindzege in de World Series verdiende Meulens als slagcoach zijn derde kampioensring, een nog nooit eerder door een Nederlander geleverde prestatie in de Amerikaanse honkbalsport.

@joopalberda

Voor dit voorwoord is gebruikgemaakt van informatie die is verzameld door Infostrada Sports in Nieuwegein, www.infostradasports.com.


NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.

HOOFDREDACTIE Joop Alberda & Poul Annema 9e jaargang, nummer 5 december 2014 AAN DIT NUMMER WERKTEN MEE Jeroen Bijma Cors van den Brink Jan-Cees Butter Edward Doelman Maarten Gijssel Mark van den Heuvel Joost de Jong Robèrt Misset Remco Regterschot Mart Smeets John Volkers Tessa de Wekker REDACTIEADRES Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 UITGEVER Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl MARKETING Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl

LEZERSSERVICE Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl ABONNEMENTEN Regulier abonnement € 28,30 per jaar (excl. 6% btw). Studentenabonnement € 21,70 per jaar (excl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. ONTWERP EN OPMAAK Wielaard Media, Belfeld DRUKKER PreVision, Eindhoven COVERFOTO Sportfotografie.nl

LIDMAATSCHAP NLCOACH Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl REPRORECHT

8 SJOERD MARIJNE: “Hockeysters na wereldtitel nog lang niet verzadigd”

20 MARCEL WOUDA: Vertrouwen in zichzelf betaalt zich uit in nieuwe successen

24 PAUL WYLLEMAN: “Holistische perspectief is meer dan sportpsychologie”

Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.

©2014 NLCOACH/ARKO SPORTS MEDIA, NIEUWEGEIN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813

27 JOHAN LAMMERTS: “Het is mijn pech dat ik de renners gewoon weinig zie”


5

JAC ORIE:

12

“COACH DIE ZEGT DAT-IE GEEN FOUTEN MAAKT, SNAPT ER NIKS VAN”

EN VERDER… 7. Waarde van Coach Congres heeft zich al bewezen

39. De column van Joost de Jong

19. De column van John Volkers

41. Ina Janssen: “Biomechanica wezenlijk voor betere techniek”

30. Jacques van Rossum: “Positief Coachen als onderdeel van de opleiding”

44. Chris Lane: “Doel van rugbyvrouwen blijft olympisch toernooi in Rio”

34. Ad Roskam en Atletiekunie: Coach in hoofdrol bij Regionale Trainingscentra

47. Coachmoment: Van Basten vindt coachen een zwaar vak

36. Dwight Lodeweges: “Vierde man is geen plaag maar een uitkomst”

48. Bewegingstechnieken verbeteren is meer dan videoregistratie 50. De column van Mart Smeets


Start met een voorsprong Team Beslist


7

NATIONAAL COACH CONGRES

Sport en muziek: Wat hebben ze elkaar in hun prestatiecultuur te bieden?

COACH CONGRES IN TEKEN VAN SPORTOVERSTIJGEND DENKEN ‘De coach als dirigent!?’ is het thema van het Nationaal Coach Congres dat op 12 december op Papendal wordt gehouden. Wat kunnen sport en muziek van elkaar leren? De komst van chef-dirigent Antony Hermus staat garant voor een levendige inleiding. Bovendien zullen topcoaches deze dag in brede kring hun verhaal vertellen. Papendal bruist op 12 december. n

DOOR: POUL ANNEMA

“Sportoverstijgend denken”, noemt Bert Bouwer, directeur van NLcoach, de boodschap van de dag die inmiddels niet meer valt weg te denken uit het trainersleven. Voor coaches op alle niveaus is het meer dan een traditionele ontmoetingsdag; hier wordt bestaande kennis gedeeld en nieuwe kennis opgedaan in een motiverende en inspirerende omgeving van gelijkgestemden of andersdenkenden.

Wijsheid De bedoeling van het Nationaal Coach Congres – Bouwer heeft in de afgelopen jaren nooit nagelaten dat te benadrukken – is dat coaches van hoog tot laag in de uitwisseling van gedachten en opvattingen wijsheid voor hun eigen toekomst meenemen. In zijn prachtige vierluik met het blad Sportgericht zegt bestuurslid en topcoach Charles van Commenée: “Je moet als coach doorhebben op welke knoppen je bij een sporter moet drukken. Dat is een rationele afweging.” Nog zo’n citaat dat beklijft uit het interview met Sportgericht: “Een vraag die ik vaak aan coaches stel is: Waarom zou een sporter nou per se door jou gecoacht willen worden? Wat ik wil bereiken

is dat ze gaan nadenken over hun eigen profiel. Als je als jonge coach snel succes hebt met een getalenteerde sporter kan het zomaar gebeuren dat je nooit over dit soort vragen gaat nadenken. En dan doe je jezelf op langere termijn tekort.”

Langdurig succesvol Nadenken over ontwikkelingen in het vak, dát is wat het Nationaal Coach Congres beoogt. Door het debat en de ontmoeting én door het venster te openen naar de buitenwereld. Met zijn dit jaar uitgebrachte High Performance Culture als basis voor succes geeft Van Commenée op weergaloze wijze aan wat de belangrijkste bouwstenen zijn voor de prestatiecultuur. “Een High Performance Culture is belangrijk in elke omgeving waar de concurrentie scherp is, de druk hoog en de marges smal zijn. Het zorgt ervoor dat je langdurig succesvol kunt zijn en niet afhankelijk bent van incidenteel succes. Een High Performance Culture vergroot de kans op winnen. Niet één keer, maar elke dag.” “Als winnen makkelijk was, zou iedereen het doen”, zegt Van Commenée in zijn oranje ‘bijbel’ waarin hij verder vaststelt dat “coachen echte

people’s business is, het draait om empathie en inspiratie. Omdat coachen er immers op neerkomt de ander te helpen zijn of haar doelen te bereiken. De coach die het heeft over ‘mijn methode’ zou direct aan de kant moeten worden gezet.”

Chef-dirigent Zoals bij het vorige Nationaal Coach Congres de coaches uit de krijgsmacht en de danswereld de deur openzetten naar hun wereld, zo is er deze keer de chef-dirigent van een groot orkest om een inkijk te geven in zijn ‘High Performance Culture’, als aangever voor de discussie over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de sportcoach in zijn prestatiecultuur.

“Je moet als coach doorhebben op welke knoppen je bij een sporter moet drukken”


8

DEBUTERENDE BONDSCOACH

Sjoerd Marijne ervaart dat hockeysters zichzelf nog steeds verbeteren

“IK HEB GRAAG CONTROLE, MAAR LOSLATEN IS BETER”

De nieuwe bondscoach van de hockeysters heeft geleerd om zijn teams los te laten. “Als de coach meer wil dan zijn speelsters, zit het niet goed”, meent Sjoerd Marijne. n

DOOR: ROBÈRT MISSET

n

FOTO’S: ANP PHOTO

Al bij zijn eerste training in het Wagenerstadion merkte de nieuwe bondscoach Sjoerd Marijne dat de hockeysters ook na de wereldtitel in Den Haag niet waren verzadigd. De Champions Trophy in Argentinië is het eerste toernooi op weg naar de Spelen van Rio de Janeiro in 2016.

“Bij ons is het motto dat de lat telkens hoger moet worden gelegd” Marijne: “De meiden zeiden meteen: ‘Sjoerd, we gaan toch wel met het sterkste team naar Argentinië?’ Ze benaderden de Champions Trophy niet als een oefentoernooi om jonge talenten te testen, daar hoefde ik niet mee aan te komen. Het zegt veel over deze groep. Die beleving hebben ze de laatste jaren

onder Max Caldas opgebouwd, aan mij de taak om het vast te houden.” “Jong of oud, bij ons is het motto dat de lat telkens hoger moet worden gelegd. Mannen moest ik voor onderlinge partijtjes uitdagen door de winnaar te belonen. Zei ik tegen de vrouwen: Wat zetten we erop? Ze keken me raar aan en antwoordden: ‘Laat ons nou maar spelen.’ Ze vlogen erin! Die meiden hebben geen extra stimulans nodig.”

Twee stapjes extra Marijne hoefde slechts te wijzen op het verval bij het Nederlands voetbalelftal na een succesvol WK. “Ik heb het als voorbeeld besproken met de selectie, ik ben niet een van de 16 miljoen Nederlanders die bondscoach Guus Hiddink veroordeelt. Van buitenaf lijkt het erop dat de gedachte was: ‘We hebben een geweldig WK gehad, met een stapje minder kunnen we het EK ook halen.’ Ik heb de speelsters erop gewezen dat wij juist twee stapjes extra moeten zetten.” “De hockeysters werden wereldkampioen in eigen land, mooier kan het

eigenlijk niet. De kunst is nu om het WK achter ons te laten. Wij hebben niemand om naar op te kijken, wij zijn immers de besten. Andere landen kijken tegen ons op. Maar om nummer één te blijven moeten we ons verbeteren. De staf analyseert elke wedstrijd in de hoofdklasse op video en confronteert de speelsters met de beelden. Ik zie alles.”

Perfectioneren Marijne voerde lange gesprekken met alle internationals om ze beter te leren kennen. “Ik ben niet van de metaforen, maar je kunt een bestaand huis helemaal strippen, omdat je het niks vindt. Je kunt je na de verhuizing ook beperken tot een lik verf. Ik kwam in een huis dat door mijn voorganger Max Caldas keurig was afgebouwd. Het zou vreemd zijn om nu geforceerd mijn hand te willen laten zien. Ik kijk wel waar we ons spel kunnen verfijnen en perfectioneren. En daar betrek ik de speelsters bij.” Lidewij Welten, Naomi van As, Ellen Hoog, Maartje Paumen en Eva de Goede kunnen over twee jaar op de


9

“Ik kijk graag naar andere coaches en filter de dingen die bij me passen�


10

DEBUTERENDE BONDSCOACH

De nieuwe bondscoach Sjoerd Marijne tijdens de eerste training onder zijn leiding van de Nederlandse hockeyvrouwen.

“Ik dacht aanvankelijk dat ik als coach speelsters beter kon maken, tot ik ervoer dat speelsters vooral zichzelf verbeteren”

Spelen van Rio de Janeiro een derde gouden medaille winnen, na de titels in Peking en Londen. Marijne: “Drie keer goud in een teamsport zou een unieke prestatie zijn, dat is hun drive. Maar die meiden weten ook dat ze in Rio beter moeten zijn dan in Londen. Ze kunnen niet stilzitten, want de concurrentie in Nederland is moordend. De jongeren komen er alweer aan.” Marijne hoefde de vedetten niet te overtuigen van de noodzaak om zich te blijven ontwikkelen. “Ik dacht aanvankelijk dat ik als coach speelsters beter kon maken, tot ik ervoer dat speelsters vooral zichzelf verbeteren. Het is juist mijn taak als coach om ze daarvan bewust te maken.”

Nieuwe prikkels Marijne zocht nieuwe prikkels in de centrale trainingen met het Nederlandse team en vond die bij een jeugdliefde, de tennissport. Als kind droomde Marijne van een bestaan als tennisprof. Hij behoorde tot de lichting van oud-prof Martijn Bok, die later coach was van het Britse talent Laura Robson. Marijne haalde als CIOS-student de diploma’s tennistrainer A en B. Toen hij besefte dat hij als tennisser niet de top zou halen, richtte hij zich volledig op het hockey. Als speler werd Marijne landskampioen met Den Bosch en won hij de Europa Cup. De hockeycoach Marijne grijpt nog steeds terug op patronen uit het tennis. Zoals de lichtvoetige Roger Federer op


11

een tennisbaan danst, wil hij zijn speelsters zien demarreren op het hockeyveld. “Ik ben een trainer die dingen moet zien. Zo vind ik het voetenwerk in het tennis fascinerend. Tennissers zijn bijzonder snel op de eerste meters. Hockeykeepers maken een split step, dat is tevens de beweging van een tennisser.” De beste tennisser aller tijden kijkt ook altijd vooruit, aldus Marijne. “Wij concentreren ons met het Nederlandse team op twee, drie toernooien per jaar. Federer speelt bijna elke week. Hij wint in Shanghai en moet zich opladen voor het volgende toernooi in Basel. En wat roept hij dan? ‘Mooie prijs, maar ik kan nog beter.’ Federer is het voorbeeld van de topsporter die altijd streeft naar perfectie en in zichzelf blijft investeren.” Marijne laat zich bovendien inspireren door de onverstoorbaarheid van Federer. “Vroeger gooide Federer met zijn rackets, nu laat hij zich niet meer uit zijn evenwicht brengen. Onverstoorbaarheid is een belangrijk thema in mijn aanpak.”

Autodidact Leer als coach ook van andere sporten, zegt Marijne. “Ik geloof in specifieke en dynamische krachttraining. Wat heeft een hockeyer nodig? Ook op dit terrein haal ik mijn kennis uit de tennissport. Een brede en te gespierde tennisser verliest zijn beweeglijkheid. Ook de hockeyer moet telkens zijn balans vinden.” Zo oefenen de internationals wekelijks met stootkussens. Marijne: “Met dat stootkussen laten we een spits een extra duw geven om de verdediger van zich af te houden. Zo zit zij lager en traint haar beenspieren. In het tennis is sparren met een betere speler normaal, dat doen wij nu ook met de hockeysters. We laten jonge jongens meetrainen uit de eerste teams van Pinoké en Amsterdam. Zo worden de speelsters geconfronteerd met hun kracht en snelheid.” Bij het toepassen van innovaties werd

Marijne mede gevormd door zijn voormalige teamgenoot Marc Lammers. “Ik heb veel aan Marc te danken, hij ziet altijd kansen. Hij inspireert zijn omgeving. Ik voel me autodidact, ik kijk graag naar andere coaches en filter de dingen die bij me passen. Zo heb ik ook veel geleerd van Maurits Hendriks, toen we samen de Spaanse mannenploeg begeleidden. Toen ik later de vrouwen van Jong Oranje trainde, heb ik veel gehad aan de organisatie in de teams van Maurits.” Als coach van Jong Oranje liet Marijne zijn spelers drillen door officieren van de luchtmobiele brigade. Marijne: “De topwedstrijden worden meestal beslist in de laatste tien minuten. De spelers moesten beseffen dat ze meer aankonden dan ze dachten. Ik vond het belangrijk in de opleiding dat die jongens grenzen verlegden. Ze moesten bijvoorbeeld loodzware gereedschapkoffers dragen, die in hun handen sneden. Die koffers moesten ze dus zo snel mogelijk aan elkaar overgeven. Niemand kon verzaken, want dan moest de ander meer tillen. De spelers dienden hun eigen pijn opzij te zetten. Het kwam uiteindelijk aan op mentaliteit en daarvoor werden ze later beloond op het EK. In de groep hadden we er bijna uitgelegen, vervolgens werden we Europees kampioen. Enkele jongens hadden die sessies met de landmacht meegemaakt. Zij zeiden in de finale tegen elkaar: ‘Het gaat ons niet gebeuren dat het team uit elkaar valt.’”

Vervelende coach Wie niet het beste uit zichzelf wil halen, vindt Marijne tegenover zich. “Daar raak ik gefrustreerd van. Als opleider bij de bond moest ik met die speelsters de strijd aangaan. Dan vinden ze je een vervelende coach. Vaak kunnen ze de invloed van een coach pas werkelijk begrijpen als ze gestopt zijn. Ook ik heb als speler trainers vervloekt van wie ik achteraf veel had geleerd. Ik leerde als

“Roger Federer is het voorbeeld van de topsporter die altijd streeft naar perfectie”

coach dat er maar een het meeste kan willen. Wanneer dat de coach is, zit het niet goed. Het moet andersom zijn. De sporter moet zijn ambities volgen.” Het is de valkuil van de gedreven Marijne geweest. Als clubcoach wilde hij te nadrukkelijk de richting aangeven; zijn spelers een kant op duwen, waar een onzichtbare hand soms meer effect zou hebben gehad. Met de hulp van een personal coach leerde de veertigjarige Marijne zijn teams los te laten. Bij Amsterdam fungeerde een sportpsycholoog als zijn gids, bij Oranje Zwart was oud-tafeltennisser Bob Potton als specialist in neurolinguïstisch programmeren zijn klankbord. En bij Den Bosch hield Marijne sessies met een coach die in het bedrijfsleven trainingen voor managers verzorgde. “Ze boden me verschillende invalshoeken en het was soms confronterend. Eerst dacht ik: Wat klets je nou? Later moest ik toegeven dat die personal coach gelijk had. Zo werd ik erop gewezen dat ik vanwege mijn enorme passie minder ruimte liet voor anderen. Je hebt wel een idee hoe je overkomt, maar mensen kunnen een ander beeld van je hebben. Dacht ik een goed en open gesprek te hebben gevoerd met een speelster, bleek zij het als pittig te hebben ervaren. Ik heb graag de controle, maar loslaten is beter.”


12

COVERINTERVIEW

Schaatsprofessor Jac Orie is alleen maar bezig met wat hij wil

“HET MAG TEGENSTRIJDIG KLINKEN, MAAR IK GELOOF NIET IN DETAILS”

Jac Orie (46) is de nieuwe trainer/coach van olympisch kampioen Sven Kramer en heeft de leiding van Team LottoNL-Jumbo, dat voortaan naast schaatstoppers ook topwielrenners onderdak biedt. NLCOACH sprak uitgebreid met Orie tijdens een trainingskamp in Collalbo. “Als je geen fouten maakt, snap je er niks van.” n

DOOR: MARK VAN DEN HEUVEL EN REMCO REGTERSCHOT

n

FOTO’S: ANP PHOTO

Vroeg in het seizoen, ergens in de Italiaanse Dolomieten. Een paar schaatsers rijden op een racefiets de verzuring tegemoet, anderen skeeleren in het dal op de betonnen onderlaag van de schaatsbaan in Collalbo. Tegelijk nemen twee schaatsers in een kamer van Sporthotel & Residence Spögler test- en trainingsschema’s door met leden van de begeleidingsstaf. In een andere kamer trekken twee atleten aan gewichten en op de parkeerplaats ten slotte hangt er één aan een dik elastiek dat door een ander wordt tegengehouden. Na iedere inspanning wordt er bloed geprikt voor de lactaattesten. Tussen alle bedrijven door beweegt coach Jac Orie zich van hot naar her met vragen aan zijn stafleden; hij wil alles weten.

