Verborgen realiteit – Over een plek en haar sluimerende kracht

Page 1

VERBORGEN REALITEIT

Over een plek en haar sluimerende kracht

VEERLE ELSHOF

september 2023

ArtEZ Academie van Bouwkunst
Veerle Elshof 2023
Verborgen Realiteit -
Over een plek en haar sluimerende kracht

COLOFON

VERBORGEN REALTITEIT

Over een plek en haar sluimerende kracht

AFSTUDEERVERSLAG

Master architectuur

ArtEZ Academie van Bouwkunst

AUTEUR

Veerle Elshof

MENTOREN EXTERN

Ron Verduijn

BEGELEIDING ARTEZ

Annemariken Hilberink

Ralph Brodruck

Wouter Hilhorst

AFSTUDEERCOORDINATOR

Gerard van Heel

EXTERN GECOMMITEERDE

Mark Proosten

DATUM

september 2023

TREFWOORDEN

atmosfeer, architectuur, afstudeerverslag, plek, sluimeren, genius loci, dagelijks leven, materiaal, tijd, licht en donker, geluid, landschap, omhulsel, realiteit, verborgen, ruimte, herinnering, verhalen, ontwerpbenadering, ontwerpfactoren, boerenerf.

PROLOOG

Ik kijk

Ik benader

Ik lees

Ik stel me voor

Ik ervaar

Ik verwoord wat ik zie

Ik maak

Ik ontrafel

Ik voel

Ik luister

Ik kijk opnieuw

”Mijn oog is een soort wapen, een schaduw, het behoeft een lichaam en geschiedenis om mee te werken. De scherpe blik, het wapen van het zien.”

Carlos Scarpa, Oase 31, Nederland, 1991 p.31
voorwoord samenvatting inleiding
de herinnering als silhouette
de magie van het alledaagse 1.2 genius loci
atmosfeer en de ervaringsruimte 2.1 de positie van het landschap 2.2 de tand des tijds 2.3 de expansie van het materiaal 2.4 de toon van de gelegenheid 2.5 het licht in de donkerte 2.6 de overgangen van het omhulsel 3. de samenstelling van het mengsel 3.1 de slaapkamer 3.2 de woonkamer 3.3 de entreehal 3.4 het erf 3.5 de werkplek 3.6 de silo 3.7 het erf 3.8 de omgeving 4. conclusie nawoord literatuurlijst 10 12 14 19 28 60 107 124 136 148 170 176 188 209 212 216 220 222 226 230 232 234 239 244 248
1.
1.1
2.
INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD

Groots denken en altijd doorgaan, eruit halen wat erin zit, constant streven naar perfectie en het beste resultaat. Wat een verademing om even niet te hoeven denken aan het grote gebaar. Om even te genieten van de herinnering in het hier en nu. Het moment dat het groots denken even wegvalt. Alleen de dagelijkse handelingen tellen, alleen te hoeven kijken naar de magie van het alledaagse. De tere momenten die terug keren en niet het monumentale van de eeuwigheid. In mijn afstudeeropgave onderzoek ik wat er allemaal samenhangt met deze ogenblikken waarop het gewone bijzonder wordt.

9
Veerle Elshof, juli 2023

foto:

10
overblijfselen van dagelijkse handelingen.

SAMENVATTING

Verborgen realiteit is ontstaan vanuit een fascinatie voor plekken en gebouwen die vertrouwd aanvoelen. De samenstelling van deze plek en haar gebouwen levert een bijdrage aan onze dagelijkse handelingen, ons leven en ons welbevinden. Hoe ik mij als ontwerper verhoudt tot deze plekken, gebouwen en daarmee ons dagelijks leven, vind ik een fascinerend gegeven.

Gebouwen zijn delen van plaatsen en stuk voor stuk kennen ze een eigen karakter. Deze sluimerende kracht van de plek ligt opgeslagen in onze herinneringen, lokale tradities, het landschap en in de gebouwen en objecten waar we mee leven. In deze opgave wordt het karakter van het boerenerf bestudeerd. Door herbelevingen van herinneringen, observaties en analyses, modellen en referentieprojecten wordt de al aanwezige gelaagdheid van het boerenerf in woord en beeld onderzocht.

Naast dat het karakter van een plek wordt gevormd door geschiedenis, het landschap en lokale tradities, wordt het grotendeels gevormd door de atmosfeer en beleving van deze plek. De al aanwezige gelaagdheid van een plek wordt ervaarbaar door factoren als: het landschap, tijd, materiaal, licht en donkerte, geluid en overgangen tussen ruimten. Zo kunnen bijvoorbeeld verschillende materiaalsoorten de sporen van dagelijkse handelingen zichtbaar maken door het verstrijken van de tijd. Aan de hand van de zes thema’s: De positie van het landschap, de tand des tijds, de expansie van het materiaal, licht in de donkerte, de toon van de gelegenheid en de overgangen van het omhulsel worden deze factoren apart van

11

elkaar bestudeerd. Om te kijken hoe ze ingezet kunnen worden als ontwerpelement en van welke betekenis ze kunnen zijn voor het ontwerp van mijn eigen woonerf. Deze thema’s en het onderzoek naar het karakter van het boerenerf hebben uiteindelijk geleid tot een meer ontvankelijke ontwerpbenadering die het karakter van de plek omzet tot ontwerpelementen, zodat de al aanwezige gelaagdheid van de plek een waardevolle basis kan vormen voor de volgende generatie.

De plek die ik uiteindelijk wilde creëren zou nieuw zijn, maar vertrouwd aanvoelen. Ze zou mij als ontwerper en als gebruiker samenbrengen en ervoor zorgen dat de al aanwezige gelaagdheid van het boerenerf een waardevolle basis vormt voor mijn eigen dagelijks leven op mijn woonerf. Het ontwerp van mijn woonerf bestaat uit vier gebouwen: de schuur, het woonhuis, het werkhuis en de silo. Waarbij elk gebouw zijn eigen functie, volume en atmosfeer heeft, maar één geheel vormt dat ten dienste staat van mijn leven. Net zoals het oorspronkelijke boerenerf.

12

INLEIDING

Voor dit project is gezocht naar een plek waarbij de sluimerende kracht van een plek onderzocht kon worden. Om dit te kunnen onderzoeken moet men betrokken zijn of raken met een plek, omdat de kracht van de plek verborgen zit in de realiteit van het leven dat plaats vindt op deze plek. In mijn geval is dat het boerenerf van mijn grootouders. Als kind bracht ik er al veel tijd door. Elk seizoen maakte ik mee: de heerlijke zomers die in het teken stonden van buiten zijn, hard werken en de verwachting van wat er allemaal komen gaat. De winters daarentegen stonden in het teken van binnen zijn, rusten en afwachten tot het eindelijk weer zomer werd. Deze al vrij rustige en prikkelarme omgeving werd in de winter nog rustiger. Het leek wel of het erf in slaap viel, net zoals de natuur dat in de winter ook doet. Het gevoel van eindeloos wachten op de zomer zette in en ik verveelde mij vaak. Uit verveling ging ik vaak in de koude stal naar de dampende dieren staan kijken en kon daar dan uren verblijven. Ik kende elk dier, hun afzonderlijke uiterlijke kenmerken en elk hoekje van de ruimte. Ik ervoer de plek, de ruimten en de gewone dingen zonder doel. Ik merkte dat mijn zintuiglijke waarneming juist dan op zijn best is en de verborgen realiteit van de plek zichtbaar wordt. Zo begon mijn fascinatie voor het observeren van de gewone, alledaagse dingen die de achtergrond van ons dagelijks leven vormgeven.

Gebouwen zijn delen van plaatsen, stuk voor stuk kennen ze een eigen karakter en atmosfeer die invloed heeft op ons dagelijks leven en ons welbevinden. In onze drukke en efficiënte samenleving beschouwt men het dagelijks leven en de ruimten die daar vorm aan geven als vanzelfsprekend. We reizen nietsvermoedend van

13

de ene naar de andere plek, zonder ons bewust te zijn van de omgeving waarin we ons bevinden. Deze drukte en efficiëntie zit inmiddels in de hele maatschappij verweven, zelfs in het vakgebied architectuur. Waarbij alles draait om zo snel mogelijk en efficiënt een gebouw op te leveren. We geven daarmee onszelf als mens maar ook als ontwerper steeds minder ruimte om echt betrokken te raken met een plek. Terwijl tijdens het ontwerpen van deze plekken, het ervaren van de gevoelsmatige verbinding met een plek en haar gebouwen een belangrijk instrument is. Bij het veranderen van een bestaande plek of het realiseren van een nieuw ontwerp voeg je als ontwerper je eigen tijd toe aan een kracht die al eeuwenoud is en tegelijkertijd ontwerp je een waardevolle basis voor de generatie die na ons komt. Essentieel als we kijken naar de actuele ontwikkelingen en uitdagingen die op dit moment op het platteland spelen, zoals de stikstofcrisis, het daardoor noodgedwongen veranderen of zelfs stoppen van boerenbedrijven. Bij het veranderen van deze plekken blijven de kwaliteiten van de plek vaak onderbelicht. Mijn project komt voort uit een soortgelijke ervaring die al gaande was voordat het huidige vraagstuk een heet hangijzer werd, daarom neemt de urgentie om andere ontwerp handvaten te bieden die de kwaliteiten van plekken waarborgen alleen maar toe.

Tijdens de duur van dit project is veel tijd doorgebracht op het boerenerf om opnieuw de verinnerlijkte relatie met deze plek op te zoeken, waarbij de hoofdvraag van het project is: Wat is het karakter van het boerenerf en hoe zet ik het karakter van deze plek om tot ontwerpelementen, die ingezet kunnen worden voor het ontwerp van mijn eigen woonerf?

14

Door te kiezen voor een andere locatie voor het ontwerp van mijn woonerf, heb ik mijzelf uitgedaagd om ontwerp handvaten te ontwikkelen die de kwaliteiten van een plek vertalen naar een nieuwe plek. Zodat de al aanwezige gelaagdheid van een plek een waarneembare positie krijgt in een nieuw ontwerp.

Dit boek is het naslagwerk van mijn afstudeerproject. Een traject dat werd gezien als methode om sluimerende kracht van een plek te onderzoeken en in te kunnen zetten als ontwerpelementen. Dit boek gaat daarom niet verder in op de actuele ontwikkelingen en uitdagingen op het platteland. Het boek bestaat uit drie delen. Beginnend met deel één waarin kort wordt uitgelegd hoe het project begonnen is. Vanuit herinneringen, observaties en analyses is het karakter van het boerenerf in beeld en woord vastlegt. In deel twee wordt uitgelegd waar en door welke factoren de kracht van de plek mede ervaren wordt. Opvolgend worden de factoren in zes aparte thema’s bestudeerd om grip te krijgen op deze factoren en hoe ze van betekenis kunnen zijn voor het ontwerp van mijn woonerf. Het boek eindigt met deel drie: de samenstelling van het mengsel. Dit deel volgt de route door het ontwerp van mijn woonerf. Aan de hand van zeven beelden en bijbehorende verhalen wordt de bezoeker van het ontwerp meegenomen naar een dag uit mijn dagelijks leven, op mijn woonerf.

15

foto: een ’gewone’ dag op het erf

16

1 DE HERINNERING ALS SILHOUETTE

18

DE HERINNERING ALS SILHOUETTE

Als kind ben ik opgegroeid onder de rook van Zwolle in een klein dorpje omringt door boerenerven, met alle ruimte om mij heen om deze ‘kleine’ wereld te ontdekken. Het boerenerf heeft mij altijd gefascineerd. Dit is voor mij de plek die vertrouwd voelt en een groot onderdeel uitmaakte van mijn dagelijks leven. De smalle zandweg weg, de ongekende gastvrijheid waarbij de achterdeur altijd open staat, het oneindige zicht, de pallet van zachte kleuren, lokale materialen en het boerenerf waar plek is voor zowel mens als dier.

Heel veel jaren bood dit erf onderdak aan mijn familie. Het boerenerf ging van mijn overgroot opa over op mijn opa. Het gebrek aan een opvolger betekende het einde van het bedrijf en het einde van de plek die deel uitmaakte van mijn dagelijks leven. Toch ga ik nog geregeld terug en herbeleef mijn herinneringen, want ik blijf nieuwsgierig naar het ’gewone’ wat deze plek zo bijzonder maakt.

’Omstreeks het midden van deze zonnige dag in april, zo rond twaalf uur, rij ik door de uitgestrekte weilanden over het zandpad met aan weerszijden prikkeldraad. Ik zie de eeuwenoude eikenboom pronkend boven alle anderen uit staan, ze is niet te missen. In de zomer kleurt ze olijfgroen en in de herfst verandert de kleur van de boom naar zacht rood-bruin. De boom kondigt de grens van het erf aan en haar schaduw reikt tot aan de statige voorgevel van het woonhuis.’

19
20
foto: van de eeuwenoude eikenboom

’Je ziet nog waar de oude toegangsdeur van de deel heeft gezeten. Die staat als afdruk op de gevel gekerfd. De ‘nieuwe’ – ook al kun je die niet echt nieuw meer noemen, inmiddels is deze deur ook al zo’n 30 jaar oud - enorm oude, hoge en zware deur die ik met de kracht van mijn hele lichaam moet openen, geeft mij vanaf het erf toegang tot de koude deel waar de oudere koeien staan. Het geluid en de geur van deze beesten is overigens niet te missen. Als ik de deeldeur achter me sluit, vult de enorme ruimte zich met een doffe dreun. Daardoor voelt de ruimte ineens imponerend en ik als persoon val in het niet. Vroeger als kind voelde dit nog sterker. Ik stel nog steeds niet veel voor bij deze buitengewone donkere ruimte en moet eerst knipperen met mijn ogen om deze aan het donker te laten wennen. Doordat het beperkte licht dat via de transparante golfplaten binnendringt en moeite heeft met het stralen in deze donkerte, zet ik automatisch mijn andere zintuigen op scherp. Ik hoor in de verte de houten klompen van mijn opa galmen door de ruimte. Het schaven van de hooivork over de stenen vloer zorgt voor een enorm schel geluid dat versterkt lijkt te worden door de koude temperatuur van de ruimte. Ik hoor hem wel, maar zie hem niet. Hij zal wel bij de kalfjes zijn. Ik blijf een tijdje luisteren, soms hoor ik hem dichtbij en soms sterft het geluid weg in de diepte.’

21
22
foto: van de stal.

’De smalle, lage en net zo donkere gang links van mij leidt mij naar het woonhuis. Het is de enige mogelijkheid om het woonhuis binnen te gaan, afgezien van de statige en pas geschilderde voordeur die toch nooit gebruikt wordt, omdat hij meestal op slot zit. Afijn, via de koude deel loop ik de smalle lage gang in. Bijzonder vind ik altijd dat in deze boerderij de donkerte zo’n grote rol speelt. Deze gang heeft maar één raam of eigenlijk is het een daklicht. Het is deze koepel die het felle daglicht filtert, waardoor het lijkt alsof het zich ontspant tot zacht strijklicht. Zacht strijklicht dat geleidelijk de ruimte vult en vertelt dat het nog dag is. Deze ruimte voelt als een tussenruimte zonder functie. Er staat niets en het is leeg. Een soort overgang tussen het werkende leven en het levende leven. Van de koude hoge deel ga ik via dit donkere, bedompte gangetje naar het woonhuis dat zich achter de laatste piepende en krakende deur in de gang bevindt.’

’De deur bestaat uit twaalf versleten houten planken. Links onderin heeft de deur onlangs nog een nieuwe plank gekregen, maar het handvat is nog altijd kapot en scherp. Je moet oppassen dat je jezelf niet snijdt. Inmiddels overkomt dat mij niet meer omdat het een soort gewoonte is geworden hoe ik het handvat moet gebruiken.’

23
24
foto: van de smalle gang naar het woonhuis

’Na deze deur volgt er nog een gang en aan het einde van de gang zie ik het warme licht van de keuken onder de deur door piepen. Het licht leidt mij naar de keuken. Als ik de deur open vult de ruimte zich met de vertrouwde geur van eten, de warmte van de houtkachel en de gezelligheid van oma. Er hangt een oude lampenkap boven de houten eettafel. De eettafel is bedekt met een oud tafelkleed dat kriebelt. Het felle licht zorgt voor scherpe schaduwen op de eetkamertafel die omringt is door vier houten stoelen, een in het bijzonder: de stoel waaraan mijn oma altijd zit. Ze heeft zoals altijd koffiegezet met verse melk.’

25
26
foto: van de houten eettafel

1.2 DE MAGIE VAN HET ALLEDAAGSE

“Wij leven in de ruimte, in die ruimten, in die steden, op dat platteland, in die gangen en in die parken. We vinden dat vanzelfsprekend. Misschien zou het inderdaad vanzelfsprekend moeten zijn. Maar het is niet vanzelfsprekend, het ligt niet voor de hand. Het is wérkelijk dat spreekt vanzelf, en daarom zal het ook wel rationeel inzichtelijk zijn. Je kunt het aanraken. Op onbewaakte momenten kun je er zelfs over dromen.”

”Deze ruimte waarin we leven is niet continu, niet oneindig, niet homogeen, niet isotroop. Maar weten we precies waar de ruimte afbreekt, waar de ruimte kromtrekt, waar de ruimte zich ontkoppelt en waar de ruimte zich samenbalt? Dat er barsten, leemten, wrijvingspunten zijn dringt nog wel tot ons door; soms hebben we een vaag besef dat het ergens vastzit, dat het losbreekt of dat het botst. We proberen er maar zelden meer over te weten te komen en meestal gaan we van de ene naar de andere plek, van de ene naar de andere ruimte zonder het verloop van de ruimte in aanmerking te nemen, in ons op te nemen, op ons te nemen. Het probleem is niet om de ruimte uit te vinden en al helemaal niet om de ruimte opnieuw uit te vinden, het probleem is om de ruimte te ondervragen of, nog simpeler, de ruimte te lezen. Want wat wij alledaagsheid noemen is niet vanzelfsprekend maar ondoorzichtig: een vorm van blindheid, een soort verdoving. Iets wat er altijd is, maar soms verborgen ligt.”

