Terech Gesteld 10

Page 1

N° 3 jaargang 46

JURIDISCH FACULTEITSBLAD RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN

letselschade specialist Arvin Kolder • Zzp’er of niet? Openbare Orde Team vs uitgaansgeweld • Jeugdrechter Mr. Holsink


de Tg-nieuwsbrief Wil jij weten wanneer de nieuwe editie van Terecht Gesteld uitkomt? Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief verschijnt ieder kwartaal vlak voor het verschijnen van de nieuwste editie van Terecht Gesteld. Met deze nieuwsbrief houden wij jou op de hoogte van van de thema's van de komende editie van het blad. Zo wordt jij als eerste ge誰nformeerd over de onderwerpen van de artikelen, over de personen die worden ge誰nterviewd en over alle andere rubrieken. Zorg ervoor dat je dit niet mist en meld je snel aan voor onze nieuwsbrief! Je kunt je aanmelden via onze website. Ga daarvoor naar: www.terechtgesteld.nl


beste lezer Op het moment van schrijven is het kwik al een aantal dagen achter elkaar opgelopen tot temperaturen rond de 30 graden. De stranden en terrassen lopen vol en ijsjes zijn niet aan te slepen. Een zeer aangename en welkome omstandigheid na een koud, en lang voorjaar! Inmiddels pakken de eerste wolken zich samen en cirkelen de eerste vogels laag over de stad; geen warme dagen zonder een fikse onweersbui als hekkensluiter na een aantal mooie zomerdagen in Nederland. Op het moment dat u dit leest, maakt u hoogstwaarschijnlijk -met lichte tegenzinweer de eerste bezoekjes aan het Harmoniegebouw en de onvermijdelijke collegezalen. Nog dagdromend over de eindeloos lange zomerdagen, barbecues op het dakterras of die heerlijke vakantie naar een tropisch oord. Laat mij u alvast een beetje enthousiasmeren voor weer een nieuw jaar vol informatieve en interessante artikelen, interviews en andere wetenswaardigheden. Met deze nieuwe Terecht Gesteld komt u namelijk alvast weer een beetje in de juridische sferen. Trots en verheugd ben ik dan ook om u deze herfsteditie voor te mogen schotelen! Ook deze editie bevat weer uiteenlopende en interessante bijdragen. Zo ging een redactrice een dag op pad met letselschade specialist Arvin Kolder van PUNT Letselschade Advocaten om eens van dichtbij mee te maken wat een letselschade advocaat doet en meemaakt op een doorsnee werkdag. Ook hadden twee redactrices de eer om mevrouw Holsink, jeugdrechter bij de rechtbank NoordNederland te interviewen. Als student gaat

u vast regelmatig de kroeg in tot de late uurtjes. Wellicht bent u tijdens het uitgaan ooit betrokken of getuige geweest bij een opstootje of uitgaansgeweld; wat voor rol speelt het Openbare Orde team van de politie in dit geheel? Een verhelderend criminologisch artikel biedt een nieuwsgierige kijk op (onder andere) het ontstaan van uitgaansgeweld. Ook de lezer met een interesse voor arbeidsrecht kan zijn hart ophalen. Een boeiend en verhelderend artikel over de bijzondere arbeidsrechtelijke positie van ZZP’ers zal u ongetwijfeld aan het denken zetten. U leest het, ook deze editie biedt weer genoeg boeiende en gevarieerde inhoud om een uurtje of twee mee door te brengen. Of u hem nu leest in de trein of bus onderweg naar huis, terwijl u op uw koffie-afspraak wacht in de kantine of in de pauze van een college; deze Terecht Gesteld is geschikt om u de broodnodige afleiding te bieden op ieder gewenst moment. Rest mij niets anders dan u veel succes te wensen met het komende collegejaar, maar voor nu: veel leesplezier! Riemke van der Zee Voorzitter Terecht Gesteld 2012-2013 P.S. heeft u ons al gevonden op Facebook?


-4Kan het Openbare Orde Team uitgaansgeweld stoppen?

- 10 Een dag in het leven van een letselschade specialist

De politie heeft, om uitgaansgeweld in steden te bestrijden, zogenaamde Openbare Orde Teams in het leven geroepen. Maar is zo’n team wel een effectief middel om het probleem van uitgaansgeweld daadwerkelijk het hoofd te bieden?

- 18 Interview met Jeugdrechter Mr. Holsink Interview met een mevr. Mr. Holsink, jeugdrechter bij Rechtbank Noord-Nederland. Tijdens het gesprek komt de praktische kant van het beroep aan de orde. Tevens bespreken we inhoudelijke onderwerpen waaronder de wetsvoorstellen adolescentenstrafrecht en de jeugdwet.

- 22 zittingszaal 14


Bestuur

- 13 Zzp’er ja of nee? Het aantal zzp’ers is de afgelopen jaren sterk gestegen. Naar schatting telt Nederland op dit moment zo’n 750.000 zzp’ers. Een deel van deze zzp’ers vertoont echter sterke gelijkenissen met de werknemer in loondienst. In een dergelijke situatie kan dan ook discussie ontstaan over de aard van de arbeidsrelatie; ben ik een zzp’er ja of nee?

redactie

Ontwerp drukwerk oplage

Riemke van der Zee Jeanine Wubbels Erhan Aydogmus Gelske Speerstra John Kamphuis Monique Nijboer Pamela Haak Roya Tazib Daniel Disselkoen, Rotterdam Ando, Den Haag 1000 Terecht Gesteld thuis? Voor 12,50 euro per jaar is dit mogelijk. Stuur een briefje naar de redactie en je ontvangt elke TG in de bus, ook na je studie. Adverteren? Neem contact op met Jeanine Wubbels: penningsmeester@terechtgesteld.nl

HERFST

Contact o.v.v. Faculteitsblad Terecht Gesteld Oude Kijk in het Jatstraat 26 9712 EK Groningen www.terechtgesteld.nl info@terechtgesteld.nl Copyright

Zonder schriftelijke toestemming van het bestuur van Terecht Gesteld mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt.


Criminologie

6


Criminologie

Kan het Openbare Orde Team uitgaansgeweld stoppen? Ten gunste van de lokale horeca zijn steden vanaf de jaren negentig begonnen met het promoten van het nachtleven in de stad om meer bezoekers aan te trekken. Dit is succesvol gebleken, gezien het groeiend aantal bezoekers. Maar het succes heeft ook een niet te onderschatten keerzijde. Er is namelijk sprake van een aanmerkelijke groei van het uitgaansgeweld in de steden.1 De recente geschiedenis toont ons, naast de met regelmaat voorkomende schade aan voorwerpen en objecten, schokkende gevolgen van uitgaansgeweld waarbij mensen het leven hebben moeten laten. We denken hierbij bijvoorbeeld aan de twee, als gevolg van uitgaansgeweld, overleden jongens Meindert Tjoelker (1997) en Redmar Smedema (2011). Het is dan ook niet verwonderlijk dat uitgaan heden ten dage steeds vaker in verband wordt gebracht met geweld.

- John Kamphuis De groei van uitgaansgeweld in de steden en de manifestaties ervan, rechtvaardigen te stellen dat uitgaansgeweld als een probleem kan worden beschouwd. Dit probleem kenmerkt zich door het feit dat de manifestaties van uitgaansgeweld moeilijk voorkomen kunnen worden. Uitgaansgeweld heeft vaak een ongrijpbaar karakter. Een aanleiding tot uitgaansgeweld kan zich namelijk binnen een fractie van een seconde aandienen. Het kwaad heeft zich dan doorgaans al gemanifesteerd, nog voordat ordehandhavers zijn gearriveerd. Het problematische karakter van uitgaansgeweld heeft nationale en decentrale overheden ertoe gedwongen maatregelen te nemen om uitgaansgeweld een halt toe te roepen. Op centraal niveau heeft de overheid

voornamelijk ingezet op een strenge regulering van alcoholgebruik en/of drugsgebruik.2 Op decentraal niveau zijn de overheden logischerwijs meer betrokken bij regiogebonden uitgaansgeweld.3 Op dit niveau is de politie bij uitstek een organisatie die actief is in uitgaansgebieden. Zij kan naar alle waarschijnlijkheid maatregelen treffen, die nauw aansluiten bij de praktische problemen van uitgaansgeweld en voor effectieve

Het bestaan van het vele uitgaansgeweld in het centrum van Arnhem heeft de politie doen besluiten een zogenaamd Openbare Orde Team in het leven te roepen

oplossingen zorgen. Om die reden heb ik mijn focus gericht op een maatregel van de politie, in de verwachting dat deze instantie het meest in staat is om een daadkrachtige oplossing te bedenken en uit te voeren in de strijd tegen geweld in uitgaansgebieden. Een van de maatregelen die de omvang van uitgaansgeweld zou kunnen terug dringen, en in februari 2009 door het toenmalige politiekorps Gelderland-Midden in het leven is geroepen,4 is het instellen van het zogenaamde Openbare Orde Team (OOT). Dit initiatief is om verschillende redenen ingegeven en tot ontplooiing gekomen, waaronder het bestaan van het vele uitgaansgeweld in het centrum van Arnhem en de daaruit voortvloeiende noodzaak om tot een betere bestrijding van uitgaansgeweld te komen. ››

