Sport & Strategie nr 1 - 2007

Page 1

SPORT&STRATEGIE Maandag 15 oktober 2007

Edititie 1 Jaargang 1

www.sportenstrategie.nl

Voor executives in sport, bij overheid, bedrijven & media

Nederland topSPORTLAND Global Sports - want er is meer dan Nederland alleen, pagina 15 t/m 18

Is er leven na Rasmussen? Vincent Pijpers en Heleen Crielaard over de ‘stenen tafel’ van de Rabobank en het commercieel rendement van de Tour de France, pagina 8 en 9

www.sportenstrategie.nl

Top vijf van congressen en publicaties, pagina 36 en 38

Groots durven denken KNVB en NOC*NSF lanceren masterplan

Gesprek met voormalig NOC*NSF-voorzitter Wouter Huibregtsen over de rol van sport (“Alsjeblieft, geen Ministerie van Sport!”), en de kwaliteit van de Nederlandse sportbestuurders, pagina 10 en 11

Oeronderhandelaar Ed van Westerloo over de aanstaande tender voor de uitzendrechten van het eredivisievoetbal, pagina 12 en13

Amerikaanse marketinggoeroe Philip Kotler begeeft zich nu ook op sportvlak: “Sportmarketing is nog niet belangrijk genoeg gemaakt”, pagina 17 en 18

Hoe te overleven in de internationale voetbaljungle? Tien commerciële tips voor Nederlandse clubs, pagina 22

Heiko van Staveren, stille kracht in de Nederlandse sport, diende heel wat bonden van advies. Op 28 september jl. nam hij afscheid als hoogleraar Sport & Recht, pagina 35 Met bijdragen van onder meer Marcel Beerthuizen, Jan Rijpstra, Pieter Verhoogt en Frank van den Wall Bake

Special

SPORT

& RUIMTE

Na het succesvolle Euro 2000, georganiseerd door de KNVB en de Belgische voetbalbond, kreeg NOC*NSF de moed om zich te kandideren voor de Olympische Spelen van 2028. En nu wil de KNVB in 2018 ook nog het WK voetbal organiseren. Twee mega-evenementen in één decennium, kan dat wel in het meest filegeplaagde en dichtstbevolkte land ter wereld? Jazeker, menen Harry Been (KNVB) en Marcel Sturkenboom (NOC*NSF). Inmiddels hebben de initiatiefnemers een brede coalitie van sport, overheid en bedrijfsleven achter zich gekregen en sprankelt er een nieuw elan door sportondernemend Nederland. Door Frans Oosterwijk “ ‘Wat zou je graag willen dat ik tegen de pers zeg?’, vroeg Balkenende toen we naar buiten liepen. ‘Dat het een fantastisch plan is’, zei Jeu. En dat zei hij ook. ‘Ik vind het een fantastisch plan.’ ” Harry Been, secretaris-generaal van de KNVB, heeft mooie herinneringen aan het gesprek dat hij begin juli met premier Balkenende had. Samen met bondsvoorzitter Jeu Sprengers en bondscoach Marco van Basten was hij naar Den Haag getogen om regeringssteun te zoeken voor het plan van de KNVB om in 2018 (samen met België) het WK voetbal te organiseren. “Vooral de aanwezigheid van Marco van Basten viel goed. Ook een premier vindt het interessanter om met een fenomeen te praten dan met bobo’s als Jeu en ik. Van Basten deed het trouwens goed, heel overtuigend. Cool, goed gekleed ook.” Balkenende zei ook nog wat over sport als uithangbord van nationale trots en identiteit (“Goed voor je imago, goed voor de economie”), en een maand later viel bij de KNVB een cheque van een

half miljoen euro in de bus, als aanbetaling om de haalbaarheid van het WK 2018 te onderzoeken. Been: “Toen we Euro 2000 wilden organiseren, begonnen we met zelf te betalen: 1,5 miljoen gulden, voor veiligheidskosten. Het kabinet had toen nog dat arrogante: ‘De UEFA mag blij zijn dat ze een EK bij ons mág organiseren.’ ”

Twee sportorganisaties van Nederland met grote ambities bij elkaar aan tafel: Marcel Sturkenboom (l) van NOC*NSF en Harry Been van de KNVB. Belangrijker dan geld is de onverkorte, persoonlijke steun van Balkenende (en staatssecretaris van VWS Jet Bussemaker, die in het buitenland als de sportminister van Nederland wordt gezien). Voor de organisatie van een mega-evenement als een WK is het vandaag de dag onontbeerlijk dat de overheid zich achter de plannen opstelt, en dat het regeringshoofd ze met verve uitdraagt. Been: “Engeland haalde de organisatie van de OS 2012 binnen dankzij Tony Blair. Sochi kreeg de Winterspelen van 2016 dankzij Vladimir Poetin. Hun

61 De stem van het volk

Over publieke steun hoeven NOC*NSF en KNVB zich voorlopig geen zorgen te maken. Uit een representatieve steekproef van TNS NIPO blijkt dat 61% van de Nederlandse bevolking positief staat tegenover het organiseren van de Olympische Spelen en/of het WK voetbal in Nederland. Van deze groep geeft 44% de voorkeur aan de Spelen, en 41% kiest voor het WK. Slechts één op de zes Nederlanders (17%) wil beide evenementen absoluut niet en 22% staat er onverschillig tegenover. Onder jongeren (18-34 jaar) en vrouwen is de steun voor de Spelen het hoogst. Op de vraag aan welk evenement men de voorkeur geeft, kiest 56% van jongeren voor de Spelen en 47% voor het WK. Van de vrouwen geeft 44% de voorkeur aan de Spelen, 33% wil voetbal. Vader blijft de voetbalmonomaan die hij altijd was. Hij wil de OS ook wel (43%), maar toch vooral het WK (50%). Gelukkig heeft de KNVB nog 4.000 dagen, en NOC*NSF zelfs nog ruim 7.500 dagen, om de steun onder de Nederlanders naar een nog hoger plan te tillen.

inzet en aanwezigheid op belangrijke momenten gaven de doorslag. Zo werkt het nu eenmaal. Wat dat betreft is Balkenende onze belangrijkste lobbyist.” Marcel Sturkenboom, directeur Sport van NOC*NSF, was – met NOC*NSF-kopstukken Erica Terpstra, Ton Nelissen en Theo Fledderus – vorig jaar al bij Balkenende en Bussemaker op bezoek geweest. Hij had nóg grotere plannen, de organisatie van de Olympische Spelen in 2028, en ook hij vertrok niet zonder lege handen. Van het Ministerie van Economische Zaken kreeg hij vier ton, net als van VWS. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht lapten ieder een ton bij, NOC*NSF zelf vier ton. In totaal 1,6 miljoen, genoeg om ook een haalbaarheidsonderzoek te verrichten. De Club van 28 Nederland als epicentrum van de sport, en dat twee keer in één decennium. Kan het meest drukke en dichtstbevolkte land ter wereld dat infrastructureel wel opbrengen? Zijn ‘we’ bereid tot miljardeninvesteringen? Waar moeten de tienduizenden vrijwilligers vandaan komen die voor dit soort evenementen noodzakelijk zijn? Hoe groot is het risico dat al die inspanningen tenietgedaan worden door een nieuwe Saar Boerlage?

“Balkenende en Bussemaker zijn enthousiast, maar onze grootste ambassadeurs zijn Cohen en Opstelten” Natuurlijk kan Nederland het! Been en Sturkenboom twijfelen geen moment. Ons land is rijk en getalenteerd genoeg om zelfs de meest ingrijpende infrastructurele aanpassingen te realiseren, en de mooist denkbare multifunctionele stadions te bouwen. Zeker, dat vergt overleg, véél overleg. Tussen sport, overheid en bedrijfsleven. Er moeten slimme plannen worden verzonnen, want de ruimte is schaars in Nederland en al die stadions en andere faciliteiten moeten natuurlijk ook ná de Spelen en het WK gebruikt kunnen worden. Draagvlak, dat is volgens Sturkenboom het toverwoord. Uit het fiasco van Amsterdam, dat Zie verder pag. 4 t/m 7


Pagina 2

SPORT&STRATEGIE “Mijn sportieve carrière is belangrijker dan de mensenrechtensituatie in China”

Editie 1 Jaargang 1

www.sportenstrategie.nl

Door Friso Schotanus

In Birma schiet het bewind op vreedzame monniken. Dat China graag vriendjes blijft met zijn buurland, is het zoveelste teken dat het land lak heeft aan mensenrechten. In 2008 verzamelen alle topatleten zich in Peking voor de Olympische Spelen. Of toch niet?

Kamiel Maase, langeafstandsloper, deed in de Volkskrant een oproep aan China om sancties tegen Birma te steunen “Als je jaren en jaren getraind hebt voor de Spelen, dan zie je daar niet zomaar van af omdat je op je moraal wordt aangesproken. Ik stel mijn leven in dienst van de sport. Ik heb mijn baan ervoor opgezegd, terwijl ik ook vastzit aan een hypotheek. Het belang dat ik aan deelname hecht, is dan ook enorm. De sporters hebben bovendien zelf nooit gekozen voor Peking; het is niet eerlijk om ze nu op die keuze aan te spreken. En dan moet je je nog afvragen hoe effectief zo’n boycot is. Wel vind ik dat de Spelen een mooie gelegenheid zijn om een kritisch geluid te laten horen. Toen de Spelen aan China werden toegekend, had men natuurlijk de hoop dat de mensenrechtensituatie daar zou verbeteren. Als ik Chinese ambtsdragers op televisie zie, hoor ik alleen maar juichverhalen over de stadions en de Chinese sportploeg. Maar over mensenrechten gaat het niet. Ik hoop dat mijn bericht in de Volkskrant de Chinezen daar toch een heel klein beetje aan helpt herinneren. Ik ben geen activist, iemand die overal tegenaan wil schoppen, maar ik ben wel een betrokken sporter. Van andere sporters hoor ik geen enkel kritisch geluid. Ik vind dat teleurstellend. Het zou heel goed zijn om in georganiseerd verband, bijvoorbeeld via de vakbond NL Sporter, een actie te starten. Je zou bijvoorbeeld tijdens de Spelen met zijn allen een oranje bandje kunnen omdoen, met daarop de tekst “Free Birma”.

Marc Lammers, bondscoach dameshockeyteam “Dit kun je niet zo zwart-wit stellen. Wij gaan voor de sport, en anderen beslissen over wat politiek gezien fair is. Wij hockeyen in landen als Argentinië, Zuid-Afrika en Pakistan. Overal gebeurt wel wat onoorbaars. Zelfs op ons eigen land

© Hans Klaver

WELLES/NIETES

is wel iets aan te merken. Als ik mij daar als coach mee bezig moet houden, kan ik er net zo goed mee stoppen. Als het IOC van oordeel is dat de Spelen in China georganiseerd kunnen worden, dan gaan wij daar heen. Ik denk bovendien dat wij een positieve bijdrage kunnen leveren. Sport verbroedert, het brengt mensen dichter bij elkaar. Nu ik meerdere keren in China ben geweest, zie ik zeker verschil met de eerste keer dat ik er was. De mensen ontwikkelen zich, ze staan open voor ons en spreken steeds vaker Engels. Ik focus liever op deze positieve ontwikkelingen dan op alles wat slecht is.”

Karin Ruckstuhl, zevenkampster “Ik ben het eens met de stelling van Kamiel Maase dat het niet de keuze is van de sporter zelf om sport te bedrijven in een land waar met regelmaat mensenrechten worden geschonden. Als sporter ben je bezig met trainen en zo goed mogelijk presteren tijdens de wedstrijd. Waar die wedstrijd plaatsvindt, is irrelevant: een stadion is een stadion. Ik begrijp wel dat het een weloverwogen keuze is om de Spelen aan China toe te kennen, omdat er zo veel publieke belangstelling voor is. Dat zou een positief effect kunnen hebben op het land, ook in politiek op-

Minke Booij, hockeyinternational “Het is niet aan mij, als individuele sporter, om me met de mensenrechtensituatie in China bezig te houden. Dat laat ik aan de sportkoepel over. Als NOC*NSF zou zeggen ‘We gaan er niet heen’, dan zou ik dat vreselijk jammer vinden, maar ik zou me er wel bij neerleggen. Maar ik denk dat zo’n boycot totaal geen zin heeft. China laat door het binnenhalen van de Olympische Spelen juist zien dat het een positieve koers wil varen. Ik geloof niet dat de machthebbers een façade optrekken, ze willen zich door Peking 2008 aansluiten bij de westerse wereld. Als Nederland de Spelen zou boycotten, heeft China wel een probleem. Misschien raken ze hun positieve inslag, op weg naar een democratischer samenleving, wel kwijt. Met deze discussie heeft de sport bovendien niets van doen, het is een politieke aangelegenheid. Je kunt niet van sporters verwachten dat ze het allermooiste evenement laten schieten, terwijl hun standpunt er zo weinig toe doet.”

zicht. Ik kan enkel hopen dat dit inderdaad zo zal uitpakken.”

Timme Hoyng, hockeyinternational “Ik vind niet dat ik de Olympische Spelen zou moeten boycotten. Ik heb de voorgaande twee edities, in Sydney en Athene, al gemist. De derde keer wil ik er bij zijn. Het IOC had ook de mogelijkheid om níet voor Peking te kiezen, vanwege de mensenrechten. Ze hebben – helaas – toch deze keuze gemaakt en daar zijn wij als sporters van afhankelijk. Bovendien ben ik een teamsporter. Als ik niet zou gaan, heeft dat weinig impact, ook al omdat ik hockeyer ben. Een topvoetballer zou veel beter een statement kunnen maken. Wel denk ik dat de sporters tijdens de Spelen een signaal kunnen afgeven. Je zou als collectief een actie op touw kunnen zetten, bijvoorbeeld door een brief neer te leggen bij het IOC of de Chinese regering. Dat zou in samenspraak met de media moeten gebeuren, dan kunnen zij zo’n actie coveren. Dat moet niet al te moeilijk zijn, want tijdens de Spelen zijn alle ogen en camera’s op je gericht.”

Bram Som, Europees kampioen op de 800 meter “Mijn sportieve ambities staan voorop. Maar dat betekent niet dat ik de situatie in China niet belangrijk vind. Het één sluit het ander niet uit. Het vervelende is dat zich in veel landen een probleem voordoet. Als er een toernooi op Antarctica zou worden gehouden, dan zou iedereen het hebben over de opwarming van de aarde. De Spelen hebben natuurlijk ook een symbolische betekenis, die van verbroedering. Maar daar houd ik me niet mee bezig. Mijn doel is om optimaal te presteren. Ik hoop daarom dat de Chinezen twee weken voor de Spelen de auto’s stilzetten en de fabrieken sluiten, zodat ik bij de wedstrijd zuivere lucht kan inademen. Zodra ik een topprestatie moet leveren, doen politieke zaken er voor mij even niet toe. Het is als sporter heel moeilijk om een positieve bijdrage te leveren aan zoiets groots en belangrijks als de mensenrechtensituatie in China. Dat is een taak voor de politieke wereldleiders. Ik wil graag mijn persoonlijke bijdrage leveren aan een betere wereld. Maar die bijdrage zoek ik liever dichter bij huis, waar ik concreet iets kan betekenen.”

Tim Janssen, spits van Jong Oranje “Mijn sportieve ambities zijn niet belangrijker dan de mensenrechten. Ik vind het vreselijk om te horen wat daar af en toe gebeurt en ik laat mijn mening daarover graag horen. Maar China is zo’n enorm groot land, dat qua politiek zo moeilijk te bereiken is. Het zal moeilijk zijn een statement te maken, zeker als individu. Ze liggen er echt niet wakker van als Tim Janssen uit Nederland niet komt. Als Clarence Seedorf de Spelen zou boycotten, zou dat meer impact hebben. Maar dan nog: de Olympische Spelen zijn zo ontzettend groot, voetbal is daar maar een klein onderdeel van. Als je al tot een boycot zou willen overgaan, dan zou dat vanuit NOC*NSF moeten komen. Het signaal dat Kamiel Maase afgeeft met zijn ingezonden brief in de Volkskrant, kan ik waarderen. Als anderen straks een actie op touw zouden zetten, schaar ik mij daar zeker achter. Maar ík zal het initiatief niet nemen, want ik ben niet in de positie om als vaandeldrager op te treden. En als gezegd betwijfel ik of China zich iets van zo’n actie zal aantrekken. Het is een land dat andere normen en waarden heeft dan wij.”

Friso Schotanus schrijft onder meer voor NRC Next, FEM Business en zibb.nl.


SPORT&STRATEGIE

Colofon SPORT & STRATEGIE is een uitgave van Arko Sports Media en verschijnt zes keer per jaar. Hoofdredactie Frans Oosterwijk E-mail: f.oosterwijk@arko.nl Friso Schotanus E-mail: f.schotanus@chello.nl Eindredactie Janeke de Zeeuw E-mail: de.zeeuw@arko.nl Met redactionele bijdragen van Marcel Beerthuizen, Maarten van Bottenburg, Ernst Bouwes, Joost Galema, Bob Heere, Philip Hennemann, Mark van den Heuvel, Joris Hermans, Theo Hoex, Jan Janssens, Joost de Jong, Thijs Kemmeren, Hans Klippus, Ruurd Kunnen, Sjoerd Litjens, Jan Rijpstra, Jacco van Sterkenburg, Eric Treurniet, Hans Vandeweghe, Ben Veenbrink, Pieter Verhoogt, John Volkers, Jurryt van de Vooren, Frank van den Wall Bake, Bert Wagendorp, Hans Westerbeek en Ed van Westerloo Uitgevers Michel van Troost E-mail: vantroost@arko.nl Cees Wolzak E-mail: cees.wolzak@arko.nl Uitgeverij Arko Sports Media Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein Tel. 030 600 47 80 Fax. 030 605 26 18 E-mail: info@arko.nl Redactie-adres Arko Sports Media Sport & Strategie Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein Advertentie-exploitatie Adverteren in Sport & Strategie is alleen voorbehouden aan partners, met uitzondering van personeelsadvertenties en advertenties m.b.t. evenementen. In de bijlage is het wel mogelijk om (thematisch) te adverteren. Voor meer informatie over partnerships en/of adverteren kunt u contact opnemen met Marleen Kessel. E-mail: marleen.kessel@arko.nl Vormgeving/art direction Marco Oosten (www.taart.nu) Fotografie ANP Photo, Dreamstime.com, Rutger van Hogezand, Rien Hokken, Hans Klaver, Ministerie van Financiën, Pro Shots, SPORTRIK, Jurryt van de Vooren Druk DeltaHage bv KATERN GLOBAL SPORTS Onder redactie van Prof. Hans Westerbeek E-mail: h.westerbeek@latrobe.edu.au KATERN ONDERZOEK & WETENSCHAP Onder redactie van W.J.H. Mulier Instituut Dr. Jan Janssens E-mail: j.w.janssens@mulierinstituut.nl in samenwerking met Prof. dr. Maarten van Bottenburg E-mail: maarten@vanbottenburg.nl Lidmaatschap Sport & Strategie Introductieprijs (geldig indien u zich abonneert voor 10-12-2007) € 75,- (voordeel van ruim 50%) 1. u ontvangt zes maal per jaar het blad Sport & Strategie; 2. u heeft te allen tijde toegang tot actuele en achtergrondinformatie via een persoonlijk password op www.sportenstrategie.nl; 3. u bent aangesloten op de e-mailservice met bijzondere berichtgeving; 4. u heeft twee maal per jaar kosteloos toegang tot de Sport & Strategie netwerkbijeenkomsten; 5. u heeft recht op een reductie van 10% op de door Sport & Strategie georganiseerde congressen en seminars. Studentenlidmaatschap € 37,50 per jaar Studenten aan het Hoger Beroepsonderwijs ( HBO ) en Wetenschappelijk Onderwijs ( WO ) kunnen zich opgeven voor een studentenlidmaatschap. Een jaarlidmaatschap (introductieprijs en geldig tot 10-12-2007) kost € 37,50. Voor dit tarief hebben studenten recht op het totale aanbod met uitzondering van de Netwerkbijeenkomsten. Prijzen zijn exclusief 6% btw en inclusief verzend- en administratiekosten. Zie voor informatie en opgave lidmaatschap de bon elders in deze uitgave of neem contact op met: Lezersservice Sport & Strategie Postbus 393 3430 AJ Nieuwegein Tel. 030 600 47 80 Fax. 030 605 26 18 E-mail: sport@arko.nl © 2007 Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond, groep uitgevers

Editorial

www.sportenstrategie.nl

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 3

Inhoud Cover De Nederlandse kandidatuur voor het WK 2018 en de OS 2028

Actueel

De Olympus

In dit eerste nummer van Sport & Strategie zegt Marcel Sturkenboom van NOC*NSF dat een Nederlandse kandidatuur voor de Olympische Spelen van 2028 pas aan de orde is als Nederland de komende tien jaar op alle fronten ‘olympisch’ weet te presteren. Niet alleen als winnaar van medailles, maar ook als land met een echt sportklimaat – in de top én de breedte. Een land dat weet hoe het topevenementen moet organiseren, daar de accommodaties voor heeft, met publiek dat massaal komt opdagen. Nu gaat alle presteren, zeker ‘olympisch’ presteren, met vallen en opstaan. Er zal nog heel wat ‘gepolderd’ moeten worden om de plannen van NOC*NSF en de KNVB (dat in 2018 het WK voetbal wil organiseren) te realiseren. Er zullen goede en verkeerde beslissingen worden genomen, stappen vooruit worden gezet en weer terug. Niet voor niets is voor dat ‘olympisch’ presteren tien respectievelijk twintig jaar uitgetrokken. Op dit moment is de Olympus waar KNVB en NOC*NSF Nederland naartoe willen brengen nog slechts een droombeeld aan de horizon. Toch fascineert het vergezicht. Het stimuleert, maar zet je ook met beide benen op de grond, want er moet(en) nog heel wat achterstand(en) ongedaan gemaakt worden, voordat de Olympus kan worden bestegen. De ondermaatse vertegenwoordiging van Nederland in de grote internationale sportbesturen is zo’n achterstand. Ook gaapt er een enorm gat in de professionele kennis die nodig is om grote sportevenementen te verkrijgen en te organiseren. Die kennis is eigenlijk alleen aanwezig bij de KNVB. Kennis is macht, maar als er ‘olympisch’ gepresteerd moet worden, komt het aan op kennis delen. Dát is macht. De kern van de sport is competitie. Iedereen – sporters, clubs, bonden – wil winnen, beter worden, en eist maximale aandacht op. Steden en gemeenten zijn precies zo. Ze vinden sport belangrijk als vorm van recreatie, maar ook vanwege het gunstige effect op imago en uitstraling (citymarketing!), en vechten elkaar de (politieke) tent uit om grote evenementen naar zich toe te trekken. De sport is een lichtekooi, en dient vele heren. En allemaal willen ze op de eerste rij: stadions willen uitverkopen, media hoge kijkcijfers, en sponsors de positiefste associatie. Sport is: eigenbelang eerst. Maar een Olympus kan alleen worden beklommen als het deelbelang wordt overstegen. Als kracht en energie worden gebundeld, kennis en ervaring worden gedeeld. Hier komt dit blad, Sport & Strategie, om de hoek kijken. Zes keer per jaar zullen wij u – sporter, coach, manager, bestuurder, ambtenaar, politicus, sponsor, marketeer, advocaat, stadiondirecteur et cetera – een kijkje over de schutting bieden en informeren over al deze vakgebieden in relatie tot sport. Zes keer per jaar zullen wij berichten over actuele kwesties en ontwikkelingen in die o zo brede sportmarkt. Wij zullen signaleren, analyseren – via dit blad en de website www.sportenstrategie.nl, maar ook met netwerkbijeenkomsten, congressen en seminars. Nederland (top)sportland: wij nemen het serieus. U ook?

Welles/nietes Rabobank ná de Tour Uitzendrechten eredivisievoetbal: Meer of minder waard? De olympische geschiedenis van China

Interview

Wouter Huibregtsen

Global Sports

Wachten op Brazilië Marketingfenomeen Philip Kotler heeft ook verstand van sport Boekbespreking: The Elusive Fan

NL.Voetbal

Deloitte: ongelijkheid in het Europese voetbal groeit Trend: Sponsors worden eigenaars Tien overlevingstips voor Nederlandse betaaldvoetbalclubs

Beleid

Witboek Sport: helder en concreet Hoe stoppen we de vetepidemie? Sport stijgt op de politieke prioriteitenladder

Marketing & Sponsoring

Dutch Open zoekt supersponsor Nieuw! De Euro Hockey League

Media

Tv-kijker wil niet alleen voetbal You Tube/Joost.com en het recht van de rechtenhouder Kijktip!

Wetenschap & Onderzoek

Heiko van Staveren: een pionier neemt afscheid The Quest voor Excitement, een klassieker vertaald Voorpublicatie: Sport en de ondernemende overheid Boekbespreking: Sporten om de kijkers

Business & Ondernemerschap

Transcollect: BrantjesVeerman wordt incassobureau Wielerarchitect Sander Bouma doet het vanuit Stompetoren De innovaties van TNO Sport

Management

Sportmanagement: groeistuipen van een jong vakgebied Stadionmanagement: het nieuwe stadion van ADO Den Haag

En….

Gespot! The American Way – Pieter Verhoogt De column van Bert Wagendorp

1

2 8 12 13

10

15 17 18

20 21 22

26 26 27

28 29

30 31 32

35 36 37 38

40 41 41

44 47

25 33 48

Special Sport & Ruimte

Kansen en bedreigingen op het gebied van sport, infrastructuur en ruimtelijke ordening.

Frans Oosterwijk

ARKO SPORTS MEDIA: toonaangevend in sportvakbladen!


Pagina 4

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

“Als Nederland op dit moment een echte Vervolg van pag. 1

kandidaat was voor de Spelen van 1992, zijn wijze lessen getrokken. Destijds ontbrak elke vorm van overeenstemming, wat uitmondde in slechts vijf stemmen van de in totaal 115 IOC-leden. Dus wordt het nu heel anders aangepakt. In 2005 sprak NOC*NSF al met de burgemeesters Cohen en Opstelten van Amsterdam en Rotterdam, met werkgeversorganisatie VNO/NCW, met superbouwer Ballast/Nedam, met de Rabobank als grote sportsponsor, en met onderzoekers van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Onderzoeksbureaus werden aan het werk gezet om advies uit te brengen over de financiering en de economische meerwaarde van de Spelen. Er werd een adviesraad samengesteld, met sleutelpersonen uit sport, overheid en bedrijfsleven (zie kader), en in vervolg daarop ontstond de ‘Club van 28’, die als opdracht kreeg met een concreet plan van aanpak te komen. In die club zijn zeer uiteenlopende partijen vertegenwoordigd (zie kader), met poppromotor Mojo, entertainmentgigant Joop van den Ende, en het Nederlands Dans Theater als opvallendste namen. Want, zo hadden SCP en WRR bedacht: Nederland is steeds meer een ‘leisure’-land aan het worden. Wat is dan vanzelfsprekender dan de behoefte van de sport aan nieuwe accommodaties te koppelen aan de accommodatiebehoefte van de entertainmentsector en het toerisme? Sturkenboom: “Mojo is van plan om naast de Amsterdam ArenA een nieuwe multifunctionele zaal te bouwen, waar straks behalve popconcerten ook grote sportevenementen georganiseerd kunnen worden.” Sturkenboom noemt het overleg in de Club van 28 “uitdagend” en “inspirerend”. “Er zitten partijen bij die elkaar anders niet zouden vinden. Dat activeert. Een van de belangrijkste neveneffecten is dat elke partner gedwongen is een toekomstvisie te ontwikkelen. Politici worden gedwongen over hun termijn heen te kijken, en de besluitvorming over economische zaken, ruimtelijke ordening en evenementen op elkaar af te stemmen en te toetsen aan de ideeën en plannen van sport en bedrijfsleven. Er is veel enthousiasme over onze manier van werken. Omdat we zaken in een stroomversnelling brengen.” Er moet ook sprake zijn van rivaliteit. Het WK wordt als land georganiseerd, de OS door een stad. Nederland kent maar twee serieuze kandidaten: Amsterdam en Rotterdam. Sturkenboom: “De Olympische Spelen zijn een drie-eenheid: ze worden toegekend aan een stad, een land en het nationale olympisch comité. Zeker in dit stadium, waarin nog slechts sprake is van een eventuele kandidatuur, moeten de Spelen worden opgepakt als nationale zaak. En dat gebeurt. Balkenende en Bussemaker zijn enthousiast, maar onze grootste ambassadeurs zijn Cohen en Opstelten.” Amsterdam zag onlangs het WK roeien van 2010 aan zich voorbijgaan omdat de Bosbaan niet op het niveau kan worden gebracht van een moderne wedstrijdbaan. Rotterdam zat er meteen bovenop: zij gaan zo’n baan bouwen, in 2009 ligt-ie er. Sturkenboom: “Als NOC*NSF en

de roeibond dat WK per se willen hebben, moeten ze op een gegeven moment ook durven zeggen: ‘We doen het in Rotterdam, want daar ligt de toekomst.’ Hetzelfde geldt voor de organisatie van de Spelen. Maar het heeft geen zin om vooruit te lopen op zaken die over vijf jaar weer anders kunnen liggen.” In Rotterdam staan ze voor de keus: De Kuip renoveren of een nieuw stadion bouwen. Als NOC*NSF dat nieuwe stadion zou bestemmen als Olympisch Stadion, zou de keuze waarschijnlijk allang gemaakt zijn. Sturkenboom: “Als Nederland op dit moment een echte sportstad heeft, dan is dat Rotterdam. Anderen doen ook veel, maar Rotterdam is het meest ondernemend, met activiteiten en evenementen – in de stad, de haven, De Kuip – die diep verankerd zijn. Maar Opstelten zegt ook: ‘Gaan voor het allerhoogste, de Spelen, dat doe je niet in eentje. Je hebt meerdere stadions nodig, en die kunnen echt niet allemaal in Rotterdam komen te staan.’ ” Been: “Wim Kok heeft toch onlangs een rapport gepubliceerd waarin wordt voorgesteld om de vier grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag, samen te voegen? Misschien kunnen ze het onder de naam Randstad wel samen doen?!” Doorbraak In de Club van 28 vertegenwoordigt Harry Been de KNVB. Waar NOC*NSF en de voetbalbond elkaar vroeger niet zagen staan en zich opsloten in hun eigen wereld, daar werken ze nu intensief samen en stemmen ze plannen en ambities nadrukkelijk op elkaar af. Sturkenboom: “In beide organisaties hebben de professionals de afgelopen jaren veel meer verantwoordelijkheid gekregen. Professionals zien de voordelen van samenwerking sneller dan bestuurders. Ze hebben geen zin elkaar de tent uit te vechten, maar willen iets bereiken.” Dat de KNVB zich in 2000 waagde aan het EK voetbal, heeft bij NOC*NSF tot “een grote doorbraak” geleid, zegt Sturkenboom. “De schroom om met een olympische kandidatuur te komen, ver-

dween. Om dat lef kan de KNVB niet genoeg geprezen worden. En nog steeds kunnen we veel van ze leren. Hun ervaring met grote toernooien is goud waard. Maar de KNVB heeft ook voordeel van ons. Steden op één lijn krijgen, evenementen en accommodaties op elkaar afstemmen, is ook in hun belang.” Been: “Ik profiteer nu al. Er is al zo veel voorwerk verricht, dat gaan wij echt niet overdoen.” Sturkenboom: “Wat ik in de KNVB ook bewonder, is dat zij er zo goed

“Misschien kunnen de grote steden het onder de naam Randstad wel samen doen?!”

Premier Balkenende met KNVBdirecteur Henk Kesler en (op dat moment) minister Benk Korthals bij een EK-kwalificatiewedstrijd van het Nederlands elftal. in zijn geslaagd twee parallelle sporen op te zetten: een organisatorisch en een sportief pad. Bij elk toernooi dat ze de afgelopen jaren hebben georganiseerd, eindigden de Nederlandse teams in de voorhoede. Zo hoort het ook. Als je een groot evenement binnen de grenzen hebt, moet je optreden als gastland ook ijzersterk zijn.” Been: “Het is natuurlijk ook logisch dat we samenwerken. Neem het WK, daar heb je twee stadions voor nodig met een capaciteit van 60.000 à 80.000 toeschouwers, en acht stadions van 40.000+. Die stadions hebben Nederland en België op dit moment niet. Dus moet je praten. Met gemeenten, met clubs, en ook met NOC*NSF, want een aantal van die stadions kun je ook voor de Spelen gebruiken.” Saar Boerlage-proof In de loop van 2008 komt de Club van 28 met een businessplan. Daarin zal onder meer uitsluitsel worden gegeven over welke evenementen in welke steden moeten plaatsvinden, en welke accommodaties nodig zijn: vaste stadions, multidisciplinaire voorzieningen, nieuwbouw of (tijdelijke) aanpassing en upgrading van bestaande accommodaties. Dan volgt, aldus Sturkenboom, de “lakmoesproef ”. Zijn alle betrokkenen bereid zich achter dit plan te scharen en eventueel eigen ambities op te geven voor het grote doel: de Spelen van 2028 naar Nederland halen? “Sport, overheid en bedrijfsleven moeten samen zeggen: ‘Hier gaan we voor.’ En dan begint de lange mars naar 2016: lobbyen, evenementen binnenhalen, accommodaties bouwen, infrastructuur aanpassen.” Met de rentabiliteit van de benodigde investeringen zit het eigenlijk nu al snor, verzekert Sturkenboom: “Op de organisatie van de Spelen verdien je geld. Dat is al zo sinds 1980. Uit elk onderzoek blijkt bovendien dat de organisatie van dit soort mega-evenementen

aantoonbaar leidt tot groei van het nationaal product. Er wordt werkgelegenheid gecreëerd, het toerisme krijgt een nieuwe impuls. De grootste investeringen zitten bovendien niet in de sportaccommodaties, maar in de infrastructuur in de tweede lijn – hotels, wegen, vliegvelden – en die kosten moet je toch een keer maken.” Been: “Ook een WK voetbal rendeert heel positief. Duitsland heeft met het WK 2 miljard verdiend, ongelooflijk. Ook Euro 2000 heeft het goed gedaan. Drie partijen hebben verdiend: de fiscus, de landseconomie en de UEFA. Voor de gemeenten zijn een WK of OS het moeilijkst. Bij hen gaan de kosten voor de baat, en het is altijd maar de vraag of ze hun investeringen wel kunnen terugverdienen.” Sturkenboom: “In Athene hebben ze de investeringen die ze toch al van plan waren te doen, gekoppeld aan de Olympische Spelen, en ook nog geprofiteerd van EU-subsidies.” Been: “Het probleem van economisch onderzoek vooraf is dat je kunt bewijzen wat je wilt, in het negatieve en in het positieve. Dat vond Balkenende ook. ‘Als jij een rapport laat maken door universiteit X’, zei hij, ‘dan leg ik het voor aan universiteit Y en die komt met precies de tegengestelde conclusies.’ ” Sturkenboom is minder laconiek: “Je moet kosten en baten, investering en rendement, goed tegen elkaar afwegen. Als we dat niet doen, worden we bij voorbaat afgeschoten.” Mooie stadions en een dekkend kostenplaatje alleen zijn echter niet genoeg om de Olympische Spelen en het WK naar Nederland te krijgen. De plannen moeten ook worden gesteund door de Nederlandse bevolking. Niemand moet er met politieke of economische argumenten, deugdelijk of ondeugdelijk, een gat in kunnen schieten. Of, zoals Sturkenboom zegt: “De hele opzet moet Boerlage-proof zijn.” De open zenuw van de KNVB heet niet Saar Boerlage, maar ‘voetbalhooliganisme’. Been: “Een veelkoppig monster, dat zich van de stadions naar de publieke ruimte heeft verplaatst, en dus een zaak van de openbare orde en de nationale veiligheid is. Daar zal goed over nagedacht en gepraat moeten worden.”

Nederland Sportland Er zijn nog enkele voorwaarden die Been en Sturkenboom aan een Nederlandse kandidatuur verbinden. Nederland moet zich aan IOC en FIFA kunnen presenteren als een sport- c.q. voetballand van jewelste. Een land dat tot de beste sportlanden ter wereld behoort, met een gedegen ervaring als organisator van topevenementen en een sportgek publiek dat in groten getale de tribunes bevolkt. Sturkenboom: “Als we op alle fronten olympisch presteren en een onontkoombare erelijst hebben opgebouwd, kan de kandidatuur niet uitblijven. Omdat het dan een logisch gevolg is van je reputatie en past bij je ambities. Niemand kan garanderen dat Nederland de Spelen of het WK ook werkelijk krijgt. Dat hangt van zo veel omstandigheden en belangen af. Het enige dat we in eigen hand hebben, is onszelf in een kansrijke positie brengen.” Van deze criteria is de eerste het gemakkelijkst te realiseren, menen beiden. Want het sportpotentieel van Nederland is schier onuitputtelijk, zeker nu niet alleen de


SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 5

sportstad heeft, dan is dat Rotterdam” topsport maar ook de breedtesport door de overheid is omarmd. Sport geldt onder politici bijna als wondermiddel voor elk maatschappelijk probleem. Maar ook het onderwijs en het bedrijfsleven hebben zich met de sport verbonden. Want sport is gezond, bevordert de integratie en is een bindmiddel in de samenleving. En dan is het grootste kapitaal van de Nederlandse sport nog niet genoemd: de perfecte infrastructuur en dito verenigingscultuur. Been: “Waar je ook komt, elk dorp heeft minimaal één voetbalclub, met meestal fantastische velden en een enorm sociaal leven eromheen. Dat geeft ons een grote voorspong op andere landen en is de belangrijkste reden dat wij het als klein landje altijd goed doen. Maar het rendement uit die voorspong kan beter. Omdat die verenigingscultuur van oudsher is gebaseerd op de verzuiling, is er vaak sprake van overlap, en dus verspilling van middelen en talent.” Sturkenboom: “Steeds meer verenigingen werken inmiddels met elkaar samen. Er is schaalvergroting, soms zelfs over sporten heen, in de vorm van omniverenigingen. De sport professionaliseert, en die professionalisering kan ertoe leiden dat Nederland, met behoud van zijn unieke trekken, als sportland nog steviger in het zadel komt te zitten.” Been: “Ook in het voetbal is die verbreding gaande. Met het vrouwenvoetbal hebben de betaaldvoetbalorganisaties en amateurclubs een geweldig nieuw potentieel aangeboord. Dat is goed voor de maatschappelijke acceptatie en leidt tot nieuwe kansen op sportief en commercieel gebied.” Sturkenboom: “De kunst is die professionalisering in goede banen te leiden. Gemeenten hebben daarin een belangrijke functie. Door de ontwikkeling en bouw van nieuwe accommodaties, maar ook door eisen te stellen aan beheer en organisatie.” Er zijn ook minpuntjes. Nederlandse verenigingen slagen er nog slecht in om de etnische minderheden aan zich te binden. Dat is nadelig voor de integratie, maar beperkt ook de sportieve groei, want minderheden zijn een belangrijk reservoir van nieuw talent. Sturkenboom: “De allochtone jeugd doet relatief gezien nog weinig aan sport. Een van de redenen is dat veel allochtonen het Nederlandse verenigingsleven als een drempel ervaren.” NOC*NSF wil in Peking al tot de beste tien landen ter wereld behoren. Een reeks maatregelen daartoe

is genomen. Coaches worden beter beloond dan voorheen, de faciliteiten voor topsporters zijn sterk verbeterd en tal van bonden zijn in de weer met ambitieuze talentontwikkelingsprogramma’s. De vooruitzichten om in Peking ook werkelijk een plaats bij de beste tien te bereiken, lijken gunstig. Tot op heden hebben zich ongeveer 200 atleten voor de Spelen gekwalificeerd of genomineerd. Daarmee komt het contingent olympiërs, een jaar voor aanvang, al aardig in de buurt van het recordaantal van 239 sporters dat werd uitgezonden naar de Spelen van 1996 in Atlanta. Sturkenboom: “We liggen op koers. Een onverwachte meevaller was de plaatsing van de softbalvrouwen. Ook de ontwikkeling van het Nederlandse damesvolleybal gaat sneller dan je op basis van het vorige WK zou verwachten. Over het algemeen ben ik behoorlijk positief. Dat wordt ook ingegeven door de resultaten die de laatste twee jaar zijn behaald op grote toernooien. Nederlandse sporters en teams zaten vaak in de ‘medaillezone’. Dat is een goede indicatie voor mogelijk olympisch succes.” Op voetbalgebied hoeft Nederland allang niet meer te bewijzen dat het tot de beste landen ter wereld behoort. Ajax en Feyenoord, Cruijff en Van Hanegem, Michels en Hiddink, ze behoren allemaal al tijden tot de canon van het internationale voetbal. Zo overheersend als het Nederlandse (club)voetbal in de jaren zeventig en tachtig was, zal het niet snel meer worden. Maar het Nederlands elftal staat nog steeds vijfde op de internationale ranglijst, en in de Europa Cup zullen Nederlandse clubs heus wel weer eens van zich laten horen. Been: “Er is geen enkele reden te bedenken dat we die positie niet kunnen behouden. Sterker, met de introductie van het vrouwenvoetbal en de landelijke competitie voor de c-jeugd, is de basis van ons voetbal verbreed en de concurrentiepositie versterkt.” Erelijst Ook wat het tweede criterium betreft – een onontkoombare erelijst als organisator van grote evenementen – heeft de KNVB het makkelijker dan NOC*NSF. Die erelijst ís er al. Na Euro 2000 organiseerde de KNVB in 2005 ook het WK onder 20, en dit jaar het door Oranje gewonnen EK onder 21. Alle toernooien stonden onder leiding van Harry Been en werden door UEFA en FIFA met lof overladen. NOC*NSF en de aangesloten

Pieter van den Hoogenband, bestuurder in spé?

bonden kunnen hier maar een enkele EK of WK tegenoverstellen – meestal in typisch Nederlandse sporten als schaatsen en hockey. In de periode 2000-2008 werden in de olympische zomer- en wintersporten zes WK’s en vijftien EK’s aan Nederland toegewezen, gespreid over tien sporten. Met die 21 EK’s en WK’s blijft Nederland ver achter bij de top drie van Europa: Spanje (33), Italië (42) en Duitsland (60). Belangrijkste

oorzaak: Nederland heeft buiten de voetbalstadions maar weinig sportaccommodaties die aan de internationale standaarden voldoen. Zelfs accommodaties van recente datum (zwemstadion de Tongelreep in Eindhoven, de wielerbaan in Alkmaar) en de aanstaande overdekte atletiek- en wielerbaan in Apeldoorn zijn alleen voor kleinere evenementen geschikt. NOC*NSF wil dat Nederland in 2016 wél bij de top drie van

Europa hoort. Dat betekent dat er de komende acht jaar een verdubbeling van het aantal te organiseren EK’s en WK’s dient plaats te vinden. Dat is alleen mogelijk als de bouw van nieuwe en de aanpassing van bestaande accommodaties vandaag nog begint. Sturkenboom: “Het plan van de Club van 28 voorziet daar ook in. Sterker nog, het is de crux.”