27
1
1. G. Perec, Ruimten Rondom, Amsterdam, 1998, p 11/12

Betekenis ’alledaags’ volgens Van Dale: al·le·daags (bijvoeglijk naamwoord)

1 - elke dag terugkerend

2 - gewoon, banaal

28

Het alledaagse leven en de ruimten die daar vorm aan geven beschouwen wij mensen als vanzelfsprekend. Terwijl deze ruimten de belangrijkste plaats voor het patroon van onze gebruikelijke handelingen en bezigheden zijn. In de literatuur wordt er al veel aandacht besteed aan dit onderwerp. De bovenstaande tekst van de Franse taalkunstenaar, romancier, dichter en socioloog: George Perec beschrijft fraai hoe vanzelfsprekend wij mensen denken over de ruimten die de achtergrond van ons dagelijks leven vormgeven, terwijl er zoveel bijzonders in verborgen zit.

Vrijwel zonder te merken maken wij mensen gebruik van alle ruimten om ons heen. Verplaatsen we van de ene naar de andere plek zonder de noodzaak te voelen om even stil te staan bij de factoren die deze ruimten nou juist zo bijzonder maken. Als mens doen wij dit naar mijn idee te weinig, maar als ontwerpers zouden we er zeker meer bij stil moeten staan. Wij zijn tenslotte de scheppers van deze ruimten. Wij zouden toch moeten weten waar de ruimte kromtrekt of afbreekt en waar de magie van het alledaagse tot leven komt.

In het boek Ruimten Rondom omschrijft Perec de alledaagsheid van allerlei ruimten, plekken en gebeurtenissen waar hij zelf ooit in verbleven is. Van opsommingen van alledaagse bezigheden tijdens een bepaald tijdsdeel van de dag, tot een ruimtelijke omschrijving van zijn eigen slaapkamer. Wat opvalt in zijn teksten is dat zijn eerste doelstelling niet zo zeer het beschrijven van de dingen lijkt te zijn, maar vooral het inventariseren van alles wat hij waarneemt om de herinnering eraan te bewaren.

29 29

Deze aandachtige manier van waarnemen zorgt voor het precieze vastleggen van de ’gewone’ dingen. Een manier die niet het grootse en geplande bevat maar inzoomt op de kleine factoren die voorkomen. Bijvoorbeeld het verstrijken van tijd, de verandering van het weer, de wind die geuren met zich meebrengt of de posities van deuren en ramen die in zijn teksten tot leven komen. Het lijkt alsof Perec hier de veelheid en de toevalligheid van de dingen wil laten zien.

Een andere fascinerende Franse dichter Francis Ponge heeft ook aandacht voor het alledaagse. In zijn boek Namens de dingen beschrijft hij een reeks gedichten van de meest vanzelfsprekende alledaagse dingen die uiterst gewoon lijken tot je verder kijkt. Hij begint zijn boek met de volgende tekst:

“Het is toch in meer dan één opzicht onverdraaglijk om te bedenken in welke nietige mallemolen de woorden, de geest, kortom, de menselijke werkelijkheid sinds eeuwen ronddraait. Om je daar rekenschap van te geven hoef je je maar te concentreren op het eerste beste voorwerp: je zult weldra opmerken dat niemand het ooit heeft geobserveerd en dat de meest elementaire dingen daarover nog ongezegd zijn.”

30
2. F. Ponge, Namens de dingen, Bleiswijk, 2018 2 Francis Ponge
31
foto: van de deur, een om nooit te vergeten

Koningen raken geen deuren aan.

Zij kennen dit geluk niet: zachtjes of bruusk een van die grote, vertrouwde panelen voor je uit duwen, je er naar toekeren om haar weer te sluiten – een deur in je armen houden.

Het geluk om een van die hoge obstakels van een kamer in zijn buik vast te grijpen bij zijn porseleinen knop, dat snelle lijf-aan-lijf, waarbij men een moment de pas inhoudt, het oog opengaat en het hele lichaam zich aanpast aan zijn nieuwe behuizing.

Met een vriendschappelijke hand houdt het hem nog vast, voordat het hem met een beslist gebaar terugduwt en zich insluit – wat de klik van de krachtige, maar goed geoliede veer op aangename wijze bevestigt.

32
Francis Ponge - de genoegens van een deur

Zoals Perec en Ponge beide aangeven wordt de magie van het alledaagse waarneembaar door je op ruimten en objecten te concentreren. Deze aandachtige manier van waarnemen geeft ruimte voor verkenning, verbeelding en beschrijving. Doordat we onze eerste indruk van een ruimte nu kunnen uitstellen, kunnen we de factoren in geleding waarnemen in de ruimte. De teksten van deze schrijvers hebben geholpen om mij meer te concerteren op de ‘gewone dingen’ en zo het bijzondere wat in eerste instantie verborgen lijkt te zijn te onthullen.

Deze benaderingswijze heb ik herhaaldelijk ingezet gedurende mijn proces. Door opnieuw tijd door te brengen op het erf en mij enkel te concentreren op de gewone dingen in de ruimte, kon ik via deze aandachtige manier van waarnemen en het herbeleven van mijn herinneringen de sluimerende kracht van de plek met meer precisie vastleggen.

33
34
foto: gebruiksporen van alledaagse handelingen.

het erf

’Ik herinner me het erf als een aaneenschakeling van massa’s en ruimten. In elkaar overlopende ruimten, binnen en buiten, allen even belangrijk. Enerzijds gesloten door drie of vier wanden die de ruimte omsluiten en het zicht openen naar de hemelkoepel. Anderzijds open met veel ruimte om te bewegen. Doorkijkjes verbinden en maken de aaneenschakeling overzichtelijk. Geluid dat weerkaatst tegen wanden verraadt de aanwezigheid van anderen, het rumoer van de dieren, van de natuur, van het leven. Allen in een ruimte, maar toch alleen kunnen zijn. Alsof het kleurrijke landschap meandert door de massa van het rumoerige bestaan.’

de herinnering van Diny - Oma

“‘s Ochtends hielp ik mee met melken, dit duurde ongeveer 2,5 uur. Dan moest ik maken dat ik die jongens uit bed haalde om hen klaar te maken voor hun schooldag. Die kleintjes gingen mee in de kruiwagen, overdag op ‘t erf. Die huppelden wel rond, je kunt ze dan ook wel in de gaten houden omdat je overal zicht op hebt”.

35
36
foto: het gesloten achtererf, openend naar de hemelkoepel
37
foto: van het achtererf, tussenruimte en doorkijkjes
38

de achterdeur als personage

’Een zwaluw zoeft langs mijn opening en raakt tot op de millimeter na net niet mijn rand. Zachtjes wieg ik open en dicht op de wind en maak er een lichtelijk ritmisch krakend geluid bij. De harde windrukken zorgen er soms voor dat ik langere tijd open blijf staan. In de verte hoor ik Hein aan komen lopen, hij zal zo door mij heen lopen om te gaan melken. Zo heet ik de hele dag mensen welkom: Jan, de veearts, Diny, de kleinkinderen, de dieren. Iedereen weet me te vinden, zonder duidelijke aankondiging. Ik val niet op maar ben er gewoon. Ik heb al veel gezien, ik sta hier al jaren en ben al oud en versleten. De scheuren staan in mijn brosse afgebladerde huid, mijn klink is roestig en maakt een piepend geluid als hij wordt aangeraakt. Ik ben uitgeleefd, maar word nog iedere dag gebruikt. Tegen de avond herhaalt zich het ritme van de ochtend. Als alle koeien thuis en gemolken zijn, is het mijn beurt om af te sluiten.’

39

aquarel fragment van de achterdeur.

40

de voordeur als personage

’Zo rijk als ik ben aan versieringen en ornamenten, zo weinig word ik aangeraakt. Eens per jaar word ik in de verf gezet. Aan kleur ontbreekt het mij niet. In verschillende soorten groen sta ik strak in de lak. Statig sta ik mijzelf te presenteren, letterlijk vooraan. Voor mijn bovenste raam is een gietijzeren familiewapen voor het glas gemaakt. Zo’n twee keer per jaar mag ik open en doet iedereen zeer voorzichtig met mij. Ik word dan ook alleen gebruikt bij hoogtijdagen, zoals bruiloften, begrafenissen of hoog bezoek. Boven mijn opening zit een groot glas paneel, broos en een beetje stoffig. Dit zorgt ervoor dat ik de achterliggende gang waarvoor ik verantwoordelijk ben tot achterin kan vullen met daglicht. Via de glimmende zwart-witte dambord vloer vertel ik mijn bezoekers zo makkelijk naar welke volgende ruimte ze kunnen gaan.’

41
42
aquarel fragment van de voordeur.

de keuken

’De keuken beschouw ik als de plek waar wordt gekookt, gewerkt, gegeten en wordt samengekomen. De plek waar het gewone leven wordt omarmd. Zo ondergeschikt in waarde en toch altijd toegankelijk voor iedereen. Diepe openingen in de massieve wanden als een open boek die je welkom heet in zijn ruimte, maar ingetogen en intiem als erom gevraagd wordt. Het plafond dat lager is, als een warme deken die op je schouders rust. Een glimmend lijnenspel van zware en lichte balken die zich naadloos en vanzelfsprekend verbinden met de naastgelegen ruimten. Het centraal middelpunt van het huis.’

43
44
foto: van de keuken, diepe openingen en zware balken.

het meubel

’Het meubel herinner ik me als een ruimte met een oneindige functie. Het is de grens tussen collectief en privé, de scheiding tussen ruimten maar ook aankondiging van een nieuwe ruimte. Een deur, een drempel, de massa van de wand. Het omhulsel van de ruimte die het centrum bij elkaar houdt. Opbergruimte, werkruimte maar tegelijkertijd ook een opzichzelfstaande ruimte, die er intiem in verscholen ligt.’

45
46
foto: model van het meubel als grens van de ruimte.

de slaapkamer

’De slaapkamer herinner ik mij als die intieme verborgen afgesloten ruimte dat onderdeel van het meubel is. Met een smalle soms onzichtbare toegang, waar je jezelf doorheen wurmt, vaak ver weggestopt en niet toegankelijk. Tot je weet waar de opening zich bevindt. Klein, maar precies passend in grootte. Ingetogen, geborgen, rustig, wollig, teder, zacht, warm maar ook duf en bedompt. Ik noem het ook wel de ideale verstopplek.’

47
48
foto van de slaapkamer, de bedstee

de winter

’De winter stond altijd in teken van rust en verveling. Het leven verplaatste zich naar binnen. De dieren, de mensen, de gewassen. Naar binnen gekeerd, behaaglijk, verbonden, tezamen, gezellig, wachtend in het semi duister tot het licht zich vanzelfsprekend weer aanreikt. Roest bruin, donker zwart, donkergroen, okergeel, in enorme contrasten. Specifieke uitgedachte kleine warme plekken, dampend, bijna klef te noemen, tegenover grote hoge koude plekken zo koud als ijzer, staal of als de wind die langs je rug tocht.’

49

verbeelding van de gemoedstoestand tijdens de winter.

50

de kleuren van de winter

52

de zomer

’De zomer herinner ik mij als de vrolijkste tijd van het jaar. Het leven verplaatst zich na al het wachten langzaam, verwachtingsvol, voorzichtig via een smalle opening naar buiten. Bevrijdend, losmakend, echt een opluchting. De zomer staat in het teken van oogst, bloeien, geuren en kleuren. Lichtblauw, gifgroen, warm geel, felrood en diepzwart. Binnen en buiten is gelijk, verweven alsof buiten binnen is en binnen buiten.’

53
54
verbeelding van de gemoedstoestand tijdens de komst van de zomer.
55
de kleuren van de zomer
56

Vanuit mijn herinneringen en observaties heb ik het karakter van de plek en van de verschillende aanwezige ruimten op het boerenerf in beeld en woord vastgelegd. In deze eerste verkenning wordt duidelijk dat het boerenerf al eeuwen een stille achtergrond vormt voor het dagelijks leven van de bewoners. Waarbij de leefwijze op het erf ervoor zorgt dat men in nauw contact staat met de natuurlijke omgeving. Een plek waar je leeft met de seizoenen en het ritme van de natuur. Leren luisteren naar de vogels en de wind, leren ruiken van de regen en het leren kijken naar de zon en de wolken. Een plek waar het natuurlijke ritme van de omgeving houvast biedt en structuur geeft aan het dagelijks leven. Bijvoorbeeld in de winter bij lagere temperaturen komt de natuur tot rust. Bomen en planten zakken in hun energie terug. In de lente als de temperaturen stijgen ontkiemen de zaden en vindt er weer groei plaats. In de winter valt ook het boerenerf net als de natuur in slaap en komt de boer tot rust. Hij bereidt zich langzaam voor op de lente, maar het echte werk begint pas weer als het lente is. Het is tijd om op te laden. Het ritme van de natuurlijke omgeving zorgt voor de juiste balans van het leven. Voldoende balans tussen inspiratie, ratio en gevoel. Het boerenerf en haar gebouwen hebben daardoor aandacht voor de geest van hun bewoners.

De gebouwen, ruimten en objecten op het erf zijn delen van deze plek en dragen deze gelaagdheid in zich. In elk gebouw en elke ruimte zit een diepe gelaagdheid verborgen die bijdraagt aan het leven van de bewoners en de atmosfeer van de ruimte. Het woonhuis op het erf kent een private, intieme en geborgen sfeer.

57

De keuken is de ruimte om te ontspannen en bij elkaar te komen na het harde werken, de warme atmosfeer van de ruimte bijdraagt aan een ontspannen en geborgen gevoel. De stal daarentegen kent een meer duistere, koude, afstandelijke en functionele atmosfeer waar de sporen van gebruik een zichtbare en herkenbare structuur bieden voor de dagelijkse werkzaamheden. Het achtererf kent juist een meer een openende, vrije en toegankelijke atmosfeer, waarbij alles voelt als buiten en men zo in directe verbinding staat met de natuurlijke omgeving. Je hoort er duidelijk de wind en de vogels en voelt de temperatuur. Het voorerf daarentegen kent meer een strenge en afstandelijke atmosfeer die bezoekers statig welkom heet en tegelijkertijd aankondigt.

58

1.2 GENIUS LOCI

De aandachtige waarneming en het opschrijven van mijn herinneringen dienen als hulpmiddel om grip te krijgen op het karakter van de plek. Maar wat is eigenlijk het karakter van een plek, hoe subjectief is het en hoe krijg ik hier grip op? Tijdens het zoeken naar begrippen en synoniemen stuitte ik vaak op het begrip genius loci dat al zolang ik mij kan heugen een terugkerend begrip in de architectuur is.

Het Latijnse begrip genius loci komt uit de oude Romeinse mythologie. De Romeinen geloofde dat elke plaats (loci) zijn eigen beschermgeest (genius) had. Architect en theoreticus Christian NorbergSchultz gebruikt het begrip om het karakter van een bepaalde omgeving aan te geven, waarin allerlei handelingen en gebeurtenissen plaatsvinden. In zijn boek Genius loci omschrijft hij het volgende over het begrip:

“De tastbare dingen die onze bestaande wereld vormen, staan op een complexe en misschien zelfs tegenstrijdige manier met elkaar in verband. Sommige verschijnselen kunnen bijvoorbeeld andere verschijnselen omvatten. Een bos bestaat uit bomen en een stad uit huizen. Het ‘landschap’ is zo’n veelomvattend fenomeen. In het algemeen kunnen we stellen dat een aantal verschijningen een ‘omgeving’ vormt voor andere.”

Aan de basis van dit boek ligt de gedachte dat architectuur de mensheid een existentiële houvast geeft. Niet alleen het functionele aspect van bouwen en wonen maakt het verschil, maar ook de diepere betekenis van architectuur voor ons mensen. De architect wordt geacht betekenisvolle plekken te maken, waardoor we kunnen wortelen en ons verzoenen met het dagelijkse leven.

59
3/4. Norberg-Schultz C, genius loci, duitsland 1982
3 4
5. Richard Leplastrier, Framing the View, australie, 2020

Volgens Christian Norberg- Schultz bestaat de genius loci uit tastbare dingen die onze bestaande wereld vormgeven en wordt de kenmerkende aard van de plek gevormd door gebeurtenissen en handelingen die er plaats vinden. Maar hoe zet je deze sluimerende kracht om tot ontwerpelement en welke voorbeelden zijn er in de praktijk te vinden?

De Australische architect Richard Leplastrier streeft naar een ontwerpbenadering die gericht is op de specifieke lokale context, gebruiken en handelingen. In de documentaire Framing the View laat hij zien hoe hij letterlijk de betrokkenheid met de plek opzoekt. Hij verplaatst zijn werkplek naar de locatie waar het gebouw moet komen. In een tent observeert hij de plek dagenlang achter elkaar. Waarbij hij het volgende benadrukt: “Neem de tijd om ideeën te laten rijpen, zonder je al te druk te maken over deadlines en dat soort dingen. De emotie van een plek en hoe je die in je architectuur gaat omarmen is de eerste stap. Als het je lukt om de structuur van een landschap te vinden en het idee van het huis daarin vast te leggen, dan lijkt het op de een of andere manier altijd daar thuis te horen.” Leplastrier ontwerpt huizen waarin hij gelooft simpelweg omdat hij gewoon dat leven lijdt.

60
5
Leplastrier op locatie, foto uit film Framing the View.