7


Criminologie

Het OOT bestaat doorgaans uit een team van tien tot vijftien personen, waaronder een commandant en agenten op de fiets en op een paard, dat in uitgaansgebieden uitgaansgeweld beoogt te bestrijden. Iedere persoon binnen het OOT heeft zijn eigen specialisme. Dit brengt met zich mee dat het OOT kan bogen op een brede deskundigheid. Het is de bedoeling dat nauwe onderlinge samenwerking tussen de leden van het OOT zal leiden tot een krachtig wapen tegen uitgaansgeweld. Tegelijkertijd werkt het OOT nauw samen met externe partijen als gemeente, justitie, horecaondernemers en portiers. Op zo een wijze slaan alle bij uitgaansgeweld betrokken partijen de handen ineen, waardoor zo veel als mogelijk wordt voorkomen dat agenten op zelfstandige basis ad hoc optreden in gevallen van uitgaansgeweld. De focus ligt bij de invoering van het OOT op samenwerking en gezamenlijke daadkracht, waardoor een preventieve bestrijding van uitgaansgeweld veel beter tot ontplooiing kan komen. Op dit moment is het OOT door twee politiekorpsen ingevoerd (en momenteel paraat binnen twee regiokorpsen5), waaruit we kunnen concluderen dat de instelling van het OOT als maatregel nog in de kinderschoenen staat. Voor een antwoord op de vraag of de instelling van het OOT leidt tot daadwerkelijke, cijfermatige terugdringing van uitgaansgeweld, is het daarom te vroeg. Echter, het gegeven dat er nog geen evaluatieonderzoeken zijn verschenen naar aanleiding van de instelling van het OOT en het feit dat er binnen de criminologische literatuur weinig over geschreven is, rechtvaardigt wel te onderzoeken of het OOT effectief kan zijn en kan bijdragen aan het terugdringen van uitgaansgeweld. De vraag of de criminologische literatuur een rechtvaardiging biedt voor de inzet van

8

het OOT zal worden beantwoord aan de hand van een criminologische verklaring voor uitgaansgeweld (de containment-theorie). Door deze verklaring uit te werken, zal inzichtelijk worden welke factoren ertoe hebben bijgedragen dat uitgaansgeweld heeft kunnen uitgroeien tot een probleem. Vervolgens kan worden onderzocht of het OOT een zinvolle bijdrage kan leveren aan de bestrijding van uitgaansgeweld. Dit zal het geval zijn als het OOT in staat is om factoren die uitgaansgeweld hebben doen uitgroeien tot een probleem positief te beïnvloeden. Als dat het geval is, kan worden gesteld dat er een rechtvaardiging bestaat voor de inzet van het OOT en dat valt aan te nemen dat de inzet van het OOT kan leiden tot een daadwerkelijke terugdringing van uitgaansgeweld. Verklaring voor criminaliteit: de containment-theorie De containment-theorie zoekt niet zozeer naar de oorzaken van deviant gedrag. Het uitgangspunt van de containment-theorie is dat deviant gedrag te verwachten is, tenzij bepaalde controlemechanismen actief zijn. Deze mechanismen pogen het onbeteugeld najagen van behoeften en verlangens te reguleren en pogen gedrag conform de maatschappelijke normen af te dwingen. De containment-theorie is in 1961 door de socioloog Walter C. Reckless ontwikkeld.6 Reckless ziet criminaliteit als het gevolg van sociale druk om deviant gedrag te vertonen en de faling van controlemechanismen om deze druk te weerstaan.7 Ieder mens heeft zulke controlemechanismen en naar de mate deze afbrokkelen (in ‘kracht’ afnemen) zal men crimineel gedrag gaan vertonen.8 De sociale druk om deviant gedrag te vertonen, is afhankelijk van diverse factoren. Deze factoren zijn te onderscheiden in zogenaamde

‘vooruitduwende’ en ‘aantrekkende’ factoren.9 Vooruitduwende factoren zijn factoren die een individu ertoe (kunnen) aanzetten over te gaan tot deviant gedrag. Een voorbeeld van een vooruitduwende factor is het bestaan van armoede. Aantrekkende factoren zijn ook factoren die een individu ertoe (kunnen) aanzetten over te gaan tot deviant gedrag, maar dat is dan het gevolg van het feit dat deze factoren een aantrekkelijk of verleidelijk karakter hebben.10 Een voorbeeld van een aantrekkende factor is het bestaan van de mogelijkheid om op illegale wijze veel geld te kunnen vergaren. Wanneer we spreken over de sociale druk om deviant gedrag te vertonen, kan het helpen dit beter te begrijpen door deze sociale druk in verband te brengen met het vertonen van deviant gedrag in groepsverband. Met deviant gedrag in groepsverband bedoelen we dat een of meerdere individuen zich misdragen op het moment dat hun handelingen plaatsvinden vanuit een bepaalde groep.11 In dat geval keurt de samenleving de misdragingen af als deviant gedrag, maar binnen de groep wordt het gedrag gezien als wenselijk (conform de groepsnormen). Het vertonen van deviant gedrag in groepsverband heeft vaak te maken met groepsdruk. Zo stellen Short en Strodtbeck dat de motivatie om zich in groepsverband te misdragen, kan worden verklaard uit een vorm van groepsdruk die groepsleden ervaren.12 Vanwege ‘statusangst’ zouden zij gevoelig zijn voor reacties van andere groepsleden en onder druk deviant gedrag vertonen.13 Deze constatering vertoont nauwe verwantschap met de sociale leertheorie. Het uitgangspunt van deze theorie is dat iemand zijn hele leven gedrag aan- of afleert door zijn handelingen af te stemmen op de reacties uit zijn sociale omgeving.14 Zolang binnen een groep deviant


Criminologie

gedrag leidt tot acceptatie, complimenten en statusverhoging, terwijl aanpassing aan de normen van de samenleving leidt tot uitsluiting en statusverlaging oplevert, zullen de groepsleden sterk gemotiveerd zijn om zich deviant te gedragen.15 Het valt daarom aan te nemen dat een aantrekkende factor extra gewicht kan krijgen (in de zin dat een persoon die met zo een factor wordt geconfronteerd eerder overstag zal gaan en deviant gedrag zal vertonen), wanneer een persoon te maken heeft met groepsdruk. Ook kan groepsdruk gelden als een vooruitduwende factor om tot deviant gedrag over te gaan, omdat een groepslid expliciet onder druk kan worden gezet door een of meerdere groepsleden. Er wordt hem dan duidelijk gemaakt hoe hij zich dient te gedragen en wat de gevolgen zijn als hij zich niet conformeert. In Reckless’ theorie bestaan er twee soorten controlemechanismen: interne en externe. Interne controlemechanismen zijn interne krachten om prikkels te weerstaan. Denk daarbij – de voorbeelden zijn aan Reckless zelf ontleend – aan een goed ontwikkeld geweten of een hoog tolerantiegehalte. Externe controlemechanismen zijn krachten van de omgeving om een individu in haar greep te houden. Denk daarbij aan het bestaan van een consistent ‘moreel front’ of het, met behulp van toezichthoudende en zo nodig corrigerende partijen, duidelijk maken dat binnen een bepaalde omgeving regels gelden.16 Hoe verklaart de containment-theorie uitgaansgeweld? De containment-theorie helpt de volgende stelling te poneren in het licht van uitgaansgeweld: als er sociale druk bestaat om deviant gedrag te vertonen in uitgaansgebieden en zowel interne als externe

controlemechanismen slagen er niet in deze druk te weerstaan, dan zal uitgaansgeweld plaatsvinden. Hieronder zal – ter verklaring van uitgaansgeweld – worden beschreven op welke wijzen er sociale druk kan ontstaan, op basis waarvan iemand, bij afwezigheid van interne en externe controlemechanismen, ertoe overgaat uitgaansgeweld te plegen. Ook zal worden aangegeven op welke wijzen interne en/of externe controlemechanismen er niet in zullen slagen de sociale druk om deviant gedrag te vertonen zodanig te beteugelen, dat niet tot het plegen van uitgaansgeweld zal worden overgegaan. Het bestaan van sociale druk om deviant gedrag te vertonen Zowel vooruitduwende als aantrekkende factoren of een combinatie daarvan kunnen ertoe leiden dat deviant gedrag, in de vorm van uitgaansgeweld, wordt vertoond. Een belangrijke onderzoeksbevinding is dat uitgaansgeweld tussen onbekenden op straat relatief vaak in groepsverband wordt gepleegd.17 Het plegen van uitgaansgeweld in groepsverband kan aantrekkelijk zijn voor de pleger ervan in het geval hij uit is op statusverhoging, acceptatie door andere leden van de groep en het ontvangen van complimenten. Het verhogen van status of de drang geaccepteerd te worden binnen een groep kan worden beschouwd als een aantrekkende factor om deviant gedrag te gaan vertonen. Een andere aantrekkende factor kan worden verklaard vanuit de rituele functie van uitgaansgeweld. Daarbij kunnen