Zie verder pag. 7

Genodigden Adviesraad Olympisch Plan 2028 De heer J. Albers

Voorzitter Koninklijke Nederlandse Hockey Bond

Mevrouw K. van Bijsterveld

Voorzitter Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond

Mevrouw mr. A.H. Brouwer-Korf

Burgemeester Utrecht

Mevrouw dr. M. Bussemaker

Staatssecretaris Ministerie van VWS

De heer mr. M.J. Cohen

Burgemeester Amsterdam

De heer S. Dekker

Wethouder sport Den Haag

De heer mr. drs. Th. Fledderus

Algemeen directeur NOC*NSF

Mevrouw M.J.A. van der Hoeven

Minister van Economische Zaken

Mevrouw drs. A.M. Jongerius

Voorzitter Federatie Nederlandse Vakbeweging

De heer drs. G.H.O. van Maanen

Secretaris-generaal Ministerie VWS

De heer drs. A.L.M. Nelissen

Bestuurslid NOC*NSF

De heer mr. I.W. Opstelten

Burgemeester Rotterdam

De heer dr. A.H.G. Rinnooy Kan

Sociaal-Economische Raad

Prof. dr. P. Schnabel

Sociaal en Cultureel Planbureau

De heer drs. D. Sluimers

Stichting Pensioenfonds ABP

De heer drs. M.G.M. Sprengers

Voorzitter Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond

De heer drs. M.Th.M. Sturkenboom

Directeur Sport NOC*NSF

Mevrouw E.G. Terpstra

Voorzitter NOC*NSF

De heer mr. B.E.M. Wientjes

Vereniging VNO-NCW

De Club van 28 1

Harry Been

Secretaris-generaal van de KNVB

2

Els van Breda Vriesman

Lid IOC, president Federation International de Hockey

3

Henk van Dalen

Lid Raad van Bestuur TNT

4

Gerard Dielessen

Directeur NOS

5

Tanja Dik

Directeur Joop van den Ende Theaterproducties

6

Hans van Driem

Directeur Holland Business Promotion

7

Bernard Fransen

Voorzitter ROC Midden Nederland

8

Peter Groenenboom

Bestuurslid NOC*NSF

9

Theo Hoex

Oud-directeur Koninklijke Nederlandse Wielren Unie

10

Ary Hordijk

Hoofd afdeling Sport Gemeente Utrecht

11

Ada van der Linden-Kok

Sports Marketing Consultant Speedo International, oud-olympiër

12

Dirk Lips

Directeur Libéma

13

Coos van Meurs

Hoofd Sport en Recreatie Gemeente Amsterdam

14

Ton Nelissen

Bestuurslid NOC*NSF en voorzitter van de Club van 28

15

Joop van Oosten

Voorzitter Raad van Bestuur Koninklijke BAM groep NV

16

Hans den Oudendammer

Directeur Rotterdam Topsport

17

Vincent Pijpers

Management Team Communicatie Rabobank Nederland

18

Leon Ramakers

Ex-directeur, nu consultant Mojo Concerts

19

Jet de Ranitz

Directeur Nederlands Dans Theater

20

Ab van Ravestein

Algemeen directeur EVD

21

Ton Rombouts

Bestuurslid NOC*NSF, burgemeester Den Bosch

22

Henk Rottinghuis

Voorzitter Raad van Bestuur PON Holdings

23

Wim Ruijgrok

Directeur VNO-NCW

24

Gijs van der Scheer

Directeur Nederlandse Bridge Bond

25

Mohamed Sini

Directeur Grote Stedenbeleid ROC Midden Nederland

26

Marcel Sturkenboom

Directeur Sport NOC*NSF

27

Stephan Veen

Relatiemanager Rabobank, oud-olympiër, voorzitter Sportraad

28

Frans van de Ven

Hoofd Sport en Recreatie Gemeente Den Haag

29

Rob de Vries

Directeur Sport Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

30

Johan Wakkie

Directeur Koninklijke Nederlandse Hockey Bond

31

Frank van den Wall Bake

Directeur Van den Wall Bake Consult

32

Frank Weijers

Directeur marketing Unilever Nederland

33

Herbert Wolff

Projectleider NOC*NSF

34

Patrick Wouters van den Oudenweijer

Directeur sportmarketingbureau House of Sports



www.sportenstrategie.nl

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 7

Vervolg van pag. 5

Holland spreekt (g)een woordje mee

Vier zetels in het IOC, daar kunnen zelfs China, Duitsland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië niet aan tippen. Maar aan die luxe komt binnen enkele jaren weer een eind. Ga maar na: • Hein Verbruggen dankt zijn zetel aan zijn vroegere voorzitterschap van de UCI (de internationale wielerunie). Zijn zittingsperiode loopt af in 2009 als hij zijn evaluatierapport over de Spelen van Peking heeft voltooid. Verbruggen zou op persoonlijke titel herkozen kunnen worden, maar heeft al te kennen gegeven dat niet te ambiëren; • Els van Breda Vriesman zit sinds 2001 in het IOC, omdat ze voorzitter is van de FIH (de internationale hockeyfederatie). In 2011, als ze zeventig wordt, komt hoe dan ook een einde aan haar lidmaatschap; • Kroonprins Willem-Alexander werd dit jaar voor acht jaar herkozen, maar geeft zijn zetel op zodra hij koning wordt; • Anton Geesink mag nog maximaal zeven jaar lid blijven. In 2014 wordt hij tachtig en moet hij vanwege zijn leeftijd terugtreden.

Hein Verbruggen

Gemeten naar het aantal functies, is Hein Verbruggen Nederlands belangrijkste sportbestuurder. Hij is niet alleen lid van het IOC, maar ook vicevoorzitter van de UCI, voorzitter van de GAISF (de organisatie van internationale sportfederaties) en vicevoorzitter van de ASOIF (de koepel van olympische zomersportfederaties). Wat die twee laatste functies behelzen, weet echter niemand. Overigens maakt Els van Breda Vriesman eveneens

deel uit van het ASOIF-bestuur. Ook Jan Fransoo weet wat stapelen is. Behalve voorzitter van de IKF (de internationale korfbalbond) is hij voorzitter van de ARISF (de internationale associatie van IOC-erkende sporten) en bestuurslid van de door Hein Verbruggen voorgezeten GAISF. Toch is Fransoo een tandeloze tijger, want korfbal is geen olympische sport. Dan hebben we nog Tom Dielen, secretaris-generaal van de FITA (de internationale federatie van boogschutters) en bestuurslid van de IWGA, die om de vier jaar de World Games organiseert. En laten we Fred Janssen niet vergeten: bestuurslid (zonder stemrecht) van de IPC (het internatonaal paralympisch comité). Gemeten naar het aandeel in de internationale besturen van de 36 olympische sporten, is van Nederlandse bestuurskracht echter geen sprake. Alleen in het hockey hebben we het voor het zeggen. Behalve voorzitter Els van Breda Vriesman levert ons land ook de algemeen directeur aan de internationale hockeyfederatie: Hans Bertels. Verder is Gerrit Eissink secretaris van de internationale taekwondobond (ETU), en Reindert Lenselink secretaris van de internationale sportklimbond (IFSC). De laatste sport is echter niet olympisch. Wel zijn ongeveer 200 Nederlanders lid van een of meer commissies van internationale sportbonden: 120 bij olympische sporten, 75 bij niet-olympische. In het voetbal doet Nederland het beter. KNVB-voorzitter Jeu Sprengers en Theo van Seggelen, secretaris van de FIFPro (de internationale spelersvakbond), zitten in de strategische raad van de FIFA; Van Seggelen zit ook nog in de geschillencommissie; Vera Pauw, bondscoach van het Nederlands vrouwenteam, is lid van de technische commissie; Hans Boll van de strand- en zaalvoetbalcommissie. Jeu Sprengers Bij de UEFA is de Nederlandse inbreng nog groter. Jeu Sprengers zit in het hoofdbestuur, en is voorzitter van de licentiecommissie en vicevoorzitter van de commissie nationale competities. Andere Nederlandse commissieleden zijn: Maarten Fontein en Theo van Seggelen (strategische raad), Miel Maessen (beroepscommissie), Benk Korthals (nationale bonden), Jaap Uilenberg (scheidsrechters), Harry Been (landenteams), Vera Pauw (vrouwenvoetbal), Michael van Praag (stadions en veiligheid) en Henk Kesler (juridische zaken). Accommodaties zijn één ding, die evenementen ook werkelijk krijgen, een ander. Sturkenboom maakt zich zorgen over het geringe aantal Nederlanders in internationale bestuursfuncties (zie kader) – de belangrijkste voorwaarde om EK’s en WK’s binnen te halen. Aan de Nederlandse vertegenwoordiging in het IOC (114 leden) zal het niet liggen. Nederland is daar met vier zetels buitengewoon goed aanwezig. Alleen Zwitserland en Italië doen het met elk vijf zetels beter. Maar in de besturen van de grote internationale sportfederaties (atletiek, turnen, zwemmen, et cetera) vervullen Nederlanders

veelal de nederigste functies, die van commissielid. Dat maakt het moeilijk om de komende jaren de evenementen binnen te halen waarvan NOC*NSF droomt en die de opmaat moeten zijn van een olympische kandidatuur. Sturkenboom: “Daarnaast missen we de specifieke deskundigheid die nodig is bij het voorbereiden van een bid. In Australië heb je professionele bid-kantoren die zich met niets anders bezighouden dan het uitbrengen van biedingen op sportevenementen. In Nederland is de organisatie van een toernooi vaak de hobby van een persoon, of van een klein groepje dat zich

bovenmatig inzet. Structurele deskundigheid ontbreekt.” Alleen het voetbal onttrekt zich aan deze malaise. Zowel in de FIFA, UEFA als in de G14, de belangenbehartiger van grote clubs, vinden we Nederlanders op de eerste rij (zie kader). Been: “Dat heeft te maken met de goede reputatie van het Nederlands voetbal en met het feit dat onze vertegenwoordigers lang meegaan. Jo van Marle is elf jaar penningmeester van de UEFA geweest, en ook bondsvoorzitter Jeu Sprengers is al een eeuwigheid actief. Het is echt ongelooflijk wat voor prominente rol Jeu in de UEFA heeft gespeeld. En bij de FIFA! Hij durfde het als enige aan om de FIFA op een eigen congres tegen te spreken over de financiële verantwoording. Díe moeten we hebben, hebben ze gedacht, en Jeu is een van de grote mensen geweest achter de herstructurering van de FIFA.” Volgend jaar wordt Sprengers zeventig en neemt hij afscheid. Een opvolger is nog niet in zicht. De KNVB zoekt een veertiger, vijftiger, die net als Sprengers tien, vijftien jaar voorzitter kan zijn. Die wil investeren in zijn bestuurlijke carrière en zo kan klimmen in de internationale pikorde. Been: “Ik? Nee, ik heb de ambitie niet en ben 58. Te oud dus.” NOC*NSF wil nationale en internationale bestuursfuncties beter belonen, zodat het aantrekkelijker wordt om voor zo’n functie te kiezen. Margo Vliegenthart stelde als staatssecretaris van VWS ooit voor dat de overheid zou moeten bijdragen, maar van dat plan is sinds haar vertrek niets meer vernomen. Sturkenboom: “We zijn inmiddels via de stichting Sport & Zaken een rekruteringsprogramma gestart. Organisatie- en adviesbureaus zoeken voor ons naar geschikte kandidaten in het bedrijfsleven en het openbaar bestuur. De besten zouden dan op een internationale shortlist moeten komen te staan. Ook zoeken we onder oud-sporters: de Blangé’s, Krajicek’s en Van den Hoogenband’s. Sporters van naam, die als vervolg op hun sportieve loopbaan bestuurlijk actief willen worden. Die kun je opleiden. Eventueel tot in het IOC.” Toegevoegde waarde In IOC en FIFA is het mode geworden om de Olympische Spelen of een WK toe te kennen aan een stad of land dat het evenement niet alleen gebruikt als een momentgebonden podium voor sportieve glorie, maar daar nog iets aan toevoegt: een overtuigend verhaal over wat men wil met dat WK of die Spelen, en waarom ze uitgere-

Saar Boerlage van ‘No Olympics’ (tweede van rechts) deelt voor Palais de Beaulieu in Lausanne pamfletten uit. Anton Geesink (l) kan het niet waarderen. kend bij hen moeten plaatsvinden. Peking zoekt met de Spelen internationaal respect en toegang tot de wereldeconomie, Londen wil met de Spelen van 2012 de stedelijke jeugd van Engeland enthousiast maken voor sport en een nieuw perspectief bieden. Been: “Oekraïne heeft het EK voetbal 2012 gekregen, omdat het op een voortreffelijke manier duidelijk maakte hoe belangrijk dat EK is voor de toekomst van het land. Oekraïne staat op een tweesprong: Richten we ons op Europa of op de Sovjet-Unie? De politieke elite wil bij Europa horen, de bevolking is nog sterk op Rusland georiënteerd. Het EK, zo was de boodschap, is een uitgelezen kans voor Oekraïne om zich te profileren als een open, Europees land.” Sturkenboom: “Moeilijk te zeggen hoe Nederland zich geopolitiek zou moeten positioneren. We staan in elk geval niet op zo’n kruispunt als Oekraïne. We staan in het buitenland te boek als ondernemend, nuchter, het land van vrije meningsuiting en tolerantie, maar ook als een land waar de laatste jaren veel onrust is geweest. Daar is heel goed een verhaal aan vast te knopen. Het verhaal van een land dat groots durft te denken en ambities heeft, waar sport de motor is van economische ontwikkeling en saamhorigheid, en dat zo veel plezier heeft in zijn prestaties en organisatiekracht dat zelfs Saar Boerlage er geen weerstand aan kan bieden.” Been: “In het voetbal bleek de positie van Nederland als grootste van de kleine landen een hele sterke troef. De UEFA heeft 52 leden: vijf grote, een stuk of tien hele kleine, en 30 à 35 kleine tot middelgrote landen. Als je niet oppast, komt die laatste categorie nooit aan de bak. Dat argument hebben we met succes gebruikt om Euro 2000

binnen te halen. Tot dan was de UEFA gewend om het EK in een van de grote landen te organiseren: Engeland, Spanje, Frankrijk, Italië, Duitsland. Wij hebben dat doorbroken, en zo de weg geëffend voor Portugal en dit jaar Zwitserland en Oostenrijk.” Sturkenboom knikt instemmend: “Mooi thema. Ook in het IOC zitten meer kleintjes dan groten. Kunnen we stemmen mee winnen.”

“In het voetbal bleek de positie van Nederland als grootste van de kleine landen een hele sterke troef”

(Advertentie)

Basiscursus Sport, Sponsoring en Media

Cursusleider Marcel Beerthuizen - TBWA\Brand Experience Company Gastsprekers o.a. Heleen Crielaard - Rabobank Nederland en Henk Eijsing - Heineken International Data: 10 en 11 december 2007 Hotel Congrescentrum De Leijhof te Oisterwijk Meer informatie: www.sportenstrategie.nl Vorige editie beoordeeld met een 8,5


Pagina 8

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

Sportsponsoring Rabobank: kapstok, geen uithangbord

beslissingen. Wat de consument, onze rekeninghouders, betreft: een klein aantal was boos en vond het belachelijk dat een renner die niet positief is bevonden, door zijn eigen ploegleiding uit de koers gehaald wordt. Maar een veel groter aantal is nog meer fan van de bank geworden dan ze al waren. Omdat we zo integer hebben gehandeld, en natuurlijk ook door de fantastische houding van Boogerd, Dekker en de anderen.” Vlak na de Tour hield marktonderzoeksbureau MarketResponse een onderzoek onder 400 Nederlanders. Een derde van de respondenten zei een negatiever beeld van een sponsor te hebben, wanneer deze een atleet sponsort die wordt verdacht van dopegebruik. Een kwart gaf aan minder diensten of producten van die sponsor te zullen afnemen. Crielaard zegt niets van zo’n effect te hebben gemerkt. “De consument is slim genoeg om zoiets niet op de Rabobank als bedrijf te projecteren. De wielersport zelf lijdt er wel onder. Als er affaires blijven opduiken, vermoed ik dat mensen gaan afhaken. Maar ik zie nu nog geen afhakers. Integendeel, de Tour is bij de NOS nog nooit zo goed bekeken als dit jaar, en ook het aantal hits op onze eigen site was groter dan ooit.” Sportsponsoring groeit. Steeds meer bedrijven geven steeds grotere bedragen uit om met behulp van sponsoring in contact te komen met de consument of een gunstig imago te creëren. Deel 1 van een serie over de grootste sportsponsors in Nederland. Door Frans Oosterwijk Nederland en fietsen, daar kun je als bedrijf iets mee. In 1996 startte de Rabobank het Rabo Wielerplan, inmiddels een van de langstlopende sponsorovereenkomsten in de sport. Het plan werd in gang gezet door toenmalig bestuursvoorzitter Herman Wijffels, en het uitgangspunt van toen is nog onverminderd geldig, zegt voormalig volleybalinternational Heleen Crielaard, sinds anderhalf jaar hoofd sponsoring van de Rabobank. “Toen in 1995 de nieuwe Rabobank werd gepositioneerd – nieuwe huisstijl, nieuwe kleuren, nieuw logo [‘de mens op de wijzer’, FO] – hadden we daar ‘dragers’ voor nodig. Er zijn in Nederland meer fietsen dan inwoners. Als je zoals de Rabobank midden in de samenleving wilt staan, is de wielersport een perfecte keuze.” Ook de omstandigheid dat het Nederlandse wielrennen na de jaren van Rooks, Theunisse en Breukink danig in het slop verkeerde, telde mee. Crielaard (40): “Dat bood ons

Heleen Crielaard.

de kans op een voortrekkersrol en een langdurige en structurele samenwerking. Sponsoring werkt in onze visie alleen als je het langdurig doet. Wij investeren dus nooit in kortetermijneffecten, en nooit alleen in topsport. Wij willen ook in de breedte actief zijn en adopteren bij sponsoring de gehele piramide van een sport. Dat past bij de coöperatieve gedachte van deze bank. In het wielrennen ondersteunen we niet alleen de profs, maar ook de opleiding van de jeugd door bijvoorbeeld de organisatie van lokale Dikke Banden Races.” Reputatieschade of onverwacht publicitair succes? Begin dit jaar werd het wielercontract verlengd tot 2012 en sprak Rabobank-bestuurder Piet van Schijndel zijn onverminderde vertrouwen uit in de ook toen al door dopingaffaires geteisterde wielersport. Daar heeft de voor de Rabo-ploeg zo rumoerig verlopen Tour volgens Crielaard niets aan veranderd: “Voor de Nederlandse wielerliefhebber is de Tour natuurlijk in mineur geëindigd. Heeft de Rabobank eindelijk de kans om de Tour te winnen, wordt die kans om zeep geholpen, en nog wel door de ploeg zelf. Toch hebben we vrijwel uitsluitend positieve reacties gehad op het besluit van de ploegleiding om Rasmussen uit de strijd te nemen en over het feit dat

de rest van de ploeg toch doorgegaan is. Van ons eigen personeel, 45.000 mensen, reageerde bijna honderd procent positief op beide

Grenzen van Rabo-sponsorbeleid duidelijk afgebakend Behalve wielrennen sponsort de Rabobank sinds 1996 ook de

www.sportenstrategie.nl hockeysport. Crielaard: “Aanvankelijk dachten mensen dat hockey qua associatieve waarde niet bij ons paste; wij staan midden in de samenleving, terwijl hockey wordt gezien als elitaire sport. Maar dat zorgde juist voor een belangrijke wisselwerking: de sport wilde minder elitair worden, en wij wilden laten zien dat we meer waren dan die wat grijze, onbestemde Boerenleenbank. De afgelopen tien jaar heeft de hockeybond vijftig procent meer leden getrokken en is het karakter van de sport opener geworden. En wij hebben laten zien dat een sport als hockey ook bij de Rabobank past. De sponsoring van hockey is gericht op een specifieke doelgroep, waaraan ons private banking-label gekoppeld wordt. De hockeyer heeft een kwalitatief goed profiel, veel mensen van een wat hogere welstandsklasse en een hoog opleidingsniveau.” Ook de paardensport wordt door de Rabobank gesponsord. “De Rabobank heeft agrarische wortels en die zullen we nooit verloochenen. Nog steeds hebben we veel agrarische klanten, en die doen wij met onze betrokkenheid bij de paardensport een groot plezier.” Als je drie grote olympische sporten sponsort, word je volgens Crielaard automatisch gezien als de bank van de sport. “Om die positie te bekrachtigen zijn we in 2002 ook supplier van NOC*NSF geworden.” Met die positie is de bank meer dan tevreden. Er is volgens Crielaard geen enkele reden of behoefte om ook andere sporten te gaan sponsoren: “Ik zou niet weten welke sport iets te bieden heeft dat we met ‘onze’ drie sporten niet kunnen bewerkstelligen. Ze zijn zo divers, in grootte en doelgroep, en zo verschillend door ons te exploi-

De stenen tafel van de Rabo

kink een renner selecteert, maar we vragen wel of de betreffende renner ook op een aantal andere kenmerken is getoetst. Wat is zijn reputatie op dopinggebied, past hij in de ploeg, et cetera. In die zin is onze invloed voelbaar. Dopinggebruik is en blijft een ontbindende voorwaarde in de contracten die we afsluiten.”

Vincent Pijpers was jarenlang hoofd sponsoring en nauw betrokken bij de realisatie van het Rabo Wielerplan. Tegenwoordig is hij hoofd communicatie, in welke functie hij leiding geeft aan de afdelingen woordvoering, interne communicatie en sponsoring. Ook Pijpers komt uit de sport, zij het van een wat lager niveau dan Heleen Crielaard. Hij volleybalde in de derde divisie en was ooit de eerste communicatiemanager van de volleybalbond.

Pijpers (47): “Sponsors worden enerzijds steeds zakelijker, anderzijds steeds maatschappijgerichter. Dat lijkt met elkaar in tegenspraak, maar is het niet. Zakelijker, omdat ze steeds beter weten wat ze met de sponsoring willen bereiken en creatiever worden in de koppeling van het sponsorschap aan producten en diensten. Meer maatschappijgericht, omdat de klant centraal is komen te staan. Een goede sponsor zal altijd naar de klant luisteren, en vooral naar degenen die al langer klant zijn. ‘Als onze klanten met hun voeten gaan stemmen en zich afwenden van het wielrennen’, zei Rabobankbestuurder Piet van Schijndel voor het begin van de Tour, ‘dan luisteren wij.’ ” Zerotolerancebeleid en partnerships “Toen de Rabobank twaalf jaar geleden in het wielrennen stapte, waren we ons bewust van de risico’s. Dus bouw je zekerheden in. In de vorm van beleid, afspraken en duidelijkheid. Daar vloeit onze zerotolerancefilosofie ook uit voort. De keuze die Theo de Rooij in de Tour de France heeft

Vincent Pijpers. gemaakt, om integriteit te stellen boven de gele trui, is ook de keuze van de Rabobank. Integriteit, betrouwbaarheid en transparantie gaan voor alles, en vormen het kader van alle afspraken die wij met de ploegleiding hebben gemaakt. Dat kader is de stenen tafel van de Rabobank. En die staat nog steeds overeind! De investering die sponsoring vergt, maakt dat we goed naar de kwaliteit van het management en de bedrijfsvoering van een team of ploeg kijken. Maar we zullen nooit zover gaan dat we dat management erbij willen leveren of de ploeg of sport willen overnemen. Wij geloven in partnerships: een ploegmanager die afkomstig is uit de specifieke cultuur van de sport, die samenwerkt met een counterpart van de kant van de sponsor. Dat gezamenlijke management moet wel zo professioneel mogelijk functioneren. We laten ons niet in met de sporttechnische criteria op grond waarvan Breu-

Meer dan geld “De toegevoegde waarde van een bank als sponsor is niet beperkt tot het leveren van geld. Door de financiering van kunstgrasvelden en elektronisch betalingsverkeer in clubhuizen, hebben onze lokale banken een belangrijke rol gespeeld in de groei en ontwikkeling van de hockeyverenigingen. En toen John de Mol en Talpa de rechten van het voetbal kochten, hebben onze mediaspecialisten het initiatief genomen om bestuurders van de drie Rabosporten met de NOS aan tafel te krijgen, om te zien hoe zij van die lacune in sportrechten voor de NOS konden profiteren. Sinds kort is Rabobank ook sponsor van een integratieproject van de Haagse hockeyvereniging HDM. Dat doen we niet om geforceerd een politiek correct trucje neer te zetten, maar omdat de sport zélf meer allochtonen wil trekken. Dat die behoefte ook bij ons leeft – in die zin dat ook de Rabobank meer allochtonen wil trekken, als klant en als werknemer – maakt het mogelijk om zoiets samen aan te pakken. Maar het doet niets af aan het uitgangspunt: het begint met de sport.”


SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl teren, dat ik niet zie welke sport iets kan toevoegen aan wat we nu al hebben.” Deze vastberadenheid is natuurlijk ook een kwestie van geld. Want bonden en sporten zijn niet gek: hoe hoger de waarde van sportsponsoring is voor een bedrijf, hoe hoger de kosten zijn om die sponsorrechten aan te schaffen. Crielaard: “Ergens is er een grens. Om het huidige palet te behouden, moeten we al meer investeren. Dan heeft het niet veel zin om er een vierde pijler bij te nemen.” De bank zou ook kunnen besluiten om bijvoorbeeld het risicorijke wielrennen in te ruilen voor het voetbal. Maar dat zal niet snel gebeuren, aldus Crielaard. “Vanwege onze grote betrokkenheid bij het wielrennen heeft Rabobank bij de wielerliefhebber een voorkeurspositie, bijna een monopoliepositie. Dat kunnen we in het voetbal nooit bereiken. Via onze lokale banken zijn we bij een hoop betaaldvoetbalclubs te vinden, maar niet als dominante, naamgevende sponsor. Dat willen we ook niet: kiezen voor de ene club betekent automatisch kiezen tegen de andere, en dat past niet bij het coöperatieve uitgangspunt van deze bank. Als je internationaal de boer op wilt, is de Champions League in theorie een prima evenement om je mee te verbinden. Maar de Champions League kost vier keer zo veel als ons totale wielerbudget, terwijl we met de wielerploeg internationaal minstens evenveel exposure hebben als met de Champions League het geval zou zijn.”

De grootste sportsponsor van Nederland

Met een jaarlijks budget van 27 miljoen euro is Rabobank de grootste sportsponsor van Nederland. 15,5 miljoen komt van Rabobank Nederland, 11,5 miljoen van lokale Rabobanken. 12 miljoen gaat naar de Rabo-wielerploeg. De top tien van sportsponsors in 2007. Positie Sponsor 1.

Rabobank

Investering

Sponsordoelen

27 miljoen

wielrennen, hockey, paardensport, NOC*NSF, lokale sport (onder andere bij ADO Den Haag, PSV, sc Heerenveen, N.E.C., Willem II, FC Den Bosch, FC Emmen, De Graafschap)

2.

ABN AMRO

13 miljoen

voetbal (Ajax), tennis (ABN AMRO WTT), hockey (acht hockeyclubs + zeventig lokale verenigingen), zeilen, golf (KLM Open)

3.

Nike

12 miljoen

voetbal (KNVB en PSV), atletiek, diverse individuele sporters

4.

Philips

8,5 miljoen

voetbal (PSV, Amsterdam ArenA), atletiek

5.

Fortis

8,0 miljoen

voetbal (Feyenoord), atletiek (onder andere Fortis Rotterdam Marathon)

6.

Amstel

8,0 miljoen

voetbal (Eredivisie CV, diverse eredivisieclubs),

7.

Adidas

6,5 miljoen

voetbal (onder meer Ajax), atletiek, diverse individuele sporters

8.

Aegon

6,3 miljoen

schaatsen

9.

Sponsor Loterij

4,5 miljoen

voetbal (Eredivisie CV)

10.

Tele2-Versatel

4,4 miljoen

voetbal (KNVB, alle eredivisieclubs minus AZ)

wielrennen (Amstel Gold Race)

Alle bedragen betreffen uitgaven die men in Nederland doet. De wereldwijde sponsoruitgaven van Heineken (Champions League = circa 80 miljoen euro voor drie jaar), ING (50 miljoen voor ING Renault F1-team + 30 miljoen F1-circuits + 30 miljoen bijbehorende marketingcampagne) en ABN AMRO (internationale hockeybond FIH) zijn niet meegenomen in deze ranglijst. Bron: Sponsor Magazine.

De crossmediale strategie

(Advertentie)

Nieuw! Verdiepingscursus Sport, Sponsoring en Media Cursusleider Marcel Beerthuizen - TBWA\Brand Experience Company Gastsprekers o.a. Chris Woerts - Feyenoord en Frank Weijers - Unilever Data: 10, 11 en 24 april 2008 Meer informatie: www.sportenstrategie.nl

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 9

Het rendement

De mediawaarde van de sportsponsoring – gemeten in het aantal seconden aan tv-reclame en de millimeters advertentieruimte die het kost om het beeldmerk van de Rabobank in beeld te krijgen – neemt nog steeds toe. Dit jaar is Rabobank tijdens de Tour de France (uitgezonden in 185 landen, waarvan in 51 live) maar liefst dertien uur zichtbaar in beeld geweest. Dat was in 2005 nog vier uur en in 2006 zeveneneenhalf uur. De Tour van de Rabo mag dan in sportief opzicht in een flop zijn geëindigd, in commercieel opzicht is het een topjaar. En dan is er nog de vrijwel niet te meten rentabiliteit van sponsoring: in tegenstelling tot andere vormen van adverteren en reclame maken, roept sponsoring nauwelijks ergernis op. Crielaard: “Wie naar de Tour kijkt, kan niet anders dan constateren dat op de borst van de Rabo-renners het logo van de Rabobank staat. En niemand die zich eraan stoort.” Ook is sportsponsoring bij uitstek geschikt om een bepaald imago te vestigen. Crielaard: “De Rabobank heeft zich ontwikkeld van een grijze, kleurloze bank tot een juist zeer kleurrijke en toonaangevende financiële dienstverlener. Op tal van lijstjes – meest populaire werkgever, meest aansprekende merk – zijn we met sprongen gestegen. Het is moeilijk om de exacte rol van sportsponsoring daarin te bepalen. Misschien hebben de tv-commercials met ‘Jochem de Bruin’ er nog meer aan bijgedragen. Maar sport is wel bij uitstek een manier om je te profileren als A-merk, als een bedrijf dat staat voor succes. En je sluit direct aan op wat mensen dagelijks bezighoudt, waarover ze praten en waar ze enthousiast over zijn.”

De macht van de sponsor

Fatima Moreira de Melo. Nederland telt 4 miljoen wielerliefhebbers, en wielrennen is na voetbal en schaatsen de derde televisiesport van Nederland. Wielrennen is ook de enige sport waarvan je de vedetten zomaar op de weg kunt tegenkomen als je zelf aan het fietsen bent. Die aanraakbaarheid wordt door de Rabobank uitgebuit door bij grote wedstrijden (Amstel Gold Race, Tour de France) klanten en renners bijeen te brengen en samen te laten fietsen. Ook de thuisblijver wordt niet vergeten. In de aanloop naar de Tour de France van 2006 ging de Rabobank van start met het digitale RaboSport.TV, dat de wielerliefhebber trakteert op reportages, interviews en commentaren van en met de Rabo-renners, gefilmd door een eigen camerateam van de Rabobank. Dat leverde in de Tour van 2006 350.000 hits op. Dit jaar konden ook de hockey- en paardensportliefhebbers genieten van een kijkje achter de schermen. En dat deden ze! www.rabosport.tv trok in 2007 meer dan 1 miljoen kijkbeurten. Grote trekpleister was natuurlijk de Tour. Michael Boogerd hield een videodagboek bij, dat dagelijks door 8.000 à 10.000 wielerfans bekeken werd. Maar ook Anky van Grunsven en hockeyster Fatima Moreira de Melo trokken met soortgelijke dagboeken duizenden kijkers. www.rabosport.tv dient natuurlijk ook een commercieel doel, aldus Heleen Crielaard. “Behalve de sportbeelden zijn er ook commercials te zien waarin de diensten van de Rabobank worden aangeprezen. Want we blijven natuurlijk een bank die rekeningen, leningen en hypotheken moet verkopen. Met onder andere RaboSport.TV, maar ook de Rabo FanDag – waar 4.000 rekeninghouders tussen de acht en vijftien jaar oud kunnen kennismaken met favoriete wielrenners, hockeyers en ruiters – wordt sponsoring een kapstok in plaats van een uithangbord.”

Na de Tour de France stelde de Rabobank een onafhankelijke commissie in, die onderzoek doet naar de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het ontslag en uit de Tour zetten van geletruidrager Michael Rasmussen. Dit onderzoek staat onder leiding van Peter Vogelzang, voormalig korpschef van de Regiopolitie Utrecht en momenteel interimdirecteur bij Feyenoord. Vogelzang wordt geassisteerd door juriste Marjan Olfers en dopingexpert Gijs Langevoort. Het onderzoek moet niet alleen helderheid verschaffen over de whereabouts en het eventuele dopinggebruik van Rasmussen vóór de de Tour (was hij nou in Italië of Mexico?), maar ook over de vraag of teammanager Theo de Rooij en andere betrokkenen conform de regels hebben gehandeld. Zijn alle besluiten op de juiste manier genomen? Hoe is de interne en externe communicatie verlopen? En hoe is het mogelijk dat de ploegleider niet wist waar zijn renners zich voor de belangrijkste ronde van het jaar bevonden? Inmiddels is Theo de Rooij vertrokken en is Henri van der Aat, directeur van sportmarketingbureau Trefpunt en als adviseur al jaren betrokken bij het Rabo Wielerplan, aangesteld als tijdelijke opvolger.

Rasmussen en De Rooij. Volgens Crielaard hangt van de uitkomsten van het onderzoek af hoe de Rabobank zal handelen. Crielaard: “De wielersport heeft behoefte aan een nieuwe cultuur en structuur. Daar dragen wij als sponsor, die zich heeft gecommitteerd om het wielrennen tot 2012 te blijven steunen, ook graag aan bij. Te beginnen met onze eigen ploeg, want daar hebben we rechtstreeks invloed op.” Als die lijn door andere ploegen wordt gevolgd, is het volgens Crielaard mogelijk om ook in de breedte een cultuuromslag te bewerkstelligen. “Tel maar op:

negentien ploegen die 10 miljoen of meer per jaar in het wielrennen stoppen – als je die miljoenen euro’s rond de tafel zet, dan moet er wel naar je geluisterd worden. De situatie in het wielrennen is echter zo vertroebeld, dat het al bijna onmogelijk is om partijen te vinden die het gemeenschappelijke doel willen dienen. Het is eerder andersom: vrijwel elke partij stelt het eigen belang boven het algemene belang.” En zo kan op termijn de kip met de gouden eieren worden geslacht. Crielaard: “Als het wielrennen definitief in het slop raakt, heb je er als sponsor niet veel te zoeken.”


Pagina 10

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

Wouter Huibregtsen (67) was voorzitter van het NOC van 1990 tot 1993, en van de sportkoepel NOC*NSF van 1993 tot 1998. Hij was zijn tijd vaak ver vooruit. Hoe kijkt Huibregtsen naar de hedendaagse positie van de sport in de Nederlandse maatschappij?

Door Hans Klippus en Frans Oosterwijk

Ik geloof nog steeds erg in de maatschappelijke potentie van sport. Sport is een fantastisch middel om brede maatschappelijke ontwikkelingen in beweging te zetten. Je kunt natuurlijk niet alles met sport oplossen, maar wel veel. Allerlei bindingen zijn door de tijd minder geworden, kerk, gezin… Het enige dat omhoog is gegaan, is deelname aan sportverenigingen. In mijn ogen moet sport boven de partijen staan. Dus alsjeblieft geen minister van Sport. Dat leidt alleen maar tot verkneutering, verkokering en verpietering. Het streven naar een apart Ministerie van Sport is – net als zo veel andere ministeries die worden voorgesteld – precies het verkeerde denken. Omdat je op die manier de sport isoleert. Zo van: we gaan er nog een zuiltje bij zetten, we hebben al het milieu

Sport is een fantastisch middel om brede maatschappelijke ontwikkelingen in beweging te zetten zuiltje, het gezinszuiltje en dus ook nog het sportzuiltje. Vroeger was er verzuiling op grond van religieuze en/of levensbeschouwelijke inslag, nu op grond van onderwerpen. Rampzalig zijn die gevechten tussen partijen die elkaar te vuur en te zwaard bestrijden: tussen onderwijs en economische zaken, tussen milieu en economische zaken. Ze stellen allemaal het eigen belang boven het algemene belang, zo zit ons politieke bestel ook in elkaar. Maak van de sport dus geen partij. Want dan doe je precies hetzelfde als de Partij voor de Dieren, de Partij van het Milieu, enzovoort. Dan ben je een lobbyist geworden in plaats van een bron van inspiratie. En aan lobbyisten heb je niets, daar hebben we er al te veel van en die rukken de maatschappij uiteen. Waar deze maatschappij juist behoefte aan heeft, is samen iets doen. Voor negentig procent willen we allemaal hetzelfde. Maar veel van de uitvoering deugt niet. Die is veel te centralistisch, er is te veel bureaucratie, met tal van overbodige instellingen. Sportorganisaties moeten in eerste instantie doen waar ze goed in zijn: de sport begeleiden en tot wasdom brengen. Tegelijkertijd hebben ze de verplichting om bij te dragen aan het grotere maatschappelijke geheel. Zoals ondernemingen dat ook moeten doen. De sport kan een prachtig platform zijn voor allerlei maatschappelijke ambities die we hebben. Discussies binnen ‘De Publieke Zaak’, een soort brede burgerbeweging gericht op bescherming

en versterking van het ‘menselijk milieu’, tonen telkens weer aan dat we in overgrote mate hetzelfde willen, maar dat we hebben verleerd om samen te werken. Dit moet gebeuren op het niveau van koepels en platformen van brede partijen die elkaar trachten te versterken in plaats van elkaar vliegen af te vangen. De Publieke Zaak, waartoe ik een aantal jaren geleden het initiatief heb genomen, is ontstaan uit een gevoel van onlust en ontevredenheid over het functioneren van onze maatschappij en de politiek. Ik heb Pieter Winsemius erbij gehaald, en daarna een grote groep anderen. Zo ontstond een club van honderd bekende Nederlanders, van Prem Radhakishun tot Johan Cruijff, van Pieter van den Hoogenband tot Ina Brouwer. Johan Cruijff heeft helaas nog geen actieve bijdrage kunnen leveren, maar ondersteunt onze filosofie. We hebben tien keer bij elkaar gezeten en ons gebogen over de vraag wat er mis is met de maatschappij. Heel kort: 1. de maatschappij dreigt uiteen te vallen, 2. de overheid blijkt niet in staat om de dingen die we allemaal willen, te realiseren, 3. het vertrouwen tussen de voornaamste spelers in deze maatschappij heeft een absoluut dieptepunt bereikt. Onze suggestie: de burger moet weer een grotere verantwoordelijkheid krijgen en nemen. Ons politiek-bestuurlijke systeem loopt honderd jaar achter bij de werkelijkheid. Tal van manieren om problemen aan te pakken, zijn gedateerd. Dat geldt trouwens voor de meeste ontwikkelde westerse economieën.

De maatschappij is niet meer zo vanzelfsprekend en star als politici denken. Alles beweegt. De analogie met voetbal dringt zich op. We zijn in de maatschappij van het voetbal van de jaren vijftig overgegaan naar het totaalvoetbal. Onze moderne maatschappij is niet meer die hiërarchische en verzuilde samenleving van vroeger, het is een systeem waarin alles tegelijkertijd beweegt. De sturende hand van de politiek kan er niet meer tussenkomen, want daarvoor beweegt alles te

Een minister van Sport leidt alleen maar tot verkneutering, verkokering en verpietering snel. Je moet mensen wel met bepaalde waarden en ideeën het veld in sturen, maar als het op spelen aankomt, moeten ze het zelf doen. De politiek wil beslissingen voor mensen nemen, maar het zou veel beter zijn wanneer mensen die zelf namen. Kost waarschijnlijk de helft minder en we zijn vier keer zo gelukkig. Wat sport betreft, ben ik er nog steeds van overtuigd dat topsport en breedtesport zo veel mogelijk bij elkaar gehouden moeten worden. En dat breedtesport voornamelijk op gemeentelijk niveau moet worden aangestuurd, in samenhang met het onderwijs, het lokale bedrijfsleven en sociaal-maatschappelijke organisaties. Met lichte steun van de landelijke overheid die dienst doet als herder en inspirator, die geld geeft, maar zich voor het overige afzijdig houdt. De landelijke overheid besteedt een armzalig budgetje van 110, 120

miljoen of zo aan de sport. Peanuts! Terwijl we aan lastige kinderen zo’n 2 miljard per jaar uitgeven. Rare verhoudingen. En dan wil de overheid dat beetje geld voor sport ook nog zelf verdelen. Laat NOC*NSF dat uitmaken en coördineren. Maar ja, NOC*NSF is binnen de sport ook weer een soort overheid. Met voortdurende strijd met en tussen de bonden. Kijk naar al die organisaties, instellingen en personen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Absurd. Ik heb in mijn tijd mijn uiterste best gedaan om die spanning te verminderen. Achteraf gezien was ik daar misschien niet het beste type voor. Ik heb nogal de neiging om voor de troepen uit te marcheren en me overal mee te bemoeien. Velen voelden zich door mij bedreigd, terwijl ik het altijd goed bedoelde. Zo ook Anton Geesink, die ik ondanks enorme inspanningen nooit hebben kunnen overtuigen van mijn positieve bedoelingen.

Discussies tonen telkens weer aan dat we in overgrote mate hetzelfde willen, maar dat we hebben verleerd om samen te werken Toch zullen we moeten leren om met elkaar om te gaan en ons moeten realiseren dat we alleen sámen problemen kunnen oplossen en doelstellingen kunnen bereiken. Het proces is daarbij belangrijker dan het geld. Coaches bij elkaar brengen, is veel meer waard dan ze apart allemaal tien- of twin-

www.sportenstrategie.nl tigduizend euro erbij geven. Dat geldt ook voor de overheid in haar samenspel met instanties op lokaal niveau, met het bedrijfsleven, met NOC*NSF. Geen voorschriften, maar samenwerking. Totaalvoetbal! Het probleem is dat maar weinig sportbestuurders, zoals dat ook voor maar weinig bestuurders in het algemeen geldt, de wijsheid en grootsheid kunnen opbrengen om het eigen belang op te offeren aan het algemeen belang. Ook zijn er maar weinigen die ten volle de maatschappelijke betekenis en verantwoordelijkheid van de sport onderkennen. Neem bijvoorbeeld de aanpak van het voetbalhooliganisme. De KNVB had veel eerder moeten beginnen met het propageren van het bezoek aan een voetbalwedstrijd als uitje voor het hele gezin. Dan hadden we al die ellende niet gehad. Wat voor tuig staat er soms in de stadions? Voor veel sportbestuurders is hun baantje hun laatste anker in de maatschappij, en dat anker moet te vuur en te zwaard verdedigd worden. Dat geldt ook voor veel internationale en IOC-bestuurders. Ik hoop en verwacht dat het onder de huidige voorzitter Jacques Rogge wat beter geworden is, maar ik heb te veel mensen gezien die uitsluitend met zichzelf bezig waren, en geen seconde met de sport of de belangen van anderen. Het IOC behoort natuurlijk ook tot de minst democratische organisaties ter wereld, wat overigens niet hoeft te zeggen dat het daarom slecht functioneert. Er hebben heel veel slechteriken bij het IOC aan het roer gestaan, maar het effect en de verbroederende betekenis van de olympische beweging blijven erg belangrijk. Toen wij in 1997 in de Koepelkerk in Amsterdam een congres hielden met de Europese NOC’s, waren voor het eerst sinds veertig jaar alle Europese landen vertegenwoordigd, inclusief Albanië. Dat was op geen ander podium ooit gelukt. Uit dien hoofde hebben de Olympische Spelen een enorme maatschappelijke waarde. De kwaliteit van het besturen van de Nederlandse sport zou omhoog

Visionair en pleitbezorger

Wouter Huibregtsen was de eerste voorzitter van de koepel van het Nederlandse Olympische Comité (NOC) en de Nederlandse Sport Federatie (NSF). Voor de fusie in 1993 leidde hij al drie jaar het NOC. Huibregtsen schreef in 1992 een ambitieus plan van aanpak met als titel ‘Samen sporten, Samen werken, Samen leven’ – het motto van het huidige kabinet Balkenende is hiervan bijna een duplicaat. Hij zette de politiek onder druk door voortdurend te hameren op de maatschappelijke betekenis van sport. Ook pleitte hij destijds al voor een belangrijkere positie voor de coaches. Die is uiteindelijk gecreëerd onder de huidige technisch directeur van NOC*NSF, Charles van Commenée, en zijn voorganger Joop Alberda.

sporters. Hij haalde daarvoor onder anderen de voormalig hockeyinternationals André Bolhuis en Hans Jorritsma binnen, respectievelijk als chef de mission en professioneel adviseur.

Wouter Huibregtsen en prins Willem-Alexander in betere tijden. Het was ook Huibregtsen, die NOC*NSF in de aanloop naar de Olympische Spelen veranderde van een reisbureau, dat voornamelijk voor de tickets en de kleding zorgde, in een centrale aanjager in de voorbereiding van

Het irriteerde Huibregtsen, ‘Mickey’ in het bedrijfsleven, ‘Wouter’ in de sport, dat hij het stempel kreeg opgedrukt van een bestuurder die niet uit de sport zelf kwam. Hij was actief in vele takken van sport en speelde hockey en tennis in de nationale hoofdklasse. Anderhalf jaar geleden werd de ex-voorzitter nog Nederlands veteranenkampioen squash. In februari 1998 vertrok Huibregtsen als voorzitter van NOC*NSF als gevolg van enig tumult, dat ontstond na de benoeming van Prins Willem-Alexander als lid van het Internationaal Olympisch Comité

(IOC). Huibregtsen, in een eerder stadium door IOC-voorzitter Samaranch zelf als potentiële Nederlandse kandidaat naar voren geschoven, was op dat moment de officiële kandidaat van NOC*NSF, op basis van 97 procent van de stemmen in de algemene ledenvergadering. De benoeming van de kroonprins kwam daarom als een complete verrassing. Er verschenen daarna kwetsende uitspraken van Huibregtsen over Willem-Alexander in de Volkskrant. De voorzitter ontkende, werd later in een kort geding in het gelijk gesteld, maar zijn afscheid bij NOC*NSF bleek onafwendbaar. Huibregtsen werd in de jaren daarna voor vele functies in de sport gevraagd, maar ging daar niet op in. Als ‘vriendendienst’ trad hij in 2006 wel toe tot de Raad van Toezicht van de nieuwe belangenvereniging NLcoach.