Leplastrier leeft volgens zijn eigen ontwerpprincipes in zijn eigen ontworpen houten ‘kampeer villa’. Het huis ligt in een afgelegen riviermonding ten noorden van Sydney. Leplastrier heeft het huis speciaal gebouwd voor zijn eigen gezin: ”Familie komt altijd op de eerste plek, het huis is de wieg van het gezin en alles staat daar ten dienste van.” Een herkenbare uitspraak die ook heel toepasselijk is op het boerenerf. Het leven in zijn kampeer villa heeft letterlijk iets weg van kamperen, waarbij de familie actief bezig is ’gewone’ dingen van de dag zoals: eten, baden, werken en ontspannen.

Het huis bestaat uit beweegbare daken en wanden zodat het huis kan ’ademen’. Leplastrier vindt het belangrijk dat men in verbinding staan met hun omgeving en het huis een aanvulling is op de omgeving, daarom bestaat het huis uit natuurlijke materialen en bevat het huis geen deuren of ramen. Door geen gebruik te maken van deuren leef je altijd samen in één ruimte en creëert dit een intiemere onderlinge relatie in het gezin, geeft de zoon van Leplastrier aan. Vergelijkbaar met de boerderij waarbij alles vanuit één centrale ruimte toegankelijk is en de deuren altijd openstaan. Door geen gebruik te maken van glas verhoudt men zich op elementair niveau met de omgeving. Wanneer je volgens Leplastrier glas zou toepassen wordt de omgeving gefilterd, dan verdwijnt het geluid en is bijvoorbeeld de wind ook minder ervaarbaar. Doordat hij het landschap op deze manier onderdeel van zijn architectuur laat zijn, kan men er niet van wegkijken en reageert hier automatisch op. In andere ontwerpen van Leplastrier maakt hij af en toe wel gebruik van glas, maar altijd in de vorm van schuifdeuren, schuiframen of kantelramen waarbij er altijd een mogelijkheid is om de omgevingsfactoren toe te laten in zijn ontwerpen. Zo dienen de kantelramen in het dak als de natuurlijke lichtbron van het huis, die hij zelf kan sturen. Zo leeft hij letterlijk met de tijd van de natuur.

61
6. Richard Leplastrier, Framing the View, australie, 2020
7 6
7. Ek Leplastrier, Framing the View, australie, 2020

Foto’s: de kampeervilla van Leplastrier, via https://archeyes.com/lovettbay-house-richard-leplastrier/

62

De ademruimte waar hij het over heeft is iets wat je ook terug ziet op het boerenerf. De ruimte tussen de gebouwen maakt de gelaagdheid uit de omgeving tastbaar in het dagelijks leven. Daarnaast zijn de stallen zijn vrijwel allemaal voorzien van lichtdoorlatende golfplaten in het dak die dienen als natuurlijke lichtbron. Leplastrier vindt dat je als architect bewust moet zijn van deze factoren als: licht, geluid en het landschap, omdat dit de factoren zijn die de gelaagdheid van de omgeving toelaten in een ontwerp en invloed uitoefenen op ons leven en welbevinden.

Naast deze factoren heeft Leplastrier het in de documentaire over de kracht van het kader. Hij vertelt in de documentaire over de kracht van het impliciete ten opzichte van het explicite. Leplastrier: ”Als de dingen impliciet aanwezig zijn, zijn ze veel krachtiger, rijker en levensechter dan wanneer alles expliciet wordt uitgestald. De openingen in het omhulsel van het huis kaderen een deel van het landschap, zodat men hun eigen plek ten opzichte van de oneindige natuurlijke ruimte makkelijker kan bepalen. Dit zorgt ervoor dat men architectuur ervaart in delen. Het geeft duidelijke informatie over het kader en scherpt de intuïtie, want zodra iets verdwijnt uit je gezichtsveld gaan je hersenen er mee aan de slag en dat voedt de verbeeldingskracht.”

Dit concept van ’een glimp opvangen’ zit in het hele huis verweven. Volgens Leplastrier heeft dit concept alles te maken met timing, verwachting en voorbereiding. Je krijgt altijd slechts een deel van het geheel te zien. Het geheel wordt pas na verloop van tijd zichtbaar, door gebeurtenissen en het voorbij gaan van tijd. Niets in zijn ontwerpen wordt direct onthult, zo is bijvoorbeeld de entree vaak niet direct zichtbaar. Door bijvoorbeeld een schuine wand voor de entree te plaatsen zorgt dit er automatisch voor dat men links afslaat en de entree introduceert als een subtiele voorbereiding of aanloop naar de volgende gebeurtenis.

63
9 8
10

afbeeldingen via: https://www.atlasofplaces.com/architecture/lovett-bay/ 8/9/10. Richard Leplastrier, Framing the View, australie, 2020

64

de centrale ruimte van het woonhuis op een boerenerf bron: Boerderijen in Salland

65
66

Leplastrier pleit voor een heldere structuur in het ontwerp zodat je als ontwerper later nog wijzigingen kan aanbrengen, omdat je gewoonweg niet alles in een keer kunt overzien. Alles verandert gedurende een proces, net zoals een schilder niet elke penseelstreek vooraf kan bepalen. Het proces start pas als je net begint en het eindresultaat staat daarmee nooit vast. Het begint met een concreet idee die gedurende het proces steeds veranderd. Deze heldere structuur die hij hanteert is bijvoorbeeld af te lezen uit de herhalende constructie van portalen. Zo blijft de leefruimte vrij indeelbaar en voor meerdere doeleinden inzetbaar.

Bij de start van een ontwerp is het belangrijk om een verinnerlijkte relatie met de plek en de bewoners aan te gaan, om zo de gelaagdheid van de plek te onderzoeken. Om mijzelf nog beter te kunnen verhouden tot de natuurlijke omgeving van het boerenerf en de leefwijze op het boerenerf ben ik opnieuw een tijd verbleven op het erf. Tijdens mijn terugkeer naar het erf heb ik de aanwezige gelaagdheid van de plek in onderstaande analyses en gesprekken met oud bewoners over typische tradities en gebruiken van de plek vastgelegd.

67

het ritme en structuur van het cultuurlandschap, het lappendeken.

68

CONTEXT ANALYSE

een patchwork

Tuinen, erven en weiden opeenvolgend achter, naast elkaar en meanderend tussen de losse gebouwen. Formeel en gesloten aan de voorzijde, informeel en open aan de achterzijde. De achterzijde heeft weids uitzicht over het landschap. De gebouwen lijken te zijn gepositioneerd op de lijnen en structuur van het landschap.

69

massa en ruimte

Het erf bestaat uit zes afzonderlijke gebouwen en het kippenhok. Elk gebouw verschilt in vorm, schaal, massa en programma. Het woonhuis is de centrale basis van het erf. Het dominante hoofdgebouw met daarachter alle schuren die het erf definiëren. Soms raken ze elkaar en soms lopen ze in elkaar over. Een rijke mix van tussenruimten. De ademruimte tussen gebouwen is de ruimte waar het landschap en het klimaat haar gang kan gaan.

70

CONTEXT ANALYSE

de erfgrens

De erfgrens is voorzien van vele bomen die de mens en dier voorzien van voedsel en bouwmaterialen. Daarnaast dienen ze als bescherming tegen weer en wind.

71

contrast

Het erf kent een contrast: een naar binnen gekeerd karakter tegen over een naar buiten gekeerd karakter. Een open karakter dat zich meer op het landschap concentreert. De gevels van de bijgebouwen die zich vanzelfsprekend achter het hoofdgebouw bevinden staan naar binnen gekeerd, dit zorgt voor een gecentreerd en intiem midden erf dat beschut is tegen de wind en regen.

72

CONTEXT ANALYSE

routing extern

Routing is een belangrijk element op het boerenerf. Alles staat in dienst van de levenswijze van de bewoners. Actief aan de noordkant met veel bedrijvigheid en passief aan de zuidkant als schoon aanzien voor de buurt.

73

routing intern

De stal staat in dienst staat van het werken. Functioneel en efficiënt, de melkstal aan de voorzijde gericht op het “schone”voorerf. De voersilo’s op het “vieze” achtererf en de logische indeling van de stal draagt bij aan de levenscyclus van de koeien en biedt structuur aan de boer. Zo lang iedereen weet wat en hoe hij/zij het moet doen, loopt het boeren erf als een geoliede machine.

74

CONTEXT ANALYSE

daklandschap

Een duidelijke mengelmoes van verschillende daken, kapstructuur als wapenschild boven alle verschillende functies.

75

as en zichtlijnen

De centrale as van het voorerf naar het achtererf. Dwars door de stal en langs het woonhuis. Geen

duidelijke route, dwalend langs en door alle gebouwen. Vele doorkijkjes, zicht op alle punten daardoor transparant en geborgen tegelijkertijd.

76

STRUCTUUR ANALYSE

constructie structuur

De basis constructie van het boerenerf bestaat uit eikenhouten portalen. Meerdere portalen worden achter elkaar geplaatst. Ze vormen een heldere basis structuur voor het woonhuis en de deel. De kolommen rusten op betonnen poeren om hun slijtage tegen te gaan. De portalen worden in de lengte richting aan elkaar verbonden door stijlplaten. Het gebruik van deze heldere structuur zorgt voor een open leefruimte met veel ruimte om te bewegen.

77

gebint structuur

De portalen worden voorzien van schuine schoren (H) die op hun beurt de in lengte richting verbonden stijlplaten ondersteunen.

De stijlplaten ondersteunen de sporenkap (K), waarop vervolgens de golfplaat als dakbedekking op wordt bevestigd.

78

STRUCTUUR ANALYSE

79
aquarel van de stal met transparante golfplaten als natuurlijke lichtbron.
80
81
constructie fragment van de sporenkap met betonnen voet. De heldere basis structuur.
82

het raam van de keuken kijkt uit op het voorerf. De hele familie keek uit dit raam als er iemand aan kwam of als er een mooie trekker langs reed...

restplaatje cortenstaal maakt glas overbodig. Alles wat voor handen ligt kan worden gebruikt!

het weidse omliggende landschap is gekaderd als een levend schilderij, het is altijd anders..

83 OPENINGEN

de dikte van de wand is voelbaar door de diepe vensterbank, tegelijkertijd blijkt het een fijne opberger te zijn..

”Ademruimte!” openingen zonder glas, ruimte voor weer en wind..

84

STRUCTUUR ANALYSE

constructie structuur

De mestsilo bestaat ook uit een heldere structuur van voorgespannen losse beton-elementen die aan elkaar bevestigd zijn. De wanden van de mestsilo zijn massief vanuit de grond opgetrokken en moeten bestand zijn tegen extreme druk- en trekkrachten die ontstaan door temperatuurverschillen van de mest.

85

constuctie tekening van de mestsilo

86

CONTEXT ANALYSE

Al in de late middeleeuwen werden vele boerenerven in het kommenlandschap op hogere rivierduinen gebouwd. (ook wel een terp genoemd). Een verhoging in het landschap met als doel veilig en droog wonen.

Deze luchtfoto uit de late jaren ’40 toont in lichte vlekken de paraboolvormige rivierduinen die als mengelgronden boven de klei en het regelmatige slagenverkavelingspatroon uitsteken. De oudste erven liggen allemaal op de rand van een paraboolduin. Op kaarten uit het begin van de vorige eeuw komt het boerenerf al voor (4).

87
88
luchtfoto uit de late jaren ’40.
89

CONTEXT ANALYSE

relaties

Rondom het boerenerf staan vele andere boerenerven, waarvan er zeven van tak van de familie Elshof zijn en samenwerken. Vroeger was men afhankelijk van elkaar dat is terug te zien in hoe de gebouwen ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd op het erf. Elke doorkijk lijkt uit te kijken op het erf van een van de relaties in de omgeving, net zoals de ramen dat doen op een gedeelte van het erf.

90

HISTORISCHE VERHALEN

Alle bewoners in kaart gebracht. Er gold een vaste verhuisdag op 1 februari. Contracten op deze dag. Boeren wisselden dan van woning en baas, vrijwillig of noodgedwongen. moest mee, de dieren, het hooi, behalve de mest. Die moest blijven liggen, mest

Pachters boerderij Lavoorde

1603 - pachter - Fam. Lavoorde

1677- pachter - Rutger Asjes + fam Asjes

1732 – pachter - Jannes Rutgers

1743 – Pachter - Baron Rouse

1778 – pachter - Hendrik Jansen den Colck

1802 – pachter – Jan Hendrik jansen den Colck

1820 – pachter – Jan Zielman (schoonzoon)

1826 – eigenaar - Benardus Zunnebeld + grote

aankoop 12 ha.

1830 – eigenaar – Daniel Zielman

1886 – Eigenaar - Graats D. J. Elshof / Zielman

(schoonzoon) + aankoop boerderij buren.

1917 – Eigenaar – wed G.D.J Elshof

1940 – Eigenaar – G. J. A Elshof

Het boerenerf Lavoorde kwam in het jaar 1886 in bezit van de familie Elshof. Alle bewoners vanaf 1600 zijn in kaart gebracht om de wisseling van de wacht duidelijk te kunnen laten zien. Vroeger gold er namelijk een vaste verhuisdag op 1 februari. Wooncontracten begonnen of eindigden op deze dag. Boeren en knechten wisselden dan van woning en af en toe van pachter. Vrijwillig of soms noodgedwongen. Het hele hebben en houden moest mee, de dieren en het hooi. Alles ging mee de kar op, behalve de mest die moest blijven liggen. Mest was namelijk goud waard.

91
Boerderij Lavoorde.
Bewoners: 1603 1677 1679 1732 1943 1748 1750 1757 1763 1764 1777 1788 1803 1811 1820 1826 1830 1840 1886 1917 1940

op 1 februari. Contracten begonnen of eindigden vrijwillig of noodgedwongen. Het hele hebben en houden blijven liggen, mest was namelijk goud waard.

Bewoners:

1603 – Gerrit Pelle

1677 – Rutger Asjes

1679 Gerrit Jansen

1732 Jannes Everts

1943 Fam. Rouse

1748 Grietjen Jans

1750 Asjen Lindeboom

1757 Henrik jans Willem Wijchers

1763 Gerrit Wijchers

1764 HYendrik Hendriks van de Colck

1777 Jannes Rutgers

1788 Hendrik Jansen

1803 Wed. Aaltien Jansen Fobers

1811 Jan Hendrik lavoorde

1820 Daniel zielman

1826 Benardus sunnebelt

1830 Hendrik jan Lavoorde

1840 Daniels Zielman

1886 G.D.J Elshof

1917 wed Gj. Van Elshof – Zielman

1940 G.J.A Elshof

92
Lavoorde. verhuisdag
foto van mijn grootvader voor boerderij Lavoorde.
93
aquarel sporen van tijd, reparaties aan de gevel door de jaren heen.
94

In gesprek met Richard..

“Voor mij was het boerenerf de veiligste plek die ik mij kon voorstellen. Het voelde echt als thuis. Warm, geborgen, veilig en altijd iemand die in de buurt was. Ik ging naar de kostschool, verschrikkelijk. In het weekend was ik thuis en die tijd hielp ik mee op het boerenerf. Het mooiste vond ik altijd de winterdag. Als de koe moest kalveren ’s nachts, elk kalf was er één in deze tijd. Dan hadden pa en ma de matrassen uit de slaapkamer gehaald en voor de kachel gelegd in de keuken. Dan konden ze de koeien in de gaten houden. Vanuit de keuken, had je direct zicht op de stal en dan was het lekker warm. Voor ons was het feest dan in de ochtend, dan lagen de matrassen nog voor de kachel, was het lekker warm en donker. Pa en ma waren vrolijk omdat het kalf goed geboren was”.

“De zwaluwen zijn er ook weer trouwens. Zulke bijzonder nuttige stuntvliegers zijn het. We hadden wel 20 nestjes”. - Er staat een aantekening op de schuurdeur wanneer de eerste weer zijn waargenomen- . “Prachtig zijn ze, ze “suizen” er zo tussendoor. Gottegod dat je niet verongelukt denk ik dan altijd. Tussen de ventilatoren door in de stal, je zult toch gehakt zijn! Maar goed het gaat altijd goed en ze komen elk jaar terug. Als de deuren nog niet open zijn staan ze voor de deuren te fluiten. Een lawaai joh! Dan deed ik de deur open en zoef dwars door de stal en als een straaljager laag over het gras, prachtig vind ik het”.

95
96
aquarel van Richard

In gesprek met Diny..

“De kalfjes deed ik iedere ochtend en dan om 10:00 uur stipt stond er koffie in de keuken. Hein en wie er dan ook was kwam dan altijd binnen voor de koffie, dit gold ook voor het eten tussen de middag. De rest van de dag was ik in de tuin en in de keuken voor het eten. ’s Avonds hielp ik Hein weer met melken en zorgde ik dat de koffie dan klaar was om 20:00 uur dan was Hein ook meestal wel klaar, lange dagen, dat wel...”

“Ik heb er zelf ook niet voor gekozen. Ik heb voor Hein gekozen en kreeg dit “het boerenerf” erbij. Het is een manier van leven, het is een hobby, vooral voor Hein. Ik zelf hielp alleen maar mee op het boerenerf. De kalfjes doen vond ik het leukst of als een koe moest kalven dan kwam de hele buurt, het was dan altijd erg gezellig. Ik was dan de gastvrouw, we zaten met elkaar in de stal of de keuken en hadden de beste gesprekken, afwachtend of het afkalven van de koe wel goed zou gaan. Iedereen schoof dan aan voor het eten, er was altijd genoeg.”

“Vroeger was het wel altijd de katholieken, de protestanten en de hervormden. Men keek elkaar niet aan, ook al waren ze buren. Fam. Middag, Logtenberg en Lipman waren de herenboeren uit het dorp en zaten voor in de kerk. Zij hadden het voor het zeggen omdat ze meer koeien hadden dan de rest. Zij maakten de dienst uit, zij zaten in besturen van de fabrieken en de coöperaties. Ramaker en Middelkamp van hierachter, waren maar ’keuterboertjes’ en moesten achter in de kerk zitten. Met de herenboeren werd niet gesproken. En nu? Nu zitten ze met elkaar te kaarten en koffie te drinken in het bejaardenhuis. Stom hé?.”