Groepsdruk kan een motiverende factor zijn zich in groepsverband te misdragen

de pleger(s) van uitgaansgeweld het bijvoorbeeld voor ogen hebben om aanhangers van een andere voetbalclub aan te vallen. Het verlangen om frustraties te uiten en om andere personen (die niet tot het ‘wij’, maar tot het ‘zij’-kamp behoren) de mond te snoeren, kunnen aantrekkende factoren zijn om deviant gedrag te gaan vertonen. Ook zijn er vooruitduwende factoren denkbaar, die ertoe (kunnen) aanzetten uitgaansgeweld te plegen. Te denken valt aan de groepsdruk, die de motivatie vormt zich in groepsverband te misdragen. Deze groepsdruk kan ertoe leiden dat een beledigd of vernederd lid van een groep gewelddadig handelt vanuit een verlangen naar eerherstel om nog langer bij ‘zijn’ groep te kunnen horen. Ook kan een persoon tot deviant gedrag overgaan vanuit angst voor uitsluiting van de groep of een dreiging vanuit de groep met geweld als niet wordt geconformeerd aan de groepsnormen. Een andere vooruitduwende factor, die iemand ertoe kan aanzetten uitgaansgeweld te plegen, is het opkomen voor het belang van een ander. Een voorbeeld daarvan is het bieden van bescherming aan een vriendin tegen ongewenste intimiteiten. De afwezigheid van interne controlemechanismen Het laat zich denken dat een dader van uitgaansgeweld niet of onvoldoende beschikt over zelfsturing (waardoor hij zichzelf niet of niet goed kan corrigeren). Hierdoor kan een persoon een antisociaal gedragspatroon laten zien. Het is zeer de vraag of het moreel besef tot stand is gekomen bij mensen die een antisociaal gedragspatroon hebben ontwikkeld. Het valt aan te nemen dat personen met een gering moreel besef eerder zullen overgaan tot het plegen van uitgaansgeweld dan personen bij wie dit besef beter is

9

››


Criminologie

ontwikkeld. Immers, de drempel een andere persoon schade te berokkenen is bij een gering moreel besef (aanzienlijk) lager. Verder kan het gebruik van alcohol en drugs, welke een katalyserende rol vervullen bij uitgaansgeweld,18 de drempel tot het plegen van geweld verlagen, omdat de betrokken daders waarschijnlijk minder goed weten waar hun grenzen liggen. Door het gebruik van alcohol en drugs is het aannemelijk dat interne krachten om prikkels te weerstaan worden ‘lam geslagen’ en dat sneller zal worden overgaan tot het plegen van uitgaansgeweld dan wanneer geen alcohol en drugs worden gebruikt. Ook kan een dader van uitgaansgeweld worden overmand door emoties (als woede en een gevoel van onmacht), wat ervoor kan zorgen dat een situatie uit de hand loopt. Het reageren vanuit primaire emoties kan ervoor zorgen dat impulsief wordt gehandeld en dat de dader achteraf verrast is door zijn eigen gedrag en er mogelijk spijt van heeft. Emoties kunnen dus een schaduw werpen over interne krachten die kunnen worden ingezet, als gevolg waarvan kan worden besloten niet tot uitgaansgeweld over te gaan. De afwezigheid van externe controlemechanismen Het valt te verwachten dat hoe meer agenten, portiers, camera’s (als bronnen van formele sociale controle en externe controlemechanismen) en dergelijke worden ingezet in uitgaansgebieden, hoe minder uitgaansgeweld er zal plaatsvinden. Op basis van de containment-theorie kunnen, bij het zoeken naar een verklaring voor uitgaansgeweld, de volgende stellingnamen worden ingenomen: 1. Vooruitduwende factoren kunnen de sociale druk zodanig opvoeren dat

10

Het OOT is in staat om factoren die ertoe hebben bijgedragen dat uitgaansgeweld is uitgegroeid tot een probleem positief te beïnvloeden een persoon uitgaansgeweld zal plegen (tenzij interne en/of externe controlemechanismen hem corrigeren). 2. Aantrekkende factoren kunnen de sociale druk zodanig opvoeren dat een persoon uitgaansgeweld zal plegen (tenzij interne en/of externe controlemechanismen hem corrigeren). 3. Personen met een gering moreel besef zullen relatief snel overgaan tot het plegen van uitgaansgeweld. 4. Het gebruik van alcohol en drugs kan de drempel tot het plegen van uitgaansgeweld verlagen. 5. Emoties als woede kunnen de drempel verlagen tot het plegen van uitgaansgeweld. 6. Naar de mate er meer externe controlemechanismen worden ingezet in uitgaansgebieden, is de verwachting dat er minder uitgaansgeweld zal plaatsvinden. Wat kan het OOT betekenen in de strijd tegen uitgaansgeweld? Nu, in het licht van de containmenttheorie, de factoren helder zijn geworden die ertoe hebben bijgedragen dat uitgaansgeweld is uitgegroeid tot een probleem, kan worden onderzocht of het OOT in staat zal zijn deze factoren op positieve wijze te beïnvloeden. Vastgesteld dient te worden dat het OOT kan worden aangemerkt als een extern controlemechanisme. Het OOT stelt zich daarbij ten doel de grenzen van het toelaatbare te

bewaken. Daarbij dient zij zoveel als mogelijk zichtbaar te zijn. Het OOT treedt daarbij zoveel als mogelijk aan ‘de voorkant’ van ordeproblemen op, om ongeregeldheden te voorkomen of in de kiem te smoren. Naar aanleiding van de zes punten die in de laatste alinea van de vorige subparagraaf zijn genoemd, dient het OOT daarbij haar focus te richten op verschillende zaken. In de eerste plaats zal het OOT groepsvormingen nauwlettend in de gaten dienen te houden, omdat juist door groepsvorming en groepsdruk de sociale druk ontstaat om deviant gedrag te vertonen. In de tweede plaats dient het OOT aanwezig te zijn (al dan niet opgeroepen door met het OOT samenwerkende partijen) op plaatsen waar dreigende spanningen dreigen te escaleren. In de derde plaats dient het OOT toezicht te houden op personen onder invloed van alcohol en/of drugs. Ook zij vormen een geweldsrisico. Door op zo een wijze op te treden, oefent het OOT vooral invloed uit, omdat zij een extern controlemechanisme is. Vanuit die hoedanigheid kan het OOT niet alleen tonen aanwezig te zijn om de orde te handhaven, maar kan zij ook invloed uitoefenen op de sociale druk, die op uitgaanslieden kan rusten, om deviant gedrag te vertonen. Ook kan zij invloed uitoefenen op interne controlemechanismen, door het uitgaanspubliek een stap voor te zijn en hen zonder verontrustende aanleiding al aan te spreken. Hierdoor kweekt het OOT het besef bij het uitgaanspubliek dat op hun gaan en staan wordt gelet. Deze wetenschap kan personen doen besluiten niet over te gaan tot geweld. Het OOT kan zo interne controlemechanismen aanspreken en activeren. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de inzet van het OOT in staat is om factoren die ertoe hebben bijgedragen dat uitgaansgeweld is uitgegroeid tot


Criminologie

een probleem, en welke op grond van een uitwerking van de containmenttheorie naar voren zijn gekomen, positief te beïnvloeden. Derhalve kan worden aangenomen dat de inzet van het OOT een zinvolle interventie is en dat het te verwachten valt dat door de inzet van de interventie uitgaansgeweld zal worden terug gedrongen. Aangenomen mag worden dat dit zal inhouden dat het OOT ertoe zal bijdragen dat het streven te komen tot een cijfermatige terugdringing van uitgaansgeweld, zal worden gerealiseerd. Noten 1.  M.P.C. Scheepmaker, ‘Voorwoord’, Justitiële Verkenningen 20014, p. 5. 2.  Brochure, Vijf maatregelen, bestrijding overlast en verloedering, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2010, p. 10. 3.  J.H. Kamphuis & M. Schreijer, ‘Uitgaansgeweld, Een studie naar een effectieve aanpak van uitgaansgeweld’ (paper), p. 19. Geraadpleegd op 28 juni 2013 via: < http://marcelschreijer.nl/uitgaansgeweld.pdf>. 4.  Met de samenvoeging van de 26 voormalige politiekorpsen tot een nationale politie (per 1 januari 2013) valt het voormalige politiekorps Gelderland-Midden in haar huidige opzet onder de noemer ‘Regiokorps Oost-Nederland’. 5.  Naast regiokorps GelderlandMidden ook in regiokorps NoordNederland. 6.  W.C. Reckless, The Crime Problem, New York: Appleton Century Crofts 1967. 7.  G. F. Vito & J.R. Maahs & R.M. Holmes, Criminology: Theory, Research, And Policy, Sudbury: Jones and Bartlett Publishers 2007, p. 185. 8.  J.R. Lilly & F.T. Cullen & R.A. Ball, Criminological theory: context and consequences, Thousand Oakes:

SAGE Publications 2011, p. 101. 9.  J.R. Lilly & F.T. Cullen & R.A. Ball, Criminological theory: context and consequences, Thousand Oakes: SAGE Publications 2011, p. 102. 10.  Vooruitduwende factoren hebben daarentegen geen verleidelijk karakter, maar lijken de betrokken individu in kwestie tegen zijn eigen wil in haast te ‘verplichten’ tot het vertonen van deviant gedrag. 11.  J.D. de Jong & F. Van Gemert, Een studie naar het concept groepsdruk, Reeks Criminologie: nr. 6, Amsterdam: Vrije Universiteit, Sectie Criminologie 2010, p. 9. 12.  J.F. Short & F.L. Strodtbeck, Groep process and gang delinquency, London: University of Chicago Press1965. 13.  J.D. de Jong & F. Van Gemert, Een studie naar het concept groepsdruk, Reeks Criminologie: nr. 6, Amsterdam: Vrije Universiteit, Sectie Criminologie 2010, p. 12-13. 14.  R.L. Akers, ‘Is differential association/social learning cultural deviance theory?’, Criminology, 34, 1996, p. 229-247. 15.  J.D. de Jong & F. Van Gemert, Een studie naar het concept groepsdruk, Reeks Criminologie: nr. 6, Amsterdam: Vrije Universiteit, Sectie Criminologie 2010, p. 14. 16.  W.C. Reckless, The Crime Problem, New York: Appleton Century Crofts 1967. 17.  G.J. Terlouw & W.J.M. de Haan & B.M.W.A. Beke, Geweld: gemeld en geteld, een analyse van aard en omvang van geweld op straat tussen onbekenden, Ministerie van Justitie, den Haag: WODC 1999. 18.  B. Bieleman & H. Maarsingh & G. Meijer, Aangeschoten wild. Onderzoek naar jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan, Groningen-Rotterdam: Stichting Intraval 1998.

11


EEN DAG IN HEt LEVEN VAN...

een dag in het leven van

letselschade specialist Arvin Kolder - Roya Tazib -

12


EEN DAG IN HEt LEVEN VAN...

‘Letselschade’ is sterk in opkomst in

slachtoffer erkenning krijgt voor het

zelfstandig kon doen. Soms is erken-

Nederland. Men verstaat onder letsel-

onrecht dat hem is aangedaan. PUNT

ning van het ongeluk en praktische

schade de lichamelijke en geestelijke

Letselschade Advocaten is onder meer

steun al heel belangrijk voor de slacht-

schade die een mens ondervindt, bij-

de huisadvocaat van de Pals Groep:

offers en dat heeft op mij erg veel

voorbeeld na een ongeluk.1 Voor ‘een

indien een procedure nodig is, dan

indruk gemaakt.

dag in het leven van’ mocht ik een

wordt door de Pals Groep een beroep

dagje meelopen met Arvin Kolder in

op PUNT Letselschade Advocaten

In het kantoor van Arvin vallen meteen

Emmen bij PUNT Letselschade Advo-

gedaan.

de dossiers van de cliënten op die hij

caten. Hij is zowel letselschade advo-

in behandeling heeft. Het zijn er veel,

caat bij dit kantoor als docent privaat-

Eenmaal binnen word ik aan een aan-

maar volgens Arvin is dat nog niks

recht

Rijksuniversiteit

tal collega’s voorgesteld. Nadat ik de

vergeleken bij zijn collega’s die full-

Groningen. Hij was de advocaat van

geheimhoudingsakte heb ondertekend,

time op kantoor werken. Zij hebben

het slachtoffer uit het beroemde Hang-

krijg ik een rondleiding binnen PUNT

een hele wand vol met kasten waarin

mat-arrest, dat een revolutie was bin-

Letselschade Advocaten. Ook krijg ik

cliënt dossiers liggen. Arvin stelt voor

nen de letselschadebranche en art.

een rondleiding bij de Pals Groep. Met-

dat ik de kantoorkamer naast die van

6:174 Burgerlijk Wetboek.2

een merk ik op dat de sfeer erg gezellig

hem in gebruik neem voor de zaken

en informeel is. Ook is er geen strikte

die ik van hem moet lezen en waarover

Onze ochtend begint om 08:00 uur in

dresscode. Regelmatig komen de mede-

ik later op de dag mijn mening moet

de auto richting Emmen. In de auto

werkers van de Pals Groep om juridisch

geven. Ik neem mijn kopje thee met

vertelt Arvin me over zijn loopbaan bij

advies vragen bij de medewerkers van

me mee naar het kantoor ernaast. Daar

PUNT Letselschade Advocaten in

PUNT Letselschade Advocaten.

ga ik aan het bureau zitten en bereid

aan

de

me mentaal voor op de dossiers. Arvin

Emmen, dat voorheen Houkes c.s. Advocaten heette.3 Verder vertelt hij

Verder hoor ik indrukwekkende verha-

gaat weer naar zijn kantoor om bezig

over zijn baan als docent aan de RuG.

len over de Pals Groep en hoe zij slacht-

te gaan met een aantal zaken.

Uit zijn verhaal komt zijn liefde voor

offers van letselschade hebben gehol-

De rest van de ochtend ben ik bezig

het vak letselschade sterk naar voren.

pen. Ik krijg ook meteen te horen dat

met de dossiers die ik van hem heb

Hij vertelt vol enthousiasme over zijn

het niet alleen om geld c.q. schadever-

gekregen. Het zijn zeer interessante

werkzaamheden en over zijn proef-

goeding gaat, maar ook om aspecten

zaken en enigszins ook choquerend (ik

schrift waar hij momenteel op de RuG

als om- en bijscholing en re-integratie.

mag natuurlijk niet zeggen waar ze

ook mee bezig is. Verder bespreken we

Na een ongeval staat herstel en het zo

over gaan).

zijn drukke agenda en voordat we het

goed mogelijk weer oppakken van het

weten zijn we al in Emmen bij het kan-

oude leven namelijk voorop. Pas als

Om 12:00 uur word ik opgehaald door

toor van PUNT Letselschade Advocaten

herstel niet meer mogelijk is, komt een

een collega advocaat van Arvin, Rutger

aangekomen. Daar komen we meteen

compensatie in geld in beeld. Zo zie ik

Zwols.

ook de directeur tegen van de Pals

bijvoorbeeld een foto hangen van een

Hij wil mij graag ook wat meer vertel-

Groep Letselschadespecialisten. De Pals

man die is bijgestaan nadat hij door

len over zijn werkzaamheden binnen

Groep is het grootste letselschadebu-

een ongeluk zijn hand was verloren.

PUNT Letselschade Advocaten en wil

reau van Nederland. Er werken letsel-

Zijn belangenbehartiger heeft ervoor

zijn ervaringen met mij delen. Nog

schadespecialisten die zich inzetten

gezorgd dat hij een prothese-hand

maar 27 jaar oud heeft hij al heel wat

voor slachtoffers van letselschade.4

kreeg waarmee hij weer veel dingen

ervaring opgedaan binnen het letsel-

Deze specialisten proberen steeds in onderling overleg met aansprakelijkheidsverzekeraars ervoor te zorgen dat benadeelden schadevergoeding krijgen voor de schade die ze hebben opgelopen, zonder de tussenkomst van de rechter. Ook zorgen zij ervoor dat het

schaderecht. Ook hij heeft gestudeerd

Hij was advocaat van het slachtoffer uit het beroemde Hangmat-arrest’

aan de RuG en meteen na zijn studie mocht hij werken bij PUNT Letselschade Advocaten. Hij legt mij uit hoe je na je studie de advocatuur in kunt gaan en hij geeft mij een aantal do’s and don’ts. Om 12:30 uur worden wij ››

13


EEN DAG IN HEt LEVEN VAN...

beiden opgehaald door Arvin om te

begint te lachen en te knikken met zijn

gaan lunchen. We gaan met z’n drieën

hoofd. Ik heb blijkbaar de juiste con-

naar een broodjeszaak in de buurt en

clusies getrokken en hij lijkt tevreden

halen een warm broodje. Eenmaal terug

te zijn met mijn antwoord. Snel ga ik

op het kantoor nemen we plaats in de

verder met de volgende zaak en ook

kantine aan een grote ronde tafel waar

bij die zaak blijk ik de juiste richting

alle medewerkers, waaronder de secre-

te hebben gekozen. We bespreken nog

taresses en receptionistes, zitten. De

even de zaken en proberen het van

sfeer is erg gezellig en ik word door

verschillende kanten te belichten.

iedereen op mijn gemak gesteld. Aan de eettafel worden zowel grapjes

Arvin gaat dan nog even naar zijn kan-

gemaakt als serieuze zaken besproken.

toor om een aantal cliënten te bellen en ik ga een tweetal artikelen, die hij

Na de lunch ga ik even langs bij Steven

mij heeft gegeven, lezen. Rond 18:00

Jonkman, de rekenkundige van Pals

uur vertrekken we beiden in zijn auto

Schadecalculaties. Hij rekent op nauw-

richting Groningen. We bespreken de

gezette wijze de geleden en de toekom-

dag nog even in de auto en ik sluit de

stige schade voor de slachtoffers uit.

dag af met mooie herinneringen en

Na een aantal pogingen te hebben

leerzame momenten.

gedaan om mij uit te leggen hoe de schadevergoeding precies wordt berekend, besluit Steven om het gewoon uit te tekenen. Eindelijk begrijp ik hoe er wordt berekend en waar allemaal rekening mee wordt gehouden tijdens zo’n berekening. Ik ga weer terug naar de kantoorkamer die tot mijn beschikking is gesteld om de dossiers van Arvin te lezen. Ik maak nog een aantal aantekeningen en rond 15:00 uur loopt Arvin binnen. Hij wil de zaken en mijn conclusies bespreken. Even word ik nerveus om hem mijn mening te geven. Hij een ervaren en succesvolle advocaat en ik nog een studente aan de universiteit met een beperkte kennis over letselschade. Ik begin met de eerste zaak en leg hem uit wat ik ervan vind en wat de rechter mogelijkerwijs zou kunnen oordelen. Arvin kijkt me even sprakeloos aan en

Het draait niet alleen om geld c.q. schadevergoeding

14

Noten 1.  Het Wetsbureau, Letselschade, <http://www.hetwetsbureau.nl/ letselschade>. 2.  De Hoge Raad bepaalde in dit arrest dat ook de ene mede-eigenaar van een opstal de andere voor 50 % aansprakelijk kan stellen voor de schade. 3.  www.PUNTletselschade.nl 4.  Letselschadespecialisten de Pals Groep, <http://www.palsgroep.nl/ palsgroep.html>.