Georganiseerde chaos “Als je individuele programma’s maakt, traint niet iedereen tegelijk”, verduidelijkt Orie als wij ’s avonds na het diner opmerken

“Je laat wat liggen als je de trainingsprogramma’s niet op maat snijdt”

dat zijn team lijkt op een georganiseerde chaos. “Ik geloof in individuele programma’s, probeer constant te kijken wat dat oplevert, waar ik op kan schieten met een wetenschappelijke onderbouwing. De één heeft een allergie voor aardbeien, een ander voor kokosnoten. Sinds de komst van de TVM-jongens hebben we te maken met sprinters, middellange- en langeafstandsrijders. Er zijn mannen én vrouwen. We zijn allemaal zó verschillend. Uiteindelijk laat wetenschap ook zien dat niemand gelijk is, dus je laat in mijn optiek wat liggen als je de trainingsprogramma’s niet op maat snijdt.” “Vervolgens zoek ik als het ware clustertjes bij elkaar die op bepaalde momenten hetzelfde nodig hebben. Wat weer per dag en per trainingskamp verschilt. Je hebt namelijk verschillende golven in een jaar, de ene volgt de andere op. Je hebt in de zomer andere aandachtspunten en volgordes dan in de herfst. De ene periode wordt voorbereid door de andere. Daardoor kan je makkelijker vermogen leveren. Zo bouw je dat op per individu, qua energiesystemen. Supercompensatie heet dat. Dus: alles is op elkaar afgestemd. Wat we wel in groepsverband doen: fietstrainingen en intervaltraining op het ijs. De specifieke trainingen die de vertaling naar het ijs straks moeten brengen zijn echter individueel. Ik begrijp de verwarring van buitenaf. Dit is echter geen voetbaltraining waar iedereen op commando zijn rechterbeen optilt.”


13

“Je kunt beter aan de basis rommelen als je iets wilt veranderen. Details komen vanzelf wel�


14

COVERINTERVIEW

Heb je alle schema’s in je hoofd zitten, of laat je dat ook aan anderen over? “Doe ik allemaal zelf. Ik maak programma’s en periodiseringen van een halfjaar tot een jaar vooruit. Je kunt niet te ver in de toekomst kijken, daarom ben ik geen voorstander van vierjarenplannen.”

In Sotsji leidde

Hoe belangrijk is het begrip ‘meten is weten’? “Heel belangrijk. Als aan het einde van de week de programma’s worden ingeleverd, kijk ik er vol spanning naar uit. Ik ben twaalf jaar geleden begonnen met het opbouwen van een database, zo lang als ik trainer ben. En die staat nu helemaal vol met cijfertjes, grafiekjes en testjes.”

Jac Orie Stefan Groothuis naar olympisch goud op de 1000 meter.

Het zit ’m in de details? “Nee! Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar ik geloof juist helemaal niet in details. Een detail is ruis in het systeem. Je kunt

dus beter aan de basis rommelen als je iets wilt veranderen. Details komen vanzelf wel, het zijn slechts symptomen van het systeem. Ik heb een aantal biomechanische grondvoorwaarden en die móeten goed zijn, anders rijd je niet hard als schaatser. Natuurwetten zijn niet te buigen. En schaatsen bestaat uit driehoekjes, wat dat betreft lijkt het weer wel op voetbal.” Orie ziet onze verbaasde blikken en staat op. Als hij door zijn knieën buigt, op zijn voeten veert en een bepaalde hoek maakt, wijst hij naar zijn enkels, rug en knieholte. “Kijk: heuphoeken, enkelhoeken, allemaal driehoeken. Die hoeken verhouden zich tot elkaar en tot het ijs, waar je ook te maken krijgt met driehoeken. Geloof me, dat hele schaatsen bestaat uit driehoekjes die uiteindelijk het zwaartepunt en de projectie van je zwaartepunt bepalen. Als jij tijdens een schaatsslag ergens een hoek laat opkomen, dan verandert dat het projectiepunt van je zwaartepunt. Dat is allemaal basis, daar kun je een optimaal vermogen vinden.”


15 Het team Orie

“Een uur na een gouden medaille ben ik alweer met andere dingen bezig”

Manager: Jac Orie

Sportarts: Gee van Enst

Fysiotherapeuten: Nico Hofman en Willem Kruithof

Assistent-trainers: Sicco Janmaat en Bjarne Rykkje

Krachttraining en voedseldeskundige: Ton Leenders

Management: Tim Senden

Orie: “Ik probeer niet over het formaat van de ploeg na te denken. Ik vertrouw iedereen blind. Ik zou Sicco Janmaat of Bjarne Rykkje bijvoorbeeld zo naar een EK of WK kunnen sturen, in mijn plaats. Soms gaat een plantje harder groeien als je het in een andere omgeving zet, in een andere context plaatst.” “Het belangrijkste is de onderlinge loyaliteit. Ik probeer loyaal te zijn aan mijn schaatsers en mijn kader en dat verwacht ik ook terug. Tot op zekere hoogte

Orie vervolgt met een toon die een spannend verhaal verraadt: “Maar ja, daar wordt enorm mee gemarchandeerd door variabele krachten, natuurlijk! Veel schaatsers willen door vermoeidheid om die ideale hoek heen. Daardoor verdwijnt de perfecte hoek. Om zoiets te voorkomen, creëer je houvast aan basisvoorwaarden. Geldt ook voor timing. Als je afzet en het been te vroeg bijhaalt, bouw je geen voorspanning op. Als je het eerst naar achteren laat komen, genereer je makkelijker kracht, een beter gekoppelde beweging. Mits goed getimed! Zo heb je op elk gebied basisvoorwaarden, en als je daar zo goed mogelijk aan voldoet, schaats je in ieder geval niet langzaam.” Bij schaatsers sta je bekend als een innovatieve coach. “Zo zou je mij kunnen noemen, maar ik ben niet bezig met wat ik ben of wat anderen van me vinden. Ik ben bezig met wat ik wil. En ik wil slechts doelstellingen verwezenlijken. De persoonlijke voldoening haal ik uit dat proces. Een olympische medaille is een absurd geweldige beloning, maar het gaat mij om het traject vooraf. Dus een uur na een gouden medaille ben ik alweer met andere dingen bezig.” Maar je kunt je wel vinden in de kwalificatie innovatief, toch? “Jawel. Ik heb mezelf in de loop der jaren ook geïnnoveerd, de programma’s die ik schrijf zijn elk jaar anders. Als je grenzen wilt verleggen, dan doe je dat niet door keer op keer hetzelfde te doen. De hele schaatswereld zit in het midden te knallen, ik probeer juist de uiteinden te zoeken, vind het leuk om onbegane paden te betreden. Dat geeft mij een goed gevoel. Maar mijn filosofie en visie zijn onveranderd, de richting is altijd dezelfde geweest.” Er is voor jou geen andere weg dan deze? “Het kan anders, dat wordt vaak genoeg bewezen. Niet iedereen hoeft dezelfde, wetenschappelijke achtergrond te hebben als ik. Niet iedereen is op dezelfde bezeten, welhaast obsessieve manier bezig als ik. Er zijn ook mensen die heel intuïtief werken en succes hebben. Maar ik geloof in controle, in je kwetsbaar opstellen. Cijfers liegen niet. Wat voor een schaatser geldt, geldt ook voor mij. Als zijn test niet goed is, heb ik het verkeerd aangepakt. En dat wil ik weten. Het is voor een trainer veel te makkelijk om te zeggen: ja, maar het zit tussen z’n oren, hij was er gewoon niet bij.”

natuurlijk. Maar als ik het gevoel heb dat er geen blindelings vertrouwen is, dan functioneer ik niet goed. Ik wil mensen vertrouwen. Ik heb liever dat ik af en toe teleurgesteld word in mensen, dan dat ik moet leven in achterdocht.”

Wie roept jou ter verantwoording? “Dat probeer ik zelf te doen, al lukt dat niet altijd. Maar ik reken af met mezelf, door als coach met de billen bloot te gaan. Het is heel makkelijk om als trainer het probleem steeds ergens anders neer te leggen, maar soms maak je zelf gewoon fouten. Is ook niet erg en ik geef het ook gewoon toe: ik maak fouten, punt. Degene die zegt dat-ie geen fouten maakt, snapt er niks van. Als je geen fouten maakt, leer je niet. Alleen probeer ik ze niet twee keer te maken. Daarom wil ik zo veel mogelijk meten, controleren, zodat de kans op fouten afneemt.” Back-up gemaakt van al die data? “Natuurlijk heb ik een back-up gemaakt, gek! Vier zelfs, geloof ik. Het idee alleen al dat ik al die informatie kwijtraak maakt me doodsbenauwd.”

“Gaandeweg kwamen Sven en ik erachter dat we een groot raakvlak hadden: de 1500 meter” Je maakt niet de indruk van een controlfreak, maar je bent het wel. “Dat ligt er helemaal aan op welk gebied. Ik wil een aantal dingen goed gecontroleerd hebben, maar andere dingen weer niet. Ik ga niet bij de hotelkamerdeur staan om te checken hoe laat ze naar bed gaan. Hou op. Dat moet uit de sporter zelf komen. Als de sfeer goed is in het team en je snapt waar we voor staan, dan ga je gewoon op tijd naar bed. Het is niet meer zoals lang geleden, met allerlei uitspattingen onderweg. Kan ook niet meer, en dat weten ze zelf maar al te goed.”


16

COVERINTERVIEW

Heb jij de voorbije zomer ook zo genoten van het Total Human Being-principe van Louis van Gaal? “Dat concept is al duizend keer voorbijgekomen. Het klinkt mooi, ‘de totale mens’, maar er zijn ook hier gewoon grenzen. Bij ons zijn de partners welkom tijdens trainingskampen, maar er kleven gevaren aan. Wat als de partner van schaatser X niet kan opschieten met die van schaatser Y? Dat is de andere kant van het verhaal. Ach, soms worden dingen herontdekt, ook in de fysiologie. Bij Van Gaal ditmaal dus qua teambuilding. Gebeurt constant. Is ook niks mis mee.” Ondertussen ben je ook nog aan het promoveren als bewegingswetenschapper. Waar gaat jouw proefschrift over? “Over trainerssturing. Dat bestaat uit verschillende onderdelen, ik zit Team LottoNL-Jumbo ongeveer op een kwart. Ik hanteer Als iemand uitkijkt naar de samenwerking tussen de schaatsers van al twaalf jaar de methode van de Team BrandLoyalty en de wielrenAmerikaan Carl Foster, een moniners van Belkin, samen onder toringsmethode na inspanning. één dak bij Team LottoNL-Jumbo, Daar kan je achteraf uit afleiden of je dan is het Merijn Zeeman, teamiemand harder of juist minder hard manager van de wielrenners, wel. moet laten trainen qua belastbaar“Ik kijk er naar uit om een kijkje in heid. Die cijfertjes verzamel ik jaar de keuken bij Orie te nemen”, zegt in, jaar uit. Er zijn niet veel mensen Zeeman. “Bij de wielerploeg zijn we die zo veel ‘lading’ hebben als ik. Zo allemaal erg nieuwsgierig naar de heb ik voor mezelf ruimte gecreëerd schaatsploeg, ervan uitgaande dat om terug te kijken, en als ik nu iets er straks kennis wordt uitgewisseld. wil veranderen, kan ik zien wat voor Er zijn nou eenmaal veel raakvlakuitwerking dat in het verleden heeft ken. In de wintermaanden probeer gehad.” ik mezelf altijd bij te scholen en Jac “Voor dat proefschrift heb ik de laatOrie stond hoog op mijn lijstje om ste jaren veel onderzoek gedaan. Zo te benaderen. Dus ik hoop dat-ie heb ik de meeste trainingsprogramdaarvoor openstaat.” ma’s van de Olympische Spelen van Orie, geruststellend: “Er zal zeker 1972 tot 2010 verzameld en coaches kennis worden uitgewisseld, geïnterviewd. Van Leen Pfrommer dat lijkt me mooi. Maar die hele en Arie Koops tot Henk Gemser samenwerking lijkt me geinig. en Ab Krook. Ik heb samen met De commerciële kant van een Nico Hofman al hun programma’s schaatsploeg én een wielerploeg is gekwantificeerd. Ik mis er een paar, ook superinteressant, maar het is eenvoudigweg omdat ze er niet zijn, natuurlijk niet zo dat ik straks met maar op basis hiervan krijg je al een Robert Gesink aan de slag ga. Ik aardig beeld van hoe de schaatsben en blijf een schaatstrainer. Het sport zich de laatste veertig jaar heeft schaatsen en wielrennen wordt ontwikkeld. Hoe trainden zij toen, verder gescheiden gehouden. hoe trainen ze nu, waar zijn we naarZij houden hun team zoals het is, toe gegroeid? Dat levert grappige ik houd mijn team zoals het is. dingen op. Zo zie je op een gegeven Inclusief de vrouwenploeg, ja. Dat moment echt een soort polarisatie is een voorwaarde, ik laat de vrouoptreden, ontzettend leerzaam. Het wen niet zakken.” is een soort geschiedschrijving.”

“Ik probeer ook veel zooi uit Rusland en de voormalige DDR in huis te halen. Gaaf. Staat er in de kantlijn gewoon: ‘In deze case zijn géén dopinggeduide producten gebruikt…’ Als ze daar wat wilden weten over diverse trainingsmethodes, gebruikten ze 500 atleten die ze A lieten doen, 500 die ze B voorschreven en 500 die aan het werk gingen met C. En daar zat dan nog een controlegroepje van 500 man boven. 2.000 mensen met een onderzoek bezig, drie, vier jaar lang! Hahaha, over de macht van het getal gesproken. Als je dán nog niet weet welke methode het best werkt!” “Ze hebben in het voormalige Oostblok destijds op hun manier echt veel dingen uitgevonden. Als je ziet wat die gasten allemaal wisten, je schrikt je soms helemaal wezenloos. Veel principes overigens die zich tegenwoordig bewijzen op een meer geavanceerde manier. Via de genetica bijvoorbeeld. Wisten zij allemaal al. Hele kiene gasten.”

“Ik vind schaatsen alleen maar leuk als ik grenzen kan verleggen” Hoeveel uur slaap je ongeveer per dag? “Ik heb ooit gedacht dat ik goed zonder al te veel slaap kon, zo’n drie, vier uur per nacht zou moeten volstaan. Dat bleek helaas niet zo te zijn en dat resulteerde in wat aandoeninkjes. Tegenwoordig haal ik wel zeven uur per nacht. En op vakantie pak ik er weleens acht. Mijn vrouw Ineke beticht mij, vaak lachend, van obsessief gedrag. Ik noem het liever bezieling of focus… Maar als het echt te gek wordt, roept ze me tot de orde. ‘Doe eens effe normaal, joh’, hoor ik dan ineens. ‘Je hebt op zes vragen ja geantwoord terwijl je niet eens weet wat ik je heb gevraagd.’ Dan weet ik genoeg…” De intensieve manier van werken heeft jou ooit doen verzuchten dat een schaatsploeg uit niet meer dan tien schaatsers moet bestaan. We tellen er twaalf… Lachend: “Volgens mij heb ik gezegd: een maximum van twaalf.” Dus daarom nam je er nog maar drie schaatsers bij van TVM, dat ermee ophield? “Nou, zo ging dat natuurlijk niet. Sven en ik filosofeerden weleens op informele basis samen over trainingsmethodes en of we misschien in de toekomst… Nou, zo dus. Gaandeweg kwamen we erachter dat we een groot raakvlak hadden: de 1500 meter. Dat is een uitdaging voor Sven, die wat dat betreft


17

Jac Orie wil kijken wat er allemaal lukt op de 1500 meter met Wouter olde Heuvel, Douwe de Vries en Sven Kramer.

bij ons aan het juiste adres is, omdat deze ploeg veel snelheid in huis heeft. En omdat ik als coach altijd bezig ben met de vraag waar de winst ligt, ga je dieper nadenken.” “Het idee met het sprintteam was: als ik ervoor zorg dat ik gemiddeld genomen het snelste team ter wereld heb, dan ben je in de basis het snelste team ter wereld. Dat lukte, met Stefan Groothuis, Simon Kuipers, Mark Tuitert en Sjoerd de Vries. Wij reden alle intervallen 0,8 seconde sneller dan de rest. Dat heeft veel opgeleverd, de standaard schoot omhoog.” “Dit gaat weer een stap verder, met als duidelijke uitdaging: de 1500 meter. Ik wil weleens kijken wat daar allemaal lukt met Sven, Wouter en Douwe. Het laatste rondje op de 1500 meter is bij die jongens per definitie van de hoogste kwaliteit.” “Kijk, sprinters vragen zich bij allrounders af: Hoe is het toch mogelijk dat die gasten op een gegeven moment rondje na rondje door blijven rammen? Allrounders vragen zich af over sprinters: Waar halen ze op de eerste 300 meter toch die snelheid vandaan? Met de komst van de TVM-jongens hoop ik het team aan twee kanten op te tillen door als het ware met de twee

uiteinden van het menselijk bereik te werken. Ik vind schaatsen alleen maar leuk als ik grenzen kan verleggen, dat is het mooie van topsport en voor mij zelfs de essentie. Iets doen dat nooit eerder is gedaan, dat is de grote uitdaging. Het is leuk om dingen te doen die er niet zijn. Dat kan met Sven Kramer.” Hoe bevalt de samenwerking met hem tot nu toe? “Het team heeft een andere dynamiek gekregen. Er is een bepaalde gedrevenheid bij gekomen, Sven krijgt er relativerend vermogen voor terug. Dat werkt aanstekelijk, voor beide partijen. Of dat wordt uitgedrukt in tijden, is afwachten, maar het is een ontzettend interessant proces.” Op papier kun je met deze ploeg op alle afstanden wereldkampioen worden. Lachend: “Ja, alles kan. Natuurlijk heb ik doelen, ik spreek ze alleen niet uit. We zijn levensgevaarlijk, maar ik kan niet in de toekomst kijken. Ik weet alleen dat ik heel blij ben met deze ploeg.”


DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47


19

COLUMN

WAAROM IS COACHEN TOCH ZO’N NEGATIEF VAK? Gerard Kemkers werd de coach van het jaar 2013. Dat was hij ook al in 2006. In 2014 zie ik hem niet de derde zege in deze competitie vieren, zelfs al heeft hij de meeste successen van iedereen geboekt. Zijn schaatsers wonnen tien medailles bij de Olympische Winterspelen van Sotsji, maar er werden drie gouden medailles gemist. We kennen de verhalen. Het is feitelijk een wat negatieve weergave van de verrichting van de coach en zijn schaatsers (Ireen Wüst, Sven Kramer en Koen Verweij) die daar aan de Zwarte Zee hun erelijst opkrikten tot legendarische waarden. Maar er was, dat is nu eenmaal het lot van de topploeg TVM, meer verwacht. Het goud op de 10 kilometer van Sven, het goud op de 1500 meter van Ireen en op diezelfde afstand van Koen. Het werd drie maal zilver. Hoe mooi ook, daar was het niet om begonnen. Hoezeer je die nederlagen in de Adler Arena kon aflezen aan de lichaamstaal van Kemkers, in het verkeer bleef hij een heer. Zeggen dat iets niet goed genoeg is, is hem te negatief. Ik ken de man sinds zijn debuut in 1986, toen hij met Leo Visser grootheid Hein Vergeer begon te verdringen. Naar de media keek hij soms met lichte afkeer. Te negatief. Onlangs in Hoorn, bij een voordracht voor honderd schaatstrainers, hoorde ik hem aan. Kemkers wil zijn enthousiasme de vrije loop laten, schouderkloppen uitdelen, pluimen geven. Hij wil zich niet laten leiden door een oer-Hollands trekje: Zeg, je beweert dat nu wel, maar is het echt wel zo goed? Kun je niet beter? Zelfs het eigen vak van coach is de man van de sabbatical eigenlijk te negatief getint. Alsof hij er nooit meer in zal terugkeren, zo stevig klonk zijn verzuchting over het beroep, waarin hij altijd zo veel concessies aan zichzelf en de eigen natuur had moeten doen. “Coachen is in zichzelf een negatief vak. Want wij coaches kijken altijd naar de fouten. De schaatser die de baan rondrijdt, verwacht van zijn coach dat hij hem wijst op zijn fouten. Wij coaches zijn getraind op het bespeuren van fouten.” “Als ik jullie vraag om Sven Kramer op de schaal van 100 te beoordelen, dan zeggen jullie 95. Zo goed is hij. Maar bijna honderd procent van mijn tijd heb ik aan die vijf ontbrekende procenten van Sven besteed. Dat is normaal in onze wereld. Maar het stuit me tegen de borst. We zijn aldoor maar bezig met de dingen die fout gaan. Ik pleit voor positief coachen. Dat is mijn grondhouding.” Inderdaad, het is gek om altijd maar op die mindere momenten te wijzen. Als die weg zijn, dan ligt de weg naar het succes open. Dan is Sven Kramer honderd procent goed. Maar de werkelijkheid was natuurlijk dat Kramer ook op zijn mindere dagen kon winnen. Dat hij dan door zijn pijngrens heen beukte. Dat Kramer eerder de mentale kampioen was dan de man met het onweerstaanbaar sterke lijf. Dat Kramer zijn techniek soms kwijtraakte, maar dan extra energie investeerde. Allemaal zaken waarvoor hij een enorm compliment verdiende, zeker van Gerard Kemkers. Na negen jaar was het op tussen de twee. Kramer moest dit voorjaar van zichzelf zijn heil ergens anders zoeken. Dat had hij vier jaar eerder kunnen doen, na de beruchte foute 10 kilometerwissel van Vancouver. Kramer bleef, gaf Kemkers de kans op rehabilitatie. Compliment voor Sven.

n

JOHN VOLKERS

John Volkers is 25 jaar sport­ verslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.

De werkelijkheid was dat Kramer ook op zijn mindere dagen kon winnen


20

COACH EN VERTROUWEN

Marcel Wouda bewijst zijn vakmanschap in het jaar van zijn sportieve revanche

EERHERSTEL VOOR ZWEMCOACH DIE NA DOMPER IN ZICHZELF BLEEF GELOVEN Marcel Wouda hield in oktober 2013 stand tegen een golf van kritiek. Nadat olympisch en wereldkampioene Ranomi Kromowidjojo met hem

had gebroken, verborg hij de pijn van dat verlies en richtte zich op nieuwe doelen. Met succes: zijn passie en karakter bleken bij het EK in Berlijn weer goud waard. n

DOOR: JOHN VOLKERS

n

FOTO’S: ANP PHOTO

Het was in Aken, op een steenworp afstand over de grens, in het kleinste zwembad dat ik in jaren had gezien. De Osthalle, 25 meter, zes banen. Twee duikplanken boven het bad, een ouderwetse goot om het klotsen te smoren. En daar stond aan de rand van het bad, als was het de slootkant, Marcel Wouda. Zwemcoach van beroep, uit liefde en overtuiging. Hij volgde zijn ijverige pupil Femke Heemskerk in haar laatste race in drie dagen, de finale 200 meter vrije slag; acht banen, zeven keerpunten. Het werd haar zesde persoonlijke record dat weekend en haar derde Nederlandse record. Alsof het haar eerste race was, zo ging Wouda in haar prestatie op. Tot 75 meter werd niets van hem vernomen. Hij keek op zijn stopwatch, beoordeelde de slaglengte met een timmermansoog. Tussen 75 meter en 100 meter wuifde hij met twee handen, voorzien van het programmablad, in de goede richting. Van 100 tot 125 meter

begon de kalme reus te schreeuwen, iets dat hij volgens eigen zeggen nooit doet. Op de laatste baan, van 175 tot 200 meter, zette hij de vingers aan de mond en klonk zijn fluitje.

Droombaan Daar, in dat Duitse bad, was hij weer de befaamde zwemcoach Marcel Wouda. Geen man kan zo fluiten als hij, die bewering durven wij, vaste zwembadbezoekers, wel aan. Het is aanmoedigend bedoeld en ook om de eigen spanning van zich af te fluiten. Heemskerk ging harder en harder in de Osthalle, de fluittonen van Wouda werden schriller en schriller. Het werd een Nederlands record: 1.51,72. Dat was 0,55 seconde verwijderd van het wereldrecord op de kortebaan (25-meterbad). Wouda stond na afloop nog te schudden met het hoofd. Hij was in zijn element geweest. Niets mooier dan dit. “Dit is mijn droombaan, mijn droomvak”, zei hij een jaar eerder, toen hij zwaar onder vuur lag.

Iedere andere coach was destijds waarschijnlijk vertrokken naar een ver oord, waar ze hem leuker en deskundiger zouden hebben gevonden. Wouda niet. Hij hield stand tegen de golf van kritiek. Hij bleef. Hij werd in oktober 2013 van zijn voetstuk geslagen. Hij had die zomer zijn eerste grote resultaat met Ranomi Kromowidjojo geboekt. Ze werd in Barcelona wereldkampioen op de 50 meter vrije slag. Nog nooit had Wouda zo’n diamant in handen gehad. Natuurlijk had hij gewerkt met olympisch kampioen Maarten van der Weijden (goud op de 10 kilometer open water in Peking 2008), maar dit was nog weer andere klasse. Kromowidjojo was in 2012 olympisch kampioen geworden op de 50 en de 100 meter vrij. Toen haar coach Jacco Verhaeren in dat najaar stopte en verder ging als technisch directeur, was de overstap naar Wouda een logische. Een jaar later bleek het, althans volgens de zwemster, toch de verkeerde stap te zijn


21

Heemskerk ging harder en harder in de Osthalle, de fluittonen van Wouda werden schriller en schriller

geweest. Kromowidjojo was zo van slag van de volgende transfer van Verhaeren (voor veel geld naar Australië) dat zij zelf ook een rigoureuze transfer maakte. De topzwemster stapte over naar de onervaren assistent van Wouda, Christiaan Sloof. Met Wouda zou ‘de klik’ onvoldoende zijn. Alles was goed aan Marcel, zei La Kromo in een gestreamde persconferentie, alleen de sociale factor, de gezelligheid, ontbrak. Zo kon ze het niet nog eens drie jaar volhouden, was haar overtuiging.

Belachelijke keuze Die klap in het gezicht incasseerde Marcel Wouda als een heer. Als een vader met gevoel voor de rebellerende

dochter. Nergens viel op te tekenen dat hij het een belachelijke keuze van Kromowidjojo had gevonden, dat zij de diva speelde die bij een meisje uit NoordGroningen in het geheel niet paste. Het was nota bene de beslissing van de vrouw die hij in een interview met NLCOACH had geroemd om haar kwaliteit van de juiste keuzes maken. “Ze kan onnoemelijk goed zwemmen, ze is explosief. Ze kan racen. Maar ze maakt ook de goede keuzes, dat is ook een talent.” Wouda, uit zijn eigen actieve carrière gewend aan klappen op de neus en corrosie aan de reputatie, hield zich stil in de affaire-Kromowidjojo. Hij ging een dikke week met retraite en weigerde

in te gaan op de eerste gedachte van bondsdirecteur Jan Kossen om eventueel maar te verhuizen naar een ander bad. Hij bleef. Hij wilde ‘de mooiste accommodatie ter wereld’, het Pieter van den Hoogenband Zwemstadion te Eindhoven, niet verlaten. Hij had bovendien een grote, morele verplichting aan Femke Heemskerk, die voor hem en Eindhoven had gekozen en in wie hij veel van zijn eigen verleden herkende. Nooit zeker van de zaak, op grote wedstrijden onder je beste kunnen blijven, nervositeit proberen weg te lachen, maar intussen met buikpijn aan de start staan. Zo’n pupil wilde Wouda niet in de steek laten. Hij ging verder, zijn contract



23

Ranomi Kromowidjojo en Marcel Wouda op het WK 2013 in Barcelona, vlak voor de breuk tussen beiden.

uitdienen als bondscoach. De wereld moest er maar mee leven dat hij niet de gezelligste man van Eindhoven en omgeving was. Wie ooit trainingskampen van de nationale ploeg op Tenerife meemaakte, zag het stramien en een stukje cultuur. Verhaeren bleef met wat aanhang nog lang zitten op het gezellige terras. Wouda had zijn MacBook bij zich en dronk één glas mee, voordat hij zich op zijn kamer terugtrok om nog eens de vorderingen van zijn zwemmers door te nemen.

Eerherstel Die Marcel Wouda was na zijn eigen rampjaar 2013 – naast Kromowidjojo namen Bastiaan Lijesen, Dion Dreesens, Jasper van Mierlo en Wendy van der Zanden de wijk – de trainer die in 2014 in vlot tempo aan eerherstel werkte. Hij bewees dat karakter zich uitbetaalt, dat trouw aan zichzelf en zijn pupillen een fraaie eigenschap is. Hij toonde zich ‘de architect’ van een zwemmer als Ferry Weertman. Die stayer boekte in de zomer van 2014, bij de Europese titelstrijd, het (waarschijnlijk) mooiste succes voor Wouda. In het water van de Dahme, een Berlijnse stadsrivier, knalde de reus Weertman met zijn enorme halen naar het Europees kampioenschap open water, op de internationaal zwaar bezette olympische afstand 10 kilometer. Wouda liep jubelend rond aan de oevers van de roeibaan in Grünwald. Ik zag hem huppelen.

Een dag eerder had hij Sharon van Rouwendaal, een voormalige pupil die in 2013 haar domicilie in Frankrijk koos, naar hetzelfde goud bij de vrouwen gecoacht. Op de vierde dag van het toernooi was er nog eens het goud voor het Nederlandse trio Van Rouwendaal, Weertman en Schouten, allemaal mensen uit de Wouda-school. In het binnenbad haalde Femke Heemskerk in Berlijn liefst vier medailles. Drie maal zilver en één maal brons. De laatste medaille, voor de derde plek op de 200 vrij, was een soort van doorbraak. Heemskerk had de teleurstellende gedachten over het missen van een toptijd op de 100 vrij een plaats weten te geven en gaf alles in de race in Velodrom. Alleen de grootheden Federica Pellegrini en Katinka Hosszu waren (0,8 en 0,2 seconde) te snel voor haar. Het gaf de richting aan van een verbeterde prestatiecurve bij Heemskerk. Wouda kan blijven schaven en blijven bikken en beitelen, om haar beter te krijgen.

Frontman Van de loser van 2013 is Wouda plotseling de echte frontman van het Nederlandse trainerskorps geworden. Hij kan zijn passie vertalen naar zijn zwemmers. Hij heeft de kennis van zaken en, ook heel belangrijk: de eigen grote ervaring. In 1998 werd hij in Perth (Australië) wereldkampioen op de 200 meter wisselslag. Geen enkele

Het jaar 2014 zal het fundament van Wouda’s coachbestaan versterken Nederlandse man, ook Pieter van den Hoogenband niet, slaagde erin die mondiale titel te kopiëren. Die status zou Wouda meer vertrouwen moeten geven. Er is meer. Hij coachte in 2008 Maarten van der Weijden naar olympisch goud. Twee jaar later werd Linsy Heister Europees en wereldkampioen open water. Job Kienhuis kraakte in handen van Wouda eindelijk het Nederlands record op de 1500 meter. Allemaal zwemmers die een diepe buiging maakten naar hun trainer en coach Wouda. Het jaar 2014 zal het fundament van Wouda’s coachbestaan versterken. Hij werkt na ingrepen door de nieuwe technisch directeur, Joop Alberda, met een grotere groep zwemmers dan voorheen. Het doel is het olympische jaar 2016, de Spelen van Rio. Komend jaar wacht het WK lange baan in Kazan, een Russische universiteitsstad. In 1997 werd Marcel Wouda, na twee wereldrecords en twee Europese titels, sportman van het jaar in Nederland. Hij lijkt nu, zeventien jaar later, langzaam in de buurt te komen van de uitverkiezing tot coach van het jaar. Het zou een bekroning zijn van zijn vakmanschap.


24

HIGH PERFORMANCE TEAM

Evolutie in de sportpsychologie

PAUL WYLLEMAN: “HET GAAT MET PRESTATIEGEDRAG OM MEER DAN MENTALE VAARDIGHEDEN” Paul Wylleman (53) is in februari aangesteld als prestatiemanager Prestatiegedrag bij NOC*NSF. De Belg, tevens hoogleraar Sportpsychologie aan de Vrije Universiteit in Brussel, heeft meer dan 25 jaar ervaring met de begeleiding van topsporters. “Ik heb het gevoel dat ik een nieuwe impuls kan geven aan NOC*NSF.” n

DOOR: JAN-CEES BUTTER

U maakt sinds februari deel uit van het High Performance Team van NOC*NSF. Wat heeft u de afgelopen periode gedaan? “Eigenlijk is de samenwerking al eerder gestart. Maurits Hendriks, chef de mission, vroeg mij na de Spelen van Londen feedback te geven op de wijze waarop de sportpsychologische begeleiding van Nederlandse olympiërs verloopt. Hij wilde kijken of dat systeem geoptimaliseerd kon worden. Dus voor de officiële

“Prestatiegedrag geeft beter aan dat het niet alleen om mentale vaardigheden gaat”

aanstelling, in februari, was ik al betrokken bij het High Performance Team van NOC*NSF, waardoor ik de mogelijkheid had om te kijken naar de evaluaties en inzicht kreeg in de behoeften. De doelstelling is nu vrij eenvoudig. Het is niet mijn taak in persoonlijke begeleiding te voorzien, maar het is wel mijn taak een systeem op te zetten van kwaliteitsvolle begeleiding, waardoor we het proces van de ontwikkeling van atleten naar maximale prestaties kunnen optimaliseren. Daarnaast heeft er een belangrijke wijziging plaatsgevonden. We spreken niet langer over sportpsychologische begeleiding, maar hebben prestatiegedrag als titel genomen, omdat prestatiegedrag veel beter aangeeft dat het niet alleen om mentale vaardigheden gaat. Het is, wat wij noemen, het holistische perspectief; de verschillende domeinen waarop een atleet zich moet kunnen ontwikkelen om sportief stappen te kunnen maken, zoals sociaal, psychosociaal, studie of beroepsmatig. Dit neemt weg dat

het zuiver over het mentale aspect gaat, zoals concentratie en zelfvertrouwen. De topprestatie wordt geleverd omdat de atleet zich op verschillende domeinen heeft ontwikkeld, zich goed voelt en progressie kan blijven maken. Het is een duidelijke evolutie binnen de sportpsychologie.”

Legt u in uw werkzaamheden het accent bij de coach of bij de atleet? “Het aanbrengen van het holistische perspectief brengt het vak terug bij waar het hoort, namelijk: de coach. Terwijl een coach vroeger misschien zou zeggen: ‘Ik heb hier een atleet met een gebrek aan zelfvertrouwen, we zetten er een sportpsycholoog op en die neemt dat proces in handen’, gaan we nu als een coach aangeeft dat zijn atleet een gebrek aan zelfvertrouwen heeft eerst met die coach na: Wat betekent dat? Wat zijn de factoren die jij als coach kunt aanbrengen? En welke doelstellingen


25 Paul Wylleman: “Als de coaches en TeamNL in 2016 sterker zijn geworden en naar hun maximale waarde hebben gepresteerd, dan zal ik zeker tevreden zijn.”

kunnen we aanbrengen, waarmee jij als coach verder kunt? In tweede instantie ga ik binnen mijn team van experts kijken naar wie de meest geschikte persoon is met de juiste competenties om aan die behoeften te beantwoorden. Gebrek aan zelfvertrouwen kun je bijvoorbeeld opsplitsen in een gebrekkige communicatie met de coach en een gebrek aan een gebruik van routines ter voorbereiding op een wedstrijd. Dat roomt af van het idee dat er altijd één expert prestatiegedrag verbonden is aan een sporter, een team of een programma. Ik weet, en ik zeg dit met een lach: we zijn goed, maar we moeten erkennen dat we niet alles kunnen.”

Valt er nog veel terrein te winnen op het gebied van prestatiegedrag? “Als je kijkt naar de domeinen binnen de holistische visie, dan hebben we nog wel wat werk te verzetten, ja. Het is een combinatie van factoren, zoals: Hoe gaat iemand om met zijn persoonlijke levensstijl? Hoe verloopt de relatie met zijn partner? Hoe werkt de combinatie tussen topsport en studie? En hoe gaat de atleet om met de overgang van belofte naar A-status? Dat zijn zulke specifieke transities, waarbij atleet en coach behoefte hebben aan goede competenties om dat te kunnen optimaliseren.”