97
98
aquarel van Diny

In gesprek met Jan

“Het mooiste aan het boerenerf is de actie. Enerzijds heb je vrijheid, anderzijds heb je zorg en verplichtingen. Zeven dagen in de week vierentwintig uur werken, je weet altijd wat je moet doen. Het mooiste is als het dan lukt en alles goed samenvalt. Bijvoorbeeld met het binnenhalen van het gras. Wat je dan al vanavond doet hoef je morgenochtend niet te doen. Met elkaar werken tot diep in de nacht. Om vier uur ‘s nachts een pilsje uit de kelder en om half vijf gaat iedereen het bed in. Een nacht doorgetrokken maar in de ochtend regent het. Er is niets mooiers dan regen op nieuw plastic. Als het plastic over de kuil zit en het gaat dan pas regenen, is het gelukt!”

“Vroeger ging ik met de koe op de hooiwagen naar Lipman (boer verderop). Lipman had een stier, die had opa niet. Daar werd de koe in het hok bij de stier gedaan. We gingen dan koffiedrinken en brachten de ochtend door met elkaar. Wachten, soms als het te lang duurde dan maakte ik het hok wat kleiner, dan kon de stier er beter bij, haha. Als het dan gelukt was, gingen we met de koe op de wagen weer terug. We waren tot elkaar veroordeeld, zo was er ook burenplicht. Of je nu wilde of niet, de buurt stond altijd klaar”.

99
100 aquarel van Jan

PERSOONLIJKE SPULLEN

overblijfselen van een dag hard werken..

zondagse kleding..

Grolsch speciaal voor Jan staat lekker koel in de kleder..

101

de zilveren troffee voor de productiefste koe en de fascinerende temperatuurmeter van mijn oma.

de te kleine gieter voor de moestuin heb ik nooit begrepen? Maar hij had altijd een vaste plek aan het hek.

het halster van de koe, werkt net zo goed als deurstopper..

de kippen hebben overdag de wereld aan ruimte, maar ’s avonds moeten ze in hun hok.

102

Uit bovenstaande teksten en analyses wordt duidelijk dat genius loci bestaat uit tastbare dingen die onze bestaande wereld vormgeven. De kenmerkende aard van de plek wordt gevormd door gebeurtenissen en handelingen die plaats vinden op deze plek. Leplastrier maakt duidelijk dat de eerste stap tot een nieuw ontwerp altijd begint met een verinnerlijkte relatie met de plek waar het gebouw komt te staan en het leven van de bewoners. Uit de analyse van het boerenerf is wederom af te lezen dat het boerenerf altijd ten dienste staat van het leven van de bewoners. In functionaliteit, structuur en atmosfeer.

De factoren licht, geluid, overgangen tussen ruimten en het landschap zijn factoren die invloed hebben op ons leven, ons welbevinden en de aanwezige gelaagdheid ervaarbaar maken in een ontwerp. Deze factoren zien we terug in het werk van Leplastrier en in de analyses van het boerenerf. Tevens zijn dit ontwerpfactoren waarop we als ontwerpers invloed kunnen uitoefenen in een ontwerp.

Het boerenerf bestaat uit zes afzonderlijke gebouwen waarvan elk gebouw verschilt in: schaal, programma, atmosfeer en positie ten opzichte van de omgeving. Het woonhuis is de centrale basis van het erf omringt door de schuren als losse segmenten, wat zorgt voor een rijkheid aan restruimten die daardoor ontstaan. De verhouding tussen bebouwde en onbebouwde ruimte is hierbij belangrijk. De onbebouwde ruimte is de ademruimte van het erf. Deze ademruimte zorgt ervoor dat de tastbaarheid van de omgeving een

103

waarneembare plek krijgt op het erf. De omgeving en het landschap vult deze ademruimte tussen en rondom de gebouwen. Zo krijgt het weer bijvoorbeeld vrij spel tussen de gebouwen. Daarnaast bieden deze tussen ruimten zicht op naastliggende buurt erven in de omgeving, maar ook zicht op de verschillende gebouwen van het erf zelf. Zo dient deze ademruimte vele functies en staat het erf enerzijds in verbinding met de omgeving en anderzijds met het leven van de bewoners.

Elk gebouw heeft een gelijkwaardige heldere basisstructuur van portalen en gebinten, behalve de mestsilo die is uitzonderlijk in zijn constructie. Beiden voorzien van een vrije en open leefruimte, die voor meerdere doeleinden inzetbaar is.

Door vele uren te verblijven op het erf, in gesprek te gaan met oud bewoners over tradities en gebruiken, te observeren en te analyseren probeer ik de verinnerlijkte relatie op te zoeken met de plek. Langzamerhand verteld het erf zijn eigen verhaal door de verborgen, maar aanwezige gelaagdheid die waarneembaar wordt.

104

ATMOSFEER EN DE ERVARINGSRUIMTE

106
2

ATMOSFEER EN DE ERVARINGSRUIMTE

Het karakter van de plek bestaat naast onze herinneringen, lokale tradities en het landschap grotendeels uit atmosfeer en beleving van de plek. In hoofdstuk één werden al een aantal atmosferen op het erf besproken, maar wat is atmosfeer precies en waar wordt het voor ons ervaarbaar? Het begrip atmosfeer blijft een lastig fenomeen om te omschrijven, maar in onderstaand fragment wordt sfeer beschreven als iets-meer.

Perceiving an atmosphere means grasping a feeling in the surrounding space. It means being gripped by a something-more, and it is precisely this somethingmore, exceeding real factuality and which nonetheless we feel with and in it, that we can call ‘atmospheric’.’

Sfeer wordt ervaren als “iets” dat zich om ons heen, in de ruimte bevindt. Het is altijd aanwezig en kent vele verschillende verschijningsvormen, waardoor het zo lastig te omvatten is. Maar als we onszelf afvragen waar atmosfeer ervaarbaar wordt en welke factoren hierop van invloed zijn, krijgen we meer houvast om atmosferen te ontwerpen.

Terug naar het begin, naar het omhulsel dat ons bijeenhoudt. Dom Hans van der Laan beschrijft in zijn boek de architectonische ruimte: ’Het huis behoord samen met voedsel en kleding tot de eerste dingen die een mens nodig heeft om zijn bestaan in de natuur te hand haven.’ Volgens van der Laan onderscheidt het verstand ons van dieren of planten en stelt ons in staat zelf de meest geschikte vorm te kiezen voor deze toevoegingen van benodigdheden. Het huis moeten we volgens hem dan ook beschouwen als een toevoeging aan de natuur, een voltooiing van de natuurlijke ruimte om deze voor ons bewoonbaar te maken.

107
12/13. van der Laan, de architectonische ruimte, Vaals, 2012, p.1 11 12 13
11. Tellenbach, H. Geschmack und Atmosphare, Salzburg, 1968, p47
108
het omhulsel en de ervaringsruimte.

Van der Laan legt in zijn boek de architectonische ruimte ook het volgende uit: “Indien de mens slechts een stoffelijk bestaan had zoals een stuk hout of steen dan kon dat bestaan beschermd worden door een materiële vorm die het nauw zou omsluiten, zoals wij een kostbaar kleinood bewaren in een gewatteerd doosje. Maar ons levend bestaan, dat zich door spontane beweging manifesteert, eist een bescherming die voor die beweging de nodige ruimte overlaat. Daar komt nog eens bij dat die beweging wordt geleid door zintuigen, die eveneens hun eisen stellen en dat tenslotte het verstand dat ons van de andere levende wezens, planten en dieren onderscheidt, zowel de beweging van het lichaam als de werking van de zintuigen, vrij op hun doel moet kunnen richten. Op al deze drie niveaus van ons bestaan komen wij met het ruimtelijk gegeven der natuur in aanraking. Wij overzien niet alleen de ruimte die wij voor onze beweging opeisen, wij maken ons er bovendien een voorstelling van en geven er rekenschap van, dat een deel van de natuurlijke ruimte op ons bestaan betrokken is. Dit deel noemen wij onze ervaringsruimte.”

Deze ervaringsruimte die van der Laan beschrijft hebben wij volgens hem nodig om ons te kunnen bewegen en om ons te kunnen verhouden tot de natuurlijke eindeloze ruimte om ons heen. Door architectuur wordt als het ware een stuk natuurlijke oneindige ruimte begrenst en ontstaat er een nieuwe lege ruimte voor beweging. Niet een feitelijke leegte maar eerder datgene wat eromheen of erin zit. Het lijkt niet veel te zijn. Haast niets, iets ontastbaar, datgene waarbinnen we ons verplaatsen. De ruimte waarin we ons dagelijks leven leiden. In deze ‘lege’ ruimte speelt zich van alles af tussen de toevoeging van de verticale wanden.

14. van der Laan, de architectonische ruimte, Vaals, 2012, p.5

15. van der Laan, de architectonische ruimte, Vaals, 2012, p.12/15

109
14 15

De wanden die ons van de natuurlijke ruimte scheiden zorgen ervoor dat de ruimte van onze menselijke ervaring in die natuurlijke oneindige ruimte wordt opgenomen. Door de toevoeging van deze wanden zijn wij in staat zijn de natuurlijke ruimte in al haar uitgestrektheid te verdragen, te begrijpen, te ervaren en te bewonen.

Wij mensen hebben tussen deze wanden de ervaringsruimte laten bestaan dat we nu ‘binnen’ noemen en de grote leegte rondom de wanden noemen we het ‘buiten’. Binnen en buiten dit omhulsel dat ons bijeenbrengt en houdt vinden al onze ervaringen plaats. De begrenzing van deze lege ruimte is de plek waar alles samenkomt. Zo maakt deze begrenzing een plaats, een ruimte, een binnen en begrenst zo de oneindige lege ruimte en ongelimiteerde tijd. In deze begrenzing vindt communicatie en interactie plaats tussen architectuur, mens, object en omgeving. De ruimte waar de atmosfeer van de ruimte ervaarbaar wordt.

Om de ervaringsruimte te laten ontstaan is er dus een begrenzing nodig, waardoor wij mensen kunnen wortelen en ons kunnen verhouden met het dagelijks leven en haar atmosfeer kunnen ervaren. Deze begrenzing bestaat uit een samenstelling van factoren die op een specifiek moment op een specifieke plek samenkomen. Deze samenstelling van factoren creëert een eigen atmosfeer. Hebben we het dan over de factoren licht, geluid en het landschap? of zijn er nog meerdere factoren en voorbeelden te vinden in de architectuur?

110
111
verbeelding van de ervaringsruimte
112

Het werk van van der Laan wordt ook wel omschreven als een huis voor de geest en dienen bij uitstek het leven van haar bewoners. De ontwerpen van van der Laan hebben vrijwel altijd een naar binnen gekeerd karakter maar staan altijd in verbinding met het ritme van de natuurlijke omgeving, wat zorgt voor rust en de juiste balans van het leven. Deze aanwezige gelaagdheid wordt goed zichtbaar als we kijken naar de overgangen tussen het interieur en exterieur in zijn architectuur. Als we bijvoorbeeld kijken naar buitenplaats Doornburg of Abdij Roosenberg. De overgangen naar de omsloten binnentuin zijn op verschillende manieren voelbaar gemaakt. De buitengang rondom de buitenplaats zorgt voor een subtiele overgang tussen binnen en buiten, waarbij de omgeving ervaarbaar wordt. Geluiden, geuren en het klimaat wordt voelbaar. De buitenplaats kent een meer naar binnen gekeerd karakter dan het boerenerf, maar bij beiden is de natuurlijke ruimte ervaarbaar.

Daarnaast zien we bij de buitenplaats Doornburgh dat er veelvoudig gebruik is gemaakt van de kracht van het impliciete waarover Laplastrier het had. Van der Laan introduceert zijn gebouwen en ruimten zorgvuldig. Je krijgt slechts delen van het geheel te zien en de focus ligt duidelijk op één ruimte. Zo wordt bij de entree gebruik gemaakt van een kader die slechts een deel van de binnenplaats toont. Het maakt nieuwsgierig en is een voorbereiding op de volgende ruimte die komen gaat. Veel lijkt toevallig maar toch wordt op verschillende manieren zichtbaar dat hij zijn gebouwen ontwerpt voor het leven van de bewoners.

113
16
16. P. Starink, Een huis voor de geest, architectuur van Dom Hans van der Laan, 2019
114
de centrale ruimte, de Buitenplaats Doornburgh - foto: Ossip van Duivenbode de entree met baldakijn bij Abdij Roosenberg - foto: via domhansvanderlaan.nl

Zo ligt er bij Abdij Roosenberg grind langs de zijgevel. Het grindpad is de enige weg waar bezoekers de entree benaderen. Volgens de schets van van der Laan (1) kondigt het grindpad de komst van bezoekers aan.

We zien in de ontwerpen van Van der Laan dat hij net als Leplastrier natuurlijk licht inzet als lichtbron. Van der laan gebruikt natuurlijk licht niet enkel als lichtbron, maar ook in functionele zin om mensen bijvoorbeeld de weg te wijzen in zijn gebouwen. Zo is bijvoorbeeld de trap voorzien van een daklicht die de achterliggende ruimte introduceert (weliswaar elke dag anders), zonder de ruimte erachter te tonen.

Wat daarnaast opvalt, is dat indeling van al zijn projecten vrij eenvoudig en puur zijn. Alle ruimten zijn vanuit één centrale ruimte (de buitenplaats (4))

‘het hart’, bereikbaar. Wederom vergelijkbaar met de kampeer Villa van Laplastrier en het boerenerf.

115
de trap met daklicht, Abdij Roosenberg. foto: via domhansvanderlaan.nl

plattegrond en de buitenplaats (4), Abdij Roosenberg. foto: via domhansvanderlaan.nl

situatie tekening Abdij Roosenerg foto via: Van der laan archives. (1)

116

Peter Zumthor is bij uitstek een uitgesproken atmosferische architect. In zijn boek Atmospheres omschrijft hij verschillende factoren die hem richting geven aan het bouwen van een karakter en atmosfeer in zijn projecten. Thema’s als: tijd, geluid, licht en overgangen van ruimten helpen hem hierbij, maar ook materiaal speelt een grote rol. Als we kijken naar Villa Devon wordt duidelijk dat de villa volledig draait om het omliggende landschap net zoals de kampeer villa van Leplastrier, Abdij Roosenberg en het boerenerf. Diepe openingen in dikke wanden vormen kaders van het landschap. Elke ruimte fragmenteert haar eigen spectaculaire vergezicht over het uitgestrekte landschap. De openingen zijn in vorm en maat uniek per ruimte, zodat elke ruimte op een eigen manier het daglicht stuurt en uitkijkt op de omgeving. Het kadert het landschap om je heen zodat je je eigen plek makkelijker kan bepalen in de oneindige natuurlijke ruimte. Overeenkomstig met de kracht van het kader waar Leplastrier het over had. Sommige vensters zijn dieper of schuiner dan anderen en zo draagt de lichtinval bij aan de atmosfeer in de ruimte.

Wat opvallend is bij het werk van Zumthor is de uitgebreide rol die materiaal speelt. Zo lijkt het warme licht van de omgeving versterkt te worden door de keuze van het materiaal van de gevel. Het gestampte beton staat ruimte voor sporen uit de directe omgeving toe, waardoor het landschap zich kan nestelen in het gebouw. Het materiaal laat ook sporen van tijd en gebruik zien. Elke laag beton laat bijvoorbeeld de duur van het ambacht zien. Vergelijkbaar met het boerenerf waar koele materialen als staal en beton omgevingssporen toelaten en versterken.

117
17
17. P. Zumthor, Atmospheres, Basel, 2006,
118
Villa Devon - foto’s van Jack Hobhouse - dezeen

Het ritme van de dag lijkt ook hier voort te komen uit de heldere structuur van het gebouw met een centraal hart, waarbij rekening is gehouden met de functies ten opzichte van het klimaat. De uitgestrekte vorm van het gebouw, de tussenruimten tussen de zware massa en de vrije ruimte rondom het gebouw zorgen voor ademruimte en het toelaten van de omgevings in het gebouw.

119
Villa Devon - foto via: www.thezeptwins.com
120 het hart
N
plattegrond Villa Devon - foto via: dezeen

Zoals van der Laan aangeeft behoord het huis samen met voedsel en kleding tot de eerste dingen die de mens nodig heeft om zijn bestaan in de natuur te handhaven. Het huis is de plek om te wonen, een toevoeging aan de natuurlijke omgeving, waar plek is voor al je gewoonten. Het ontwerp van mijn woonerf is mijn plek om te wonen. Mijn ervaringsruimte waar de al aanwezige gelaagdheid van de plek ervaarbaar wordt en die ik als ontwerper in haar meest geschikte vorm mag ontwerpen.

De manier waarop we het karakter en atmosfeer van een ruimte ervaren wordt bepaald door een combinatie van factoren die samenkomen in de begrenzing van de ervaringsruimte. Uit hoofdstuk één bleken de factoren: licht, geluid, overgangen tussen ruimten en het landschap factoren te zijn waarop we als ontwerper invloed uit kunnen oefenen in een ontwerp. Uit bovenstaande referenties blijkt dat architecten als van der Laan en Zumthor deze factoren ook gebruiken. Naast bovengenoemde factoren zien we ook dat tijd en materiaal een rol spelen in de ontwerpen van deze architecten.

Om te kijken hoe deze factoren ingezet kunnen worden als ontwerpelement en welke betekenis ze hebben voor het ontwerp van mijn woonerf worden de volgende zes thema’s: De positie van het landschap, de tand des tijds, de toon van de gelegenheid, de expansie van het materiaal, het licht in de donkerte en de overgangen van het omhulsel hieronder verder bestudeerd.