Arbeidsrecht

Zzp’er ja of nee? Over de rechtsonzekerheid rond de aard van de arbeidsrelatie van een zzp’er

Flexibilisering lijkt het toverwoord te zijn tijdens de huidige economische crisis. Om het hoofd boven water te houden moeten ondernemingen snel kunnen inspringen op mogelijke ontwikkelingen op de markt. Er wordt dan ook steeds vaker gebruik gemaakt van flexibele arbeidskrachten in plaats van werknemers in loondienst. Een aanzienlijk deel van deze zogenaamde ‘flexibele schil’ bestaat uit zelfstandigen zonder personeel, ook wel zzp’ers genoemd. Het aantal zzp’ers is de afgelopen jaren dan ook sterk gestegen. Naar schatting telt Nederland op dit moment zo’n 750.000 zzp’ers. Een deel van deze zzp’ers vertoont echter sterke gelijkenissen met de werknemer in loondienst. Er kan in een dergelijke situatie dan ook discussie ontstaan over de aard van de arbeidsrelatie; ben ik een zzp’er ja of nee?

- Gelske Speerstra -

De zzp’er op de Nederlandse arbeidsmarkt Het exacte aantal zzp’ers op de Nederlandse arbeidsmarkt is lastig vast te stellen. Een eenduidige betekenis van het begrip zzp’er – zowel binnen de wetgeving als daarbuiten - ontbreekt namelijk. Wél kan onderscheid worden gemaakt tussen de zogenaamde ‘klassieke’ zzp’er en de ‘nieuwe’ zzp’er.1 Onder de klassieke zzp’er wordt onder andere verstaan de agrariër, de detailhandelaar en de vrije beroepsbeoefenaar, zoals de advocaat en de accountant. Deze groep is over het algemeen mede afhankelijk van investeringen in kapitaalgoederen.2 De enorme groei van het aantal zzp’ers is echter grotendeels te danken aan de opkomst van

de nieuwe zzp’er. In tegenstelling tot de klassieke zzp’er, biedt de nieuwe zzp’er voornamelijk zijn eigen arbeid aan3. De nieuwe zzp’er is werkzaam in zeer uitlopende sectoren: van de zorg tot de bouw, maar ook in de zakelijke dienstverlening. Vaak verricht de nieuwe zzp’er soortgelijke werkzaamheden als een werknemer in loondienst. Bovendien behalen zij een groot deel van hun omzet vaak slechts bij een beperkt aantal

Een eenduidige betekenis van het begrip zzp’er – zowel binnen de wetgeving als daarbuiten - ontbreekt

opdrachtgevers.4 In de literatuur wordt de nieuwe zzp’er dan ook wel aangemerkt als ‘schijnzelfstandige’ die zowel juridisch als economisch afhankelijk is van zijn opdrachtgever.5 Nu ten aanzien van de arbeidsrelatie van de nieuwe zzp’er de meeste rechtsonzekerheid bestaat, heeft dit artikel slechts betrekking op deze groep zzp’ers. Zzp’er of werknemer? Het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kent twee typen bijzondere overeenkomsten op basis waarvan de zzp’er werkzaamheden kan verrichten, namelijk de overeenkomst van opdracht en aanneming van werk. De overeenkomst van opdracht wordt in art. 7:400 lid 1 BW gedefinieerd als ››

15


Arbeidsrecht

16


Arbeidsrecht

de overeenkomst waarbij de opdrachtnemer zich jegens de opdrachtgever verbindt tot het verrichten van werkzaamheden. Deze werkzaamheden bestaan voornamelijk uit het leveren van diensten. Bestaan de werkzaamheden uit het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, dan is er sprake van aanneming van werk. Art. 7:750 lid 1 BW formuleert aanneming van werk als de overeenkomst waarbij de aannemer zich jegens de opdrachtnemer verplicht tot het tot stand brengen en opleveren van een werk van stoffelijke aard. Zowel de wettelijke definitie van de overeenkomst van opdracht als die van aanneming van werk sluiten nadrukkelijk uit dat er tegelijkertijd sprake kan zijn van een arbeidsovereenkomst. Voor beide typen overeenkomsten geldt dan ook als uitgangspunt dat de werkzaamheden zelfstandig worden verricht en dat een gezagsverhouding tussen partijen ontbreekt. In geval van een overeenkomst van opdracht is de opdrachtgever op grond van art. 7:402 lid 1 BW echter wel bevoegd tot het geven van aanwijzingen over de uitvoering van de opdracht. Een dergelijke wettelijke instructiebevoegdheid ontbreekt ten aanzien van aanneming van werk. Partijen kunnen deze bevoegdheid uiteraard wel onderling overeenkomen. De overeenkomst van opdracht en de aannemingsovereenkomst verplichten beide in beginsel niet tot het persoonlijk verrichten van de arbeid. De zzp’er kan zich dan ook door een ander laten bijstaan of vervangen. Hier bestaat echter een uitzondering op voor de overeenkomst van opdracht. Uit art. 7:404 BW blijkt namelijk dat de opdrachtnemer gehouden is de werkzaamheden persoonlijk te verrichten wanneer de opdracht met het oog op de persoon van zelfstandige is verleend. Zowel de overeenkomst van opdracht als aanneming van werk kent slechts

een summiere wettelijke regeling die is opgenomen in titel 7.5 respectievelijk 7.12 BW. Deze regelingen bestaan grotendeels uit regelend recht, zo blijkt uit art. 7:413 respectievelijk 7:769 BW. Het staat partijen dus vrij om hun arbeidsrelatie naar eigen wens vorm te geven. Aan een zzp’er komt dan ook vrijwel geen wettelijke bescherming toe. Met name de zzp’er met een overeenkomst van opdracht kan sterke gelijkenissen vertonen met de werknemer met een arbeidsovereenkomst. Art. 7:610 lid 1 BW definieert de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de werknemer zich in dienst van de werkgever verbindt om tegen loon gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten. Het meest kenmerkende element van de arbeidsovereenkomst is de gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer. Deze gezagsverhouding komt sterk overeen met de instructiebevoegdheid van de opdrachtgever op grond van art. 7:400 BW. Daarnaast is een zzp’er in bepaalde gevallen evenals de werknemer verplicht zijn werkzaamheden persoonlijk te verrichten en ontvangen zij beide loon voor de verrichte werkzaamheden. Groen/Schoevers-arrest In het zojuist geschetste grensgebied tussen de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht kan tussen partijen discussie ontstaan over de kwalificatie van hun arbeidsrelatie. Lange tijd was onduidelijk hoe een dergelijk kwalificatiegeschil

De Hoge Raad acht zowel de partijbedoeling als de feitelijke uitvoering van belang bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie

inhoudelijk moest worden beoordeeld.6 In het Groen/Schoenversarrest heeft de Hoge Raad geprobeerd duidelijkheid te scheppen over de te hanteren toetsingscriteria bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie.7 Aan dit arrest ligt ten grondslag de vraag of de overeenkomst tussen de belastingadviseur Groen en het opleidingsinstituut Schoevers – inhoudende het parttime lesgeven aan het instituut - al dan niet als arbeidsovereenkomst dient te worden gekwalificeerd. De wijze waarop de Hoge Raad deze vraag beoordeeld, wordt in de rechtspraak tot op heden beschouwd als leidraad voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie.8 Uit het Groen/Schoevers-arrest blijkt dat de Hoge Raad van oordeel is dat partijen een overeenkomst die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling op verschillende wijzen kunnen inrichten. Wat tussen hen heeft te gelden, wordt volgens de Hoge Raad bepaald door hetgeen partijen bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering en aldus inhoud hebben gegeven. De Hoge Raad acht dus zowel de partijbedoeling als de feitelijke uitvoering van belang bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Naast het feit dat zowel de partijbedoeling als de feitelijke uitvoering van belang is bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie, blijkt uit het Groen/Schoevers-arrest dat niet één enkel kenmerk beslissend kan zijn. De verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun arbeidsrelatie hebben verbonden, moeten volgens de Hoge Raad dan ook in onderling verband worden gezien. Zo is in het Groen/Schoevers-arrest de wijze van honorering – die zozeer afweek van hetgeen gebruikelijk is bij een arbeidsovereenkomst - in combinatie