Kunt u een voorbeeld geven van wanneer uw expertise aanwijsbaar heeft geholpen? “Zichtbaar kan ik dat niet, omdat ik nooit inga op een atleet of team. Het zou ook zeer onbescheiden zijn van de experts, of in mijn geval van de prestatiemanager Prestatiegedrag, om te zeggen: dáár kan ik echt met de vinger aanwijzen dat dit ons werk is. Dat zou niet alleen onbescheiden zijn, maar ook waanzinnig

“We zijn goed, maar we moeten erkennen dat we niet alles kunnen”


26

HIGH PERFORMANCE TEAM

Wie is Paul Wylleman?

“Het aanbrengen van het holistische perspectief brengt het vak terug bij waar het hoort: de coach” verkeerd, want de prestatie wordt geleverd op basis van een combinatie van factoren. We kunnen wel veronderstellen dat we een coach betere ondersteuning kunnen geven, waarmee hij vooruitgang heeft behaald.”

Kunt u zeggen hoe het vak van prestatiegedrag zich de komende vijf jaar verder zal ontwikkelen? “Op zich bestaat prestatiegedrag niet als vak, maar het valt onder sport- en prestatiepsychologie. Daar is een aantal goede opleidingen voor in Nederland, maar het gat tussen de opleidingen en het werkveld is nog te groot. Bijvoorbeeld als we spreken over het omgaan met crisis en trauma’s. In de opleiding zal daar best aandacht voor zijn, maar het effectief uitwerken in aanpak en specifieke vertaling naar topsport op olympisch niveau zal NOC*NSF met enkele partners in handen moeten nemen. Een ander voorbeeld, eentje waarvan ik denk dat we in Nederland nog absoluut terrein kunnen winnen: de revalidatie. Omdat we daar enorm veel prestatieverval zien. Wat enerzijds logisch is, want de atleet kan niet altijd maximaal presteren. Maar de revalidatie vanuit de revalidatiepsychologie, daar moeten we absoluut sterker in worden.”

U hebt al meer dan 25 jaar ervaring met mentale begeleiding in topsport. Wat maakt uw aanpak zo bijzonder? “Ik heb er wel zicht op, maar dit zou een mooie vraag zijn voor Maurits Hendriks of een van mijn collega-prestatiemanagers. Ik denk wel dat ik een nieuwe visie heb binnengebracht op het gebied van sportpsychologie. Ik heb het voordeel dat ik als hoogleraar heel nauw het wetenschappelijk onderzoek kan volgen. Ik ben ook al acht jaar voorzitter van de Europese federatie voor sportpsychologie, waardoor ik internationaal goed kan inschatten wat er gebeurt. Ik heb kunnen analyseren dat zuiver het mentale van mentale vaardigheden wel een effect gaf,

Paul Wylleman heeft meer dan 25 jaar ervaring met de begeleiding van

maar niet voldoende. Er is een bepaald model ontwikkeld, het holistische carrièremodel, dat ook duidelijk aangeeft waarom het onvoldoende is om zuiver te kijken naar die mentale vaardigheden. Want waarom kan het dat een atleet, die je met behulp van een sportpsycholoog alle mentale vaardigheden laat aanleren, toch faalt, omdat de stress te hoog is voor een wedstrijd? Omdat het gezin, de familie, de studiebelasting of het financiële element een rol begint te spelen, maar de atleet of coach niet geleerd is dáár mee om te gaan. Op basis van dat gevoel denk ik dat ik een nieuwe impuls kan geven aan NOC*NSF.”

topsporters. Aan de Vrije Universiteit in Brussel doceert Wylleman onder andere sportpsychologie, mentale training en begeleiding, topsportleefstijl en high-performance management. Tevens is hij hoofd Topsport en Studie en begeleidt hij topsporters bij het combineren van studie en topsport. Wylleman begeleidde de afgelopen vijftien jaar diverse topsporters tijdens Europese en wereldkampioenschappen en in voorbereiding op de Olympische Spelen. Daarnaast deed hij ook de sportpsychologische begeleiding van teams en diverse topsportbonden.

Was u tevreden over hetgeen u aantrof bij NOC*NSF?

Wylleman is tevens voorzitter van

“Absoluut. Ik ga niet vergelijken met België, maar ik kan wel aangeven wat de sterke punten zijn. En dat is voor mij heel duidelijk het centrale aspect. Het feit dat topsport in één huis zit – met continu overleg tussen bonden en prestatiemanagers – en dat geleid wordt door een chef de mission, en niet enkel door een CEO die niet betrokken is of weinig ervaring heeft met de praktische kant van de Olympische Spelen, is een prachtige situatie. NOC*NSF is niet bang om te kijken naar wat er goed is, maar schroomt ook niet om analyses te maken en waar nodig te veranderen. Ik merk dat men in andere landen heel tevreden is over het niveau dat men heeft, maar men probeert dat niveau te behouden met dezelfde middelen en dezelfde manier van werken. Meestal is de evolutie zo snel dat je moet kijken naar hoe je dingen moet veranderen om de volgende stap te kunnen maken.”

Psychology (FEPSAC).

We ontkomen toch niet aan een vergelijking tussen Nederland en België. Bestaat er een verschil in sportpsychologische benadering? “Jazeker. In Vlaanderen is men stapjes aan het maken. Daar wordt de sportpsychologische begeleiding ondersteund door Bloso, de sportadministratie van de Vlaamse regering. Ik heb de kans gehad een project op te starten waar nu een achttal sportpsychologen met sportfederaties of sporters kan werken. Wat er naar mijn gevoel nog niet is gebeurd, is de stap maken richting prestatiegedrag met de coach als belangrijkste schakel, zoals Nederland op dit moment doet. Ik vermoed dat dat in een wat langzamer tempo gaat dan wij hier in Nederland aankunnen.”

de European Federation of Sport

“Meestal is de evolutie zo snel dat je dingen moet veranderen om de volgende stap te kunnen maken”

Tot slot: we maken een sprong naar eind 2016. Wanneer bent u tevreden? “Ik zou tevreden zijn als het High Performance Team, de collega’s met wie ik dagelijks werk, vindt dat er een systeem is opgezet van kwaliteitsbegeleiding via een team van experts. En dat er een duidelijke procedure is waarbij een bondscoach een vraag kan neerleggen en er direct wordt ingespeeld op basis van de beste competenties. Als daardoor de coaches en TeamNL sterker zijn geworden en naar hun maximale waarde hebben gepresteerd, dan zal ik zeker tevreden zijn.” Dit is het eerste deel van een serie over het High Performance Team van NOC*NSF.


27

COACH OP AFSTAND

KNWU-bondscoach Johan Lammerts voelt zich niet schuldig aan tegenvallend resultaat

“EEN COACH KAN NIET ALLES STUREN” Veel contact met zijn wielrenners heeft Johan Lammerts niet. Hooguit zes dagen per jaar heeft de bondscoach van de KNWU ze in zijn buurt om een gezamenlijk plan voor het WK op te stellen. “Hoe het anders kan, daar ben ik elke dag mee bezig.” n

DOOR: JEROEN BIJMA

n

FOTO’S: ANP PHOTO

Zolang Johan Lammerts perspectief ziet op een ‘goed resultaat’, weigert de bondscoach van de Nederlandse wielrenners de handdoek in de ring te gooien. De 54-jarige Brabander droomt van een medaille in de wegwedstrijd op het WK. “Ik ben topsportcoach en dan gaat het om winnen. Daar streef ik naar.” In de kantine van het Huis van de Sport in Nieuwegein beginnen de ogen van Lammerts te twinkelen als het over zijn grote liefde, het wielrennen, gaat. Met armgebaren legt hij uit wat wielrennen de mooiste, en ook de zwaarste, sport ter wereld maakt. Althans, dat is de mening van Lammerts, die bij de KNWU tevens keuzeheer is van de veldrijders en de vrouwen.

“Waar een topwielrenner aan moet voldoen grenst bijna aan het onmogelijke” “Waar een topwielrenner aan moet voldoen grenst bijna aan het onmogelijke”, beweert de voormalig prof. “Elke dag krijg je van alles te verwerken. Kijk

alleen al naar de weersomstandigheden. Geen sport waar het weer zo belangrijk is als in het wielrennen. Voetbal zit in een eenvoudig kader, met een speelveld, tribunes en soms zelfs ook nog een dak. Allemaal veel beschermder dan in onze sport, waarin het gaat om hoge snelheden en waar je te maken hebt met regen, kou, sneeuw, hitte en in Peking zelfs met smog. Op het moment dat iedereen daar met een mondkapje rondloopt, rijden 200 renners er zo doorheen. De wielersport is één van de zwaarste dingen die je mee kunt maken in vredestijd.”

Heel beperkt Zijn eigen taak grenst ook bijna aan het onmogelijke. Slechts zes dagen heeft Lammerts om zijn sporters voor te bereiden op de mondiale titelstrijd. Met name de mannelijke wielrenners ziet hij zelden. “Ik ben heel beperkt als bondscoach. Eén keer per jaar heb ik ze bij me en dat is het dan. Je neemt in die dagen het tactische plan goed door en probeert er een team van te maken. Maar in principe heeft dat natuurlijk veel langere periodes van voorbereiding nodig.” “Natuurlijk, ik zou de renners meer willen zien, maar ik weet ook dat de commerciële teams veel tijd van hen opeisen. Dat is begrijpelijk, want zij zijn de werkgevers. Wellicht kunnen we in de toekomst een

extra dag of weekend bij elkaar zijn om te trainen. Dat is waarmee ik elke dag bezig ben: hoe ik het in mijn rol anders, en dus beter, kan doen.” Het voorbije WK in Ponferrada liep voor Nederland uit op een teleurstelling, al pakte Tom Dumoulin knap een bronzen medaille in de individuele tijdrit. In de wegwedstrijd konden Marianne Vos en Bauke Mollema de verwachtingen niet waarmaken. “Ik ben teleurgesteld over het resultaat. Maar goed, dat moet je ook accepteren. Het functioneren van het team was iets minder dan ik had verwacht.” Lammerts sprak na afloop kort met zijn pupillen, maar de oud-winnaar van de Ronde van Vlaanderen (1984) is er de man niet naar om meteen harde woorden te spreken. “Ik denk niet dat het als coach nodig is om er meteen met de zweep overheen te gaan. Dat creëert bepaalde angstgevoelens. Dat wil niet zeggen dat je niet stevig kunt discussiëren. In een een-op-eengesprek moet je ervoor zorgen dat de sporter het de volgende keer wel beter doet.”

Scorebordjournalistiek Lammerts kreeg in de aanloop naar het WK de nodige kritiek te verduren, omdat hij Niki Terpstra buiten de selectie had gelaten. De bondscoach vindt


28

COACH OP AFSTAND

“Ik zou de renners meer willen zien, maar ik weet ook dat de commerciële teams veel tijd van hen opeisen” Tom Dumoulin op weg naar een bronzen medaille op de tijdrit van het WK in Ponferrada.

dat ‘scorebordjournalistiek’. “Moet Niki omdat hij Parijs-Roubaix heeft gewonnen dan altijd mee? Mensen zeggen dat zonder dat ze naar de argumenten kijken of luisteren. Ik kijk naar de kwaliteiten van de renner en of die matchen met het parcours. Plus wat iemand een paar weken voor het WK heeft gepresteerd. Niki werd er in de Ronde van Groot-Brittannië bergop elke dag afgereden. Dat klopt dan niet. Ik heb hem de definitieve selectie doorgemaild en geen antwoord gekregen. Dat is prima, dat hoeft ook niet.”

“Ik denk niet dat het als coach nodig is om er meteen met de zweep overheen te gaan” Het klopt volgens Lammerts, die opvallend genoeg zelf meereed toen Joop Zoetemelk in 1985 voor de laatste Nederlandse wereldtitel zorgde, ook niet dat in zijn ogen de norm ‘te hoog’ ligt als

het gaat om de prestaties van de nationale renners. “We kijken te veel naar het verleden. De norm moet altijd uitgaan van een bepaald realisme. Je kunt niet zeggen dat we met de huidige wielrenners de Tour de France gaan winnen. Mensen die dat wel doen, kunnen de kwaliteiten van de sporters niet inschatten. Ze hebben nog nooit een sportploeg begeleid en iedereen loopt er maar achteraan. Soms erger ik me daar wel aan. Er wordt iets door een zogenaamde deskundige geroepen en iedereen neemt het klakkeloos over en accepteert dat het zo is.” Toch is Lammerts positief gestemd als het gaat om de toekomst van het Nederlandse wielrennen. “Het is een goed jaar geweest, maar we moeten niet vergeten dat de eerste Nederlander (Mollema, red.) pas op de negentiende plaats staat. Ik wil ook dat de lat ietsjes hoger ligt en dat we regelmatig meedoen om de winst in een topklassieker of op het WK, maar dat heb je niet voor het zeggen. Neem maar van mij aan dat als ik er geen vertrouwen meer in zou hebben dat we kunnen winnen, ik gelijk stop. Als je geen perspectief ziet op een goed resultaat, dan moet je de

handdoek gooien. En dat resultaat is een medaille. Daar geloof ik in.”

Afrekenen op resultaat Lammerts zei na de wegwedstrijd in Spanje dat, op het resultaat na, alles goed was verlopen. Hij vindt het vaak onterecht dat coaches op de prijzen worden afgerekend. “Het werkt niet zo dat een coach alles zo kan sturen zoals het zou moeten worden gestuurd. Je mag best wel afgerekend worden op het resultaat, maar ik vind het altijd maar de vraag of de coach dan echt de schuldige is. En dan? Dan krijgt iemand anders een kans en wordt dan ook geslachtofferd. Als er structurele problemen zijn, zou je daarover kunnen nadenken en kunnen evalueren, maar vorig jaar en ook dit jaar is er in de aanloop naar het WK niets gebeurd waarvan ik zou zeggen dat dát anders had gekund.” “Ik doe er alles aan om ervoor te zorgen dat ik win. Footballcoach Vince Lombardi zei ooit eens: ‘If winning isn’t everything, why do they keep score?’ Ik ben niet van meedoen is belangrijker dan winnen. Ik streef altijd naar het hoogste. Soms lukt het niet om te


29 winnen, maar heel vaak is het bij mij wel gelukt en daar ben ik best trots op.”

Verdrietig Toch is het niet altijd rozengeur en maneschijn geweest in de loopbaan van Lammerts als bondscoach. In augustus overleed de pas twintigjarige mountainbikester en veldrijdster Annefleur Kalvenhaar als gevolg van een ernstige valpartij. Lammerts verkeerde een week lang in shocktoestand. “Dat is echt heel moeilijk voor me geweest. Ik was zeer op haar gesteld. Het was een heel leuke meid en we hadden een goede band. Ik heb haar ooit laten debuteren in het veldrijden. Je weet dat de dood een zekerheid is, maar niet als je nog zo jong bent. Ik was er zeer van ontdaan…” “Ze is nog altijd veel in mijn gedachten.

Ik ruimde onlangs wat op in mijn kantoor en kwam haar dossier tegen. Haar doelstellingen stonden erin. Ze zat boordevol ambities. Vorig jaar werd ze nog Europees kampioen en in één moment is het allemaal over. Dan word je er weer even verdrietig van. Het leven gaat verder, hoe hard dat soms ook is.”

hij dingen aanpakte heeft mij altijd erg aangesproken. Die inspiratie haal ik overal vandaan. Dat hoeft niet alleen in de sport te zijn, maar kan ook in de filosofie of bij een psycholoog zijn. Je bent nooit te oud om jezelf te ontwikkelen. Ik werk graag bij de wielerbond en zou er nog lang aan verbonden willen blijven.”

Inspiratiebron Lammerts noemt zichzelf een ervaringsdeskundige en wil de dingen die hij in het verleden heeft meegemaakt overbrengen op de generatie van nu. “Ik vind dat je als coach altijd je eigen persoonlijkheid moet zijn. Ook ik zie weleens dingen die handig zijn om te hebben. Zo is voetbalcoach Guus Hiddink een inspiratiebron voor mij, ook nu het wat minder gaat met het Nederlands elftal. De manier waarop

“Je weet dat de dood een zekerheid is, maar niet als je nog zo jong bent” Bauke Mollema kon op het WK de verwachtingen niet waarmaken.


30

POSITIEF COACHEN

De ideale coach geeft positieve feedback

“HOUD OP MET BESTRAFFENDE MANIER VAN COACHEN” “Je kunt als coach niet alleen maar uitgaan van wat jij vindt, je moet ook rekening houden met wat de sporter je teruggeeft.” Dat vindt Jacques van Rossum, als wetenschapper tot aan zijn pensionering verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. ‘Positief Coachen’ heet de stroming waar hij voor staat na meer dan dertig jaar het coachgedrag in de breedste zin van het woord te hebben bestudeerd. n

“Kleineren, afkraken of cynisme is geen positieve feedback”

DOOR: POUL ANNEMA

Al is topsportcoach Gerard Kemkers tijdelijk uit beeld, vanuit zijn zelfverkozen anonimiteit trok hij begin oktober bij de kunstijsbaan in Hoorn wel een volle kantine met aankomende coaches. Hij kwam om te vertellen over zijn vak, het coachen van topsporters. John Volkers van de Volkskrant schreef erover: “Het vak coachen benadert Kemkers het liefst als leraar: hij wil sporters iets leren. Het vak is hem lief, maar hij heeft, zo betoogt hijzelf, flinke concessies moeten doen aan zijn positieve natuur.” Uit de mond van de docent Kemkers tekent de verslaggever diens zelfanalyse op: “Coachen is in zichzelf een negatief vak. Wij coaches kijken altijd naar de fouten. De schaatser die de baan rondrijdt verwacht van ons dat we hem wijzen op zijn fouten. Wij zijn getraind op het bespeuren van fouten.” Als hij een foto van Sven Kramer toont en de meer dan honderd trainers vraagt de negentienvoudig wereldkampioen te beoordelen op de schaal van 100, komt Kemkers zelf met het antwoord: “95 zullen jullie zeggen, zo goed is Sven Kramer immers. Maar bijna honderd procent van mijn tijd heb ik aan die vijf ontbrekende procenten van Sven besteed. Dat is

normaal in onze wereld. Maar het stuit me tegen de borst. We zijn aldoor maar bezig met de dingen die fout gaan. Ik pleit voor positief coachen. Dat is mijn grondhouding.”