121

Mijn plek om te wonen bestaat uit vier aparte gebouwen die in dienst staan van mijn dagelijks leven. De erfopstelling is de eerste stap om de omgeving toe te laten in het ontwerp. Het leven op het woonerf zal in het teken staan van de ’gewone’ dingen van de dag, zoals slapen, eten, werken en ontspannen. De vier gebouwen van het erf bestaan uit: Het werkhuis: de plek om te werken, de silo: de plek voor bezoekers, de schuur: de plek voor opbergen en voertuigen en het woonhuis: de plek voor wonen. Elk gebouw kent zijn eigen functie en plek in het landschap, maar vormt als erf één geheel.

Naast zijn eigen functie en plek ten opzichte van de omgeving, kent elk gebouw haar eigen karakter. Zo staat het werkhuis in teken van de lente, verwachten en het ontkiemen van ideeën. Dat vraagt om een ademend karakter, en inspiratie uit de omgeving. Het woonhuis kent een intiem, ontspannen, geborgen, meer naar binnen gekeerd karakter. De silo kent een formeel karakter dat gericht is op bezoekers van het erf. Het laatste gebouw, de schuur kent een toegankelijk, functioneel naar buiten gekeerd karakter.

122

2.1 POSITIE VAN HET LANDSCHAP

’Een frisse middag in het uitgestrekte halfopen landschap, van rechte percelen die elkaar in regelmaat opvolgen als een oude lappendeken. Soms worden ze afgeschermd door houtwallen, onderbroken door de lange lijnen van sloten die de snel veranderende wolkenlucht weerspiegelen. Of door een groepje gebouwen die verhoogd in het landschap liggen, maar er toch onderdeel van uit maken. Elk gebouw lijkt op een eigen manier om te gaan met kwaliteiten van het landschap. De oneindige horizon in de verte, verheft de terpen waarop de boerenerven statig staan te staan. Het tempo wordt bepaald door het ritme van de oude lappendeken, uitgestrekte herhalingen zorgen voor een soort traagheid in de tijd. Met een traag slakken tempo beweeg ik mij voort over de eindeloos lange losliggende klinkerweg, waarbij het klikkende geluid van de klinkerweg de uitgestrektheid verstevigd. De klinkerweg ligt hoger, net boven al het ander. Flanerend beweeg ik me over het landschap en ik stop bij het hek. Ik weet nog dat ik vroeger vaak op dit hek zat en de paardenbloemen die ik had geplukt urenlang kon bestuderen. De paardenbloemen die de lappendeken geel lieten kleuren in de lente en vlekken gaven in mijn tuinbroek die er nooit meer uitgingen, waarop mijn moeder dan weer zei: ”die moet je niet plukken!” In de verte hoorde ik de trekker van de buurman zachtjes brommen door het weiland. De eerste grassnede ging er dan af. De lente, de mooiste tijd van het jaar. Een soort troost na de winter.’

observatie de positie van het landschap.

123
124
foto uit 1998, mijn vriendin en ik op het hek met de verte als achtergrond.

Het boerenerf kent in het algemeen een afhankelijkheidsrelatie met het omliggende landschap. Zowel met de fysieke omgeving als: land, water, flora en fauna, de sociale omgeving, de bebouwde omgeving als de ruimtelijke omgeving. Het boerenerf bepaalt onder andere hoe het landschap eruitziet en draagt het onderhoud hiervan. Tegelijkertijd is ze er sterk afhankelijk van en moet men anticiperen op de seizoenen en moeder natuur. De leefwijze op het erf zorgt ervoor dat men in nauw contact staat met de omgeving. De ademruimte waarover werd gesproken in de vorige hoofdstukken draagt hieraan bij. Door de erfopstelling en de verschillende posities van de gebouwen is het erf de verbinding tussen de omgeving en het leven van de bewoner.

Tijdens mijn observaties van het landschap die herinneringen oproepen aan mijn kindertijd, zien we dat het natuurlijke vanzelfsprekende ritme nadrukkelijk aanwezig is in het landschap en op het erf. Ook wordt duidelijk dat het landschap altijd in verandering is. De zon die iedere dag en nacht het ritme aangeeft, de wolkenluchten die altijd in beweging zijn, de seizoenen die zich vestigen in het landschap en de menselijke hand die zichtbaar veranderingen aanbrengt in de structuur van het landschap.

Vanuit deze observatie en de eerdere context analyses die besproken zijn in de paragraaf genius loci zijn verschillende kwaliteiten uit het landschap vastgelegd: het ritme van het lappendeken, de snel veranderende wolkenlucht, de wind die ervaarbaar wordt door de houtwallen, de uitgestrekte verte en de horizon waarbij de zon het dag en nacht ritme aan geeft. Deze landschappelijke factoren zijn ingezet als ontwerpfactoren om de omliggende omgeving tastbaar te maken in het ontwerp, maar ook om mijn positie als mens ten opzichte van de omgeving beter te kunnen bepalen.

125
126
veranderende wolken lucht, tussen de toppen van de bomen.

het ritme van de lappendeken waarbij de menselijke hand is zichtbaar in het cultuurlandschap.

De uitgestrekte verte en de horizon waar het natuurlijke ritme van de dag ervaarbaar wordt.

127

De snel veranderende wolkenluchten, rustig maar inspirerend.

De kenmerkende houtwallen die de wind ervaarbaar maken.

128

De locatie, aan de Meibergsdijk een paar kilometer van het erf van mijn grootouders vandaan (12) is de locatie waar deze landschapskwaliteiten en de typische paraboolvormige rivierduin samen komen.

De erfopstelling zorgt voor de ademruimte tussen de gebouwen en maakt de natuurlijke omgeving ervaarbaar op het erf. Door elk gebouw te koppelen aan een van de landschapskwaliteiten worden de verschillende kwaliteiten van het landschap ervaarbaar gemaakt op het erf en in haar gebouwen. De posities van de vier verschillende gebouwen staan in verbinding met de kwaliteiten uit het landschap. Zo dient de schuur als klankkast van de wind en de dieren, biedt het werkhuis een inspirerend gekaderd zicht op de altijd veranderende rustige wolkenluchten, is de silo de beschermer voor de koude noordoosten weersinvloeden en het woonhuis gericht op de meest rustige landschapselementen, zoals de uitgestrektheid en verte van het landschap.

129
schets van de locatie in het landschap, naast de houtwal.

Schets van de erfopstelling, de posities van de gebouwen ten opzichte van de kwaliteiten van het landschap.

130 12

foto: zoektocht naar de erfopstelling en posities van de gebouwen in het landschap.

131
132

de houtwallen op de grens van het boerenerf die de wind op het erf verminderen en plek bieden voor vogels.

133

de schuur als klankkast van de wind, de houtenlatten verzwakken de wind en het schors van het hout biedt voedsel voor dieren.

134

2.2 DE TAND DES TIJDS

’Het zwijgen van het gebouw zoals het er nu bijstaat heeft niets te maken met de gesloten staldeuren, die altijd open stonden. Eerder met de doffe, smoezelige reflecterende ramen. Ze stoten licht af in de poging te vertellen dat de wereld hier niets meer te zoeken heeft. De afwezigheid van dieren, mensen, geluid of de levendigheid die er altijd was voelt nu als een moment van vergankelijkheid, zoals het weg tikken van de tijd.’

’Het zien van deze ijzige verlaten stilte wordt zichtbaar in de gebruikssporen op de gladde koude vloer die als klankbord van de forse holle ruimte dient en versterkt wordt door de kale verroeste stalen voerhekken, die klinken in de wind. Kou gevangen tussen materiaal, duister en licht. Brosse afgebrokkelde wanden, overgenomen door de natuur. Ramen met scherpe resten van glas laten de al minimale grens tussen binnen en buiten totaal vervallen. Wanden als het skelet van een ruïne, nog steeds groots maar poreus, zonder adem. Het verleden galmt na, zonder dat ze terugkijkt of in een andere vorm verder leeft. De plek vergaat omdat het niet meer wordt gebruikt voor gebeurtenissen.’

135
136
foto: van de verlaten lege stal

’Als ik wederom plaats neem in de oude stal, waar nog niet zo heel lang geleden de koeien stonden te blaten tussen het strenge ritme van de houten spanten, bedacht ik me dat het ijzerritme van een dag op het boerenerf terug te lezen is in de opbouw van de stal. Elke dag de herhaling van dezelfde handelingen. Deze ordening van de dag lijkt vanzelfsprekend voort te komen uit de herhalingen en de verhoudingen van de houten spanten. Het lijkt een woud van kolommen, waarbij het ritme geen detaillering probeert te zijn maar een soort eigenheid is. En elke uniek is, maar onderdeel van het geheel. Hierdoor kent het erf een eigen tempo dat is verbonden met het leven, de tijd en de gewoontes hiervan tot zich neemt.’

observatie van de tijd op het erf.

137

Tijd is het kenmerk van deze eeuw. Snelheid, verandering en flexibiliteit spelen een steeds belangrijkere rol. Het dagelijkse leven wordt gekenmerkt door de tijd zelf, maar ook door zijn tijdelijkheid. Juist de tijdelijkheid van de dingen maakt hun verschijning speciaal en bijzonder. Dit werd duidelijk toen ik een jaar later het boerenerf opnieuw ging observeren. Het was al een tijdje verlaten, ongebruikt en opgenomen door de tijd.

Gebouwen zijn onderhevig aan de tijd, de tijd laat sporen achter op het gebouw. Fysieke sporen die zichtbaar worden door de invloed van natuurlijke verwering op bijvoorbeeld het materiaal. Materiaal krijgt door tijd een culturele laag, waardoor haar geschiedenis zichtbaar wordt. Bijvoorbeeld de invloed van gebruiksprocessen die zichtbaar worden door de tijd op het erf. Deze sporen vertellen ons iets over het gebruik van de mensen die er leefden. Elk stukje tijd dat zichtbaar is, is een zichtbare gebeurtenis die ons verbindt met het verleden en automatisch met de plek. Hierdoor fungeert het erf als een soort tijdmachine. Wat mij doet denken aan een uitspraak van Peter Zumthor:

”De geschiedenis verschaft een fundament. We komen ergens vandaan. De meeste dingen om ons heen zijn ouder dan wijzelf. Zelfs bomen overleven ons. Dat is goed. Geschiedenis is goed voor mensen. Zonder geschiedenis zouden we ons ontheemd en verloren voelen.”

Naast dat de tijd zichtbaar is, is het ook voelbaar. Elk gebouw kent bijvoorbeeld zijn eigen tempo op het erf. De gebouwen zijn gebouwd op een tempo, maar kunnen het tempo van de bewoner ook beïnvloeden. Daarnaast verouderd elk gebouw ook op zijn eigen tempo.

138
18
18
P. Zumthor, OASE #91, building atmosphere, Rotterdam, 2013, p.64

verbeelding van het woud van kolommen, tempo.

139
140

Tijd zegt dus ook iets over het tempo, over versnelling, maar ook over afremming. Een factor waarmee je als ontwerper goed kan ontwerpen. Bijvoorbeeld door het tempo van alledag te vertragen en meer de tijd te nemen voor gebeurtenissen. De lange toegangsweg van mijn woonerf zorgt voor een tragere aankomst, vervolgens wordt het voertuig achtergelaten bij de schuur en moet men te voet verder. Dit zorgt ervoor dat de snelheid uit het tempo wordt gehaald en de weg ergens naartoe langer wordt. Daarnaast is er gekozen voor een heldere structuur van het erf, elk gebouw kent zijn eigen functie en is enkel via het middenerf (buiten) bereikbaar. Door altijd naar buiten te gaan tussen de werkzaamheden door wordt automatisch een pauze ingelast. Door het toevoegen van deze accenten die een zeker patroon of regelmaat vertonen kun je een tempo aan het dagelijks leven (dag-, week- en jaarritme) toevoegen. Ritme zorgt voor herkenning, rust en overzicht. Tijd kan daarmee goed ingezet kunnen worden als ontwerpelement. Door daarnaast gebruik te maken van natuurlijke materialen die onderhevig zijn aan tijd worden sporen van handelingen en gebruiken ervaarbaar, waardoor er door de tijd een duidelijk dagelijks patroon van handelingen ontstaat. Door ritme en tijd op deze manier toe te voegen in het ontwerp kunnen gebouwen op de achtergrond bijdragen aan een tragere levenswijze. Door een trager tempo toe te passen kan mijn lichaam de verhouding tot de ervaringsruimte en de plek beter vinden. Ik denk dat we als ontwerpers tijdens het ontwerpen meer de confrontatie aan moeten gaan met het verstrijken van de tijd, de invloeden van onze bewegingen en het spanningsveld opzoeken tussen datgene wat voorbij is en wat nog komen gaat.

141
142
schets van het middenerf.

materialen die door de tijd gebruik- en omgeving sporen op het boerenerf zichtbaar hebben gemaakt.

143

materialen die door de tand des tijd ruimte bieden voor gebruik- en omgeving sporen op mijn woonerf.

144

Naast dat we als architecten tijd in zijn fysieke hoedanigheid kunnen inzetten als ontwerpelement, zou tijd ook een bijdrage kunnen leveren aan ons ontwerp ritme. Tijd is er altijd, maar als tijd er altijd is waarom hebben we dan altijd het gevoel dat we tijd te kort komen? Vrijwel iedereen die werkt herkent het probleem. Het lijkt alsof je altijd achter de tijd aanloopt. Steeds meer mensen ervaren een druk en opgejaagd gevoel, ook in ons vakgebied.

Altijd die deadlines en de druk om binnen een korte tijd te presteren en ontwerpen tot een goed eindresultaat te brengen. Iemand zei ooit tegen mij: ”tja, die deadlines horen nou eenmaal bij het vakgebied architectuur.” Dit deed mij afvragen hoe andere architecten met de tijd omgaan in hun projecten. In het boek Peter Zumthor Talks About His Work: A Biographic Collage van Christoph Schaub, zegt Zumthor zelf de tijd en tempo van elk project te bepalen. Een extreem zeldzame methode in een drukke wereld als de onze, maar Zumthor verhoogd zijn productie niet ondanks de grote vraag naar zijn architectuur. In plaats daarvan biedt hij juist weerstand tegen het produceren om te produceren.

In een interview met Magali Robathan zegt Zumthor hier het volgende over: ”I like to take my time. You shouldn’t take architecture as a business. You should take it by its core – to try and make beautiful buildings, to be used well.”

Uit dit interview blijkt onder meer dat Zumthor’s lijst met voltooide projecten vrij klein is. Mede doordat hij de tijd neemt voor zijn projecten, maar ook omdat hij kieskeurig zou zijn in zijn selectie van projecten.

19. P Zumthor: Schaub, C. (Regisseur). (2018). Peter Zumthor Talks about His Work: a Biographical Collage [Film].

20. P. Zumthor, Gladmac, basel, 2017 https://www.cladglobal.com/

architecture-design-features?codeid=31591&ref=n

145
20 19

Ik vraag me soms af waarom we als architecten niet altijd juist meer met de tijd mee ontwerpen in plaats van ertegen.

146

2.3 DE EXPANSIE VAN HET MATERIAAL

’Alle materialen op het erf staan bloot aan verwering en slijtage door het ijzerritme van de dag. Het staal roest ter plaatse van de ongebruikte delen van de voerhekken, de gebruikte delen glanzen juist. Het gepolijste lint dat zichtbaar de route volgt die mensen en dieren dagelijks hebben belopen. De gebarsten scheuren in de vloer die het gewicht van de gebruikte machines laten zien. De robuuste wanden met groeven vol vuil, wat zorgt voor een zichtbaar nieuw wandpatroon.

Elk materiaal vertelt iets. De glanzende tegelvloer vertelt de status van mijn familie. De verweerde materialen vertellen iets over de geschiedenis van het gebruik. Materiaal krijgt zo een culturele historische dimensie en een verbinding met het verleden. Het is het spoor van tijd vertelt iets over de bewoners, de dieren, de drive om in beweging te zijn, de cyclus van het leven op het erf. Ze verbinden mij met het verleden. De dagelijkse gewoonten en gebeurtenissen liggen erin opgeslagen.’

observatie van het materiaal op het erf.

147
148
tekening van de materialen op het boerenerf.
149
collage van de materialen op het erf.
150

Betekenis ’materiaal’ volgens Van Dale: ma·te·ri·aal (het; o; meervoud: materialen)

1. geheel van zaken die je voor een bepaald doel nodig hebt, ruwe grondstof, bouwstof; materiaal verzamelen voor een scriptie boeken, artikelen, knipsels e.d.

Het woord materiaal doet mij gelijk denken aan het eerste atelier waaraan ik mocht deelnemen op de Academie van Bouwkunst. Het atelier Mind of Material, waarbij de opdracht was om vanuit de eigenschappen van het materiaal te ontwerpen. De oefening waarbij ik de uitgebreidheid van materialen leerde kennen. Ieder materiaal staat bekend om zijn of haar eigen kenmerken en enorme hoeveelheid bewerkingsmogelijkheden. Voor het gemak delen we de materialen op in twee thema’s. Natuurlijke en kunstmatige materialen. Natuurlijke materialen zoals hout en natuursteen voelen anders aan dan een metaalsoort of bijvoorbeeld een kunststof.

Natuurlijke materialen zijn volgens architect

Juhani Pallasmaa waarachtig: ’Natural materials - stone, brick and wood - allow our vision to penetrate their surfaces and enble us to become convinced of the varacity of matter.’

Je zou het ook diepte kunnen noemen. Een soort gelaagdheid die is gegroeid naarmate de tijd vordert. Zoals in het hoofdstuk de tand des tijds benoemd is, is een gebouw maar ook het materiaal onderhevig aan de tijd.