“Alsjeblieft, geen M


kunnen door de inbreng van het bedrijfsleven. Want daar vraagt men zich op een gegeven moment af: Moet ik nog langer mijn centen aan u geven, met uw instelling en mentaliteit? Het bedrijfsleven is rationeler geworden. Dat zet niet meer zomaar een zak geld neer. Ik neem bijvoorbeeld aan dat de Rabobank met zijn grote sponsorbestedingen ook toeziet op de kwaliteit van het management in het wielrennen. In mijn tijd als voorzitter was ik faliekant tegen de Olympische Spelen in Nederland. Om een bijzondere reden: die Spelen kun je alleen organiseren als je het hele land op orde hebt. Want waar kijkt

Ik heb nogal de neiging om voor de troepen uit te marcheren en me overal mee te bemoeien het IOC naar? Niet alleen naar mooie stadions. Dat kijkt naar hoeveel Saar Boerlages [Saar Boerlage protesteerde medio jaren tachtig fel en met succes tegen de Olympische Spelen in Amsterdam, HK & FO] hier rondlopen, hoeveel mensen enthousiast langs de weg staan, en hoeveel niet, hoeveel vrijwilligers er willen meedoen. Er moet draagvlak zijn, en dan komen we weer terug op mijn centrale thema, dat van verbondenheid. Op dit moment ben ik nog steeds niet vóór de Olympische Spelen. Maar 2028 is nog ver weg. Als we, bijvoorbeeld met hulp van De Publieke Zaak, de omwenteling kunnen maken, zou de situatie anders zijn. Achter de schermen zijn we hard bezig om een van de belangrijkste voorwaarden voor de Olympische Spelen – een vriendelijk, opgewekt, behulpzaam en vredelievend Nederland – te realiseren. Aan onze bekwaamheid ligt het niet. We zijn als Nederlanders kundig genoeg om de Spelen te organiseren. Om fileproblemen op te lossen, om infrastructuur en hotelcapaciteit te organiseren. Er is talent zat. Maar zijn we ook bekwaam genoeg om een cultuur en gedrag te organiseren waarin iedereen met elkaar wil samenwerken? Nee, ik ben niet gevraagd om mee te denken over de organisatie van de Spelen in Nederland. Ik heb niet het gevoel dat Erica [Terpstra, voorzitter NOC*NSF, HK & FO] op mijn input zit te wachten. Toen ik aftrad, ben ik op voordracht van het bestuur unaniem tot erevoorzitter van NOC*NSF benoemd. Dat hebben de achtereenvolgende voorzitters, te beginnen met Joop van der Reyden, onder het kleed gemoffeld.

Hans Klippus schrijft voor AD Sportwereld en volgt al jaren allerlei takken van sport op de voet. Frans Oosterwijk is hoofdredacteur van Sport & Strategie.

SPORT&STRATEGIE Persoonlijk

Naam: Wouter Huibregtsen Geboren: 26 januari 1940 in Rotterdam Woonplaats: Bussum Beroep: voorzitter van De Publieke Zaak (www.publiekezaak.nl) Sportbestuurlijke carrière: voorzitter NOC (1990-1993), voorzitter NOC*NSF (1993-1998), bestuurslid van diverse verenigingen, lid van Raad van Toezicht van NLcoach (2006-2007)

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 11

founding fathers

www.sportenstrategie.nl

Ministerie van Sport”


Pagina 12

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

Uitzendrechten eredivisievoetbal: Meer of minder waard?

Nieuws is soms voorspelbaar. Zo kun je op je vingers natellen dat medio november de ene ochtendkrant de voorpagina opent met de kop: “Strijd om voetbalrechten ontbrandt. NOS wil Eredivisie terug”, de andere ochtendkrant met “Gevecht om voetbalrechten begonnen. RTL wil Eredivisie behouden”, en een derde met “Eredivisie wil méér geld voor tv-rechten. Ook SBS meldt zich”. Dit alles, nadat de Eredivisie CV de tender voor de rechten voor een nieuwe contractperiode heeft gepubliceerd. Clubvoorzitters wrijven zich nu al vergenoegd in de handen. Ze kennen de bedragen die in Engeland, Italië, Spanje, Duitsland en Frankrijk betaald worden. Ze kennen ook de percentages waarmee die bedragen recent gestegen zijn. En nu zal toch ook hier, in ons land, (naar omvang de zesde grote voetbalmarkt in Europa) de zon eindelijk eens doorbreken.

uit een oogpunt van marketing veel geld voor over zullen hebben. Denk bijvoorbeeld aan de Rabobank, die bezig is telefonisch bankieren met een Rabo-mobieltje in de markt te zetten. Als zo’n partij de beelden koopt van het moment waarop er gescoord wordt en die exclusief en gratis aanbiedt, zou dat nieuwe klanten kunnen opleveren. De investering wordt dan terugverdiend via het verstrekken van leningen of hypotheken, de verkoop van verzekeringen en het aanbieden van spaarrekeningen aan de nieuwe klant. Of denk aan de providers van mobiele telefonie, die om ieder procent van de markt gevechten op leven en dood voeren en zich met het exclusief aanbieden van gratis beelden van doelpunten zouden kunnen onderscheiden van de concurrentie. Een gratis mobieltje kun je bij iedereen krijgen.

Door Ed van Westerloo Natuurlijk moeten de clubs het eerst nog even eens worden over de inhoud van de tender en dienen ze nog een akkoord te bereiken over de onderlinge verdeling van de buit. Dat laatste zal wel lukken, voorzover er geld bij derden weg te plukken valt. Zo krijgt de eerste divisie (als ‘opleider van jong talent’) nu nog zeventien procent (11,5 miljoen euro) van de totale tv-inkomsten ad ongeveer 70 miljoen euro van het eredivisievoetbal. Als je dat terugbrengt tot vijf procent, is er op basis van het huidige rechtenbedrag al ruim 8 miljoen méér te verdelen. De voorzitters van de eredivisieclubs hebben hun redenering daarvoor al klaar: “Talent komt er nauwelijks uit de eerste divisie.” Wanneer er ook nog eens geknabbeld wordt aan de vergoedingen die degradanten krijgen en aan het bedrag dat de KNVB nu ontvangt, is er al snel 10 miljoen extra te verdelen. Aldus lijkt er, bij gelijkblijvende inkomsten, voldoende geld aanwezig dat bij derden weggehaald kan worden. De vraag is echter: Zúllen de tvinkomsten wel gelijk blijven? Veruit de voornaamste inkomstenbronnen zijn die voor de samenvattingen op het open net en die voor liveuitzendingen via abonnee-tv. Ze vormen 85 procent van de totale tv-inkomsten. Samenvattingen op het open net Drie jaar geleden legde John de Mol 35 miljoen euro op tafel voor de samenvattingsrechten op het open net. Daarnaast moest hij nog eens voor zo’n 4,5 miljoen aan gratis reclamezendtijd beschikbaar stellen. Tel daarbij de productiekosten ad 7,5 miljoen op, en 3 miljoen aan programmakosten, dan kost het uitzenden van de hoogste voetbalcompetitie van Nederland een omroep nu jaarlijks 50 miljoen euro. Méér dan 20 miljoen euro aan directe reclame-inkomsten valt daarmee écht niet binnen te halen. Voor een commerciële omroep is het dus, zoals John de Mol intussen bewezen heeft, zakelijk gezien een kamikazeactie om de huidige prijs te betalen. Voor de publieke omroep, die er niet aan hoeft te verdienen, zou het maatschappelijk gezien volstrekt onverantwoord zijn. Natuurlijk koop je met de eredivisie meer dan een paar goed bekeken uitzendingen per week. Je versterkt bijvoorbeeld je imago en vergroot je kans op het marktleiderschap, en

dat is ook wat waard. Maar zelfs dat in aanmerking genomen, vrees ik dat de Eredivisie CV de handen mag dichtknijpen als ze voor de rechten voor het open net dit keer nog 25 miljoen bijeen kan schrapen. Live-uitzendingen via abonnee-tv Voor de liverechten via abonnee-tv betaalde Versatel drie jaar geleden 30,5 miljoen euro, een verplichting die tussentijds is overgenomen door Tele2 en die intussen gedeeld wordt met KPN. Nog voor de komende winterstop wil ook Sport1 (UPC) aanhaken. Het totale kostenplaatje, inclusief productie en distributie, zal ook hier tegen de 50 miljoen liggen. In de landen om ons heen leveren de liverechten voor betaalkanalen veel méér op dan de samenvattingen op het open net, maar in Nederland is abonnee-tv nog steeds een ondergeschoven kindje. Dat heeft te maken met het grote aantal kanalen dat we hier ‘gratis’ via de kabel ontvangen en met de overdaad aan voetbal die op die kanalen te zien is. Anders dan in andere landen wordt tv, inclusief voetbal, bij ons als een nutsvoorziening gezien. Op minstens dertig kabelkanalen ontvang je per jaar al tientallen livevoetbalwedstrijden, waaronder alle interlands, een hele serie bekerduels en alle wedstrijden in de Europese competities. Zodra er voor nóg meer voetbal betaald moet worden, verliest het bij ons een belangrijk deel van zijn aantrekkingskracht. De in gang zijnde concentratie van aanbieders zal ertoe leiden dat het digitale aanbod straks zowel via de kabel als via de ether door iedere aanbieder kan worden verspreid. Maar of dat zal leiden tot een inkomstenstijging voor de clubs, waag ik te betwijfelen. Om quitte te spelen zijn minstens 210.000 abonnees nodig Tot nu toe hebben Tele2 en Digitenne dat aantal bij lange na niet gehaald. Ook abonnee-tv heeft de aanbieders alleen maar geld gekost. Individuele of collectieve rechtenverkoop? Het probleem binnen de Eredivisie CV is dat sommige clubvoorzitters de werkelijkheid niet onder ogen willen zien. Zo heeft AZ-voorzitter Scheringa al met een Alleingang gedreigd. Hij ruikt vele miljoenen extra voor zijn club, als hij zijn rechten zélf op de markt brengt. De

Mediatycoon John de Mol: opnieuw op het vinkentouw. overige clubs zullen hem uitsluitend tegemoet kunnen komen door het aandeel van AZ, met name dat in de opbrengsten van live-abonnee-tv, wezenlijk te verhogen, maar zelfs dan is het de vraag of de Alkmaarse ondernemer tevredengesteld kan worden. Terecht? Buitenlandrechten Een goed voorbeeld vormen de opbrengsten uit de rechtenverkoop aan het buitenland. De gezamenlijke verkoop daarvan levert thans 2,5 miljoen op. Van dit bedrag gaat nu nog negentig procent naar Ajax, Feyenoord en PSV, omdat dat nu eenmaal de trekkers zijn. AZ verwacht veel extra inkomsten als het die rechten zélf gaat uitbaten. De club ontving in de afgelopen periode het schamele bedrag van 8.500 euro per jaar, 115 euro per land per wedstrijd. Als AZ in de toekomst ook bij de ‘topcluster’ zou gaan horen, levert zo’n herverdeling de club 500.000 euro extra op. Maar wie denkt dat er in enig buitenland voor de wedstrijden van AZ in de Nederlandse competitie miljoenen liggen te wachten, kent de markt niet en toont een mateloze zelfoverschatting. Voor ieder ander land is onze eredivisie hetzelfde wat de eerste divisie voor ons is: soms leuk om naar te kijken, maar het mag nauwelijks iets kosten. Men kan ook best zonder. Live-uitzendingen op het open net Een ander voorbeeld vormen de live-uitzendingen op het open net. Tot nu toe heeft het ECV-collectief daarvoor één wedstrijd per competitieronde aangewezen. Die wedstrijd wordt uitgezonden door RTL op vrijdagavond. Maar omdat vastgelegd is dat Ajax, Feyenoord en PSV daar ieder maar één keer per jaar (in een uitwedstrijd) aan meedoen, gaat het in negentig procent van de gevallen om een wedstrijd uit de B- of C-categorie. Totale opbrengst nu: 2,5 miljoen. Als AZ zijn liverechten wil afzonderen om ze zélf aan een open net te verkopen, valt daarmee voor de club zo’n 8 miljoen tot 10 miljoen per jaar op te halen (17 thuiswedstrijden x gemiddeld 500.000 euro = 8,5 miljoen). Voor AZ betekent dat een verdubbeling van de tv-inkomsten.

Het samenvattingenpakket zou tegelijkertijd echter aanzienlijk minder waard worden en de waarde van het resterende livepakket voor abonnee-tv eveneens. Het is daarom de vraag wat de reactie van de andere clubs zou zijn. PSV heeft al gezegd het collectieve belang te allen tijde boven het individuele belang te stellen. Zou AZ de tegenovergestelde weg bewandelen, dan riskeert de club een frontale aanvaring met de meeste andere clubs. En die andere clubs zijn allemaal om de beurt de tegenstander van AZ in diens thuiswedstrijden Ze zullen op grond daarvan toch ook een aandeel in de opbrengsten willen hebben. Anders dan in het bedrijfsleven is in het voetbal je concurrent tevens je collega, zonder wie geen wedstrijd mogelijk is en zonder wie je product dus geen cent waard is. Overige mediatoepassingen In landen als Italië, Engeland en Spanje wordt ‘het product voetbal’ nog op tal van andere manieren aan kijkers aangeboden. Pay-perview is daar één van. In Nederland wordt er al jaren over gepraat, maar het systeem is hier nooit écht van de grond gekomen. Het houdt in dat je geen jaarabonnement op alle livewedstrijden hoeft te nemen, maar in plaats daarvan ook kunt kiezen voor het afnemen van afzonderlijke wedstrijden. Via videoon-demand zou je dat ook nog eens kunnen doen op ieder moment dat het jóu uitkomt. Met de digitalisering is dat heel goed mogelijk, al zal er stevig geïnvesteerd moeten worden, zowel in de techniek als in de marketing. Die investeringen heeft tot nu toe niemand aangedurfd. Ook in internettoepassingen zit toekomstmuziek, maar hier zijn eveneens fikse investeringen nodig, bijvoorbeeld om het beeld rechtstreeks op het eigen tv-scherm zichtbaar te maken, in plaats van op de monitor van de computer. Voor andere exploitatiemogelijkheden, zoals de distributie van beelden van doelpunten per mobiele telefoon, is hier tot nu toe eveneens weinig belangstelling. Toch zullen er gegadigden in de markt zijn die daar

John de Mol In het programma Studio Voetbal van de NOS werd onlangs gesuggereerd dat John de Mol, wiens investeringsvehikel Cyrte investeert in ‘media en technologie’, van plan is om een speler op het terrein van de voetbalrechten te blijven. Hij heeft in kleine kring al de mogelijkheid geopperd een bod te doen op alle rechten. Pas als die rechten voor minstens zeven jaar verworven kunnen worden, zal De Mol of een andere ondernemer er meer voor willen betalen dan nu het geval is. Alléén dan kun je namelijk investeren, dan ook mag je in de eerste jaren verliezen lijden om er later aan te verdienen. Maar dan zal de koper wél zelf op de bestuurdersstoel willen zitten, ofwel zelf willen uitmaken wat, waar, wanneer en hoe lang wordt uitgezonden. Het zou een revolutie zijn als de Eredivisie CV het stuur uit handen geeft. En al helemaal als dat zou gebeuren aan iemand die nu al twee keer (Sport7 in 1996 en Talpa/ Versatel in 2004) zijn hand heeft overspeeld. Het zou er bijvoorbeeld toe kunnen leiden dat live-uitzendingen via betaal-tv een veel meer beschermde status krijgen, door de samenvattingen op het open net te beperken tot kortere en latere uitzendingen dan nu het geval is. De vraag is dan weer hoe de sponsors daarop zouden reageren. Het kijkt logisch te veronderstellen dat van de Eredivisie CV gevraagd wordt in zo’n project risicodragend deel te nemen. Dus niet: méér geld, à fonds perdue, voor betaal-tv, maar een aandeel in de winst. Zo’n aanpak zal AZ-voorzitter Scheringa moeten aanspreken. Alleen in een situatie waarin de Eredivisie CV voor een langdurige periode risicodragend meedoet in alle vormen van betaalde distributie, lijken er kansen om op termijn miljoenen meer te genereren. En als de clubs dan betaald krijgen naargelang hun aandeel in de winst, is het verdeelprobleem ook meteen opgelost. Als ze daarover echter blijven steggelen, als ze hun onderlinge solidariteit laten varen, of als ze alles, behalve de interne verdeelsleutels, bij het oude laten, dan wordt de hoogste voetbalcompetitie in ons land met ingang van volgend jaar zeker minder waard.

Ed van Westerloo was van 1984 tot 1995 directeur van de NOSTelevisie. Over zijn ervaringen in de onderhandelingen met de KNVB schreef hij het boek “We hoeven er niet aan te verdienen” (ISBN 97890-77072-82-0).


www.sportenstrategie.nl

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 13

Van vrijwillig isolement naar megalomane wereldmacht De olympische geschiedenis van China Het was 1984. De sportwereld had zich verzameld in Los Angeles. Het grote mysterieuze China keerde na een afwezigheid van 36 jaar terug op het toneel van de Olympische Spelen. Het werd een glorieuze comeback, met vijftien gouden medailles beter dan gedacht, en de wereld was blij China weer in de olympische armen te kunnen sluiten. De Amerikanen klapten zich de handen stuk voor drievoudig olympisch kampioen Li Ning, een turner van elastiek, en diens kompanen. Toen nog wel. Met de Spelen in Peking in aantocht beschouwt John Volkers de olympische geschiedenis van China. Door John Volkers In 1948, in Londen, waren de Chinezen er voor het laatst bij geweest. Vier jaar later arriveerden ze in Helsinki te laat voor de officiële inschrijving en mochten ze niet meedoen. In 1956 trok de Volksrepubliek China zich terug uit het Internationaal Olympisch Comité, omdat het IOC weigerde de Republiek China, het Taiwan van de uitgeweken president Tsjiang Kai Shek, uit te sluiten van de Spelen. Het was het – nog altijd voortlevende – conflict tussen de communisten en de nationalisten. Daarna was het, wat de Chinese belangstelling betreft, stil geworden op de internationale sportvelden. Topsport gold als een kapitalistische uitvinding. Pas toen Mao Zedong, de Grote Roerganger, zich druk begon te maken over de gezondheid van zijn volk – China was volgens hem “de zieke man van Azië” – gingen er aan de oevers van de Gele Rivier zaken veranderen. De entree tot de wereldsport ging met horten en stoten. Het internationaal geïsoleerde China betekende lang hoegenaamd niets in de grote competities. In 1970, bij de Aziatische Spelen van Bangkok, haalde het toen uiterst zwakke China één gouden medaille, op een totaal van achttien plakken. Pas na Maos dood, in 1976, kwam er een topsportprogramma, met een investering ter waarde van een half miljard gulden (230 miljoen euro) per jaar. Het plan hield gelijke tred met de economische hervormingen die in 1978, onder Deng Xiaoping, plaatsvonden. Leidsman Deng zag de mogelijkheden van topsport om het imago van zijn land op te poetsen en om de kracht van de Chinese man en vrouw een gezicht te geven. Hij liet, om de enorme achterstand in te lopen, zelfs buitenlandse coaches naar China komen. Amerikanen coachten talentvolle Chinezen, in Peking en Shanghai. Sportieve ontwikkeling in recordtempo In 1979, na 23 jaar van vrijwillig isolement, meldde het nieuwe China zich weer bij het IOC. Dat comité der conservatieven had de weg voor die terugkeer geëffend door Taiwan, Chinese Taipeh in de terminologie van het IOC, te dwingen niet langer het volkslied en de vlag van China te gebruiken bij internationale sporttoernooien. De Chinezen hadden hun overrompelende terugkeer gepland voor

1980, bij de Olympische Zomerspelen van Moskou. Maar de inval van de Sovjet-Unie in Afghanistan leidde de voorlaatste grote olympische boycot in. China, ooit een gezworen kameraad van de Sovjets van Chroetsjov, bleef thuis. Ook daarom waren de Spelen van 1984, in Los Angeles, zo gedenkwaardig. Zaterdag 28 juli gaat de boeken in als een memorabele sportdag. Het was de dag van de opening, een spektakel naar het beste Amerikaanse recept, met veel Disney-effecten. De Chinese ploeg, in oogverblindend wit gestoken, marcheerde 26 rijen dik, 300 man sterk, het Coliseum binnen en werd uitbundig welkom geheten. Het Amerikaanse publiek, toch al opgewonden over zo veel spektakel bij een sportfeest, werd haast hysterisch van enthousiasme. Commentatoren van de afwezige Sovjet-Unie repten van “een voorspelbare Hollywoodshow”. Het was de bekende valse toon van een slecht verliezer. De boycot van de Spelen van ’84 door vrijwel het voltallige Oostblok – slechts het dwarsliggende satellietland Roemenië wenste zijn sportieve kracht in de VS te kapitaliseren – was een reactie op de actie uit 1980. De laatste boycot door grote sportnaties had een beduidend positiever effect op het optreden van China. Er was onmiskenbaar meer geestdrift onder het Amerikaanse publiek over het feit dat de Chinezen wél naar hun land waren gekomen: “Zij wel.” En de concurrentie in veel sporten was intussen dermate verzwakt dat Chinese sportlieden op tal van fronten winnend konden toeslaan. Op de eerste wedstrijddag van de Spelen van Los Angeles was de eerste gouden medaille direct voor een Chinees. Om 11.20 uur liet de 27-jarige Hai Feng, een schutter uit de provincie He Xian, zich op de olympische schietbaan het goud omhangen. Het brons was ook voor een Chinees, Wang Yifu. De toon was gezet, zoals dat zo fraai heet. Aan het eind van de Spelen kwamen de Chinezen zowaar met een officiële verklaring. Over hoezeer zij genoten hadden van de sportieve sfeer die er tijdens de Spelen had geheerst, over hoezeer zij getroffen waren door de warme belangstelling van de Amerikanen voor hun olympische ploeg. En, zo schreef Sport Internationalverslaggever Kees Jansma destijds, “ze spraken de hoop uit dat China

in het jaar 2000 de Olympische Spelen mag organiseren”. De journalist concludeerde: “Los Angeles was dus nog maar het begin.” De conclusie van Jansma was terecht. De ontwikkeling van het sportland China zou, parallel aan de economische ontbolstering, in recordtempo plaatshebben. Zomaar een tussenstand uit 1990, de Aziatische Spelen van dat jaar. Ze werden in Peking gehouden en het thuisland had zich daarom uiterst nauwgezet voorbereid. Het resultaat: een totale overheersing door China. Twintig jaar na die ene gouden medaille van Bangkok – op een totaal van achttien – kwam China tot 341 medailles, 183 daarvan waren van goud. Het was in die dagen van ontloken zelfbewustzijn dat Peking zich kandideerde voor de Spelen van 2000. In 1993 stemde het IOC echter op Sydney, het Australische walhalla van de sport. Het was een nederlaag met slechts twee stemmen verschil. Het aandringen van China om het de grootste sportgebeurtenis te gunnen, kwam blijkbaar net even te vroeg. China was nog niet meer dan een opkomende macht, maar acht jaar later was er geen weigeren meer aan. In 2001 koos het IOC, bij de sessie te Moskou waar Rogge Samaranch afloste, voor Peking als organisator van de Olympische Zomerspelen van 2008. Het was een keuze voor het land dat zich in rap tempo ontwikkelde tot een zelfbewuste wereldmacht, voor het land dat het allermeeste beloofde, dat zich met dit begeerde evenement zou aansluiten bij de elite der westerse landen. Het bouwplan – de stadions en de infrastructuur – was megalomaan en daarom zo overtuigend voor de IOC’ers, die graag groot denken en doen. China heeft straks net zo veel geld uitgegeven – omtrent 40 miljard dollar – als alle olympische organisatoren sinds 1976 uit de knip hebben getrokken. Wie zich daar geen voorstelling van kan maken, zou eens een bezoek moeten brengen aan Peking. Vraagtekens en een verkeerde voorstelling van zaken IOC’ers konden in de aanloop naar de uitverkiezing van de olympische stad voor 2008 Peking niet bezoe-

ken. Het Salt Lake City-schandaal had in 1999 tot een reisverbod voor IOC’ers geleid. De evaluatiecommissie, onder leiding van Hein Verbruggen, deed de waarneming. Peking, zo gaf hij onlangs toe, was toen een heel andere stad. Wie had kunnen voorzien dat deze stad zo uit zijn voegen zou groeien? Men had zo z’n vraagtekens over de luchtkwaliteit, waarin sporters volgend jaar zullen moeten optreden. Het moest beter en het zou beter worden, dat wist Verbruggen zeker. Meer problemen kreeg het Nederlandse IOC-lid na zijn uitlatingen in de Volkskrant van begin september, waarin hij de mensenrechtenorganisatie Amnesty International aanvalt op diens – volgens Verbruggen – verkeerde voorstelling van zaken. Amnesty vindt dat China zich niet aan afspraken over verbetering van de mensenrechten houdt. Verbruggen vond dat “een leugen”. Het IOC heeft de Chinezen immers nooit om een verbetering van de mensenrechtensituatie gevraagd. Dat kan ook niet volgens de olympische chef-coördinator: “Want dan begeven we ons op politiek terrein.” Tegen die laatste platitude kwamen velen in stelling. De gunning van de Olympische Spelen aan China – zeventien jaar nadat ze hun gezicht weer op dit platform hadden laten zien – was vooral een politieke zet. De Spelen zijn allang geen sportieve hoogmis meer. Ze worden door landen gebruikt om zich in het grote politieke speelveld te profileren. Tony Blair en Vladimir Poetin rukten uit om hun landen de Spelen van respectievelijk 2012 en 2014 te bezorgen. Want je bent goed en bijzonder als je de Spelen organiseert. Maar of je daarmee ook democratisch bent? Politieke kant van de sportieve medaille Demos – het volk – is het Griekse woord dat in democratie zit vervat. China is geen democratie. En volgens criticasters wil dit land van 1,3 miljard inwoners die democratie ook helemaal niet. Nu de Olympische Spelen naderen, komt de kritiek uit alle hoeken. Amnesty

International schoof in september met een zekere gretigheid aan bij de discussieavond van het Britse The Economist om de stelling te onderschrijven dat China de Spelen zal aangrijpen om de wereld voor de gek te houden. Maar Amnesty International is wel voor het houden van de Spelen. Van de gedachte van sommige Amerikaanse basketballers, van de Franse presidentskandidate Segolène Royal en van loslopende fracties om de Spelen van Peking te boycotten, wil de mensenrechtenorganisatie niet weten. Het is juist goed om massaal naar China te gaan, om te profiteren van de misschien maar tijdelijke persvrijheid, om mensen uit de krochten van de samenleving te trekken en hen uit te horen over hoe dit land nu werkelijk in elkaar zit. Kinderarbeid, folteringen en executies van doodstraffen – nergens ter wereld worden zo veel mensen ter dood veroordeeld – zullen het nieuws domineren. Elke zich respecterende redactie zal niet alleen sportspecialisten meebrengen, maar ook correspondenten inzetten die hun rubrieken zullen vullen met minder oppervlakkig nieuws. De Tibet-werkgroepen, de aanhangers van de dalai lama, Falun Gong, de moeders van Tiananmen, ze zullen hun plaats krijgen in de nieuwsbulletins en op de voorpagina’s. Als zij, daar is China dan wel weer China voor, tenminste te vinden zijn. Garrie van Pinxteren, routinier in de Chinese journalistiek en voor de NOS politiek correspondente tijdens de Spelen, zei in Amsterdam te verwachten dat mensen met een minder positief verhaal voor China tijdelijk naar de provincie zullen worden verbannen. In Peking zal volgend jaar alle bij de Spelen betrokken partijen de maat worden genomen. Niet alleen de Chinese autoriteiten, maar ook het IOC, de sporters en de nationale olympische comités zullen verantwoording moeten afleggen voor hun daden. Er is (altijd) een andere kant van de medaille. Wie durft daar op te wijzen?

John Volkers is journalist voor de Volkskrant.


GLOBAL

www.sportenstrategie.nl

SPORTS

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 15

Brazilië: Land van de eeuwige toekomst?

Editorial

Maandag 27 augustus 2007. De Braziliaanse sprinter Luciano Pagliarini wint de vijfde rit in de Eneco Tour, de wielerronde door Nederland en België. Hij klopt erkende spurters als Robbie McEwen, Thor Hushovd, Fabio Baldato en Mark Cavendish. Een Braziliaanse sprinter? Is Brazilië meer dan alleen voetbal? Door Joost de Jong Global sports is eigenlijk een pleonasme. Zelfs wanneer we sport lokaal beoefenen, bestaat er een relatie met de ontwikkelingen van sport op een mondiaal niveau. Wat wereldwijd populair is, beïnvloedt de concurrentiepositie van lokaal georganiseerde en beoefende sport. Commerciële sport, sportbusiness maar ook vrijwillig georganiseerde en ongeorganiseerde sport vindt dus plaats in een ‘globale’ markt. We kunnen ons in Sport & Strategie dus best op de Nederlandse en Belgische sportwereld concentreren, maar uiteindelijk zullen de belangrijkste ontwikkelingen internationaal in kaart gebracht moeten worden. Nationale en regionale sportstrategieën vormen zich in een internationale concurrentieomgeving. In ‘Global Sports’ richten we ons telkens op actuele en relevante voorbeelden en ontwikkelingen in het buitenland. Dit doen we door middel van interviews met gezaghebbende en spraakmakende beslissers, schrijvers en beleidsmakers; besprekingen van recent verschenen boeken; thema-artikelen; en ook specifieke beschrijvingen per regio of per land. In deze eerste editie van Sport & Strategie laten we marketingautoriteit Philip Kotler aan het woord over het niveau waarop marketing beoefend wordt in sportorganisaties, en bespreken we zijn boek over sportfans in de 21ste eeuw. Joost de Jong neemt één van de snelst groeiende (sport)economieën in de wereld onder de loep: Brazilië. Hans Westerbeek

In 2003 definieerde de zakenbank Goldman Sachs Brazilië samen met Rusland, India en China als de zogenaamde BRIC-landen, die rond 2050 de wereldeconomie zouden domineren. Hoewel Brazilië de minst snelle groeier is van de vier, wordt wereldwijd nog steeds veel verwacht van het grootste land van Zuid-Amerika. De financiële crisis van halverwege de jaren negentig is bezworen, de monetaire politiek is stabiel en de inflatie is teruggedrongen naar een aanvaardbaar percentage van tussen de drie en vier procent. Toch zijn er nog steeds ingrijpende sociaal-economische hervormingen nodig om Brazilië de komende jaren een nog voornamere rol in de wereldpolitiek en -economie te laten spelen. En ook om een einde te maken aan de populaire zelfspot onder Brazilianen, die plegen te zeggen: “Brazilië is het land van de toekomst en zal dat altijd blijven.” De in oktober vorig jaar herkozen president Luiz Inácio Lula da Silva, een voormalig schoenpoetser die als metaalarbeider ooit een vinger kwijtraakte, zal een vervolg moeten geven aan het terugdringen van de overheidsuitgaven. Die zijn nog altijd topzwaar vanwege een gigantisch overheidsapparaat, stroperige bureaucratie en een zeer duur pensioensysteem. Een Braziliaanse man kan met pensioen als hij 35 jaar heeft gewerkt, voor vrouwen is dat dertig jaar. Dat komt er in de praktijk op neer dat zestig procent van de beroepsbevolking op 54jarige leeftijd stopt met werken. Het grootste probleem van Lula blijft echter de armoedebestrijding en het gebrekkige onderwijs. De

helft van de tienjarige Brazilianen is nog altijd praktisch analfabeet, werknemers zijn gemiddeld slechts 4,1 jaar naar school geweest. Het verandert wel onder het bewind van Lula, maar traag. Bovendien zijn de uitgebreide stimuleringsprogramma’s en investeringen in de kwaliteit van leraren kostbaar. Er gaan nu ongeveer twee keer zo veel kinderen in de leeftijd tussen zeven en veertien jaar naar school dan een decennium geleden. De capaciteit staat bovendien onder druk. Er zitten dertig procent meer personen op de lagere school dan de groep zeven- tot veertien-jarigen überhaupt bevat, door het hoge percentage ‘zittenblijvers’ en herinstromende ouderen. Onderwijs is en blijft wel de cruciale sleutel in de ontwikkeling van Brazilië, om te kunnen voldoen aan de vraag naar geschoolde arbeiders om de booming export te continueren. Brazilië eet, ademt en slaapt voetbal Op sportgebied draait Brazilië om voetbal. Vijfvoudig wereldkampioen, een lange historie van internationale sterren als Pelé, Garrincha, Zico, Socrates, Ronaldo, Ronal-

De Braziliaanse overheersing van het wereldvoetbal betekent niet automatisch ook een gezonde binnenlandse huishouding

De Braziliaanse voetbalheld Ronaldo viert het behalen van de wereldtitel na de finale tegen Duitsland in 2002. dinho en Kaká. Overal is voetbal en wordt gevoetbald. Van de hobbeligste, kurkdroge zandvlakte in de binnenlanden tot de prachtige boulevard Parque do Flamengo in Rio de Janeiro, een kilometerslang lint van voetbalvelden. Jonge Brazilianen, jongens én meisjes, spelen daar de hele dag door, zelfs ’s avonds en ’s nachts bij kunstlicht. Het talentendetectiesysteem is fijnmazig. In welke uithoek ook, overal lopen scouts en trainers, veelal ex-spelers, die jong talent al vroeg in het vizier hebben en in contact brengen met een club. De 180 miljoen Brazilianen tellende bevolking zorgt vanzelf voor een

Sportsponsoring in Brazilië: belastingvrij

Volgens het onderzoeksbureau Ipsos uit São Paulo werd in 2004 in Brazilië voor ongeveer 700 miljoen uitgegeven aan sportsponsoring en -marketing. Dat bedrag was tien procent hoger dan een jaar eerder en zal de komende jaren nog eens met zo’n veertig procent toenemen. Om sportsponsoring voor bedrijven interessanter te maken, heeft de regering een wet in voorbereiding die het mogelijk maakt om vier procent van de winst belastingvrij in sport te steken. De voornaamste bedrijven die zich met sport associëren, zijn Banco do Brasil, Caixa (beide banken), Petrobras (olie) en Correios (posterijen).

Oliefabrikant Petrobras houdt zich actief bezig met de sponsoring van het zeilen.

Caixa vecht een hevige concurrentiestrijd uit met Banco do Brasil, óók op de sportvelden. Het bedrijf is vooral actief in atletiek, turnen en de paralympische sport. Dit jaar geeft Caixa ongeveer 13 miljoen euro uit aan sportsponsoring, nog los van het partnerschap van de voorbije Pan-Amerikaanse Spelen ter waarde van zo’n 20 miljoen euro.

Banco do Brasil besteedt dit jaar ongeveer 20 miljoen euro aan sportsponsoring. Behalve zaal- en beachvolleybal ondersteunt de bank ook de tennissers Gustavo Kuerten en Flávio Saretta, en zeillegende Robert Scheidt. De sponsoring van het nationale mannenvolleybalteam door Banco do Brasil is een klassieker. “We

zijn er in 1991 mee begonnen”, zegt Henrique Pizzolato, directeur marketingcommunicatie van de bank. “Vooral omdat sport gelinkt is aan de Braziliaanse identiteit, schoonheid, gezondheid, jeugd en plezier. Dat waren ook de waarden die we aan onze bank wilden koppelen. In 1992 won de ploeg direct olympisch goud en dat was uniek

Oliefabrikant Petrobras steekt zo’n 10 miljoen euro in sponsoring. Traditioneel was Petrobras vooral vertegenwoordigd in gemotoriseerde sporten als Formule 1, motorracen en rallyrijden. “Maar die sporten staan qua imago de laatste jaren onder druk, evenals het imago van bedrijven die zich met oliewinning bezighouden”,

voor Brazilië. Het team bestond vooral uit jonge spelers en dat jeugdige enthousiasme straalde direct af op het imago van de bank. We zijn de ploeg en het volleybal tot op de dag van vandaag blijven steunen en inmiddels is het gele shirt met ons merk erop een nationaal symbool.”

zegt Cláudio Thompson, sponsorcoördinator van Petrobras. Daarom is het bedrijf sinds 2002 ook zeer actief in het zeilen. “Onze oliebronnen staan voornamelijk op zee. Via onze betrokkenheid bij zeilen laten we ook een andere kant van ons bedrijf zien. We houden ons bovendien niet alleen bezig met olie, maar ook met duurzame energie. De connectie met water en wind ligt dus voor de hand”, zegt hij. Verder is Petrobras nog actief in handbal en voetbal, als grote sponsor van Flamengo uit Rio de Janeiro, de populairste club van Brazilië. Het postbedrijf Correios sponsort al dertien jaar het zwemmen. In de aanloop naar de Spelen van Peking steekt het bedrijf zo’n 2,5 miljoen euro in de sport. “Toen we begonnen, waren er in Brazilië zo’n zes-, zevenduizend zwemmers aangesloten bij de bond. Inmiddels zijn dat er 70.000. De mensen kennen niet meer alleen één of twee succesvolle namen, maar weten dat er een echte succesvolle zwemploeg is”, aldus Fausto Weller van Correios.

nimmer aflatende aanwas van jong talent. De nationale ploeg is een goudmijn voor de Braziliaanse voetbalbond (CBF). Vorig jaar leverden sponsoren uitzendrechten 29 miljoen euro op. Het grootste deel daarvan was afkomstig van drie grote sponsordeals. Het sportmerk Nike, telefoonprovider Vivo en de traditionele Braziliaanse frisdrank Guaraná betaalden fors om zich partner te noemen van de Seleção. Zelfs de trainingssessies voorafgaand aan het WK van vorig jaar leverden goed geld op. Het Zwitserse stadje Weggis won de competitie met andere steden om het trainingskamp van de Brazilianen te huisvesten, in ruil voor een donatie van 1,5 miljoen euro. Wankele financiële situatie Maar de Braziliaanse overheersing van het wereldvoetbal, met grote spelers bij vrijwel alle toonaangevende – vooral Europese – clubs, betekent niet automatisch ook een gezonde binnenlandse huishouding. Slechts vijf van de 21 grootste clubs maken winst, zo blijkt uit een recent onderzoek van Casual Auditores in São Paulo, dat jaarlijks de financiële positie van het Braziliaanse voetbal in kaart brengt. De clubs genereerden vorig jaar een inkomstenstroom van 462 miljoen dollar, een schijntje vergeleken met het voetbal in Europa. Volgens de laatste Football Money League, het jaarlijkse financiële overzicht van Deloitte, waren Real Madrid en FC Barcelona in het seizoen 2005/2006 samen alleen al goed voor 551 miljoen euro. Uitzendrechten vormen met 134 miljoen dollar de voornaamste bron van inkomsten, sponsoring zorgt voor 78,5 miljoen. Maar de clubs drijven vooral op spelerstransfers. Om de tekorten te dekken worden de beste spelers verkocht, vooral aan de grote clubs in Europa. Als de transferinkomsten buiten beschouwing worden gelaten, boeken zelfs twintig van de 21 clubs verlies. “De clubs zouden minder afhankelijk moeten zijn van Zie verder pag. 16


Pagina 16

Editie 1 Jaargang 1

GLOBAL

SPORTS

Vervolg van pag. 15

Sport voor de toekomst: golf

transfers”, zegt Amir Somoggi van Casual Auditores. “Er is een totale managementverandering nodig in het Braziliaanse voetbal. De clubs moeten veel meer aandacht besteden aan nieuwe inkomstenbronnen, commerciële ontwikkeling, merchandising, kaartverkoop en media-inkomsten. Dat zou de clubs gezonder, stabieler en minder afhankelijk maken van die ene lucratieve transfer.” De wankele financiële situatie maakt Braziliaanse clubs ook een makkelijk doelwit van corruptie en andere duistere zaken. Zo sloot Corinthians uit São Paulo, een van de grootste clubs, in 2004 een tienjarig contract af met het bedrijf MSI. In ruil voor een kapitaalinjectie van zo’n 50 miljoen euro kreeg MSI het recht de club te besturen, tv- en merchandisingcontracten af te sluiten en spelers te verhandelen. MSI schetste de fans een grote toekomst voor de club. Hoewel in 2005 wel de Braziliaanse titel werd veroverd, is de deal inmiddels totaal geëxplodeerd. MSI bleek gefinancierd door de omstreden Russische zakenman/politicus Boris Berezovski. De adoptie van Corinthians was niet meer dan een witwasoperatie van duister geld. Inmiddels is door de Braziliaanse justitie een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen Berezovski, hangt de directie van de club een proces boven het hoofd en bungelt het elftal ergens onderaan de middenmoot in de Braziliaanse Serie A.

De wankele financiële situatie maakt Braziliaanse clubs ook een makkelijk doelwit van corruptie en andere duistere zaken Sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder dient in Brazilië vooral als vehikel voor de nationale identiteit en de hoop op een betere toekomst. Sporters zijn de helden van het volk en laten zien dat iedereen kan ontsnappen aan armoede. Sport is prominent aanwezig in het medialandschap, met drie puur op sport gerichte open tv-kanalen, talloze sportuitzendingen op andere zenders en zo’n vijftig sportkranten en -tijdschriften. In grote reclamecampagnes figureren niet alleen voetballers, maar ook volleyballers, atleten, zwemmers, judoka’s en Formule 1-coureurs. Andere sporten dan voetbal waren traditioneel voorbestemd aan de elite, vooral vanwege de hoge

www.sportenstrategie.nl

“Wat wildere en heftiger sporten als skaten, rallyrijden en surfen, dat zijn de sporten voor de toekomst. Dat is waar vooral jongeren zich vandaag mee associëren”, zegt Eduardo Hatschbach, eigenaar van Speed Sports in São Paulo en gespecialiseerd in sportactiemarketing voor bedrijven als Colgate, Danone en Goodyear. “Maar voor de grote groei zou ik vooral inzetten op golf. Daarin kan ons land nog écht vooruitgang boeken”, zegt hij.

kosten van het clublidmaatschap. Maar de afgelopen decennia is dat veranderd, onder meer door stimuleringsprogramma’s via de scholen. Internationale successen deden de rest. Zo kwam het basketbal op de kaart na twee WK-titels van de mannen in 1959 en 1963. Volleyal is na voetbal inmiddels de tweede sport. De mannen wonnen in 1992 olympisch goud in Barcelona (ten koste van Nederland overigens) en behoren als regerend wereldkampioen en olympisch titelhouder nog steeds tot de wereldtop. Tennis werd populair bij de massa door de nog altijd legendarische Gustavo Kuerten, die drie keer won op Roland Garros (1997, 2000, 2001). Formule 1 dankt zijn huidige populariteit vooral aan drievoudig wereldkampioen Ayrton Senna. Hij was niet alleen succesvol, maar ook sympathiek én toegankelijk voor zijn fans. Zijn dood bij een crash op het circuit van Imola in 1994 zorgde voor een golf van verdriet en rouw in het land. Tijdens zijn uitvaart in São Paulo stonden één miljoen mensen langs de route en nog steeds trekt zijn graf dagelijks tientallen bezoekers. Overheidsinmenging met resultaat De Braziliaanse overheid bemoeit zich de afgelopen tien jaar nadrukkelijker met sport dan daarvoor. Zo bestaat sinds 2001 de wet Agnelo Piva, die gebiedt dat twee procent van de opbrengst van de nationale loterijen ten goede komt

aan het Braziliaans olympisch comité (COB) – vergelijkbaar met de situatie in Nederland. In 2006 betekende dat ongeveer 25 miljoen euro, voor dit jaar is dat waarschijnlijk ongeveer evenveel. Met het geld worden gestructureerde trainingsprogramma’s voor olympische atleten op scholen en universiteiten gefinancierd en trainingscentra van sportbonden gebouwd. Het in 2003 door Lula in het leven geroepen Ministerie van Sport kent verder nog de regeling Bolsa-Atleta, een soort sportbeurs die vergelijkbaar is met de Nederlandse topsportregeling. Atleten die ervoor in aanmerking komen, kunnen maandelijks rekenen op een bijdrage van zo’n 800 euro. Op een lager niveau vindt sportontwikkeling vooral plaats op de scholen. Van de 34 miljoen jongeren tussen 16 en 24 jaar zijn er slechts 100.000 aangesloten bij een bond of club. Vooral vanwege de nog steeds hoge kosten of een gebrek aan goede locaties. Om mogelijke talenten al in een vroeg stadium op de scholen te herkennen, heeft het ministerie een speciaal programma in het leven geroepen en een fijnmazig, regionaal vertakt netwerk van trainers en trainingscentra opgezet. De inspanningen zijn niet zonder succes. “Door de wet Piva is er voor het eerst in de geschiedenis van de Braziliaanse sport een structurele, ononderbroken financiële inkomstenstroom”, zegt Carlos

Golf ís de afgelopen tien jaar al flink gegroeid, maar de aantallen zijn nog steeds gering gezien het enorme bevolkingsaantal en de oppervlakte van het land. Het aantal golfers steeg van 7.000 in 1997 naar 25.000 dit jaar, het aantal golfcourts van vijftig naar 105. Ruimte genoeg dus voor meer golfers en golfbanen. Om daadwerkelijk door te kunnen breken als grote publiekssport, zowel in aandacht als wat actieve beoefenaars betreft, is een succesvolle Braziliaanse golfer nodig die als uithangbord kan dienen. Die lijkt er nu te zijn met Angela Park. Hoewel haar naam anders doet vermoeden, is ze wel degelijk Braziliaanse. Geboren in Foz do Iguaçu in de zuidelijke deelstaat Arthur Nuzman, voorzitter van het COB. “Daardoor zijn we in staat om echte langetermijnplannen te maken en uit te voeren.” En met resultaat. De Braziliaanse olympische ploeg voor Athene 2004 was de grootste ooit. En tevens de meest succesvolle met vijf gouden, twee zilveren en drie bronzen medailles. Ook de Pan-Amerikaanse Spelen in juli in Rio de Janeiro waren voor

Paraná, als dochter van Koreaanse immigranten. Eerder dit jaar werd ze tweede op de US Women’s Open, het belangrijkste toernooi op de vrouwentour. Hoewel ze pas zes maanden professional is, staat ze inmiddels in de top tien van de Amerikaanse ranking en bij de eerste twintig op de wereldranglijst. “Ze is jong, mooi, succesvol én Braziliaanse”, aldus Alvaro Almeida, voorzitter van de Braziliaanse golffederatie. “Hopelijk kan zij doen voor golf wat Gustavo Kuerten heeft gedaan voor het tennis. Het naar de mensen brengen, media-aandacht genereren en sponsors aantrekken, zodat we de sport en de faciliteiten in ons land kunnen uitbreiden.” Brazilië de meest succesvolle in de geschiedenis, met vooral veel nieuwe medailles in zwemmen en boksen. De beter gestructureerde en vooral beter gefinancierde aanpak van sport zal de komende jaren waarschijnlijk zorgen voor nog meer Braziliaans sportsucces, om te beginnen volgend jaar al op de Olympische Spelen van Peking.