Research Award Een week later raakt de aula van de Hogeschool van Amsterdam aan de Wibautstraat snel gevuld voor de bekendmaking van de winnaar van de Research Award, de jaarlijkse prijs voor het beste onderzoek van het hoofdstedelijke studie-instituut. Vier kandidaten zijn na een scherpe selectie onder de vele inzendingen overgebleven, onder wie de ALO-studentes Karin Veltman en Mandy Bleeker. Zij hebben als ex-wedstrijdturnsters en huidige turndocenten gekozen voor een onderzoek dat de titel Het effect van een positieve turncoach heeft meegekregen. Ze winnen de competitie met concurrerende onderzoeken net niet, maar zijn niettemin tevreden dat ze hebben kunnen aantonen dat ‘positieve coaching’ bestaat. In de zaal is ook Jacques van Rossum aanwezig. Hij is door de ALO-studentes voor hun onderzoek


31

Louis van Gaal, FOTO: ANP PHOTO

hier in gesprek met

geraadpleegd. De gepensioneerde bewegingswetenschapper van de VU, die zich de laatste twintig jaar vooral op talent­ ontwikkeling heeft gericht, geldt met Ewald van Kouwen als grondlegger van het begrip ‘Positief Coachen’. Samen ontwikkelden ze een theatertour, die onder leiding van Van Kouwen in het land nog steeds veel waardering oogst. Van Rossum brengt zijn boodschap over in spreekbeurten, bij congressen en in zijn samenwerking met clubs en trainers.

Positieve feedback De wetenschapper in Van Rossum heeft hem naar het onderzoek gedreven. Hij volgt publicaties van en over topsportcoaches tot ver over de grens. Hij weet wat er speelt, nationaal en internationaal, en is er op grond van waarneming, studie en verdieping steeds zekerder van geworden dat de ideale trainer/coach aan veel kenmerken moet voldoen. Twee daarvan steken er wat hem betreft bovenuit. Van Rossum: “De eerste is kennis van zaken met betrekking tot technische, tactische

Bruno Martins Indi, had tijdens het WK voetbal succes met de methode van positief coachen.


32

POSITIEF COACHEN

“De ouderwetse coach ziet zijn sporter als werktuig met wie hij een klus moet klaren” en conditionele aspecten van een tak van sport. Je moet wel weten waar het over gaat. Maar het tweede punt is dat de ideale coach positieve feedback geeft.” “De ideale trainer/coach geeft dingen aan waarmee de sporter verder kan. Kleineren, afkraken of cynisme is geen positieve feedback. Dat dingen die fout gaan door de coach worden benoemd is terecht en nodig. Koppel het alleen niet terug naar de sporter door als coach meteen uit je dak te gaan. Dan lever je je over aan de krachten van de kleedkamer en telt het pedagogisch/didactisch klimaat, waarin het ontwikkelen van de sporter voorop staat, niet meer.” “Je kunt als coach niet alleen maar uitgaan van wat jij vindt, je moet ook rekening houden met wat de sporter jou teruggeeft”, zegt Van Rossum, die meerdere publicaties op zijn naam heeft staan. “Je moet als coach ook rekening houden met omstandigheden die je niet zelf in de hand hebt. De ouderwetse coach, laat ik hem zo maar noemen, ziet zijn sporter als werktuig met wie hij een klus moet klaren. Het maakt voor hem niet uit hoe de sporter in zijn vel zit, hoe hij het thuis heeft, hij moet zijn opdracht klaren. De trainer/coach vergeet dan dat zijn werk vooral een technische instructie moet zijn.” Van Rossum begrijpt waar Kemkers tegenaan is gelopen. “In de sport kijken we naar wat niet goed gaat, omdat we denken dat als je wilt winnen je dat wat niet goed gaat moet verbeteren. Er wordt continu gehamerd op het resultaat: op records, op doelpunten en op de stand in de competitie. Maar uit al de onderzoeken die ik heb bestudeerd blijkt dat als je je vooral richt op wat wel goed gaat, op taken in plaats van op resultaat, dat het beter gaat. Dat is de kern van mijn verhaal: positief coachen is je richten op taken in plaats van op resultaat. De coach die zijn ploeg voorhoudt ‘Nu winnen en dan staan we bovenaan’ legt zijn spelers te veel druk op. Sporters moeten heel goed voorbereid zijn, anders wordt het niks, maar ze moeten zo weinig mogelijk bezig zijn met het resultaat.”

Onvrije oefening Voor Karin Veltman (22) en Mandy Bleeker (23) was het begin 2013 verschenen boek De onvrije oefening van ex-topturnsters Stasja Köhler en Simone Heitinga een van de aanleidingen voor hun onderzoek. “We zijn erg geschrokken van wat in dit boek werd geschreven over de jarenlange fysieke en mentale intimidatie als trainingsmethode”, zeggen de ALO-studentes met een turnverleden en een – als trainers – turnheden. “We hebben zelf ook ervaren dat er bij verenigingen soms een negatieve sfeer hangt, maar hebben ook ervaringen met positieve verenigingen. We wilden weten of het de KNGU lukt met haar zogenoemde Veilig Sportklimaat, waarin positief coachen een belangrijk onderdeel is, vooral ook de turnsters te bereiken.” “We hebben meer naar de kant van de turnsters

Mandy Bleeker (links) en Karin Veltman.

“Positief coachen is je richten op taken in plaats van op resultaat”


33

“Sporters moeten heel goed voorbereid zijn, maar ze moeten zo weinig mogelijk bezig zijn met het resultaat”

gekeken dan naar die van de coaches”, aldus het tweetal, dat haar onderzoek deed bij zowel een topsportvereniging (Turning Spirit Amsterdam) als een recreatievereniging. Hun uiteindelijke conclusie: “Er was geen verschil in beleving tussen de turnsters van de topsporten recreatieverenigingen. Beide groepen waren positief en hadden plezier in hun trainingen. Dat is een belangrijke conclusie volgens ons. Topturnsters kunnen dus echt veel plezier met hun intensieve sportbeleving combineren. In het geval van Turning Spirit speelt daar, denken wij, een belangrijke rol in dat er veel aandacht is voor mental coaching.”

De ideale coach Die bevinding van Veltman en Bleeker brengt Van Rossum tot de opmerking: “Dat is ook wat ik steeds uit mijn studies naar coachgedrag haal: als je gaat kijken naar verschillen, dan is de ideale coach in de top- en recreatiesport niet zo verschillend. Allebei moeten ze weten waar het in hun sport over gaat en moeten ze hun sporters op een prettige manier aan de gang houden. En dan is er wel een groot verschil in de positieve feedback, want in topsport gaat het om detailelementen. Het grootste verschil is het vergrootglas dat op de topsport wordt gelegd, maar het pedagogisch/didactisch klimaat is niet echt anders. Wanneer je op beide niveaus de fouten gaat benadrukken ontstaat bij mensen, zowel in het een als in het ander, al gauw het idee: ‘Ik kan het dus kennelijk niet.’” Van Rossum noemt het ‘straffend systeem’ leidend in de training en opleiding van de sporters. “Kennelijk bestaat bij velen in ons wereldje nog steeds het idee dat als je maar genoeg kankert en zo af en toe een flinke straf uitdeelt, dat het dan wel lukt... Zo’n bestraffend systeem werkt vanuit angst en slechts op korte termijn.” In zijn onderzoek Coaches die nooit verliezen concludeert Van Rossum dat er twee benaderingen zijn om gedragsveranderingen tot stand

te brengen. “Of je gaat gedrag onderdrukken, en dan ga je straffen. Dat leidt bij beesten, maar ook bij mensen tot vermijdend gedrag, Honden die voortdurend gestraft worden, worden vals.” “Bij mensen krijg je geen morele ontwikkeling, hooguit successen op korte termijn”, zegt Van Rossum, die een voorstander is van een ‘belonend systeem’. “Natuurlijk mag je als trainer/ coach boos worden als er bepaalde afspraken niet worden nagekomen, maar boosheid mag nooit ontaarden in out-of-control-gedoe of geschreeuw. Boosheid uiten uit teleurstelling is heel normaal en goed. Maar de volgende reactie moet dan wel zijn: ‘Hoe gaan we hier constructief mee om?’ De weg naar je uiteindelijke doel moet je goed managen en dat doe je door zaken in handen van de sporter te geven. Epke Zonderland weet, vanuit zijn heldere keuzes en sterke verantwoordelijkheidsgevoel, precies wat hij moet doen om op zijn gewenste niveau te komen. Maar je ziet ook voorbeelden van sporters die de verantwoordelijkheid voor eigen handelen zijn kwijtgeraakt omdat ze zijn opgegroeid in een systeem waarin hun eigen inbreng en initiatief nauwelijks telde. In zo’n proces is de coach vooral bezig om te vertellen wat ze wel en niet moeten doen en daardoor ook eerder gaan straffen.” Coaches die nooit verliezen zijn in de ogen van Van Rossum coaches die winst proberen te boeken in plaats van te winnen. “Winst boeken betekent dat je, zelfs bij een nederlaag, via analyse trainingsdoelen kunt creëren. Positief coachen krijgt al snel het label van ‘watjesgedrag’ en reacties als ‘Nou, laten we bij een 13-0 nederlaag dan maar positief zijn’. Daar gaat het dus net niet om, het gaat erom het proces te benadrukken en niet het resultaat als uitgangspunt te nemen. Resultaatgericht coachen is uiteindelijk een doodlopende weg, omdat er in de analyse van de wedstrijd geen rekening wordt gehouden met de verschillende factoren die een rol spelen, maar alleen

de vraag ‘Hebben we gewonnen of verloren?’ telt. Sporters moeten zich realiseren dat winnen voortkomt uit een proces, het is niet winnen om te winnen. Winnen doe je als je doet wat je in de training hebt afgesproken en voorbereid. Als je dat vergeet, kom je domweg niet in je spel.” Van Rossum verwijst naar de methode-Van Gaal. “Een relatie opbouwen waarvan mensen denken: ‘We moeten aan de slag.’ Dan zie je opeens dat spelers in zo’n groep elkaar kunnen versterken in het perfectioneren van bepaalde activiteiten. Je kunt als coach wel denken dat je alles in de hand hebt, maar negentig procent heb je helemaal niet in de hand. Het enige, en niet onbelangrijk, is dat je als coach je ploeg optimaal voorbereidt. Terug naar het proces en resultaten analyseren om nieuwe trainingsdoelen te kunnen stellen. Dat is coachen, positief coachen.” Eerder bepleitte Van Rossum al om positief coachen onderdeel te maken van de coachopleiding. Het komt er steeds niet van. “De Amerikaanse Canadees Wade Gilbert heeft in 2004 onderzoek gedaan naar dertig jaar coachgedrag. Dat is niet eerder gedaan, zeker niet op wetenschappelijk niveau. Wat daaruit blijkt is dat het merendeel van het coachsysteem berust op individueel verworven kennis. Er is geen uniforme manier van werken. Maar coaches moeten wel kunnen sparren en reflecteren, daar worden ze alleen maar beter van. Wat positief coachen beoogt is om coaches een spiegel voor te houden met de boodschap: ‘Jongens, die bestraffende manier van coachen werkt niet, geef het nou eens op.’”

“Je kunt als coach wel denken dat je alles in de hand hebt, maar negentig procent heb je helemaal niet in de hand”


34

COACH IN SPILFUNCTIE

Regionale trainingscentra nieuwe talentenvijvers van de Atletiekunie

“MET SIMPELE EN GOEDE OEFENSTOF DE BELASTBAARHEID VERGROTEN” De successen bij de internationale toernooien bevestigen dat de

Nederlandse topatletiek in de lift zit. Tegelijkertijd ziet de begin dit jaar aangetreden technisch directeur Ad Roskam van de Atletiekunie een kloof tussen het niveau van de trainingsprogramma’s op Papendal en het aanbod bij verenigingen. Regionale trainingscentra moeten dat gat opvullen. n

DOOR: CORS VAN DEN BRINK

De Nederlandse atletiek kent sinds jaar en dag een aanbod van regiotrainingen voor talentvolle atleten. In de meeste disciplines gaat het om een serie van tien tot twintig wekelijkse trainingen in de winterperiode, als aanvulling op het programma bij de eigen vereniging. “Twintig jaar geleden vonden bovengemiddeld getalenteerde atleten daarmee nog wel aansluiting bij het internationale niveau. Vanuit die regionale trainin-

“De weg naar de top is langer dan vroeger”

meeste verenigingen is het moeilijk om trainers aan te stellen voor kleine groepjes talenten. Samenwerking tussen clubs biedt meer mogelijkheden, maar komt moeizaam op gang. Tegelijkertijd zien wij dat er méér nodig is om het internationale niveau te halen: vaker en beter trainen, meer medische begeleiding. De weg naar de top is ook langer dan vroeger.” De vertrouwde regiotrainingen voorzien niet in die behoefte. Het aantal trainingen en het niveau van de trainingsgroepen is vaak te laag. Het ontbreekt aan een optimale aansluiting tussen club- en regiotrainingen en er is te veel versnippering, aldus de Atletiekunie na een evaluatie vorig jaar.

Dagelijks training gen kwamen ze in nationale selecties en uiteindelijk in de ploegen voor de internationale toernooien”, aldus Ad Roskam. Nu is dat lastiger, weet de technisch directeur van de Atletiekunie. “Voor de

Ook in diverse regio’s kwamen ambitieuze coaches en verenigingen tot dezelfde conclusies. In de afgelopen tien jaar is een breed palet aan trainingsgroepen ontstaan, deels binnen en deels los

van de bestaande verenigingen, die een intensiever trainingsprogramma aanbieden. Bij alle verschillen zijn er ook overeenkomsten: de overwegend jonge talenten krijgen dagelijks training, en dan vaak in de middaguren, er is paramedische begeleiding én hier en daar ook huisvesting om de reistijden zo veel mogelijk te beperken. Voor al deze trainingsgroepen geldt ook dat voor de financiering – en daarmee de honorering van de coaches – meerdere bronnen aangeboord worden: sponsoring, hogere contributies van de atleten en bijdragen van gemeenten en provincies. Maar het is vaak aan de inzet en ambitie van de coach te danken als deze vorm van professionalisering van de grond komt. En daarmee is het ook min of meer toevallig of een talentvolle atleet iets van z’n gading vindt. Hordelopers kunnen bijvoorbeeld op meerdere plaatsen terecht, voor speerwerpers is dat momenteel lastiger.


35 Landelijk dekkend aanbod

Zelf meer bijdragen

De Atletiekunie besloot eerder dit jaar om het programma van regionale trainingen stop te zetten en in te zetten op de vorming van – voorlopig zes – regionale trainingscentra (RTC’s). “Wij zien graag dat er regionale trainingen blijven voor jonge talenten, maar zien dat als een taak voor, eventueel samenwerkende, verenigingen. Dat gebeurt hier en daar ook. Als bond zouden we graag een landelijk dekkend aanbod van RTC’s vormen, maar dat is gezien de budgetten nog niet mogelijk”, zegt Roskam. “Met het plan dat er nu ligt, haken we in op de bestaande mogelijkheden. Je hebt een goede atletiekaccommodatie nodig én subsidiemogelijkheden van gemeentelijke en provinciale overheden, al is het wel zorgelijk dat er hier en daar flink wordt bezuinigd.”

Er is geen sprake van een officiële certificering. “Daar ben ik een beetje allergisch voor”, zegt Roskam. “We willen niet vanuit Papendal van alles voorschrijven. Doorslaggevend is of een RTC in staat is om goede coaches voor de groep te zetten, die hun sporen hebben verdiend. En er moet geld zijn om die coaches en accommodaties te betalen. Dat atleten zelf meer moeten bijdragen, vind ik niet zo’n bezwaar. In het buitenland is een coach fee heel gebruikelijk. En in de Nederlandse zwemwereld werden in het verleden al veel hogere bijdragen gevraagd dan nu in de atletiek.”

Rotterdam voorbeeld van nieuwe aanpak De regionale trainings-

Niet te veel specialiseren Roskam is voorstander van een breed aanbod binnen de RTC’s en daarom van coaches die zichzelf ook niet te veel specialiseren op één enkel onderdeel. “Door die veelheid van disciplines kunnen we ons dat niet permitteren, maar het is ook niet nodig, zeker niet voor de jongere talenten. In de leeftijdsgroep tussen twaalf en veertien jaar zouden verenigingen, eventueel in samenwerking, vooral moeten zorgen voor extra trainingen die de opbouw van een sterk

“We willen niet vanuit Papendal van alles voorschrijven” en atletisch lichaam ondersteunen.” “Voor de leeftijdsgroep tussen vijftien en negentien jaar geldt dat je pas na de groeispurt echte keuzes kunt maken voor één of enkele disciplines. Het gaat er vooral om met simpele en goede oefenstof de belastbaarheid te vergroten, want we zien nog te veel blessures in onze sport. Een van de taken die ik ook voor een RTC zie is om door betere begeleiding en goede testen tot een beter onderbouwd advies te komen aan de talenten.” “Als Atletiekunie willen we graag de ‘namen en rugnummers’ van de talenten in een soort kaartenbak hebben, deels vanuit de RTC’s en deels ook vanuit de landelijke centrale trainingen die we regelmatig op Papendal organiseren. Die talenten moeten we beter kunnen volgen dan tot nu toe het geval was. We moeten er zuinig op zijn, want in de atletiek hebben we er daar geen tienduizenden van.”

centra van de Atletiekunie komen in Noord-Nederland, Amsterdam/Noord-Holland, Gelderland, Rotterdam, Brabant en op Curaçao. Het Atletiek Trainingscentrum Rotterdam is bijvoorbeeld een initiatief van enkele verenigingen in de regio en kwam tot stand door een bijdrage van Rotterdam Topsport. Marjan Olyslager is er een van de coaches. Twee tot drie maal per week komen succesvolle hordelopers bij haar trainen, als aanvulling op de twee of drie trainingen die ze bij hun FOTO: ANP PHOTO

eigen vereniging doen. Er zijn ook trainingsgroepen voor onder meer de werpnummers, sprint en de midden- en lange afstand. De talenten kunnen terecht bij de sportarts, een fysiotherapeut en een

De Nederlandse topatletiek zit in de lift, onder meer dankzij de successen van Dafne Schippers op de

voedingsdeskundige.

sprintnummers bij het Europees kampioenschap.