151
21
21. J. Pallasmaa, the eyes of the skin: architecture and the senses, 2012

Bijvoorbeeld hout elk stukje is uniek, elke jaarring is anders en elke noest is anders. Het kan op ontelbare manieren worden bewerkt, waardoor het nog meer diepte kan aannemen. Schuur het op en het voelt zacht, splijt het en het voelt vijandig, houdt het in het licht en het zal gaan glanzen. Elk materiaal of combinatie die wordt gemaakt vertelt iets, maakt een ander geluid, reageert anders op elkaar, op hun omgeving en heeft een impact op hoe wij het karakter en de atmosfeer van de ruimte ervaren.

De meest voorkomende materialen op het boerenerf zijn eikenhout, staal en beton en elk afzonderlijk gebouw op het erf heeft zijn eigen uitvoering en combinatie van deze materialen.

In het ontwerp voor mijn erf vraagt elk gebouw ook om zijn eigen uitvoering en combinatie van materialen. Het kiezen van het materiaal per gebouw vergt zorgvuldigheid en sensibiliteit, daarom zijn de verschillende uitvoeringen en combinaties van de materialen eikenhout, staal en beton zijn per gebouw onderzocht in collages en materiaalsamples.

152

materialen collage voor het woonhuis

Het woonhuis vraagt om een warm, intiem en geborgen karakter. Massief beton vanuit de grond opgetrokken waarbij de afdrukken van eikenhout zorgen voor een warmere uitstraling. Lichter materiaal richting het zwerk en in het interieur, met een duidelijk lijnenspel van eiken delen, het materiaal dat ruimte biedt voor sporen van dieren, weer en wind.

153
154

afmeting. Elk materiaal draagt bij aan dagelijkse handelingen en de atmosfeer per gebouw.

156

afdruk van eikenhout in beton. (een oud eikenhouten vloerdeel uit boerderij) zorgt voor een warme uitstraling van het oorspronkelijke koele materiaal.

157
158

materialen collage voor de silo

gladde en glimmende materialen zorgen voor een afstandelijke, koelere atmosfeer. Iets wat van pas komt bij de silo die gebruikt wordt voor o.a. formele bezoeken en zakelijke afspraken en daarmee om een formelere atmosfeer vraagt. Licht wordt weerspiegeld op de glimmende oppervlakte van het materiaal, waardoor het materiaal kan dienen als weerspiegeling van natuurlijk licht. De massiviteit van het materiaal draagt bij aan een geborgen gevoel.

159
160

beton met lokaal gewonnen grind. structuur in oppervlak, absorberen van kleuren.

161

gepolijst beton met lokaal gewonnen grind oogt statig, weerspiegeling van kleuren,

162

materialen collage voor het werkhuis

Het werkhuis staat in teken van seizoenen en de lente, het ontkiemen van ideeën, verwachten. Een karakter die vraagt om inspiratie uit de omgeving. Door het toepassen van aarde uit de omgeving tussen de lagen beton biedt het materiaal ruimte om de natuurlijke omgeving in zich op te nemen.

163
164

model 1:50, met grotere hoeveelheid aarde tussen de lagen beton geefteen levendige uitstraling, plek voor kleine dieren en zichtbaarheid van tijd.

165

model 1:50, met minder hoeveelheid aarde tussen de lagen beton geeft een gladdere en koelere uitstraling.

166
167
Overzicht van de toegepaste materialen in het ontwerp.
168

2.4 DE TOON VAN DE GELEGENHEID

‘Ze zeggen altijd dat een uil geruisloos is in de nacht, maar ik weet nog goed dat als ik in bed lag en het raam open stond, ik de uil ’s nachts eindeloos dezelfde herhalende fluittoon hoorde maken. Ook de brulkikkers in de sloten tussen het lappendeken van het landschap waren aanwezig, samen leek het wel een muziek concert diep in de nacht. Overdag was het een ander verhaal dan was het boerenerf aan het werk en hoorde je de houten klompen op de vlakke betonnen vloer weergalmen in de imposante hoogte van de stal, waarbij het geluid versterkt leek te worden door de donkerte van de ruimte en het gebruik van harde materialen. De dieren die altijd hun aanwezigheid toonden door de stilte te doorbreken met hun luide geblaat en als ze dan eens niets zeiden dan hoorde je de stalen voerhekken wel klinken, zo rond etenstijd. Ook het suizen van de ’grote’ autoweg op de achtergrond was er altijd, toen ik groter werd bleek dit gewoon de weg naar Zwolle te zijn, maar op het erf ervaar je door deze achtergrond geluiden de uitgestrektheid van het landschap en de verte van de dingen. Toch noem ik het stilte, ook al kent deze stilte vele geluiden.’

169
ervaring van de toon van de gelegenheid.

Gebouwen en ruimten maken haar eigen geluiden, het boeren erf doet dat ook. De loodzware staldeur die de ruimte openmaakt en op haar beurt weer sluit met een doffe dreun, de vlakke betonvloer die voetstappen doet galmen in de hoge stal, de stalen voerhekken die vertellen dat het etenstijd is voor de dieren, of de warme geluiden die mijn oma in de keuken maakt. Niet alleen de klank van de materialen of het gebruik van de objecten in de ruimte zijn belangrijk, de omgevingsgeluiden spelen ook een grote rol op het erf. Het boerenerf van mijn grootouders kent een bijzondere geluid relatie met de omgeving. Het boerenerf ligt bijvoorbeeld tussen het dorp en een spoorlijn, waar ieder half uur het boemeltreintje overheen raast. De klank van de omgeving bepaald de plaats van mij als persoon ten opzichte van de dingen. De verte van de dingen en de nabijheid van de dingen worden hierdoor voelbaar. De ruis van de trein, de klank van de kerkklok, het gezang van vogels, het suizen van de weg en het waaien van de wind die altijd aanwezig is dit vlakke landschap.

Misschien is het wel de ‘stilte’ die mij zo aanspreekt op het platteland. Weliswaar heb je echte stilte op geen enkele plek meer in de lawaaiige wereld om ons heen, maar er zijn andere plekken waar veel meer geluid is. Het boerenerf is een prikkelarme omgeving waar de geluiden uit de natuur ervaarbaar worden. Deze plek komt voor mij erg in de buurt van wat voor mij ‘stilte’ is, terwijl ik er nooit alleen ben. In de stilte luister ik naar de dingen en probeer ze dan te registreren en stel mijzelf vragen als: Wat hoor ik precies? Hoe klinkt het echt? Wat als ik er doorheen loop? Of als ik spreek? Is het ver weg of juist dichtbij? Is het hard of is het zacht? Galmt het of is het dof?

170

Deze manier van geluid ervaren leerde ik tijdens een oefening van Plein 2021, een jaarlijks project van de ArtEZ academie van bouwkunst. De oefening was het registreren van het omgevingsgeluid. Zittend op een groot vel papier, met alleen een pen werden alle geluiden die ik hoorde op dat moment apart van elkaar geregistreerd. Verre en zachte geluiden tekende ik klein, geluiden die ik als dichtbij of luid ervoer tekende ik groot. Zo kon ik mijn eigen plaats ten opzichte van de dingen bepalen, maar ook het gevoel registreren dat geluiden of samenstellingen van geluiden bij mij oproepen. Op de locatie voor mijn ontwerp heb ik verschillende omgevingsgeluiden vastgelegd, zoals de getoonde tekeningen hiernaast. Zo kan de factor geluid ingezet worden als ontwerpelement. Welk geluid wil ik waar wel horen en waar niet? Bijvoorbeeld het geluid van de trein die ook elk half uur langs de locatie van mijn ontwerp komt. Ik gebruikte de trein vroeger al als klok, zo wist ik ongeveer hoe laat het was. Dit omgevingsgeluid komt goed van pas tijdens het werken en de bepaald daardoor de positie van het werkhuis tenopzichte van de erfopstelling.

Naast omgevingsgeluiden klinken materialen ook op hun eigen manier. Dat doet mij denken aan deze uitspraak van Peter Zumthor in zijn boek Atmospheres: ‘Interiors are like large instruments, collecting sound, amplifying it, transmitting it elsewhere. That has to do with the shape peculiar toe ach room and with the surfaces of the materials they contain, and the way those materials have been applied.’

171
22
22. P. Zumthor, Atmospheres, Basel, 2006, p.28
172
de ruis van de trein. het ritme van de kerkklok.

Uit eerdere hoofdstukken blijkt bijvoorbeeld dat het knisperen van het grind vele verborgen functies kent. Het geeft een gevoel van aanwezigheid van anderen. Men weet zo dat men niet alleen is, een soort gevoel van geborgenheid. Door het knisperen hoort men of er mensen aankomen en kan men de nabijheid van de bezoeker bepalen. Grind is daarom op verschillende plekken ingezet in mijn ontwerp. Het materiaal beton daarentegen absorbeert door zijn specifieke eigenschappen weinig omgevingsgeluid, en heeft het eerder de neiging om geluid te weerkaatsen. Beton wordt daarom in grotere oppervlakten toegepast op het binnenerf, zodat de omgevingsgeluiden als vogels, de trein en de kerkklok beter te horen zijn.

Hoe mooi zou het zijn als we als ontwerpers juist meer met geluid ontwerpen? Dat zou een diepere laag aan het karakter van onze ontwerpen en het leven van de gebruikers van onze ontwerpen toevoegen.

173

Fragment van het middenerf: beton dat geluid uit de omgeving weerkaatst op het binnenerf en de toepassing van grind bij de entree, zodat bezoek wordt aangekondigd.

174

2.5 HET LICHT IN DE DONKERTE

’Ik kan mij goed herinneren dat het altijd donker was in de gebouwen op het erf. Er brandde vrijwel nooit een lamp. Kleine ramen met weinig ruimte voor daglicht. Als er dan licht was, was het direct bijzonder. De stal bijvoorbeeld: een massief zwaar aanvoelende donkere ruimte, waar alleen door de lichte transparante golfplaten van het dak, vierkante vlakken van daglicht de duisternis leken te doorboren. Een heel bijzonder lichtspektakel gedurende de dag. Zelfs op het moment dat de grote staldeuren opengingen, bleef het licht als het ware buiten. De duisternis was overal voelbaar ook in de gang die de deel met de stal verbind. De gang bestaat volledig uit beton en is erg laag, het doet me altijd denken aan een bunker. De hele gang geheel zonder ramen in de gevels, maar voorzien van één klein daklicht. Het licht dat daardoor scheen vertelde je dan dat het nog dag was en leidde je gelijk de weg naar de volgende ruimte.’

175
herinnering van het licht in de donkerte

het licht en de donkerte op het boerenerf, donkerte overheerst waardoor het natuurlijke licht kan schijnen.

176

Licht, lucht en ruimte het gezegde uit Het Nieuwe Bouwen begin 20e eeuw. Licht, lucht en ruimte zijn kwaliteiten die worden gezien als fris, helder en efficiënt binnen de architectuur. De donkerte is iets wat al jaren wordt geweerd uit de architectuur terwijl het donker noodzakelijk is om licht te ervaren, want licht wil stralen. Donkerte wordt vaak gezien als verouderd, bedompt of vuil, maar de duisternis draagt juist veel kleur en diepte in zich. Uit hoofdstuk één blijkt dat op het boerenerf de donkerte een dominant en veel terugkerend thema is.

De donkerte is dan ook in grootte hoeveelheid aanwezig in het ontwerp van mijn woonerf. Vaak tweeledig, enerzijds atmosferisch: hoe meer schaduw er is des te meer het natuurlijke licht straalt en onderdeel wordt van het ontwerp en anderzijds een soort functionele duisternis. In het donker kun je net wel zien waar het daglicht schijnt zo wijst het je de weg naar de volgende mogelijkheid.

Het contrast tussen licht en donker is iets wat van oudsher al veel werd gebruikt in de schilderkunst om een sfeer te scheppen. Ook als we kijken naar de levendige schilderijen van de Nederlandse meester-schilders van de 17e eeuw, zoals Pieter de Hooch, Johannes Vermeer, Jacobus Vrel of de 19e eeuwse schilder Edward Hopper. Ze trekken stuk voor stuk de bezoeker in het schilderij in plaats van de bezoeker erbuiten te laten staan. Ze gebruiken allemaal de hoge contrasten tussen licht en donker om zwaarte en diepte aan te zetten. Met subtiele nauwkeurige kleurnuances, zacht overlopen van schaduwen en tedere reflecties wordt er richting geïntroduceerd. Altijd zie je wel ergens licht op een kledingstuk, een tafelkleed, het gordijn of op een witgepleisterde muur van een huis.

177

Dan gaat het verder, via een paar glimmende vloertegels, invallend zonlicht door een groot raam, een reflectie op de zwaar ogende haard of het strijklicht op de houten deur wordt de doorkijk naar de volgende ruimte ingeleid. Van onder naar boven, van links naar rechts laten deze meesters de bezoeker langs de randen van de door hen bedachte ruimte tasten om uiteindelijk achterin door de openstaande deur of het prominent aanwezige raam in het niet te verdwijnen.

De meesters gebruiken het doek als duisternis en het licht als tool om deze duisternis te doorboren. Wat als wij ontwerpers ditzelfde doen met de ruimte? Laten we de ruimte gaan zien als duisternis en het daglicht als tool gebruiken om de duisternis te doorboren. Zoals bijvoorbeeld de stal dit met de transparante golfplaten doet. Dan ontstaat er ruimte voor toeval en afwisseling in de ruimte en kan men zien hoe het licht uit de omgeving in de donkerte schijnt. Waarbij we als ontwerpers onszelf de volgende vragen moeten stellen: Hoe komt het licht binnen? Hoe valt het licht op de dingen? Waar valt het licht op de dingen? Waar zijn de schaduwen? Waar zijn ze hard of juist teder? Op welke manier speelt het licht een rol bij een dof of sprankelend oppervlak? Welke ruimte kenmerkt zich door welk licht? Net zoals de meester-schilders zichzelf deze vragen aan het begin van het maken van een schilderij stellen, heb ik dat ook gedaan bij de verschillende gebouwen van het nieuwe woonerf.

178

doorkijkjes in lichte kleuren en raam in de achtergrond introduceren diepte en verte, daglicht vanuit de achtergrond zorgt voor een donkere voorgrond. Reflectie op de glimmende tegels zorgt ervoor dat het oog naar de openstaande deur wordt getrokken en het tafereel van de vrouw en het kind veel intiemer oogt. Genuanceerde overgangen van licht naar donker en hele zachte schaduwen geven diepte.

179
Pieter den Hooch - moedertaak - 1658
afbeelding via. Rijksmuseum.nl

zware wanden, donkere aanzet en diepe vensers zorgen voor zachte schaduwen. De hoogte van het schilderij wordt geaccentueerd door het licht van het raam. Daglicht als lichtbron vanuit de achtergrond zorgt voor harde overgangen in de achtergrond en is daarmee ook gericht op de achtergrond van de ruimte. De elementen in de voorgrond vallen minder op, deze zijn wollig en zacht.

180
Jacobus Vrel - vrouw bij het raam - 1654
afbeelding
via: essentialvermeer.com

zachte kleuren en tinten (bijna aanraakbaar), daglicht vanaf de zijkant, claire obscure nauwkeurige lichtnuances, zachte overloop van schaduwen en serene reflecties zorgen voor een intieme en private sfeer. Subtiel kleurgebruik en het gordijn zorgen ervoor dat het licht difuus binnen valt. Licht op kledingstukken en gezichten , dat is waar het oog van de bezoeker naar toe trekt.

afbeelding uit het boek: Johannes Vermeer

181
Johannes Vermeer - de schrijvende vrouw met een dienstmeid- 1670/1671

harde en lange schaduwen, scherpe contrasten tussen licht en donker en veelvuldig kleurgebruik zorgen voor een vervreemding van de sfeer in de ruimte. De nadruk op het felle daglicht van de zijkant door het raam zonder glas, zorgt ervoor dat het oog als eerst op het lichte oppervlak valt.

afbeelding uit het boek: Hopper

182
Edward hopper - hotel by a rail road - 1952

licht in de donkerte op het boerenerf, waarbij de aanwezigheid van donkerte overheerst en het daglicht je overdag de weg wijst.

183

licht in de donkerte in het ontwerp, waarbij de aanwezigheid van donkerte overheerst en daglicht je overdag de weg wijst naar de volgende mogelijkheid.

184

Fragment van de voertuigenschuur: Door de toepassing van houten latten met tussenruimte ontstaat er een lichtspektakel wanneer een auto het erf nadert, waardoor de aankomst van de bezoeker wordt aangekondigd.

Doorsnede fragment van het woonhuis, het licht komt van boven in het woonhuis, waarbij daklichten dienen als natuurlijke lichtbron. Door een balkjes plafond toe te passen boven de leefruimte valt het licht met scherpe schaduwen op de onderliggende spullen.

185

Fragment van licht en donkerte in het woonhuis. Donker overheerst, licht alleen daar waar nodig, zoals bij het introduceren van de verschillende trappen. Door de dikte van de wanden valt het licht diffuus naar binnen.

Door het toepassen van overstekken en diepe wanden valt het licht genuanceerd binnen en overheerst de donkerte. Het oog wordt nu automatisch getrokken naar de omliggende omgeving.

186

2.6 DE OVERGANGEN VAN HET OMHULSEL

’De lange zandweg die ik moet nemen om bij het erf aan te komen, zorgt zoals altijd voor een vertraging van mijn aankomst. Ik weet nog goed hoe vervelend die zandweg was, modderig als het regende en ik naar het erf moest fietsen. Prikkeldraad aan weerszijden, een bijna onzichtbare grens die toch duidelijk en afstandelijk aanvoelt. De grote eikenboom die de grens van het formele, schone en statige voorerf aankondigt. De schaduw reikt tot aan de hiërarchische muur van gevels met kleine diepe ramen, die geen glimp van leven geven. Oranjerode stenen deftig in het groene landschap tegenover donkerbruine sombere stenen die eerder worden geabsorbeerd door het landschap. De ene gevel onderdanig aan de ander, lager, minder uitgesproken of minder puntiger in vorm. Ze bevatten sporen van tijd, die als leesbare afdruk in de gevels staan gekerfd. Het grind knispert onder mijn voeten als aankondiging van mijn komst. Een trede op, door de dikke wanden die de grens met buiten nog afstandelijker maken. De verschillende vloerbekledingen die elkaar opvolgen bakent de ene ruimte af van de andere. Ik beweeg mijzelf door de kast die de grens van de keuken aangeeft en tegelijkertijd de aankondiging vormt van de intieme verborgen ruimte die erachter ligt.’ observatie van de overgangen van het omhulsel.