Joost de Jong schrijft voor De Zaak, De Morgen en Diario de Natal.

Brazilië wil WK 2014 en OS 2016

Na de organisatie van de PanAmerikaanse Spelen (PAN) in juli in Rio de Janeiro, wil Brazilië nu het échte werk: het WK voetbal van 2014 en twee jaar later de Olympische Spelen. Met de Braziliaanse schrijver Paulo Coelho en de man van de 1.000 goals, Romário, als ambassadeurs, trekken de regering Lula, de Braziliaanse voetbalbond en Nike samen op om het grootste voetbalevenement ter wereld voor het eerst sinds 1950 weer naar Brazilië te halen. Het land is vooralsnog de enige kandidaat en de wereldvoetbalbond FIFA heeft inmiddels de voorgestelde stadions geïnspecteerd. De definitieve beslissing valt op 30 oktober 2007.

Het is de vraag of Brazilië een internationaal mega-evenement als het WK voetbal aankan. Enthousiasme, stadion- en hotelcapaciteit zijn er genoeg. Maar buiten de grote steden Rio en São Paulo spreekt niemand Engels en gezien de afstanden zal het vervoer van fans, spelers, begeleiders en offi-

zijn tweede termijn erop en hij is niet herkiesbaar.

cials vooral door de lucht moeten plaatsvinden. Het luchtvaartsysteem is echter hét grote knelpunt in de Braziliaanse vooruitgang. Technische achterstand, een overvol luchtruim en te weinig capaciteit op de grond zorgen dagelijks voor grote problemen,

waarvan twee grote vliegtuigongelukken in het afgelopen anderhalf jaar de trieste gevolgen waren. “Er zijn nog zeven jaren te gaan tot 2014. Tijd genoeg om alle problemen op te lossen”, beloofde president Lula zelf. Maar hij heeft makkelijk praten, want in 2010 zit

Hetzelfde geldt min of meer voor het binnenhalen van de Olympische Spelen van 2016. Die uitverkiezing ligt sowieso minder eenvoudig, want Rio strijdt met Baku (Azerbeidzjan), Chicago (VS), Doha (Qatar), Madrid (Spanje), Praag (Tsjechië) en Tokio (Japan). Qua accommodaties is Rio na de Pan-Amerikaanse Spelen van dit jaar wel redelijk op orde, maar op het gebied van infrastructuur en verbindingen moet ook hier nog heel wat gebeuren. Bovendien bleken de Brazilianen in de aanloop naar de PAN ook financieel en organisatorisch nogal wat steken te laten vallen. Zo kostte het evenement uiteindelijk ruim tien keer zo veel als de oorspronkelijk geplande 100 miljoen euro en was Rio twee weken lang één grote verkeerschaos. Er lijkt onder de bevolking en bij de lokale politiek weinig draagkracht voor het olympische project, waarachter ook Lula zich volledig geschaard heeft. Het IOC bepaalt op 2 oktober 2009 welke stad de Spelen van 2016 krijgt toegewezen.


www.sportenstrategie.nl

GLOBAL

SPORTS

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 17

Marketinggoeroe Philip Kotler: “Sportmarketing is nog niet belangrijk genoeg gemaakt”

Als ik op een frisse voorjaarsochtend in mei met de taxi naar de campus van Northwestern University in Chicago rijd, realiseer ik me dat ik binnen enkele ogenblikken oog in oog zal staan met marketingfenomeen Philip Kotler. De man die eigenhandig het wereldwijde marketingdenken getransformeerd heeft, en middels zijn boeken miljoenen studenten heeft geïntroduceerd in de geheimen van het succesvol veroveren van markten. Kotler is ook aan Northwestern University een instituut, en zowel de universiteit – een van de beste in de VS – als Kotler zelf vaart wel bij de wederzijdse associatie. De campus van een Amerikaanse topuniversiteit straalt iets uit wat je zelden voelt wanneer je Australische, Aziatische of zelfs Europese universiteiten bezoekt. Je proeft het bloed, zweet en de intellectuele tranen die daar in naam van de wetenschap zijn geplengd; kennis als doel in plaats van kennis als middel. Paradoxaal omdat juist de Amerikanen hun onderwijs en onderwijssysteem beter dan wie ook verkopen in het buitenland. Door Hans Westerbeek Wanneer ik Philip Kotlers kantoor binnenloop, blijft dit gevoel van opgenomen te zijn in de actieve zoektocht naar kennis overheersen. Drie muren van het kantoor zijn volgebouwd met boeken waarvan enkele planken de werken van de hand van Kotler zelf bevatten. Meer dan veertig exemplaren vertaald in evenveel talen. Hij staat op het punt om een tour door Europa te ondernemen – praatjes aan universiteiten en adviestrajecten voor multinationals – waaronder een bliksembezoek aan Nyenrode University in Nederland, maar neemt uitgebreid de tijd om over van alles en nog wat te praten, met het denken over marketing als samenbindend element. Kotler laat weten dat hij pas onlangs zijn interesse in de wereld van de sportmarketing heeft zien toenemen, met name als gevolg van de uitnodiging die hij kreeg van Northwestern-collega Irving Rein om als auteur mee te werken aan een boek over sportfans in de 21ste eeuw: The Elusive Fan (zie ook de bespreking van dit boek). Zowel Rein als postdoctoraal onderzoeker Ben Shields is door Kotler uitgenodigd om deel te nemen aan ons gesprek. Hij merkt in oprechte bescheidenheid op dat hij “eerlijk gezegd lang niet zo goed ingevoerd is in het reilen en zeilen van sportorganisaties als zijn medeauteurs”

en dat het wellicht nodig is om van hun kennis gebruik te maken als we het over sport en marketing hebben. De Amerikaanse maatschappij als kapitalistisch bolwerk hecht grote waarde aan het vrije ondernemerschap. Als zodanig heeft het land een reputatie opgebouwd met betrekking tot het managen van sport: het is de markt die bepaalt welke sporten succesvol zijn en welke sporten het letterlijk verdienen om veel geld te maken. Wat is daarover uw mening? Philip Kotler: “Sport was in Amerika al langer een lucratieve business, toen na de introductie van de televisie in de VS honkbal en American football een enorme marktuitbreiding doormaakten. Sport was al groot, maar televisie torpedeerde de sport in het hart van de Amerikaanse samenleving. Waar semiprofessionele sport overheerste vóór de introductie van televisie, zorgde het nieuwe massamedium ervoor dat sporters significant meer konden gaan verdienen. Televisie zorgde in de VS voor het begin van de sport als een geaccepteerde vorm van business, en als een volwaardig beroep voor de atleten die hun sport op hoog niveau beoefenden. Dat we in Amerika veel aan de markt overlaten, is een feit. En dat de overheid zich niet of nauwelijks met sport bemoeit, kan ik ook bevestigen.

Als je kijkt naar welke sporten in de VS populair zijn, dan heb je het inderdaad over de sporten die commercieel aantrekkelijk zijn en dus middelen kunnen genereren waardoor het een business wordt.” Vindt u dat ‘de markt’ zichzelf in balans zal houden? Als producenten van, laten we zeggen, suiker agressieve marketing bedrijven en dus veel suiker verkopen, zullen sportorganisaties dan meer ‘gezond bewegen’ kunnen verkopen om zo overmatige suikerconsumptie tegen te gaan? Of zijn sommige producten, zoals in dit geval suiker, gewoon eenvoudiger te vermarkten en moeten we de markt een handje helpen door middel van een actief sportstimuleringsbeleid door de overheid? Philip Kotler: “Als marketeer geloof ik natuurlijk in de kracht van de markt. Ik denk dat in jouw specifieke voorbeeld creatieve marketing van beide organisaties tot een winwinsituatie kan leiden. We kunnen de suikerproducenten niet vertellen dat ze minder suiker moeten verkopen. Wat we sportorganisaties wel kunnen adviseren, is dat ze daarop kunnen inspelen door een oplossing te bieden om een teveel aan suikerconsumptie weg te werken door meer te sporten. Ze kunnen de suikerindustrie zelfs benaderen om dergelijke programma’s mede te financieren. Ze moeten het de suikerbazen dan wel duidelijk maken dat het in hun belang is om een bijdrage te leveren aan het promoten van een sportende levensstijl. Misschien wel met het argument dat er dan meer suiker geconsumeerd wordt. Zo simpel is het natuurlijk niet, de markt is veel gecompliceerder. De jeugd speelt tegenwoordig sport op de computer. Dat is ook niet gezond, maar je kunt het de softwareproducenten ook niet verbieden om videogames te maken.” Is er in de Amerikaanse sport überhaupt plaats voor overheidsinterventie of wordt ze volledig aan de markt overgelaten?

Philip Kotler.

Philip Kotler: “Voorzover ik weet bemoeit eigenlijk alleen de lokale (stads)overheid zich met de organisatie en infrastructuur van sport in

De verhuizing van de Dodgers naar Los Angeles liet in Brooklyn een grote leegte achter. de VS. Dat varieert van het sponsoren van stadsmarathons en buurtcompetities tot het bouwen van stadions en binnenhalen van grote evenementen. Maar zelfs als we het over stadsbeleid hebben, denk ik dat het accent toch vaak ligt op het organiseren van sportevenementen die op zichzelf toch weer onderdeel van marketingdoelstellingen zijn, zoals het verkopen van de stad, of het binnenhalen van zakelijke of toeristendollars.” In hoeverre staat de lokale overheid aan de kant van de burger? De meeste professionele sportteams zijn privéondernemingen, geen clubs die bestaan uit leden. Als deze teams het stadsbestuur vragen een nieuw stadion te bouwen, worden daar publieke middelen voor gebruikt. Je leest in de media dan dat de eigenaren dreigen het team naar een andere stad te verplaatsen. wanneer het stadion er niet komt. Hoe verantwoordt het stadsbestuur dergelijke beslissingen? Wat is de toegevoegde waarde van sportfranchises voor een stad? Philip Kotler: “Dat debat is al vele jaren gaande. En de teams halen natuurlijk alles uit de kast om te beargumenteren dat ze een significant positieve bijdrage leveren. De meeste economische impactstudies tonen echter aan dat de financiële voordelen verwaarloosbaar zijn, zelfs vaak negatief. Dus moet je het over een andere boeg gooien.” Irving Rein noemt op dit moment het voorbeeld van Brooklyn: “Je kunt gerust stellen dat sinds het vertrek van de Dodgers [het honkbalteam dat nu als LA Dodgers Los Angeles als thuisbasis heeft, HW] in Brooklyn een cultuur van klagen en teleurstelling is ontstaan. Het is alsof Brooklyn stierf op die dag en de mensen sindsdien alleen nog maar kunnen praten over de goede oude tijd, de dagen dat de Dodgers nog onderdeel van hun leven waren. Brooklyn degenereerde van wereldstad tot een armzalige regionale stad zonder ziel, alleen omdat een honkbalteam van Brooklyn naar LA verhuisde.”

Kotler: “Ik heb veel onderzoek verricht in relatie tot de marketing van musea, waarbij wat de financiering van musea betreft dezelfde vragen gesteld moeten worden. Natuurlijk kun je uitrekenen dat een museum een bepaalde economische bijdrage levert, dat het toeristen trekt. Anderen zullen zeggen dat er een nieuw congrescentrum gebouwd moet worden, omdat dat nog meer zakelijke dollars naar de stad brengt. Uiteindelijk ben ik van mening dat wat sport betreft de maat waarmee gemeten wordt een zachte maat moet zijn, niet een van economische bijdragen maar veel meer op het niveau van een collectief gevoel. Misschien verlies je veel geld met het bouwen van een stadion, maar wellicht verlies je nog veel meer door het niet te doen. Je ziet het nu ook in Azië en het Midden-Oosten, daar bouwen ze de mooiste stadions – om evenementen binnen te halen, maar vooral om gewoon zichzelf als stad op de kaart te zetten.” Werkt dat nog voor Amerikaanse steden? Jezelf op de kaart zetten door middel van bijvoorbeeld de Olympische Spelen? Philip Kotler: “Samen met mijn medeauteurs ben ik van mening dat de aantrekkelijkheid van grote evenementen zoals de Spelen zal verminderen. Om de simpele reden dat er steeds meer concurrentie van andere aantrekkelijke sporten en sportevenementen zal ontstaan. En ook omdat een statisch evenement zoals de Olympische Spelen niet flexibel genoeg kan inspelen op de steeds sneller veranderende interesses van jonge mensen – markt en basis voor de Spelen over acht of twaalf jaar. Het ligt er natuurlijk aan waarvoor je dergelijke evenementen wilt gebruiken. Zo heeft Chicago zich kandidaat gesteld. Wij denken dat dat verspilde energie is, omdat Chicago als wereldstad al bekend genoeg is en al in het bezit is van prachtige sportfaciliteiten. Voor andere, minder bekende steden is die situatie misschien anders. Het blijft altijd de vraag wat je qua positionering en ontwikkeling wilt bereiken. Toch weer een marketingvraagstuk ben ik bang...” Zie verder pag. 18


Pagina 18

Editie 1 Jaargang 1

Vervolg van pag. 17 Hoe belangrijk is sportmarketing? Is marketing een inherent positieve activiteit of kun je ook te ver gaan in je ambitie om zo veel mogelijk van je producten te willen verkopen? Philip Kotler: “Dat is een hele grote vraag, die je stelt. We kunnen onderscheid maken tussen marketing en verkopen. Marketing is veel meer dan verkopen, je kunt goede en slechte dingen marketen. Als ik met CEO’s praat over de rol van marketing in hun organisaties, krijg ik vaak als antwoord dat ze dat overlaten aan de mensen die ze in dienst nemen om public relations te managen en reclame te maken. Dat is het laagste niveau van marketingbegrip. Je hebt ook CEO’s die me vragen ze te helpen om een marketingplan te schrijven

GLOBAL waarin de producten, plaats, prijs en promotie bekeken worden. Dat is al beter. Dan zijn er de CEO’s die me vertellen dat marketing te maken heeft met segmentatie, positionering en doelgroepbenadering. In die opvatting zijn marketeers de mensen in de organisatie die werken aan het merk en die de CEO’s vertellen op wie ze zich in de markt moeten richten. Ten slotte zijn daar de verlichte bazen van grote bedrijven, en dit zijn er niet zo veel, die me vertellen dat marketing ten grondslag ligt aan alle business die het bedrijf doet, dat alles en iedereen in het bedrijf alleen maar aan de klant denkt en dat het hele bedrijf doordrongen is van het feit dat je bezig bent een markt zo goed mogelijk te bedienen. Ik denk, maar ik ben aardig nieuw in de sport, dat de meeste sportorganisaties zich nog op niveau 1 bevinden, van de harde verkoop en reclame

SPORTS

maken. Natuurlijk zijn er uitzonderingen – Manchester United en een paar football- of baseballteams hier in Amerika zullen wel op niveau 3 of 4 functioneren. Maar ik zie nog geen enkele sport of club die op dezelfde manier werkt als bijvoorbeeld casino’s. Als je casino’s bestudeert, kom je erachter dat die alles, echt alles van hun belangrijke klanten weten. Hun achtergrond, hoe ze gokken, hoeveel ze gokken, waarom ze gokken, in welke omgeving ze het meeste uitgeven, en ga zo maar door. Zo zie ik sportorganisaties nog niet met marketing omgaan. Sport is toch een radicaal andere business. Je hebt veel minder invloed op de kwaliteit van het product dat je aanbiedt aan de klant. Sterker, die onzekerheid over de kwaliteit leidt juist tot de productie van een spannende

wedstrijd. Zonder die onzekerheid heb je geen sportproduct. Philip Kotler: “Ik denk dat in de meeste sportorganisaties bij het bepalen van een marketingstrategie de macht nog te veel bij de uitvoerders ligt, bij degenen die het product produceren, de trainers en ook bij de bestuurders. Waar het om gaat: Geef je degenen die verantwoordelijk zijn voor de marketing van de organisatie de mogelijkheid om mee te bepalen wat de inhoud van de merkboodschap van het sportbedrijf moet zijn? Mogen marketeers meebeslissen over de speelstijl van een team, omdat dat iets zegt over je merkidentiteit, of welke spelers er aangetrokken zullen worden, omdat ze wel of niet passen in de merkstrategie van de organisatie? Marketingmanagers van musea hebben weinig tot niets in de melk te brokkelen waar het

www.sportenstrategie.nl gaat om de aanschaf van kunst, en de uitbreiding en positionering van de gehele collectie. En in de wereld van het theater is het de artistiek directeur die de beslissingen neemt met betrekking tot de voorstellingen en de artiesten die worden aangetrokken, niet de marketingmanagers. Toch zijn zij verantwoordelijk voor de boodschap die naar de klanten gecommuniceerd wordt. In de kunst- en theaterwereld zijn de marketingmanagers slechts uitvoerders op niveau 1: al dan niet uitstekende communicatoren op het gebied van public relations en reclame. Als er geen geld binnenkomt, is het de fout van de marketingmanager, maar die heeft geen invloed op hoe het dan wel moet. Ik krijg de indruk dat het in de sport niet veel anders is. Marketing is nog niet belangrijk genoeg gemaakt.”

Boekbespreking: The Elusive Fan

Sportmerken opnieuw uitvinden in een krappe markt

Een boek waar marketinggoeroe Philip Kotler zijn naam aan verbindt, trekt onmiddellijk extra aandacht, temeer daar Kotler zijn werkterrein tot nu toe nog niet had verlegd naar het terrein van de sportmarketing. In dit boek, met als hoofdtitel The Elusive Fan, vrij vertaald ‘De Ongrijpbare Fan’, koppelt Kotler zijn generieke marketingvernuft aan de inzichten van de hoofdauteur van het boek, hoogleraar communicatiekunde en sportfanaat Irving Rein en diens onderzoeksstudent Ben Shields.

rust. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de honderden televisiekanalen die football-, voetbal- en cricketwedstrijden uitzenden; de miljoenen sportwebsites, met pooltjes, informatie van deskundigen en online-webcasts; en het groeiende aantal hyperrealistische sportgames.” De concurrentie in de entertainmentbedrijfstak is moordend en alleen sporten en sportorganisaties die zich via hun sterke merk weten te onderscheiden en positioneren, zullen overleven.

Door Hans Westerbeek Gefundeerde kennis en vooruitziende blik Omdat geen van de auteurs zich in zijn academische carrière specifiek heeft beziggehouden met onderzoek op het gebied van sportmanagement en sportbusiness, moet ik eerlijk toegeven dat ik het boek op voorhand met enig cynisme ter lezing nam. Zou dit de zoveelste poging zijn van generieke business-wetenschappers die willen meeliften op de enorme populariteit van toegepast onderzoek in de intrigerende wereld van de commerciële sport? Niets bleek minder waar. Toegegeven, Northwestern University is niet de eerste de beste universiteit en van Philip Kotler mag je verwachten dat hij weet waar hij het over heeft. In dit boek geven de auteurs niet alleen blijk van gefundeerde kennis op hun respectievelijke vakgebieden communicatie en marketing, maar ook van intelligente en vooruitziende toepassing van die kennis op het gebied van de sportmarketing. De titel van het boek is in die zin een ongelukkige keuze, omdat het boek eigenlijk niet over de ongrijpbare fan gaat. Het gaat veel meer over het managen van het merk sport, of nog beter, brand management in de wereld van de sport. Hierbij positioneren de auteurs de sportfan van de 21ste eeuw als een grillige, minder loyale fan (klant) die gericht is op het consumeren van snelle en spannende sportervaringen. Tijdens deze ervaringen wordt sportinformatie via ‘multikanalen’ tot zich genomen – denk hierbij aan televisie, mobiele telefoon, internet, podcasts en ook nog ‘live’. In een tijd waarin multimedia-integratie de sportfans van Generatie Y doet opgroeien als uitstekende ‘multitaskers’ die constant

The Elusive Fan Reinventing sports in a crowded marketplace Irving Rein, Philip Kotler en Ben Shields McGraw-Hill, New York, 2006 kiezen uit informatie-overload in alle mogelijke vormen en formats, wordt het voor de sportmanager steeds moeilijker om de aandacht van de sportfan te concentreren op de traditionele sportproducten en die vast te houden. Sterk merk als overlevingsstrategie Zo beschrijven de auteurs een gewone zaterdag in oktober, in Chicago, in het land met het meest professionele en commerciële sportaanbod in de wereld, de Verenigde Staten van Amerika. “Op de televisie vandaag twee playoffwedstrijden in de Major League Baseball, twee oefenwedstrijden

in de National Basketball Association, veertien wedstrijden collegefootball, vijf golftoernooien, een National Hockey League-wedstrijd, een internationale paardenrace, twee Nascar-races en acht National Football League-wedstrijden op tv. De football-teams van de University of Illinois en Northern Illinois University en de Chicago Wolves (ijshockey) spelen thuiswedstrijden. Hawthorne Race Course heeft een vol programma en er is draverij in Balmoral Park. Verder zijn er 29 highschool-football-wedstrijden, alsmede de laatste ronde van het schoolgolftoernooi van Illinois. In praktisch elke buurt van Chicago worden vandaag jeugd- en amateurwedstrijden afgewerkt. En de Chicago Bulls, Bears, Blackhawks en Northwestern Wildcats? De Bulls speelden gisteren een thuiswedstrijd, de Bears spelen morgen thuis, de Blackhawks spelen uit en de Wildcats hebben een weekje

De kracht van het boek ligt in het feit dat de sportfan vanaf het begin als klant gezien wordt. Door dit consequent te doen, leggen de auteurs bloot waar het aan schort in de wereld van sport en business: vaak wordt nog niet geaccepteerd dat sport en business kunnen samengaan. Het is dan ook niet vreemd dat het juist Amerikanen zijn die er in hun geschreven werk simpelweg van uitgaan dat indien je sport als business definieert, je er dan ook gewoon als in elke andere business zakelijke principes op moet loslaten. Voor niet-Amerikaanse managers in de sport kan dit boek een openbaring zijn. Niet alleen waar het gaat om de zakelijke basishouding ten aanzien van sport, maar ook vanwege het feit dat ontwikkelingen in de Amerikaanse sportmarkt zo’n vijf tot tien jaar vooruitlopen op wat er onherroepelijk in de rest van de zakelijke sportwereld te gebeuren staat. Het is dus alsof je een boek over de toekomst leest, een toekomst die zich aan de andere kant van de Atlantische Oceaan al afspeelt. Opbouw en inhoud Het boek is verdeeld in drie delen. In het eerste deel is de aandacht gericht op de sportfan, wordt er even teruggekeken in de tijd om te zien waar het ook alweer allemaal begon, en worden verschillende generaties van sportfans onderscheiden om uiteindelijk bij de huidige fans, de highlight-generatie, uit te komen. Tevens worden in dit eerste deel de zogenaamde fan connectors onderscheiden, waarmee de merkenbouwers van de 21ste eeuw aan de slag moeten om sterke en voor de fans relevante sportmerken te ontwikkelen. Met deze informatie gaan de auteurs in het tweede deel in op hoe bestaande sportmerken zichzelf kunnen herdefiniëren. Zo

kunnen ze zorgen dat hun ‘macht’ over de grillige sportfan behouden en uitgebouwd wordt om zo te werken aan een dynamische communicatie- en sales-strategie. Hierbij worden zowel de theoretische standaarden als innovatieve toepassingen van branding-theorie uit de kast gehaald. Een sterk punt van het boek is de veelheid van voorbeelden uit de Amerikaanse (en soms internationale) sportwereld. Deze voorbeelden zijn geen oppervlakkige beschrijvingen van marketing toegepast op sport, maar zeer inzichtelijke en soms grondig geanalyseerde voorbeelden uit de sportbusinesspraktijk. De vier hoofdstukken in dit deel gaan gedetailleerd in op de verschillende stappen die sportmanagers of brand managers moeten nemen om hun sportmerk te transformeren. Een minder sterk punt van het boek is dat er binnen de verschillende hoofdstukken verschillende stappenplannen binnen stappenplannen ontstaan, waardoor de lezer de draad wel eens zou kunnen kwijtraken.

In het laatste deel van het boek keren de auteurs terug bij de fan en beschrijven ze waarom de connectie met de fan aan het vervagen en verbrokkelen is. Deze inzichten worden gevolgd door enkele strategieën die de sportmanager voorbereiden op deze ontwikkeling en die hem een idee geven hoe hij op het onvoorspelbare fangedrag kan reageren. Het boek wordt afgesloten met een aantal succesverhalen van sportmerken die zich ook in de 21ste eeuw met volle kracht vooruit bewegen, en door toepassing van branding-strategieën zoals beschreven in het boek de concurrentie voor zijn gebleven. Nederlandse vertaling Het boek leest niet gemakkelijk weg voor diegenen onder u die het Engels niet geheel machtig zijn. Ondanks het feit dat de vele sportvoorbeelden de vaak academisch aandoende schrijfwijze prettig onderbreken, zal het voor menigeen een redelijk zware opgave zijn het boek binnen afzienbare tijd uit te lezen. Het doet mij dan ook veel genoegen dat Arko Sports Media de Nederlandse rechten van het boek heeft gekocht en mij heeft uitgenodigd om een aangepaste vertaling van dit uitstekende werk tegen het einde van 2007 op de Nederlandse markt te brengen.


Pagina 20

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

www.sportenstrategie.nl

Ongelijkheid in Europees voetbal g

Het tegendeel had wellicht verbaasd, maar de achterstand van de Nederlandse voetbaleconomie op de grote Europese voetballanden is weer eens toegenomen. Dat blijkt uit de 2006 Annual Review of Football Finance van Deloitte. Door Hans Vandeweghe 12,6 miljard euro was het Europees voetbal waard in 2006, een stijging van 1 miljard euro, te wijten aan de World Cup en zeven procent inkomstenstijging van de grote vijf voetbalcompetities. In 2006 ging er 318 miljoen euro om in het Nederlandse eredivisievoetbal, terwijl de Premier League toen 2 miljard euro liet rollen. Dit seizoen zetten de Engelsen 2,5 miljard euro om, dankzij een verbeterd tv-contract. De Eredivisie houdt het op 368 miljoen euro, zeven keer minder. Exact tien seizoenen geleden was de Eredivisie nog een kwart waard van de Premier League. Nederland hoort niet in serieus financieel verslag In de editie van 2002 kwam Nederland voor de laatste keer voor in het jaarlijkse rapport, en nog wel met desastreuze cijfers voor de seizoenen tussen 1996 en 2000. Behalve in seizoen 1996/1997 zou het Nederlands voetbal volgens (toen nog) Deloitte & Touche geen enkele keer winst hebben gemaakt. Hoofd van de sportafdeling Gerry Boon had toen al twijfels: “België hebben we nooit behandeld omdat de financiële rapportage daar een grote janboel is, maar stilaan krijg ik ook de indruk dat Nederland niet in een serieus financieel verslag thuishoort.”

Nederland was ooit de zesde voetbaleconomie van Europa, maar Rusland komt nu meer in de buurt

Een jaar later verdween Nederland uit het cijfergedeelte van de Annual Review, net als alle andere zogeheten mid-size leagues. “Niet relevant en te onbetrouwbaar”, oordeelt Dan Jones nu. Hij heeft Boon drie jaar geleden opgevolgd en denkt er niet aan om zijn rapport uit te breiden naar landen buiten de G5, die bestaat uit Engeland, Italië, Spanje, Duitsland en Frankrijk. “Het belang van kleine landen is verwaarloosbaar. Nederland was ooit de zesde economie onder de voetballanden van Europa, maar wellicht komt Rusland nu meer in de buurt.” Nederland was in het nieuwste rapport wel een lijntje commentaar waard: met 355 miljoen euro (een bedrag verkregen van de KNVB, aldus Deloitte) is Nederland nog steeds de eerste achtervolger voor de zwakste van de G5, Frankrijk. De Ligue 1 zag de inkomsten datzelfde seizoen stijgen tot 910 miljoen euro.

Veel volk over de vloer betekent niet noodzakelijk goede financiële cijfers Uit de Europese voetbaltaart op pagina 21 blijkt dat de Premier League, Serie A, Primera División, Bundesliga en Ligue 1 samen meer dan de helft van de Europese voetbaleconomie vertegenwoordigen. De subtop (vanaf tweede klasse en lager) is in die vijf grote voetballanden economisch meer waard dan alle topdivisies samen van de resterende 47 landen die bij de UEFA zijn aangesloten (waaronder de Eredivisie). De vijf rijkste voetbaleconomieën hebben 68 procent van al het voetbalgeld in handen. De 47 andere voetbaleconomieën moeten het doen met zeventien procent en dat is precies evenveel als de twintig clubs uit de rijkste

aller voetbalcompetities, de Premier League. Stadionbezoek geen garantie voor klinkende financiële cijfers De grote drie in Nederland moeten eigenlijk alleen maar voor de Europese top onderdoen inzake tv-rechten. Hun fanbase staat en ze halen veel volk naar hun stadions. In een tabel van footballeconomy. com stond Ajax vorig jaar met een gemiddelde van 48.610 toeschouwers op de veertiende plaats in Europa. Manchester United spande de kroon: in het uitgebreide Old Trafford zitten elke week 75.800 mensen. FC Barcelona is een goede tweede met 74.000 toeschouwers. Veel volk over de vloer betekent niet noodzakelijk goede financiële cijfers. Borussia Dortmund – nummer drie – trekt wekelijks 72.800 bezoekers en ging toch bijna failliet. Zo staat ook Feyenoord met 40.910 toeschouwers in de top dertig van footballeconomy.com; in het verleden niet bepaald een voorbeeld van goed financieel beheer. Maar stadionbezoek is relatief. Het zogeheten matchday income (kaartverkoop en consumptie in het stadion) maakt alleen in Engeland maar liefst 33 procent uit van de inkomsten. De gemiddelde bezoeker in de Engelse Premier League geeft 51 euro per wedstrijd uit. In Nederland is dat tot nader order niet berekend, maar dat zal dichter bij het Franse bedrag liggen (16 euro) dan bij dat van Spanje, dat met 33 euro per bezoeker per wedstrijd een waardig nummer twee is, maar ver achterblijft op de Premier League. Economische afstand door schaalgrootte markt De grote verschillen in het Europees voetbal komen voor rekening van de televisie-inkomsten. De Franse clubs creëren de economische afstand met Nederland door hun gigantische tv-contract

van 600 miljoen euro per seizoen. Nederland moet het met 72 miljoen euro stellen (België zelfs maar met 36 miljoen euro). Net als de tv-inkomsten hangen sponsoringinkomsten af van de schaalgrootte van de markt. Ook van de bedragen die in het buitenland worden betaald voor shirtreclame, kunnen de grootste Nederlandse clubs alleen maar dromen. De Europese toppers krijgen van hun commerciële partners meer dan het hele budget van Ajax of PSV. Opvallend in Europees verband is het terugdringen van de salariskosten.

Enkele jaren geleden bedroeg die in Italië nog 90 procent van de begroting. Na vier dalingen op rij zit de Serie A nu aan een gezonde 58 procent. Duitsland is de beste leerling van de klas met 48 procent en Frankrijk zit op 59 procent. De Fransen hebben het verbeterde tv-contract niet gebruikt om hun spelers beter te betalen of duurdere spelers aan te trekken, maar om uit de rode cijfers te geraken. De Serie A draait momenteel breakeven, terwijl Engeland (220 miljoen euro), Duitsland (72 miljoen) en Frankrijk (37 miljoen) nu winst

Begrotingen per land 1995-2008. 95-96

96-97

97-98

98-99

99-00

00-01

01-02

02-03

03-04

04-05

05-06

06-07

07-08

Engeland

In miljoen €

513.00

687.00

861.00

969.00

1117.00

1356.00

1638.00

1802.00

1918.00

1929.00

1994.00

2120.00

2555.00

Italië

452.00

551.00

650.00

714.00

1059.00

1151.00

1127.00

1162.00

1153.00

1336.00

1399.00

1140.00

1500.00

Spanje(1)

328.00

524.00

569.00

612.00

722.00

676.00

776.00

847.00

953.00

1029.00

1158.00

1330.00

1360.00

Duitsland

373.00

444.00

513.00

577.00

681.00

880.00

1043.00

1108.00

1058.00

1236.00

1195.00

1290.00

1290.00

Frankrijk

277.00

293.00

323.00

393.00

607.00

644.00

643.00

689.00

655.00

696.00

910.00

940.00

945.00

Nederland

121.00

147.00

162.00

179.00

235.00

249.00

312.57

316.10

301.60

307.30

317.90

342.40

368.00

60.66

69.66

87.84

92.34

106.20

108.90

131.58

134.46

127.89

125.47

137.30

147.75

162.70

Belgie

Gemiddeld clubbudget per land 1995-2006. In miljoen €

95-96

96-97

97-98

98-99

99-00

00-01

01-02

02-03

03-04

04-05

05-06

06-07

07-08

Engeland

25.65

34.35

43.05

48.45

55.85

67.80

81.90

90.10

95.90

96.45

99.70

106.00

127.75

Italië

25.11

30.61

36.11

39.67

58.83

63.94

62.61

64.56

64.06

66.80

69.95

57.00

75.00

Spanje

14.91

23.82

28.45

30.60

36.10

33.80

38.80

42.35

47.65

51.45

57.90

73.89

68.00

Duitsland

20.72

24.67

28.50

32.06

37.83

48.89

57.94

61.56

58.78

68.67

66.39

71.67

71.67

Frankrijk

13.85

14.65

17.94

21.83

33.72

35.78

35.72

34.45

32.75

34.80

45.50

47.00

47.25

Nederland

6.72

8.17

9.00

9.94

13.06

13.83

17.36

17.56

16.76

17.07

17.66

19.02

20.44

Belgie

3.37

3.87

4.88

5.13

5.90

6.05

7.31

7.47

7.11

6.97

7.63

8.21

9.04


SPORT&STRATEGIE Play-offs nieuwe stijl: meer strijd, meer inkomsten Editie 1 Jaargang 1

www.sportenstrategie.nl

roter dan ooit

maken. Voor Spanje durft Deloitte niet met cijfers te komen, omdat de helft van de (kleinere) clubs geen betrouwbare financiële informatie geeft.

Zoals uit de tabellen met de gemiddelde begrotingen van Europese topclubs kan worden opgemaakt, zal de Premier League dit jaar de kloof met de andere Europese landen vergroten. Tot vorig seizoen werd in Frankrijk meer betaald voor de lokale tv-rechten dan in Engeland. De Premier League was wel wereldwijd nummer één door de internationale verkoop van wedstrijdbeelden. Dit seizoen zal ook de verkoop van de tv-rechten nationaal boomen (met dank aan Setanta en BskyB) naar een ongeziene 1,2 miljard euro. Deloitte berekende dat de Engelse topdivisie dit seizoen 2,5 miljard euro aan inkomsten zou boeken; 1 miljard meer dan de Serie A, die bij het begin van deze eeuw ongeveer evenveel waard was. Sinds de Premier League werd opgericht, vijftien jaar geleden, is de economische waarde elk jaar met vijftien procent gestegen. Geen enkele competitie wereldwijd presteerde beter.

3% Andere divisies niet-G5-landen

14% Topdivisies niet-G5landen

15%

53%

Van de bedragen die in het buitenland worden betaald voor shirtreclame, kunnen de grootste Nederlandse clubs alleen maar dromen

Andere divisies G5

Topdivisies G5

15% UEFA/FIFA/ nationale bonden

Door Ernst Bouwes Om het Nederlandse eredivisievoetbal spannender en commercieel aantrekkelijker te maken, introduceerde de ECV in 2005 de play-offs om Europees voetbal. De KNVB en de clubs zeggen zeer tevreden te zijn over de afgelopen twee uitvoeringen, maar het publiek is sceptisch. Feyenoord en Ajax konden hun stadions in de eerste rondes maar half vullen, terwijl de strijd om één Intertototicket tussen de nummers tien tot en met dertien in de eindklassering niemand tot de verbeelding sprak. Paul Rump, mededirecteur bij sportinformatieleverancier Infostrada Sports, meent dat de play-offs niet rationeel zijn opgezet, hetgeen zowel tot sportieve als commerciële schade leidt. “De nummer twee van de reguliere competitie kan een UEFA Cupticket mislopen ten koste van de reguliere nummer tien. Zoiets is voor het grote publiek onbegrijpelijk. Het is voor de competitie beter om de positie op de ranglijst belangrijker te maken. Nu maakt een tweede of vijfde plaats en een zesde of negende weinig uit. Ik heb een tegenvoorstel ontwikkeld. Daarin spelen de nummers drie en vier tegen elkaar, waarvan de winnaar de nummer twee uitdaagt voor het kwalificatieticket voor de Champions League. Alle drie spelen zeker Europees voetbal. Eén UEFA

Cup-ticket komt bij de bekerwinnaar terecht. Om de resterende UEFA Cup-plek spelen de overige clubs uit het linkerrijtje. We beginnen met duels tussen de nummers zeven en acht. De winnaar ontmoet nummer zes en daaruit komt de uitdager voor de nummer vijf. In deze laatste play-off gaat de verliezer naar de Intertoto. Zo loopt de spanning op, gaat elke strijd om een plek op de ranglijst en heeft de hoogst geklasseerde ploeg een beschermde status.” Rump schaft de strijd tussen de nummers tien tot en met dertien om een plaats in de Intertoto af en ziet liever een play-offsysteem rond degradatie vanaf nummer veertien. “Dat zullen niet alle clubs leuk vinden vanwege het degradatierisico,

(Advertentie)

Basiscursus Sport, Sponsoring en Media

Cursusleider Marcel Beerthuizen - TBWA\Brand Experience Company Gastsprekers o.a. Heleen Crielaard - Rabobank Nederland en Henk Eijsing - Heineken International Data: 10 en 11 december 2007 Hotel Congrescentrum De Leijhof te Oisterwijk Meer informatie: www.sportenstrategie.nl Vorige editie beoordeeld met een 8,5

Hans Vandeweghe is chef sport van De Morgen. Morgen

Voetbaleconomieën in en buiten de G5-landen.

Van ‘sponsorship’ naar ‘ownership’

Onlangs besloten enkele toppers uit de sportwereld tot oprichting van een zogeheten ‘League of Experience’ om “samen beter te worden”. In het bestuur bekende namen als initiatiefnemer Michael van Praag, bondscoach Marco van Basten, topcoach Guus Hiddink, KNVB-directeur Henk Kesler, professor Heiko van Staveren (in zijn functie van voorzitter van de licentiecommissie), Frank van den Wall Bake en journalist Humberto Tan. Frank van den Wall Bake geeft alvast een schot voor de boeg en richt in dit eerste nummer van Sport & Strategie zijn vizier op de rol van sponsors in het voetbal. Door Frank van den Wall Bake Sport claimt modern te zijn. Een fenomeen van deze tijd, van snelheid, dynamiek en eigentijdsheid. Welnu, ik ken geen conservatievere wereld dan die van de sport. En om het nog erger te maken, de voetbalwereld loopt daarin voorop. De wereld van sport – en ik generaliseer natuurlijk – is halsstarrig, achterdochtig. Men denkt altijd in de halfleeg- (in plaats van halfvol-) sfeer en ziet elke inbreng, anders dan geld, als een zagen aan stoelpoten. De sportwereld is misplaatst

Pagina 21

arrogant en altijd defensief, terwijl we het er toch allemaal over eens zijn dat het ‘product’ offensief moet zijn. De aanval is immers de beste verdediging. Toch is de sportwereld is groot en machtig. Ondanks het kwalitatief beperkte management. Ondanks alle ongein, de vele meelopende verkeerde types, de veelvuldig voorkomende egotripperij. Sport floreert als nooit tevoren. Sport heeft zo veel krediet, dat het alle ongein lachend weerstaat. Sport is van ons allen. Het haalt dagelijks de voorpagina’s en de waarde ervan

overstijgt (nog steeds) de prijs die je ervoor betaalt.