36

COACH EN ARBITRAGE

Voetbaltrainer Dwight Lodeweges over de relatie met de arbitrage

“DANKZIJ VIERDE MAN DAADWERKELIJK CONTACT MET SCHEIDSRECHTER” De functie van de ‘vierde man’ wordt in voetbaltalkshows regelmatig belachelijk gemaakt. Maar vinden trainers dat ook? Dwight Lodeweges is blij met het verlengstuk van de arbitrage in het veld. “Ik krijg altijd een antwoord, heel correct”, stelt de oefenmeester van sc Heerenveen. Maar waarom ziet dat er op televisie regelmatig zo onbeholpen uit? n

DOOR: EDWARD DOELMAN

“Waar is de camera? Het is een belachelijke actie! Een gele kaart en penalty, de max.” Marco van Basten liet zijn emoties tijdens de wedstrijd Feyenoord-Heerenveen dit voorjaar de vrije loop. Hij vond de rode kaart voor verdediger Christian Kum een veel te zware straf. De prent was voor vasthouden van Ruben Schaken en werd uitgedeeld door Pieter Vink, die de regels naar de letter van de wet toepaste. “Die uitbarsting was zó goed voor te stellen. Als trainer ben je dagelijks in de weer met je elftal. Tijdens de wedstrijden ben je langs de lijn een vat vol emotie. Ik ook”, vertelt Dwight Lodeweges, die Van Basten in de zomer opvolgde bij sc Heerenveen. San Marco kreeg met zijn frustratie bijval van collega-trainers en voetbalanalytici. Dat zat hem vooral in de beleving van de wedstrijd. Van Basten sprak de televisiekijker rechtstreeks aan. In iedere wedstrijd doen trainers in het voetbal iets soortgelijks. Alleen is de ‘vierde man’ dan de ontvanger van de trainersboodschap. “Je weet dat de scheidsrechter ook gewoon een mens is dat fouten maakt. Daar raak ik, net als mijn collega-trainers,

“Tijdens de wedstrijden ben je langs de lijn een vat vol emotie. Ik ook”

regelmatig gefrustreerd van. Dan is het vreselijk moeilijk om je in te houden. Gelukkig hebben we in de vierde man een adres waar we onze frustraties kunnen ventileren”, zegt Lodeweges.

Van alle tijden In 1995 deed de vierde official zijn intrede in het betaald voetbal, op aanraden van de Projectgroep Wedstrijdarbitrage Betaald Voetbal. Dit gezelschap had als taak mogelijkheden te zoeken om de arbitrage te verbeteren. Inderdaad, kritiek op de scheidsrechter en zijn assistenten is van alle tijden. In eerste instantie was de vierde man vooral degene die de eerste grensrechter moest ontlasten. Het hollen tussen cornervlag en middenlijn als gevolg van de vele wissels – destijds was net het aantal wissels in het betaald voetbal van twee naar drie verhoogd – werd als belangrijke reden aangemerkt. Een grensrechter moest zich concentreren op de gebeurtenissen op het veld, met name op de vraag of er sprake was van buitenspel. Ruim tien jaar lang betekende dat voor de vierde man vooral het omhoog houden van de bordjes bij wissels en het ingaan van de blessuretijd. Op het WK voetbal in Duitsland (2006) was er een volgende innovatie: het arbitrale kwartet werd uitgerust met een headset. In Nederland deed de communicatieset een paar maanden later zijn intrede. Omdat zij in de Champions League floten, kregen Eric Braamhaar en Jan Wegereef en hun assistenten van de UEFA een gratis communicatieset. Die werd ook toegestaan in de eredivisie. Later kregen ook


FOTO: ANP PHOTO

37

“Gelukkig hebben we in de vierde man een adres waar we onze frustraties kunnen ventileren” andere leidsmannen de beschikking over de elektronische hulpmiddelen.

Andere verhoudingen De headset heeft voor andere verhoudingen tussen coaches en arbitrage gezorgd. Waar trainers voor 2006 hun beklag bij de scheidsrechter in de rust en na afloop konden doen, kan dit nu direct. De vierde man staat immers in verbinding met zijn vakbroeders in of naast de lijnen. “Vroeger schold je vanaf

de bank de scheidsrechter de huid vol, tegenwoordig kunnen we naar de vierde man lopen en daadwerkelijk contact maken met de scheidsrechter. Dat vind ik een vooruitgang”, stelt Lodeweges, die de vierde man de ‘verpersoonlijking van de arbitrage’ noemt. “Hij is het verlengstuk naar de bank toe.” De 57-jarige coach uit Voorthuizen staat te boek als een sobere coach, die zijn emoties langs de kant wel de baas is. Zelf is hij echter niet altijd tevreden over zijn optreden langs de lijn. “Ik weet dat ik als trainer het gezicht van de club ben, maar tijdens een wedstrijd ben ik daar niet echt mee bezig. Dan concentreer ik mij volledig op de prestaties van het elftal. Ja, als je het dan niet eens bent met een arbitrale beslissing, dan wil je nog weleens wat roepen.” Op televisie komt dat vaak weinig constructief over. “Dat klopt. Gezien de voorbeeldfunctie die we hebben, moeten we ons als vakgroep soms kapot schamen. Maar dat zijn uitzonderingen. Grosso modo mag je zeggen dat in de eredivisie heel normale trainers rondlopen, die geen gekke dingen doen.”


38

COACH EN ARBITRAGE

“Een enkele keer per wedstrijd loop ik naar de vierde man toe. In een normale wedstrijd zijn dat zo’n vijf à zes momenten”

Lodeweges houdt zich tijdens wedstrijden hoofdzakelijk bezig met zijn elftal. Daar kan hij immers enige invloed op uitoefenen. “Het is dat er nu naar gevraagd wordt, maar over het contact met de scheidsrechter in het veld en de vierde man heb ik nooit echt nagedacht. Als ik van mening ben dat er een verkeerde beslissing wordt genomen, dan roep ik wat vanaf de bank. Een enkele keer per wedstrijd loop ik naar de vierde man toe. In een normale wedstrijd zijn dat in totaal zo’n vijf à zes momenten.” In het contact met de vierde official valt Lodeweges de fatsoenlijke houding van de arbitrage op. “Ook al betekent het niet dat ik het er altijd mee eens ben, ik krijg altijd antwoord; heel correct.”

Ruimte voor trainers

“Arbitrage met elkaar, zonder gedoe” In het kader van Arbitrage 2.0 ijvert de KNVB voor de komst van een videoscheidsrechter, die bij cruciale momenten in een wedstrijd op basis van de beelden uitsluitsel geeft. Dit najaar hoopt de bond toestemming te krijgen voor een proef in de beloftencompetitie. De videoarbiter kan alleen ingeschakeld worden op cruciale momenten, zoals ernstig gemeen spel of het ontnemen van scoringskansen. De belangrijke hockeytoernooien worden al sinds 2006 afgewerkt met een video-umpire. Ook in het tennis is het Hawk-Eye-systeem gemeengoed. De snelle analyse aan de hand van videobeelden is in beide sporten een vooruitgang gebleken. Voetbalcoach in ruste Foppe de Haan toonde zich tijdens het WK hockey afgelopen zomer duidelijk voorstander van een videoscheidsrechter in het topvoetbal. “De arbitrage durft

Hij kan zich best voorstellen dat de vierde man zijn functie niet altijd als makkelijk ervaart. “Een discutabele beslissing moet ook verdedigd worden, dat is natuurlijk de kunst. Maar het is goed dat er ruimte voor trainers is om tenminste hun mening te geven.” Die ruimte is bij elk arbitraal kwartet natuurlijk verschillend. “Die toegankelijkheid was vroeger veel minder. Ik herinner mij nog goed oud-scheidsrechter Jan Keizer, die boven spelers en trainers ging staan. Door zijn afstandelijke manier van fluiten wist je dat er met hem niet te spotten viel. Hij floot met strakke hand.” Hoewel de harde hand in de arbitrage afgezwakt is, is van humor langs de lijn geen sprake. “Ik ben altijd in voor een goede grap, want dat relativeert onze wereld. Maar tijdens wedstrijden heb ik het eigenlijk nog niet meegemaakt. Ik denk ook niet dat het vaak voorkomt.” De oefenmeester van Heerenveen houdt zich overigens helemaal niet bezig met andere trainers die reclameren bij de arbitrage. “Daar kan ik toch geen invloed op uitoefenen.” Zelf betwijfelt hij ook het nut van klagen bij de arbitrage. “Ik weet het niet. Maar je moet ook niet alles over je kant laten gaan, soms is het juist goed om te laten weten wat je van een situatie vindt.”

zich kwetsbaar op te stellen, simpelweg omdat ze door de snelheid van het spel ook niet alles kan zien. En

Niet te belangrijk maken

doordat het publiek kan meekijken naar de spelsitua-

Tegelijkertijd is er de realiteit dat genomen beslissingen zelden teruggedraaid worden. Bovendien krijgt elke club in een seizoen arbitraire mee- en tegenvallers te verwerken. “Het is een interessant thema, maar we moeten de scheidsrechter en de vierde man ook niet te belangrijk maken. De spelers moeten het doen, zij zorgen voor de doelpunten. Aan het eind van het seizoen mag geen enkele trainer zich achter excuses verschuilen. In de topsport bestaat die ruimte niet.”

tie, kan iedereen zich er een oordeel over vormen. Wel zo eerlijk. En dat wordt door iedereen geaccepteerd. Eigenlijk doen we zo de arbitrage met elkaar, zonder gedoe. Ik vind dat een uitkomst.” De kansen voor een videoreferee in het voetbal lijken echter klein. UEFA-voorzitter Michel Platini sprak zich in september uit tegen technologische hulpmiddelen. “Ik ben compleet tegen het invoeren van iedere vorm van techniek in het voetbal, want dat vervormt het spel. Binnenkort vliegen er drones over het speelveld om de assistent-scheidsrechters te vervangen en komen er sensoren in de shirts van spelers. Dat kan niemand willen.”


39

COLUMN

BRAZILI­AANSE REUZEN­ SPRONG Lichte paniek in de Braziliaanse medaillefabriek. Het debacle van het WK voetbal was nauwelijks verwerkt, of de nationale volleybalploegen kregen ook een paar flinke tikken. Na drie opeenvolgende wereldtitels moesten de mannen van bondscoach Bernardinho, een van de grote nationale sporticonen, in Polen genoegen nemen met zilver. Even later was er in Italië ‘slechts’ brons voor de vrouwen, de olympisch kampioen van twee jaar geleden in Londen. De Braziliaanse sport heeft een ambitieuze doelstelling geformuleerd voor de Spelen van Rio de Janeiro in 2016. In eigen land willen de Brazilianen in de top tien van de medailleranglijst eindigen, een ambitie die ons in Nederland bekend in de oren klinkt. Maar waar ‘wij’ daar wel zo’n beetje tegenaan schurken, moeten de olympische gastheren werkelijk een reuzensprong maken. In Londen eindigde Time Brasil op de 22ste plaats van de medailletabel, met zeventien plakken (goud in turnen, judo en het vrouwenvolleybal, verder nog vijf keer zilver en negen keer brons). Vier jaar eerder was het in Peking ongeveer hetzelfde: 23ste (drie keer goud, vier keer zilver en acht keer brons). Om in Rio bij de beste tien van de wereld te eindigen, zijn tussen de 27 en 30 medailles nodig, becijferde het Comitê Olímpico Brasileiro (COB) in Barra da Tijuca, de oostelijke buitenwijk van Rio waar ook het olympisch dorp zal verrijzen. Minimaal tien meer dus dan in Londen. En daarvoor wordt flink de portemonnee getrokken. Het COB investeert in deze olympische cyclus dik 400 miljoen euro in de eigen atleten. Voor Londen was dat nog zo’n 250 miljoen. Dat geld wordt opgebracht uit loterijen, steunregelingen van de overheid en sponsoring. De ‘medaillezekerheidjes’ volleybal, zeilen, judo, turnen, kanovaren en boksen zijn gedefinieerd als speerpuntsporten. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in schieten, tafeltennis en overige vechtsporten. Tot nu toe is 2014 geen al te succesvol jaar voor de Braziliaanse sport. Was vorig jaar nog het beste uit de eigen sportgeschiedenis, met 27 podiumplekken en een negende plaats op de ranglijst van WK’s in olympische disciplines, dit jaar verloopt zeer teleurstellend. Tot medio oktober, met al wel de meest kansrijke mondiale toernooien achter de rug, bleef de teller steken op elf keer podium: twee keer wereldkampioen (judo, zeilen), vijf keer tweede (judo, mannenvolleybal, turnen, handboogschieten, worstelen) en vier keer derde (vrouwenvolleybal, turnen, twee keer judo). De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit jaar en het vorige niet volledig zijn te vergelijken, aangezien er dit jaar geen WK is in outdooratletiek, langebaanzwemmen, boksen (mannen), beachvolleybal, taekwondo en handbal, sporten die het Braziliaanse aanzien nog wel iets zouden kunnen oppoetsen. Maar toch, die gedroomde plaats in de olympische top tien lijkt wel heel ver weg. En wat al te hooggespannen verwachtingen in Brazilië kunnen opleveren, hebben we tijdens het WK voetbal gezien. Stress, huilende spelers, zware vernederingen en een kansloze uitschakeling. Niet gek daarom dat ook psychologische begeleiding vast onderdeel is van de weg naar Rio voor Time Brasil.

n

JOOST DE JONG

Joost de Jong is freelancejour­ nalist en woont en werkt in Rio de Janeiro. Hij schrijft onder meer voor het AD, 90 Minutes en NLCOACH.

Die gedroomde plaats in de olympische top tien lijkt heel ver weg


NIET EERDER IS IN NEDERLAND OVER DIT ONDERWERP EEN BOEK VAN DIT KALIBER VERSCHENEN!

L .N IA : OP ED EL M ST TS BE OR P .S W W W

DOPING HANS WASSINK • WILLEM KOERT • OLIVIER DE HON • BART COUMANS • ANNEKE PALSMA

DE NUCHTERE FEITEN In Nederland doen ruim twee miljoen mensen aan fitness. Daarmee is het de populairste sportieve activiteit van ons land. Je kunt om allerlei redenen aan fitness doen, maar naast gezondheid worden cosmetische motieven als slanker en gespierder willen worden het vaakst genoemd. Bij veel mensen komt op een gegeven moment de vraag op of ze niet een beetje hulp moeten inroepen in de vorm van spierversterkers of afslankpillen. De druk op ‘het perfecte uiterlijk’ ligt tegenwoordig immers hoog.

€IN2CL9. B.TW95

Vaak is internet het startpunt in de speurtocht naar dopingmiddelen. Menigeen verzandt er echter snel in de onoverzichtelijke wereld van anabole steroïden, groeihormonen, insuline, eetlustremmende amfetamines, vochtafdrijvers en een hele batterij bijwerkingenbestrijders. De wegwijzers in dit dopingdoolhof komen vaak in de vorm van schimmige websites, undergrounddopinglabs, dealers en allerhande dopinggoeroes die graag een graantje mee willen pikken.

Dit boek van de Dopingautoriteit is bedoeld als betrouwbare gids die de werking en risico’s van deze middelen goed op een rijtje zet. Een boek dat je zeker binnen handbereik moet hebben als je het internet op gaat om je te oriënteren op deze heikele dopingmaterie en je na een eerste indruk toch graag een ‘second opinion’ wilt hebben. In Doping: de nuchtere feiten krijgt de lezer een gedegen overzicht van de middelen die op dit moment in gebruik zijn in de fitnesswereld, maar er wordt ook aandacht besteed aan wat er allemaal nog aan doping in de pijplijn zit. Over de werking en bijwerkingen van deze middelen is zo veel mogelijk relevante wetenschappelijke informatie verzameld, aangevuld met praktijkervaringen van gebruikers en kennis uit het dopingmilieu zelf. Daarbij is het accent gelegd op informatie die in dit circuit nog te vaak onder het tapijt wordt geveegd.

4864_ARKO_Advertentie 180x120_DOPING.indd 1

09-09-14 12:52

HANDBOEK

SPORTIEF ONDERHANDELEN VOOR EN DOOR SPORTMANAGERS

BESTEL NU VOOR SLECHTS € 17,95 (EXCL. BTW) OP WWW.SPORTSMEDIA.NL

Sportmanagers komen op verschillend niveau in onderhandelingssituaties terecht. Soms in eenvoudige, maar vaak in complexe situaties. Met overheden,

met sponsoren, met eigen leden of klanten, met leveranciers, met medewerkers,

trainers en coaches of in hun eigen politieke/bestuurlijke context. Er bestaat geen gouden tip tot succesvol onderhandelen in de sport. Dit Handboek Sportief onderhandelen bevat niettemin vele tips en suggesties en een aanpak die goed past in de sportsector, waar het immers gaat om presteren en mensen

Het handboek bevat niet alleen vele praktijkvoorbeelden uit de sport, maar ook van daarbuiten. Daarmee geeft het ook lessen voor onderhandelingssituaties in het dagelijks leven. Het handboek is opgebouwd uit drie delen: ‘Onderhandelen kun je leren’, ‘Bij het onderhandelen’ en ‘Lastige situaties’. De sport, een sector met een eigen cultuur en sfeer, staat daarin centraal. Daarnaast is er aandacht voor de bijzondere omgeving, zoals de vrijwilliger ten opzichte van de professional en de uitdagende politieke en bestuurlijke context.

die prestaties leveren. En als er mensen in het spel zijn, is de relatie belangrijk. De aanpak en tips sluiten hierop aan. Het handboek bevat niet alleen vele praktijkvoorbeelden uit de sport, maar ook van daarbuiten. Daarmee geeft het ook lessen voor onderhandelingssituaties in het dagelijks leven. Het handboek is opgebouwd uit drie delen: ‘Onderhandelen kun je leren’,

‘Bij het onderhandelen’ en ‘Lastige situaties’. De sport, een sector met een eigen cultuur en sfeer, staat daarin centraal. Daarnaast is er aandacht voor de bijzondere omgeving, zoals de vrijwilliger ten opzichte van de professional en de

Handboek Sportief onderHandelen

Sportmanagers komen op verschillend niveau in onderhandelingssituaties terecht. Soms in eenvoudige, maar vaak in complexe situaties. Er bestaat geen gouden tip tot succesvol onderhandelen in de sport. Dit Handboek Sportief onderhandelen bevat niettemin vele tips en suggesties en een aanpak die goed past in de sportsector, waar het immers gaat om presteren en mensen Handboek Sportief onderHandelen vooR en dooR spoRtmanageRs die prestaties leveren. En als er mensen in het spel zijn, is de relatie belangrijk. De aanpak en tips sluiten hierop aan.