187
188
overgangen van het omhulsel op het boerenerf, diepe openingen in massieve wanden.

Zoals in het begin van dit hoofdstuk al werd besproken vormt het omhulsel van de ruimte de ervaringsruimte. De vloer, het plafond en de muren vormen dit omhulsel en raken twee kanten, het binnen en het buiten. Zumthor bespreekt in zijn boek Atmospheres in het hoofdstuk de spanning tussen binnen en buiten: dat het omhulsel de plek is waar zich het spel afspeelt tussen binnen en buiten, openbaar en privé, afstand en nabijheid en openheid en geslotenheid.

Het omhulsel communiceert en verteld iets. Ze kan imponeren, intimideren of waakzaam zijn. Ze kan vertellen dat er dingen binnen zijn. Bijvoorbeeld door het licht dat ’s avonds door de openingen schijnt of door de rook uit de schoorsteen verraden dat er mensen aanwezig zijn. Ze kan je welkom heten door transparant te zijn en de scheiding tussen binnen en buiten laten vervallen. Ze kan pronken of bescheiden zijn. Ze kan een duidelijke grens van veiligheid waarborgen, zoals een stadsmuur dat bijvoorbeeld vroeger deed. De wand is dan ook de meest gesloten grens tussen binnen en buiten. Haar vorm, dikte, materiaal, richting en openingen dragen bij aan de ervaring in de ruimte. Een meter dikke wand geeft een gevoel van bescherming, zoals bijvoorbeeld de dikke betonnen wanden van de stal. Wanneer de openingen in de wand hoog geplaatst zijn, zoals bij de stalramen wordt het directe zicht op de omgeving ontnomen. De focus van de ruimte ligt hierdoor meer op het binnen.

189
24
24. P. Zumthor, Atmospheres, Basel, 2006, p.46

In de verschillende modellen die te zien zijn op de volgende pagina’s heb ik de wand en de opening voor het ontwerp van mijn woonerf onderzocht. Bij de studies valt op dat de zichtbaarheid van de dikte van de wand een grotere afstand tot buiten creëert. En hoe dichter de oppervlakte van de muur hoe meer de ruimte zich focust op het binnen. De studies laten verschillende manieren zien die bijdragen aan het gevoel van intimiteit in de ruimte van bijvoorbeeld het woonhuis. Wanneer de negge van de opening in een meter dikke wand bijvoorbeeld taps toeloopt wordt de muurdikte voelbaar in de ruimte wat zorgt voor een geborgen gevoel, wat goed past bij bijvoorbeeld de slaapkamer. Ook de deur in een wand zorgt voor een overgang van de ene naar de andere ruimte. Door een deur in en dikke wand te positioneren wordt er meer afstand gecreëerd tussen de ruimten onderling. De nis van de deur werkt nu als een soort drempel dat toegepast wordt bij de voordeur, terwijl een lichte nis juist meer werkt als een uitnodiging, zoals deze beter past bij de achterdeur in mijn ontwerp.

De openingen in de wand vormen de verbinding tussen het binnen en het buiten. Elke soort opening draagt op haar eigen manier bij aan het karakter van de ruimte. Zo vormt een opening van wand tot wand en van vloer tot plafond een open verbinding tussen binnen en buiten, zoals de grote deeldeur dat doet bij de stal op het boerenerf. De wand is nu niet langer een scheiding tussen binnen en buiten, maar maakt de horizon en de verte van het buiten ervaarbaar in de ruimte. Dit past goed bij het intieme en ontspannen karakter van het woonhuis, waarbij de verte en horizon de kalmte van de omgeving tonen.

190

wand

een opening volledig uitgestrekt over de wand

191
een opening in een ondiepe een opening in een diepe wand een lage opening in een vlakke

wand vlakke wand

een taps toelopende opening in een diepe wand

een hoge opening in de wand

192

een taps toelopende donkere opening tot de vloer een taps toelopende lichte opening een kozijn

de deur gecentreerd in een vlakke wand de deur op een kier in een vlakke

193
194
een taps toelopende lichte opening tot de vloer de deur als drempel geduwd in de dikke wand vlakke wand
opening tot de vloer met

overgang van het omhulsel op het boerenerf, een opening van vloer tot plafond schept een directe verbinding tussen binnen in buiten.

195

overgang van het omhulsel van het werkhuis. De opening zonder kozijn kadert het altijd veranderde, inspirerende uitgestrekte landschap en zorgt voor een directe verbinding.

196

fragmenten van de slaapkamer openingen. De tapstoelopende opening zorgt voor minder direct licht in de slaapkamer.

fragment van de entree (voordeur) De verscholen entree is niet direct zichtbaar. De nis zorgt voor een drempel en daarmee wekt het een private indruk.

197

fragment van het werkhuis: één venster zonder kozijn toont het landschap als gekaderd schilderij dat iedere dag veranderd.

detail van het venster zonder kozijn ter plaatse van het werkhuis versterkt de kracht van het kader.

198

Naast de wand en de opening dragen de overgangen van de ene naar de andere ruimte ook bij aan de ervaring in de ruimte. Wat opvalt uit de eerdere gemaakte analyses van het woonerf is dat vaak maatwerk meubilair de wanden en overgangen vormen van de ruimten vormen. Het meubel is hierbij de scheiding tussen de ruimten, de aankondiging van een nieuwe ruimte, maar ook een opzichzelfstaande ruimte die er intiem in verscholen ligt.

Naast de wand en haar openingen en het vaste meubel vormt ook de trap een krachtige overgang tussen ruimten die vaak terug te vinden is in de boerderij. Altijd een trede op of trede af naar de volgende ruimte. De trap maakt de verticale verbinding tussen meerdere ruimten. Het opent enerzijds de ruimte naar boven en in tegengestelde richting naar beneden en zet daarmee aan tot bewegen. De trap komt in de in veel verschillende uitvoeringen voor. Een trap omhoog geeft een ander gevoel dan de trap omlaag. Een open trap voelt minder stevig dan een massieve trap. Licht aan het einde van de trap doet je verlangen ernaartoe te gaan. Daarnaast maakt een trap de overgang naar een andere ruimte minder definitief. De ruimten worden min of meer niet van elkaar afgesloten en blijven met elkaar verbonden. In het ontwerp wordt de trap vaak toegepast als overgang. Zo wordt er toch afstand tussen de ruimten gecreëerd, maar blijft er een open verbinding met de aangrenzende ruimten en sta ik als bewoner meer in verbinding met mijn gezin. Tevens dient de trap nu als introductie voor de volgende ruimte zonder de volgende ruimte in zijn geheel te zien. De kracht van het impliciete zoals Leplastrier het noemt.

199

conceptschets van het woonhuis: het centrale hart, zonder deuren en muren, maar het meubel als omhulsel van de ruimte.

200

dalen

Afdwalen vanuit een lichte ruimte naar het donker, de trap die wordt toegepast naar de slaapruimtes in het ontwerp. Het zicht waar je naar toe gaat, wordt ontnomen. Ik daal aan het einde van de dag af naar het donker en in de ochtend stijgt ik naar het licht, wat uitnodigt tot beweging aan het begin van de dag.

stijgen

Een dwingende massieve steektrap, ingeklemd tussen twee wanden. Het licht aan het einde van de trap maakt nieuwsgierig en zet aan tot beweging. Deze trap wordt toegepast om de verticale verbinding tussen ruimten te maken in het ontwerp.

201

gematigd stijgen

Het dwingende karakter van de steektrap, ingeklemd tussen twee wanden is hier verdwenen. Deze trap opklimmen gaat in fases. Alleen de aanzet is zichtbaar. Wat zich daarachter bevindt, maakt men nieuwsgierig en nodigt uit tot beweging omdat de zichtlijn en de looplijn hier samen komen. De trap die wordt toegepast in het ontwerp van de silo. De bezoeker vangt een glimp op van de volgende ruimte. De volgende ruimte wordt geïntroduceerd, maar pas in zijn geheel zichtbaar als de gehele route is afgelegd.

202

Schetsen van de trappen in het woonhuis: de trap als overgang van de ruimte. Dalen naar het donker aan het einde van de dag, stijgen naar het licht aan het begin van de dag.

203

schets van de afdwaling aan het einde van de dag, naar de slaapkamer.

schets van de trap van de silo: Een lange trap met verschillende klimfases, wat zorgt voor een gematigde stijging. Waarbij telkens een glimp wordt opgevangen van de volgende ruimte. Dit zorgt voor verwachting. Het geheel wordt pas na verloop van tijd zichtbaar.

204
205

Door middel van het bovenstaand ontwerpend onderzoek wordt inzichtelijk gemaakt dat landschap, tijd, materiaal, geluid, licht en donker, en de overgangen tussen ruimten ontwerpfactoren zijn waarmee we als ontwerper kunnen ontwerpen, om de al aanwezige gelaagdheid van de plek te vergroten. Door deze laag toe te voegen in onze ontwerpen, smelten oude en nieuwe elementen samen.

In de toepassing van deze ontwerpfactoren voor mijn ontwerp zien we dat de ze niet op zichzelf staan. We zien we veel overlap tussen de factoren. De factoren reageren op elkaar, zijn afhankelijk van elkaar en staan in verbinding met elkaar. Deze onderlinge relaties van de atmosferische factoren zijn cruciaal voor het creëren van een karakter en atmosfeer in een ruimte. Zo gedraagt licht zich in elke samenstelling anders. Ze heeft bijvoorbeeld invloed op hoe materiaal wordt ervaren, maar kan ook functioneel een richting aanwijzen.Tevens is ze in staat om de tijd zichtbaar te maken en voegt ze toeval aan een ervaring in de ruimte toe. Naast licht gedraagt ook de tijd zich anders in verschillende samenstellingen. Materiaal kan tijd zichtbaar maken en structuren of ritmes kunnen het tempo in een gebouw bepalen en zorgen voor weerstand of juist vrijheid. Kortom een mengsel waarvan de mogelijkheden eindeloos zijn en waarbij de ontwerper verantwoordelijk is voor de samenstelling van het mengsel.

Het volgende hoofdstuk volgt de route door het ontwerp van mijn woonerf. De samenstelling van het mengsel wordt verteld aan de hand van zeven beelden en bijbehorende verhalen. De bezoeker van mijn ontwerp wordt meegenomen naar een dag uit mijn leven, op mijn woonerf.

206

3 DE SAMENSTELLING VAN HET MENGSEL

208
209
situatie van het erf.
210

de slaapkamer

’Ik hou van mijn bed, je slaapt toch het beste in je eigen bed. Languit op mijn bed liggend met een bedaarde blik naar het plafond. Dit zou ik het liefst de hele dag doen als mijn gedachten niet werden onderbroken door alle dingen die ik op deze dag nog moet doen. Ik hou van plafonds. In mijn slaapkamer is het plafond laag en bestaat uit houten balken die vanzelfsprekend doorlopen in de volgende ruimte. De balken zijn gebeitst waardoor de textuur van het hout voelbaar blijft en de nerven van het hout mijn gedachten moeiteloos laten afdwalen. Tegelijkertijd stuurt het mijn blik naar het kleine raam dat zich in de hoek aan mijn voeteneinde bevindt. Het raam staat open en laat een zachte frisse luchtstroom binnen, waardoor het gordijn zijn begrensde ruimte steeds vergroot en verkleind. Het licht brengt de grof gestucte muur tot leven en laat hem mee laat kleuren met alle kleuren die deze dag in petto heeft.’

212
standpunt op het erf.

de woonkamer

’De brede houten voerplanken zetten mij direct op scherp als ik uit bed stap. Die planken, die ervoor zorgen dat ik altijd voorzichtig ben als ik later thuiskom om niemand wakker te maken. Via drie treden stijg ik naar de woonkeuken. De hoge ruimte strekt zich uit over de volledige lengte van de achtergevel. De forse eikenhouten portalen delen de ruimte op en dragen de smalle houten balkenvloer van de zolder. Ik heb direct contact met boven door de sterke schaduwwerking die de balken op het keukenblad creëren, die zich geborgen onder het lagere balkjes plafond bevindt. De dikke buitenwanden dragen zichtbaar de schuine sporenkap en worden opgedeeld in vlakken, nissen en vensters. De vensters in de zijgevel worden ondersteund door een lage kastenwand die de afstand tot buiten vergroot. De luie stoel staat op mijn vertrouwde plek voor het brede lange raam, die de weerspiegeling van de avondzon in het water, tot diep in de ruimte laat binnendringen en de ruimte vult met haar warm zoete roze kleur op deze vroege lente dag. Ook een goede zitplek op de gure winter dag om de onheilspellende wind die hier op de vlakte altijd aanwezig is, wel te kunnen zien maar niet te hoeven voelen. Het vijfenhalve meter brede venster stuurt mijn blik over het weidse landschap. De enorme breedte van het venster, de meter dikke wand en de plaatselijke spiegelende vloer zorgen ervoor dat het lichteffect zich kan ontplooien. Net zoals een foto toont dit raam een gekozen ingekaderd fragment van het landschap.’

216
standpunt op het erf.

de hal

’Via drie treden verlaat ik met mijn kop koffie de woonkamer, het licht valt via een smalle strook van de achterdeur naar binnen en leidt me naar de dubbel hoge entreehal. De donkerte is in het hele woonhuis tweeledig aanwezig. Enerzijds atmosferisch, hoe meer schaduw er is, des te meer het daglicht straalt en anderzijds een soort functionele duisternis. In het donker kun je net wel zien waar het daglicht schijnt, zo wijst het je de weg naar de volgende mogelijkheid. Elke ruimte is aan elkaar verbonden met houten treden, zonder afgesloten te zijn van elkaar. Elke ruimte geeft aanleiding tot meerder routes. Je hoeft nooit terug te keren of om te draaien en niets voelt als een achterkant. Recht voor mij werpt de hoekige trap mijn blik omhoog naar een verlichte opening. Het scheerlicht van de opening boven aan de trap versterkt mijn verlangen om naar boven te klimmen. Het deelt de wand op in vlakken. Het bovenste deel van de wand wordt verlicht en het daglicht brengt de ruwe houten muur tot leven gedurende de dag. De trap zelf blijft in de donkerte.

Rechts van mij de grote achterdeur die mij elke dag begroet met zijn zwaarte en leidt mij naar het besloten binnen erf’.

220

het erf

’Een ruimte tussen omhulsels, een aaneenschakeling van massa’s en ruimten, in elkaar overlopende ruimten, binnen en buiten. Enerzijds voelt buiten als binnen, als vier gelijke wanden die openen naar de hemelkoepel. Anderzijds open als vier ongelijke wanden met veel ruimte om te bewegen, telkens een ander perspectief. Doorkijkjes verbinden en maken de aaneenschakeling overzichtelijk. Geluid dat weerkaatst tegen dichte zware wanden verraadt de aanwezigheid van de wind, het rumoer van anderen, van de natuur en van het leven. Allen in één ruimte maar toch alleen kunnen zijn. De open ruimte tussen de gebouwdelen doet me denken aan de tussenruimte tussen de oude boerenschuren. Een omsloten ruimte tussen verschillende gebouwen. Toch is er ook sprake van een eenheid door de massiviteit van de heldere volumes, het gebruik van maar twee materialen die telkens anders verwerkt zijn. De diepte en schuinte van vensters in de dikke muren. Allen even belangrijk zonder een duidelijke hiërarchie, maar toch ieder een eigen karakter. De gevel van het woonhuis is bescheiden en zegt: heus er zijn dingen binnen, maar ik laat je niet alles zien. Diepe ramen en hoge betonnen schijven zorgen voor afstand, voor distantie, voor onzichtbaarheid van wat er binnen gebeurt. De zwaarte van materialen zoals de dikke betonnen wanden zijn imposant, maar intimideren niet. Door de afwisseling van ruwe houten geveldelen die op hun beurt juist uitnodigen om plaats te nemen of de volgende ruimte binnen te gaan.’

222
standpunt op het erf.

de werkplek

’Mijn werkplek een plek voor nieuwe ideeën. Het nieuwe idee ontkiemt zich bros vanuit het zware fundament zoekend naar het licht, verwachtingsvol, voorzichtig, onzeker maar bevrijd zichzelf uit de vele lagen van zijn oorsprong. Net zoals dit gebouw. Uit vele lagen opgebouwd, naar binnen gekeerd, in een geborgen massa, specifieke kleine plekken openend uit het afwachtende duister richting het landschap naar buiten.

Één venster zonder kozijn toont de vlakte gekaderd als een schilderij dat iedere dag veranderd, als je goed kijkt. De schaduw in het raam achter mij op maaiveldhoogte van het middenerf en het knisperen van het grind verraadt de aankomst van bezoekers. Buiten zie ik spechten die kleine beestjes uit het zand tussen de lagen van het gestampte beton eten, de tijd en het leven geeft de kleur aan het werkhuis. De kleur die mee kleurt met het landschap gedurende de terugkerende seizoenen. Grindpaden meanderen tussen de dichte massa’s en leiden mij naar de imposante dertien meter hoge betonnen silo.’