17

››


Arbeidsrecht

met het feit dat het initiatief daartoe van Groen uitging, reden om aan te nemen dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Daarnaast kent de Hoge Raad in het Groen/Schoevers-arrest bijzondere betekenis toe aan het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is van een gezagsverhouding tussen partijen. Ook wanneer uit de beoordeling van de verschillende rechtsgevolgen blijkt dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, kan deze op grond van een evidente gezagsverhouding toch worden aangenomen. De mogelijkheid tot het verstrekken van instructies duidt echter niet zonder meer op een zodanige gezagsverhouding. 9 Ook de opdrachtgever heeft op grond van art. 7:402 lid 1 BW immers een instructiebevoegdheid. Tot op heden heeft de civiele rechtspraak zich nog niet uitgesproken over de vraag hoe dit instructierecht zich onderscheidt van de gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer.10 In de literatuur wordt echter wel aangenomen dat de mogelijkheden tot het geven van instructies bij de overeenkomst van opdracht minder diepgaand zijn dan bij de arbeidsovereenkomst.11 Uit het Groen/Schoevers-arrest blijkt ten slotte dat bij de kwalificatie van een arbeidsrelatie rekening moet worden gehouden met de maatschappelijke positie van de betrokken werkende.12 Maatschappelijk debat De rechtsonzekerheid rond de aard van de arbeidsrelatie met een zzp’er is ook binnen de politiek en bij de sociale partners niet onopgemerkt gebleven. Als directe aanzet van het maatschappelijk debat over de rechtsonzekerheid rond de arbeidsrelatie met een zzp’er kan worden beschouwd het in 2010 uitgebrachte

18

advies van de Sociaal Economische Raad (hierna: SER), genaamd ‘Zzp’ers in beeld’.13 De SER wijst in dit advies nadrukkelijk op het belang van duidelijkheid over de arbeidsrechtelijke status van de zzp’er. Volgens de SER zou daarover zo veel als mogelijk reeds vooraf duidelijkheid moeten bestaan, zowel voor de opdrachtgever als voor de zzp’er.14 De SER dringt in zijn advies dan ook aan op het opnemen van een eenduidige definitie van de zzp’er in alle wet- en regelgeving, zodat de zzp’er op alle terreinen dezelfde juridische status heeft.15 Het kabinet-Rutte I heeft in zijn reactie op het SER-advies de bestaande onduidelijkheid rond de arbeidsrelatie met een zzp’er erkend.16 Het kabinet heeft echter aangegeven niets te voelen voor de invoering van een eenduidige wettelijke definitie van het begrip zzp’er, zoals voorgesteld door de SER. Een dergelijke definitie zou geen toegevoegde waarde hebben ten opzichte van de bestaande jurisprudentie, waaruit volgens het kabinet inmiddels een ‘zeer genuanceerd’ beeld is ontstaan over de omstandigheden waarin er sprake is van een zzp’er. Het kabinet heeft dan ook voorgesteld om deze jurisprudentie in een webmodule op te nemen, waarmee partijen de beoordeling van de feiten en omstandigheden van de arbeidsrelatie zelf kunnen toetsen. Deze webmodule zal aanvankelijk slechts betrekking hebben op het fiscaal- en sociaalzekerheidsrecht, maar het kabinet heeft aangegeven deze in de toekomst ook in te willen zetten voor het civiele recht. De webmodule zou in de loop van 2013 gereed moeten zijn.17 Tot op heden is echter nog niet bekend of het huidige kabinet-Rutte II deze plannen overneemt. Een blik over de grens Niet alleen in Nederland neemt het aantal zzp’ers op de arbeidsmarkt toe, ook in het buitenland groeit het

In een aantal landen van de ons omringende landen heeft de wetgever een einde willen maken aan de ook dáár bestaande rechtsonzekerheid rond de arbeidsrelatie met een zzp’er. aantal zzp’ers. In een aantal landen van de ons omringende landen heeft de wetgever een einde willen maken aan de ook dáár bestaande rechtsonzekerheid rond de arbeidsrelatie met een zzp’er. Zo heeft de Belgische wetgever meer duidelijkheid willen verschaffen door de invoering van de Arbeidsrelatiewet.18 In deze wet zijn diverse criteria vastgelegd aan de hand waarvan een arbeidsrelatie kan worden gekwalificeerd. In Duitsland is gekozen voor de introductie van de Arbeitnehmerähnliche Person binnen het arbeidsrecht.19 Een juridische categorie werkenden die tussen de werknemer en de volledig zelfstandige in hangt. Een zzp’er behoort tot deze categorie wanneer hij economisch afhankelijk van zijn opdrachtgever is en wat betreft zijn behoefte aan sociaalrechtelijke bescherming vergelijkbaar is met een werknemer. De zzp’er die als Arbeitnehmerähnliche Person wordt aangemerkt heeft op diverse terreinen recht op arbeidsrechtelijke bescherming. Ook in Engeland is sinds een geruime tijd een derde categorie werkenden binnen het arbeidsrecht geïntroduceerd, de zogenaamde worker.20 Wanneer een zzp’er verplicht is tot het persoonlijk verrichten van werkzaamheden en geen onderneming drijft, wordt hij in Engeland als worker aangemerkt. De worker heeft op diverse terreinen recht op arbeidsrechtelijke bescherming. Dergelijke oplossingen zouden


Arbeidsrecht

wellicht ook in Nederland meer rechtszekerheid kunnen bieden rond de aard van de arbeidsrelatie met een zzp’er. Slotsom Met name de zzp’er werkzaam op basis van een overeenkomst van opdracht kan sterke gelijkenissen vertonen met de werknemer met een arbeidsovereenkomst. Zo is de instructiebevoegdheid van de opdrachtgever lastig te onderscheiden van de gezagsverhouding tussen de werkgever en de werknemer en ontvangt zowel een zzp’er als een werknemer loon voor door hem verrichte werkzaamheden. Bovendien is een zzp’er in bepaalde gevallen evenals de werknemer verplicht zijn werkzaamheden persoonlijk te verrichten. De rechtsonzekerheid rond de aard van de arbeidsrelatie met een zzp’er is ook bij de politieke partijen en de sociale partners niet onopgemerkt gebleven. Het maatschappelijk debat rond deze problematiek is dan ook in volle gang. Wellicht zouden de in het buitenland gekozen oplossingen voor de ook dáár bestaande rechtsonzekerheid rond de arbeidsrelatie met een zzp’er ook in Nederland meer zekerheid kunnen bieden. Noten 1.  A.R. Houweling, ‘ZZP: wat wil, moet en doet het arbeidsrecht ermee?’, ArbeidsRecht. Maandblad voor de praktijk 2011, 37 (online via Legal Intelligence). 2.  A.R. Houweling, ‘ZZP: wat wil, moet en doet het arbeidsrecht ermee?’, ArbeidsRecht. Maandblad voor de praktijk 2011, 37 (online via Legal Intelligence). 3.  A.R. Houweling, ‘ZZP: wat wil, moet en doet het arbeidsrecht ermee?’, ArbeidsRecht. Maandblad voor de praktijk 2011, 37 (online via Legal Intelligence). 4.  Zelfbewust een Zelfstandige Positie. Economische zelfstandigheid van

zzp’ers: resultatel zzp-panel meting I van 2011 (november 2011), Zoetermeer: EIM 2011, p. 39-40. 5.  M.C.M. Aerts, De zelfstandige in het sociaal recht. De verhouding tussen juridische status en sociaal-economische positie (diss. Amsterdam UvA), Deventer: Kluwer 2007, p. 4-5. 6.  C.J. Loonstra & M. Westerbeek, ‘Honderd jaar definitie van de arbeidsovereenkomst: moet het anders?, Sociaal Maandblad Arbeid 2007, p. 416. 7.  HR 14 november 1997, NJ 1998, 149. 8.  De Jong & Loonstra (SDU Commentaar Arbeidsrecht), art. 7:610 BW, aant. C3 (augustus 2012), in: Loonstra e.a. 9.  C.J. Loonstra & W.A. Zondag, Arbeidsrechtelijke themata, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2010, p. 104. 10.  De Jong & Loonstra (SDU Commentaar Arbeidsrecht), art. 7:610 BW, aant. C4 (augustus 2012), in: Loonstra e.a. 11.  De Jong & Loonstra (SDU Commentaar Arbeidsrecht), art. 7:610 BW, aant. C4 (augustus 2012), in: Loonstra e.a. 12.  HR 14 november 1997, NJ 1998, 149, r.o. 3.4. 13.  Zzp’ers in beeld. Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel (advies van oktober 2010, SER 10/04), Den Haag: SER 2010. 14.  Zzp’ers in beeld. Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel (advies van oktober 2010, SER 10/04), Den Haag: SER 2010, p. 142. 15.  Zzp’ers in beeld. Een integrale visie op zelfstandigen zonder personeel (advies van oktober 2010, SER 10/04), Den Haag: SER 2010, p. 142. 16.  Kamerstukken II 2012/13, 31 311, nr. 90, p. 3. 17.  Kamerstukken II 2012/13, 31 311, nr. 90, p. 4-5. 18.  Titel XIII van de programmawet van 27 december 2006. 19.  De meest gebruikte wettelijke

definitie van de Arbeitnehmerähnliche Person is opgenomen in § 12a van het Tarifvertragsgesetz. 20.  De meest gebruikte wettelijke definitie van de worker is vastgelegd in section 230(3) van de Employment Rights Act 1996.