Handboek

Sportief onderHandelen vooR en dooR spoRtmanageRs

onderhandelen, argumenteren en omgaan met lastige onderhandelingssituaties

uitdagende politieke en bestuurlijke context.

Sport is emotie, dus ook het onderhandelen! Daarom is er in dit handboek,

naast de algemene beginselen van het onderhandelen en argumenteren, speciale aandacht voor díe methodiek en díe onderwerpen die in de sport van belang zijn.

René van den Burg (1954) werkt al jarenlang als onderhandelaar. Eerst aan vakbondszijde, maar de laatste tien jaar aan de kant van de werkgevers. Hij is daarin namens de werkgevers verantwoordelijk voor de CAO Sport. In zijn managementfunctie is René betrokken bij het afsluiten van contracten. Hij heeft verschillende opleidingen onderhandelen en mediation gevolgd. Naast zijn directiefunctie bij de Werkgeversorganisatie in de sport (WOS) is René hoofdredacteur van het blad SPORT Bestuur en Management en geeft hij les in onderhandelingsvaardigheden bij de Sportacademie van de Haagse Hogeschool.

René van den BuRg

Sport is emotie, dus ook het onderhandelen! Daarom is er in dit handboek, naast de algemene beginselen van het onderhandelen en argumenteren, speciale aandacht voor díe methodiek en díe onderwerpen die in de sport van belang zijn.

René van den BuRg


41

COACH EN BIOMECHANICA

Biomechanicus Ina Janssen vertaalt Australische ervaring in Nederlandse aanpak

“HET LAATSTE WOORD BIJ WAT IK OP PAPENDAL DOE IS ALTIJD AAN DE COACHES”

Haar Australische echtgenoot wilde per se naar Nederland om zijn wetenschappelijke werk aan de VU in Amsterdam voort te zetten. Ina Janssen, ook wetenschapper, volgde hem en kreeg twee jaar geleden op het InnoSportLab Papendal de kans haar op topsportniveau opgedane ervaring als biomechanicus in dienst te stellen van de Nederlandse sport. “Nieuw en noodzakelijk”, zegt ze zelf. n

DOOR: POUL ANNEMA

De overgang was groot voor Ina Janssen: van het Australian Institute of Sport (AIS) in Canberra naar het InnoSportLab op Papendal. De in biomechanica gespecialiseerde Belgische wetenschapper was er gedurende haar vier Australische jaren aan gewend geraakt met zeker tien collegabiomechanici haar werk te doen, op Papendal trok toenmalig manager Luc van Agt haar aan om haar specialisme als nieuwe bouwsteen toe te voegen aan zijn wetenschappelijk palet. Haar achtergrond verraadt niet alleen haar wetenschappelijke

nieuwsgierigheid, maar ook de drive die haar, in een pioniersrol, inmiddels tot een factor van belang heeft gemaakt achter de op Papendal gehuisveste coaches die blijven zoeken naar verdieping en verbetering. Natuurlijk kan Papendal op haar gebied niet concurreren met het AIS, waar geld een minder groot probleem is dan hier en de biomechanische metingen vele jaren eerder in gang zijn gezet, maar Janssen weet wat haar te doen staat als ambitie en kennis van zaken de belangrijkste wapens zijn in het gevecht tegen onwetendheid. “De invloed van coaches is in Australië

“Mijn probleem is dat de biomechanische waarde niet voor iedere coach even groot is”


COACH EN BIOMECHANICA

groter dan hier, doordat sportwetenschap onderdeel is van de coachopleiding. Van coaches op topniveau wordt in Australië verwacht dat ze wetenschappelijk onderlegd zijn”, zegt de 35-jarige Janssen. “Ik heb daar zelf veel workshops gegeven over de praktische biomechanica: hoe dus biomechanische metingen in hun opleiding kunnen worden benut. In Nederland missen coaches een sportwetenschappelijke achtergrond, zeker de kennis van de biomechanica.” Het was voor haar reden om haar werkzaamheden, twee jaar geleden, te starten met zogenoemde sportsciencesessies voor op Papendal werkzame coaches. “Eens in de zes, zeven weken snijden we nu onderwerpen aan die er in dit verband toe doen en die een bijdrage kunnen leveren in het proces van verbetering.”

“Met biomechanica kun je de optimale techniek bepalen” Drijfveer Janssen heeft een rijk verleden aan studie en verhuizingen. Twee jaar geleden volgde ze haar Australische echtgenoot naar Nederland. Daarvoor woonde ze in België, Hong Kong, Japan, Engeland, Amerika en Australië en rondde ze op de verschillende locaties studies af in sportgeneeskunde en sportwetenschap. Samen met de Universiteit van Wollongong (Australië) onderzocht ze de relatie tussen de landingstechniek en blessures bij volleyballers op het AIS. Zelf hockeyde ze intensief. “Misschien is de vraag waarom ik zo veel meer geblesseerd was dan mijn teamgenoten de belangrijkste drijfveer geweest voor wat ik nu doe”, zegt ze lachend. Janssen is op Papendal verantwoordelijk voor het initiëren en uitvoeren van biomechanische metingen. “Maar het laatste woord bij wat ik doe is altijd aan

FOTO: ANP PHOTO

42

de coaches”, benadrukt ze zelf. “Ik kan bijvoorbeeld voorstellen om bij sprinters de hoek van de knie bij de afzet te meten, omdat ik denk dat daar winst valt te behalen, maar als de coach nee zegt gaat het niet door. Daarom is het belangrijk dat ik hun vertrouwen heb. Met de meesten heb ik die relatie inmiddels wel, ze zijn heel professioneel en weten dat ik geen onzin verkoop. Mijn probleem is dat de biomechanische waarde niet voor iedere coach van de twaalf verschillende op Papendal gehuisveste sporten even groot is. Ondertussen heb ik ze wel samen aan één tafel om hun vragen te screenen en te beoordelen en af te spreken hoe we onze metingen en projecten, apart en voor iedereen, zinvol kunnen maken.”

Meerwaarde De relatieve onbekendheid met haar werk betekent voor Janssen dat ze de

coaches op Papendal meer heeft uit te leggen dan in Australië nodig was. De meerwaarde van biomechanisch onderzoek op de prestaties stond daar voor iedereen vast. Veel praten, veel discussiëren is nu haar voornaamste rol. Te beginnen vanuit haar stellige overtuiging wat biomechanische metingen kunnen betekenen voor topsport. “Met biomechanica kun je de optimale techniek bepalen. In de jaren zeventig, tachtig stond in de atletiek bijvoorbeeld vast wat de ideale speerworp was, iedereen probeerde die manier van werpen te imiteren. Nu zijn we zo ver dat we wel weten dat er niet één worp is die voor iedereen de beste is: speerwerpers kunnen verschillende spiertypes hebben of problemen met blessures hebben gehad waardoor ze niet de meest ideale schouderpositie kunnen aannemen. Daarom kijken we nu van atleet tot atleet wat ze doen en wat ze zouden kunnen


43

Spronghoogte Janssen meet bij volleyballers de spronghoogte uit stand en na een afzet. “We weten uit Australisch onderzoek dat er dan in elk geval een verschil van minimaal zes tot tien centimeter moet zijn. Is dat er niet, dan gaan we onderzoeken wat er aan de hand is: Is het de techniek, een kwestie van coördinatie of een lichamelijke beperking? Al die vragen ga je langs vanuit de zekerheid dat een afzetmet-aanloop in elk geval sprongwinst moet opleveren.” Ze onderzocht eerder – in Australië – de jumpersknee voor haar PhD. Ze behaalde daar, als teken van haar veelzijdigheid, haar Masters in sportwetenschappelijk onderzoek door de draaitechniek van de grote Australische zwemmers te meten tijdens de olympische trials voor de Spelen in Athene. Op Papendal gaat het grootste deel van haar tijd op aan atletiek. Ze schat die aandacht voor atletiek zelf op tachtig procent. “Hoe groot de waarde van de biomechanica op een topsportprestatie is, valt niet in cijfers uit te drukken. Zeker is dat bij sporten als atletiek, wielrennen

en zwemmen, waar de techniek belangrijk is, biomechanische metingen het verschil tussen goud en zilver kunnen zijn. Als bij bijvoorbeeld volleybal één speler slecht springt, heeft dat waarschijnlijk geen invloed op het eindresultaat van het team, terwijl de techniek wel bepalend is voor het eindresultaat van een sprinter of een hordeloper.”

3D-systeem Belangrijk voor Janssen is dat ze, in de eenzaamheid van haar positie, aansluiting houdt met de internationale ontwikkelingen op haar vakgebied. Haar contacten met haar voormalige collega’s in Australië zijn intensief en immer inspirerend. Om nieuwe stappen te kunnen maken pleit Janssen voor de aanschaf van een 3D-systeem. “Met een 3D-systeem kan ik de techniek van de verschillende onderdelen nog beter en accurater in kaart brengen. Maar het grootste probleem is ook hier het geld.” En om nog eens het verschil met Australië te illustreren, zegt Janssen: “Elke bond heeft daar zijn eigen sport­ sciencemanager, een echte sportwetenschapper die onderzoek zowel uitvoert als begeleidt. In Nederland is daartoe een aanzet gegeven met het aanstellen van de zogenoemde embedded scientist, dat ben ik zelf ook. Maar

“Bij sporten als atletiek kunnen biomechanische metingen het verschil tussen goud en zilver zijn” als embedded scientist maak ik geen deel uit van de coachstaf. In Nederland werken wetenschappers voor de sport, maar ze zijn van de universiteiten. Om die reden moeten ze dus ook nog eens publiceren en geld verdienen voor hun werkgevers.” “Ik beschouw het als mijn opdracht om vanuit mijn positie bij NOC*NSF en het InnoSportLab de sport en de sporter op een hoger niveau te brengen. Ik wil de atleet en de coach van dienst zijn en realiseer me dat ik resultaten moet laten zien om de waarde van herhaald onderzoek aan te tonen. Dat geldt voor mij in mijn relatie met alle op Papendal werkzame coaches en het geldt ook voor de samenwerking van NOC*NSF met de universiteiten. Ik weet voor mezelf dat ik hier nog heel veel kan leren, maar ik kan hier ook nog heel veel doen. Dat is een kwestie van tijd, van materiaal en van de wensen van de coaches.”

FOTO: DREAMSTIME.COM

doen om zich te verbeteren. Ieder mens is anders.” ‘Lichaamssamenstelling’ was onlangs nog een thema in een sportsciencesessie. Ze betrok daar ook de voedingsdeskundige van het InnoSportLab bij, zoals ze het liefst een platform zou vormen van samengesteld onderzoek. In Australië was dergelijk multidisciplinair overleg de pijler van het succes; dus met krachttrainers, fysiotherapeuten, medici en, uiteraard voorop, de coaches. Ze geeft nog een voorbeeld: “We hadden een meerkamper, bij wie we vaststelden dat hij te hoog over de horden zweefde. Kortweg betekende het dat hij te lang in de lucht ‘hing’ en snelheid verloor. Ideaal zou dus zijn dat hij lager over de horden zou springen. Uit onderzoek kwam echter vast te staan dat hij een beperking had in de lenigheid van zijn heup en daardoor niet de ideale sprong kon maken. Bepaalde beperkingen sluiten de perfecte techniek uit. Maar dit wetende konden de krachttrainer en de fysiotherapeut er wel mee aan de slag.”


44

IMPORTCOACH

Australiër Chris Lane vecht met Nederlandse rugbyvrouwen voor olympische kans

“ONS VOORDEEL IS DAT WE NOG ZEKER TWINTIG PROCENT KUNNEN GROEIEN” Amper achthonderd rugbysters zijn er in Nederland. Toch streven de nationale Sevens-vrouwen naar het hoogst haalbare: plaatsing voor de Olympische Spelen van Rio de Janeiro in 2016. Onder leiding van de Australische coach Chris Lane zijn de Oranjevrouwen bezig aan een inhaalrace naar de internationale top. n

DOOR: TESSA DE WEKKER

Sevens rugby, de snellere en explosievere variant van de sport die traditioneel met vijftien spelers wordt gespeeld, staat in 2016 voor het eerst op het olympisch programma. Jarenlang behoorden de Nederlandse vrouwen bij de wereldtop, maar sinds de sport olympisch is geworden, zijn de traditionele rugbylanden Oranje voorbijgestreefd. In december vorig jaar werd Chris Lane aangesteld als bondscoach om Nederland weer aansluiting te laten vinden bij de internationale top. Twee keer werd zijn ploeg, op de weg terug, derde bij Europese grand-prixtoernooien: in Rusland en Frankrijk. Daardoor plaatste het team zich voor het kwalificatietoernooi voor de World Series 2015, in september in Hong Kong.

Knop om Nederland miste daar een plek bij de beste vier, waardoor Oranje volgend jaar geen zogenaamd core team voor de World Series is. Nederland mag niet automatisch meedoen aan de

“Het is belangrijk dat de finishing zeven net zo sterk zijn als de startende zeven”

prestigieuze toernooien, waar de meeste tickets voor Rio te verdienen zijn. Plaatsing voor de Spelen is echter nog steeds mogelijk. Ten eerste kan een startbewijs worden verdiend op het EK van komende zomer. Voor de laatste paar olympische tickets (in totaal mogen twaalf landen meedoen) volgt in 2016 nog een aantal kwalificatietoernooien. “Dat is de laatste kans, maar die hopen we niet nodig te hebben”, aldus Lane. “Ons voordeel is dat we nog zeker twintig tot dertig procent kunnen groeien. De toplanden hebben maximaal tien procent rek”, schat de goedlachse Australiër de mogelijkheden van zijn ploeg in. Volgens hem maakt het Nederlandse vrouwenteam, dat fulltime traint op het nationale trainingscentrum in Amsterdam, bijna wekelijks vorderingen. Met name in mentaal opzicht. Na het teleurstellend verlopen Amsterdam Sevens-toernooi in mei, onderdeel van de prestigieuze World Series, merkt Lane dat er een knop is omgegaan. “We zijn echt een team geworden”, vertelt hij. “De sport heet Rugby Sevens, maar eigenlijk zou het Rugby Twelves moeten heten. De vijf wisselspelers zijn namelijk heel essentieel.”

Uitgebalanceerd Voorheen waren de speelsters teleurgesteld als ze niet in de startopstelling stonden. Nu niet meer. Lane heeft van Oranje


FOTO: ANP PHOTO

45

In zijn eerste halfjaar als coach werkte Chris Lane met name aan het zelfvertrouwen van de rugbysters.

een meer uitgebalanceerd team gemaakt. “Het is belangrijk dat de finishing zeven net zo sterk zijn als de startende zeven. Het spel wil nog weleens inzakken na de eerste helft. Speelsters worden moe. Als je juist dan verse benen in kan brengen, zonder dat het team daar zwakker van wordt, heb je veel voordeel.” Dat bleek tijdens de twee Europese grand-prixtoernooien afgelopen zomer. In beide wedstrijden om het brons, tegen respectievelijk Portugal en Spanje, boog Nederland in het slot een achterstand om in een voorspong. De ploeg bleek fitter en in de breedte sterker dan de tegenstander. Lane: “Voor ik naar Nederland kwam was ik bondscoach van Australië. Toen wilde ik liever niet alle twaalf spelers gebruiken, want de nummers tien, elf en twaalf waren duidelijk zwakker. Bij Nederland is dat zeker niet het geval.”

Te veel respect Al toen Lane coach in zijn geboorteland was, viel het Nederlands team hem op. Redelijke basistechniek, maar in de koppies zat het niet altijd goed. Er was te veel respect voor de topploegen en te weinig vertrouwen in eigen kunnen, meent hij. In zijn eerste halfjaar heeft Lane dan ook met name aan het zelfvertrouwen van de speelsters gewerkt. Techniektraining en fysiek en mentaal sterker worden stonden centraal, zodat het team meer op eigen kwaliteiten zou kunnen vertrouwen. “We houden ons voorlopig niet met de tegenstanders bezig. We focussen ons op onszelf”, zegt Lane. Tijdens de toernooien heeft hij zijn team dan ook geen beelden van tegenstanders laten zien. “Dat werkt op dit moment nog averechts. Als we ze overladen met beelden waaruit blijkt hoe goed de tegenstanders zijn, dan is dat nu nog intimiderend in plaats van aanmoedigend. Als we een stuk verder zijn, dan zullen we ons tijdens voorbereidingen ook op de tegenstander focussen.” Het Nederlands team bestaat voor een groot deel uit speelsters

“We houden ons voorlopig niet met de tegenstanders bezig. We focussen ons op onszelf” die eerst in andere sporten actief waren. Slechts een aantal speelt vanaf jonge leeftijd rugby. De afgelopen jaren is er bij de talentendagen flink gescout. Voormalige basketbalsters, atletes, voetbalsters en zelfs een turnster werden de fijne kneepjes van het rugbyvak geleerd. Lane: “Dat is onze taak als coachingstaf. We moeten atleten in rugbyspelers veranderen. Dat is hartstikke leuk en daarom kunnen die meiden ook nog zo veel groeien.”