Waar gaat dat naar toe? Hoe ziet de sport er, met alle positieve en negatieve ontwikkelingen, over pakweg een jaar of tien uit? Ik concentreer mij in deze analyse vooral op geldstromen, op mediaontwikkelingen, op sponsoring en op de niet onbelangrijke vraag wie straks eigenaar is van de sport in het algemeen en van voetbal in het bijzonder. Waarom voetbal in het bijzonder? Omdat voetbal ’s werelds grootste sport is en dus een trendsettende rol vervult. In willekeurige volgorde zie ik de volgende ontwikkelingen voor de toekomst: 1. Individuele spelers zullen (al dan niet via hun zaakwaarnemers) in de toekomst nadrukkelijk mee willen eten uit media- en/of sponsor-

inkomsten. En dan niet alleen collectief, maar op basis van individuele waarde voor de werkgever (lees: club). In andere sporten (voorlopig nog individuele sporten) is dit al een feit. Denk aan Tiger Woods in golf, Roger Federer en Rafael Nadal in het tennis, maar ook wielrenners, zwemmers en sterren in de atletiekwereld. Het is een publiek geheim dat wereldtoppers als Tiger Woods en Roger Federer op vele plaatsen bonusbetalingen krijgen op basis van televisiekijkcijfers. Waarom zouden Ronaldinho, Rooney, Van Nistelrooy en Kaká dat ook niet willen? 2. Televisierechten zullen op korte termijn aan kijkcijfers worden gekoppeld en voor wat de samenvattingen op het open net betreft, sterk gaan dalen. ‘Live’ rechten (betaaltelevisie) zullen aanzienlijk meer gaan opleveren en pay-perview (je betaalt voor wat je kijkt) zal aan belangrijkheid winnen. Op

de lange termijn zullen de nieuwe media ( de You Tubes”van deze wereld) ‘deals’ maken met clubs over rechten, die in voorkomende gevallen zelfs gratis zullen zijn, waarbij de club mee gaat delen in de opbrengsten van adverteerders op sites die door een miljard mensen (of meer) bekeken gaan worden. In dit verband is het treffend te constateren dat Google in Engeland dit jaar 1,5 miljard euro aan reclamegelden int en dat de grootste commerciële zender ITV (die veel voetbal uitzendt) ‘slechts’ 470 miljoen euro bij elkaar sprokkelt. Vergeet niet dat de sponsors van een club uiteindelijk ook profiteren van deze ontwikkeling. Immers, hoe meer kijkers, des te beter dat is voor hen. 3. Ik sluit niet uit dat de Nederlandse clubs in de komende biedingsronde (dit najaar) het Zie verder pag. 22


Pagina 22

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE Dat een instituut als Ajax of Feyenoord op een gegeven moment in het bezit komt van een vermogende meneer, een private equity fund of een bedrijf als Endemol, Disney of Bertelsmann, staat voor mij vast

Vervolg van pag. 21 ‘livesignaal’ in eigen beheer gaan verkopen (AZ heeft al zoiets geroepen), tenzij de Eredivisie CV erin slaagt een betaalsysteempartner te vinden die bereid is te investeren. Voorwaarde zal minimaal zijn dat de samenvattingen op het open net op zondag 19.00 uur zullen worden beperkt tot bijvoorbeeld drie minuten per wedstrijd en dat ze zullen verhuizen naar zondagavond laat. Het tweede en derde uitzendrecht van de samenvattingen zullen in eigen beheer worden verkocht, evenals de internet-, de mobiele en de regionale televisierechten. 4. Ook in Nederland zullen wij binnen niet al te lange tijd worden geconfronteerd met rijke meneren. Niet in de league van heren als Roman Abramovitsj (Chelsea), Malcolm Glazer (Manchester United), Tom Hicks (Liverpool), Randy Lerner (Aston Villa), Thaksin Shinawatra (Manchester City), Silvio Berlusconi (AC Milan), Eggert Magnússon (West Ham) en Alisher Usmanov (groot aandeelhouder van Arsenal), maar dat een instituut als Ajax of Feyenoord op een gegeven moment in het bezit komt van een vermogende meneer, een private equity fund of een bedrijf als Endemol, Disney of Bertelsmann, staat voor mij vast. Laten we in dit verband ook vooral niet het sprekende voorbeeld van AZ en Dirk Scheringa vergeten. Niets zal op een gegeven moment de weg van ‘sponsorship’ naar ‘ownership’, waar het al niet het geval is, in de weg staan. Wat denkt u bijvoorbeeld dat Gazprom, het Russische staatsbedrijf en de grootste gasleverancier ter wereld, voor ogen heeft met de shirtsponsoring van Schalke? Vijf jaar voor ruim 110 miljoen euro – dat is geen beslissing op basis van promotie, dat is een beslissing op basis van puur business. Sponsoring schuift meer en meer op van promotion tool naar business tool. Of wat te denken van het Oostenrijkse gokbedrijf bwin (voorheen betandwin) dat een vierjarig miljoenenhoofdsponsorschap heeft getekend met Real Madrid? ’s Werelds grootste club is niets meer en niets minder dan een instrument voor het onlinegokbedrijf om miljarden mensen wereldwijd aan te sporen een wedje te doen. En hoe meer er wordt gewed, hoe

groter de bedragen zijn die naar de club gaan. 5. De macht van de clubs in het voetbalwereldje van UEFA en FIFA zal toenemen. Met behulp van hun sponsors of owners. Niets hoeft de grote clubs op dit moment al te weerhouden om uit de FIFA of de UEFA te stappen. Waarom zou bijvoorbeeld de top achttien van Europese clubs niet zijn eigen league starten, met eigen goedbetaalde scheidsrechters, mediacontracten, zenders en sponsors? Het zal ze oneindig veel meer opleveren dan wat zij nu krijgen, dat verzeker ik u. Wat houdt hen tegen? Op dit moment is dat de solidariteitsgedachte en ik hoop dat die nog lang overeind blijft. Maar ik vrees dat dat wishful thinking is. Niet voor niets is UEFA-baas Michel Platini koortsachtig bezig met een charmeoffensief. Meer clubs uit kleine landen in ‘zijn’ Champions League. Klinkt lief en allemachtig prachtig. Meer clubs leveren immers meer stemmen op en als je wat ‘kleinere’ clubs toelaat, dient dat als evenwicht voor de machtige clubs. Hij ziet de bui van te veel macht bij de grote clubs hangen. En als hij hem ziet hangen, dan geldt dat ook voor de akela der akela’s in het voetbal, Sepp Blatter. Als kampioen in het regisseren van zijn eigen wensen, spant FIFAbaas Sepp maatje Platini voor zijn wagen. Lukt het, dan staat Sepp straks vooraan. Lukt het niet, dan krijgt Platini de zwartepiet. Maar als FIFA en UEFA niet meer realiteitszin en meer begrip tonen (lees: als ze niet meer geld richting de clubs schuiven), voorzie ik dat de clubs hun eigen gang gaan, hetgeen overigens de doodsteek zal zijn voor UEFA en/of FIFA. Blatter en Platini zullen in dat geval namelijk moeten overgaan tot sancties en wat kunnen zij anders dan spelers uitsluiten van het spelen in nationale ploegen. En u en ik weten wat er met nationale ploegen gebeurt zonder de echte sterren. Want dat die sterren kiezen voor de clubs is evident. En geef ze eens ongelijk... Daar zit immers het grote geld, daar zit een salaris van een slordige 250.000 euro per week. Dat naïeve gedrag van Platini, waarin hij blijft roepen dat er meer clubs uit kleine landen in de Champions League moeten spelen, is in feite koren op de molen van de grote clubs. Platini reikt een stok aan om

Dirk Scheringa, de Nederlandse Abramovitsj. mee geslagen te worden. Hij ziet met zijn idealistisch, populistisch gezwets volstrekt over het hoofd dat dat streven onherroepelijk leidt tot minder in plaats van meer geld. Reden temeer om uit te stappen en het zelf te gaan doen. 6. Een nog niet genoemd aspect dat zeker niet vergeten mag worden, is het marktmechanisme, het mechanisme van vraag en aanbod, van overdosering. Het is niet leuk, noch lekker, om elke dag kaviaar te eten of Dom Perignon te drinken. Schaarste is een begrip dat we in elke consumentenbenadering moeten koesteren. Les één uit het Handboek Marketing: minder is meer. Minder voetbal is meer kijkers en meer kijkers betekent meer geld. Dit is een keiharde wet. Het is dan ook eigenlijk lachwekkend dat het Kijk en Luister Onderzoek van de NOS (KLO) bestrijdt dat we voetbalkijkers kwijt zijn. Vroeger trok een avond Europa Cup of Champions League met een Nederlandse club minimaal 4 miljoen kijkers. Als we er nu 2 miljoen hebben, mogen we blij zijn. Het KLO komt dan op de proppen met een totaal, een cumulatief cijfer.

Ja, dat haalt je de koekoek. Als je alle kijkers optelt, zit je hoger dan tien jaar geleden. Maar er zijn ook twintig keer meer wedstrijden op televisie. Het enige cijfer dat relevant is in deze, is het aantal kijkers per wedstrijd en dat is de afgelopen tien jaar bijna gehalveerd. Er is sprake van een absolute overdosering. Zelfs een junk als ik maakt tegenwoordig keuzes; ik maak mijn agenda alleen nog maar vrij voor de echte toppers. Is dat wat we willen? Nee, want de kijker dwingen een keuze te maken, leidt tot de harde consequentie dat de groten, de sterken en de rijken nog groter, sterker en rijker worden en de kleinen, de zwakken en de armen nog kleiner, zwakker en armer. En in de sport moet en mag het niet zo zijn dat de zwakken worden opgegeten door de sterken. De sport bestaat immers dankzij het competitie-element. Successen (sportief en financieel) in de sport zijn afhankelijk van een sterke en evenwichtige competitie. De groten, de rijken hebben dus de zwakken nodig. We moeten in sport dan ook niet praten over concurrentie, maar over competitie. Het jaar 2017. Hoe zal dat er uitzien? Is het voetbal dan in handen van het bedrijfsleven en entrepreneurs? Ik vrees van wel. Landenteams of clubteams? Ik denk dat de clubs de macht zullen hebben. Een WK voor clubs zal de plaats innemen van Blatters WK-feestje. Televisie zoals we het nu kennen, met vastgestelde programmering, zal niet meer bestaan. De kijker is

www.sportenstrategie.nl regisseur en kijkt wanneer en naar wat hij wil. Op zijn palmtop, zijn mobieltje, zijn TomTom of iets anders. Iets wat nog niet bestaat. En hij doet dat op afroep. Clubs zullen hun eigen zender (of zenders) hebben. Topclubs zullen multinationaal zijn en de hoofdinkomsten komen uit indirecte reclamegelden, merchandising en sponsoring (in die volgorde) en in mindere mate uit recettes. De grote clubs zullen een internationaal én een nationaal team hebben. Door de commercie bestuurde lichamen zullen de plaats innemen van UEFA en FIFA, die overigens wel blijven bestaan, maar meer een rol zullen hebben in de onderkant van de piramide. En dus zullen ze bestuurd worden door een ander soort mensen, dat begrijpt u. De Blatters van deze wereld zullen verdwijnen. En of dat goed is, is nog maar de vraag. Moeten we verdrietig zijn? Een beetje misschien. Maar weet u nog hoe heel Nederland op z’n achterste benen stond toen shirtreclame werd geïntroduceerd? En toen ik voor klant PTT Telecom (het huidige KPN) de Eredivisie omdoopte in PTT Telecompetitie? Zo zullen de hierboven geschetste veranderingen ook een stortvloed van op emotie gebaseerde reacties opleveren. Maar zijn we een halfjaar verder, dan is het gemeengoed. Het voetbal zal altijd blijven, maar de wereld waarin we leven dwingt veranderingen af. Veranderingen die niet altijd direct als positief worden gezien, maar het spelletje van elf tegen elf en degene die er meer inschopt dan de ander wint, blijft overeind. En straks genieten u en ik net zo veel van een WK voor clubs als we aanstaande zomer genieten van het EK voor landenteams.

Over Frank van den Wall Bake Frank van den Wall Bake (63) richtte in 1978 het sponsoradviesbureau Trefpunt op, dat onder zijn leiding in de jaren tachtig en negentig marktleider was en scoorde via trajecten als PTT Telecompetitie, Amstel Cup, SPA Regatta, Holland Heineken House, Shell Jeugd Voetbal, Rabo Wielerplan, Essent en schaatsen, en Volkswagen en NOC*NSF. In 2000 verkocht Frank ‘zijn’ succesrijke Trefpunt aan de Amerikaanse reclamegroep Young & Rubicam en nestelde hij zich in Hilversum met zijn nieuwe ‘winkel’ Van den Wall Bake Consult (www.vdwbconsult.nl). “Een klankbord voor sport, bedrijfsleven en media”, zoals hij het zelf noemt. Sinds 2000 is hij betrokken bij onder meer Aegon en schaatsen, Sponsor Loterij en schaatsen/ voetbal, Fortis en Feyenoord, PricewaterhouseCoopers en Oranje, Team Telfort, Unilever en NOC*NSF, en ABN AMRO in hockey/tennis.

UEFA-voorman Michel Platini tijdens de loting voor de Champions League in 2007.

Frank is columnist bij onder andere BNR Nieuws Radio en auteur van een eigen, maandelijkse nieuwsbrief, die regelmatig stof doet opwaaien in- en rond de sportvelden en bestuurskamers.


www.sportenstrategie.nl

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 23

Nooit meer die Mickey Mouse-competitie Tien commerciële groeifactoren voor Nederlandse betaaldvoetbalclubs

Drie van de vier clubs in de halve finale van de Champions League van vorig jaar waren afkomstig uit de Engelse Premier League, de competitie met het meeste geld en de beste spelers. De kloof in het Europese voetbal tussen rijk en arm, klein en groot, groeit. Nederlandse clubs vallen onmiskenbaar in de categorie ‘klein’ en ‘arm’. Maar in plaats van vluchten in het vertrouwde calimerocomplex, zouden ze bij zichzelf te rade moeten gaan. Voetbal is populair, het aantal toeschouwers groeit en groeit, en toch slagen Nederlandse clubs er maar mondjesmaat in deze trend te verzilveren. Welke (commerciële) kansen laten ze liggen? Een top tien van groeifactoren. Door Ernst Bouwes 1. Sponsoring De rek in de sponsoring van de eredivisieclubs bestaat nog steeds, meent Floris van Dam van het marketingbureau Sport+Markt, dat ieder halfjaar internationaal onderzoek doet naar de exposure van de sponsornaam op de shirts. “Ook in onze laatste peiling zijn de prijzen van shirtsponsoring weer hoger dan vorig seizoen. Sinds 2004 is de totale waarde van de eredivisieshirts met dertig procent toegenomen.” Bovendien doen de clubs vaak te weinig met hun hoofdsponsor, meent Norberth Korsmit van sportmarketingbureau Triple Double: “De meeste bvo’s [betaaldvoetbalorganisaties, EB] benutten maar een kwart van het potentieel in de relatie met hun sponsors. Wanneer deze kan profiteren van de toegevoegde waarde van de samenwerking via imago, bekendheid en vooral op zakelijk gebied, kan de club daar veel meer uithalen. Door het bewust en consistent activeren van het sponsorschap vliegt het rendement omhoog. Dat vertaalt zich in tevredenheid en een stijging in waarde van de sponsornaam. Dan is het een stuk makkelijker onderhandelen bij de volgende contractbesprekingen.” 2. De inkomsten uit televisierechten zijn te laag Binnenkort opent de tender voor uitzendrechten van het eredivisievoetbal over de periode 2008-2011. Nu betaalt RTL nog 38,5 miljoen euro per seizoen voor de samenvattingen en de vrijdagavondwedstrijden. Tele2 verzorgt het livesignaal tegen een bedrag van 30,5 miljoen euro. Ter vergelijking: een modale Premier League-club incasseert jaarlijks rond de 35 miljoen voor de liverechten. De voetbalbeleving in Engeland is anders, maar in ons land blijft de prijs in vergelijking tot de rest van Europa achter. In het verleden neigde de verkoper van de rechten (de KNVB, later de Eredivisie CV) naar een keuze voor de hoogste bieder, ook al waren dat starters als Sport7, Talpa en Versatel. Dat kwam de kwaliteit niet ten goede. Zeker voor de liverechten zou het beter zijn om te kiezen voor een ervaren partij, zoals Sport1, waardoor de kijker vertrouwen krijgt in het product en het hele land gedekt is, hetgeen met Versatel en Tele2 niet het geval was. Nu de stadions bij eredivisiewedstrijden vol zitten, zal de belangstelling voor de eredivisie op betaaltelevisie toenemen, mits gebracht in een aantrekkelijk en betaalbaar pakket, zonder technische en administratieve hinderpalen. Diversificatie via het aanbieden van de twaalf onderlinge wedstrijden van de top vier, of een pakket met alle duels van één club, kan het voor de thuiszittende supporter extra verleidelijk maken om in te springen. Daar mag de ECV best meer voor vragen dan 30 miljoen.

3. Meer publiek in de stadions In 2006 publiceerde wetenschapper Trudo Dejonghe samen met Sjef van Hoof en Thijs Kemmeren het onderzoek Voetballen in de kleine ruimte, naar de geografische marktgebieden en ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden voor clubs in het Nederlandse betaald voetbal. De auteurs maakten een gedetailleerde analyse van de invloedssferen van de verschillende clubs. Hoe groot is de groeipotentie in eigen omgeving? Voor Ajax, Feyenoord, FC Groningen en VVV-Venlo is deze het grootst. Bij Feyenoord vooral vanwege diens regionale uitstraling, terwijl Ajax nog vele supporters voor zich kan winnen in de eigen stad. Middelgrote steden als Roermond, Den Helder, Assen en de hele provincie Zeeland zijn nauwelijks vertegenwoordigd in de stadions. Voor nabijgelegen clubs ligt daar een aardige groeipotentie. Verder wil AZ, met het oog op een wachtlijst van 10.000 supporters, het onlangs gebouwde DSB Stadion uitbreiden naar een totale capaciteit van 40.000 toeschouwers en geeft de wekelijkse bezettingsgraad bij de eredivisieduels – die bijna altijd uitverkocht zijn – aan dat de markt verre van uitgeput is. 4. De recettes zijn te laag In 2001 publiceerde Deloitte & Touche een benchmarkonderzoek voor de KNVB, waarin het vaststelde dat er nog rek zat in de toegangsprijzen voor betaaldvoetbalwedstrijden. Sindsdien zijn veel stadions vernieuwd en zijn de dienstverlening en veiligheid verbeterd, terwijl de prijsstelling niet navenant is veranderd. ECV-directeur Frank Rutten ziet daarom potentie in de toename van de recettes. “Ten eerste blijkt uit onze marktervaring dat ondervraagden de prijzen van voetbalkaartjes te hoog schatten. We hoeven niet te streven naar de Engelse situatie waarin een gemiddeld individueel wedstrijdbezoek al gauw veertig pond kost, maar enige rek hebben de clubs nog wel. Ten tweede kent de eredivisie een hoge seizoenkaartverkoop. Dat geeft buitenstaanders de indruk dat een stadion altijd uitverkocht zou zijn. Bij Europese, play-off- en bekerduels zie je daardoor vaak lege plekken. Clubs zouden meer moeten doen om de losse kaartverkoop bij de niet-seizoenkaarthouders te stimuleren, vooral bij duels buiten de competitie.” Verder heeft Feyenoord een systeem opgezet om een seizoenkaart bij verhindering door te verkopen aan derden. Daarmee verdient de club nog eens vijftig procent extra op één stoel. 5. Wedden dat… De Nederlandse overheid is al diverse malen door Eurocommissaris Charlie McCreevy (DG Interne Markt) op de vingers getikt vanwege het gokmonopolie, dat in strijd is met Europese wetgeving. Wie in ons land op wedstrijden wil gokken, is veroordeeld tot de toto, waarvan de inkomsten de laatste jaren zienderogen zijn afgenomen. Vele gokkers maakten de overstap naar buiten-

landse internetsites, waar ze wel op individuele eredivisieduels kunnen inzetten. De bvo’s zien intussen reikhalzend uit naar het opengooien van de markt, zegt Norberth Korsmit van Triple Double. “De kans is groot dat de wedbedrijven zich dan ook actief op de sponsoren reclamemarkt gaan storten; de één als shirtsponsor, de ander via boarding. Veel buitenlandse clubs hebben interessante contracten met wedbureaus, waardoor, net als bij de tv-rechten, het financiële gat met de Nederlandse bvo’s wordt vergroot. Je kunt interessante businessmodellen met de wedkantoren ontwikkelen, waarbij de clubs een percentage van de inzet ontvangen. Dat kan behoorlijk lucratief zijn.” 6. Samen één in de Eredivisie CV De Eredivisie is een competitie op het veld, maar daarbuiten vormen de clubs één bedrijf in de entertainmentmarkt die strijdt om de euro van de consument. De Premier League heeft bewezen hoe succesvol samenwerking tussen voetbalclubs kan zijn. Niet alleen via marketing, waardoor het merk Premier League staat als een huis, maar ook door het delen van kennis en faciliteiten. Ook binnen de ECV groeit de gezamenlijke gedachte, vertelt Frank Rutten. “We verkopen het merk Eredivisie aan diverse sponsors, zoals de Sponsor Loterij en Amstel, waarbij zij ook rechten bij de clubs krijgen voor reclameborden en business seats. We werken nu aan een

Royston Drenthe verhuisde afgelopen zomer van Feyenoord naar Real Madrid. De Rotterdamse club ontving maar liefst 13 miljoen euro. verdere uitbouw van dit centrale sponsormodel. Verder bouwen we aan een benchmark met gegevens, waarin de bvo’s de prijzen van hun transacties met bijvoorbeeld leveranciers kunnen vergelijken om zo het kostenbewustzijn te verbeteren.” De mogelijkheden zijn nog groter wanneer de ECV als een soort franchise opereert. Neem mobiele telefonie. FC Groningen sloot onlangs een contract met een provider voor zijn supporters. Een markt van een paar duizend, maar blijkbaar toch interessant genoeg voor beide partijen. De ECV kan deze provider een marktpotentieel van honderdduizenden voetbalfans bieden en een veel gunstiger deal sluiten dan FC Groningen in z’n eentje kon. Vervolgens biedt iedere bvo zijn eigen mobiele telefonie aan vanuit een centrale organisatie. Deze vorm kan de ECV toepassen in vele markten, zoals verzekeringen, internettoepassingen, merchandising, clubshops of programmabladen. Voor deze opzet moeten de clubs wel afzien van de soms aanwezige lokale contracten en kiezen voor een gezamenlijke aanpak. Deze bespaart kosten en overhead en levert door het grote volume veel meer marge op. 7. The Global Village In 1998 contracteerde Crystal Palace twee Chinese internationals.

Enkele weken later keken meer Chinezen naar een liveduel van de toen laaggeklasseerde ploeg in de Premiership dan Amerikanen naar de Super Bowl, de finale van de NFL. Niet alleen Crystal Palace profiteerde. Chinezen gokken jaarlijks voor ongeveer 40 miljard dollar op vooral Europees voetbal. Sportbankier Salvatore Galatioto verklaart de interesse van investeerders in het Engelse clubvoetbal uit deze Aziatische groeipotentie. Zouden de Chinezen dan geen interesse hebben in het eredivisievoetbal in ons land of ons befaamde Nederlands elftal? Ongetwijfeld wel. Ook Japanse en Koreaanse voetballiefhebbers zijn dol op Oranje. Met een eigen website en een tour hebben PSV en Oranje inmiddels de eerste stappen in het Verre Oosten gezet, en Feyenoord doet na Song (Korea) en Ono (Japan) met Chun-Soo Lee (eveneens Korea) opnieuw een poging de Aziatische markt voor zich te winnen. De tijd lijkt rijp voor een gedegen marketingstrategie. Wat de VOC in de Gouden Eeuw lukte, moet de ECV kunnen herhalen. Het verkopen van shirts zet door de Aziatische voorkeur voor namaak waarschijnlijk geen zoden aan de dijk, de verkoop van tv-rechten doet dat wel. En niet alleen het Verre Oosten is een groeimarkt. Zo waren de beelden van de Premier League vorig seizoen wekelijks te zien in 199 landen. In 2005 zijn de buitenlandse uitzendrechten van ons aantrekkelijke totaalvoetbal voor 2,5 miljoen euro per jaar verkocht. Een schijntje. In vele landen heeft het Nederlandse voetbal, het land van Cruijff, Van Basten en Bergkamp, van Ajax, Feyenoord en PSV, van Rinus Michels, Hiddink en het totaalvoetbal, een goede naam, die met intensieve marketing veel beter uitgebuit zou kunnen worden. In 2008 zou een verviervoudiging van die 2,5 miljoen nog nauwelijks marktconform zijn. 8. Zoek nieuwe investeerders Niet alleen bedrijven, ook particulieren zijn bereid om te investeren in hun favoriete club. Dat toonde Feyenoord onlangs aan met de opzet van twee talentpools. De stadionclub benaderde vermogende fans om certificaten te kopen van 250.000 euro, die het recht geven om mee te delen in de verkoop van jeugdige spelers uit de selectie. Binnen korte tijd haalden de Rotterdammers 11 miljoen euro op, hoewel zij volgens de buitenwacht na een desastreus seizoen een hopeloze toekomst tegemoet gingen. In tegenstelling tot het bedrijfsleven, dat het liefst op winners inzet, speelt dit voor de echte supporters nauwelijks een rol. Feyenoord haalde met deze inkomsten vijf internationals binnen, die de club binnen enkele maanden terug aan de top brachten. Eén van de jeugdspelers uit de talentpool, Royston Drenthe, leverde kort na de oprichting 13 miljoen euro op door zijn overstap naar Real Madrid. Verder verkoopt Feyenoord ook certificaten tegen kleinere bedragen voor de minder vermogende fans die de club willen helpen. Vrijwel iedere bvo heeft sluimerende investeerders op zijn tribunes zitten, die regelmatig bijspringen. Een investeringsfonds met goede afspraken en een strak juridisch fundament kan nog vele anderen over de streep trekken.

9. De jeugd heeft de financiële toekomst Een onderzoek van het Mulier Instituut uit 2005 naar de jeugdopleidingen van de bvo’s heeft uitgewezen dat jaarlijks één speler de stap van de A-jeugd naar een vaste plaats in zijn eerste elftal weet te maken. Velen haken door blessures, gebrek aan talent of onvoldoende mentaliteit onderweg af. De onderzoekers constateren dat de kwaliteit van de mentale en technische begeleiding van de jeugdopleidingen onvoldoende is. Vooral in de leeftijd van achttien tot twintig jaar sneuvelen veel talenten, omdat ze in het tweede elftal onvoldoende aandacht krijgen. Door de nieuwe regels over de vergoeding van de opleidingsjaren bij een transfer kan een club nog jarenlang inkomsten genereren uit een mogelijk al lang vertrokken speler. Het is zelfs mogelijk om voor de jeugdopleiding subsidie bij gemeente of overheid los te krijgen. De Europese Commissie geeft in artikel 87 van het Europees Verdrag toestemming voor overheidsfinanciering van trainingscentra voor jonge sporters. Voetbalclub sc Heerenveen bouwde zo samen met de gemeente een grootschalig topsportcentrum met een gezondheidsboulevard en een scholencomplex, dat geldt als voorbeeld voor veel andere clubs. Naar Fries voorbeeld verrijzen nu in het hele land topsportcentra, waar gemeentes meebetalen aan de accommodatie voor de jeugdopleiding. 10. Beter voetballen Champions League-voetbal mislopen kost Ajax, volgens directeur Maarten Fonteyn, ongeveer 13 miljoen euro. Hoewel een deel van dat geld – via de ingewikkelde marketpool van de UEFA – bij PSV terechtkomt, zag het Nederlandse voetbal door de dubbele miskleun van Ajax in twee seizoenen naar schatting 20 miljoen euro verdampen. De inkomsten in de UEFA Cup liggen aanzienlijk lager dan in de Champions League. Toch wist AZ afgelopen seizoen via Europees voetbal bijna anderhalf miljoen aan prijzengeld binnen te slepen. De UEFA hanteert een prijzenpot, die bij succes lucratief wordt. Zelfs de Intertoto verschaft bij succes extra inkomsten. Succes betaalt, ook bij landenteams. Dankzij het meesterschap van Foppe de Haan explodeerde de belangstelling voor Jong Oranje, én de marktwaarde van de spelers. Nederland werd Europees kampioen, en Ajax en Feyenoord ontvingen respectievelijk 16 miljoen (Ryan Babel) en 13 miljoen (Royston Drenthe) uit het buitenland. Met dat geld zouden ze in principe hun selecties kunnen versterken, beter kunnen voetballen, en meer prijzen kunnen winnen. Nederland staat gunstig in de UEFA-ranking voor twee vaste plaatsen en een kwalificatieticket in het seizoen 2010/2011, zelfs als de hervormingsplannen van UEFAbaas Michel Platini doorgaan. Na Spanje, Engeland, Italië, Duitsland en Frankrijk ligt de zesde plaats, die daar recht op geeft, binnen handbereik. Dit seizoen helpt daar waarschijnlijk niet bij, maar enige stabiele jaren op rij moeten voldoende punten kunnen opleveren. Drie deelnemers in de Champions League zou direct miljoenen opleveren aan prijzengeld.

Ernst Bouwes schrijft onder meer voor ESPN Soccernet.com, World Soccer Digest en Champions (UEFA).


Pagina 26

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

www.sportenstrategie.nl

Witboek Sport: helder en concreet

3. De EC bepleit de uitwisseling van goede voorbeelden van organisatie van grote sportevenementen.

Door Jan Rijpstra

Jan Rijpstra had als Tweede Kamerlid voor de VVD jarenlang de sport in zijn portefeuille. Voor Sport & Strategie houdt de huidige burgemeester van Tynaarlo nauwlettend het Europees sportbeleid vanuit ‘Brussel’ in de gaten.

De organisatie van de sport De EC vindt het onrealistisch om één model voor de sport in Europa te bepalen. Men is van mening dat de meeste uitdagingen (stijging van het aantal sporters; stagnering aantal vrijwilligers; toename commercialisering) door zelfregulering kunnen worden opgelost. Men hecht eraan om goede voorbeelden van sportbestuur uit te wisselen. Denk hierbij aan transparantie, democratie, verantwoordelijkheid van clubs, bonden, supporters et cetera. Sportactiviteiten vallen onder de EU-wetgeving. Het mededingingsrecht en de interne marktregels zijn van toepassing op sport, voorzover het om een economische activiteit gaat. Sport valt tevens onder andere aspecten van de EU-wetgeving, zoals het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit, bepalingen over het burgerschap, en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Een week voor het WK wielrennen in Stuttgart zie ik Hein Verbruggen een hartstochtelijk betoog houden over het belang van de Pro Tour. Ik hoor hem zeggen dat de sport niet overgeleverd mag worden aan het grote geld van de sponsors en de organisatoren. Volgens Verbruggen moet erkend worden dat de sport weliswaar trekken heeft van een economische bedrijfstak (zoals het transfersysteem in het voetbal), maar in de kern een sociaal-sportieve activiteit is met historisch gegroeide afwegingen, spelregels en organisatievormen. Verbruggen kan gerust zijn, althans waar het de Europese Unie betreft. Afgelopen zomer publiceerde de Europese Commissie het White paper on sport, ofwel Witboek Sport, en de eerste zin daarvan impliceert voor de goede verstaander al de door Verbruggen gewenste erkenning. “Sport”, zo wordt Pierre de Coubertin geciteerd, “behoort tot het erfgoed van ieder mens en de afwezigheid ervan kan door niets worden gecompenseerd.”

Wat wil de Europese Commissie met dit witboek, en wat zijn de gevolgen voor de Europese lidstaten? Vertrekpunt is de constatering dat de meeste Europeanen (60% volgens Eurobarometer-onderzoek uit november 2004) regelmatig aan sport doen, en dat Europa naar schatting 700.000 clubs telt. Sport, aldus het witboek, stimuleert belangrijke waarden zoals teamgeest, solidariteit, tolerantie en fair play. Sport zorgt ervoor dat mensen een actieve rol kunnen spelen in de maatschappij, en is daarom bevorderlijk voor de integratie van minderheden en actief burgerschap. De afgelopen jaren heeft de Europese Raad het maatschappelijk belang van sport in verschillende verklaringen erkend. De Europese Gemeenschap heeft geen rechtstreekse bevoegdheden op sportgebied, en vindt dat die in de eerste plaats bij de sportorganisaties en de lidstaten liggen. Maar als men naar de verschillende Europese verdragen kijkt, is te zien dat de lidstaten de taak en de plicht hebben om de maatschappelijke, educatieve en culturele functie van de sport te eerbiedigen en te bevorderen. Het witboek spitst zich verder toe op de maatschappelijke betekenis, de economische dimensie en de organisatie van sport in Europa. Hierna de belangrijkste aanbevelingen.

De maatschappelijke betekenis van sport 1. De EC constateert dat de aanbeveling om ten minste dertig minuten per dag matig intensieve lichaamsbeweging te hebben, onvoldoende wordt nagevolgd. Er moet in de lidstaten beter worden samengewerkt tussen de gezondheidssector, het onderwijs en de sportwereld om overgewicht te verminderen en de voordelen van een actieve levensstijl te bevorderen. 2. Doping dient bestreden te worden, onder meer door betere samenwerking tussen douane, politie, de WADA (Wereld AntiDopingagentschap) en Interpol, en door de handel in dopingproducten op dezelfde manier te behandelen als de drugshandel. 3. Jonge topsporters moeten een beroepsopleiding kunnen volgen, zodat ze na hun sportcarrière op de arbeidsmarkt terechtkunnen. 4. De EC constateert een stagnering van het aantal vrijwilligers in de sport. Zij wil onderzoek doen naar de oorzaken daarvan

en vrijwilligerswerk van met name jongeren aanmoedigen. 5. Sportevenementen en -accommodaties moeten toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. 6. In het kader van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen moet de sportbeoefening door vrouwen uit etnische minderheden worden gestimuleerd. Ook wil de EC meer vrouwen op beleidsbepalende posities en dient de beeldvorming van vrouwelijke sporters in de media verbeterd te worden. 7. De EC wil onderzoeken welke ruimte er is om met wettelijke instrumenten ordeverstoring (geweld, racisme et cetera) bij sportevenementen te voorkomen. 8. Speciale aandacht gaat uit naar internationale transfers van spelers, uitbuiting van minderjarigen (al dan niet afkomstig uit ontwikkelingslanden), het witwassen van geld via de sport en de veiligheid bij grote internationale sportevenementen. 9. Sportbeoefening, -accommodaties en -evenementen hebben

aanzienlijke gevolgen voor het milieu. De EC wil organisatoren van evenementen aansporen om op ‘duurzame’ wijze te werk te gaan. De economische dimensie van sport In een studie in opdracht van de Oostenrijkse regering blijkt dat sport, in de brede zin van het woord, in 2004 een waarde vertegenwoordigde van 407 miljard euro, goed voor 3,7 procent van het BBP van de EU. Er blijken 15 miljoen mensen in de sport te werken, 5,4 procent van de totale beroepsbevolking. Een bedrijfstak van aanzienlijk formaat, die bewaakt en gekoesterd moet worden. 1. De EC gaat onderzoek doen naar de mate waarin de amateursport in de lidstaten wordt gefinancierd met overheidsgeld en privé-investeringen. 2. Gezien de sterke lokale verankering van de sport pleit de EC ervoor om het verlaagde btw-tarief te blijven toepassen.

1. De EC bevestigt, in afwijking van het EG-verdrag inzake vrij verkeer, dat bonden het recht hebben om nationale sporters te selecteren voor competities met nationale ploegen; ook mag het aantal deelnemers van een competitie worden beperkt, en mogen er deadlines worden gesteld voor spelerstransfers in teamsporten. 2. De EC is tevreden met het huidige voetbaltransfersysteem. Wel gaat zij onderzoek doen naar de activiteiten van spelersmakelaars en zal zij nagaan of en in welke mate op Europees niveau wetgeving noodzakelijk is. 3. De EC wil dat minderjarige (top)sporters beter beschermd worden. Zo is een onderzoek gestart naar kinderarbeid waarbij de aandacht ook wordt gericht op jonge sporters. 4. De EC zal nauwlettend toezien of en hoe de lidstaten de Europese wetgeving tegen het witwassen van geld in de sport, zullen toepassen. 5. De EC wil met de sportorganisaties bekijken hoe het licentiesysteem voor clubs uitgebreid kan worden. Men ziet in het licentiesysteem mogelijkheden om naast de basisregels voor financieel beheer en transparantie, ook bepalingen op te nemen over discriminatie, geweld,

Hoe stoppen we de Door Joris Hermans Overgewicht lijkt een van de grootste gezondheidsproblemen te worden van de toekomst. Het gaat niet alleen om vetzucht zelf, maar ook om de consequenties en gevolgen die overgewicht heeft voor het fysiek, fysiologisch en maatschappelijk functioneren van (te) dikke mensen. Zo kan vetzucht leiden tot mankementen aan het bewegingsapparaat en gezondheidsproblemen als diabetes mellitus, hart- en vaatziekten en verschillende soorten kanker. Maatschappelijke stigmatisering kan leiden tot sociaal isolement, wat op zijn beurt weer aanleiding kan geven tot psychische klachten en maatschappelijk disfunctioneren. Hoe stoppen we de vetepidemie? De totale kosten van overgewicht bedragen op dit moment ongeveer 2,5 à 3 miljard euro per jaar. Het betreft hier de directe kosten voor de gezondheidszorg (0,5 à 1 miljard) en indirecte kosten zoals ziekteverzuim, uitkeringen et cetera (2 miljard). Deze kosten staan los van de kosten die mensen zelf maken om iets aan hun probleem te doen. Denk bijvoorbeeld aan de talloze afslankcursussen

en -groepen. Elk zichzelf respecterend fitnesscentrum heeft vandaag de dag minimaal een afslankprogramma in zijn aanbod en is hiermee een geduchte concurrent van clubs à la Weight Watchers geworden. Veel mensen die ontevreden zijn met hun gewicht, doen bovendien aan een soort zelfmanagement: boeken van dieet- en afvalgoeroes worden in dezelfde mate verslonden als de

producten die verantwoordelijk zijn (geweest) voor het primaire probleem. Een op de acht volwassenen heeft last van ‘ernstig overgewicht’ De bekendste manier om overgewicht vast te stellen is de bepaling van de ratio tussen de lengte en het gewicht van een individu, uitgedrukt in termen als BMI (Body Mass Index) of QI (Quetelet Index). Er is sprake van ‘gezond’ gewicht wanneer deze ratio ligt tussen de 20 en 25. Overgewicht bestaat bij een BMI of QI tussen 25 en 30, en er is sprake van ernstig overgewicht wanneer dit relatiegetal tussen lengte en gewicht uitstijgt boven de 30. Op basis van deze meetmethodiek heeft ongeveer de helft van de Nederlanders tussen de achttien en zeventig jaar enige mate van overgewicht (BMI 25-30). Een op de acht

voldoet aan de criteria van ernstig overgewicht (12%; BMI > 30). Matig overgewicht komt bij mannen vaker voor dan bij vrouwen: 57% versus 42%. Vrouwen lijken wat vaker te kampen te hebben met extreem overgewicht dan mannen. Ook wanneer we de buikomvang als maat hanteren voor zwaarlijvigheid, zien we dat vrouwen vaker overgewicht hebben dan mannen (45% versus 18%). Naarmate de leeftijd vordert, neemt de kans op overgewicht toe. Dat overgewicht echter niet alleen een probleem is van de volwassen en ouder wordende mens, wordt duidelijk wanneer we kijken naar deze problematiek bij kinderen. In de periode 2002-2004 kampte gemiddeld 15% van de kinderen tussen de vier en vijftien jaar met overgewicht. Bij ruim 3% van de kinderen was er sprake van ernstig overgewicht.


SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl en de opleiding en bescherming van minderjarigen. 6. De EC beveelt sportorganisaties aan meer aandacht te besteden aan de handhaving van solidariteitsmechanismen, en de inkomsten uit de verkoop van mediarechten ook te verdelen onder de minder tv-genieke sporten. Geen Europese regie De meeste publicaties van de Europese Commissie zijn door wollig taalgebruik bijna niet om door te komen. Het White paper on sport kent een heldere benadering van het begrip sport en de aanbevelingen zijn concreet en compact geformuleerd. Dit Witboek Sport is ook geen vrijblijvend witboek. Het verzandt niet in gemeenplaatsen, maar vat de koe bij de horens en biedt een scala van concrete beleidsinitiatieven. Blijft de vraag wie de regie gaat voeren en wie de voortgang bewaakt. In de visie van de EC zijn dat de directoraten Sport in de lidstaten. Zij zijn de constante factor in het beleid van hun land, en zullen met de betrokken ministeries het Europese sportbeleid in hun land moeten implementeren. Nederland loopt met de nota Tijd voor Sport uit 2005, en het daarop geënte actieplan uit 2006, goed in de pas met het witboek. Ik durf zelfs te stellen dat ons land op een aantal terreinen vooroploopt, vooral waar het gaat om de samenhang tussen sport en andere beleidsterreinen (onder andere volksgezondheid, onderwijs, milieu, ruimtelijke ordening en ontwikkelingssamenwerking). Die integrale aanpak heeft Europa ook nodig, en Nederland moet dat blijven benadrukken. Europa geeft kaders aan, maar van een centrale Europese regie is geen sprake. De EC streeft dat ook niet na. Het initiatief wordt gelaten aan de regeringen van de lidstaten, die in eerste instantie alleen verantwoording schuldig zijn aan het parlement van hun land. Wel dienen lidstaten beter aan te geven wat zij met de Europese richtlijnen hebben gedaan. Als de EC erin slaagt om met input van de lidstaten een jaarlijkse ‘Staat van de Sport’ uit te brengen, zal het erfgoed waar Pierre de Coubertin over sprak, en waar Hein Verbruggen zo bezorgd over is, voor jaren veiliggesteld kunnen worden. Jan Rijpstra was voor de VVD lid van de Tweede Kamer en is nu burgemeester van Tynaarlo.

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 27

Sporten voor volk en vaderland

Door Joost Galema

Niets is zo’n goede drager van nationale identiteit als sport. Daarvan is de politiek zo langzamerhand ook doordrongen, blijkt uit de Rijksbegroting Sport, die op Prinsjesdag publiek werd. Wie zijn wij? Deze vraag is een probleem voor Nederlanders, stelde onlangs zelfs prinses Máxima vast. Na zeven jaar inburgering kan zij nog steeds niet de vinger leggen op onze eigenheid. En één ding weten we zeker: het ligt niet aan haar. Als iemand haar best doet om onze volksaard te begrijpen, is het wel Máxima. Onze toekomstige koningin deed haar uitspraak bij de presentatie van een rapport over nationale identiteit van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). En zowel prinses Máxima als het eerbiedwaardige adviesorgaan concludeerde dat het onderwerp van dit rapport niet bestaat. Sommige wijsgeren beweren dat je nooit kan bewijzen dat iets niet bestaat, maar goed, laten we het erop houden dat de Nederlandse identiteit even onvindbaar is. Toch zullen politiek en bedrijfsleven straks in het kielzog van de staatsbezoeken van Máxima en Willem-Alexander hun buitenlandse gastheren voorhouden dat er wel degelijk een Nederlandse identiteit is. Dat Máxima en de WRR die ontkennen, komt misschien door de manier waarop politici als Geert Wilders zich dit begrip toe-eigenen. Want als er geen Nederlandse identiteit is, kun je haar per slot van rekening ook niet “verkwanselen”. Aardige vondst. Benieuwd wat de politiek met de conclusies van Máxima en de WRR gaat doen. Zo trekt de Rijksbegroting 27 miljoen euro extra voor topsport uit, onder meer omdat die “symbool staat voor ons nationale imago in binnen- en buitenland”. Tja. Is dat nu weggegooid geld of niet? Een nationaal imago zonder nationale identiteit lijkt geld uitgeven aan iets nutteloos. Die identiteit is verwarrend. Onze internationale sportsterren zijn allang niet alleen meer blonde kaaskoppen. Het Nederlands

Minister van Financiën Wouter Bos met het beroemde koffertje op Prinsjesdag 2007. elftal van Marco van Basten is zo multicultureel als het maar kan, en dat geldt nog sterker voor de voetbalclubs die ons in Europa vertegenwoordigen. Onze beste badmintonster is een Chinese. En een Keniaanse atlete haalt wereldtitels voor Oranje. Misschien is dat juist de Nederlandse identiteit: het vermogen om invloeden van buiten op te zuigen en daar voordeel uit te halen. In de globaliseringgolf die ons overspoelt, vindt Nederland het moeilijk zich te handhaven. De buitenlandse overname van ABN AMRO is het zoveelste teken dat de wereld zich ontfermt over ons erfgoed. Dat we dit erg vinden, blijkt wel uit de afwijzing van de Europese Grondwet twee jaar geleden. De Nederlander wil niet opgaan in een groot geheel. Sterker nog, we wensen gehoord en gezien te worden. En wat is daarvoor een beter instrument dan topsport, “bron van nationale trots en uitstraling” volgens de regering. Er was een tijd dat de politiek de topsport beschouwde als een vorm

van vrij ondernemerschap. De atleet moest het zelf maar weten als hij zo gek wilde zijn om zijn nuttige maatschappelijke loopbaan op te offeren in zijn streven naar een kortstondig moment van glorie, naar een triviale voetnoot in de wereldgeschiedenis. Wel stonden koningin, premier en andere politici vooraan als er wat te vieren viel. Maar verder werd de atleet toch vooral aan zijn lot overgelaten. Het laatste decennium komt daar langzaam verandering in, juist omdat de politiek beseft dat topsport een van de weinige echte dragers van Nederlandse identiteit is. Dat geldt ook voor kunst, maar daar valt minder eer mee te behalen. Guus Hiddink betekende als bondscoach van Zuid-Korea in die luttele weken van het WK voetbal in 2002 meer voor het Nederlandse imago in Azië dan het Koninklijk Concertgebouworkest met een jarenlange concerttournee zou kunnen. En Hiddink deed nu net waar Nederlanders traditioneel zo goed in zijn: hij vernietigde de

traditionele Zuid-Koreaanse leeftijdshiërarchie en schiep vervolgens een nieuw en krachtig geheel. In dat opzicht toonde hij aan dat in de topsport verschillende culturen kunnen versmelten. In zijn Rijksbegroting 2008 ondersteunt het kabinet “de ambitie van de sport om Nederland een plaats te laten verwerven in de internationale top tien landenklassering”. Er ligt 27 miljoen klaar om te investeren in onder meer talentontwikkeling, behoud en scholing van goede coaches, uitkeringen voor topsporters en organisatoren van grote evenementen. En waarom? Zodat, wanneer Máxima aan buitenlandse gasten niet kan uitleggen wat de Nederlandse identiteit is, zij de prestaties van onze topsporters voor haar kan laten spreken. Joost Galema schrijft sinds 1994 beschouwingen over sport voor Elsevier.

vetepidemie? Ook hier zien we dat overgewicht bij meisjes vaker voorkomt dan bij jongens. Het feit dat op dit moment ongeveer een op de twee volwassenen te dik is, illustreert de ernst en omvang van het probleem. Daarnaast lijkt het aantal kinderen met overgewicht toe te nemen. In die zin wordt terecht van een epidemie gesproken. Een aantal vormen van vetzucht zou aangeboren kunnen zijn, maar een obesitas-gen heeft nog niemand gevonden. In de meeste gevallen wordt overgewicht veroorzaakt door de leefstijl, en die wordt bepaald door sociaal-culturele factoren, niet door erfelijke. Oplossing ligt niet voor de hand Het vaststellen van overgewicht is niet zo moeilijk. Ingewikkelder wordt het wanneer bepaald moet

worden welke factor de grootste bijdrage levert aan het probleem. De discussie ontbrandt pas echt als het gaat over de oplossingen die moeten leiden tot het terugdringen van overgewicht. Al vele decennia worden wetenschappelijke modellen uitgewisseld die moeten verklaren welke factoren leiden tot overgewicht en op welke wijze deze ‘determinanten’ aangepakt kunnen worden. Een van de meest gebruikte modellen is dat van de energiebalans. Dit model gaat ervan uit dat lichaamsgewicht en vetgehalte de resultante zijn van de hoeveelheid energie die door het lichaam wordt opgenomen, en de hoeveelheid energie die door het lichaam wordt verbruikt. Verstoring van deze balans leidt enerzijds tot Zie verder pag. 34


Pagina 28

Editie 1 Jaargang 1

De Nederlandse tennissport smacht naar een partner die, zoals Rabobank in het wielrennen, alle geledingen van het Nederlandse tennis adopteert. En dan kan het niet anders of het Dutch Open groeit uit tot het grootste tennistoernooi van Nederland.