19


Interview

Jeugdrechter Rechtbank Noord-Nederland

MR. Holsink - Sarah de Boer en Monique Nijboer -

20


interview

Mevrouw Holsink studeerde Rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze studeerde af in drie richtingen: privaatrecht, strafrecht en bestuursrecht. Tijdens haar studie is ze actief geweest bij de Rechtswinkel Groningen, Simon van der Aa en verschillende belangengroepen. Na haar studie gaat ze werken bij het Bureau voor Rechtshulp Assen, waar ze in heel Noord-Nederland gedetineerden rechtshulp verleent. Ze stapt dan over naar de Waddenvereniging waar ze gaat werken als jurist en actiecoördinator; dit doet ze acht jaar. Ze heeft altijd de wens gehad om jeugdrechter te worden dus solliciteert ze in 1992 bij de rechterlijke macht, waar ze gaat werken als rechter bij de sector bestuursrecht. In 1997 maakt ze de overstap naar het strafrecht. Sinds 2011 is ze werkzaam als zgn. combi-jeugdrechter, waar ze zaken doet in het familierecht en het strafrecht.

Kunt u ons kort vertellen wat het zijn van een jeugdrechter inhoudt? De jeugdrechter neemt beslissingen op het vlak van het familierecht en het strafrecht met betrekking tot kinderen en jeugdigen. Bij het familierecht behelst het gezag- en omgangsconflicten en jeugdbeschermingszaken, maar ook bijv. naamswijzigingen, adoptieprocedures, ontheffings- en ontzettingszaken. Een aantal jaren geleden is er een grote stelselwijziging doorgevoerd waarbij het Burgerlijk Wetboek op de schop is gegaan en de Wet op de jeugdzorg is ingevoerd. Toen is er ook één hele brede bepaling opgenomen waarin staat dat ouders de rechter kunnen vragen om over een geschil m.b.t. de

uitoefening van het gezag te oordelen. Er wordt niet gespecificeerd in de wet wat hier onder valt, dus de zaken die de jeugdrechter hiermee voorgeschoteld krijgt zijn heel erg divers. De kinderen waar het in kwestie om kan gaan zijn in het familierecht de nog ongeboren vrucht tot kinderen van 18 jaar. In het strafrecht krijg ik kinderen te zien die uiteenlopen van 12 jaar tot en met 23 jaar. Formeel ligt de meerderjarigheidsgrens op 18 jaar, maar je kunt als rechter strafrechtelijke maatregelen opleggen tot 23 jaar. Sinds een aantal jaren lopen er landelijk projecten die het begrip

combi-rechter introduceren. Wat houdt dit in? Dit betekent dat de jeugdrechter het familierecht én het strafrecht van jeugdigen op één zitting behandelt. In het gehele land draaien deze projecten, om te kijken of dit moet leiden tot organisatorische en procesrechtelijke aanpassingen. In de praktijk betekent dit nu dat je als rechter een soort pettenwissel doet tijdens de zitting. In principe heeft het familierecht voorrang, zodat de Officier van Justitie zijn strafrechtelijke eis hierop kan aanpassen. Wat vindt u het grote verschil tussen het familierecht en het straf›› recht voor jeugdigen?

21


interview

Het zijn eigenlijk twee hele verschillende insteken, die uiteindelijk alles met elkaar te maken hebben omdat bij beide de uiteindelijke toetsingsgrond de ontwikkeling van het kind is. Echter bij het familierecht gaat het over de opvoedrelatie tussen ouders en kinderen en bij het strafrecht gaat het over de normhandhavingrelatie tussen de maatschappij en burger. Het verschil zit dus in de rechtsfilosofische grondslagen van de twee rechtsgebieden. Bij het familierecht neem je een rechterlijke beslissing die een inbreuk maakt op de ouderlijke macht van ouders. Bij het strafrecht ben je meer bezig met iemands eigen verantwoordelijkheid en neem je een beslissing die een inbreuk maakt op de persoonlijke vrijheid van de jeugdige zelf. Daarnaast kun je in het strafrecht langer maatregelen nemen, je kunt deze namelijk opleggen tot het 23e levensjaar van de jeugdige. Soms kiezen we als jeugdrechters ervoor om een beslissing in het strafrecht op te leggen, omdat we deze maatregelen langer op kunnen leggen én omdat deze maatregelen ook heel direct de pedagogische relatie tussen de ouder en het kind raken. Op deze manier kan je de jeugdige meer overheidshulp aanbieden bij zijn/haar gang naar volwassenheid. De familierechtelijke en strafrechtelijke kant van het jeugdrecht zijn heel erg verweven met elkaar. Daarom vind ik het concept van de combi-rechter ook erg goed. Ook het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) noopt daar mijns inziens toe. De overheid is nu ook bezig met het wetsvoorstel adolescentenstrafrecht.1 Is het wenselijk dat de meerderjarigheidsleeftijd niet meer leidend is en er meer ruimte is in de toepassing van het recht? Wat vindt u van deze ontwikkeling?

22

De familierechtelijke en strafrechtelijke kant van het jeugdrecht zijn heel erg verweven met elkaar Ik ben hier een groot voorstander van, het is naar mijn mening een goede ontwikkeling in het belang van het kind. De laatste jaren is er veel wetenschappelijk onderzoek gedaan op neurologisch gebied naar de ontwikkeling van de hersenen van jeugdigen. Hier is een schat aan informatie vrijgekomen. Enerzijds is daar uitgekomen dat een jeugdige zijn hersenen en persoonlijkheid ontwikkelt tot zijn 23e en niet tot zijn 18e. De meerderjarigheidsgrens is in zoverre geen goed ijkpunt. Anderzijds is gebleken dat men gedurende deze gehele ontwikkelingsfase veranderingen kan bewerkstelligen bij de jeugdige. Je moet dus niet te snel een jeugdige op 18-jarige leeftijd opgeven en er moet casuïstisch naar worden gekeken. Ik vind dat we de goede richting op gaan als we vanuit wetenschappelijk onderbouwde kennis over de ontwikkeling van de jeugdige bepalen welk rechtsregime je toepast. Door middel van behandeling en begeleiding kun je nog heel veel betekenen voor de jeugdige, ook na de meerderjarigheid. Als je bijvoorbeeld een strafrechtelijk verharde jeugdige via het volwassen penitentiaire systeem veroordeelt, dan breek je deze ontwikkeling af. Op deze manier benut je niet ten volle de mogelijkheden om iemand in een gezonde volwassen situatie terecht te laten komen. Het is voor mij heel belangrijk dat de jeugdige een kans krijgt op een goede plek in de samenleving en een maximale persoonlijke ontwikkeling. Ik kijk naar de toekomstige volwassen persoon achter de jeugdige. Ook vanuit

recidive-oogpunt is het aan te bevelen om voor het adolescentenrecht te kiezen. Als je iemand laat verharden en hij/zij ontwikkelt een antisociale persoonlijkheidsstoornis, of nog erger psychopathie, dan ben je verder van huis. Daarnaast vindt er nu ook al een screening plaats bij de rechtercommissaris in zaken waar voorlopige hechtenis in het spel is. Dus de infrastructuur om het organisatorisch uit te voeren is er dan eigenlijk al. Hoe ziet uw werkweek eruit? Hoe is de verdeling tussen het familierecht en het strafrecht? Ik werk fulltime, half voor de sector strafrecht en half voor de sector familierecht. Bij beide doe ik een kwart volwassenen zaken. Per week behandel ik één familiezitting en één strafzitting, waarbij één meervoudig en één enkelvoudig. In principe wordt ik op alle soorten zittingen ingezet en dit vind ik ook het leukst. Zo kan ik al mijn vaardigheden gebruiken en mijn ervaring op peil houden. Daarnaast hebben we organisatorisch- en inhoudelijk (bijv. jurisprudentie) overleg per sector. Ook moet ik elk jaar een aantal minimum punten behalen door het deelnemen aan cursussen; hiervoor wordt per jaar samen met mijn leidinggevende een persoonlijk opleidingsplan gemaakt. En voortdurend nieuwe literatuur en jurisprudentie bijhouden. Op deze manier wordt de kennis goed op peil gehouden. Wat vindt u van de samenwerking met instellingen als de Raad van de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en andere organisaties? Wanneer er een uitspraak is gedaan heeft u dan nog zicht op het effect van de uitspraak? We hebben veel te maken met deze organisaties. Zij vragen ons om beslissingen, voorzien ons van (deskundige) informatie en voeren vaak