Keihard werken Lane is heel blij met zijn selectie. Vooral de ongelooflijke wil van zijn speelsters prijst hij. “Ze zijn dankbaar voor de kans die ze hebben gekregen. Ik heb ook mannenteams gecoacht. Die vonden alles vanzelfsprekend. Ze speelden al hun hele leven rugby. Deze meiden niet. Ze werken keihard, elke dag, om te bewijzen dat ze het waard zijn om in te investeren. Ze willen zo graag leren. We beginnen nu de eerste resultaten te zien, dus de motivatie wordt alleen maar groter.” Een tegenvaller was het voor hem en de ploeg dat sterspeelster Kelly van Harskamp zich al voor de World Series in Hongkong terugtrok uit de selectie. Zij zei niet meer de motivatie te kunnen opbrengen om fulltime met sport bezig te zijn. “Rugby is en blijft voor mij de mooiste sport die er is, maar ik was gewoon niet meer gelukkig als topsporter. Om maximaal te kunnen presteren moet ik dag in, dag uit alles kunnen geven en de laatste maanden had ik daar steeds meer moeite mee”, aldus Van Harskamp.


GEZONDE BOEKEN Fit m et m en te n Vo ed in gs su pp le

! k e o B N ie u w A s ta x a n th in e D e a lg e n a n ti o x id a nt

op N ie uw lic ht Vi ta m in e D

Het Goud e n b o e k je vo o r h e t H a rt

Vo e d in d met Gezon enten m s u p p le

gs-

Het Go u v o o r d d e n b o e k je e G e zo n d h e id

Ge wri cht en en Vo ed ing

!! Le ef ge zo nd , lee s ge zo nd www.gezondeboeken.nl

volg ons ook op


47

COACH IN HET NIEUWS

Marco van Basten ontkent dat hartklachten rolverandering bij AZ hebben ingeleid

“ TRAINERSCHAP ALLEEN MOOI ALS JE HET IN DE VINGERS HEBT” Hartkloppingen had Marco van Basten volgens AZ, toen hij onlangs besloot zich terug te trekken in de luwte en uiteindelijk niet meer terug te keren als hoofdtrainer. Voor directeur Gerard Marsman van de Coaches Betaald Voetbal was dat aanleiding zijn leden op te roepen tot een jaarlijkse lichamelijke check-up. En wat zegt Marco van Basten, inmiddels bij AZ als hoofdtrainer opgevolgd door John van den Brom, nu zelf over de situatie van toen? “Ik heb geen hartklachten, mijn hart is goed. Dat is erbij verzonnen en is gewoon een eigen leven gaan leiden.” n

gehad. “Het was de complexiteit van de baan”, aldus Van Basten. “Er waren zoveel dingen en daarop kreeg ik in zijn totaliteit geen grip. Het vak van trainer is alleen maar mooi als je het in de vingers hebt. Als je ziet dat je invloed hebt, dan pas heb je voldoening.” Het trainerschap, is Van Bastens conclusie, vroeg zo veel van zijn energie dat hij gewoon geen prettig leven meer had. Nu hij bij AZ assistent-trainer is slaapt hij beter, lacht hij meer en heeft hij ook weer meer energie. Het zou dus kunnen betekenen dat Van Basten nooit meer in de rol van hoofdtrainer op de velden terugkeert. “Dat gevoel wat ik de afgelopen jaren als hoofdtrainer heb gehad wil ik nooit meer hebben. Ik heb ervaren dat ik me heel veel dingen, waaronder een nederlaag, veel te veel aantrek.” Soms vraagt de coach om een platform. Om zijn stem te laten horen, zijn boodschap te verduidelijken of, gewoon, om eerder nieuws aan te vullen óf te weerspreken.

DOOR: POUL ANNEMA

Marco van Basten komt tot die uitspraak in een openhartig interview met het Noordhollands Dagblad bij zijn vijftigste verjaardag. Met wedstrijdspanning of de druk om te presteren zou zijn besluit niets te maken hebben

“Geen wonderdokter, gewoon hard trainen” Nadat zijn pupil en olympisch schaatskampioen Jorrit Bergsma de Nederlandse afstandstitel op de 10 kilometer met groot vertoon van macht had veroverd, ontpopte coach Jillert Anema zich als pleitbezorger van de stayersafstand die onder druk staat. “Ze willen ’m afschaffen, maar wij hebben aangetoond dat de 10 kilometer springlevend is. Wij proberen deze afstand terug te geven aan het volk”, klonk het uit de mond van de Fries. Hij loodste nog twee andere rijders naar de top

FOTO: ANP PHOTO

van het klassement. “Jongens die net een halfjaar bij mij zijn en die nu al deze tijden kunnen rijden.” Het toont volgens Anema aan ‘dat de internationale schaatswereld lui en decadent is’. “Het is een schande. Ik ben geen wonderdokter, dus als je gewoon hard gaat trainen kun je deze tijden gewoon rijden.”

Coach en crisis

internationaal de aansluiting mist. Toch zegt Art

we goed. Tegelijk wordt het buitenland steeds

De KNVB probeert de Nederlandse voetbalcrisis

Langeler, hoofd opleidingen bij PSV en betrokken

sterker. We moeten daar niet aan voorbijgaan,

te bezweren door een conferentie te beleggen.

bij het vooroverleg: “Als ik kijk naar het niveau

maar ons er ook niet blind op staren. Als we het

Experts uit diverse landen en tal van hoeken van

van onze opleidingen, en onze coaches, dan is

buitenland gaan kopiëren raken we nog verder

de voetballerij buigen zich – medio december –

dat ten opzichte van het buitenland nog steeds

achterop. Onderscheidend durven zijn, voorop

over de vraag waarom het Nederlandse voetbal

erg hoog. Tactisch en trainingstechnisch zijn

blijven lopen; daar geloof ik veel meer in.”


48

BEWEGINGSREGISTRATIE

Nieuw onderzoek vergroot mogelijkheden tot objectieve analyses

BEWEGINGS­ TECHNIEKEN VERBETEREN VRAAGT MEER DAN VIDEOREGISTRATIE

De bewegingsleer is met behulp van Kinetic Analysis een nieuwe fase in haar ontwikkeling ingegaan. Sporters en coaches hebben sinds deze zomer met nauwkeurig ingestelde apparatuur de mogelijkheid bewegingen in de trainingssfeer en op wedstrijdniveau te analyseren. Uit onderzoek is gebleken dat de voorspellende waarde voor het leveren van prestaties groot is en in minder dan tien minuten kan worden bepaald. n

TEKST EN FOTO’S: MAARTEN GIJSSEL

Het registreren van een beweging is erg nuttig voor het verbeteren ervan. Zolang je niet weet hoe een sporter beweegt, kun je zijn prestaties ook niet optimaliseren. De laatste jaren is het aantal (mobiele telefoon)camera’s langs de lijnen toegenomen. In sommige trainingscentra zijn camera’s een vast onderdeel van de trainopstelling.

Videoanalyse Er zijn veel voordelen van videoanalyse, zoals het meerdere malen kunnen terugkijken van een beweging, waardoor zowel lokaal een element als het geheel van de beweging kan worden bestudeerd. Daarnaast kunnen beelden worden vertraagd voor meer detail en bewaren we beelden voor evaluaties in de tijd. Als het niveau van een sporter hoger wordt, verkleint het aantal fouten in zijn prestaties en zijn de weinige fouten die gemaakt worden moeilijker op te sporen. Het filmen van bewegingen wordt in de sport voor meerdere doeleinden gebruikt. Bij sporten zoals dans of turnen is de manier waarop wordt bewogen belangrijk. Door een nette uitvoering worden immers betere scores behaald. In de meeste sporten is het resultaat van een beweging belangrijker, bijvoorbeeld bij het doelpunt in een basketbalwedstrijd. Voor een tactische analyse van een wedstrijd wordt gekeken naar afgelegde afstanden van spelers, het aantal contactmomenten met een bal of het aantal schoten op doel.

Wanneer we bewegingstechnieken nauwkeurig in kaart willen brengen, brengt dit enkele moeilijkheden met zich mee, omdat video een tweedimensionale opname is van een driedimensionale werkelijkheid. Wanneer bijvoorbeeld hoeken gemeten worden, moet men zich afvragen in welke anatomische vlakken deze bewegingen plaatsvinden. Zie bijvoorbeeld de afbeelding op pagina 49 waarop de ellebooghoek van de squasher op beide foto’s negentig graden is.

Objectief beschrijven Om op individueel niveau sporters te evalueren en prestaties te optimaliseren neemt de vraag naar het goed objectief beschrijven van bewegingen toe. Maar wie bepaalt of een beweging normaal of afwijkend verloopt? Het beoordelen van een filmpje blijft vaak ‘kwalitatief’, dat wil zeggen: op individuele interpretatie gebaseerd. Het blijkt dat wanneer je bewegingen beter wilt leren bezien, het blote oog geen betrouwbaar instrument is. Om de driedimensionale werkelijkheid beter te objectiveren is meer nodig dan een videocamera. Er zijn uiteraard systemen beschikbaar, maar met prijzen rond de 10.000 euro zijn die erg kostbaar. Daarbij wordt gebruikgemaakt van lichaamsmarkers die zowel de nauwkeurigheid meten als de vrijheid van bewegen negatief kunnen beïnvloeden. Kinetic Analysis startte daarom een project in samenwerking met Microsoft, de Haagse Hogeschool en de universiteit van Brussel om nauwkeurige metingen te verrichten.


49

Het interpreteren van de cijfers is minstens zo belangrijk als het verkrijgen van getallen die een beweging beschrijven

de infraroodcamera veel minder van belang is dan bij 2D-videoanalyse en dat er toch nauwkeurig kan worden gemeten en metingen in een kleine tien minuten per sporter kunnen worden uitgevoerd. Nu geven een hoop getallen nog niet altijd informatie aan de gebruiker. Het interpreteren van de cijfers is minstens zo belangrijk als het verkrijgen van getallen die een beweging beschrijven. Hierdoor heeft Kinetic Analysis nog een extra stap toegevoegd: de data zoals deze binnenkomen vanuit Kinectics worden gecombineerd met informatie uit andere lichaamseigenschappen, highspeed camera’s, elektromyografie (EMG) en sportspecifieke tests. Vervolgens worden deze data vergeleken met wetenschappelijke kennis uit de sport(revalidatie). Deze gecombineerde kennis geeft in hoge mate de voorspelbaarheid aan van het prestatievermogen voor de individuele sporter. De ellebooghoek van de squasher is op beide foto’s negentig graden.

Microsofts nieuwe infraroodcamera Kinect 2 is voorafgaand aan de marktrelease beschikbaar gesteld om software voor bewegingsanalyse te ontwikkelen door Kinetic Analysis. Kinect 2 blijkt flexibel in tijd en ruimte én een nauwkeurig alternatief voor het omzetten van gemeten lichaamsbewegingen in kinematicadata. Zonder markers en tegen een lage prijs kunnen trainers en coaches bewegingen analyseren bij sporters. Momenteel wordt de software ‘Kinectics’ meer toegankelijk gemaakt voor trainers en coaches, zodat data makkelijk kunnen worden uitgelezen. Daarbij is de software open source, waardoor de codes vrij toegankelijk zijn voor geïnteresseerde gebruikers en ontwikkelaars. Sinds de zomer van 2014 is de Kinect 2 voor iedereen verkrijgbaar.

Praktijkonderzoek Naast de technische ontwikkeling vond praktijkonderzoek plaats. Om reproduceerbare en valide data te krijgen is getest in het bewegingslaboratorium van de Haagse Hogeschool. Voor praktische toepassingen, zoals het plaatsen van de camera en het standaardiseren van sportspecifieke testen, is eerst getest bij atletiekvereniging AV Sprint en later bij hockeyclub B.N.M.H.C. Zwart-Wit heren 1 onder leiding van Bas Dirks. Hieruit bleek dat de voorspellende waarde van de tests groot is, de plaatsing van

Prestaties verbeteren Ook over de landsgrenzen verwezenlijken diverse spin-offs van Belgische universiteiten, maar ook sportcentra in Qatar soortgelijke projecten. Data moeten alleen niet verzameld worden om te verzamelen, er moet gericht gekeken worden naar vragen vanuit de sport(er) of de medische staf. Hierdoor kunnen zowel blessures worden voorkomen als prestaties worden geoptimaliseerd. Met de juiste interpretatie zijn de data geschikt om prestaties te verbeteren bij sporters: harder schieten, sneller draaien, maar ook rugklachten begrijpen op basis van bewegingen in heup of enkel, door enkele klikken met de muis. Kinetic Analysis heeft zich naast het mede ontwikkelen van de software gespecialiseerd in het uitlezen van de data en biedt op deze manier meerwaarde voor de individuele sporter, zijn team en de begeleidende staf. De bewegingsleer, beschreven met haar natuurkundige wetten, krijgt daardoor een vernieuwd jasje. Biomechanica zal altijd een belangrijke rol moeten behouden naast alle belangrijke fysiologische metingen voor gezondheidsmonitoring die door de huidige technische ontwikkelingen vaak op de voorgrond komen. Door objectieve bewegingsanalyse kan in de beste begeleiding voor de individuele sporter worden voorzien. Drs. Maarten Gijssel is klinisch gezondheidswetenschapper en (sport-) fysiotherapeut.


50

COLUMN

COACHEN IS OOK VERRASSEN n

MART SMEETS

Mart Smeets is vanaf 1967 werk­ zaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, docu­ mentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor het Haarlems Dagblad en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.

We zijn de jonge Amerikaanse coach met die soms zo opvallende werkwijze nooit vergeten

Dit is een verhaal uit de oude doos. Waar gebeurd en het staat voor mij als een mooi voorbeeld voor welke generatie ook. Plaats van handeling: Hamilton, Canada. De oranje basketbalploeg speelde het laatste pre-olympisch toernooi vóór Montreal (1976). Twee weken, negen wedstrijden, iedere dag trainen en bijna de Olympische Spelen gehaald. Na twee wedstrijden viel Hugo Harrewijn geblesseerd weg. In de training moest de meegereisde freelancejournalist Mart Smeets zijn plaats overnemen. Coach van de Nederlandse ploeg was Bill Sheridan, een Amerikaan die op min of meer goed geluk voor de ploeg geplaatst was. Sheridan had een opmerkelijke manier van werken. Omdat hij slechts een generatie ouder dan zijn spelers was, heerste er een amicale, zeer losse sfeer: dollen, kaarten, mastermind, muziek, vele discussies; het geheel deed denken aan een soort van hippiecultuur waarin op hoog niveau gepresteerd moest worden. Tijdens een van de eerste trainingen op Canadese bodem liet Sheridan zien dat hij de baas was. Direct na de training was ik er met een andere speler tussenuit gepiept om in de bookstore een stoer shirtje te scoren. Omdat de andere spelers al in de bus zaten en Sheridan twee man miste, ging hij zelf op onderzoek uit. Wij doken weg toen hij de bookstore in kwam en riep: “Okay, ik weet dat jullie hier zitten, ik ga niet zoeken, maar ik heb mijn beslissing al genomen.” Zonder verdere uitleg liet hij ons de volgende training ellendig lang lopen… Omdat er nog twee blessuregevallen binnen de ploeg vielen, was de spoeling op trainingen dun. Hoe minder spelers, hoe harder er gewerkt moest worden, maar de resultaten waren goed en in de laatste wedstrijd – tegen Polen – profileerde Sheridan zich als een goede coach door een nipte nederlaag toe te staan in plaats van gelijk te spelen en dus kans te lopen met forse cijfers uit de verlenging te komen. Spelverdeler Walter Ombre moest bij 90-92 expres zijn vrije worpen missen; de Polen maakten een denkfout en scoorden wel, waarop Nederland – op doelsaldo – door was naar de finaleronde. Dus bleven we trainen en spelen in een hels ritme dat ons allen uitputte. Slapen hielp even, voor sommigen was er massage, voor anderen vertier buiten de sportzaal. Op de dag dat Nederland wereldmacht Brazilië trof, zaten we al om negen uur in de bus naar de trainingszaal. Toen we stilstonden bleken we te zijn aangekomen op de parkeerplaats van Harold Baskins, 39 flavours of Ice Cream. Sheridan riep: “Ik trakteer, neem wat je wilt…, ga lekker in de zon zitten en geniet, we trainen niet.” Alle spelers, op één na, vonden dit geweldig. Die ene speler had graag willen trainen. Mokkend zat hij apart en luisterde naar Sheridans ‘plan’ voor die avond, waar de Nederlanders voor een volle zaal Brazilië naar huis speelden, ja, letterlijk. Zij hadden hun olympische kostuums en koffers al en waren kandidaat voor een medaille. Het werd 95-90 voor Nederland. Het is nu 2014. De speler met wie ik dat Mohawk-shirt kocht en die later een mopperdag had en niet blij was met de koffie- en ijstraining, is nu coach van de nationale basketbalploeg. Soms hebben Toon van Helfteren en ik het er nog weleens over. We weten nog van wedstrijdsituaties, van scores en van alles dat ons toen vormde. En we zijn beiden de jonge Amerikaanse coach met die soms zo opvallende werkwijze nooit vergeten.


SPEEL LOTTO VOOR DE SPORT! ÉN NATUURLIJK VOOR DE JACKPOT.

Met Lotto maak je elke week kans om de Jackpot van minimaal â‚Ź 7,5 miljoen te winnen. Maar wist je dat je ook automatisch de Nederlandse sport steunt? Dankzij de jaarlijkse miljoenenbijdrage van Lotto aan de sport worden sportverenigingen en topamateursporters ondersteund, wordt talent ontwikkeld en worden lokale clubhuizen en trainingsfaciliteiten verbeterd. Dus als je van sport houdt, speel je Lotto! Ga naar lotto.nl, of speel mee in de winkel!


leden € 125 ni (excl.

et-lede btw) € 149 (e n: xcl. btw

12 december 2014

)

NATioNAAl CoACH CoNgrEs lAATsTE kANs: mEld jE uiTErlijk 10 dECEmbEr AAN

t i u n a v n e k e CoaChen bek k e i z u M & t r o p S n a v n e d l e de wer Topdirigent Anthony Hermus (Gelders Orkest) en Eric van Tijn (o.a. jurylid Idols) laten je de overeenkomsten en verschillen zien tussen de muziek- en coachwereld. Is een coach faciliterend, instructief, motiverend of juist directief? Ook Francesco Wessels (Coach Olympische Coaches NOC*NSF) geeft zijn visie. Uiteraard is de crème de la crème onder de topcoaches eveneens aanwezig.

Diverse bonden geven licentiepunten in ruil voor je deelname aan dit congres.

Meer info nlcoach.nl &

@nlcoach


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.