SPORT&STRATEGIE

Gezocht: supersponsor

www.sportenstrategie.nl

Door Frans Oosterwijk “We hebben in Nederland drie ATP-toernooien: het ABN AMROtoernooi in Rotterdam, het Ordina Open in Rosmalen en het Dutch Open in Amersfoort. Rosmalen valt in de aanloop naar Wimbledon, wij erná. Dat is qua timing nadelig. Als je toernooi door een speler gebruikt kan worden in de opbouw naar een grandslamevenement, is je positie sterker. We hebben nu bij de ATP een aanvraag lopen om het Dutch Open vanaf 2009 in mei te laten plaatsvinden, in de aanloop naar Roland Garros. Elke tennisser moet dan uren maken; ondanks de concurrentie van de toernooien in München en Estoril is de kans op een aantrekkelijk deelnemersveld groot. Ook voor sponsors en commerciële partners is verplaatsing naar het voorjaar verstandig. In juli, midden in de vakantieperiode, is het voor het bedrijfsleven lastig om aan relatiemarketing te doen en advertentiebudgetten vrij te maken. Toernooidirecteur Hans Felius is in augustus bij de US Open in New York geweest, om te lobbyen bij het ATP-bestuur. Dat zegt ons te steunen, maar de uiteindelijke beslissing valt in november.” Zes camera’s Het werkend leven van Rik van Vliet is een pendule: van televisie naar tennis, van tennis naar televisie, en weer terug. Midden jaar negentig werkte hij bij FilmNet/SuperSport, de voorloper van Canal Plus. Daarna werd hij marketing- en sponsoringmanager bij de nationale tennisbond (KNLTB) en bij de internationale tennisfederatie (ITF). In 2005 ging hij aan de slag bij Eyeworks Sport, de tv-productiemaatschappij van Reinout Oerlemans, en stond hij onder andere aan de wieg van PSV TV en Kluners uit Kenia, het schaatsprogramma rond Bart Veldkamp. Begin dit jaar begon hij een eigen sportmarketingen media-adviesbureau, FleetSport, en liet hij zich door Hans Felius, voormalig technisch directeur van de KNLTB, verleiden om samen het Dutch Open nieuw leven in te blazen. Het duo viel met de neus in de boter, want het toernooi werd dit jaar voor de vijftigste keer georganiseerd. Ideaal moment om het evenement, dat vroeger onder de naam ’t Melkhuisje in Hilversum

Oranje wave voor Robin Haase.

werd verspeeld, in een nieuw jasje te steken. Felius gebruikte zijn contacten in het tenniscircuit om een zo aantrekkelijk mogelijk deelnemersveld te realiseren en Van Vliet dook in de media en communicatie rond het Dutch Open. Van Vliet: “Allereerst hebben we de tv-productie in eigen hand genomen. Dit biedt vele voordelen. Voorheen was de NOS verantwoordelijk voor de beelden, maar niet bij alle wedstrijden stond er iemand achter de camera’s. Veel wedstrijden werden niet opgenomen en dan valt er ook niets te verkopen. Terwijl er regelmatig belangstelling was van bijvoorbeeld Argentijnse en Chileense tv-stations, voor de wedstrijden van de eigen spelers.” Waar de NOS vroeger met drie camera’s opereerde, daar worden de wedstrijden op centre court nu met zes camera’s opgenomen. Van Vliet: “Dat maakt je nóg kansrijker voor livebeelden op de buitenlandse markt.” De beslissing om zelf te produceren en de uitzendrechten in eigen hand te houden, betaalde zich direct uit: de beelden werden dit jaar uitgezonden bij de NOS, Sport1, RTV Utrecht, Omroep Amersfoort en meerdere buitenlandse tv-stations. Op RTV Utrecht werd ook nog een dagelijks door het Dutch Open zelf gemaakt journaal uitgezonden. Op de eigen internetsite, tijdens het toernooi goed voor 200.000 unieke bezoekers, werden sommige wedstrijden live gestreamd. Van Vliet: “Jammer alleen dat Davydenko, de grote publiekstrekker, al in de eerste ronde werd uitgeschakeld.

“Met een nieuw stadion kan het Dutch Open uitgroeien tot het mooiste en grootste tennistoernooi van Nederland.” Daar stond tegenover dat Robin Haase voor het eerst de halve finale van een ATP-toernooi bereikte, waardoor het toernooi blééf leven.” Adopteren “Content is the key”, zegt Van Vliet, waarmee hij bedoelt dat een organisator zo veel mogelijk interessante beelden van en rondom een evenement moet aanbieden. “Daar hebben alle partners profijt van.” Daarnaast werden de beelden van het Dutch Open door de organisatie zelf ook nog op verschillende manieren uitgebaat. “We hebben bijvoorbeeld promotiefilmpjes gemaakt, die we nu gebruiken bij de werving. Filmpjes over het promodorp, de mogelijkheden van relatiemarketing et cetera.” De beelden werden tijdens het toernooi ook op het centre court vertoond, als extra service naar het publiek. De organisatie had twee led-schermen van twee bij drieënhalve meter op de baan geïnstalleerd, die behalve als scorebord ook als tv-scherm dienst deden. “Zo konden we van alles laten zien: commercials, oude beelden, maar ook die spannende slagenwisseling van een paar seconden eerder.” Ook trok het Dutch Open de banden met de commercie aan. Een van de nieuwkomers was de gemeente Amersfoort, dit jaar voor het eerst officieel partner. Van Vliet: “Citymarketing bevindt zich in Amersfoort nog in de beginfase, maar ze willen er wel serieus werk van maken. Het Dutch Open als het sportieve gezicht van Amersfoort: daar kunnen we ze goed bij helpen. We hebben dit jaar beelden geschoten van spelers in DierenPark Amersfoort, op de Lange Jan, en we hebben Robin Haase gefilmd tijdens een kanaaltocht door de stad. Hartstikke leuk promomateriaal natuurlijk.” Ze boffen maar in Amersfoort. Of ze dat beseffen is een tweede. Om het Dutch Open aan permanent onderdak te helpen – en de KNLTB aan een nationaal trainingscentrum – loopt Felius al een tijd rond met een plan voor een nieuw, multifunctioneel stadion. Oorspronkelijk stond dat nieuwe stadion gepland

Het Dutch Open houdt de tvproductie in eigen hand. in Amersfoort, maar onlangs bleek de beoogde locatie bij Hoevelaken (waar de A1 en A28 elkaar kruisen) te dicht bij de bebouwde kom te liggen, waardoor er maar een beperkt aantal evenementen per jaar georganiseerd mag worden. Van Vliet: “Amersfoort zoekt nu naar een alternatieve bouwplaats, maar we zijn inmiddels ook in gesprek met andere gemeenten. Als het nieuwe stadion er staat, kan het Dutch Open uitgroeien tot het

grootste en mooiste tennistoernooi van Nederland.” Voor Van Vliet is het toekomstige stadion de slagroom op de taart, de piek op de boom. Maar eerst moet voor het Dutch Open nog een nieuwe naamgever worden gevonden. “Volgens mij is de combinatie de ideale aanpak: partner worden van het Dutch Open, van de tennisbond, en van een aantal nationale en internationale toppers. Zoals Rabobank het wielrennen heeft geadopteerd, zo is er nu ruimte voor een partij die het hele Nederlandse tennis omarmt. Die partij krijgt iets dat zelfs de Rabobank niet heeft: een eigen evenement van internationale allure, het Dutch Open.” Dít is het moment om in te stappen, meent Van Vliet. “De tennisbond is met ruim 700.000 geregistreerde leden de tweede sportbond van Nederland. En langzaam staat weer een nieuwe generatie toppers op: Michaëlla Krajicek bij de dames, Robin Haase, Thiemo de Bakker en Jesse Huta Galung bij de heren.” Ziet hij het nu zo scherp of zijn de anderen zo blind? “Achter de schermen praten we met veel potentiële partners, maar die ene grote heeft nog niet getekend.”

Paspoort Dutch Open

Kantoor: Computerweg 39, 3821 AA Amersfoort. Tel: 033 450 60 00 Toernooidirecteur: Hans Felius Laatste editie: 14 t/m 22 juli 2007 Budget: 2,5 miljoen euro Laatste drie winnaars: 2007 Steve Darcis (België), 2006 Novak Djokovic (Servië), 2005 Fernando Gonzalez (Chili) Sponsors in 2007: Krijco (Casino’s & Leisure), ROC Asa, Gemeente Amersfoort, H2O, Sky Radio, Sport1 Aantal toeschouwers: 28.000


www.sportenstrategie.nl

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 29

Euro Hockey League: een nieuw media- en marketingplatform

Van 26 tot en met 28 oktober 2007 worden de eerste wedstrijden in de Euro Hockey League (EHL) gespeeld op de velden van HGC in Wassenaar. Behalve een competitie tussen 24 clubs uit twaalf landen, is EHL ook een zakelijk partnership van de European Hockey Federation (EHF) en PRO SPORT. Eric Treurniet stond aan de wieg van het nieuwe kindje en doet verslag van het geboorteproces.

in Engeland, Duitsland, België en Spanje kandidaat-sponsors. EHL moet immers geen Nederlands hockeyfeestje worden. Na oriëntatie in de markt viel de keuze op Eyeworks als exclusieve productiepartner. Eyeworks behoort wereldwijd tot de top tien van onafhankelijke productiebedrijven en kreeg het vertrouwen de productieopdracht aan te gaan op basis van een onderscheidend en innovatief tv-format.

Door Eric Treurniet De basis voor EHL werd gelegd tijdens de Europacup 1 die Hockeyclub Amsterdam in 2005 organiseerde. Clubvoorzitter Jons Hensel legde daar het eerste contact tussen sportmarketingbureau PRO SPORT en de bondscoach van het Spaanse nationale herenteam, Maurits Hendriks. Zij werden het er samen al snel over eens dat de opzet van het toernooi om de Europacup hockey aan vernieuwing toe was. De opzet, waarin deelnemende teams in vier dagen vier wedstrijden moesten afwerken, leidde er vaak toe dat finales van matig niveau waren. Niet bepaald promotie voor de hockeysport. Omdat de media- en marketingrechten werden gegund aan de organiserende club, was er ook geen sprake van consistente marketing. Van enthousiaste amateurs mag immers niet worden verwacht dat zij zorgen voor brede tv-aandacht in de landen van de deelnemende teams. Voorzitter Hensel, coach Hendriks en PRO SPORT besloten tot een brainstorm over hoe het beter kon. Drie uitgangspunten werden benoemd. Cruciaal voor het denken was de stelling dat de ontwikkeling van een sport begint op clubniveau en dat de Europacup de marketingmotor moest worden voor de ontwikkeling van hockey in Europa. Vervolgens werd vastgesteld dat de nieuwe toernooiopzet moest voldoen aan bepaalde topsportieve voorwaarden, waaronder meer wedstrijden tussen meer topteams uit meer landen in Europa. Daarnaast moest de opzet aansluiten bij de belangen en interesse van de media en het bedrijfsleven. Het resultaat was een competitieopzet met 24 clubteams uit twaalf landen. Tevens werd bedacht dat de Europese hockeyfederatie een ranglijst van landen moest introduceren. Deze ‘ranking’ creëerde een instrument op basis waarvan grote, succesvolle hockeylanden met meer teams kunnen meedoen dan kleinere landen. Na overleg met de EHF werd besloten dat de eerste vier landen met drie clubs mochten deelnemen, de landen vijf tot en met acht met twee clubs, en de landen negen tot en met twaalf met één club. De EHL kent een groepsfase met acht poules van drie teams, die voor de winterstop wordt verspeeld. De nummers één en twee van iedere poule spelen vanaf Pasen verder volgens het knockoutprincipe, vergelijkbaar met tennis (achtste en kwartfinales met Pasen en halve en hele finales tijdens Pinksteren). Met name de invoering van het knock-outsysteem vanaf de laatste zestien was cruciaal in ons denken. Sportliefhebbers, mediapartners en

De EHL-identiteit werd ontwikkeld door Design Bridge. Dit bureau met vestigingen in Amsterdam, Londen en Singapore heeft onder meer de vormgeving voor de UEFA Champions League ontwikkeld en weet dus wat het is om een Europese topsportcompetitie neer te zetten.

sponsors wordt zo een competitie geboden met wedstrijden die er altijd toe doen.

eerste als de tweede helft, waarbij de coach direct door de kijker kan worden gevolgd tijdens zijn werk.

Innovatie leidt tot unieke zakelijke afspraak Het media- en marketingmodel dat ons voor ogen stond, was gebaseerd op centrale aansturing en management. Gezien het succes van de UEFA Champions League was dit geen verrassend model. Een aantal nieuwe elementen werd toegevoegd – die moeten ervoor zorgen dat de sportliefhebber en tv-kijker betrokken raken bij EHL:

Na circa een halfjaar voorbereiding was ons concept klaar voor presentatie aan de Europese hockeyfederatie. Op verzoek van PRO SPORT zetten Jons Hensel en bondsvoorzitter André Bolhuis de eerste verkennende stappen richting de heer Leandro Negre, voorzitter van de EHF. Dat leidde ertoe dat onze plannen gepresenteerd konden worden aan de executive board van de EHF.

1. Betere tv-registratie in een herkenbare en onderscheidende vorm Een cameraplan met negen tot zestien camera’s waarbij cameraposities rondom het veld worden ingenomen die specifiek op hockey gericht zijn (lees: focus op de cirkel) en dus niet een vertaling van een voetbalregistratie die zich richt op het middenveld.

Voorafgaand aan deze presentatie informeerden wij een betrokken bestuurder van ABN AMRO over onze plannen en ambities. Voor ons was het belangrijk de financiële haalbaarheid van ons idee te toetsen. De enthousiaste reacties en de toezegging het initiatief te ondersteunen, waren voor ons doorslaggevend. De positieve aanbevelingen van EHF-voorzitter Negre en de financiële garantie leidden ertoe dat de executive board onze plannen accepteerde. Een voor de sportwereld unieke, zakelijke afspraak werd gemaakt: EHF en PRO SPORT besloten samen een joint venture op te richten op basis van gelijkwaardigheid. Hierbinnen is de EHF verantwoordelijk voor de sportieve en competitie-aspecten, en PRO SPORT voor de marketing en media-exposure van de Euro Hockey League.

2. Tv-registratie in High Definition, 16 x 9 (breedbeeld) HD TV zorgt voor een veel scherper beeld. Met name voor snelle sporten met een klein balletje is dit belangrijk. Dankzij HD TV zal de bal beter te volgen zijn en dat is voor de promotie van internationaal tophockey cruciaal. Weliswaar hebben op dit moment nog erg weinig consumenten HD TV, maar het wordt de norm voor de toekomst (evenals EHL!). 3. Geluid als belangrijk ondersteunend element Dankzij microfoons op de scheidsrechters, coaches en keepers krijgt de kijker meer inside information, waardoor de wedstrijd voor kijkers interessanter wordt. 4. Aanpassing van de spelregels EHL kent een aantal variaties op de spelregels, zoals een penalty shootout aan het eind van de wedstrijd in plaats van strafballen, en een verplichte time-out in zowel de

Vervolgens was PRO SPORT aan zet. De competitie en het sportieve deel konden immers pas van start gaan als verdere zakelijke zekerheden waren gerealiseerd. Afgesproken werd een periode van zes maanden te gebruiken om de haalbaarheid van het format nader te toetsen, en daarna een definitieve go/no go-beslissing te nemen. Er werden gesprekken gevoerd met media, potentiële sponsors, belangrijke bonden en clubs. De feedback bleek dermate positief, dat werd besloten om Euro Hockey League

daadwerkelijk te realiseren en te starten in seizoen 2007/2008. Het echte werk Andermaal lag de bal bij PRO SPORT. Zowel in- als extern moest er veel gebeuren. Maurits Hendriks, de bondscoach van Spanje werd aangetrokken als adviseur, en het EHL-team van PRO SPORT kreeg met Marieke Zondervan, Elisabeth Fürst en Oriol Alcaraz de samenstelling die nodig is om EHL op het juiste niveau te implementeren. Het echte werk kon beginnen: 1. acquisitie van sponsors naast presenting sponsor ABN AMRO; 2. selectie van een tv-productiepartner; 3. ontwikkeling van het EHL-logo en art direction; 4. verkoop van uitzendrechten. Het sponsormodel is gebaseerd op exclusiviteit voor iedere sponsor bij alle evenementen. EHL is niet alleen een manier om internationaal media-exposure te genereren dankzij reclameborden rond het speelveld, het is ook een business-tobusinessplatform voor de partners. Naast presenting sponsor ABN AMRO hebben zich inmiddels internationale bedrijven en merken als BDO, Cadillac, ATP, Media Landscape en Clifford Chance achter het model geschaard. Maar het zoeken naar sponsors houdt niet op. Continu benaderen door PRO SPORT geselecteerde bureaus

Première Euro Hockey League zal eind oktober zijn première beleven. De voortekenen zijn positief, maar er is nog een lange weg te gaan. Doelstelling is tv-zendtijd te verkrijgen in alle deelnemende landen, en sponsoring van acht internationale bedrijven, die de kwalitatieve (imago, doelgroep) en kwantitatieve (zendtijd, bereik) waarden van EHL willen benutten binnen hun marketingstrategie. Zowel qua media als sponsoring is inmiddels een goede basis gelegd, maar EHL en de hockeysport moeten vooral in het buitenland bewijzen dat ze investeringen van media en bedrijfsleven waard zijn. Dat zal tijd kosten. Binnen de hockeywereld is het enthousiasme groot. Uit diverse landen schrijven clubs zich in, omdat ze EHL-evenementen willen organiseren. Zo zullen ruim 1.000 hospitality-arrangementen worden georganiseerd bij de EHLgroepsfaselocaties in Wassenaar en Antwerpen. Ook op mediagebied zijn stappen gezet. Sinds september kan de hockeyfan op www.eurohockeyleague.eu informatie vinden over EHL, de competitie, de teams en de spelers. In de nabije toekomst wordt dit het digitale mediahart van EHL, met de laatste uitslagen en standen, alsmede wedstrijdbeelden en analyses, interviews en persconferenties. Op NET 5 kan de Nederlandse sportliefhebber de komende jaren de verrichtingen volgen van de drie Nederlandse clubs. Voor het eerste EHL-seizoen hebben Bloemendaal, HGC en Rotterdam zich gekwalificeerd voor de poulewedstrijden in Den Haag en Antwerpen. De eerste uitzendingen op NET 5 zijn te zien op zaterdag 27 en zondag 28 oktober vanaf 14.00 uur. Samenvattingen zijn te zien in NOS Studio Sport.

Eric Treurniet is managing partner van PRO SPORT en verantwoordelijk voor EHL marketing en media.


Pagina 30

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

Kijker wil voetbal én andere sporten

www.sportenstrategie.nl de jaren negentig kropen beide grootheden naar elkaar toe om tot de eeuwwisseling ongeveer parallel op te lopen. Daarna trad wederom een divergentie op. Deze trend lijkt de laatste jaren weer om te slaan: langzaam lijkt het aantal uren dat sportliefhebbers naar voetbal kijken de kijktijd naar andere sportreportages te naderen. Of deze ontwikkeling zal doorzetten, is echter nog onzeker. Het feit dat er minder uren naar voetbal wordt gekeken dan naar andere sportreportages komt voor veel mensen waarschijnlijk niet overeen met hun dagelijkse kijkervaringen. Toch is het niet vreemd, want de categorie ‘Overige sportreportages’ bestaat uit een groot aantal verschillende takken van sport. Aankloppen bij de omroepen Als voetbal buiten beschouwing wordt gelaten, wordt het meest gekeken naar wielrennen, schaatsen, Formule 1, darts en tennis. Deze vijf sporten namen over de periode 2002-2005 gemiddeld 78 procent van de kijktijd naar de ‘Overige sporten’ voor hun rekening. Voor de rest, de ‘kleine’ sporten, bleef minder dan een kwart over.

Wie mocht denken dat er te veel voetbal op televisie wordt uitgezonden, zou wel eens bedrogen kunnen uitkomen. De markt is nog lang niet verzadigd, zo blijkt uit cijfers van Stichting KijkOnderzoek (SKO). Het aantal uren dat in 2006 naar voetbalwedstrijden op televisie werd gekeken, was in vergelijking met 2005 met maar liefst 62 procent gestegen. Er is een duidelijke oorzaak voor deze spectaculaire toename aan te wijzen, namelijk het WK voetbal in Duitsland. Nadat Oranje in 2002 vroegtijdig in de kwalificatiewedstrijden was uitgeschakeld, stond het publiek te popelen om een hernieuwd optreden van het Nederlands elftal op het hoogste niveau te aanschouwen. Door Ruurd Kunnen Deze cijfers van de SKO hebben betrekking op sportreportages, dat wil zeggen de meestal integrale, vaak rechtstreekse uitzendingen van sportwedstrijden. Ze houden geen rekening met de meer informatieve sportprogramma’s, zoals Studio Sport. De vraag of het aantal kijkers naar voetbal op televisie groter of kleiner is geworden door de overgang van de eredivisiesamenvattingen van de NOS naar Talpa en vervolgens naar RTL, kan niet met deze cijfers worden beantwoord. Desondanks zijn ze zeer informatief.

Sportevenementen belangrijke factor kijkcijfers Het WK heeft ervoor gezorgd dat de Nederlanders ouder dan zes jaar in 2006 gemiddeld 52 uur naar voetbalwedstrijden hebben gekeken. Dat was meer dan naar de andere takken van sport, die samen 48 kijkuren haalden. Toch kan het verschil niet volledig worden verklaard uit het feit dat het WK werd uitgezonden. In 2003 keken de televisiekijkers nog maar 23 uur naar voetbal en bijna het dubbele, namelijk 44 uur, naar andere sportwedstrijden. Het verschil is in de jaren daarna kleiner geworden, doordat

de mensen langer naar voetbal en korter naar andere sporten gingen kijken. Door het WK voetbal van 2006 sloeg de verhouding om. Het is echter onzeker of dat zo zal blijven, want het aantal kijkuren naar de overige sportwedstrijden steeg ook weer. Dat werd onder andere veroorzaakt doordat de NOS veel aandacht schonk aan de internationale schaatskampioenschappen, met name de Olympische Winterspelen in Turijn. Kijkcijfers blijken sterk beïnvloed te worden door grote sportevenementen, die veelal om de twee of vier jaar worden gehouden. De vertekeningen die hierdoor in het cijfermateriaal ontstaan, worden doorgaans gecorrigeerd door geen jaarcijfers te gebruiken, maar gemiddelden over vier jaar. In elk cijfer zijn dan de invloeden van de Olympische Spelen en de WK’s en EK’s voetbal verwerkt. Kloof tussen perceptie en werkelijkheid Vanaf 1991 is de kijktijd naar voetbalverslagen en reportages van andere sportwedstrijden flink gestegen. In vrijwel de gehele

periode werd in uren gerekend minder naar voetbalwedstrijden gekeken dan naar de overige wedstrijden. Tot het midden van

Wat kunnen de ‘kleine’ sportbonden doen om de tv-exposure te vergroten? Pogingen om hun sport aantrekkelijker te maken voor het televisiepubliek door de spelregels zo te veranderen dat wedstrijden sneller, dynamischer en spectaculairder worden, hebben weinig zin als ze niet op televisie komen. Duidelijk is dat de bondsbestuurders bij de omroepen moeten zijn. Het kijkgedrag wordt sterk gestuurd door het aanbod dat de

Kijktijd naar ‘Overige sportreportages’, 2002-2005 (gemiddelde, procentuele verdeling). Sport

Percentage

Wielrennen 22 Schaatsen 21 Autosport 12 Darts 12 Tennis 11 Andere sporten 22 Totaal ‘Overige sportreportages’ Bron: SKO, in bewerking van SCP (Rapportage Sport 2006).

100


www.sportenstrategie.nl

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 31

YouTube en Joost.com: tel uw zegeningen

Bij de honderd bestbekeken programma’s van 2006 zaten 61 voetbalwedstrijden omroepen verzorgen. Deze blijven om commerciële redenen inzetten op de kijkcijferkanonnen onder de sporten. Zij zenden daarom veel voetbal uit. Bij de honderd bestbekeken programma’s van 2006 zaten 61 voetbalwedstrijden. De totale zendtijd die aan voetbalwedstrijden wordt besteed, is echter kleiner dan de zendtijd voor de andere wedstrijden samen. Over de periode 2003-2006 werd per jaar gemiddeld 417 uur voetbal uitgezonden en 1.461 uur overige sporten. Dat is drieënhalf keer zo veel. Precieze uitsplitsingen van de categorie ‘Overige sporten’ zijn niet beschikbaar. Cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) suggereren dat ongeveer een kwart van de zendtijd aan de ‘Overige sportreportages’ naar tennis is gegaan, de helft naar Formule 1races, darts, schaatsen en wielrennen, en het resterende kwart naar alle andere takken van sport. Succes afdwingen in drie stappen De kijktijden en uitzendtijden lopen dus mooi met elkaar in de pas. Naar sporten die veel uren worden uitgezonden, wordt ook gedurende veel uren gekeken. De kleine sportbonden hebben gelijk als ze bij de omroepen aankloppen, maar het is zeer de vraag of ze ook gelijk krijgen. De ervaringen met de Finaleweek zijn illustratief. De finales van het handbal, korfbal, zwemmen, basketbal, volleybal en hockey die in een geconcentreerde vorm door de NOS, naar aanleiding van een initiatief van NOC*NSF, werden uitgezonden, trokken in 2006 gemiddeld 175.000 kijkers. Dat is bijna niets vergeleken met de meer dan 8 miljoen kijkers naar de WKvoetbalwedstrijd Portugal-Nederland of de 4,7 miljoen mensen die via de televisie Marianne Timmer in Turijn goud zagen winnen. Een probleem is natuurlijk dat de kleine bonden aan de hand van NOC*NSF bij de NOS komen aankloppen met het nederige verzoek om op televisie te mogen komen. In het zakenleven worden net zomin als in de sport cadeautjes weggegeven. Succes moet je afdwingen en verdienen. Aangezien de omroepwereld een zakelijke wereld is, zullen ook de sportbonden die zoeken naar meer tv-exposure een zakelijke houding moeten aannemen. Business-tobusiness. Drie zaken zijn daarbij in elk geval van belang.

1. Organisatie Uit sociaal-wetenschappelijk onderzoek komt naar voren dat sporten die veel op de televisie komen en veel worden bekeken, zich in toenemende mate bedienen van het mediasportmodel. Dat houdt in dat de topsport wordt ondergebracht in organisaties die commercieel zijn opgezet en professioneel worden gemanaged en waarvan het management beschikt over kennis en ervaring met de media en in de nodige netwerken actief is. De entertainmentfunctie staat centraal. In Nederland voldoen enkele betaaldvoetbalorganisaties aan dit model. De schaatsbond is op de goede weg sinds zij een reorganisatie heeft doorgevoerd om slagvaardiger commercieel te kunnen optreden. In het algemeen geldt echter dat de meeste (top)sportorganisaties in Nederland de slag in de richting van het mediasportmodel nog moeten maken. 2. Het product Het is essentieel voor mediasporten om een sterk product in handen te hebben. Kenmerkend voor goede mediasport is een hoog entertainmentgehalte. In tegenstelling tot wat soms wordt beweerd, is spektakel niet de kern van de amusementswaarde van sport. Het is van groot belang dat er spannende wedstrijden op topniveau worden gehouden en dat het eindresultaat (de uitslag van wedstrijden, de eindstand in competities) zo lang mogelijk onzeker is. Mediasport is topsport, liefst internationaal. In het Nederlandse voetbal heeft men dit redelijk goed voor elkaar. De eredivisiecompetitie levert wekelijks interessante wedstrijden op waaraan veel internationals meedoen. Dit product wordt goed in de markt gezet en vindt gretig aftrek. Lang niet alle sporten verkeren in zo’n gelukkige omstandigheid. Het schaatsen heeft geen wekelijkse competitie en de sterkste zwemmers en zwemsters komen relatief weinig in actie.

Sportbestuurders hebben het er maar druk mee; een stortvloed van nieuwe technologieën en mediakanalen komt al jaren op hen af. Vooral op het gebied van het bewegend beeld biedt dat kansen om de rechten beter te exploiteren en meer geld in het laatje te krijgen. Helaas wordt het er niet gemakkelijker of overzichtelijker op. De nieuwste in het rijtje nieuwe mogelijkheden zijn YouTube en Joost (spreek uit: ‘Juiced’). Wat zijn dat eigenlijk, wat bieden ze en wat gaan ze teweegbrengen? Vragen waar dit artikel, met name vanuit het perspectief van de rechtenhouder (zoals bijvoorbeeld de Eredivisie CV) antwoord op probeert te geven.

3. Breedtsport Ten slotte is het erg belangrijk dat mediasportorganisaties een stevig sociaal draagvlak in de sportwereld hebben. Grote sportbonden nemen alleen al op grond van het aantal leden een sterke positie in de sportwereld in. Voor de omroepen zijn zij het meest interessant, omdat hun getalsmatige omvang een zekere garantie is voor goede kijkcijfers. Sporten die veel worden uitgezonden, zijn meestal sporten met veel leden. Kleine sportbonden die vaker op televisie willen komen, doen er goed aan om groter te worden. Zo is de KNVB immers ook begonnen.

Zowel YouTube als Joost zijn voorbeelden van IP-TV (Internet Protocol TV). Video over het internet dus. Hier zijn al vele voorbeelden van: denk aan de ‘Uitzending Gemist’-kanalen van de publieke en commerciële omroepen. Maar ook nieuwe mediamerken, zoals Mine (KPN) en Tele2 (voorheen Versatel) met een heel videopakket inclusief het eredivisievoetbal, behoren tot de categorie IP-TV. IP-TV is zijn kinderschoenen aan het ontgroeien en een distributiekanaal om rekening mee te houden.

Ruurd Kunnen studeerde sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen en is eigenaar van een onderzoeksbureau voor sociaalwetenschappelijk onderzoek: swob De Kade (www.swobdekade.nl).

Door Philip Hennemann YouTube en Joost, wat zijn dat eigenlijk? YouTube is enige jaren na de start voor een miljardenbedrag overgenomen door Google. En Google kan iets, daar zit dus visie achter, zou je zeggen. YouTube is een WEB Video Portal. User driven, wat betekent dat voornamelijk de gebruiker de content inbrengt (de video’s uploadt). Dit zouden in principe allemaal filmpjes van gebruikers moeten zijn, maar in de praktijk blijken dit veelal ook (illegale) fragmenten van bioscoopfilms, tvseries en sportbeelden te zijn. YouTube wordt centraal gedistribueerd (gehost), hetgeen aan servercapaciteit en bandbreedte enorme kosten met zich meebrengt. YouTube wil langzaam maar zeker geld verdienen via advertenties en doet dit dan ook. Joost is opgericht door dezelfde ondernemers als van Kazaa en Skype, niet de eersten de besten dus. Het hoofdkantoor is zowaar in Leiden! Joost werkt via pc-software, je moet dus iets downloaden en installeren. Het bevindt zich nu nog in de testfase en is nog niet officieel gelanceerd. De software geeft je pc een ‘tv-tuner’ met in potentie duizenden tv-kanalen. Een groot verschil met YouTube is dat de distributie van de video streams niet centraal gaat, maar peer to peer. Elke gebruiker is daardoor zowel ontvanger als zender. Elke stream, die natuurlijk eerst ergens centraal ontspringt, zendt zichzelf

via de eerste ontvangers door naar andere ontvangers. Daar zijn de distributiebelasting en de netwerkkosten over alle gebruikers gelijkelijk verdeeld. Een zeer elegante en schaalbare oplossing. Joost heeft hierdoor – in tegenstelling tot YouTube – slechts fractionele beheerskosten. Joost is er vooral om rechtenhouders een nieuw en vooral on demand-distributiekanaal te bieden. Ook Joost wil via advertenties geld verdienen.

Wat brengt dit soort nieuwe kanalen teweeg? In het begin vooral chaos. Op alles wat nieuw is, heeft het establishment het niet voorzien of het reageert er onhandig op. Kijk naar de muziekindustrie. Eerst houdt deze angstvallig vast aan de cd als vehikel om geld mee te verdienen en wordt ze links en rechts voorbijgestoken door illegale download- en exchange-platforms voor

muziek (zoals Napster, Kazaa en Limewire). De muziekindustrie negeert volstrekt wat de gebruiker eigenlijk wil! Die wil namelijk gewoon een bomvolle MP3-speler, links- of rechtsom, en als het moet illegaal. Vele gemiste kansen verder wordt dan alsnog de digitale distributie omarmd, maar dan wel net verkeerd, en wel met een rigide DRM-systeem (Digital Rights Management) eraan vast, om verder oneigenlijk verspreiden te frustreren. Nu weer jaren later lijkt ook het DRM gelukkig verlaten te worden. Dit vooral omdat de betalende gebruiker (de ‘goede’ gebruiker dus) in het gebruik van zijn betaalde digitale muziek (ernstig) beperkt wordt, terwijl zijn illegaal downloadende en vooral niet betalende evenknie nergens last van heeft. Over een stimulans voor goed gedrag gesproken! En dan zijn we er nog niet, want een zelfs zonder DRM vanaf iTunes gedownload liedje speelt natuurlijk weer niet af op een Windows Media MP3-speler. Steve en Bill hebben hun mond vol over de gebruiker, maar dat gaat net zo ver als hun eigen merkbelangen, helaas. Wat kunnen we hiervan leren? Gebruikers willen best betalen, maar vooral niet te veel; ze willen laagdrempelige toegang (geen speciale apparatuur) en geen betutteling (DRM). Natuurlijk zal er altijd illegaal gebruik zijn; dat was er vroeger immers ook al met de bandrecorders en cassettebandjes. Maar een officieel cd’tje kopen was wel zo mooi en makkelijk, overal te krijgen en kennelijk toen niet te duur. Nu internetbetalingen langzamerhand gemakkelijker worden (PayPal, iDEAL en dergelijke), zal in een verdere toekomst voor officiële content met een universeel betaalsysteem voor micro payments (vanaf centen en dubbeltjes) gewoon betaald worden en hierZie verder pag. 32


Pagina 32

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

talende mensen per wedstrijd in het stadion zaten. Dan hoef je geen rocket scientist te zijn om te voorspellen dat kijken via een simpele éénmalige transactie wel eens veel grotere groepen per wedstrijd aan de buis kan kluisteren dan de groep die zich in levende lijve naar het stadium begeeft. Afgezien van het feit dat een paar euro boven op dat tientje wel eens nauwelijks verschil zou kunnen maken om een wedstrijd al dan niet te bekijken. Met andere woorden, het is duidelijk waarom het exploiteren van deze rechten nog altijd zo’n enorm potentieel heeft. Daar gokken partijen met diepe zakken op, soms tegen beter weten in. En dat heeft een prijsopdrijvend effect.

Vervolg van pag. 31 mee, wat veel belangrijker is, wordt copyright dus gerespecteerd. Kijken we nog minstens tien tot twintig jaar verder, dan is alles altijd online, met overal genoeg bandbreedte. Je bent dan geabonneerd op een muziekbibliotheek waar je je voor een sympathiek bedrag per maand een gebruikersprofiel aanmeet en waar je alles mag beluisteren, waar en wanneer je maar wilt. Op je telefoon, in je auto, thuis, op reis, altijd online, universeel digitaal en met alle mogelijke goodies, toeters en bellen. Wie gaat daar nou nog eindeloos voor rippen, verzamelen, archiveren, kopiëren, branden et cetera. Gemak dient immers de mens, dat is altijd zo geweest. En gemak heeft een prijs, dat is ook niemand vreemd. Hoe zit het dan met de video-industrie? Wat voor de muziek geldt, lijkt ook voor video te gaan gelden. l’Histoire se répète. Rechtenhouders trappen op de rem en maken zich vooral zorgen over inbreuk en niet over de kansen. Hierdoor dreigen net als in de muziekindustrie kansen gemist te worden. Let wel, de bedreigingen moeten niet onderschat worden. YouTube wemelt van de illegale voetbalclips en allerlei piraten trachten livewedstrijden illegaal door te streamen. Maar is dit nu materieel? Of sterker, scheelt dit inkomsten voor de licentiehouders? Voorlopig zeker nog niet. De kwaliteit en actualiteit van het ‘gestolen’ materiaal laat veel te wensen over. Ook is het zeer de vraag of het gebruik van bijvoorbeeld een illegale stream kannibaliserend werkt op het officieel gebodene. Het gebruik van de YouTubes en de Uitzending Gemist’s van deze wereld is nog fractioneel ten opzichte van de echte tv-exploitatie. Aan de ene kant moet men dus wel degelijk YouTube c.s. aanspreken, en dat gebeurt nu ook op niet mis te verstane wijze, op medeplichtigheid met betrekking tot het faciliteren van het aanbieden van illegale content. Ook hier weer in analogie met de muziekwereld, zal YouTube dus nog wel een paar zware klappen oplopen (RTL heeft nog steeds buikpijn van de schadevergoedingen van het door haar overgenomen Napster). Maar aan de andere kant en tegelijkertijd moet de rechtenhouder wel degelijk kijken naar legale exploitatiemogelijkheden, al dan niet in samenwerking met licentiehouders van andere platforms. Het zou goed te doen moeten zijn om bijvoorbeeld eredivisie-previews en delayed beelden ook ten dele en officieel via bijvoorbeeld YouTube uit te zenden. Met daaromheen advertenties van sponsors en aankondigingen en commercials van andere rechtenhouders over hoe, waar en wanneer bij hen de

www.sportenstrategie.nl

live-content wel te aanschouwen is. Zoals gezegd is het gebruik van deze IP-TV-platforms nog beperkt, maar zo loop je ten minste voorop, doe je ervaring op, ben je aan de bal en heb je controle over je eigen bestemming. En wat vindt de gebruiker? Die vindt het geweldig, echt waar! De gebruiker wil alleen maar beelden van goede kwaliteit, een ruim aanbod, officiële gegevens, sterreporters et cetera. Niet dat huiskamerkopieergeneuzel waarbij geen peil te trekken is op keuze, frequentie, aanbod en kwaliteit. Dat is wel aardig bij gebrek aan beter, maar ook alleen voor zolang als het duurt. En kannibaliseert dit dan niet? Nee, niet noodzakelijkerwijs. De radio heeft de krant niet in de weg gezeten, en de tv de radio niet, we kijken nog steeds meer tv ondanks het internet en zo verder. We consumeren meer mediakanalen, combineren ze tegelijkertijd of bekijken ze afhankelijk van de omstandigheden waarin we verkeren. Zelfs het stadionbezoek neemt nog steeds toe! Waar gaat het in de nabije toekomst naar toe met de opbrengst en exploitatie van bijvoorbeeld de eredivisievoetbalrechten? Er wordt beweerd dat na de gigantische sprong in opbrengsten van twee jaar geleden het nu wel eens zou kunnen tegenvallen. Zo veel nieuw geld en initiatief zou nu niet voorhanden zijn. Dat is maar zeer de vraag, want zowel Talpa (samenvattingen) en Versatel (livewedstrijden) kochten de rechten met een marketingperspectief, de ‘Kroon Content’, om kijkers en abonnees veilig te stellen. En dat zou nu zomaar weer kunnen gebeuren, met KPN, UPC, Tele2 en ongetwijfeld nog andere spelers op het vinkentouw, die maar al te graag hun

Vergelijking YouTube en Joost. YouTube

Joost

Techniek

server based

peer to peer

Aanbod

on demand

on demand

Player

geen

eigen pc-player

Installatie

niks, via webbrowser download + install

Brand name

zeer bekend

beperkt bekend

Eigendom

Google

Serial Entrepreneurs

Financiële armslag

oneindig?

aanzienlijk

User driven

bij uitstek

niet

Third party content

steeds meer

bij uitstek

Business model

advertenties

advertenties

©-bescherming

van twee walletjes copyright-beschermd

platform via voetbal aan de man willen brengen. En belangrijker, in tegenstelling tot de vorige veiling is de exploitatie van ‘live’ technisch weer een stuk haalbaarder geworden. Al blijven de drempels voor toegang voorlopig nog aanzienlijk. Wil je live kunnen kijken, dan moet je misschien van internetprovider wisselen, of een andere digitale settop-box aanschaffen – bepaald geen prettig vooruitzicht en niet iets wat je eens in de zoveel tijd wil doen. Toch zal het erom spannen of de opbrengsten nou meer worden, al was het maar omdat ze nooit echt minder hebben opgebracht. En de verre toekomst? In de verre toekomst wordt het vele malen meer, mits de gebruiker zonder veel poespas toegang kan krijgen voor een acceptabel bedrag. Op zondagmiddag thuis live voetbal kijken moet een impulsbeslissing zijn zonder technische drempel van provider, techniek of abonnement. Via een simpele universele betaalinterface die, onafhankelijk van de aanbieder, toegang

Marcel Beerthuizen is eigenaar/ directeur van TBWA\Brand Experience Company en adviseert bedrijven en merken op het terrein van merkbeleving en sponsoring. Maar hij is ook een fervent kijker naar sport. Naar aanleiding van het verschijnen van de documentaire ‘Goud’ van regisseur Niek Koppen over het Nederlands vrouwenhockeyteam, vroeg Sport & Strategie hem naar zijn vijf favoriete sportdocumentaires. 1. ‘When We Were Kings’, Leon Gast, 1996 Documentairemaker Leon Gast filmde in 1974 zes weken lang de aanloop naar de onvergetelijke bokswedstrijd in Zaïre tussen underdog Muhammad Ali en titelverdediger George Foreman. Na talrijke rechtszaken over de rechten kon Gast pas 22 jaar later het materiaal monteren tot een indrukwekkende film over ‘the untold story of the Rumble in the Jungle’. De documentaire werd in 1997 bekroond met een Oscar. Wie goed oplet, ziet in de film een jonge Kees Jansma in beeld verschijnen. 2. ‘En un momento dado’, Ramon Gieling, 2004 De Nederlander Ramon Gieling maakte een documentaire over de herinneringen van verschillende Spanjaarden en Catalanen

biedt voor een sympathiek bedrag, zonder verdere verplichtingen. Met de verdere opkomst van alle nieuwe technische opnamesnufjes, integratie van andere content zoals nieuws en statistieken, digitale breedbeeldpresentatie, geeft dit topentertainment thuis. Tel daarbij een alsmaar ouder wordende bevolking op, voor wie het ‘kastje’ de ‘enige’ kijk op de wereld biedt. Dan is het niet moeilijk, in de ideale situatie enorme ‘live’ publieksscharen voor een tv-beeld te voorspellen. Kunnen de rechtenopbrengsten dan nog omhoog? Rechten en productie kosten nu gemiddeld zo’n 160.000 euro per wedstrijd. Als thuis kijken tien euro all-in per wedstrijd zou kosten, heb je dus gemiddeld 16.000 betalende thuiskijkers nodig om breakeven te draaien. Daarbij moet je weten, dat er vorig seizoen ruim 18.000 be-

Hoe staat het met YouTube en Joost over een paar jaar? De YouTubes en Joosten van deze wereld willen tegen die tijd een onbetwist merk zijn, marktleiders, waar wij allemaal naar kijken (alsof het onze huidige tv is) en alles kunnen vinden wat we willen zien. En vooral kunnen kijken wannéér we iets willen zien. Waarschijnlijk betaald met advertentie-inkomsten, maar misschien ook wel met micro payments. Het zou heel goed kunnen zijn dat YouTube of Joost tegen die tijd de rechten koopt en met een of meer sponsors de eredivisiewedstrijden universeel en integraal aanbiedt, laagdrempelig, officieel, in een uitstekende kwaliteit, met alles erop en eraan. Het lijkt dan ook zaak bij de aankomende veiling van de licenties van het eredivisievoetbal met alle afnemers in een gezamenlijke aanpak voor een legale exploitatie op de ‘YouTube en Joost’-achtigen te voorzien. De kansen zijn immers vele malen groter dan de bedreigingen. En belangrijker nog: de gebruiker wil het. En van de muziekindustrie hebben we les nummer één kunnen leren: de gebruiker wacht niet, die dwingt af.