226
standpunt op het erf.

de silo

’Betonwanden als losse elementen massief vanuit de grond opgetrokken. Het zware omhulsel begrenst een donkere leegte die dient als opslag voor enkele lichtstrepen die door de gepolijste vloer weerkaatst worden. Binnen de geborgen massa klim ik omhoog via de houten trap naar het licht. Krakend door het geluid van vermoeide schoenen die mij van tree tot tree omhoog hijsen. Eerst tussen beton en hout, dan tussen ruimte en ruimte. De tocht naar boven oogt lang, maar biedt een uitweg door het licht dat tussen de houten latten schijnt en de route en tijd in delen zichtbaar maakt. Wanneer ik bijna boven ben en de wanden dichter op mij afkomen neemt het lawaai van buiten langzaam af. Als ik boven kom opent de ruimte zich naar voor, naar boven en in tegengestelde richting naar beneden. Ik bevind me in de toppen van de bomen die zachtjes heen en weer wiegen op de wind. In deze kalme ruimte kan ik helder denken.’

230

het erf en de schuur

’Terug op het erf een soort centrale ruimte in het huis van gebouwen. Het heeft iets mystieks zeker als het donker wordt en ik nog even ergens naar toe moet. De koplampen van mijn auto geven diepe schaduwen op het erf en delen de ruimte op in fragmenten. De wind fluit langs de houten latten van de schuur en in de verte de kerkklok die acht keer slaat. Het is tijd om te gaan.’

232

de omgeving

’Met een traag slakkengang beweeg ik mij, na een avond terug naar huis. Over de eindeloos lange losliggende klinkerweg. Waarbij het geluid van de klinkerweg de uitgestrektheid verstevigd. De klinkerweg ligt hoger net boven al het ander. In de verte zie ik een lichtgevend uitroepteken. Opvallend en uitstekend in het landschap ontworsteld aan het tempo, de tijd en het ritme van het landschap. Imposant, gefundeerd, zichtbaar, alsof het de zon heeft gevangen onderbreekt het de gewoontes in het landschap.

Dichterbij omringt door een groepje gebouwen net zoals al de andere onderbrekingen in het landschap. Het uitroepteken nu minder opvallend, bijna donker en ingetogen niet langer in het licht, eerder onderdeel van het geheel. Ik parkeer de auto en neem opnieuw deel aan een lange aanloop van het grindpad dat vanzelfsprekend het tempo van het landschap opnieuw oppakt. De wind vergroot de afstand van de lange aanloop, maar laat het landschap bewegen, het gras, de bomen en mijn verlangen om met hem mee te gaan.

Mijn erf dat verbonden is met mijn leven, de tijd en mijn gewoontes tot zich neemt.’

234
238 4 CONCLUSIE

Het moge duidelijk zijn dat verborgen realiteit een zoektocht is geweest naar de mogelijkheden te ontwerpen vanuit een meer ontvankelijke benadering. De vraag hierbij was hoe zet ik het karakter van een plek om tot ontwerpelementen die ingezet kunnen worden voor een nieuw ontwerp, om de sluimerende al aanwezige gelaagdheid van de plek te vergroten, zodat deze een waardevolle basis vormt voor de volgende generatie. Door onze drukke en efficiënte samenleving wordt de al aanwezige gelaagdheid van de plek als vanzelfsprekend beschouwd, terwijl deze gelaagdheid de bijzonderheid en eigenheid van de plek verteld en een waardevolle basis is voor de volgende generatie die er gebruik van gaat maken. In ons vakgebied uit deze drukte en efficiëntie zich in een ontwerpmethode waarbij alles draait om zo snel en efficiënt mogelijk een gebouw op te leven, waarbij de kwaliteiten van een plek vaak onderbelicht blijven.

In het onderzoek naar de gelaagdheid van een plek is gekozen voor de plek waarmee ik het meest verbonden ben: het boerenerf van mijn grootouders. Vanuit herbelevingen van mijn herinneringen, analyses en observaties is het karakter van het boerenerf onderzocht en in woord en beeld vastgelegd. Dit onderzoek vraagt om een wezenlijke andere benadering van de plek dan nu in vele gevallen wordt gedaan. De noodzaak om bij dit onderzoek de tijd even stil te zetten zodat ik mijzelf kon verwonderen over de gewone alledaagse dingen werd snel duidelijk. Want juist op het moment dat ik de tijd nam en doelloos een de ruimte ervoer was mijn zintuiglijke waarneming op zijn best en werd de verborgen realiteit van de plek zichtbaar. Naast het nemen van de tijd is gekozen om het boerenerf voor langere tijd te betrekken, zodat

239 CONCLUSIE

er opnieuw een verinnerlijkte relatie met de plek tot stand werd gebracht. Door een plek voor langere tijd te betrekken en het tempo te vertragen kan men zich met een gevoelig oog en oor beter verhouden tot de plek. Zo werd steeds duidelijker dat de sluimerende kracht van een plek bestaat uit tastbare dingen die onze bestaande wereld vormgeven en wordt gevormd door gebeurtenissen en handelingen die plaats vinden op deze plek. In dit deel van het verslag wordt ook duidelijk dat het boerenerf fungeert als tijdmachine. Doordat ze eeuwenlang door generatie op generatie bewoond is bevat de boerderij een enorme gelaagdheid die is ontstaan door de tijd. Deze gelaagdheid wordt ervaarbaar op de plek door factoren als het landschap, tijd materiaal, licht en donker, en overgangen tussen ruimten.

Om te onderzoeken hoe deze al aanwezige gelaagdheid omgezet kan worden tot ontwerpelementen en van welke betekenis ze kunnen zijn voor een nieuw ontwerp worden in hoofdstuk twee de zes factoren landschap, tijd, materiaal, licht en donker en de overgangen tussen ruimten bestudeerd. Deze factoren maken de al aanwezige gelaagdheid tastbaar in een ontwerp en zijn factoren waarop wij als ontwerpers invloed kunnen uitoefenen. Om deze factoren te kunnen bestuderen wordt een fijngevoelige houding als ontwerper gevraagd waarbij karaktereigenschappen als bedachtzaamheid, aandachtigheid en jezelf een ander ontwerptempo gunnen, nodig zijn om dit werkzaam te maken.

In de zoektocht naar hoe deze factoren ingezet kunnen worden als ontwerpelement voor mijn eigen woonerf, zien we dat de ze niet op zichzelf

240

staan en er veel is overlap tussen de factoren. De factoren reageren op elkaar, zijn afhankelijk van elkaar en staan in verbinding met elkaar. Zo gedraagt licht zich in elke samenstelling anders. Ze is ze in staat de temperatuur van de omgeving te tonen en tijd zichtbaar te maken, maar kan ook functioneel een richting aanwijzen en voegt ze toeval aan een ervaring in de ruimte toe. Naast licht gedraagt ook de tijd zich anders in verschillende samenstellingen. Materiaal kan tijd zichtbaar maken en structuren of ritmes kunnen het tempo van het leven op de plek bepalen. Zo zorgt de factor tijd voor weerstand of juist vrijheid. Kortom een mengsel waarvan de mogelijkheden eindeloos zijn en waarbij we als ontwerpers verantwoordelijk zijn voor de samenstelling van dit mengsel. Deel drie van dit verslag is het slotstuk van het onderzoek en toont de samenstelling van het mengsel van factoren voor het ontwerp van mijn woonerf dat als waardevolle basis dient voor mijn dagelijks leven.

Het is tijd om als ontwerpers meer de tijd te nemen en opnieuw een verinnerlijkte relatie aan te gaan met de plekken die we ontwerpen. De ontwerpbenadering van verborgen realiteit draagt bij om op een andere manier met de al aanwezige gelaagdheid van een plek te leren ontwerpen en zo een laag toe te voegen waarbij oude elementen samensmelten met nieuwe.

Het biedt een directe, intieme inmenging met de levenswijze van de bewoners van de plek en zorgt ervoor dat de sluimerende kracht van een plek waarneembaar wordt. Daarmee biedt verborgen realiteit een bijdrage aan de huidige onoverkomelijke aanpassingen op het platteland, zonder dat bij het veranderen van deze plekken de al aanwezige gelaagdheid verloren gaat.

241

Ik zie mijn ontwerp dan ook als eerste stap en hoop hiermee aandacht te vragen voor een meer ontvankelijke benadering in ons vakgebied, want deze benadering zorgt ervoor dat de waardevolle al aanwezige gelaagdheid van een plek kan voortleven in nieuwe ontwerpen en zo een waardevolle basis kan vormen voor de volgende generatie.

242

NAWOORD

Dit afstudeerproject heeft mij onder andere geleerd dat een ontwerp nooit af is. Het project heeft een verlangen gecreëerd om dit onderwerp verder uit te gaan diepen. Ik realiseer mij dat dit project nog maar het begin van een ontwerpbenadering is die ik tijdens mijn loopbaan als architect kan gaan inzetten. Ik heb een fascinatie voor oude gebouwen en hun karakter ontwikkeld die een mogelijke richting kan betekenen voor de toekomst. Het boerenerf is met dit project voor mij een soort mythe geworden. Tijdens mijn project bracht ik er net als vroeger veel tijd door, zodat ik mijzelf opnieuw zou gaan vervelen. Want juist doordat ik mijzelf vroeger veel verveelde kreeg ik aandacht voor de dingen. Mijn advies aan iedere ontwerper zou dan ook zijn: neem eens deze ruimte om niets te doen, ruimte voor verveling en observatie. Plan niet alles, want als je iets specifieks zoekt zul je het namelijk niet vinden. Wees rommelig en af en toe ongeorganiseerd. Laat je juist leiden door de dingen die onverwachts je proces verstoren en zie dit als een geschenk, want het kan zomaar hetgeen zijn wat jou een andere kijk oplevert. Houdt ruimte voor gedachten en gevoelens, elke is namelijk relevant. Geef ruimte aan je voorstellingsvermogen en laat je gedachtespinsels hun gang gaan. Als je het mij vraagt is het namelijk niet altijd allen de kennis en ervaring die je bij het beste eindresultaat brengt..

243

Graag wil ik het nawoord gebruiken om alle mensen te bedanken die betrokken zijn geweest bij mijn afstudeerproject. In het bijzonder mijn mentor Ron Verduijn. Ron is een expert in het transformeren van oude gebouwen. Zijn enorme precisie en zorgvuldigheid is goed terug te lezen in zijn ontwerpen. Met Ron heb ik veel inspirerende gesprekken gevoerd en mede door zijn mooie verhalen, deskundigheid en begeleiding een diepere laag aan mijn ontwerp kunnen toevoegen. Hij liet mij volledig mijn eigen richting kiezen en stuurde bij waar het nodig was. Annemariken Hilberink, Ralph Brodurck, Wouter Hilhorst en Gerard van Heel wil ik bedanken voor de begeleidingsmomenten tijdens mijn afstudeerproces.

Veerle Elshof, juli 2023

244
245
246

LITERATUURLIJST

BOEKEN

Bachelard, G., & Danielewski, M. Z. (2014). The poetics of space. New York: Penguin Books.

Biesheuvel, J. (2020). Reis door mijn kamer. Leiden: Van Oorschot.

Brodrük, R. (201). De tegenwoordigheid van Architectuur. Eindhoven: Chari AHT, department of the Built Environment, TU/e.

Broos, B. j. (1995). Johannes Vermeer. In A. K. Wheelock, & B. Broos, Johannes Vermeer (p. 66 t/m 78). Zwolle: Uitgeverij Waanders b.v.

de Botton, A. (2015 (17e druk)). De architectuur van het geluk. Amsterdam: Olympus non-fictie.

Geelen, M., & Schrurs, A. (2018). De fundamentele architectuurervaring. Gent: Universiteit Gent. Havik, K., Zumthor, P., & Pallasmaa, J. (2013). Oase #91 Building atmosphere. In Oase #91 Building atmosphere (pp. 22-23 - 36 t/m 40 - 42 t/m 52 - 60 t/m 68 - 72 t/m 75). Rotterdam: nai010 Publishers.

Jans, E., Horst, van der, E., & Kemper Alferink, R. (2013). Boerderijen in Salland. Bathmen: Stichting Sallands Erfgoed.

Koldeweij, E. (2001). Binnen bij Boeren, wonen en werken in historische boerderijen. Zwolle: Waanders .

Laan, D. H. (2012). De Architetonische Ruimte. In D. H. Laan, vijftien lessen over de dispositie van het menselijk verblijf (pp. 1-50, 149-161). Vaals: Abdij Sint-Benedictusberg.

247

Laan, D. H. (datum onbekend) Wanneer we kijken, tellen we . Opgehaald van domhansvanerlaan.nl: https://domhansvanderlaan.nl/nl/theorie-praktijk/ filosofie/3-op-4/

Merleau-Ponty, M. (2009). Fenomenologie van de waarneming. Amsterdam: Boom.

Norberg-Schultz, C. (1982). Genius LociLandschaft, Lebensraum, Baukunst. Duitsland: Klett-Cotta.

Ogink, L., & Groot Beumer, T. (1997). Het Dorp aan de Oude Wetering. In Historisch overzicht van het dorp Lierderholthuis. Groningen: Stichtingdrukkerij C. Regenboog.

Pallasmaa, J. (2012). The eyes of the skin: architecture and the senses. . In J. Pallasmaa, The eyes of the skin: architecture and the senses. . Chichester, West Sussex, England: John Wiley & Sons.

Palladio, A. (1965). The Four Books of Architecture. In i. A. Andrea Palladio, The Four Books of Architecture. New York: (Dover Architecture).

Perec, G. (1998). Ruimten Rondom. Amsterdam: Uitgeverij De Arbeidespers.

Ponge, F. (2018). Namens de Dingen. In P. v. Meeuse. Bleiswijk: Uitgeverij Vleugels.

Renner, R. G., Noppers, R., & Kappert, I. (2001). Hopper. In Edward Hopper 1882-1967 Transformaties van het werkelijke. Taschen.

248

Rijneveld, M. L. (2020). De avond is ongemak. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Atlas contact .

Sturkenboom, F. (1991). In Oase #31 - Scarpa en het maniërisme, Over de tektoniek van de opstand & Aldo Rossi’s plan voor het Bonnefantenmuseum. Nederland: Sun Publishers.

Tellenbach, H. (1968). Geschmack und Atmosphare. In uit: Atmospheres: aeshetics of emotional spaces, England. Tonino: Muller.

van der Woud, A. (2004 (5e druk)). Het lege land. Amsterdam: Olympus.

Verstegen, T. (2009). Gebaren. Arnhem: ArtEZ & d’jonge Hond.

Zumthor, P. (1998). Thinking Architecture. Baden: Muller.

Zumthor, P. (2006/2020). Atmospheres, Architectural Environments - Surrounding Objects. In P. Zumthor, Atmospheres (p. 12 t/m 73). Basel: Birkhäuser.

249

WEBSITES

De nieuwe Utrechtse krant, r. (2019, mei 15). Een huis voor de geest: tentoonstelling over bijzondere architectuur op Buitenplaats

Doornburgh. Opgehaald van denuk: https:// denuk.nl/een-huis-voor-de-geest-tentoonstellingbijzondere-architectuur-op-buitenplaatsdoornburgh/

Frearson, A. (2018, Oktober 29). Peter Zumthor completes Devon countryside villa ”in the tradition of Andrea Palladio” . Opgehaald van Dezeen: https://www.dezeen.com/2018/10/29/ peter-zumthor-secular-retreat-living-architecturevilla-devon/

Preeti. (2018, Augustus 21). Book review: Atmospheres-Peter Zumthor. Opgehaald van Medium : https://preek.medium.com/bookreview-atmospheres-peter-zumthor-fc6aa91f980a

Robathan, M. (2017). GLAD MAG. Opgehaald van

https://www.cladglobal.com/architecture-designfeatures?codeid=31591&ref=n

Starink, P (2019). architectuur. Opgehaald van

https://www.architectuur.nl/nieuws/exposities/ een-huis-voor-de-geest-architectuur-van-domhans-van-der-laan-en-jan-de-jong/

FILMS

Schaub, C. (Regisseur). (2018). Peter Zumthor Talks about His Work: a Biographical Collage [Film].

Cater, A. (Regisseur). (2020). Ricard Leplastrier: Framing the View [Film].

250

pagina: 138, Broos, B. j. (1995). Johannes Vermeer. In A. K. Wheelock, & B. Broos, Johannes Vermeer. Zwolle: Uitgeverij Waanders b.v.

pagina: 103 , De nieuwe Utrechtse krant, r. (2019, mei 15). Een huis voor de geest: tentoonstelling over bijzondere architectuur op Buitenplaats

Doornburgh. Opgehaald van denuk: https:// denuk.nl/een-huis-voor-de-geest-tentoonstellingbijzondere-architectuur-op-buitenplaatsdoornburgh/

pagina: 100/101 , Frearson, A. (2018, Oktober 29). Peter Zumthor completes Devon countryside villa ”in the tradition of Andrea Palladio” . Opgehaald van Dezeen: https://www.dezeen. com/2018/10/29/peter-zumthor-secular-retreatliving-architecture-villa-devon/

Pagina: 120, Onbekend. (2022, juli) Secular retrat, Devon, UK. opgehaald van Thezeptwins: https:// www.thezeptwins.com/2022/07/09/secular-retreat/

pagina: 139, Renner, R. G., Noppers, R., & Kappert, I. (2001). Hopper. In Edward Hopper 1882-1967 Transformaties van het werkelijke. Taschen.

pagina: 137, Janson, J. (2001-2022). Dutch Painting. Opgehaald van essentialvermeer.com: http://www.essentialvermeer.com/dutch-painters/ vrel_b.html

pagina: 103, Laan, D. H. (onbekend). Wanneer we kijken, tellen we . Opgehaald van domhansvanerlaan.nl: https:// domhansvanderlaan.nl/nl/theorie-praktijk/ filosofie/3-op-4/

251
AFBEELDINGEN

pagina: 136, Rijksmuseum. (onbekend). Een moeder die het haar van haar kind reinigt, bekend als ‘Moedertaak’, Pieter de Hooch, ca. 1660 - ca. 1661. Opgehaald van Rijksmuseum, collectie: https://www.rijksmuseum.nl/nl/collectie/SK-C-149

252

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.