interview

onze beslissingen uit. Wanneer we het gevoel hebben dat we langer toezicht moeten houden op een jeugdige, houden we de zaak deels aan en laten deze met een rapportage terugkomen. We hebben zo wel zicht op het effect van de uitspraak via de gezinsvoogdij-instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming, maar uiteindelijk zijn we daarvoor niet meer geëquipeerd. Men is nu ook bezig met het ontwikkelen van de Jeugdwet.2 Het wetsvoorstel regelt de transitie van de zorg voor jeugd naar gemeenten. Denkt u dat dit de jeugdzorg ten goede komt? Rond ‘95 is er ook al een grote stelselwijziging doorgevoerd. Ten opzichte van vroeger is het nu zo dat de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg inhoudelijk veel meer te zeggen hebben over de opvoedrelatie tussen ouder en kind. Men heeft zich hierin gespecialiseerd en ontwikkeld, net als andere gezinsvoogdij-instellingen dat hebben gedaan. Maar nu is men van plan om de jeugdzorg over te hevelen naar de gemeenten. Ik vind het kwalijk wanneer door deze ontwikkeling veel opgebouwde kennis en ervaring teniet zal gaan en vrees daar wel voor. De gemeenten hebben de laatste tijd al veel extra taken te verwerken gehad, zoals de uitvoering van de WMO binnen het het sociale stelsel en overname van provinciale en rijkstaken bij de ruimtelijke ordening en op het gebied van natuur- en milieu(hygiëne), en nu moeten ze de jeugdzorg er ook nog bij doen. Misschien dat gemeenten het wel gezamenlijk zouden kunnen uitvoeren wanneer er voldoende mensen en middelen beschikbaar worden gesteld, waardoor de opgebouwde kwaliteit wordt behouden. Ze zijn natuurlijk wel het overheidsorgaan dat het dichtst bij de burger staat.

Wat mij vaak bij blijft zijn de zaken met (inter) culturele aspecten Is er een zaak of situatie in uw functie als jeugdrechter die u bijgebleven is of die u bezighoudt? Wat mij vaak bij blijft zijn de zaken met (inter)culturele aspecten. Iedereen begrijpt dat je, wonend in dit land, moet functioneren binnen het Nederlands democratisch systeem, maar dit systeem sluit soms niet aan bij de belevingswereld van zowel de ouders als jeugdigen, afkomstig uit andere culturen. Hierdoor worden het lastige, maar ook interessante zaken. De zaak wordt afgehandeld in een samenleving waarvan de normen en waarden die daaraan ten grondslag liggen heel anders zijn dan die van de mensen die er onderwerp van zijn. Datzelfde geldt voor de communicatie. De actuele tegenstelling tussen Oost en West, als ook die tussen de positie van de man versus de vrouw komen daarbij prominent naar voren. Ook hier kan het IVRK een goede leidraad zijn. Wat voor eigenschappen heeft, volgens u, een goede jeugdrechter? Als (jeugd)rechter moet je ten eerste een gedegen juridische ondergrond hebben. Hiermee bedoel ik kennis van de typische jeugdaspecten van het recht, maar ook van de algemene onderliggende rechtsgebieden. Daarnaast moet je als jeugdrechter ook kennis hebben van andere vakgebieden dan het juridische, zoals pedagogiek; psychologie en psychiatrie. Net zoals, mijns inziens, rechters criminologisch en filosofisch iets in huis moet hebben. Naast kennis is communicatie erg belangrijk. Dit is tweeledig. Ten eerste moet je goed kunnen luisteren en ten tweede vind ik dat je je als rechter ook open en kwetsbaar op

moet kunnen stellen. Wanneer de burger naar de rechter open kan zijn, waar ook de rechter zelf openheid betracht komt de meest bruikbare informatie op tafel, die leidt tot effectieve en bevredigende beslissingen. Wanneer je bijvoorbeeld tegenover pubers zit die een afkeer hebben van autoriteit moet je je als rechter soms juist niet autoritair opstellen. Hoe ziet u de toekomst van het jeugdrecht en de jeugdrechters in Nederland? Ik zie graag dat het jeugdrechterschap wordt geïnstitutionaliseerd in de wetgeving. Ten tweede zou ik het een goede zaak vinden wanneer er meer wordt geïnvesteerd in het jeugdbeleid. Degenen die het jeugdbeleid uitvoeren moeten voldoende middelen en mensen krijgen die bij hun verantwoordelijkheden passen. Dit is voor de effectiviteit van ons werk als jeugdrechters van eminent belang. Noten 1.  Wetsvoorstel 33.498: Adolescentenstrafrecht. Hiermee komt de strikte grens tussen jongeren- en volwassenenstrafrecht te vervallen. Jongeren tussen de 15 en 23 jaar kunnen als volwassene of minderjarige worden berecht, afhankelijk van onder meer hun ontwikkelingsniveau. 2.  Wetsvoorstel 33.684: Jeugdwet. In de Jeugdwet wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid met de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, geestelijke gezondheidzorg voor kinderen en jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijk beperking (jeugd-lvb), ggz in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering.

23


zittingszaal 14

De veelpleger zittingszaal 14 - Rob zijlstra -

24


zittingszaal 14

Marcel K. (43) is veelpleger te Groningen. Dat is hij vooral op papier, want de in Delfzijl geboren draaideurcrimineel zit vaker achter de tralies dan hij buiten is. Marcel is zo iemand die twee jaar vastzit, dan op vrije voeten komt en binnen 48 uur met zijn woeste kop weer op het politiebureau zit. Veel tijd om veel te plegen heeft hij niet. Zijn misdaden zijn ook nooit heel groot. Een oude fiets, een leeg kratje bier voor het statiegeld. Deze week stond hij terecht voor een reep chocolade die onbetaald de kassa passeerde van de Albert Heijn aan de Vismarkt in Groningen. Dat had hij niet gedaan, maar Luit, een lotgenoot van de straat. Marcel had de reep later gepakt, toen die al gestolen was. ‘Mag dat niet?’, vraagt Marcel met luidde stem aan de rechters. ‘Er mag zo veel niet. Kloteland. Waar gaat dit over?’ Ook dat is Marcel. Vloekend en tierend werkt hij zich door de rechtszaak heen. Wat hij zeven jaar geleden terloops opmerkte (‘Ik heb geen hulp nodig, ik red mij wel’), zegt hij nu weer. Een van de rechters, die hem nog niet eerder meemaakte, zegt met de beste bedoelingen: ‘Dat u zo opstandig doet, dat helpt u niet hoor.’ Marcel: ‘Ach, hou toch op man.’ Marcel is ongevoelig voor justitiële druk, heet het en dat is al jaren zo. En ook nu wordt gezegd: de kans op recidive, op herhaling, is groot. Je kunt beter zeggen: die staat vast. De reclassering weet het al heel lang ook niet meer. Ja, intensieve zorg en

begeleiding in combinatie met dagbesteding. ‘Ik werk wel mee,’ zegt Marcel. De rechters: ‘Echt waar?’ Marcel: ‘Tuurlijk. Ik heb ja niets anders.’ Ondanks het feit dat hij vaker opgesloten zit dan vrij is, slaagt hij er in zijn chronische verslaving in stand te houden. Dat maakt de kop gek. Na zijn laatste detentie, werkte Marcel op een zorgboerderij, maar heel lang hield hij dat niet vol. Bromt: ‘Ik ga niet de hele dag koeienstront scheppen, daarvoor ben ik niet op de wereld gezet.’ Marcel werd aangehouden omdat hij zou hebben geprobeerd in te breken in een cafetaria. Samen met Luit. Marcel ontkent. Hij liep er langs, kwam bij een kameraad vandaan die een feestje gaf. Een bewoonster had hen gezien en de politie gebeld. Marcel: ‘Wie is Luit? Die ken ik niet. Nooit van gehoord.’ Rechters: ‘Dat is de man bij wie u een tijdje heeft ingewoond.’ Marcel blijft ontkennen, het lijkt hem sterk. Om een einde te maken aan mannen als Marcel is jaren geleden de veelplegersmaatregel ISD bedacht. Twee jaar lang wordt de veelpleger opgesloten en krijgt hij hulp op maat aangeboden. Wie niet meewerkt, krijgt niks en zit twee jaar vast op water en brood. De maatregel wordt gevreesd en door sommige juristen een gedrocht genoemd. Justitie noemt de maatregel evenwel al jaren een succes. Het

succes is vooral dat de opgesloten veelpleger twee jaar lang niks kan uitvreten. Dat is de winst. De maatregel kan opgelegd worden voor een mislukte inbraak of voor het opeten van een gestolen stuk chocolade. Marcel moest er al twee keer aan geloven wat hem jaren van de straat hield. De reclassering blijkt tot nieuwe inzichten te zijn gekomen. In het advies aan de rechtbank zegt de reclassering dat de veelplegersmaatregel contraproductief werkt voor veelpleger Marcel. Anders gezegd: het heeft zelfs geen zin meer om Marcel op te sluiten. Marcel is het daar wel mee eens. Om toch iets te eisen, eist de officier van justitie dan maar dat de rechtbank Marcel veroordeelt tot een voorwaardelijke ISD. Gaat hij binnen de proeftijd van twee jaar de fout in (wat zeker gaat gebeuren) moet hij alsnog. De reclassering is toch tevreden. Om iets voor Marcel te kunnen doen, is een ‘justitieel kader’ nodig. Marcel vindt het best. Als hij wordt afgevoerd, zegt hij tegen zijn rechters: ‘Moi.’ Net als in 2006.

25


de rechter

26




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.