Philip Hennemann is oprichter en mededirecteur van Infostrada Sports, een wereldwijd opererende leverancier van sportinformatie.

Kijktip!

Johan Cruijff in zijn gloriedagen als Barcelona-spits. aan Johan Cruijff als voetballer en trainer. El Salvador komt ook zelf aan het woord. Tijdens de wereldpremière op het International Film Festival Rotterdam gaf het publiek JC een staande ovatie, die dat niet had verwacht en er zichtbaar door geroerd was. 3. ‘Lopende Zaken – Familieportret’, Wim Schepens, 1993 De VPRO zond in 1993 een documentaire uit over de Rotterdamse politieagent De Rede en zijn gezin, allen fanatieke Feyenoord-supporters. Wim Schepens volgde het leven van de familie vlak voor en tijdens het behalen van de landstitel in 1993. De documentaire maakt

op indringende wijze duidelijk wat de liefde voor een voetbalclub kan betekenen. 4. Het oeuvre van Wilfried de Jong Cabaretier, presentator, schrijver en filmmaker Wilfried de Jong heeft enkele prachtige sportdocumentaires op zijn naam staan. Voor het VPRO-programma Sportpaleis De Jong maakte hij in 2003 verschillende documentaires over wielrennen. In ‘Jagen met Joop’ gaat De Jong op jacht met oud-wielrenner Joop Zoetemelk. En in ‘Pijn van de kou’ geeft hij een reconstructie van een barre bergbeklimming in de Giro d’Italia van 1988 met Erik Breukink en Johan van der Velde. Deze documentaire werd beloond met een Gouden Beeld. 5. ‘Ajax: Daar Hoorden Zij Engelen Zingen’, Roel van Dalen, 2000 Maandenlang volgden de camera’s van regisseur Roel van Dalen de verschillende geledingen van voetbalclub Ajax. Het seizoen 1999/2000 verliep desastreus voor het eerste elftal van de club; trainer Jan Wouters werd aan het einde van dat seizoen ontslagen. De kijk achter de schermen leverde intrigerende beelden op, onder andere over de Ajax voetbalschool in Ghana. De film was de openingsfilm van IDFA 2000.


SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

The American Way

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 33

NFL on the move

De internationale strategie van ’s werelds rijkste sportleague Tabel 1 Aantal toeschouwers NFL Europe League. Team

2007

2006

2005

Frankfurt Galaxy

33.043 28.118 29.377

Rhein Fire

24.473 22.020 22.532

Hamburg Sea Devils

20.874 15.082 17.920

Berlin Thunder

15.710 13.819 16.848

Cologne Centurions

14.352 13.538 14.238

Amsterdam Admirals

11.668 13.421 12.877

Gemiddelde per wedstrijd 20.020 17.666 18.965 Totaal

600.600

en Bristol. De Scottish Claymores zouden voortaan spelen in zowel Edinburgh als Glasgow. Bovendien werd de league in 1997 omgedoopt in de NFL Europe League.

Door Pieter Verhoogt De grote Noord-Amerikaanse sportorganisaties (NBA, NHL, NFL, MLB) begeven zich steeds meer buiten hun landsgrenzen. Dankzij moderne communicatietechnologie zijn zij in staat hun wereldwijde populariteit te versterken en te exploiteren. De internationale marketinginspanningen van deze organisaties gaan daarbij nadrukkelijk verder dan een fraaie website en het verschepen van petjes. In deze eerste editie van ‘The American Way’ nemen we de internationale strategie van de National Football League onder de loep. “In het kader van de verbetering van onze spoordienst hebben wij besloten het station in uw woonplaats op te heffen.” Zo kwam de mededeling van Roger Goodell, de almachtige baas van de rijkste sportleague ter wereld, ongeveer over bij de fans van de zes teams die tot afgelopen seizoen uitkwamen in de NFL Europe League. Goodell maakte op 29 juni 2007 bekend dat de Europese American football-competitie per direct werd opgeheven en dat de Europese football-liefhebber voortaan op een andere manier zal worden bediend. Wat ging hieraan vooraf en wat zijn de nieuwe plannen van de NFL? Zendingswerk vanuit Noord-Amerika Wat internationalisering betreft, neemt de NFL binnen de vier grote sportleagues een aparte plaats in. Waar de toonaangevende basketbal-, honkbal- en ijshockeycompetities alle één of meerdere teams uit buurland Canada kennen, spelen in de NFL uitsluitend teams uit de VS. Ook het aandeel buitenlandse spelers ligt in de NFL aanzienlijk lager. En anders dan de drie overige sporten heeft de NFL in de NoordAmerikaanse sportmarkt te maken met (bescheiden) concurrentie. Hierbij gaat het om de Canadian Football League (CFL) en de snel in populariteit groeiende (indoor)

Arena Football League (AFL). Bovendien gaat naar verwachting volgend jaar maart of april de nieuwe All American Football League (AAFL) van start. Het laatste maar wellicht belangrijkste onderscheid is dat American football wereldwijd met afstand de minst bekende en beoefende sport is. In zijn recent verschenen boek Brand NFL stelt voormalig American football-speler Michael Oriard dat twee derde van de Amerikaanse bevolking geïnteresseerd is in American football en de NFL. Buiten het Noord-Amerikaanse continent is de sport echter klein en onbekend. Waar de marketeers van de NBA, MLB en NHL in veel landen kunnen aanhaken bij de reeds bestaande populariteit en structuren van hun sporten, dient de markt voor American football buiten Noord-Amerika veelal nog volledig te worden ontwikkeld. De internationale strategie van de NFL is er dan ook in eerste instantie op gericht nieuwe markten simpelweg te laten kennismaken met de sport. Dit ‘zendingswerk’ leidt dan (hopelijk) op langere termijn tot een groeiende internationale fanbase, een toenemende vraag naar football-gerelateerde diensten en producten, en een wereldwijde versterking van het NFL-merk. American football in Europa De internationale ambities van de NFL kregen begin jaren negentig

vorm met de oprichting van de World League of American Football (WLAF). Deze nieuwe league had tot doel jonge spelers klaar te stomen voor het echte NFL-werk, en tegelijk de wereld (lees: Europa) bekend te maken met American football. De WLAF ging in 1991 van start met tien teams: zes uit de VS, één uit Canada en drie uit Europa (Barcelona, Frankfurt en Londen). Hoewel vooral de Europese teams in korte tijd een aanzienlijke populariteit opbouwden, bleef de belangstelling voor de nieuwe league in de VS, en daarmee het rendement op de investeringen, uit. In 1992 besloot de NFL dan ook de stekker uit dit initiatief te halen. In 1995 werd de internationale competitie nieuw leven ingeblazen. Meer dan de WLAF kende de World League actieve ondersteuning vanuit de NFL. Alle NFLteams stonden meerdere spelers af aan de nieuwe league, die nu bestond uit zes Europese teams. Naast de drie Europese WLAFteams namen ook Amsterdam, Düsseldorf en Edinburgh deel aan de nieuwe competitie. De NFL hield de vinger stevig aan de pols van dit nieuwe marketinginstrument. Na twee jaar bleek dat vooral in de Engelse markt de interesse slechts traag groeide. De London Monarchs werden daarop omgevormd tot de England Monarchs, die hun thuiswedstrijden afwisselend speelden in Birmingham

Ook in de jaren daarna bleef de NFL sleutelen aan zijn internationale product. De eigenaren van de 32 profteams in de NFL – die gezamenlijk ook de koers van de NFL bepalen – waren bereid fors te investeren in de internationale expansie. Zij droegen vrijwel alle kosten van de Europese league – ongeveer 30 tot 40 miljoen dollar per jaar – maar wilden uiteraard wel (een maximale kans op) rendement op hun investeringen. De NFL Europe League was dus constant op zoek naar maximale impact op de Europese markt. Achterblijvende markten werden afgestoten en nieuwe werden aangeboord. Na het seizoen 1998 werden de London Monarchs opgeheven en vervangen door de club Berlin Thunder. In 2003 viel het doek voor de Barcelona Dragons. Dat team werd in 2004 vervangen door de Cologne Centurions. En in 2005 moesten ook de Scottish Claymores er wegens achterblijvende belangstelling aan geloven. De Hamburg Sea Devils werden als nieuw team toegevoegd. Entertainment en sport in perfect geregisseerde show Daarmee waren vijf van de zes teams in de NFL Europe League in Duitsland gevestigd. De Duitse markt bleek een goede voedingsbodem, met Frankfurt en Düsseldorf als grootste fanbases (zie tabel 1). Wedstrijden in deze steden trokken 30.000 tot 40.000 toeschouwers. NFL Europe-wedstrijden werden in vele landen uitgezonden, waaronder uiteraard de VS. Opmerkelijke innovatie voor de Europese sportmarkt was ‘de man met de oranje handschoen’, die in samenspraak met de scheidsrechters regelmatig de wedstrijden stillegde in verband met reclameblokken. Reclame voorbij? Spelen maar weer! Vernieuwend was ook de combinatie van sport en entertainment op een wijze zoals wij die in Europa niet kenden. Al uren voor de wedstrijd

Tabel 2 Mediacontracten Noord-Amerikaanse sportleagues. Organisatie

Aantal nationale

Totale waarde mediacontracten

mediacontracten

(in mln. US$)

Aandeel in totale waarde mediacontracten

NFL

9

3.886

63%

MLB

6

796

13%

NBA

2

766

13%

NASCAR

4

580

9%

NHL

3

78

1%

MLS

4

20

0,3%

Totaal Bron: Sportbusiness International

28

6.126

100%

529.990

568.960

wordt het publiek binnen en buiten het stadion vermaakt. Entertainment en sport samengevoegd in een perfect geregisseerde show. Voor diehard football-fans én families. Voor de spelers – vooral Amerikanen – was de NFL Europe League een kans om zich in de kijker te spelen. Vrijwel allemaal waren zij eigendom van één van de 32 NFLteams, maar nog niet goed genoeg voor het grote werk. Voorafgaand aan het seizoen, tijdens de jaarlijkse Allocated Player Draft, kregen Zie verder pag. 34

Gigant der giganten De NFL is met afstand de rijkste sportleague ter wereld. Dat blijkt onder meer uit de periodieke waardering van sportteams door het zakenblad Forbes. NFL-teams domineren de top van de wereldwijde ranglijst. Van de acht teams met een waarde van meer dan 1 miljard dollar, spelen er vijf in de NFL. Manchester United, Real Madrid en de New York Yankees completeren het elitegezelschap. Een andere indicatie van het economisch gigantisme van de NFL vormen de mediacontracten die de league de afgelopen jaren heeft gesloten. Deze hebben een gezamenlijke waarde van maar liefst 3,8 miljard dollar (circa 2,8 miljard euro). Per jaar! Ter vergelijking: de mediacontracten van de Engelse Premier League hebben een jaarlijkse waarde van 900 miljoen pond (1,3 miljard euro). Ook het verschil met de overige Amerikaanse profleagues is enorm (zie tabel 2). De media-inkomsten van de NFL zijn afkomstig uit een palet aan contracten. De uitzendrechten zijn verdeeld over maar liefst negen mediabedrijven, met elk een eigen pakket (zie tabel 3). De traditionele kabelen netwerkuitzendingen van de competitiewedstrijden zijn verdeeld onder de grote nationale tv-organisaties. Elk heeft een specifiek en afgewogen deel van het wedstrijdschema. Daarnaast zijn er aparte contracten voor de andere distributiekanalen (satelliet, mobiel, internet).


Pagina 34

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

The American Way Vervolg van pag. 33 de coaches van de NFL Europeteams de mogelijkheid om zestig spelers te selecteren. Die ontvingen vervolgens gedurende het Europese seizoen (circa drie maanden) een bescheiden vergoeding. Ze werden ingevlogen en ondergebracht in een hotel, trainden dagelijks onder leiding van de Amerikaanse NFL Europe-coaches en werden nauwlettend gevolgd door hun ‘eigen’ NFL-organisatie. Voor een aantal van hen was dit de opstap naar een NFL-carrière of zelfs eeuwige roem. Neem Kurt Warner, ooit als talent gecontracteerd door de St. Louis Rams, gedetacheerd als quarterback bij Amsterdam Admirals om te rijpen en daarna teruggehaald om vervolgens tweemaal tot Most Valuable Player van de NFL te worden gekozen en in 1999 met St. Louis de Superbowl te winnen. Of Adam Vinatieri, placekicker bij de Indianapolis Colts en viervoudig Superbowl-winnaar, die zijn professionele carrière bij de Amsterdam Admirals is begonnen. The best business decision Het bleek echter niet genoeg. Enkele dagen na de enerverende World Bowl 2007-finale tussen Frankfurt Galaxy en Hamburg Sea Devils (48.000 toeschouwers, uitgezonden in 128 landen) zetten de NFL-eigenaren een streep onder de Europese league. Een beslissing die door Goodell werd omschreven als “the best business decision”. Vooral het rendement van de opleidingsfunctie en de concentratie van de league op één land (Duitsland) lijken bij deze beslissing een rol te hebben gespeeld. Het was de 30 tot 40 miljoen dollar per jaar kennelijk niet meer waard. Daar kwam bij dat de NFL onlangs een ander instrument heeft ontdekt om American football en de NFL internationaal op de kaart te zetten. Al sinds de jaren vijftig spelen NFL-teams in de seizoenvoorbereiding incidenteel oefenwedstrijden ‘op locatie’. Vooral Canada en Japan waren populaire bestemmingen. Als eerste Amerikaanse profleague heeft de NFL nu echter het besluit genomen om jaarlijks één of twee reguliere competitiewedstrijden buiten de VS te spelen. De primeur vindt op 28 oktober in Londen plaats. Dan spelen de Miami Dolphins in het nieuwe Wembley Stadium hun thuiswedstrijd tegen de New York Giants. Toen in februari de kaartverkoop begon, ontving de NFL alleen al uit de Engelse markt binnen 72 uur 160.000 aanvragen voor meer dan 500.000 tickets. En dan verwacht men ook nog zo’n 10.000 aanvragen vanuit de thuismarkten van de Dolphins en de Giants. De NFL was aangenaam verrast door deze overweldigende belangstelling en kijkt met belangstelling uit naar 2008, wanneer de Duitse markt wellicht aan de beurt is. Nieuw format voor internationale expansie De NFL kijkt echter ook al verder. Gezien de interesse voor NFLwedstrijden in Europa, Canada en Mexico, ligt het voor de hand dat het aantal internationale wedstrijden verder zal toenemen. Dat brengt met zich mee dat elk seizoen enkele NFL-teams één wedstrijd minder in hun eigen stadion zullen spelen – slecht nieuws voor de Amerikaanse fans. Bovendien kan het ook sportieve consequenties hebben, zeker voor teams die doorgaans sterk profiteren van

www.sportenstrategie.nl

Tabel 3 Mediacontracten en rechtenpakketten per distributiekanaal. Mediaorganisatie

Type

Rechtenpakket

ESPN

kabel

2006 - 2013

1.100,0

FOX

netwerk

wedstrijden National Football Conference

2006 - 2011

712,5

CBS

netwerk

wedstrijden American Football Conference

2006 - 2011

622,5

NBC

netwerk

zondagavondwedstrijden

2006 - 2011

600,0

Direct TV

satelliet

2006 - 2010

700,0

NFL Network

kabel/satelliet

8 wedstrijden aan het eind van het seizoen

-

-

Sirius

radio

2004 - 2010

31,4

Sprint

mobiele

2005 - 2009

120,0

communicatie

NFL.com

internet

-

-

Looptijd

maandagavondwedstrijden

Totaal

Waarde (in mln. US$)

3.886,4

Bron: Sportbusiness International

hun thuisvoordeel. Vandaar dat de NFL onderzoek doet naar een uitbreiding van het speelschema van zestien naar zeventien wedstrijden, waarbij de extra wedstrijd in het buitenland wordt gespeeld. Om ruimte te maken in de kalender zou de seizoenvoorbereiding met één oefenwedstrijd worden verminderd. Voor het zover is, moet de NFL echter nog stevig onderhandelen met spelersvakbonden en mediapartners (televisiemaatschappijen).

Mede door de beperkte groeimogelijkheden in zijn thuismarkt heeft de NFL het vizier nadrukkelijk gericht op internationale expansie. Via het eigen tv-station (NFL Network), www.nfl.com en het op locatie spelen van wedstrijden, tracht de NFL de buitenlandse markt voor American football te ontwikkelen. Dat daarbij steeds kritisch wordt gekeken naar het rendement van de investeringen, hebben de fans van de NFL Europe League onlangs tot

hun spijt ondervonden. Maar er is hoop! Met de nieuwe strategie van de NFL is de kans toegenomen dat binnen enkele jaren voor het eerst

Pieter Verhoogt studeerde economie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en International Business aan San Diego State University. Hij is eigenaar van sporteconomisch adviesbureau Sport2B (www.sport2b.nl) en docent sporteconomie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Vervolg van pag. 26/27

Hoewel commentaren in de media soms anders doen vermoeden, is het probleem van overgewicht te ingewikkeld om zomaar even een oplossing te geven. Een multicausaal probleem moet multiprofessioneel worden aangepakt. Gezien de omvang van het probleem, is het van belang die brede aanpak nú op te starten. In de preventienota Langer Gezond Leven 2004-2007 stelde het kabinet zich ten doel iets aan het probleem van overgewicht te doen. Maatschappelijke organisaties stelden daarna het Convenant Overgewicht op, en spraken af gezamenlijk op te trekken. Omdat gezonde voeding en lichamelijke activiteit determinanten van gezondheid zijn die door de mensen zelf te beïnvloeden zijn, biedt een combinatie van voorlichting en op gedragsverandering gerichte stimulatie de meeste kans van slagen. Het is aan professionals en organisaties op het gebied van voeding, sport en beweging om de handen ineen te slaan en te werken aan de ontwikkeling van werkzame, op bewijs gebaseerde programma’s.

overgewicht, anderzijds tot ondergewicht. Overgewicht ontstaat wanneer het lichaam meer energie opneemt dan het verbruikt, of wanneer het minder verbruikt dan het opneemt. In het eerste geval wordt er te veel gegeten, in het tweede geval is er te weinig beweging. De situatie escaleert wanneer er én te veel wordt gegeten én in verhouding te weinig wordt bewogen. Dit laatste lijkt op dit moment vooral de kwestie. De inname van vet- en suikerrijke voeding is de laatste jaren toegenomen, bij een afnemende inname van voedingsvezels. Aan de andere kant van de balans zijn er ontwikkelingen die duiden op een toename van inactiviteit. Hoewel de Nederlander niet minder lijkt te sporten, is de directe leefomgeving sterk veranderd, met als resultaat een minder actief en meer zittend bestaan. Beide ontwikkelingen samen leiden tot een situatie waarin overgewicht makkelijker kan ontstaan dan voorheen. Deze ‘obesogene omgeving’ heeft een nieuwe dimensie aan de epidemiologie toegevoegd als ontstaansfactor van overgewicht (er bestaan ook medische oorzaken voor overgewicht. Stoornissen in de stofwisseling kunnen de energiebalans verstoren, met overgewicht als onvermijdelijk gevolg). Dat de oplossing voor het overgewichtprobleem niet voor de hand ligt, is inmiddels duidelijk. Per definitie is het vinden van oplossingen voor een gezondheidsprobleem dat meerdere oorzaken heeft, niet eenvoudig. Verschillende factoren dienen tegelijkertijd aangepakt te worden, met inachtneming van de onderlinge relaties en interacties. Door de vele modellen die gehanteerd worden, zijn er evenzoveel aanvliegroutes. Is het nu beter om via een dieet af te vallen, via een sport- en beweegprogramma, of toch door middel van een programma waarin aandacht is voor beide determinanten? Er zijn ook mensen die van mening zijn dat reductie in gewicht en vet-

twee Amerikaanse profteams op Nederlandse bodem de strijd met elkaar zullen aangaan.

massa het best bereikt kan worden langs farmaceutische weg. Ook zijn er volop voedingssupplementen verkrijgbaar die volgens de claims zouden leiden tot een daling van het lichaamsgewicht en een toename in gezondheidswinst. Anderen zweren bij operatieve maatregelen, zoals maagverkleiningen. Een rigoureuze ingreep die ervoor zorgt dat het individu minder voeding tot zich kan nemen. Maatschappelijke oplossingen De biomedische aanvliegroute heeft tot dusver nog niet geleid tot een gewenst effect. De gedragswetenschappelijke benadering ook niet. Van geslaagde, effectieve interventies is in ieder geval (nog) geen sprake. Zo hebben uiteenlopende voorlichtingscampagnes tot op heden niet geleid tot een ander straatbeeld. Dan zijn er de ‘maatschappelijke’ oplossingen. Er gaan stemmen op om een zogenoemde ‘vettax’ te heffen op ongezonde, vetrijke producten (een

maatregel vergelijkbaar met de hoge accijns op tabak, alcohol en benzine), of de kosten voor sportschoolbezoek op te nemen in de basisverzekering Als we dit soort maatregelen overwegen voor voeding en ‘goed’ beweeggedrag, hoe staat het dan met andere determinanten van gezondheid die we als mens zelf kunnen beïnvloeden? Wanneer eindigt zorg en begint bemoeizucht en dwingelandij? Een groot deel van de Nederlanders weet immers uitstekend om te gaan met de wat ongezondere producten, door ze onderdeel te maken van een verder gezond voedingspatroon. Moet de ene helft van de bevolking meer gaan betalen, omdat de andere helft moeilijk van deze producten kan afblijven?

De snelheid waarmee we meer te weten komen over de behandeling van overgewicht, blijft misschien nog achter bij de snelheid waarmee nieuwe verklaringen voor het ontstaan ervan zich aandienen en ontwikkelen. Maar het probleem is urgent, en tal van partijen (naast de overheid vooral ook de werkgevers en de voedingsmiddelenindustrie) zullen moeten bijdragen aan de oplossing. Niet in de vorm van ondoordachte ad-hocmaatregelen, maar op basis van een structurele filosofie en aanpak. Ook dat is maatschappelijk verantwoord ondernemen. Bronnen en naslag: www.rivm.nl en www.voedingscentrum.nl

Joris Hermans is voedingskundige en sportdiëtist, en docent aan het Instituut voor Sport en Bewegingstudies van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN).


Pagina 40

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

TransCollect, voor al uw transfervergoedingen VV Bedum houdt zo’n 90.000 euro over aan de megatransfer van Arjen Robben naar Real Madrid. Een fraai staaltje van solidariteit in de voetbalwereld. Maar Robbens eerste vereniging moet dat geld nog wel even ontvangen. En dat is geen vanzelfsprekendheid. Volgens BrantjesVeerman Advocaten wordt in een kwart van alle gevallen deze ‘solidariteitsbijdrage’ nooit betaald. Daarom bedacht het Amsterdamse advocatenkantoor TransCollect: een incassosysteem, bedoeld om clubs te helpen bij het innen van deze vergoedingen. Door Friso Schotanus Het Bosman-arrest maakte in 1995 een eind aan het transfersysteem waarbij clubs een transfersom moesten betalen als zij een speler overnamen, ook al was zijn contract al afgelopen. Om te voorkomen dat de clubs voortaan gratis bij elkaar konden winkelen, bedacht de wereldvoetbalbond FIFA alternatieven. Ten eerste zijn clubs een opleidingsvergoeding verschuldigd als zij een speler overnemen die jonger is dan 22. Die vergoeding bedraagt maximaal 1.250 euro per opleidingsjaar, waarbij een maximum van twaalf opleidingsjaren geldt. Daarnaast is er de ‘solidariteitsbijdrage’; van de transfersom die hoort bij het tussentijds afkopen van een lopend contract gaat vijf procent naar de club(s) waar de speler tussen zijn twaalfde en zijn drieëntwintigste levensjaar onder contract stond. Daarbij geldt: hoe langer een

Solidariteit in de voetbalwereld

Van de transfersom die hoort bij het tussentijds afkopen van een lopend contract gaat vijf procent naar de club(s) waar de speler tussen zijn twaalfde en drieëntwintigste onder contract stond. Deze vijf procent wordt als volgt verdeeld: • 0,25 procent van de transfersom voor ieder ‘contractjaar’ tussen het twaalfde en vijftiende levensjaar; • 0,5 procent van de transfersom voor ieder ‘contractjaar’ tussen het zestiende en drieentwintigste levensjaar. Voor de overgang van Arjen Robben naar Real Madrid betekent dit: • Real Madrid betaalt 36.000.000 euro; • Chelsea ontvangt 34.740.000 euro; • PSV ontvangt 360.000 euro; • FC Groningen ontvangt 810.000 euro; • VV Bedum ontvangt 90.000 euro. In hoeverre Robben zelf profiteert van zijn transfer naar Real Madrid, is niet bekend. Waarschijnlijk is dat hij – naast het sportieve aspect – een hoger salaris ontvangt en mogelijk een percentage van de transfersom, hoewel dat dan in zijn contract met Chelsea zou moeten zijn vastgelegd. Dergelijke aspecten worden veelal niet onthuld.

speler lid was van een vereniging, hoe hoger de vergoeding is. Deze solidariteitsbijdrage moet betaald worden bij iedere transfer. VV Bedum is er dus bij gebaat dat Robben zich ontpopt tot een rusteloze voetbalreiziger die zo veel mogelijk Europese topclubs aandoet. Bij het innen van die bedragen zouden wel eens problemen kunnen ontstaan, dacht sportrechtadvocaat Frank ter Huurne van BrantjesVeerman. Want wat doet VV Bedum als Real Madrid niet betaalt? Schrijft de penningmeester dan een brief? En als er toch betaald wordt, maar veel te laat, dan loopt de club flink wat rente mis. Het gaat tenslotte om hoge bedragen. Om Nederlandse clubs een handje te helpen bedacht Ter Huurne TransCollect: een incassoservice die weigerachtige clubs wijst op hun financiële plichten. De advocaten van TransCollect werken niet op no cure no pay-basis, want dat staan de beroepsregels niet toe, maar wel op basis van resultaatsafhankelijke tarieven. “Zodoende betalen clubs ons pas op het moment dat wij een achterstallige betaling innen”, aldus Ter Huurne. De tarieven variëren van vijftien procent voor het binnenhalen van een vordering van minder dan 50.000 euro tot drie procent voor het incasseren van een bedrag van meer dan een half miljoen euro. Volgens Ter Huurne worden op dit moment veel vergoedingen niet geïnd: “Er heerst veel onduidelijkheid rondom transfers, vooral als het gaat om internationale transacties. Bovendien zit aan de opeisbaarheid van de vergoedingen een verjaringstermijn. Dat weten veel bestuurders niet. De hectiek van de voetbalwereld draagt er aan bij dat vergoedingen niet opgeëist worden. Als een nieuwe transferperiode nadert, zijn de bestuurders allemaal enorm druk, en belandt een mogelijke vordering onder op de stapel. Als de mogelijke claim bij ons terechtkomt, gaan wij meteen aan de slag, wij bijten ons erin vast.” Verkeerde indruk Om zijn idee aan te prijzen informeerde Ter Huurne de Nederlandse hoofdklassers en betaaldvoetbalclubs. De reacties waren wisselend. “Sommige profclubs reageerden zeer positief. En een aantal amateurclubs heeft zich met ‘cases’ bij ons gemeld. Eén club vermoedde recht te hebben op een solidariteitsbijdrage, maar de link tussen deze club en de speler kon niet met zekerheid worden vastgesteld door een onvolledige administratie. Dan heb je natuurlijk wel een probleem.” Anderen reageerden echter ronduit negatief, en gaven aan niet op dit initiatief te zitten wachten. “Laatst stelde ik me op een borrel aan iemand voor, en die reageerde

met: ‘Oh, jij bent van dat incassobureau.’ Ik kan dat wel enigszins begrijpen. BrantjesVeerman heeft zich tot 2006 niet echt als sportrechtkantoor geafficheerd. Als er dan opeens bij de voetbalclubs een glimmende folder van ons op de mat valt, waarop staat ‘Dit kunnen wij voor u betekenen’, dan wek je bij sommigen kennelijk een verkeerde indruk, namelijk dat je een incassobureau bent dat een graantje wil meepikken van lucratieve deals. Maar dat is dus precies de beeldvorming die ik wil vermijden. Daarvoor is ook het aantal zaken te gering, het zijn er nu zo’n een à twee per jaar. Bovendien is de vergoeding relatief gering als het om kleine bedragen gaat, omdat er dan wel een heleboel werk tegenover staat.” Achteraf gezien had Ter Huurne TransCollect liever anders in de markt gezet. “Ik ben erachter gekomen dat de Nederlandse profclubs altijd eerst zelf de vergoedingen proberen binnen te halen. Daarna zullen ze zich wenden tot hun belangenvereniging FBO [Federatie van Betaald Voetbal Organisaties, FS], die gratis adviseert. Daar kunnen wij niet mee concurreren. Ons voordeel is echter dat we slagvaardig zijn. Wij hebben expertise op dit gebied en kunnen meteen procederen, mocht dat nodig zijn.” Koopmansgeest Gezien het geringe aantal zaken tot nu toe lijkt met TransCollect op de Nederlandse markt weinig eer te behalen. Daar staat echter een veel aanlokkelijker perspectief

tegenover. Tijdens een netwerkbijeenkomst van advocaten dit jaar in Rio de Janeiro werd Ter Huurne namelijk de internationale potentie van het initiatief duidelijk. “Een Zweedse advocaat vertelde mij daar dat een aantal van zijn klanten, Scandinavische voetbalclubs, geld tegoed heeft van Nederlandse clubs. Dat geld bleek lastig te innen, het ging om geschillen die al een tijdje liepen. Zo ontstond het idee om van TransCollect een platform te maken waar advocaten uit verschillende landen samenwerken om opeisbare opleidingsvergoedingen en solidariteitsbijdragen te innen.” Na enkele gesprekken sloten zich ook advocaten uit Engeland, Spanje en Duitsland aan bij TransCollect. “Wij kunnen nu dus in opdracht van die Zweedse advocaat een vordering bij Nederlandse clubs opeisen. Dat gaat een stuk sneller en gemakkelijker dan wanneer hij het zelf moet doen. Omgekeerd werkt het ook. Als Ajax een vordering heeft op Sevilla, kan ik via TransCollect contact opnemen met de aangesloten Spaanse advocaat, die een claim indient. TransCollect is dus geëvolueerd van een dienstverlening voor Nederlandse clubs tot een internationaal netwerk. Aanvankelijk was het niet onze bedoeling om de grens over te gaan, maar we hebben vastgesteld dat de markt voor TransCollect in het buitenland ligt. In plaats van handelend optreden namens Nederlandse clubs, ligt onze focus vooral op het helpen van buitenlandse clubs die een vordering op een Nederlandse club hebben.” De praktijk van TransCollect toont dus de koopmansgeest van Nederlandse clubs: ze weten heel goed hoe ze hun geld moeten innen, maar hun eigen betalingsverplichtingen komen ze minder goed na. Geen schreeuwerige brief Het is niet zo dat BrantjesVeerman als initiator en oprichter verdient

Frank ter Huurne van BrantjesVeerman

aan ieder resultaat dat dankzij TransCollect behaald wordt. “Wij verdienen pas geld op het moment dat wij daadwerkelijk bij een zaak betrokken zijn. Als een Duitse advocaat zich tot ons wendt met een vordering op een Nederlandse club, kan het zijn dat wij al het werk doen. Als wij de volgende keer een Engelse collega inschakelen, dan kan dat andersom zijn.” Ter Huurne is in het bezit van een spelersmakelaarslicentie van de KNVB en is als advocaat van andere makelaars vaak betrokken bij het sluiten van transfers. We zien Frank ter Huurne dus als advocaat bij een spelersdeal en als opjager van wanbetalende clubs. Is hij niet bang voor scheve gezichten bij clubbestuurders of belangenverstrengeling? “Nee, want ik treed nooit op voor clubs, al ben ik daar wel toe bevoegd. Maar een conflict tussen clubs over de betaling van een vergoeding kan nooit een transfer tegenhouden. Bovendien moet je mijn rol bij TransCollect absoluut niet zien als die van een traditionele incassodeurwaarder. Ik schrijf geen schreeuwerige brief waarin staat: u moet betalen binnen een termijn X, anders volgen er maatregelen. In mijn correspondentie staan de juridische argumenten centraal.” Ter Huurne verwacht niet dat de internationale samenwerking er alsnog toe zal leiden dat het oorspronkelijke idee achter TransCollect een succes wordt, dat er veel meer opdrachten van Nederlandse clubs binnenkomen. Volgens de jurist zal het aantal opdrachten hooguit toenemen tot drie of vier per jaar. Evenmin smacht hij naar erkenning van het idee. “De afwijzende reacties die er in het begin waren, horen erbij. Zonder wrijving geen glans, denk ik maar. De meerwaarde van TransCollect is door de internationale samenwerking in ieder geval aangetoond.”

Friso Schotanus schrijft onder meer voor NRC Next, FEM Business en zibb.nl.


SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 41

Baanbrekend ontwerper van wielerbanen Van Stompetoren tot Londen

In Palma de Mallorca ontwierp Sander Douma niet alleen de wielerbaan, waarop prompt het wereldrecord werd verbroken, maar ook het gebouw en de tribunes.

Dat het Britse sprintkanon Chris Hoy er twee wereldtitels won, het wereldrecord verbrak en hem na afloop uitvoerig kwam bedanken, maakte het genoegen compleet.

kilometer latten en bijna een half miljoen spijkers, mocht hij voor de Spelen van 2004 restaureren, met als dankbaar resultaat een bronzen medaille voor Leontien van Moorsel.

Maar het meest fier zegt Douma te zijn op zijn demontabele wielerbaan. Vier jaar geleden ontwierp hij die voor de zesdaagse in Ahoy Rotterdam. De houten constructie is inmiddels bij evenementen op verschillende locaties in Nederland en België met succes gebruikt en kan binnen tien uur worden opgebouwd of afgebroken. “Hij is iets kleiner [200 meter, SL] en iets steiler dan de standaardbanen. Maar de renners zijn er blij mee en voor het publiek is het heel spectaculair,” zegt Douma, die ook voor Alkmaar een nieuwe houten baan ontwierp en het toekomstige nationaal sportcentrum (met wieler- en atletiekbaan) in Apeldoorn tekende.

Vraag Sander Douma wat een wielerbaan tot een goede wielerbaan maakt en hij zegt: “De leidraad is de lengte (meestal 250 meter) en de breedte (meestal 7 meter) van de baan. De hellingshoek op het rechte stuk is twaalf tot dertien graden, in de bochten loopt die op tot 44 graden. De rest is een gevoel. Een lekkere bocht is een lekkere bocht, die bedenk je niet, die voel je. Iedere baanwielrenner kent dat gevoel.” Een belangrijke graadmeter voor wat dan een lekkere bocht is, is volgens Douma “dat je er met losse handen doorheen moet kunnen fietsen.”

Hij is lid van een groep architecten die het winnende ontwerp maakte voor de wielerbaan van Olympische Spelen van 2012 in Londen. Sander Douma, architect en voormalig wielrenner: “Een lekkere bocht bedenk je niet, die voel je. Iedere baanwielrenner kent dat gevoel.”

zelfde”, aldus de eigenaar van Sander Douma Architecten BNA, een imposant architectenbureau met veertien werknemers in het NoordHollandse Stompetoren. “Ik ervaar het ontwerpen van een gebouw als architectuur, het ontwerpen van een wielerbaan is een gevoel.”

Door Sjoerd Litjens Sander Douma weet veel van hout. Als een van ’s werelds meest vooraanstaande ontwerpers van wielerbanen moet hij wel. Want: “Een goede wielerbaan is van hout”, zegt de 62-jarige architect, alvorens daaraan toe te voegen dat Russisch hout in dit geval beter is dan Frans hout. Dat zit zo: “Hoe noordelijker je komt, hoe langzamer de bomen groeien. Hoe langzamer de bomen groeien, hoe dunner de nerven zijn. En hoe dunner de nerven zijn, hoe fijner en dus sneller het hout.” Dat klinkt simpel, maar een baan ontwerpen én bouwen is dat niet. Douma ontwierp er wereldwijd al twaalf. “Geen enkele baan was het-

Een gevoel dat voortkomt uit het wielervirus dat de jonge Sander in de jaren zestig besmette. Hij fietste op weg en baan voor de Batavus-ploeg en won af en toe een wedstrijd. Maar tot een echte doorbraak kwam het niet; een gedroomde beloning van zijn toegewijde jeugdjaren ging jammerlijk aan hem voorbij toen een voorselectie voor de Spelen van 1968 in Mexico niet resulteerde in een plek in de nationale wielerselectie. Daarna ging het roer om. Sander Douma stopte in 1970 op 26-jarige leeftijd met fietsen. Hij werd vader, verruilde Friesland voor Amsterdam en wijdde zich in de avonduren aan een studie bouwkunde, het vervolg op de HTS-opleiding die hij tijdens zijn wielercarrière had volbracht. Een baan als archi-

tect volgde; eerst in loondienst, in 1976 als eigenaar van een bedrijf met zijn naam. Ruim dertig jaar later besteedt Douma een vijfde deel van zijn werkzaamheden aan wielerbanen. Het zijn projecten die maanden, soms jaren duren. Inspirerend werk, omdat locals veelal het bouwwerk doen en de arbeidsomstandigheden als gevolg van de culturele verschillen iedere keer weer totaal anders zijn. Vorig jaar zat hij in Palma de Mallorca en Rio de Janeiro, binnenkort wacht Plovdiv in Bulgarije. Recentelijk kwam Douma in het nieuws vanwege zijn bijdrage aan het winnende ontwerp voor de olympische wielerbaan in Londen (2012). Iedere baan begint met tekenen en berekenen. Nu doen dure softwareprogramma’s op de computer dat. Begin jaren negentig, toen Douma in Athene voor het eerst een baan mocht ontwerpen, maakte hij de berekeningen nog op een rekenmachientje en was de maquette handgetekend. Diezelfde houten piste, bestaande uit zestig

Dat was zeker het geval op Palma de Malloca, waar hij niet alleen de baan ontwierp, maar ook betrokken was bij het ontwerp van het gebouw en de tribunes. Trots was hij toen afgelopen april het WK op ‘zijn’ velodrome werd verreden.

Zo beschouwd is de ex-wielrenner er samen met Theo Bos verantwoordelijk voor dat het baanwielrennen in Nederland weer op de kaart staat. Zelf blijft hij er bescheiden onder. Douma spreekt in de tweede persoon als hij zegt: “Als oud-wielrenner is het mooi dat je dit terug kunt geven aan de sport, dat je de gelegenheid schept die mensen met enthousiasme op de fiets doet stappen.”

De wielerbanen van Sander Douma

1. Athene, 250 meter hout, Olympische Spelen 2. Manchester, 250 meter hout, WK, werelduurrecord Chris Boardman 3. Adelaide, 250 meter hout, nationaal sportcentrum Australië 4. Herne Hill, 450 meter beton 5. Geleen, 500 meter asfalt 6. Alkmaar, 250 meter hout, EK, werelduurrecord Derny’s Matthé Pronk 7. 6-daagsebaan, 200 meter hout, demontabel 8. Mexico City, 333 meter beton, renovatie ten behoeve van werelduurrecord Leontien van Moorsel 9. Palma de Mallorca, 250 meter hout, WK, wereldrecord Chris Hoy 10. Rio de Janeiro, 250 meter hout, Pan American Games In aanbouw: 11. Chania – Kreta, 250 meter beton 12. Apeldoorn, 250 meter hout 13. Plovdiv – Bulgarije, 250 meter hout

Stap voor stap innoveren

TNO: “Ons werk is aantoonbaar nuttig.”

De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) is een instituut dat bedrijven en overheden ondersteunt met innovaties. In de sport wordt het profiel van TNO steeds duidelijker. “De essentie is dat we technologie dichter bij sporters en trainers brengen.” Door Sjoerd Litjens ‘Blessures, blijf ze de baas’ is de slogan die hoort bij de overheidscampagne waarmee TNO in de jaren tachtig naam maakte in de sportwereld. Nederland moest massaal aan de scheenbeschermers, de

warming-up werd standaard en trainers die het echt serieus namen, verplichtten hun pupillen tot een cooling-down. Wie meedeed, werd eerst een uitslover genoemd; later werd rekken, strekken en uitlopen na de wedstrijd gezien als teken van professionaliteit. Het onderzoek naar blessures en effectieve preventiemaatregelen werd gedaan door de gezondheidstak van TNO. Ook andere bedrijfsonderdelen richtten hun pijlen op de sport, waarbij werd gefocust op de interactie tussen mens en product. Zo werd in samenwerking met schoenenfabrikant Rucanor

volleybalschoeisel voor de topsport ontwikkeld en onder de naam van succescoach Arie Selinger op de markt gebracht. Daarna, in de tweede helft van de jaren negentig, kwam ook kunstgras in beeld als product waarmee TNO zich innoverend kon onderscheiden. Terwijl in de Amsterdam ArenA de ene na de andere waardeloze grasmat werd vervangen, was kunstgras als ondergrond voor hockey al jaren succesvol. De ontwikkeling van specifiek kunstgras voor voetbal kwam in zicht als alternatief voor natuurlijk gras. TNO ging uitzoeken hoe vraag en

aanbod op gebruikersvriendelijke wijze samen konden komen. “En ineens realiseerden we ons dat de sport een markt vertegenwoordigde waar we niet meer omheen konden. Om daar als innoverende partij effectief een rol in te kunnen spelen, moesten we veranderen en dat leidde in 2002 tot TNO Sport, een virtuele organisatie waarbinnen de TNO-kerngebieden [Kwaliteit van Leven, Defensie en Veiligheid, Industrie en Techniek, Ruimte en Infrastructuur en later ook Informatie- en Communicatietechnologie, SL] waren vertegenwoordigd,” vertelt René Wijlens, sinds vijf jaar manager van TNO Sport.

Over de eerste wapenfeiten van TNO Sport zegt hij: “Allereerst zijn we een alliantie aangegaan met NOC*NSF, die leidde tot ‘Samen voor goud’, een programma waarmee we de kansen en mogelijkheden die sport biedt, voor zowel individuele sporters als bevolking, bedrijven en organisaties, optimaal wilden benutten. Dit hebben we gedaan door ‘gouden driehoekjes’ te creëren, samenwerkingsverbanden tussen sport, bedrijfsleven en kennisinstellingen.”

Zie verder pag. 42


Pagina 42

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

Vervolg van pag. 41

Het speelconcept MakeMeMove stimuleert kinderen om te bewegen. De lightning tiles lichten op als je erop gaat staan.

‘Samen voor goud’ leidde in 2004 tot het eerste congres ‘Sport en Technologie’ en in het onlangs opgerichte innovatieplatform Innosport NL, een stichting die samenwerkingsverbanden tussen de verschillende partijen initieert en ondersteunt. TNO is hierbinnen als een van de kennispartijen actief.

spelaanbod biedt middels tegeltjes die oplichten als je erop gaat staan. Daarnaast wordt veel verwacht van sporten met elkaar op afstand via games en ICT.” Ook topsporters zullen steeds vaker trainen in een virtuele omgeving. Daarbij valt te denken aan de simulatie van een bobsleeof skiafdaling. Bij teamsporten als voetbal moet worden gedacht aan virtuele ruimtes waarbinnen reactievermogen, inzicht en gevoel voor ruimte kunnen worden getraind en de tactiek van een tegenstander kan worden nagebootst.

“We laten onze kennis vooral gelden in enkele veldlaboratoria die rondom verschillende sporten gegroepeerd zijn,” zegt Wijlens. “De veldlaboratia vinden plaats in een afgeschermde omgeving, waarin kennis en innovaties voor top- en breedtesport kunnen worden ontwikkeld.” Wijlens noemt het veldlab op De Herdgang, het trainingscomplex van PSV, als voorbeeld. Daar werken de voetbalclub, Rijksuniversiteit Groningen en het bedrijf Inmotio samen aan tactische verbeteringen door alle bewegingen van spelers binnen het veld nauwkeurig vast te leggen. “Alle betrokken partijen profiteren van die samenwerking. PSV en uiteindelijk de sport profiteren, omdat het voetbal naar een hoger niveau wordt getild. Het bedrijfsleven, omdat het nieuwe marktkansen biedt, en kennisinstellingen omdat innovatieprocessen worden versneld en de kennisinfrastructuur wordt versterkt.” InnoSport NL draagt het concept van field labs nu verder uit door de vorming van InnoSportLabs rond het zwembad de Tongelreep, in ijsstadion Thialf en op sportcentrum Papendal. TNO Sport is voor sport, overheid en bedrijven altijd op zoek naar een nieuwe doorbraak, zoals ooit de klapschaats, naar innovaties die de sport verbeteren en vernieuwen, maar ook leiden tot minder blessures, hogere sportparticipatie en een

www.sportenstrategie.nl

actievere levensstijl. In de aanloop naar de Olympische Spelen in Peking moet die zoektocht leiden tot betere prestaties van Nederlandse atleten. Zo kreeg baanwielrenner Theo Bos een nieuwe fiets aangemeten en is er koelende kleding gemaakt waarmee in warme omstandigheden langer een optimale prestatie geleverd kan worden. “Wat innovaties in de topsport betreft, richten we ons op Nederland. Wat niet wegneemt dat de sport in zijn geheel uiteindelijk zal profiteren van de dingen die we leren en ontwikkelen. Dat geldt straks voor de superfiets van Bos, maar ook voor de hulpsystemen om tactiek te

De vijf belangrijkste innovaties van TNO Sport tot nu toe

1. LPM in voetbal TNO heeft met PSV en Abatec een systeem ontwikkeld waarmee contactloos en met hoge nauwkeurigheid de positie van voetballers in real time op het veld in beeld gebracht wordt. Het product wordt via een nieuw bedrijf, Inmotio, in de markt gezet. 2. Theo Bos fiets Kimera In opdracht van Koga B.V. heeft TNO de analyse van de aërodynamica en biomechanica van Theo Bos geanalyseerd. In de windtunnel van NLR is de houding geoptimaliseerd. Hieruit is een advies aan Koga gekomen over een nieuwe houding voor Theo en de bijbehorende fietsdimensies. 3. Kleding Athene 2004 Om optimaal te kunnen presteren in warme omstandigheden heeft TNO in de aanloop naar de Olympische Spelen van 2004 in Athene samen met NOC*NSF, DSM en Asics kleding ontwikkeld. Zowel kleding als helm zorgt voor een verbeterde koeling van de sporter en daardoor voor een betere prestatie. 4. MakeMeMove MakeMeMove is een speelconcept dat kinderen een vernieuwend sport- en spelaanbod biedt middels tegeltjes die oplichten als je erop gaat staan. Hiermee wordt beweging van kinderen gestimuleerd. 5. Multiturf In de afgelopen jaren is kunstgras van toenemend belang geworden als sportondergrond. Veel van deze ondergronden zijn specifiek ontwikkeld op een sport/doelgroep. In een project met zes bedrijven (Ten Cate, Saltex, Arcadis, Edel Grass, Recipneu, Polygrass) en twee andere onderzoekspartners (IBV en ISA Sport) werkt TNO aan de ontwikkeling van kunstgras dat geschikt is voor verschillende gebruikers (kinderen, ouderen, amateurs) en verschillende sporten.

meten, zoals we die hebben helpen ontwikkelen bij PSV. Dat systeem is inmiddels aangeschaft door AC Milan”, aldus Wijlens. “Het mooie van ons werk is dat in dat enorm ingewikkelde en zware proces dat sporters moeten doorlopen om tot een topprestatie te komen, wij een aantoonbaar ondersteunende bijdrage leveren. Het effect van ons werk is hard te maken. En dat effect zou wel eens groter kunnen zijn dan het daadwerkelijke effect. Als je weet dat je de allerbeste fiets hebt, geeft dat vertrouwen. Er ontstaat een winning mood.” Hoewel TNO Sport de meeste aandacht trekt met innovaties ten bate van de topsport, is een zeker zo belangrijk deel van de werkzaamheden gericht op verbetering van de breedtesport. De aandacht die in het verleden uitging naar blessurepreventie, heeft zich uitgebreid. Zo is er een Blessure Informatie Systeem (BIS) ontwikkeld waarmee blessures in kaart worden gebracht. Dit systeem helpt sportbonden en -organisaties het aantal blessures naar soort en ernst in kaart brengen en geeft inzicht in de oorzaken. Op basis hiervan kunnen bonden een preventiebeleid bepalen. Met behulp van de bonden en het Ministerie van VWS wordt het BIS-systeem geïmplementeerd. Volgens Tinus Jongert, inspanningsfysioloog en werkzaam voor de TNO-tak Bewegen en Gezondheid, “ontstaat er zo landelijk een goed beeld van specifieke sportgerelateerde blessures. Sportbonden en -verenigingen kunnen hierdoor zien of bepaalde blessures bij hen vaker dan gemiddeld voorkomen. Is dat het geval, dan kunnen ze in hetzelfde systeem informatie vinden over de behandeling en de preventie van die blessures. Fabrikanten van materialen kunnen de databank gebruiken om hun producten te optimaliseren of nieuwe producten te ontwikkelen.” Blijft over de vraag hoe TNO Sport, een organisatie die zich in vijf jaar tijd heeft ontwikkeld tot een factor van betekenis in de Nederlandse sportwereld, naar de toekomst kijkt. Welke markten en ontwikkelingen liggen in het verschiet en welke innovatie en/of bijbehorende processen zullen leiden tot klapschaatsachtige veranderingen?

Over die vragen praat TNO Sport met bedrijfsleven en kennisinstellingen in Nederland en Europa. Wijlens: “Een van de dingen waar het dan over gaat, is gaming en simulatie en de manier waarop computerspellen een toegevoegde waarde kunnen hebben voor sport en maatschappij. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de lightning tiles. Dat is een speelconcept dat kinderen een vernieuwend sport- en

“Waar het om gaat,” zo vat Wijlens samen, “is dat vooruitgang in veel sporten bestaat uit het maken van stapjes. Per stap word je beter. Zo ontdekte ooit iemand dat het handig was om een goede conditie te hebben. Maar zo weten we inmiddels dat naast conditie er ontzettend veel andere factoren bestaan die van invloed zijn op prestaties. De kennis van de mens wordt steeds uitgebreider. Door het meten aan mensen en hun prestaties te koppelen aan kennis van wat ze willen, kunnen we betere producten en systemen ontwikkelen en steeds nieuwe stappen blijven maken. De essentie is dat we technologie dichter bij sporters en trainers brengen, waardoor meten, analyseren en terugkoppelen eenvoudiger en beter kunnen plaatsvinden.”

Sjoerd Litjens schrijft onder andere voor Planet.nl en Coachen.

Vijf actuele cases

1. Measure your technique for hockey TNO is bezig een meetshirt te maken waarmee de hockeyslag in kaart gebracht kan worden. Het shirt biedt feedback naar sporter en coach op basis waarvan de hockeyslag verbeterd kan worden. 2. Paardenbodem In samenwerking met onder meer de firma Van Boekel heeft TNO de interactie tussen paard en bodem onderzocht met als doel te komen tot meer optimale ondergronden voor evenementen in de paardensport. 3. Valmatten schaatsen Om valmatten voor schaatsen veiliger te krijgen en beter te ontwikkelen, heeft TNO met de KNSB en ISA Sport via human modelingtechnieken onderzocht hoe de impact tussen persoon en valmat plaatsvindt en hoe de valmat zodanig verbeterd kan worden, dat deze ook een betere bescherming biedt. 4. Zwemmen Samen met KNZB, het InnoSportLab de Tongelreep, het bedrijf Building/3Design, de Hogeschool van Amsterdam en InnoSportNL werkt TNO aan de ontwikkeling van een systeem om de start bij het zwemmen voor de coach beter in beeld te brengen, zodat die geoptimaliseerd kan worden. 5. Loopanalyse marathon Eindhoven TNO gaat tijdens de Koppelmarathon de tweede loper van het eigen TNO-team uitrusten met geavanceerde meetapparatuur om gedurende zijn hele wedstrijd van 21 kilometer in real time de hartslag in combinatie met de zogenaamde kerntemperatuur te meten. Daarnaast zal een speciale voetzool tijdens de wedstrijd continu informatie doorgeven over de druk in de voet en de afwikkeling van de voetstap. Aan de hand daarvan kan het looppatroon worden afgeleid, en dat zegt weer iets over de looptechniek in relatie tot de vermoeidheid.


Pagina 44

Editie 1 Jaargang 1

SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

Sportmanagement – de groeistuipen van een

Sportmanagement is een gecompliceerd vakgebied. Ontstaan in de jaren zestig in de Verenigde Staten als gevolg van de groei van de commerciële sportwereld, staat de discipline nog steeds in de kinderschoenen en zijn er nog altijd actuele discussies over wat sportmanagement eigenlijk inhoudt. Door Bob Heere

Sport als vakgebied overlapt vele verschillende disciplines, afhankelijk van het perspectief van waaruit sport bekeken wordt. Als sport gezien wordt als instrument om gezond te blijven, is er sprake van een medisch perspectief. Indien sport als bindmiddel wordt gezien, is een sociologische benadering meer op zijn plaats, Wanneer er onderzoek wordt gedaan naar de amusementswaarde van de sport, lijkt een psychologisch of marketingperspectief het meest effectief. En als men probeert te evalueren hoe we sport het best kunnen besturen, komen vakgebieden als bedrijfskunde en bestuurskunde om de hoek kijken. Een goede sportmanagementopleiding bevindt zich dan ook op het kruispunt van deze disciplines en past deze toe op de sport. Dit is geen eenvoudige opgave – na veertig jaar worstelt de internationale sportmanagementwereld nog altijd met deze problematiek. Steeds vaker gaan er stemmen op dat sportmanagement weinig unieks te bieden heeft en zou moeten opgaan in de algemene bedrijfskundige opleidingen. Ondanks deze identiteitsproblematiek is de groei van het vakgebied ongekend geweest; aanvankelijk gold dit alleen in Angelsaksisch gebied, maar inmiddels zet de groei zich ook door in de rest van de wereld. Onrealistische verwachtingen De bedrijfstak sport is een van de snelst groeiende industrieën van de afgelopen decennia. Economen schatten de totale waarde van de mondiale sportindustrie in 2005 op 235 miljard dollar (WFSGI 2006). Deze groei heeft geleid tot een toenemende vraag naar specialisten op het terrein van sportmanagement. Beginnend in NoordAmerika heeft het vakgebied vanaf de jaren zeventig een snelle groei doorgemaakt om in te spelen op de groeiende sportindustrie. Daarnaast hebben Noord-Amerikaanse universiteiten van begin af aan doorgehad dat sportmanagement als specialisatie een enorme aantrekkingskracht heeft op potentiële studenten. Veel faculteiten in de Verenigde Staten zijn voor hun subsidiëring afhankelijk van het aantal studenten dat ze weten te trekken en vooral de discipline lichamelijke opvoeding, die de afgelopen decennia minder populair is geworden, heeft sportmanagement ontdekt als een afstudeerrichting die vele nieuwe studenten aantrekt. De combinatie van deze twee factoren heeft geresulteerd in meer dan 250 sportmanagementopleidingen op bachelorniveau in de Verenigde Staten. De enorme groei van de sportindustrie lijkt dit te rechtvaardigen, maar desondanks maakt de North American Society for Sport Management (NASSM) zich zorgen over mogelijke wildgroei. Dr. Aubrey Kent, de huidige president van NASSM, deelt deze zorgen: “Veel van onze studenten hebben onrealistische verwachtingen over waar hun opleiding

hen brengt. Ze beginnen sportmanagement met de verwachting dat ze general manager van een professioneel sportteam worden, of een functie kunnen vervullen als sportagent. En juist deze banen zijn voor studenten onrealistisch door het enorme gat tussen vraag en aanbod. De waarheid is echter dat veel van onze studenten geen werk kunnen krijgen in de sport. En van degenen die wel een baan bemachtigen in de sportindustrie, haken velen na een aantal jaren af, omdat de doorgroeimogelijkheden binnen sportorganisaties vaak beperkt zijn. Dit is niet uniek voor de sportwereld; vele andere branches worstelen hier ook mee, maar onderdeel van de richtlijnen van NASSM is juist om te voorkomen dat sportmanagementopleidingen hun studenten te gericht opleiden voor banen die er niet zijn. Het curriculum speelt hier specifiek op in.” Uitdagingen voor sportmanagementopleidingen in Nederland Ook in Nederland heeft de combinatie van de groei van de commerciële sportindustrie en de aantrekkingskracht van sportmanagement als opleiding gezorgd voor een snelle groei. De meeste roc’s en hogescholen bieden inmiddels een of meerdere sportmanagementopleidingen aan. De Hogeschool van Amsterdam, nog steeds bezig om de gevolgen van haar drang om met andere opleidingen in Amsterdam te fuseren in kaart te brengen, biedt bijvoorbeeld via de ALO (Sport Management en Ondernemen), de HvA (Johan Cruyff University en Commerciële Sporteconomie) en de HES (SportManagement en Marketing) een viertal sportma-

nagementopleidingen aan, hoewel het plan is om de laatste twee te laten samenvloeien in één opleiding. Het aantal deelnemers aan een sportgerelateerde opleiding is inmiddels gestegen tot boven de 12.000 personen, en ondanks de groei van de sportindustrie vindt slechts iets meer dan de helft van deze afgestudeerden een baan in de sportindustrie (J.M.H. Lucassen & H. van der Werff e.a., De dynamiek van de sportarbeidsmarkt, Mulier Instituut, Den Bosch, 2006). Geen tekortkomingen, maar uitdagingen De enorme groei van bacheloropleidingen internationaal en in Nederland heeft als gevolg dat de vraag naar gekwalificeerde docenten gestegen is, terwijl het aanbod nog steeds laag is. In NoordAmerika wordt hier hard aan gewerkt: inmiddels bieden 25 universiteiten een doctorale opleiding sportmanagement aan (zie www.nassm.org), waardoor er jaarlijks nieuwe promovendi vrijkomen die het tekort op de markt aanvullen. In Nederland bestaan die echter nog niet in doctorale vorm. Veel sportmanagementopleidingen hier

Meer dan een kwart van de sportorganisaties klaagt dat de competenties van afgestudeerden niet overeenkomen met de vaardigheden waarnaar zij op zoek zijn

zetten dan ook docenten in van buiten het vakgebied sportmanagement (voornamelijk uit de hoek van de lichamelijke opvoeding) of laten praktijkmensen hun ervaringen delen met de studenten. Indien deze mensen ondersteund worden door goed en betrouwbaar lesmateriaal en een van tevoren opgesteld curriculum, zoals in de Verenigde Staten, hoeft dit niet problematisch te zijn en kunnen praktijkmensen dan wel docenten met een alternatieve achtergrond juist van extra waarde zijn. In Nederland bestaat echter veel onduidelijkheid over de inhoud van een sportmanagementopleiding en meer dan een kwart van de sportorganisaties klaagt dat de competenties van afgestudeerden niet overeenkomen met de vaardigheden waarnaar zij op zoek zijn (Mulier Instituut 2006). Een belangrijk aandachtspunt dat naar voren lijkt te komen uit het rapport van het Mulier Instituut, en dat wordt onderstreept door de situatie in de VS, is dat Nederlandse mbo- en hbo-opleidingen gebaat zouden zijn bij een kwaliteitskeurmerk dat zich specifiek richt op sportmanagementopleidingen, naast de meer algemene certificering. In de VS en Canada duurde het tot de jaren negentig voordat NASSM richtlijnen opstelde voor de inhoud van de sportmanagementopleidingen in Noord-Amerika, en konden universiteiten geaccrediteerd worden door NASSM. Inmiddels zijn er 48 universiteiten in de VS met een geaccrediteerd bachelorprogramma (zie www.nassm.org). Door de grote verschillen tussen de sportwereld in Noord-Amerika

en andere delen van de wereld zijn deze richtlijnen nooit overgenomen door hun (jongere) zusterorganisaties: de European Association for Sport Management (EASM), de Sport Management Association of Australia and New Zealand (SMAANZ) en de Asian Association for Sport Management (AASM). Dit houdt in dat er buiten Noord-Amerika nog steeds geen consensus is bereikt over de inhoud van sportmanagement als opleiding en dat de meeste hogescholen dan wel universiteiten zelf invulling moeten geven aan de inrichting van de opleiding. Het gevaar hierbij is dat er geen eenduidigheid is over de inhoud van sportmanagement doordat veel docenten een educatieve achtergrond hebben in een andere discipline, hetgeen weer onduidelijkheid schept bij werkgevers, die niet kunnen inschatten wat hun potentiële werknemers wel of niet hebben meegekregen tijdens hun studie. Een bijkomend nadeel van het tekort aan promovendi in dit jonge vakgebied is dat slechts een zeer kleine groep verantwoordelijk is voor het creëren van vakliteratuur. Doordat het aantal in sportmanagement gespecialiseerde academici vrij gering is, zijn Nederlandse hogescholen vaak afhankelijk van buitenlandse literatuur of van meerdere boeken van dezelfde auteur. Auteurs zoals Hans Westerbeek, Trudo Dejonghe en Wim Lagae hebben behoorlijk werk afgeleverd, maar voor een vakgebied als sportmanagement is er een nadrukkelijke vraag naar meer gedifferentieerd werk, waardoor studenten verschillende perspectie-


www.sportenstrategie.nl

jong vakgebied ven kunnen meekrijgen over hun toekomstige werkveld.

De zoektocht naar gekwalificeerde docenten, het creëren van nieuwe vakliteratuur en het samenstellen van een eenduidig curriculum zijn alle onderdelen van de groeistuipen van sportmanagement als nieuw academisch vakgebied in Nederland en moeten eerder als uitdagingen dan als tekortkomingen worden gezien. De aantrekkingskracht van sportmanagement als opleiding maakt dat het gevaar dat hogescholen achterover gaan leunen en zich verzekerd voelen van succes constant aanwezig is. Maar de enorme groei die het vakgebied inmiddels doormaakt bij Nederlandse hogescholen en de moeilijke aansluiting op het werkveld vereisen een verdere professionalisering van de markt van sportmanagementopleidingen. De toekomst van het vakgebied sportmanagement Er zijn vele mogelijkheden voor Nederlandse onderwijsinstellingen om de kwaliteit van het onderwijs verder te verhogen. De internationale groei van sportmanagement opent deuren voor buitenlandse docenten. Groot-Brittannië telt meerdere onderwijsinstellingen die promovendi afleveren. Die kunnen prima ingezet worden in het Nederlands hoger onderwijs, doordat weinig (post-)hbo-studenten moeite hebben met de Engelse taal en zij affiniteit hebben met het Europese sportmodel. Juist nu de structuur in Nederland verschoven is naar een bachelor-mastermodel, is er voor de hogescholen een mogelijkheid om hun eigen masteropleidingen in sportmanagement op te starten en zodoende de kennis te genereren die hen kan ondersteunen in hun bacheloropleiding. Door het BaMa-model zullen hogescholen op zoek moeten gaan naar docenten die invulling kunnen geven aan een lectoraat. Hoewel veel hogescholen dit zien als een extra hindernis, is dit juist een uitgelezen mogelijkheid om buitenlandse sportmanagementdocenten te rekruteren en internationale kennis naar Nederland te halen. Het SPECO-programma in Tilburg kent bijvoorbeeld een samenwerking met dr. Simon Chadwick, die lesgeeft op de University of London en co-director is van Birkbeck Sport Business Centre. De Johan Cruyff University aan de HvA heeft een nauwe relatie met dr. Bob Boucher, de Dean van de Faculty of Human Kinetics aan de University of Windsor, Canada. Door de samenwerking met deze professoren verder te verdiepen en hen voor langere tijd naar Nederland te halen, kan het vakgebied veel winst behalen. Een andere manier om de Nederlandse sportmanagementwereld verder te professionaliseren, is door internationale kennis kortstondig naar Nederland te halen voor conferenties, seminars of workshops. Het succesvol binnenhalen van de

SPORT&STRATEGIE

organisatie van de jaarlijkse conferentie van EASM naar Nederland voor 2009 is een goed begin, maar moet een startpunt vormen voor verdere bijeenkomsten. Naast de algemene sportmanagementassociaties zijn er ook meer gespecialiseerde instellingen in het vakgebied. Op het gebied van facility management is er de internationale organisatie Stadium Manager Association, op het gebied van marketing is er de Sport Marketing Association. Veel van deze organisaties verkeren nog in de beginfase en het tijdig aansluiting zoeken door het Nederlands onderwijs kan ervoor zorgen dat Nederlandse scholen vooroplopen in de ontwikkelingen. Voor specifieke onderwerpen ligt er enorm veel waarde om bepaalde experts naar Nederland te halen om hun internationale ervaring te delen. Een goed voorbeeld hiervan is de discussie die momenteel gaande is over de organisatie van de Olympische Spelen in 2028 dan wel het WK voetbal in 2018. De Nederlandse discussie richt zich momenteel op de ‘economische impact’ van een dergelijk toernooi, terwijl internationaal de discussie onder leiding van dr. Laurence Chalip, professor aan de University of Texas, langzaam verschuift naar de ‘economische hefboomstrategieën’ om de economische effecten van dergelijke evenementen te maximaliseren.

Door de samenwerking met buitenlandse professoren verder te verdiepen en hen voor langere tijd naar Nederland te halen, kan het vakgebied veel winst behalen De hogescholen zijn uiterst effectief geweest in het realiseren van degelijke netwerken met sportorganisaties in hun omgeving en zijn erin geslaagd de praktijk naar het klaslokaal te verhuizen, door middel van gastcolleges of door het aanbod van stages. Zo heeft Ajax stagiaires in dienst van zowel de HvA als het Amsterdamse roc. De meeste hogescholen hebben op hun websites ruimte vrijgemaakt om informatie te geven over de organisaties waarmee zij samenwerken. Door deze samenwerking hebben de hogescholen kunnen profiteren van kennis uit de praktijk. Indien sportmanagement echter bestaansrecht wil opbouwen op de lange termijn, zullen onderwijsinstellingen invulling moeten gaan geven aan de (theoretisch) bovenkant van ons vakgebied. Alleen zo kan sportmanagementonderwijs iets toevoegen aan de verdere ontwikkeling van het vakgebied in Nederland en zal de discrepantie tussen werkveld en opleiding verminderen.

Bob Heere is visiting assistant professor aan Florida State University (Department of Sport Management, Recreation Management and Physical Education). Hij gaf eerder les in de VS, Nederland en NieuwZeeland en publiceerde onder meer in Journal of Sport Management en Sport Management Review.

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 45

Explosie van opleidingen

Door Thijs Kemmeren Nederland kent ruim twintig grote en kleine sportmarketing- en/of sportmanagementopleidingen. De meeste zijn pas de laatste vier, vijf jaar gestart, vooral naar aanleiding van het succes van SPECO in Tilburg. Dat geldt niet voor de opleiding in Groningen, die al langer bestaat. De opleiding aan de Johan Cruyff University is alleen bedoeld voor topsporters en kent een beperkt aantal deelnemers. De meeste opleidingen komen voort uit Academies voor Lichamelijke Opvoeding (Groningen, Amsterdam, Zwolle en deels ook Tilburg), die van Amsterdam en Rotterdam zijn ontstaan als specialisatie van een opleiding commerciële economie. Gespecialiseerde, kleinere opleidingen zijn te vinden aan de Hogeschool Utrecht (Sport & Entertainmentmarketing) en de Haagse Hogeschool (Sportmanagement). Saxion heeft de Randstad Topsportacademie in huis. De NHTV internationale hogeschool Breda heeft binnen de opleiding Vrijetijdsmanagement de specialisatie Sportmanagement, en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) kent sinds vorig jaar de specialisatie Sport, Gezondheid en Management. De grootste en bekendste opleidingen zijn:

Johan Cruyff University De Johan Cruyff University kent een vierjarige commercieel-economische hbo-opleiding, speciaal bedoeld voor topsporters. De JCU biedt opleidingen op maat. De topsportcoördinator ontwikkelt samen met de sporter/student een programma dat past bij zijn of haar achtergrond, kennis en vaardigheden, en bij de mogelijkheden om topsport en studie te combineren. De ondersteuning en begeleiding is in handen van oudsporters en vindt vooral plaats via internet.

gen – namelijk de Academie voor Lichamelijke Opvoeding en Sport, en de studie Gezondheid en Management – die starten met een gemeenschappelijke propedeuse. Binnen SGM kiest de student een van de drie majorrichtingen: sportontwikkeling, sportmanagement en sportgezondheid. Het Instituut voor Sportstudies combineert in zijn methodiek theorie en praktijk en heeft gekozen voor competentiegericht onderwijs.

Fontys Economische Hogeschool Tilburg Fontys Economische Hogeschool Tilburg kent twee opleidingen: CE-SPECO en CO-SPECO. De commercieel-economische opleiding Sport, Economie en Communicatie leidt marketeers op voor de wereld van de sportbusiness. De rode draad van de communicatievariant is Sport en Media. Lector Maarten van Bottenburg is verantwoordelijk voor het SPECO Sportbusinesscentrum. De Businessclub Vrienden van SPECO (BVVS) is met ongeveer 700 betalende leden een van de grootste alumniverenigingen van Nederland. De leden van de BVVS vinden overal in de sport hun weg: van ministeries tot sportmarketingbureaus, van bonden en NOC*NSF tot de sportindustrie, van betaaldvoetbalclubs tot de fitnessbranche.

Christelijke Hogeschool Windesheim Zwolle De Christelijke Academie voor Lichamelijke Opvoeding biedt drie trajecten: de lerarenopleiding, de opleiding Bewegingsagogie en Psychomotorische Therapie, en

de opleiding Sport en Bewegen (management en beleid). Naast verschillen kennen deze opleidingen ook raakvlakken waarbinnen gezamenlijke onderwijsprojecten worden ontwikkeld, zoals speciaal onderwijs, buurt, onderwijs & sport, en sport voor gehandicapten. Sport en Bewegen leidt op tot sportontwikkelaar. Sportontwikkelaars komen in functies terecht als sportconsulent, verenigingsondersteuner of medewerker sportstimulering.

Hogeschool Rotterdam Aan de Hogeschool Rotterdam kan de opleiding Sportmarketing & Management gevolgd worden, een specialisatie binnen de opleiding Commerciële Economie. De opleiding is bedoeld voor studenten die sportmakelaar, salesmanager van sportdiensten of sportproducten, of organisator van (grote) sportevenementen willen worden. De hogeschool werkt met praktijkgeoriënteerde projecten. Tijdens de lessen worden managementvaardigheden als leidinggeven, coachen en teambuilding aangeleerd.

Hogeschool van Amsterdam De Hogeschool van Amsterdam biedt sinds 1 september de opleiding Sportmarketing aan, een specialisatie binnen de opleiding Commerciële Economie. De HvA werkt met projecten die zich afspelen in de sport, de praktijk is het uitgangspunt. Deze voltijdopleiding is te volgen op twee locaties. Op de ene locatie bestaat een informeler sfeer en wordt meer zelfstandigheid van de student verwacht dan op de andere locatie, waar meer lessen gevolgd moeten worden.

Thijs Kemmeren is docent internationale sportmarketing aan de Fontys Economische Hogeschool Tilburg. Hanzehogeschool Groningen Het Instituut voor Sportstudies van de Hanzehogeschool te Groningen biedt twee opleidin-


www.sportenstrategie.nl

SPORT&STRATEGIE

Editie 1 Jaargang 1

Pagina 47

Technologisch hoogstandje met potentie Op 28 juli jl. is het laatste van een reeks nieuwe stadions in Nederland geopend, het tot op heden naamloze stadion van ADO Den Haag in het Forepark nabij het Prins Clausplein. Ben Veenbrink beschrijft de ontwikkeling van dit stadion: van bouwtekening tot multifunctionele hospitality-tempel.

Het nieuwe ADO Stadion

Het stadion, ontworpen door Zwarts & Jansma architecten en gebouwd door Ballast Nedam Bouw, heeft een capaciteit van 15.000 zitplaatsen en kostte in totaal 32 miljoen euro (inclusief grond en inrichting van de openbare ruimte rond het stadion), een slordige 2.135 euro per stoel. Ter vergelijking: de Amsterdam ArenA kostte zo’n elf jaar eerder (in 1996) ongeveer 2.450 euro per stoel. Het stadion is ontwikkeld in opdracht van de Stichting Stadion Ontwikkeling. Deze stichting, opgezet door prominente Hagenaars, heeft alle gewone aandelen van de NV ADO Den Haag in handen. De gemeente Den Haag heeft het stadion echter gefinancierd en is eigenaar van het complex, dat is gebouwd op basis van een eisenpakket dat is opgesteld in samenwerking met de club. ADO Den Haag huurt de voetbalgerelateerde delen van het gebouw, zoals de tribunes, de ADO Passage en het hoofdgebouw met de hospitality-voorzieningen en de kleedkamers. De commerciële ruimtes onder de overige drie tribunes worden aan derden verhuurd. Daarnaast heeft Ballast Nedam met de bouwopdracht ook het ontwikkelrecht van een aantal kavels naast het stadion verworven. De inkomsten uit dit ontwikkelrecht, de grondkosten, de huur uit de commerciële ruimtes en de stadionhuur van ADO, moeten de financieringskosten en de eigenaarslasten van de gemeente dekken. Een beproefd concept Voor ADO was het belangrijkste ontwerpuitgangspunt dat het stadion een Engelse uitstraling moest hebben. Hierin is de architect maar ten dele geslaagd. Van buiten ziet het stadion eruit als een “golvend landschap van glanzend aluminium” – aldus de architect zelf – dat slechts door de vier stilistisch weergegeven lichtmasten verraadt dat er een stadion achter schuilgaat. Van binnen blijkt dat een traditioneel en beproefd stadionconcept is toegepast. De publieksvoorzieningen bevinden zich in een gracht rondom het veld, van waaruit de supporters hun zitplaatsen op de tribune kunnen bereiken. Hierdoor zitten de supporters juist níet dicht op veld, zoals in een Engels stadion of bijvoorbeeld in de Euroborg of het Philips Stadion. Niet toevallig heeft Ballast Nedam dit concept reeds vaker toegepast bij diverse stadions in Nederland, zoals Stadion Galgenwaard en het Parkstad Limburg Stadion. Zwarts & Jansma deden dat recentelijk nog bij het DSB Stadion. “Het stadion van ADO Den Haag is het 54 ste stadionproject van Ballast Nedam, en wij weten uit ervaring dat dit een functionele en kostenefficiënte oplossing is”, zegt Remmert Honig, algemeen directeur Ballast Nedam Ontwikkelingmaatschappij. In tegenstelling tot deze stadions heeft de ADO Passage, zoals de gracht

officieel heet, een hoog afwerkingsniveau en is deze verfraaid met beelden uit de kleurrijke geschiedenis van de club, wat de sfeer en beleving ten goede komt.” Biometrisch controlesysteem “Met het nieuwe stadion heeft ADO ook duidelijk willen breken met zijn verleden. Er is gekozen voor een stadion op een goed bereikbare gezichtslocatie buiten de stad, met grote commerciële mogelijkheden, en waarin geen plaats meer is voor de relschoppers waar ADO tot in een recent verleden mee te kampen heeft gehad”, legt ADO marketing & communicatie manager Steven de Haseth uit. Als wereldprimeur kent ADO Den Haag daarom een biometrisch toegangscontrolesysteem, dat gebaseerd is op gezichtsherkenningstechnologie. Elke supporter heeft een verplichte Clubcard, waarop zijn gelaatgegevens zijn vastgelegd. Bij binnenkomst in het stadion wordt middels een gezichtsscan geverifieerd of de persoon die de kaart aanbiedt, ook de eigenaar van de kaart is. Op deze wijze wordt voorkomen dat supporters met een stadionverbod het stadion binnen kunnen komen. Daarnaast scant een speciaal camerasysteem tijdens de wedstrijd elke minuut de gezichten van alle 15.000 bezoekers, zodat van elke supporter het gezicht minimaal negentig keer wordt vastgelegd. Op deze wijze worden niet alleen de biometrische

Door de relschopper buiten te houden, hoopt ADO Den Haag een nieuw en divers publiek aan te trekken gegevens up-to-date gehouden, maar kan ook ontdekt worden of supporters zich binnen het stadion verplaatsen. Bovendien assisteert het systeem bij identificatie.

stadion door de diverse bezwaarschriften tegen de bouw- en milieuvergunning niet twee jaar vertraagd was geweest, was het wellicht anders gelopen.”

Door de relschoppers buiten te houden, hoopt ADO een nieuw en divers publiek aan te trekken. Naast het business-segment mikt de club ook op families, kinderen en ouderen. Helaas is men daar tot op heden maar ten dele in geslaagd. Door de recente degradatie en de strengere veiligheidsmaatregelen is het gemiddelde aantal bezoekers per wedstrijd afgenomen van zo’n 7.000 naar 4.500. “Er is bij de start bewust gekozen om de nadruk volledig op veiligheid te leggen”, aldus De Haseth. “Consequentie is wel dat het daardoor moeilijk is potentiële nieuwe supporters over te halen het nieuwe stadion uit te proberen, omdat eerst de clubkaart met de biometrische kenmerken moet worden aangeschaft. Impulsaankopen zijn dus nauwelijks mogelijk. Bovendien voetballen we als gevolg van de degradatie een divisie lager.” Van een Euroborgeffect, dat sinds de opening is uitverkocht, is derhalve nog geen sprake. “Als de bouw van het

Dat ADO desondanks zijn begroting heeft weten op te schroeven van 8 miljoen naar 10,8 miljoen euro (nota bene in de Jupiler League) is te danken aan de commerciële mogelijkheden van het nieuwe stadion. Er zijn veertig business units (skyboxen met ieder twaalf plaatsen) en in totaal 2.100 business seats over drie segmenten, waarvan de meest exclusieve, de zogenoemde Residentie Club, mikt op de top van het Haagse bedrijfsleven en politiek Den Haag. In prijs per stoel variërend van 1.250 tot 4.500 euro, dragen de business seats bij in het leeuwendeel van de exploitatie van het stadion. Ook lijkt dit segment het minst gevoelig voor de prestaties op het veld: met zo’n 45 procent ligt de bezettingsgraad aanzienlijk hoger dan die van de overige tribunevakken met gemiddeld 30 procent. Bij een volledige stadionbezetting kan ADO de begroting nog verder opschroeven, zeker als de dagexploitatie van de restaurants nog beter gaat lopen en ADO de parkeerterreinen rondom het stadion commercieel kan gaan exploiteren. Potentie is er genoeg in een regio met een verzorgingsgebied van 1,1 miljoen mensen. Niet voor niets bleek uit het bedrijfstakonderzoek van de KNVB (uit 1997) dat ADO in potentie de derde club

Stadionspecificaties Naam: stadion ADO Den Haag (vooralsnog stadion zonder naam) Architect: Zwarts & Jansma Architecten Aannemer: Ballast Nedam Bouw Capaciteit: 15.000, uitbreidbaar tot 27.000 Skyboxen: 500 stoelen Business seats: 2.100 stoelen Investeringskosten: 32 miljoen euro Parkeerplaatsen: 3.500 van Nederland is, een slapende reus dus. “Tijdens ons promotiejaar 2002/2003 keken 200.000 à 300.000 mensen naar de liveuitzending van onze wedstrijden op de regionale tv. De uitdaging is om dit potentiële publiek naar het nieuwe stadion te trekken”, aldus De Haseth. Daarnaast is met 148 miljoen passanten op het Prins Clausplein ook de naam van het stadion een troef die nog uitgespeeld zou kunnen worden. Wellicht gloren er voor ADO betere tijden aan de horizon. Het stadion is er klaar voor. Het voldoet aan de UEFA-eisen voor het spelen van Champions League-wedstrijden en is reeds voorbereid op een uitbreiding van de capaciteit naar 27.000 zitplaatsen.

Ben Veenbrink heeft een eigen adviesbureau –The Stadium Consultancy – op gebied van stadionontwikkeling en -management, en is mede-oprichter van het European Venue Management Institute. Zie voor meer informatie www.stadiumconsultancy.com en www.evmi.org.


Pagina 48

Editie 1 Jaargang 1

U

COL

UMN

Bert Wagendorp

Ik durf niet uit te rekenen hoe oud ik ben in 2028. Ik vind 2018 al heel ver weg en zelfs 2008 mag van mij nog wel even wegblijven: nog niks voor gepland. Dus mensen die de Spelen van 2028 naar Nederland willen halen, bewonder ik heel erg. Zo’n Erica Terpstra is tegen die tijd bijna 85, maar volgens mij sluit ze niet uit zelf het badpak nog eenmaal aan te trekken. Daaruit spreekt een magistraal optimisme. Lak aan ouderdom en dood. Dood, in 2028? Onmogelijk, want dan zijn de Olympische Spelen in ons land. Zo redeneren die mensen. Die beschouwen zo’n evenement gewoon als een soort levensverzekering. Ik wou dat ik dat kon. Opteren voor Olympische Spelen is een daad van zelfvertrouwen. Dat doe je niet als je jezelf een loser vindt en doodsbenauwd bent voor wat de toekomst voor je in petto heeft. Vroeger waren we in dit land dik tevreden met de kruiwagenrace op Koninginnedag, maar nu willen we de Spelen van 2028. Als we vroeger Denemarken en Luxemburg achter ons lieten in het medailleklassement, ging de vlag uit. Nu willen we binnen tien jaar bij de beste tien sportlanden ter wereld horen. En we willen ook graag het WK voetbal van 2018. Het is welbeschouwd een verbijsterende remake.

SPORT&STRATEGIE

www.sportenstrategie.nl

Werelds, wijds en geil Zeker, Amsterdam stelde zich een jaar of twintig geleden kandidaat voor de Spelen van 1992. Maar daar werd destijds vooral hard om gelachen. Iedereen wist dat de stad kansloos was en wie dat niet wist, bad elke avond op zijn blote knieën dat deze beker aan ons voorbij mocht gaan. De Spelen, dat was iets voor bananenrepublieken of voor landen met geld te veel. Niet voor ons. Wij vonden onszelf te klein en de Spelen te duur. Te druk ook. Te gevaarlijk. En wat moesten we na afloop met al die stadions, zwembaden en turnhallen? We waren, laten we wel wezen, een stelletje gierige bangeriken. Beetje samenscholen rond de gasbel van Slochteren, beetje voor elke vorm van tegenslag een volksverzekering verzinnen, elk jaar de dijken verhogen en de intocht van Sinterklaas als hét massa-evenement van het jaar. In Sydney 2000 konden overheid en sportbonden zich desgevraagd nog helemaal niets voorstellen bij de combinatie Nederland-Spelen. Maar toch hoorde je rond die tijd voor het eerst ook andere geluiden. Dat kwam door het EK voetbal van dat jaar. Het was alsof de stijve calvinisten een glimp hadden opgevangen van een bloedmooie vrouw van de wereld en zich plotseling realiseerden dat er ook nog wel iets anders bestond dan koffie met een mariakaakje, gebreide onderbroeken en de korte galoppade met het licht uit.

De Spelen. Groot en eng en duur, maar ook spannend en opwindend. Werelds, wijds en geil. In 2003 zei kroonprins WillemAlexander dat we best de Winterspelen konden organiseren. Geniale tactische zet. Zo’n formidabele brug te ver, dat het idee van de Zomerspelen er opeens een stuk minder absurd van werd. Want daar had je geen besneeuwde bergen voor nodig. In Athene maakte premier JanPeter Balkenende het een-tweetje knap af door plompverloren te melden dat Nederland de Spelen moest halen. Jan-Peter, nooit als eerste gekozen bij het voetballen. Wist waarschijnlijk ook amper waar hij het over had en dacht mogelijk dat hij met zijn opmerking de Spelen van 2008 al zo’n beetje had binnengetrokken. Maar het was wel wat we nodig hadden en een totaal ander geluid dan wat een sukkel als Wim Kok op dit terrein doorgaans te berde bracht. Die vond de Gay Games al een mega-evenement en stuurde de organisatoren van het EK vooraf al een rekening van twee miljoen voor nog te maken overheidskosten. Slome loser. Dacht bij Spelen aan ganzenborden en volleybal in het AJC-kamp. Stuitend gebrek aan grandeur en verbeelding. Je hoort de laatste tijd veel over onze navelstaarderij en benepen afkeer van de grote wereld. Over

© SPORTRIK

De partners van SPORT & STRATEGIE

onze angst voor de toekomst en heimwee naar de kneuterigheid van de jaren vijftig. Maar de ambitie de Spelen binnen te halen, wijst in een heel andere richting. Net als de drang bij de

besten te willen horen. Ik vind het allemaal heel erg hoopvol. Ik wil niet weten hoe oud ik ben bij de opening van de Spelen van 2028, maar dat ik erbij zal zijn, staat vast.

Bert Wagendorp is journalist en columnist voor de Volkskrant.

Boekbespreking: Moneyball -- the Art of Winning an Unfair Game

Less is more Door Ernst Bouwes

Het verhaal van de Oakland Athletics tegen de New York Yankees is het verhaal van een budgetverschil van ongeveer 300 procent. Waar de grote Yankees 120 miljoen dollar kunnen uitgeven, doen de A’s het met 40 miljoen, één van de kleinste begrotingen in de Amerikaanse baseball-league MLB. En toch haalt de ploeg vrijwel jaarlijks de play-offs. Hoe dat kan, beschrijft Michael Lewis in zijn boek Moneyball: the Art of Winning an Unfair Game. Billy Beane, de manager van Oakland, behoorde tot de meest getalenteerde honkballers uit zijn tijd. Tien jaar lang probeerde Beane een basisplaats bij de New York Mets te veroveren, maar iets in zijn hoofd blokkeerde wanneer hij werkelijk moest presteren. Inmiddels bij Oakland aanbeland, leverde hij in 1990 zijn contract in en solliciteerde op een baantje als scout bij de club. Beane begreep welke spelers hij níet moest zoeken – degenen die op hém leken. Bij Oakland vond hij een handboek voor een alternatieve vorm van scouting: via de statistieken. Honkbal is een sport van cijfertjes, een bijna perfecte markt. Iedere worp, vangbal, slag of fout van MLB tot highschool leagues blijft bewaard. Deze cijfers zijn voor alle insiders beschikbaar, maar worden te weinig gebruikt bij de scouting. De kenners willen een speler zien en de klap van de knuppel horen als hij uithaalt. Zo herkennen ze de klassieke honkballer. Vrijwel alle scouts van de NBA-franchises zoeken de superatleet met de all-American looks, een strakke worp of een schitterende swing. Beane was zelf zo’n natural. Als technisch directeur van Oakland laat hij dergelijke talenten liever over aan de topclubs die met miljoenen zwaaien om ze binnen te halen. Zelf vertrouwt hij op een Harvard-nerd met een laptop zonder enige ervaring op het honk. Deze Paul DePodesta tovert met een paar muisklikken de spelers met de hoogste rendementen uit de college leagues tevoorschijn. Bij de jaarlijkse draft waar MLBteams talenten mogen kiezen, beperkt hij zich tot de oudere college-spelers met ervaring en zeer betrouwbare cijfers. Zoals David Beck, die Oakland ongezien contracteerde vanwege zijn uitstekende werpstatistieken. Dat zijn arm misvormd was,

Moneyball: the Art of Winning an Unfair Game Michael Lewis W.W. Norton & Company, 2004 ISBN 978-0-393-32481-5 maakte hoogstens wat uit voor het oog van de ware affecionado’s, maar niet voor zijn rendement. Geen slagman kreeg vat op zijn worpen. Beck bleek voor andere teams niet interessant, waardoor Oakland hem goedkoop kon contracteren. Zo vond Beane voortdurend koopjes, die de rest links liet liggen. Na het verschijnen van Moneyball in 2003 stortte de Amerikaanse honkbalwereld zich op Billy Beane, die de sport en de andere teams in diskrediet zou hebben gebracht. Het werkelijke thema van dit boek is echter niet Beane of zijn werkwijze, maar hoe rijke baseball-teams geld over de balk smijten. Schrijver Lewis constateerde hoe deze clubs knoeiende medewerkers in hun organisatie accepteren vanwege hun eerdere verdiensten voor de sport. Beane keek verder dan het old boys network en zette outsiders op belangrijke posities bij de Athletics. Zijn succes deed de baseball-cultuur schudden op zijn grondvesten. Diverse clubs hebben zijn voorbeeld gevolgd, anderen bleven in hun oude patroon hangen. Moneyball oversteeg de sportgrenzen, en is tegenwoordig een hit in human resource management. De ‘eerste indruk’, die zo zwaar telde bij sollicitatiegesprekken, moet het sindsdien afleggen tegen schoolcijfers en bewezen werkervaring. Headhunters en personeelschefs zoeken objectieve maatstaven die de emotie uit de procedure kunnen halen. Diezelfde emotie die sportbestuurders graag als excuus aanvoeren, als zij hun club bedrijfsmatig richting de afgrond laten glijden.

Ernst Bouwes schrijft onder meer voor ESPN Soccernet.com, World Soccer Digest en Champions (UEFA).


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.